Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kostic over de lozing van FrieslandCampina op de Waddenzee
Vragen van het lid Kostić (PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de lozing van chemicaliën op de Waddenzee door Friesland Campina (ingezonden 5 december 2024).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 11 februari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 925.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de lozing van chemicaliën, waaronder het industriële schoonmaakmiddel Divosan Delladet, door FrieslandCampina in de Waddenzee?
Antwoord 1
Ja, ik ben op de hoogte van de indirecte lozing die uiteindelijk in de Waddenzee terechtkomt.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat FrieslandCampina jaarlijks 938 kilo van een middel loost
dat volgens het veiligheidsinformatieblad «zeer giftig voor in het water levende organismen,
met langdurige gevolgen» is?
Antwoord 2
Het bevoegd gezag, in dit geval het college van gedeputeerde staten van de provincie
Groningen (in het vervolg: de provincie of de provincie Groningen), gaat over de beoordeling
van deze indirecte lozing, het toestaan daarvan door middel van een omgevingsvergunning
en het actualiseren van de lozingsvoorschriften in de omgevingsvergunning.
Specifiek voor deze indirecte lozing van FrieslandCampina is van het bevoegd gezag,
de provincie Groningen, begrepen dat de provincie een actualisatieprocedure heeft
opgestart. Binnen de actualisatie van de omgevingsvergunning worden ook de lozingsvoorschriften
geactualiseerd.
De vergunningprocedure bestaat uit verschillende stappen die ter toelichting hierna
worden uitgelegd.
De eerste stappen van de beoordeling bestaan uit het voorkomen van emissies. Er wordt
beoordeeld hoe schadelijk stoffen zijn vanuit het oogpunt van de waterkwaliteit. Daarbij
wordt gekeken welke stoffen vervangen kunnen worden door andere minder schadelijke
stoffen.
De tweede stap gaat om het minimaliseren van de emissie. Hierbij wordt er getoetst
in welke technieken voor het zuiveren van de afvalwaterstroom technisch en economisch
haalbaar zijn. In alle gevallen zal de degene die de activiteit verricht de Beste
Beschikbare Technieken (BBT) moeten toepassen om emissies te voorkomen én te beperken.
Het toepassen van BBT is een doelmatige methode om emissies te minimaliseren.
Met het zuiveren van afvalwater wordt vrijwel nooit alle stoffen volledig verwijderd.
Er zal een restemissie overblijven. In de derde stap van het beoordelingskader wordt
gekeken of de overgebleven immissie past binnen de normen die gesteld zijn aan het
ontvangend oppervlaktewater. Indien de restemissie te groot is en daarmee een te grootte
impact heeft op de kwaliteit van het oppervlaktewater zullen aanvullende maatregelen
genomen moeten worden om de emissies verder te beperken. Alleen wanneer aan alle drie
de stappen voldaan kan worden, wordt de vergunning afgegeven. Een schematische weergave
van deze stappen is te zien in figuur 1.
Figuur 1: schematische weergave beoordeling wateremissie
Vraag 3
Is er inzicht in de precieze samenstelling en concentraties van de chemicaliën die
worden geloosd door FrieslandCampina? Indien niet, bent u bereid om onderzoek te initiëren
om volledige transparantie te verkrijgen?
Antwoord 3
Op dit moment wordt er gewerkt aan het bezien en herzien van vergunningen in een landelijke
actualisatieslag. In het kader van deze actualisatieslag wordt ook de vergunning van
FrieslandCampina geactualiseerd door de provincie Groningen.
De actualisatie van de geldende vergunning is gestart in 2023 door informatie op te
halen bij FrieslandCampina. Een onderdeel hiervan is het actualiseren van de lijst
stoffen die worden geloosd door FrieslandCampina. De precieze samenstelling van de
geloosde chemicaliën zijn bekend bij het bevoegd gezag, de provincie Groningen. De
provincie Groningen heeft aangegeven dat er verwacht wordt dat er dit kwartaal nog
een vernieuwde en, indien nodig aangescherpte, vergunning verleend zal worden.
Vraag 4
Klopt het dat FrieslandCampina ook lozingen doet van stoffen waarvan niet bekend is
wat de langetermijnimpact op het milieu is? Zo ja, hoe beoordeelt u dit vanuit het
voorzorgsprincipe en de verplichtingen die Nederland heeft in het kader van bescherming
van de Waddenzee?
