Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer naar aanleiding van de Kamerbrief wijzigingen ontwikkelkader wind op zee
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de Kamerbrief wijziging ontwikkelkader windenergie op zee (ingezonden 22 januari 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (ontvangen 4 maart 2025). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1312.
Vraag 1
Waarom wordt in het Ontwikkelkader windenergie op zee geen aandacht besteed aan de
impact op de visserijsector, terwijl in het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma
deze sector expliciet als prioriteit wordt genoemd?
Antwoord 1
Het Ontwikkelkader windenergie op zee is een document waarin het kabinet enerzijds
de technische kaders geeft voor het net op zee en anderzijds de volgorde van de ontwikkeling
van windenergiegebieden op zee bepaalt. Dit laatste deel betreft de routekaart windenergie
op zee. De laatste wijzigingen in de routekaart heeft het kabinet toegelicht in een
brief van 21 november 20241 waarin is ingegaan op de mogelijkheden voor visserij in en rond windparken. Deze
mogelijkheden onderzoekt het kabinet in aanloop naar de volgende tenderprocedures.
De beleidsmatige afweging tussen visserij en windenergie op zee wordt gemaakt in het
Programma Noordzee, niet in het Ontwikkelkader. Bij het inpassen van nieuwe windenergiegebieden
in de Partiële Herziening van het Programma Noordzee, eind 2025 voorzien, kijkt het
kabinet eerst naar ruimte voor de visserij. Ook zorgt het kabinet samen met de partijen
van het Noordzeeoverleg voor een zorgvuldige balans met andere activiteiten op de
Noordzee, waaronder naast visserij ook mijnbouw, scheepvaart en defensie, met oog
voor de natuur, kustverdediging, zandwinning en maritiem erfgoed. De uitkomsten van
wijzigingen van het Programma Noordzee zullen, waar nodig, wel verwerkt worden in
het Ontwikkelkader.
De huidige wijzigingen betreffen het deel van het Ontwikkelkader dat gaat over het
net op zee. Deze wijzigingen zijn technisch van aard en hebben geen betrekking op
de visserij.
Met de wijziging van het Ontwikkelkader in december 2024 zijn de volgende wijzigingen
gemaakt:
– Opgenomen is dat TenneT voorbereidende activiteiten voor Doordewind kavel II onderneemt,
zodat deze mee kunnen lopen met Doordewind kavel I. Het gaat hier o.a. om een survey,
onderzoek met een boot. Hiermee worden extra kosten en vertraging voor Doordewind
kavel II voorkomen.
– LionLink is opgenomen. Met deze wijziging kan TenneT de aansluiting met het Verenigd
Koninkrijk ontwikkelen.
– Splitsing van een aantal kavels van 1 x 2GW naar 2 x 1GW en actualisatie van de opleverdata
van Nederwiek 1-A en 1-B. Hiermee worden de windparken als 1GW kavels getenderd om
de behoefte van de markt tegemoet te komen.
– Reserveren van een aantal klantaansluitingen. Hiermee wordt voorkomen dat projecten
die maatschappelijk gewenst zijn maar meer tijd kosten om te ontwikkelen geen gebruik
kunnen maken van een klantaansluiting omdat deze door andere projecten gebruikt zijn.
– Wijziging van het aantal aansluitvelden waar twee inter-array kabels kunnen worden
aangesloten op een gelijkstroom platform. Hiermee wordt het aantal kabels waarmee
kan worden aangesloten op een platform aangepast, omdat hier geen fysieke ruimte voor
aanwezig was.
– TenneT heeft in juli 20242 het convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van de
SER ondertekend. Dit is nu verwerkt in het ontwikkelkader.
Vraag 2
Hoe wordt geborgd dat windenergieprojecten niet ten koste gaan van de toekomst en
economische positie van de visserij, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 2
Op verschillende momenten wordt er geborgd dat windenergieprojecten zo min mogelijk
gevolgen hebben voor de visserij. Dit doet het kabinet allereerst door het betrekken
van de visserij bij het aanwijzen van windenergiegebieden op zee, zoals momenteel
plaatsvindt in een Partiële Herziening van het Programma Noordzee 2022–2027. Daarbij
zoekt het kabinet nieuwe windenergiegebieden zoveel mogelijk buiten waardevolle visgronden.
