Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bamenga en Podt over de Kaderrichtlijn Water (KRW)
Vragen van de leden Bamenga en Podt (beiden D66) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de Kaderrichtlijn Water (ingezonden 17 februari 2025).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20 maart
2025).
Vraag 1 en 2
Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Europese Commissie over de uitvoering
van de Kaderrichtlijn Water van 4 februari 2025 waarin wordt gesteld dat Nederland
met het huidige beleid de doelen zoals vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water
(KRW) niet zal halen in 20271? Wat is hierop uw reactie?
Bent u bekend met het bijbehorende werkdocument «Third River Basin Management Plans
Second Flood Hazard and Risk Maps and Second Flood Risk Management Plans Member State:
Netherlands»2? Deelt u de constatering dat het afschaffen van de gebiedsplannen door het huidige
kabinet en het voornemen om Natura2000-gebieden te beperken negatieve gevolgen kan
hebben voor de waterkwaliteit in Nederland?
Antwoord 1 en 2
Vanuit de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat was op 7 februari jl.
ook een verzoek gekomen3 om een reactie van het kabinet over het rapport van de Europese Commissie. De Kamer
ontvangt nog voor het aankomende Commissiedebat Water een brief waarin ingegaan wordt
op de evaluatie van de Europese Commissie van de stroomgebiedbeheerplannen en de overstromingsrisicobeheerplannen.
Over de gevolgen van het stoppen met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)
voor de waterkwaliteit zijn eerder Kamervragen gesteld door de leden Rooderkerk, Podt
en Bamenga. Verwezen wordt naar de antwoorden hierop, die de Kamer op 15 oktober 2024
ontvangen heeft van de Minister van LVVN.4
Met betrekking tot het deel van de vraag dat ziet op de voornemens voor Natura 2000-gebieden
kan gemeld worden dat hier nog geen nader inzicht in is. In de Kamerbrief over de
aanpak van de problematiek rondom stikstof en PAS van 14 februari 2025 staat daarom
aangegeven dat bij de uitwerking van de diverse sporen aandacht zal zijn voor de wisselwerking
met de opgaven voor klimaat, water (KRW) en luchtkwaliteit, ook om afwenteling te
voorkomen.5
Vraag 3
Staat u nog steeds achter uw eerdere uitspraak: «De (inter)nationale doelen voor het
herstellen van de natuur, het verbeteren van de biodiversiteit, het verbeteren van
de waterkwaliteit en beschikbaarheid, en het mitigeren van broeikasgassen en anticiperen
op verdere klimaatverandering staan.»6?
Antwoord 3
Ja, deze doelen zijn opgenomen in het regeerprogramma en zijn daarmee kabinetsbeleid.
Vanuit meerdere departementen wordt op dit moment gewerkt aan de invulling van deze
verplichtingen.
Vraag 4
Klopt het dat de KRW uitgelegd moet worden als een resultaatsverplichting, waarbij
op 22 december 2027 het Nederlandse water aan de doelen moet voldoen?
Antwoord 4
Ja, dat klopt, met dien verstande dat er in bepaalde gevallen een geldig beroep gedaan
kan worden op uitzonderingsmogelijkheden die de KRW biedt, indien doelen in 2027 niet
zijn bereikt. Zie voor nadere toelichting de Kamerbrieven van 27 juni en 20 december
2024.7,
8
Vraag 5
Bent u bekend met het Koepelrapport Tussenevaluatie KRW9, waaruit blijkt dat het Impulsprogramma KRW tot zover niet toereikend is gebleken?
Antwoord 5
Ja, dit rapport is op 20 december jl. met een begeleidende Kamerbrief door het kabinet
aan de Kamer gestuurd.
Vraag 6
Hoe kijkt u naar het besluit om de bufferstroken rond Natura2000-gebieden waar mest
op mag worden uitgereden te verkleinen van 250 naar 100 meter? Wat doet dat besluit
met het doelbereik voor de KRW?
Antwoord 6
Door het lid Bamenga zijn hierover ook vragen gesteld in het commissiedebat Water
van 24 september 2024. Die vragen zijn schriftelijk beantwoord in de Kamerbrief van
10 oktober 2024. Daarin is aangegeven dat de instelling van de zones niet als had
doel om de waterkwaliteit te verbeteren. In de onderbouwing van de breedte van de
zone was daarom destijds niet specifiek gekeken naar het effect op de waterkwaliteit.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de op 10 oktober verzonden Kamerbrief10.
Vraag 7
Onderschrijft u dat onder andere het toepassen van minder mest «door aanpassing van
de stikstofgebruiksnormen» onvermijdelijk is om aan de doelen te kunnen voldoen, zoals
gesteld in het Koepelrapport Tussenevaluatie KRW? Zo ja, wanneer zal u concrete stappen
nemen hiertoe? Zo nee, welke zwaarwegende belangen hebt u om dat niet te doen?
