Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over hulp na seksueel misbruik
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over hulp na seksueel misbruik (ingezonden 14 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ontvangen 10 maart
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1208.
Vraag 1
Kunt u uiteenzetten wat er sinds eerder gestelde Kamervragen in 2020 is gebeurd om
seksueel misbruik bij kinderen en jongeren eerder te herkennen en te behandelen?1 Wat is er bijvoorbeeld nu concreet verbeterd met de programma’s over traumascreening
en de pilots waar naar wordt verwezen in de antwoorden op deze Kamervragen?
Antwoord 1
Binnen het programma Geweld hoort nergens thuis (2018–2021) zijn instrumenten ontwikkeld
voor de verschillende groepen beroepsprofessionals. Zo zijn praktische hulpmiddelen
ontwikkeld voor het screenen van ingrijpende ervaringen en het herkennen van trauma
en handelen ten behoeve van traumasensitiviteit.
Met ondersteuning van gemeenten en het Ministerie van VWS wordt expertiseplatform
trauma en gehechtheid na huiselijk geweld «de Drakentemmers» ondersteund. Dit platform
heeft als doel de deskundigheid van behandelaren en professionals over trauma, onder
andere na seksueel geweld, te bevorderen. Inmiddels zijn 250 behandelaren en 1.100
andere professionals uit 265 organisaties aangesloten. Trauma behandelaren en professionals
in het sociaal en veiligheidsdomein kunnen zich verder professionaliseren via leerlijnen
en zij kunnen op het platform hun kennis en vaardigheden uitbreiden door onlinetrainingen
en begeleide intervisie.
Daarnaast wordt binnen het traject «Goed georganiseerd landschap van hulp-, meld-
en steunpunten», stapsgewijs gewerkt aan verbeteringen vanuit het slachtofferperspectief
voor slachtoffers van seksueel geweld en hun omgeving. Deze verbeteractie is opgenomen
in het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag2. De organisaties die onderdeel uitmaken van de multidisciplinaire samenwerking rond
slachtoffers van seksueel geweld hebben de handen ineengeslagen om vanuit het perspectief
van het slachtoffer het landschap van steun-, hulp- en meldpunten én de samenwerking
hiertussen te verbeteren. Te weten: Politie, Openbaar Ministerie (OM), Veilig Thuis
(VT), Centrum Seksueel Geweld (CSG), Slachtofferhulp Nederland (SHN) en Perspectief
Herstelbemiddeling (PH), samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Er is een concept werkwijze ontworpen op basis waarvan slachtoffers (kinderen én volwassenen)
van on- en offline seksueel geweld en hun omgeving, door een gestandaardiseerde aanmelding,
multidisciplinaire beoordeling en eenduidige casusregie, de meest passende inzet van
organisaties op het gebied van veiligheid, medische, forensische en psychische zorg,
strafrecht en/of herstel wordt geboden3.
Vraag 2
Is de kennis over het herkennen van seksueel misbruik onder hulpverleners verbeterd,
en wordt dit onderwerp meegenomen in opleidingen of na- en bijscholing?
Antwoord 2
Het is belangrijk dat kennis en deskundigheid wordt bevorderd onder professionals.
Daarom zetten we in op bundeling van kennis over de herkenning, aanpak en behandeling
van (trauma's van minderjarige) slachtoffers van (georganiseerd en gewelddadig) seksueel
misbruik. Doel is het bundelen en ontsluiten van wetenschappelijke, praktijk- en ervaringskennis.
Dit doen we samen met de sector en de professionals waar het om gaat.
Vraag 3
Herkent u signalen van onder meer het Centrum Seksueel Geweld dat het vaak moeilijk
is om passende vervolgbehandelingen te vinden vanwege de wachtlijsten in de GGZ? Zo
ja, deelt u de mening dat hier ook een verantwoordelijkheid ligt bij u om te zorgen
dat er meer capaciteit komt?