Ook heeft het kabinet in het Programma Noordzee 2022–2027 twee eerder aangewezen windenergiegebieden3 op waardevolle visgronden geschrapt. Zo heeft het kabinet ruimte behouden op het
voor de visserij meest waardevolle, zuidelijke deel van de Nederlandse Noordzee.
Verder is er in het Programma Noordzee 2022–2027 afgesproken om windparken op zee
zo compact mogelijk te bouwen, door de windturbines relatief dicht op elkaar te plaatsen,
namelijk met een dichtheid van 10 megawatt per vierkante kilometer. Op die manier
blijft er zoveel mogelijk ruimte buiten de windparken beschikbaar voor o.a. visserij.
In vergelijking met het eerste grootschalige windpark Borssele wordt vanaf de windparken
in IJmuiden Ver bijna 2,5 keer zoveel productiecapaciteit per vierkante kilometer
gerealiseerd en heeft dit windpark daarmee een 60% kleinere omvang dan in het geval
de uitgangspunten van windpark Borssele zouden zijn gebruikt. Nog compactere windparken
zouden leiden tot te veel productieverlies doordat de windturbines dan in te sterke
mate elkaars wind afvangen.
Ook wordt economische impact verminderd door het faciliteren van passieve visserij
binnen bepaalde windparken. Zo is er ruimte aangewezen voor passieve visserij in de
gebiedspaspoorten van al gerealiseerde windparken – in Borssele en in Hollandse Kust
(zuid) en (noord).
Tot slot onderzoekt de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur óf en zo ja onder welke voorwaarden vormen van actieve visserij op termijn
in windparken toegestaan kunnen worden, rekening houdend met ecologie en ander gebruik.
Dit ook ter invulling van de gewijzigde motie Van der Plas4 (BBB). Als deze onderzoeken aanleiding geven tot het aanpassen van het beleid voor
medegebruik kan dit opgenomen in het volgende Programma Noordzee 2028–2033.
Vraag 3
Wordt de visserijsector structureel betrokken bij de planning van wind op zee, volgens
de toezegging om stakeholders vroegtijdig te betrekken?
Antwoord 3
Ja. Het kabinet betrekt de visserijsector structureel bij de planning van windenergie
op zee. Dat gebeurt via bilaterale gesprekken met sectorvertegenwoordigers en via
het Noordzeeoverleg, waaraan de visserijorganisaties deelnemen. Over de Partiële Herziening
van het Programma Noordzee heeft het Noordzeeoverleg zijn aanbevelingen gegeven aan
het kabinet. Die worden meegenomen bij besluitvorming.
Vraag 4
Welke stappen zet u om de cumulatieve effecten van windenergie op visserij en mariene
ecosystemen in kaart te brengen, in lijn met de uitgangspunten van duurzaam beleid
uit het regeerprogramma?
Antwoord 4
Zowel bij het aanwijzen van windenergiegebieden in (een Partiële Herziening van) het
Programma Noordzee 2022–2027 als bij de kavelbesluiten voor de individuele windparken
onderzoekt het kabinet de milieueffecten van windenergie op zee. De gevolgen voor
de natuur en andere gebruikers op zee, waaronder visserij, staan samengevat in milieueffectrapportages
die voor deze besluiten worden opgesteld. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de best
beschikbare en meest recente informatie die onder andere voortkomt uit gerichte onderzoeksopdrachten
uitgevoerd door onafhankelijke expertise- of onderzoeksbureaus en uit langjarige onderzoeksprogramma’s,
zoals het Wind op zee ecologisch onderzoeksprogramma (Wozep), dat in mijn opdracht
de cumulatieve ecologische effecten van windparken op zee onderzoekt. Ook werkt het
Rijk aan het in kaart brengen van de stapeling van effecten door verschillende ruimtelijke
ontwikkelingen op de visserij. Daarnaast wordt in de Partiële Herziening van het Programma
Noordzee 2022–2027 ook vastgelegd dat er onder andere aandacht moet zijn voor de cumulatieve
effecten van voorgestelde en geplande gebiedssluitingen en -beperkingen voor visserij
op de primaire Nederlandse aanvoersector en de visserijketen en -gemeenschappen.