Antwoord 7
Uit de studie van de WUR (bijlage bij de brief over de evaluatie van de Meststoffenwet11) blijkt dat de – op grond van de derogatiebeschikking gedwongen – 20% korting op
de stikstofgebruiksnorm in nutriënt-verontreinigde gebieden een belangrijke bijdrage
levert aan de voorspelde verbetering van de waterkwaliteit. Het vaststellen van gebruiksnormen
is niet aan de Minister van IenW, maar aan de Minister van LVVN.
Vraag 8
Bent u bekend met het rapport «Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand
(2020–2023) en trend (1992–2023) Resultaten van de monitoring van de effecten van
de EU Nitraatrichtlijn actieprogramma’s» van het RIVM12, waarin wordt gesteld dat droge periodes, die vaker zullen voorkomen door klimaatverandering,
leiden tot verhoogde nitraatconcentraties?
Antwoord 8
Ja, dat rapport is op 28 november jl. door het kabinet aan de Kamer gestuurd.13
Vraag 9
Erkent u de volgende constatering uit het Koepelrapport Tussenevaluatie KRW: «sluiten
normeringen en toelating van stoffen niet aan op de KRW-normering, zijn vergunningen
verouderd, incompleet of ontbrekend en is er onvoldoende capaciteit en kennis voor
adequate toezicht en handhaving van de regelgeving.»? Kunt u toelichten waarom dit
het geval is en welke belangen daarbij prevaleren?
Antwoord 9
Het klopt dat de toelating van stoffen tot de markt niet altijd aansluit op de KRW-normering.
Een oorzaak hiervan is dat die toelating vanuit een ander, al dan niet Europees geharmoniseerd
beleidskader of wetgeving plaatsvindt en met soms andere beschermdoelen en bijbehorende
normen. Een voorbeeld hiervan, dat ook in het koepelrapport wordt benoemd, is de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen.
Met betrekking tot verouderde vergunningen is aan de Kamer in september 2024 gemeld
dat het kabinet bekijkt hoe voldaan kan worden aan de wens van de Europese Commissie
om het periodiek actualiseren van beheersmaatregelen voor lozings- en onttrekkingsactiviteiten
beter te regelen in de Nederlandse wetgeving14. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Wat betreft vergunningverlening, toezicht en handhaving kampen de verschillende bevoegde
gezagen met tekorten in personele capaciteit en expertise. Mede hierdoor zijn er achterstanden
ontstaan bij het actueel houden van vergunningen. Dit speelt overigens niet alleen
op het gebied van waterkwaliteit, maar breder in het milieudomein. Voor een nadere
toelichting wordt verwezen naar de Kamerbrief over de versterking van het VTH-stelsel,
die door de Staatssecretaris van IenW op 5 november jl. aan de Kamer is verzonden.15
Vraag 10
Gaat u alle bovengenoemde tekortkomingen in de normeringen en naleving verhelpen?
Zo nee, kunt u aangeven welke normeringen, vergunningen en handhaving u ongewijzigd
laat en waarom?
Antwoord 10
Voor wat betreft de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verwezen
naar de Kamerbrief hierover, die verstuurd is mede naar aanleiding van de motie van
het lid Grinwis.16
Voor wat betreft het actualiseren van vergunningen zijn voor de KRW met name de vergunningen
voor lozingen (directe en indirecte) en onttrekkingen van belang. Voor de lozingsvergunningen
die onder de directe verantwoordelijkheid van de Minister van IenW vallen is Rijkswaterstaat
bezig met deze te bezien en waar nodig herzien, waarbij prioriteit wordt gegeven aan
de lozingsvergunningen die van belang zijn voor de KRW. Ook de andere bevoegde gezagen
werken aan het actualiseren van vergunningen. In de Kamerbrief van 12 november 2024
is de Kamer geïnformeerd over de aanpak om het VTH-stelsel voor de afvalwaterketen
te versterken, waarbij zowel naar directe als indirecte lozingen wordt gekeken.17
Vraag 11
Kunt u een overzicht delen van spijtvrije maatregelen om de doelen van de KRW dichterbij
te brengen? Zo nee, kunt u toezeggen om een dergelijk overzicht op te stellen, waarbij
te denken valt aan bijvoorbeeld het uitsluiten van het gebruik van zink in woningbouw?
Antwoord 11
Voor de beantwoording van deze vraag wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds alle
reeds afgesproken maatregelen voor de KRW en anderzijds de mogelijke nieuwe maatregelen
naar aanleiding van de Tussenevaluatie KRW.