Antwoord 3
Ja, dit herken ik. In de GGZ hebben we helaas al lange tijd te maken met wachttijden,
waardoor sommige mensen te lang op zorg moeten wachten. Dit geldt ook voor mensen
die in behandeling zijn in verband met psychische problematiek als gevolg van seksueel
misbruik.
Wat betreft de verantwoordelijkheden in ons stelsel wijs ik er op dat in ons stelsel
de zorgverzekeraar een zorgplicht heeft jegens iedere individuele verzekerde en daarmee
de taak om voldoende zorg in te kopen voor al zijn verzekerden. Tegelijkertijd voel
ik mij als vanzelfsprekend verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van de GGZ. In
dit kader hebben we daarom eerder in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) een brede set
aan maatregelen genomen om eraan bij te dragen dat de zorg toegankelijker wordt4.
De komende periode wil ik daarnaast aanvullende afspraken met financiers en aanbieders
van zorg maken over de toegankelijkheid van de GGZ, dit in het kader van het Aanvullend
Zorg en Welzijnsakkoord. Uw Kamer zal hierover op korte termijn worden geïnformeerd.
Vraag 4
Wat gaat u hieraan doen? Bent u bereid om bijvoorbeeld meer financiële middelen beschikbaar
te maken zodat er meer gespecialiseerde traumapsychologen met specifieke expertise
op dit gebied kunnen worden aangenomen?
Antwoord 4
Voor een traumapsycholoog geldt dat dit vaak een psycholoog of psychotherapeut met
een specialisatie in trauma of PTSS-behandeling is. Dit kan een basispsycholoog, gezondheidszorgpsycholoog,
psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog of psychiater zijn.
Deze opleidingen financieren we centraal vanuit de overheid door middel van een beschikbaarheidsbijdrage.
Verdere specialisaties vallen buiten deze bekostiging.
Om te bepalen wat de benodigde opleidingsplekken zijn voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog,
psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog en psychiater in heel
Nederland wordt dit gebaseerd op de ramingen van het Capaciteitsorgaan die hierover
een onafhankelijk advies geeft.
Vraag 5
In hoeverre is het voornemen om te waarborgen dat gespecialiseerde kennis over seksueel
misbruik ook aanwezig is bij de Bovenregionale Expertisenetwerken Jeugd (BEN) die
in 2020 nog in de opstartfase zaten, ook echt uitgekomen? Hoe wordt deze kennis ingezet?
Antwoord 5
De projectleiders van de Bovenregionale Expertisenetwerken (BEN) wisselen op landelijk
niveau ervaring, kennis en ontwikkelingen uit om van elkaar te leren en te voorkomen
dat jeugdigen met complexe hulpvragen tussen wal en schip vallen in de hulpverlening.
Elk BEN faciliteert uitwisseling van kennis en expertise tussen de Regionaal Expertteams
in hun landsdeel, bijvoorbeeld via gezamenlijke bijeenkomsten, reflectie of vragen
over casuïstiek. Ook faciliteren de BENs scholingen voor professionals op het gebied
van kennisbevordering en ontwikkeling ten behoeve van jeugdigen met de meest complexe
hulpvragen.
In opdracht van de BENs is een Deltaplan Jeugdtrauma5 ontwikkeld omdat uit vele vastgelopen, complexe hulpvragen blijkt dat ingrijpende
gebeurtenissen uit het verleden niet tijdig of niet goed gesignaleerd of behandeld
zijn. Seksueel misbruik of seksueel geweld is zo’n ingrijpende levensgebeurtenis die
kan lijden tot trauma. De ambitie van dit landelijke meerjarenplan is om onverwerkte
ingrijpende jeugdervaringen en de impact hiervan te verminderen. Dit gebeurt met alle
domeinen waar dit aan raakt, zoals onderwijs, zorg, kinderopvang, informele steun-
en wijkorganisaties, justitie, schuldhulpverlening en wetenschap.
Vraag 6
Herkent u de signalen dat het voor specifieke groepen mensen zoals vluchtelingen,
migranten, LHBTIQ+, mannen, of mensen met een beperking, nog moeilijker is om hulp
te vinden? Zo ja, is hier specifieke aandacht voor? Op welke manier?