Antwoord 4
De impact van een lozing wordt beoordeeld door middel van het Handboek immissietoets.
Daarin wordt aangegeven dat de beste beschikbare technieken toegepast moeten worden
om de impact te voorkomen en te beperken. Lozingen worden vervolgens alleen vergund
wanneer de effecten van de lozing geen significante milieuverontreiniging veroorzaken.
Zonder deze informatie kan geen vergunning worden verleend.
FrieslandCampina loost een aantal stoffen waarvoor er waterkwaliteitsnormen zijn vastgesteld.
Voor de lozing van deze stoffen zijn de preventie, verminderen en toetsen stappen
van de vergunningverlening al doorlopen en zijn de beste beschikbare technieken toegepast.
Voor een aantal andere stoffen is nog geen waterkwaliteitsnorm in de regelgeving opgenomen.
Voor deze stoffen moeten ook de beste beschikbare technieken worden toegepast, maar
vervolgens moet er verder onderzoek worden gedaan naar deze stoffen. Dit onderzoek
wordt uitgevoerd door FrieslandCampina en getoetst door de provincie Groningen, die
hiervoor een termijn stelt in de actualisatievergunning. Wanneer deze onderzoeken
zijn afgerond, kunnen strengere lozingsvoorschriften opgelegd worden wanneer de provincie
dit nodig acht. Op deze manier kunnen de lozingseisen al op korte termijn aangescherpt
worden voor de bekende stoffen én voldoende onderzoek gedaan worden naar de nog niet
genormeerde stoffen.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de conclusie van Milieubureau Tauw dat er «mogelijk negatieve
effecten» op het ontvangende water te verwachten zijn en dat de lozing «bezwaarlijk»
is?
Antwoord 5
De provincie Groningen is verantwoordelijk voor het beoordelen en toestaan van de
indirecte lozing, waarbij elke stof wordt geanalyseerd waarvan bekend is dat die wordt
geloosd. De provincie Groningen heeft het initiatief genomen om de vergunning van
FrieslandCampina te actualiseren. Bij de actualisatieprocedure is FrieslandCampina
gevraagd om actuele informatie over de lozing aan te leveren wat wordt getoetst door
het bevoegd gezag. Om deze informatie te kunnen verstrekken heeft FrieslandCampina
het adviesbureau Tauw B.V. ingeschakeld. Tauw heeft onder andere de algemene beoordelingsmethodiek
en een immissietoets uitgevoerd voor de indirecte lozing van FrieslandCampina.
Deze toetsen zullen worden beoordeeld door het bevoegd gezag, de provincie Groningen,
waarbij Rijkswaterstaat een adviesrol heeft. Wanneer het bevoegd gezag oordeelt dat
de lozing van de stof niet toelaatbaar is, dan zal deze stof in de hernieuwde vergunning
niet worden toegelaten.
Vraag 6
In hoeverre is het toegestaan om dergelijke stoffen in de Waddenzee te lozen?
Antwoord 6
Degene die de activiteit wil gaan verrichten moet aantonen dat er wordt voldaan aan
de beste beschikbare technieken (BBT) om de lozing te voorkomen, bijvoorbeeld schadelijk
stoffen vervangen door andere stoffen, en het minimaliseren van de lozing, bijvoorbeeld
een extra zuiveringsstap toevoegen. Tevens wordt er rekening gehouden met de effecten
van de nog resterende lozingen voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewaterlichaam
(immissietoets). Zie voor een uitgebreidere uitleg van het vergunningverleningsproces
ook het antwoord bij vraag 2.
Het bevoegd gezag kan als vergunningvoorschrift ook een onderzoeksverplichting of
een minimalisatieplicht opleggen om de lozing af te bouwen. Alleen als een bedrijf
kan voldoen aan alle strikte voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik, waaronder
de toepassing van de best beschikbare technieken om emissies zoveel als mogelijk te
beperken en de immissietoets, dan kan een vergunning worden afgegeven.
Vraag 7
Hoe verhouden deze lozingen zich tot nationale en internationale regelgeving, zoals
de Europese Kaderrichtlijn Water, de Natuurherstelverordening en de Vogel- en Habitatrichtlijn
(graag een onderbouwing met de vermelding van relevante wet- en regelgeving en artikelen)?