Een overzicht van alle reeds afgesproken maatregelen is opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen
2022–2027, die op 18 maart 2022 met de Kamer zijn gedeeld18. Met de eerdergenoemde Tussenevaluatie is in beeld gebracht tot welk KRW-doelbereik
deze maatregelen naar verwachting zullen leiden, en is ingegaan op mogelijke acties
en maatregelen om de waterkwaliteit verder te verbeteren. In navolging daarvan wordt
binnen het kabinet en met de medeoverheden toegewerkt naar besluitvorming hierover,
onder meer via het Bestuurlijk Overleg KRW. In de Kamerbrief van 20 december 2024
is toegezegd de Kamer vóór de zomer 2025 te informeren over de aanvullende maatregelen
en vervolgstappen die genomen zullen worden naar aanleiding van de Tussenevaluatie19. Onderdeel hiervan is de ketenaanpak voor 42 KRW-probleemstoffen vanuit het impulsprogramma,
waar zink ook onderdeel vanuit maakt.
Vraag 12
Heeft u in kaart wat de juridische risico's zijn wanneer Nederland de bindende afspraken
van de KRW niet zal halen?
Antwoord 12
Ja, in het algemeen zijn die risico’s bekend. De Kamer is al meermaals geïnformeerd
over deze risico’s, die in algemene zin bestaan uit inbreukprocedures door de Europese
Commissie en nationale rechtszaken.20,
21
Vraag 13
Heeft u in kaart in hoeverre de toenemende vervuiling van grondwater, in combinatie
met (en versterkt door) de effecten van klimaatverandering, nieuwe drinkwateraansluitingen
en het verstrekken van vergunningen voor bedrijven, nieuwbouwwoningen, en boeren in
gevaar zal brengen?
Antwoord 13
Dit is moeilijk te voorspellen, gezien het grote aantal en de diversiteit aan milieudoelen,
de verschillen in doelbereik per locatie en het feit dat niet elke activiteit invloed
heeft op elk milieudoel en de onzekerheid rond de impact van klimaatverandering op
het geheel. Zie ook de verwijzingen in het antwoord op de vorige vraag. Wel is duidelijk
dat het grondwatersysteem onder druk staat. In het algemeen geldt dat het risico op
het niet meer kunnen verstrekken van de vergunningen eerder optreedt in gebieden waar
de afstand tot het doel nog groot is.
Vraag 14
Bent u zich ervan bewust dat de mogelijkheden tot uitzondering van de regels door
de EU zeer beperkt zijn, en dat wanneer de doelen niet gehaald zullen worden in 2027
dit zal leiden tot problemen met de verstrekking van vergunningen?
Antwoord 14
Hoewel de ruimte voor legitieme uitzonderingsmogelijkheden die de KRW biedt beperkter
wordt, bestaat in 2027 nog steeds de mogelijkheid om gebruik te maken van uitzonderingsmogelijkheden,
onder strikte randvoorwaarden. Binnen het KRW-impulsprogramma worden diverse handreikingen
opgesteld om de waterbeheerders te helpen bij een correct gebruik van deze uitzonderingsmogelijkheden.
Activiteiten mogen niet in strijd komen met de doelstellingen van de KRW. Dat geldt
niet pas in 2027, maar nu al. De gevolgen hiervan voor individuele activiteiten kunnen
inderdaad groot zijn. Zie verder het antwoord op vraag 12 en 15.
Vraag 15
Bent u voorbereid op het scenario waarbij woningbouw, infrastructuurprojecten, landbouw,
de ontwikkeling van onze defensiecapaciteit en bedrijfsactiviteiten in bepaalde gebieden
tot stilstand zullen komen doordat vergunningen niet kunnen worden verleend?
Antwoord 15
Er wordt niet verwacht dat activiteiten op grote schaal tot stilstand zullen komen.
Tegelijk kunnen de gevolgen voor individuele activiteiten wel groot zijn. Zie ook
het antwoord op vraag 12.
Om een dergelijk scenario zoveel mogelijk te voorkomen, wordt met het KRW-impulsprogramma
gewerkt aan verbetering van de waterkwaliteit, en worden bevoegde gezagen en ook bedrijven
geholpen om zo goed mogelijk om te gaan met de vergunningverlening. Zo wordt gewerkt
aan heldere en toepasbare toetsingskaders, self-assessments voor bedrijven, kennisdeling
en capaciteitsuitbreiding. Hiermee komen concrete risico’s zo vroeg mogelijk in beeld,
zodat naar oplossingen gezocht kan worden per activiteit. Daarnaast wordt in het Europese
circuit ingezet op enkele aanvullende uitzonderingsmogelijkheden in gevallen waarin
de toestemmingverlening in het gedrang komt. Dit speelt met name voor activiteiten
die slechts tijdelijk tot verslechtering leiden, en bij activiteiten die enkel bestaande
verontreiniging verplaatsen. Hierover is tussen de lidstaten overeenstemming bereikt
en momenteel vinden de onderhandelingen plaats met het Europees Parlement en de Europese
Commissie.