Vraag 5
Is compensatie of ondersteuning voor getroffen vissers voorzien, zoals overeengekomen
om sectoren een duurzame toekomst te bieden?
Antwoord 5
Bij de vaststelling van het Programma Noordzee 2022–2027 heeft het kabinet middelen
gereserveerd voor de inpassing van windenergie op zee in relatie tot andere gebruikers
van de Noordzee. Hierin is er ook geld gereserveerd voor de visserijsector. Een budget
van 199 miljoen euro is vanuit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld voor de aanpassing
en verdere verduurzaming van de visserij en deels reeds ingezet voor subsidieregelingen
voor verduurzaming van de visserij. Daarnaast is hiervan 30 miljoen ter beschikking
gesteld voor de landzijdige keten en visserijgemeenschappen om zich aan te passen
aan de gevolgen van de krimp van de visserij. In 2024 zijn daartoe afspraken gemaakt
tussen het Rijk en het Bestuurlijk Platform Visserij over de besteding van deze middelen
via het Visserij Ontwikkel Plan5.
Daarnaast zijn er in het Noordzeeakkoord door het Rijk afspraken gemaakt over de balans
tussen de transities van energie, visserij/voedsel en natuur op zee. Tevens is een
budget beschikbaar gesteld van 45 miljoen euro (10 miljoen nationale middelen die
op de begroting staan bij de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur, 35 miljoen EMFAF gelden) voor de verduurzaming van de kottervisserijsector.
Ook deze middelen zijn deels via subsidieregelingen reeds ter beschikking van de sector
gesteld.
Vraag 6
In hoeverre is visserij binnen bestaande en/of nieuwe windmolenparken mogelijk?
Antwoord 6
In het Noordzeeakkoord en in het Programma Noordzee 2022–2027 is de mogelijkheid van
medegebruik in windparken opgenomen. Er zijn momenteel vier vormen van medegebruik
toegestaan, waaronder passieve visserij en aquacultuur. Ruimte voor deze vormen van
voedselwinning uit zee wordt aangewezen in de gebiedspaspoorten die de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat vaststelt. Daarin wordt een afweging gemaakt tussen alle
vormen van medegebruik. Niet alle vormen van medegebruik kunnen in combinatie met
elkaar plaatsvinden.
Andere vormen van visserij zijn vooralsnog niet toegestaan vanuit veiligheidsoogpunt
en om schade aan windparken en bekabeling te voorkomen. In 2019 hebben er drie studies6 plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor actieve visserij binnen windparken op zee.
Op basis van de resultaten van deze studies is indertijd in het Noordzeeakkoord vastgelegd
actieve visserij in windparken niet toe te staan. Dit had vooral te maken met de meerkosten
voor de inrichting van het windpark en hoogte van verzekeringspremies voor de vissers.
Door de toegenomen druk op de ruimte en naar aanleiding van de gewijzigde motie Van
der Plas (BBB)7 acht het Kabinet een nadere overweging van dit beleid noodzakelijk. De Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur onderzoekt om die reden wederom
óf en zo ja onder welke voorwaarden toch vormen van actieve visserij op termijn in
windparken toegestaan kunnen worden, rekening houdend met haalbaarheid, uitvoerbaarheid
en veiligheid. Als deze onderzoeken aanleiding geven tot het aanpassen van het beleid
voor medegebruik, kan dit worden opgenomen in het volgende Programma Noordzee 2028–2033.
Vraag 7
Is het mogelijk om natuurcompensatie voor windmolens op zee te realiseren binnenin
de kavel van het te bouwen windmolenpark op zee? Zo ja, wat zijn de richtlijnen en
vereisten voor natuurcompensatie bij dit type projecten?