Antwoord 7
Voor de lozingen zijn met name de Kaderrichtlijn Water, de Richtlijn industriële emissie en de Richtlijn stedelijk afvalwater van belang. Deze richtlijnen zijn
geïmplementeerd in de Omgevingswet en de daaronder hangende regelgeving. Deze activiteit,
de indirecte lozing, is onder de Omgevingswet aangewezen als milieubelastende activiteit,
waarvoor een vergunningplicht geldt.
In artikel 8.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) zijn de beoordelingsregels
opgenomen voor de vergunningverlening van milieubelastende activiteiten. Een omgevingsvergunning
voor een milieubelastende activiteit mag onder andere alleen worden verleend indien:
• milieuverontreiniging door de activiteit wordt voorkomen of, wanneer dit niet mogelijk
is, zoveel als redelijkerwijs mogelijk beperkt;
• emissies in de lucht, het water en de bodem en het ontstaan van afval door de activiteit
worden voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk is, beperkt om een hoog niveau van
bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken;
• er geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt.
In artikel 8.9 van het Bkl is ook geregeld dat bij de beoordeling of hieraan wordt
voldaan ook rekening wordt gehouden met het Handboek immissietoets. Met behulp van
het Handboek immissietoets wordt beoordeeld of in de nabijheid van de lozing (op de
grens van de mengzone) wordt voldaan aan de geldende waterkwaliteitsdoelstellingen.
In het Handboek immissietoets uit 2019 is ook beschreven hoe de toetsing bij (indirecte)
lozingen plaatsvindt in verband met Natura-2000 gebieden.
Voor een milieubelastende activiteit die gevolgen kan hebben voor watersystemen is
in artikel 8.22 van het Bkl verder geregeld dat de omgevingsvergunning alleen wordt
verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:
• het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
• het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;
en
• het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen (hieronder vallen ook
in een waterlichaam gelegen Natura-2000 gebieden).
In artikelen 5.38 en verder van de Omgevingswet zijn regels opgenomen over de actualisatie,
wijziging en intrekking van vergunningen. Op grond van artikel 5.38 van de Omgevingswet
beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften van de vergunning nog toereikend
zijn gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van
het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. In
artikel 8.99, eerste lid, van het Bkl is geregeld dat het bevoegd gezag vervolgens
verplicht is de vergunningvoorschriften te wijzigen indien hieruit blijkt dat de milieuverontreiniging
die de activiteit veroorzaakt:
• door de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu
verder kan worden ingeperkt; of
• door de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu verder moet worden ingeperkt.
Het derde lid van artikel 8.99 van het Bkl geeft aan in welke gevallen in elk geval
sprake is van ontwikkelingen als bedoeld in het eerste lid van dat artikel.
In artikel 8.97 van het Bkl is de bevoegdheid van het bevoegd gezag geregeld om vergunningvoorschriften
te wijzigen. Dat kan op de in dit hoofdstuk aangegeven gronden waarop de omgevingsvergunning
voor die activiteit had kunnen worden geweigerd.
Vraag 8
Welke concrete stappen onderneemt u om lozingen van potentieel schadelijke stoffen
in Natura2000-gebieden zoals de Waddenzee te beperken of te voorkomen, op welke termijn
en wat zijn de meetbare resultaten van al gedane inspanningen?
Antwoord 8
De vergunningverleningsprocedure toetst de lozing aan de waterkwaliteits- doelstellingen
en de effecten op het milieu. Het Natura2000-gebied van de Waddenzee is hierop geen
uitzondering. Het is daarbij van belang dat alle bestaande vergunningen met regelmaat
worden bezien en zo nodig herzien, zodat voorschriften in lijn zijn met de ontwikkelingen
van technische mogelijkheden tot het beschermen en de kwaliteit van het milieu. Daarom
is Rijkswaterstaat bezig met een traject waarbij vergunningen van lozingen op rijkswateren
worden bezien en zo nodig herzien. Dit traject zal ervoor zorgen dat alle lozingsvergunningen
van Rijkswaterstaat uiterlijk 2033 bezien en zo nodig herzien zijn. De vergunningen
die relevant zijn voor de KRW zijn uiterlijk 2027 geactualiseerd.
