Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over deelname aan de derde vergadering van staten die partij zijn bij het Verdrag inzake het verbod op kernwapens
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over deelname aan de derde vergadering van staten die partij zijn van het Verdrag inzake het verbod op kernwapens (TPNW) van 3 tot 7 maart in New York (ingezonden 7 februari 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 28 februari 2025).
Vraag 1
Klopt het dat Nederland geen waarnemende afvaardiging stuurt naar de derde vergadering
van staten die partij zijn van het Verdrag inzake het verbod op kernwapens (TPNW)
in New York komende maand?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de toenemende dreigende retoriek van wereldleiders (waaronder
Westerse leiders) over kernwapens juist aanleiding zou moeten zijn om het gesprek
over nucleaire ontwapening breder te voeren? Zo ja, wilt u uw aanwezigheid bij de
vergadering heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Die mening deel ik niet. De toenemende frequentie waarop wereldleiders publiekelijk
spreken over kernwapens hangt nauw samen met de verslechterende internationale veiligheidssituatie.
Dit onderstreept wat het kabinet betreft het belang van de Nederlandse inzet voor
een kernwapenvrije wereld, maar wel binnen onze bondgenootschappelijke verplichtingen
en in de context van de noodzaak voor geloofwaardige afschrikking en verdediging van
het NAVO-bondgenootschap. Het Non-proliferatieverdrag (NPV) blijft voor Nederland,
met zijn drie gelijkwaardige pijlers ontwapening, non-proliferatie en vreedzaam gebruik
van kernenergie, de hoeksteen voor deze inzet. Zoals al aan uw Kamer is gemeld in
reactie op de motie Van Dijk/ Sjoerdsma, acht het kabinet hernieuwde deelname aan
een vergadering van statenpartijen van het TPNW niet zinvol.1
Vraag 3
Is het uitvoeren van de Nederlandse kernwapentaak binnen de NAVO nog steeds een reden
voor het niet aansluiten bij het verdrag, zoals u schrijft in antwoord op de motie
Van Dijk/Sjoerdsma (Kamerstuk 33 783, nr. 51)?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Klopt het dat Nederland niet aan kan sluiten bij het verdrag inzake verbod op kernwapens
omdat de Amerikaanse kernwapens in Volkel dan zouden moeten verplaatsen? Zo nee, waarom
dan wel?
Antwoord 4
Zoals al eerder aan uw Kamer is gemeld2, is het lidmaatschap van dit verdrag niet verenigbaar met ons lidmaatschap als NAVO-bondgenoot.
De NAVO is een nucleaire alliantie zolang er kernwapens bestaan. Bovendien heeft Nederland
in dit bondgenootschappelijk kader een kernwapentaak. Vanwege veiligheidsredenen en
op grond van bondgenootschappelijke afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan
over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Vraag 5
Waarom «schuurt» deelname aan het TPNW volgens u met het Non-proliferatieverdrag,
zoals u in eerdergenoemde kamerbrief schrijft?
Antwoord 5
Deze schuring is met name gelegen in de verschillende benadering van het ontwapeningsproces
in beide verdragen. Het NPV omvat een proces waarbinnen de vijf onder het verdrag
erkende nucleaire staten zich gecommitteerd hebben aan verifieerbare en onomkeerbare
ontwapening, maar nucleaire wapens behouden gedurende dit proces. Dit schept de mogelijkheid
het strategische evenwicht tussen de kernwapenstaten te behouden en de risico’s van
eenzijdige of ongebalanceerde ontwapening te ondervangen. Het TPNW streeft naar een
onmiddellijke en onomkeerbare verbanning van kernwapens en biedt deze mogelijkheid
niet.
Een ander aspect betreft de controle van non-proliferatieverplichtingen door het Internationaal
Atoomagentschap (IAEA). Hier legt het TPNW deelnemende landen slechts zeer zwakke
verplichtingen op, op basis waarvan het IAEA de afwezigheid van illegale nucleaire
programma’s niet kan controleren, terwijl landen zich onder het NPV juist hebben gecommitteerd
aan het ontwikkelen van striktere inspectiemechanismen.
Vraag 6
Welke inspanning levert het kabinet momenteel wel als het gaat om non-proliferatie
en ontwapening? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze inspanning?
Antwoord 6
Zoals uw Kamer bekend, blijft Nederland zich inzetten voor alomvattende, onomkeerbare
en controleerbare nucleaire ontwapening, «Global Zero». Dit is in lijn met het beleid
van de NAVO en met artikel VI van het NPV. Nederland speelt zoals u weet een prominente
rol binnen het NPV en in hieraan gelieerde initiatieven, zoals het Non-proliferation and disarmament initiative (NPDI). Deze rol wordt internationaal breed erkend. Het huidige internationale veiligheidsklimaat
bemoeilijkt de inzet op wapenbeheersing en ontwapening aanzienlijk. Desalniettemin
blijft het kabinet gecommitteerd aan een wereld zonder kernwapens.
Omdat dit doel echter van veel spelers afhankelijk is en gekoppeld is aan de mondiale
veiligheidssituatie, is het per definitie een langdurig en complex proces, met stapsgewijze,
incrementele vooruitgang en soms onvermijdelijke achteruitgang. In dit proces maakt
het kabinet doorlopend een afweging tussen het streven naar een wereld zonder kernwapens
en de geopolitieke realiteit van het moment.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.