Schriftelijke vragen : Het binnendringen van stallen
Vragen van de leden Van Campen (VVD) en Van der Plas (BBB) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het binnendringen van stallen (ingezonden 20 maart 2025).
Vraag 1
Aangezien het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de uitspraak van 16 december 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:4005)
erop wijst dat «van wederrechtelijk binnendringen als bedoeld in art. 138 Sr volgens
de Hoge Raad evenwel geen sprake [is] indien buiten twijfel is gesteld dat «dit uit
anderen hoofde gerechtvaardigd is», waarbij onder andere kan worden gedacht aan het
binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit uitoefenen van het demonstratierecht»;
hoe interpreteert u dat er volgens de Hoge Raad geen sprake is van «wederrechtelijk»
binnendringen in de zin van artikel 138 als «dit uit anderen hoofde gerechtvaardigd
is», onder andere bij het uitoefenen van het demonstratierecht?
Vraag 2
Meent u dat de uitzondering die de Hoge Raad toelaat ook op private verhoudingen mag
worden toegepast of enkel tussen overheid en burger?
Vraag 3
Deelt u de analyse dat de rechtbank blijkbaar het demonstratierecht laat prevaleren
boven het eigendomsrecht? En zo ja, acht u het aanvaardbaar dat daarmee een demonstratie
wordt uitgezonderd van een strafrechtelijke bepaling die bedoeld is gebruikers van
onroerend goed te beschermen tegen binnendringers, zolang een rechter bepaalt dat
een wederrechtelijke demonstratie gerechtvaardigd is doordat deze «binnen de grenzen
van proportionaliteit en subsidiariteit» blijft? Zo nee waarom niet en kunt u dit
dan duiden?
Vraag 4
In antwoord op eerdere Kamervragen heeft u gesteld dat «de huidige wetgeving voldoende
handvatten [biedt] om op te treden bij een illegale stalbezetting,» i.e. vervolging
voor huisvredebreuk (artikel 138 Sr) en verboden toegang (artikel 461 Sr), maar klopt
het dat u op basis van de voorliggende uitspraak onze conclusie beaamt dat er blijkbaar
sprake moet zijn van het bewezen forceren van deuren voordat de rechter uitgaat van
braak en daarmee van het wederrechtelijk binnendringen? Zo nee, waarom niet en kunt
u dit dan duiden?
Vraag 5
Zo ja, zou dat dus betekenen dat iedereen zijn of haar stal met stevige sloten moet
vergrendelen, bij voorkeur inclusief camerabewaking, om te kunnen bewijzen dat er
sprake is van braak en om te voorkomen dat activisten ongewenst binnentreden? Vindt
u dit proportioneel en zou dit dan ook moeten gelden voor andere mensen en bedrijven
in Nederland?
Vraag 6
Heeft de aanscherping van het interne politie «Handelingskader en de tolerantiegrenzen
dierenrechtactivisme/-extremisme» naar aanleiding van de motie-Van Campen/Michon-Derkzen
(Kamerstuk 28 286, nr. 1312) enig praktisch effect, zolang er geen sprake is van wederrechtelijk binnendringen
omdat niet bewezen kan worden dat deuren zijn geforceerd of omdat er geen sloten op
de deur zaten en waardoor activisten zich kennelijk succesvol kunnen beroepen op het
demonstratierecht?
Vraag 7
Bij hoeveel ordeverstorende acties waarop geen enkele strafrechtelijke sanctie volgt,
bent u bereid uw standpunt te overwegen dat wetswijziging niet noodzakelijk is om
het recht op eigendom te eerbiedigen en te voorkomen dat het begrip «wederrechtelijk
binnendringen» verder wordt beperkt, aangezien u in de bovengenoemde beantwoording
schrijft dat de huidige wetgeving voldoende handvatten heeft om op te treden bij een
illegale stalbezetting?
Vraag 8
Is de aanname correct dat de wet aangepast dient te worden om vast te leggen dat ook
zonder het forceren van deuren sprake kan zijn van braak en daarmee het wederrechtelijk
binnendringen van stallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u technisch uitleggen
hoe artikel 138 Sr of een ander wetsartikel aangepast zou moeten worden om te bewerkstelligen
dat rechters in de toekomst het wederrechtelijk binnendringen van huizen, erven en
stallen ook bewezen kunnen verklaren zonder dat er sprake is van braak? Bent u bereid
om na te gaan bij het Openbaar Ministerie waarom zij ervoor hebben gekozen om niet
in cassatie te gaan tegen deze uitspraak?
Indieners
-
Gericht aan
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Gericht aan
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Indiener
Thom van Campen, Kamerlid -
Medeindiener
Caroline van der Plas, Kamerlid