Antwoord 7
Er zijn tot op heden, anders dan de wettelijke kaders zoals die volgen uit de Omgevingswet,
geen vereisten of voorschriften voor actief natuurherstel of natuurcompensatie binnen
windparken.
Het kavelbesluit, dat bepaalt waar en onder welke voorwaarden een windpark op zee
aangelegd wordt en in bedrijf genomen mag worden, wordt getoetst aan de wettelijke
kaders uit de Omgevingswet. Op grond van die toets kunnen mitigerende maatregelen
noodzakelijk blijken, die de negatieve effecten op de Noordzeenatuur verminderen.
Voor de noodzakelijke mitigerende maatregelen bevatten de kavelbesluiten verplichtende
voorschriften.
De noodzaak voor, en aard van mitigerende maatregelen wordt bepaald op basis van de
milieueffectrapportage en een Passende beoordeling die voor elk kavelbesluit worden
opgesteld. De noodzaak en aard hangen af van de specifieke locatie van het kavel en
de daar voorkomende soorten en habitat(s). Daarbij worden ook alle fasen van een windpark
beschouwd: zo is er een geluidsbelasting voor zeezoogdieren bij de aanleg en ontstaat
een aanvaringsrisico voor vogels in de operationele fase.
Wanneer met natuurcompensatie compensatie wordt bedoeld in de zin van Natura 2000
wetgeving, dan gaat dat specifiek om de zogenoemde ADC-toets. Het gaat hier om de
effecten op eventueel naast gelegen Natura 2000-gebieden, windparken worden namelijk
niet in deze gebieden gebouwd. Deze ADC-toets is de laatste stap die genomen kan worden
wanneer een Passende beoordeling significant negatieve effecten niet op voorhand kan
uitsluiten. Voor de betreffende activiteit mogen er dan geen reële alternatieven zijn,
moet er sprake zijn van een dwingende reden van groot openbaar belang en moet natuurcompensatie
plaatsvinden. Voor deze vorm van natuurcompensatie gelden strenge juridische voorwaarden.
In het geval de ADC-toets succesvol wordt doorlopen, zijn de compenserende maatregelen
onderdeel van de voorwaarde waaronder de vergunning wordt verleend. Tot nu toe is
voor windparken op zee geen gebruik gemaakt van de ADC-toets.
Bovenop de mitigerende maatregelen bevatten recente kavelbesluiten ook voorschriften
voor natuur-inclusief bouwen, dat wil zeggen een zo natuurvriendelijk mogelijke aanleg
van windparken, die kansen voor natuurontwikkeling stimuleert. Daarmee dragen de windparken
bij aan herstel en versterking van de Noordzeenatuur en daarmee aan het vergroten
van de ecologische draagkracht.
Een andere manier waarop nu al wordt ingezet op versterking en herstel van de Noordzeenatuur
vindt plaats via de criteria van de procedures (tenders) waarmee de vergunningen voor
de windparken op zee worden verstrekt. Die criteria dagen de biedende partijen uit
tot het toepassen van nieuwe innovatieve maatregelen.
Ten slotte kunnen er ook kansen zijn voor natuurherstel en -versterking in de ruimte
tussen de windturbines, die niet tot het windpark behoort. Het gaat dan om een vorm
van medegebruik. Via een gebiedspaspoort wordt aangegeven welke vorm van medegebruik
waar binnen een windpark kan plaatsvinden. Dit gebiedspaspoort wordt door de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat opgesteld. Actief natuurherstel is één van de vormen
van medegebruik.
Vraag 8
In hoeverre zijn de mogelijke negatieve effecten van de bouw en exploitatie van windmolenparken
op zee op de natuur goed in kaart gebracht? Zijn er specifieke studies of rapporten
die hierover zijn opgeleverd?