Daarnaast loopt er een traject vanuit het Ministerie van IenW waarbij we het vergunningen-,
toezichts- en handhavingsstelsel van de afvalwaterketen evalueren. In de evaluatie
wordt beoordeeld of het VTH-stelsel functioneert zoals bedoeld en voldoet aan de huidige
eisen. Het doel hiervan is om een advies te geven over mogelijke stelsel- en wetswijzigingen
die de waterkwaliteit beter kunnen beschermen.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de huidige situatie waarbij de vergunningverlener, de provincie Groningen,
niet weet sinds wanneer de lozing van deze stoffen plaatsvindt? Wat gaat u doen om
daar verandering in te brengen?
Antwoord 9
In de vergunningaanvraag worden alle stoffen beoordeeld die worden aangeleverd door
de initiatiefnemer en waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat ze in de lozing
aanwezig kunnen zijn. De geldende vergunning uit 2009 wordt op dit moment geactualiseerd
om de lozing te kunnen toetsen aan de voortschrijdende inzichten in beste beschikbare
technieken en ontwikkelingen rondom de bescherming van de waterkwaliteit. Daarbij
is het mogelijk dat er tot nieuwe inzichten wordt gekomen.
Er is van de provincie Groningen begrepen dat in de actualisatievergunning die zal
worden opgesteld, de toegestane hulpstoffen expliciet worden opgenomen. Ook heb is
begrepen dat de verwachting is dat er een voorschrift aan de vergunning verbonden
wordt waarin is bepaald dat een register moet worden bijgehouden van de (hulp)stoffen
die via het afvalwater kunnen worden geloosd.
Vraag 10
Wat vindt u van de aanpak waarbij in de ontwerpvergunning wordt voorgeschreven dat
het bedrijf moet onderzoeken of het gebruik van de middelen verminderd kan worden,
zonder concrete gehaltes te specificeren?
Antwoord 10
Het vergunningentraject heeft als doel om emissies en negatieve gevolgen voor het
milieu te voorkomen en te beperken. Om te beoordelen of een lozing verder voorkomen
of verminder kan worden, wordt er gekeken naar de Beste Beschikbare Technieken (BBT).
De BBT geeft aan welke inspanningen er in ieder geval van een bedrijf verwacht wordt,
voordat er bij de restlozing beoordeeld wordt of dit kan voldoen aan de waterkwaliteitsdoelstellingen.
De lozing moet dus eerst zoveel mogelijk voorkomen of verminderd worden. Wanneer er
specifieke concentraties worden genoemd om aan te voldoen, dan bestaat dan het risico
dat er naar deze gehaltes toegewerkt wordt en de lozing niet maximaal geminimaliseerd
of zelfs voorkomen wordt, terwijl dat wel mogelijk is. Het doel hierbij is dus niet
om onder een norm te kunnen lozen, maar om zo min mogelijk te lozen. Het niet specificeren
van de maximale gehaltes van de middelen in de lozing is dan ook de gebruikelijke
aanpak.
Vraag 11
Deelt u de mening van milieuorganisaties dat de gezondheid van de Waddenzee als uitgangspunt
moet worden genomen bij het verlenen van vergunningen?
Antwoord 11
De vigerende wet- en regelgeving heeft als doel om het milieu van Nederland, waaronder
kwetsbare natuurgebieden zoals de Waddenzee, te beschermen. Bij vergunningverlening
wordt aan deze wet- en regelgeving getoetst. De invloed van activiteiten op de kwaliteit
van het milieu is op deze manier ook opgenomen als één van de factoren waarop activiteiten
beoordeeld moeten worden.
Vraag 12
Hoe beoordeelt u de dagelijkse lozing van zeven miljoen liter afvalwater dat nog steeds
zuivelresten en meststoffen bevat, in een UNESCO Werelderfgoed-gebied?
Antwoord 12
Zoals aangegeven is in het antwoord op vraag 2, wordt er voor elke afzonderlijke lozing
en elke stof beoordeeld of de lozing kan worden voorkomen of geminimaliseerd, en vervolgens
getoetst aan alle normen. Ik vertrouw erop dat het bevoegd gezag een lozing goed analyseert
en deze toetst met gebruik van de beoordelingsrichtlijnen zoals beschreven in het
Handboek immissietoets en de algemene beoordelingsmethodiek.