Antwoord 6
Ja, dit herken ik. Het Centrum Seksueel Geweld heeft in haar dienstverlening aandacht
voor onder meer lhbtiq+ personen, mannen en mensen met een beperking. Mensen kunnen
(anoniem) in gesprek gaan met hulpverleners waarna passende hulp wordt geboden.
De Staatssecretaris van OCW ondersteunt meerjarig een aantal allianties van maatschappelijke
organisaties om drempels te verlagen en kennis te vergroten. Zoals de alliantie Act4Respect
en Verandering van Binnenuit.
Daarnaast heeft het Ministerie van OCW van 2022 tot en met 2024 het project SAMEN
ondersteund. Dit project bood verschillende diensten om seksueel, gender gerelateerd
en huiselijk geweld binnen migrantengemeenschappen in Nederland te voorkomen en bestrijden.
Uit het project komt een rapport met aanbevelingen
zoals het versterken van de positie van sleutelpersonen, een faciliterende rol van
gemeenten voor laagdrempelige hulpverlening en een cultuursensitieve benadering door
professionals.
Verder wordt op dit moment toegewerkt naar een werkagenda voor de implementatie van
het VN Verdrag Handicap. Onderdeel van deze werkagenda is het beter beschermen van
mensen met een beperking tegen geweld en misbruik. Hierbij is specifiek aandacht voor
de toegankelijkheid en verbetering van informatie over hulp en ondersteuning voor
mensen met een beperking die slachtoffer zijn van geweld en misbruik.
Vraag 7
Op welke manier worden mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking beschermd
tegen seksueel geweld? Deelt u de mening dat mensen die niet kunnen lezen of schrijven
of zich moeilijk kunnen uiten in een extra kwetsbare positie zitten?
Antwoord 7
Ik deel met u dat mensen in een afhankelijkheidsrelatie in een kwetsbare positie kunnen
zitten. Voor bewoners met een beperking in een instelling is er een aantal waarborgen
om (seksueel) geweld tegen te gaan. In zijn algemeenheid moeten professionals in de
zorg gebruik maken van de meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Deze meldcode
is bedoeld voor (vermoedens van) fysiek, psychisch of seksueel geweld en verwaarlozing.
De stappen in de meldcode helpen de professionals vanaf het moment van signaleren
tot aan het besluit over het al dan niet doen van een melding bij Veilig Thuis en
het verlenen van hulp.
Daarnaast staat in artikel 11:2 van het cao-gehandicaptenzorg beschreven dat een gehandicaptenzorginstelling
een plan van aanpak heeft op de aanpak van onveiligheid (waaronder grensoverschrijdend
gedrag). In dit plan van aanpak staat hoe de organisatie invulling geeft aan de bewustwording
en erkenning van grensoverschrijdend gedrag, hoe invulling wordt gegeven aan preventie
en welke afspraken gelden op moment dat er zich toch een incident voordoet.
Tot slot voert de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke zorg de beleidsvisie
«intimiteit en seksualiteit voor mensen met een beperking» uit6. Hierin is preventie van grensoverschrijdend gedrag door het bespreekbaar maken van
intimiteit en seksualiteit een thema.
Vraag 8
Is er bijvoorbeeld aangepaste informatie voor mensen die wonen in een instelling?
Zijn er voldoende gespecialiseerde vertrouwenspersonen die proactief langsgaan en
alert zijn op mogelijke signalen van misbruik en grensoverschrijdend gedrag?
Antwoord 8
Er is aangepaste informatie beschikbaar over grensoverschrijdend gedrag en relaties
voor mensen met een (verstandelijke beperking). Deze informatie wordt ontwikkeld door
particulieren en/of zorgorganisaties. Denk bijvoorbeeld aan begrijpelijke website
Steffie7, maar ook het programma «Lief, Lijf en Leven»8.