Antwoord 8
De effecten van windparken op de Noordzeenatuur behoren tot de meest grondig in kaart
gebrachte effecten van alle menselijke activiteiten op zee. Toch zijn er ook nog kennislacunes,
mede doordat meten en monitoren op zee kostbaar en tijdrovend is. Het Rijk werkt samen
met veel partijen om de kennisbasis zo snel mogelijk te vergroten en de impact op
natuur zo te minimaliseren. Dit vindt voornamelijk plaats via het langjarige Wind
op zee ecologisch onderzoeksprogramma (Wozep), dat in mijn opdracht de cumulatieve
ecologische effecten van windparken op zee onderzoekt. Daarnaast is er het bredere
programma Monitoring-Onderzoek-Natuurversterking-Soortbescherming (MONS), dat als
doel heeft de vraag te beantwoorden of en hoe het veranderende gebruik van de Noordzee
past binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee. De meest recente wetenschappelijke
kennis van Wozep en MONS wordt verzameld op het Noordzeeloket8.
Ten behoeve van besluitvorming voor windenergie op zee wordt steeds de meest recente
kennis gebruikt. Voor de analyse van de effecten van windenergie op de Noordzeenatuur
wordt gebruik gemaakt van het speciaal ontwikkelde Kader ecologie en cumulatie (KEC),
dat de impact van alle windparken op de Noordzee tezamen op o.a. zeezoogdieren, vogels
en vleermuizen in kaart brengt. Voor andere menselijke activiteiten op zee is een
dergelijke cumulatieve aanpak nog niet gemeengoed. Ook het in kaart brengen van de
cumulatieve effecten van alle drukfactoren, zoals wind op zee, scheepvaart en visserij,
tezamen op de Noordzeenatuur vergt nog aanvullend onderzoek, dat nu onder andere via
het Greater North Sea Basin Initiative samen met de andere Noordzeeladen in gang is
gezet.
Alle kennis wordt verwerkt in de milieueffectrapportages die ten grondslag liggen
aan de besluitvorming voor windenergie op zee. Voor het aanwijzen van windenergiegebieden
in het Programma Noordzee stelt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verplicht
een plan-milieueffectrapport en Passende beoordeling op. Deze gaan – op hoog abstractieniveau
– ook in op de effecten op natuur. Voor ieder afzonderlijk kavelbesluit wordt vervolgens
verplicht een gedetailleerd project-milieueffectrapport, Passende beoordeling en soortenbeschermingstoets
opgesteld. Deze rapporten worden tezamen met de kavelbesluiten gepubliceerd.
Vraag 9
Is het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) betrokken
bij de planning of/en evaluatie van de effecten van windmolenparken op zee op de natuur?
Antwoord 9
Ja, de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is verantwoordelijk
voor toetsing van projecten op natuurwetgeving. In een vroegtijdig stadium is de Staatssecretaris
betrokken bij de aanwijzing van windenergiegebieden op zee in het Programma Noordzee.
Daarnaast worden kavelbesluiten in overeenstemming met deze Staatssecretaris genomen.
Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is ook betrokken
bij de stuurgroep Wozep.
Vraag 10
In hoeverre is het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) «Schipperen
met ruimte» meegenomen in de wijziging ontwikkelkader windenergie op zee?
Antwoord 10
De recente wijziging van het Ontwikkelkader windenergie op zee betreft technische
wijzigingen voor het net op zee. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de scheepvaartveiligheid.
Vraag 11
Met hoeveel schepen moet de Kustwacht uitbreiden voor de bewaking van de veiligheid
op zee door het toenemende aantal windmolenparken op zee?
Antwoord 11
De Kustwacht heeft opdracht gegeven tot het verwerven van een extra 24/7 handhavingsvaartuig.
Dat betekent extra capaciteit voor het handhaven van wet- en regelgeving in- en rondom
windparken op zee. Binnen het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur wordt
er ook gekeken naar de capaciteiten van de Kustwacht om een grotere rol, in het beschermen
van de infrastructuur op de Noordzee, te kunnen spelen. Overigens heeft de Koninklijke
Marine hierin ook een actieve betrokkenheid en een samenwerking met de Kustwacht.
Over het Actieplan ter bescherming van de infrastructuur is de Kamer geïnformeerd
op 10 juli 20249. In deze brief is de Kamer ook geïnformeerd over de incidentele middelen die voor
2024 en 2025 zijn vrijgemaakt om dit Actieplan te kunnen gaan uitvoeren. Van deze
incidentele middelen zijn ook investeringen gedaan in de middelen voor de Kustwacht.
