Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ergin over het verbod op gebedsrituelen op het Cobbenhagenlyceum
Vragen van het lid Ergin (DENK) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het verbod op gebedsrituelen op het Cobbenhagenlyceum (ingezonden 3 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 21 maart
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1349.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Tilburgse middelbare school staat gebedsrituelen niet
toe: «Wij zijn een school en daar wordt geleerd»»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het beleid van het Cobbenhagenlyceum om leerlingen niet toe te staan
om te bidden, zelfs niet in de pauze of op een rustig plekje buiten de leslokalen?
Antwoord 2
Naar aanleiding van het bericht in het AD heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna:
inspectie) contact opgenomen met het Cobbenhagenlyceum. Het Cobbenhagenlyceum geeft
aan dat er van een verbod op bidden geen sprake is.
Het is aan de het Cobbenhagenlyceum zelf of de school het bidden ook wil faciliteren.
In 2000 heeft de toenmalige Commissie gelijke behandeling (nu: College voor de Rechten
van de Mens) geoordeeld dat openbare scholen hiertoe niet verplicht zijn.2 Hetzelfde geldt voor bijzondere scholen zoals het Cobbenhagenlyceum. Als het Cobbenhagenlyceum
het bidden niet wil faciliteren, is dat dus zijn goed recht. Ik steun de school hierin
volledig.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat het verbieden van gebedsrituelen tijdens pauzes in strijd
is met de vrijheid van godsdienst, zoals vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Laat ik allereerst nog eens herhalen: het Cobbenhagenlyceum geeft aan dat van een
gebedsverbod bij hen geen sprake is.
Voor wat betreft het wettelijk kader: het Cobbenhagenlyceum is een bijzondere school.
Bijzondere scholen mogen op grond van artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet gelijke
behandeling (hierna: Awgb) van leerlingen vragen dat zij de geloofsovertuigingen van
hun school onderschrijven en dat zij zich daarnaar gedragen. Als het gebed belijden
van een andere geloofsovertuiging hier niet bij past, mogen zij dit verbieden. Zulke
voorschriften moeten wel onderdeel uitmaken van consistent en consequent gevoerd beleid
dat, vanwege de aard van het onderwijs, wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd is
gegeven de grondslag van de school. Zulke voorschriften mogen dus niet verder gaan
dan nodig.
De inspectie ziet erop toe dat de cultuur op een school in lijn is met de basiswaarden
van de democratische rechtsstaat. Dat houdt ook in dat alle leerlingen zich veilig
en geaccepteerd weten, ongeacht verschillen in bijvoorbeeld godsdienst. De inspectie
houdt geen toezicht op de naleving van de Awgb. Of de Awgb wordt nageleefd, kan slechts
(niet bindend) worden beoordeeld door het College voor de Rechten van de Mens en (bindend)
door de civiele rechter. Deze instanties zullen van geval tot geval beoordelen of
het beleid van de school inderdaad in overeenstemming is met de wet. Die weging kunnen
alleen zij maken.
Vraag 4
Hoe verhoudt het beleid van het Cobbenhagenlyceum zich tot de Algemene wet gelijke
behandeling op grond van godsdienst of levensovertuiging, waarin discriminatie op
basis van religie expliciet verboden is?
Antwoord 4
Voor het openbaar onderwijs verbiedt de Awgb onderscheid op grond van godsdienstige
uitingen, zoals bidden. In dat kader mogen openbare scholen het bidden niet verbieden.
Bijzondere scholen mogen het bidden soms wel verbieden, dat bepaalt artikel 7, tweede
lid, van de Awgb.
Het Cobbenhagenlyceum is een bijzondere school, maar geeft aan dat er van een gebedsverbod
geen sprake is. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Als het Cobbenhagenlyceum
het bidden niet wil faciliteren, is dat zijn goed recht. Ik steun de school hierin
volledig.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Muslim Rights Watch dat dit beleid in de praktijk
vooral moslimleerlingen raakt, aangezien andere religieuze uitingen zoals een kerstviering
en een iftar wél worden gefaciliteerd? Vindt u dit consistent en rechtvaardig beleid?
Antwoord 5
Bijzondere scholen zoals het Cobbenhagenlyceum hebben de ruimte om in hun beleid onderscheid
te maken op grond van godsdienstige overtuigingen. Op basis van de toelichting die
de school tot op heden heeft gegeven, lijkt van een dergelijk onderscheid overigens
geen sprake.
Verder is het aan scholen zelf om uit te werken hoe zij omgaan met godsdienstige uitingen.
Dat het Cobbenhagenlyceum ervoor kiest om een diversiteit aan religieuze feestdagen
te vieren, betekent niet dat zij ook verplicht is om andere uitingen, zoals bidden,
te faciliteren.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat scholen, zeker wanneer zij bekostigd worden met publieke
middelen, een inclusieve leeromgeving moeten waarborgen waarin ruimte is voor religieuze
diversiteit?
Antwoord 6
Op school moeten alle leerlingen zich vrij en veilig kunnen voelen en zichzelf kunnen
zijn. Mede in dat kader hebben scholen vanuit de wettelijke burgerschapsopdracht de
plicht om zorg te dragen voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig
en geaccepteerd weten, ongeacht verschillen in bijvoorbeeld godsdienst. Tegelijkertijd
behouden bijzondere scholen de vrijheid om bijvoorbeeld denominatief selectiebeleid
te voeren, mits is voldaan aan de voorwaarden uit de Awgb.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de schooldirecteur dat «bidden thuis moet gebeuren»
en dat de school niet de opdracht heeft om hierin te faciliteren? Vindt u dat een
school het recht heeft om religieuze uitingen die geen overlast veroorzaken volledig
uit het schoolleven te weren?
Antwoord 7
In Nederland kan je als ouder en leerling de school kiezen die het beste bij jou past
en bieden we via artikel 23 van de Grondwet alle ruimte aan bijzondere scholen. Veel
leerlingen en ouders maken binnen die keuzevrijheid bewust de keuze voor onderwijs
dat uitgaat van een specifieke godsdienst of geloofsovertuiging of juist voor openbaar
onderwijs. Het staat leerlingen en ouders vrij om ook de mate waarin een school het
belijden van religie faciliteert mee te wegen in hun keuze. Scholen hebben geen verplichting
om het belijden van religie te faciliteren.
Vraag 8
Bent u bereid om met het Cobbenhagenlyceum en andere onderwijsinstellingen in gesprek
te gaan om te waarborgen dat religieuze rechten van leerlingen worden gerespecteerd,
binnen de kaders van de wet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat de religieuze rechten van leerlingen
op het Cobbenhagenlyceum niet worden gerespecteerd en zie geen aanleiding om hierover
met deze school in gesprek te gaan.
Vraag 9
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen geen
beleid voeren dat mogelijk in strijd is met de vrijheid van godsdienst en de wetgeving
omtrent gelijke behandeling?
Antwoord 9
De inspectie ziet erop toe dat de cultuur op een school in lijn is met de basiswaarden
van de democratische rechtsstaat. Dat houdt ook in dat alle leerlingen zich veilig
en geaccepteerd weten, ongeacht verschillen in bijvoorbeeld godsdienst. Ik zie op
dit moment geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.