Er is geen zicht op het aantal gespecialiseerde vertrouwenspersonen dat proactief
langsgaat bij instellingen. In de voortgangsrapportage van de Toekomstagenda zorg
en ondersteuning voor mensen met een beperking (20 maart 2024) heeft mijn ambtsvoorganger
met uw Kamer gedeeld dat de aanpak van het kabinet zich vooral richt op het voorkómen
van grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld door het vergroten van bewustwording
vooraf en het bespreekbaar maken van intimiteit en seksualiteit. Cliëntenvertrouwenspersonen
alleen kunnen een gesloten systeem niet veranderen, daar is bewustwording en bespreekbaarheid
voor nodig.
Het is essentieel dat voorkomen moet worden dat mensen met een beperking in een afhankelijkheidsrelatie
te maken krijgen met ongewenst gedrag. Voor zowel cliënten als medewerkers in de zorginstellingen
en zorgboerderijen moet sprake zijn van een veilige omgeving. De Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke zorg onderzoekt daarom de mogelijkheden van een transparantieregister,
waarmee meer zicht komt op waar kleinschalige woonvormen zich bevinden zodat deze
meegenomen kunnen worden in het toezicht van de IGJ. Ook is het van belang dat alle
mensen die zorginstellingen bezoeken alert zijn op signalen van grensoverschrijdend
gedrag en ook weten wat ze ermee moeten doen. Dat gaat dus om het vergroten van de
bewustwording. Daarmee gaat de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke zorg
aan de slag. U wordt geïnformeerd over de plannen in de voortgangsrapportage van de
Toekomstagenda die dit voorjaar met uw Kamer wordt gedeeld.
Vraag 9
In 2016 speelde seksueel misbruik bij 40% van de opnames in de gesloten jeugdzorg
een rol. Zijn hier inmiddels nieuwe cijfers over bekend? Zo ja, wilt u die delen?
Antwoord 9
Het aantal meisjes dat geplaatst wordt in de gesloten jeugdhulp is sindsdien met 35%
afgenomen. Op basis van wat bekend is in de instroomgegevens is het nog steeds dat
van de meisjes die nu nog in de gesloten jeugdhulp geplaatst worden ongeveer 40% te
maken heeft gehad met seksueel misbruik.
Vraag 10
Is bekend hoe vaak slachtoffers van seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen of
in de GGZ in een afgesloten ruimte (isoleercel of afgesloten kamer) worden geplaatst?
Antwoord 10
De eindrapportage van «Ik laat je niet alleen» laat zien welke typen vrijheidsbeperkende
maatregelen hoe vaak zijn ingezet in de gesloten jeugdhulp van januari tot en met
september 2023. In 4,3% van de gevallen ging het om insluiting waarbij de isoleer/separeerruimte
op slot zat. In 1,7% van de gevallen ging het om een overige ruimte met de deur op
slot. In 14,6% van de gevallen werd de eigen kamer op slot gedaan9. Sinds de inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp mag insluiting
alleen toegepast worden in een noodsituatie bij jongeren van 12 jaar en ouder. Die
insluiting moet plaatsvinden in een afzonderlijke en veilige verblijfsruimte. Het
is niet bekend in hoeveel van de
gevallen een insluiting een slachtoffer van seksueel misbruik betreft. Voor de GGZ
geldt ook dat aan de IGJ wordt gemeld hoe vaak dwang wordt ingezet, maar daarbij zijn
cijfers in relatie tot specifiek seksueel misbruik niet bekend.
Vraag 11
In hoeverre wordt bij preventief onderzoek of dwangmaatregelen ook rekening gehouden
met de slachtoffers van seksueel misbruik?