Over welke dit zijn wordt de Kamer in het tweede kwartaal van dit jaar nader geïnformeerd.
Hierin zal de Kamer ook worden geïnformeerd welke middelen structureel nodig zijn
om vanaf 2026 de Noordzee te kunnen beschermen.
Vraag 12
Wordt de Kustwacht betrokken bij de bescherming van windmolenparken op zee?
Antwoord 12
Ja, de Kustwacht is intensief betrokken bij de bescherming van windmolenparken op
zee.
Vraag 13
Hoe wordt er samengewerkt met de Kustwacht en andere schepen om de veiligheid en het
beheer van de parken te waarborgen?
Antwoord 13
Er wordt samengewerkt met zes opdrachtgevende departementen en de beheerder binnen
de Raad voor de Kustwacht.
Vraag 14
Wordt er in de plannen voor de aanleg van onderzeese kabels voor windmolenparken op
zee rekening gehouden met de toegenomen dreigingen vanuit Rusland, zoals schade aan
kabels?
Antwoord 14
Ja, TenneT heeft hierin als netbeheerder van het net op zee een eigen verantwoordelijkheid
om de integriteit en veiligheid van het net op zee te waarborgen. Zie ook antwoord
vraag 15.
Vraag 15
Zijn er specifieke maatregelen getroffen om de kabels te beveiligen?
Antwoord 15
Nederland heeft groot belang bij de aansluiting van windparken op zee. Incidenten,
zoals de sabotage van de Nord-Streamleidingen in september 2022 en recentere sabotage
in de Oostzee, laten het belang zien van de beveiliging van infrastructuur. Sabotage,
manipulatie of spionage zou de energievoorziening kunnen verstoren en daarmee een
grote economische en sociale impact kunnen hebben.
Voor de beveiliging van energie-infrastructuur werkt de Rijksoverheid nauw samen met
TenneT en Gasunie en de veiligheidsdiensten om te zorgen dat securityintegraal wordt meegewogen bij de aanleg van de onderzeese infrastructuur. Ook nemen
TenneT en Gasunie conform hun wettelijke taak zelf verantwoordelijkheid om de weerbaarheid
van kabels en leidingen te verhogen.
Momenteel worden de European Critical Entities Resilience (CER), de Network and Information
Security directive (NIS2) omgezet in de Nederlandse Wet weerbaarheid kritieke entiteiten
en de Cyber beveiligingswet. Deze wetgevingen leiden tot een verdere versterking van
de digitale en fysieke weerbaarheid van de vitale infrastructuur. Entiteiten die onder
deze wetgevingen komen te vallen moeten aanvullend passende en evenredige weerbaarheidsverhogende
maatregelen nemen. Daarnaast is op 13 juni 2024 de Netcode Cybersecurity (NCCS) in
werking getreden. Deze sectorspecifieke Europese wetgeving over grensoverschrijdende
cybersecurity in de elektriciteitssector stelt aanvullend op de NIS2 concretere en
bindende grensoverschrijdende cybersecurityeisen vast voor elektriciteitsentiteiten.
Daarnaast zet het kabinet in op een robuuste aanpak om de bescherming van de infrastructuur
op de Noordzee te kunnen borgen en waar nodig te verbeteren. De Minister van Infrastructuur
en Waterstaat coördineert het Programma Bescherming Noordzee infrastructuur (PBNI).
Over de strategie en het Actieplan ter bescherming van de infrastructuur is de Kamer
geïnformeerd op 10 juli 202410. Mijn departement, inclusief de programma’s voor wind op zee en netten op zee, is
op het PBNI aangesloten.
Vraag 16
Is er een plan voor het vervangen van verouderde windmolens op zee en voor het efficiënter
plaatsen van nieuwe windmolens, bijvoorbeeld door betere technologie of optimalisatie
van de locaties of dichter op elkaar zetten op een kavel?