Vraag 16
Welke zwaarwegende belangen gelden er volgens u die extra actie om de KRW-doelen te
halen uit te stellen en die een dergelijk scenario rechtvaardigen, gezien het feit
dat een dergelijk scenario kan voorkomen worden door nu alle nodige maatregelen te
nemen om de KRW-doelen wel te halen, waaronder de maatregelen uit het rapport van
de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) van mei 202322?
Antwoord 16
De aanbevelingen uit het genoemde rapport van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur
worden opgepakt. Met het KRW-impulsprogramma wordt een grote inspanning geleverd om
in 2027 zoveel mogelijk aan de KRW te kunnen voldoen. Daarbij spelen uiteraard op
alle overheidsniveaus politiek-bestuurlijke afwegingen met alle andere ruimtelijke,
economische en milieubelangen, en keuzes over de inzet van schaarse capaciteit en
financiële middelen.
Vraag 17
Erkent u dat Nederland mede door «te optimistische inschatting van de effectiviteit
van maatregelen» de bindende afspraken met betrekking tot goede ecologische toestand
niet zal halen en dat «De huidige situatie vraagt om een «alles op alles» inspanning»?
Antwoord 17
De Tussenevaluatie KRW laat inderdaad zien dat de huidige maatregelen nog niet voldoende
zijn om overal de goede ecologische toestand te realiseren. Dit heeft meerdere oorzaken,
waaronder een teveel aan nutriënten en chemische stoffen in ons water, resterende
knelpunten op het gebied van inrichting en beheer, effecten van klimaatverandering
en de opkomst van invasieve soorten. Een deel van de extra maatregelen is voorzien
in de huidige stroomgebiedbeheerplannen of is onderdeel van lopende trajecten, zoals
de voorbereiding op het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Daarnaast is er inzet nodig op diverse fronten,
zoals toegelicht in de Kamerbrief van 20 december en het onderliggende koepelrapport.
Zie ook het antwoord op vraag 16 en 18.
Voor wat betreft de specifieke vraag of dit mede komt door een «te optimistische inschatting
van de effectiviteit van maatregelen», is het goed om te verhelderen dat dit «specifiek»
betrekking heeft op hoe de ecologische doelen in samenhang met de inrichtingsmaatregelen
bepaald zijn: bij het bepalen van de ecologische doelen voor onze veelal sterk veranderde
en kunstmatige wateren wordt namelijk uitgegaan van het verwachte effect van de te
nemen maatregelen om het systeem natuurlijker in te richten (zoals aanleg van natuurvriendelijke
oevers, nevengeulen, hermeandering van beken en vispassages).
Bekend is dat het enige tijd kan duren voordat het effect van deze maatregelen in
de metingen zichtbaar wordt. Echter, het gaat hierbij om een inschatting vooraf en
de daadwerkelijke effecten op de ecologie kunnen na realisatie anders uitvallen. Dit
kan reden zijn om doelen hierop bij te stellen (via zogeheten «technische doelaanpassing»).
Zie voor nadere toelichting de Kamerbrief die in het antwoord op vraag 5 is aangehaald.
Vraag 18
Vindt u dat het kabinet alles op alles zet om de doelen van de KRW te halen? Zo ja,
betekent dit dat u geen extra maatregelen gaat nemen? Zo nee, welke extra maatregelen
gaat u nemen?
Antwoord 18
Het in 2023 gestarte impulsprogramma is erop gericht om zoveel mogelijk aan de KRW
te kunnen voldoen in 2027. Hiervoor is in de eerste plaats nodig dat de verschillende
overheden de eerder afgesproken KRW-maatregelen23 uitvoeren. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zetten zich daar stevig voor
in. Tegelijkertijd zijn er nog uitdagingen om alle maatregelen tijdig te realiseren.
In vervolg op de Tussenevaluatie KRW wordt bezien welke aanvullende maatregelen daar
nog bovenop genomen kunnen worden, rekening houdend met de politiek-bestuurlijke afwegingen
die bij vraag 16 genoemd zijn. Vóór de zomer van 2025 wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Vraag 19
Gezien het feit dat dergelijke inspanning tot zover is uitgebleven, waarmee u het
eerder genoemde scenario dichterbij brengt: kunt u toelichten welke zwaarwegende belangen
rechtvaardigen dat eerder genoemde risico's worden genomen?
Antwoord 19
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 20
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Water op 26 maart aanstaande?
Antwoord 20
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.