Antwoord 11
Toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp mag alleen
plaatsvinden op basis van het nee, tenzij-principe. Dat betekent dat die maatregelen
niet mogen worden toegepast tenzij er geen minder bezwarend alternatief is, de maatregel
proportioneel is en naar verwachting effectief is. Bij de weging van de effectiviteit
hoort (uiteraard) ook dat hierbij rekening wordt gehouden met omstandigheden als misbruik
en andere ervaringen die extra belastend kunnen zijn voor de jeugdige. Toepassing
voor een extra vrijheidsbeperkende maatregel moet door daarvoor toegeruste medewerkers
gebeuren. Voordat zij een dergelijke maatregel toepassen, moeten zij dus de situatie
van de jeugdige betrekken en het gesprek hierover proberen aan te gaan.
Binnen de gesloten jeugdhulp mag bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedrag
beïnvloedende middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben,
de jeugdhulpverantwoordelijke bij een jeugdige onderzoek aan het lichaam of de kleding
doen. Ook dan geldt het nee, tenzij-principe. Het onderzoek aan het lichaam van de
jeugdige moet bovendien worden verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk
door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de jeugdige. In open jeugdhulpinstellingen
mogen deze onderzoeken niet plaatsvinden.
Ook in de GGZ geldt dat dwang zo min mogelijk wordt toegepast en dat hierbij zoveel
mogelijk rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van betrokkene.
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) kent hiervoor allerlei waarborgen.
Vraag 12
Ziet u naar aanleiding van het verslag van de European Committee for the prevention
against torture and inhuman or degrading threatment or punishment (CPT) aanleiding
om het beleid te veranderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de precieze afspraken
die u gaat maken?
Antwoord 12
De preliminary observations van het CPT heb ik op 19 december 2024 samen met mijn
brief hierover met de Kamer gedeeld. Bij het bezoek is gebleken dat bij één afdeling
van de bezochte locaties het onderzoek aan het lichaam op een niet-toegestane wijze
gebeurde. De betreffende instelling heeft meteen na het CPT-bezoek besloten de uitvoering
van deze maatregel aan te passen. Ook heb ik van de constatering van het CPT-melding
gedaan bij de IGJ, want ik ben het vanzelfsprekend met de CPT-delegatie eens dat dit
niet acceptabel is.De observaties van het CPT zijn voor mij aanleiding geweest in
overleg te treden met de aanbieders en gemeenten om te komen tot afspraken over de
implementatie van de wet. Uitgangspunt daarvoor zijn de hoofdoelen van de wetsherziening
van januari 202410: rechtsbescherming jeugdigen en verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende
maatregelen. Bestuurders gesloten jeugdhulp hebben besloten er beter op te gaan toezien
dat alleen daarvoor opgeleide medewerkers de maatregel vastpakken en vasthouden toepassen.
Over de verdere invulling en uitvoering van de afspraken met de sector informeer ik
u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT. Afhankelijk van die rapportage,
zal ik ook overwegen of verdere stappen of beleidswijzigingen noodzakelijk zijn.
Vraag 13
Is bekend of slachtoffers van seksueel geweld (zowel kinderen als volwassenen) inmiddels
tijdig en adequate hulp kunnen krijgen? Zo nee, bent u bereid om dit met de sector
in kaart te brengen?
Antwoord 13
Slachtoffers van seksueel geweld kunnen gebruik maken van een divers aanbod aan zorg
en ondersteuning, of het geweld nu recent of langer geleden heeft plaatsgevonden.
Slachtoffers kunnen bijvoorbeeld 24/7 gebruik maken van de telefoon- en chatdiensten
van organisaties als Fier, Centrum voor Seksueel Geweld en Slachtofferhulp Nederland.
Bij recent geweld (korter dan 7 dagen geleden) is o.a. het Centrum voor Seksueel Geweld
beschikbaar voor het bieden van medische en psychische zorg en ondersteuning en (met
toestemming van het slachtoffer) sporenonderzoek. Daarna, of wanneer het geweld langer
geleden heeft plaatsgevonden, ontvangt het slachtoffer specialistische zorg via de
reguliere zorgroutes. Voor volwassenen gaat het hier om specialistische zorg in de
reguliere GGZ, voor minderjarigen om zorg vanuit de Jeugdwet. Urgentie van de problematiek
is bij wachttijden leidend, ongeacht de oorzaak van de ontstane (multi)problematiek.