Antwoord 16
Aan het eind van de vergunningsduur moet een windpark op zee in z’n geheel worden
verwijderd. Dit is bepaald in de Omgevingswet. Voor oudere windparken, die destijds
onder de Waterwet zijn vergund, kan de vergunninghouder een verlenging van de vergunning
aanvragen. Het initiatief daarvoor ligt bij de vergunninghouder.
Voor de recentere windparken die zijn vergund onder de Wet windenergie op zee bepaalt
die wet dat de maximale vergunningsduur 40 jaar bedraagt. Dit is inclusief de bouw-
en verwijdertijd.
De ontwikkeling van windturbines laat nog steeds vooruitgang zien. Turbines worden
nog steeds groter en efficiënter, waardoor er meer energie tegen lagere kosten is
te produceren. Grotere windturbines zijn daarnaast ook gunstiger voor het beperken
van aanvaringsslachtoffers van vogels en vleermuizen.
De ontwikkeling naar grotere windturbines en de resultaten van de in antwoord 6 vermelde
studies naar de mogelijkheden voor actieve visserij binnen windparken op zee hebben
er toe geleid dat windparken op zee steeds «compacter» zijn geworden, in de zin dat
er meer productievermogen (uitgedrukt in megawatt, MW) per oppervlakte-eenheid (uitgedrukt
in vierkante kilometer (km2)) wordt gerealiseerd. Waar er bij de windparken in het windenergiegebied Borssele
nog ongeveer 4 MW/km2 staat is er in het Programma Noordzee 2022–2027 bepaald dat 10 MW/km2 voortaan het uitgangspunt is. De meest recent vergunde windparken in windenergiegebieden
Hollandse Kust (west) en IJmuiden Ver hanteren al dit uitgangspunt. Oftewel voor hetzelfde
productievermogen wordt nog maar 40% van de oorspronkelijke ruimte gebruikt. Daarmee
blijft er meer ruimte over voor andere activiteiten buiten het windpark. Keerzijde
is wel dat de businesscase van de windparken nadelig wordt beïnvloed, doordat de windturbines
in grotere mate elkaar wind afvangen, en dat ruimte-intensief medegebruik, zoals actieve
visserij, binnen windparken uitdagend(er) is.
Vraag 17
Wat zijn de verwachte kosten voor de bouw en exploitatie van windmolenparken op zee?
Hoe worden deze kosten gedekt?
Antwoord 17
De geschatte investeringskosten voor een windpark op zee zijn 2 tot 2,5 miljard euro
per gigawatt geïnstalleerd windvermogen. De geschatte operationele kosten voor een
windpark op zee bedragen ongeveer 120 miljoen euro per jaar per gigawatt geïnstalleerd
windvermogen. Dit zijn private kosten, die door de windparkontwikkelaar worden betaald.
Vraag 18
Is het mogelijk om subsidie te verkrijgen voor de bouw van windmolenparken op zee
op basis van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie?
Zo ja, onder welke voorwaarden?
Antwoord 18
Op basis van het huidige Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie
is het niet mogelijk om subsidie te verlenen aan windparken op zee. In het verleden
hebben windparken wel subsidiebeschikkingen verkregen op basis van dit Besluit, maar
de laatste jaren zijn windparken op zee zonder subsidie verleend en is deze mogelijkheid
er niet meer.
Vraag 19
Gaat het Rijk de toegenomen kosten voor de bouw en exploitatie van windmolenparken
compenseren door middel van subsidies?
Antwoord 19
De toegenomen kosten zullen niet worden gecompenseerd zolang deze kosten passen binnen
de businesscase van de windparkontwikkelaar. Indien blijkt dat de bouw van een windpark
op zee niet meer uit kan zonder subsidie, dan zal het kabinet verschillende maatregelen
overwegen die de businesscase kunnen verbeteren.
Vraag 20
Wat zijn de plannen voor het beheer van windmolenparken na het einde van hun levensduur?
Antwoord 20
Aan het eind van de vergunningsduur moet een windpark op zee op grond van de Omgevingswet
in z’n geheel worden verwijderd. Onder de Wet windenergie op zee is de vergunninghouder
van het windpark verplicht de kosten voor verwijdering te dragen. Hiertoe dient zij
een bankgarantie te overleggen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.