De kwaliteit van zorg en de aanpak van wachttijden maken een belangrijk onderdeel
uit van verschillende zorgakkoorden en programma’s, waaronder het IZA en de Hervormingsagenda
Jeugd. De in deze akkoorden en programma’s gemaakte afspraken en uit te voeren activiteiten
dragen ook bij aan een vermindering van de wachttijd voor slachtoffers van seksueel
geweld. Een aparte aanpak voor slachtoffers van seksueel geweld is daarmee niet gewenst.
Vraag 14
In hoeverre is de website watkanmijhelpen.nl nog actueel? Wordt deze website bijgehouden
en actief onder de aandacht gebracht?
Antwoord 14
De website watkanmijhelpen.nl is per oktober 2024 niet meer beschikbaar. Bezoekers
worden automatisch doorgestuurd naar informatie over slachtofferbeleid op Rijksoverheid.nl.
De website was onderdeel van de meerjaren campagne «Wat kan mij helpen». Met deze
campagne wilde het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenwerking met Slachtofferhulp
Nederland, het Centrum Seksueel Geweld en de politie, mensen die een negatieve seksuele
ervaring hebben meegemaakt motiveren hulp te zoeken, omdat deze hulp hen iets kan
opleveren. Er is besloten om de website offline te halen, omdat de campagne is afgerond
en beter toegankelijke informatie inmiddels via andere kanalen beschikbaar is.
Vraag 15
Zijn er cijfers bekend van aantallen bezoekers van deze website en is bekend of mensen
die op zoek zijn naar informatie ook worden geholpen? Deelt u de mening dat de informatie
op deze website niet heel toegankelijk is geschreven en bent u bereid om dit aan te
passen?
Antwoord 15
Zoals hierboven genoemd is de website watkanmijhelpen.nl niet meer beschikbaar. Slachtoffers
van seksueel geweld kunnen hulp en ondersteuning krijgen via de website, chat en telefoon
van het Centrum Seksueel Geweld en Slachtofferhulp Nederland. Daarnaast biedt Slachtofferwijzer.nl
een platform waar slachtoffers de juiste informatie, hulp en ervaringsverhalen kunnen
vinden. Dit platform is een initiatief van Fonds Slachtofferhulp. Op deze website,
die sinds 2012 beschikbaar is, kunnen slachtoffers, hun naasten, hulpverleners en
geïnteresseerden informatie vinden over praktische, juridische, emotionele en financiële
hulpverlening. De site wordt door ruim 45.000 unieke bezoekers per maand bezocht.
Informatie over hulpverlening op het terrein van seksueel misbruik is een van de thema’s
waar de meeste bezoekers naar zoeken. Het afgelopen jaar heeft Fonds Slachtofferhulp
met subsidie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid de website grondig vernieuwd.
De site is inhoudelijk en technisch extra toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld voor
mensen met een visuele of taalkundige beperking. Daarnaast komt de site inhoudelijk
beter tegemoet aan de behoeften en belevingswereld van slachtoffers. Slachtoffers
ervaren door de stepped care benadering meer maatwerk en (h)erkenning voor hun specifieke
situatie en behoeften.
Daarnaast heeft Fonds Slachtofferhulp een online platform voor en door jongeren ontwikkeld
over (online) seksueel grensoverschrijdend gedrag en misbruik.
Vraag 16
Klopt het dat seksuologische hulp niet wordt vergoed? Zo ja, deelt u de mening dat
hier een uitzondering voor zou moeten komen voor slachtoffers van seksueel geweld?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Seksuologie wordt vergoed uit het basispakket, als het deel uitmaakt van een psychische
behandeling in de GGZ. Hierbij is het niet relevant of de (medische) noodzaak voor
zorg ontstaat door ziekte, een aandoening of een externe oorzaak, zoals grensoverschrijdend
gedrag of seksueel geweld dat is aangedaan. De vergoeding van zorg is namelijk gebaseerd
op de (gezondheids)indicatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.