Vraag 13
Bent u bereid maatregelen te treffen tegen FrieslandCampina of andere bedrijven die
de Waddenzee vervuilen, bijvoorbeeld door de herziening en aanscherping van vergunningen?
Zo ja, op welke termijn en voor welke bedrijven en lozingen specifiek?
Antwoord 13
Om de waterkwaliteit van de Waddenzee te beschermen, is het van belang dat de lozingen
op de Waddenzee goed in beeld zijn en actueel zijn. Op dit moment wordt de omgevingsvergunning
van FrieslandCampina geactualiseerd. Het is aan het bevoegd gezag, de provincie Groningen,
om de vergunning te herzien en de lozingsvoorschriften aan te scherpen. Rijkswaterstaat
is daarbij intensief betrokken. De ontwerpvergunning voor FrieslandCampina heeft ter
inzage gelegen. Van de provincie Groningen heb ik begrepen dat de verwachting is dat
dit kwartaal de vernieuwde vergunning verleend zal worden.
Vraag 14
Hoe beoordeelt u (wetenschappelijk onderbouwd) de situatie waarin lozingen van warm
water plaatsvinden op het droogvallende wad, wat mogelijk verstorende effecten kan
hebben?
Antwoord 14
Specifiek voor warmtelozingen heeft de Commissie Integraal Waterbeheer een beoordelingssystematiek
voor warmtelozingen opgesteld. Deze systematiek en de toetsingscriteria zijn gebaseerd
op literatuurstudies van beschikbare wetenschappelijke literatuur. Deze beoordelingssystematiek
geeft, naast de Algemene Beoordelingsmethode en het Handboek immissietoets, inzicht
in het effect van een warmtelozing op het waterlichaam waarop uiteindelijk geloosd
wordt.
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de situatie waarbij het geloosde afvalwater in strijd is met de regels
omdat het menggebied de bodem raakt?
Antwoord 15
Dit is niet aan mij om te beoordelen, maar aan het bevoegd gezag, de provincie Groningen.
Van de provincie is begrepen dat de warmtelozing verder onderzocht moet worden. De
provincie heeft aangegeven dat de informatie die is opgevraagd bij het bedrijf over
de temperatuur van de lozing niet voldoende aanwezig was. Het is van belang dat de
temperatuur van de lozing jaarrond gemeten wordt. Wanneer deze metingen compleet zijn,
dan kan een volledige afweging gemaakt worden van effect van de lozing op de Waddenzee.
Dit aanvullend onderzoek zal naar verwachting onderdeel zijn van de geactualiseerde
vergunning die naar verwachting dit kwartaal door de provincie Groningen verleend
zal worden. Hierdoor kan de vergunning met aangescherpte lozingsvoorschriften al vergeven
worden, terwijl het warmteonderzoek gedegen uitgevoerd kan worden. Dit onderzoek wordt
beoordeeld door de provincie Groningen waarbij Rijkswaterstaat als adviseur optreedt.
Na het onderzoek kunnen er aanvullende acties of maatregelen aan de lozingsvoorschriften
toegevoegd worden.
Vraag 16
Welke concrete stappen onderneemt u om te garanderen dat de definitieve vergunning
volledig in lijn is met de nationale en Europese milieu- en natuurbeschermingseisen
voor de Waddenzee, hoe ziet u uw verantwoordelijkheid in dit proces en op welke wijze
heeft u hier contact over met de provincie Groningen?
Antwoord 16
Het bevoegd gezag, de provincie Groningen, is verantwoordelijk voor de actualisatie
van de omgevingsvergunning en daarin de lozingsvoorschriften van FrieslandCampina.
Een ontwerpbesluit daartoe heeft reeds ter inzage gelegen. Momenteel wordt de definitieve
vergunning voorbereid. Bij de actualisatie is Rijkswaterstaat als adviseur betrokken.
Ik heb er vertrouwen in dat in het kader van de actualisatie van de omgevingsvergunning
adequate lozingsvoorschriften aan de vergunning worden verbonden, waardoor de vergunning
in lijn is met de nationale en Europese milieu- en natuurbeschermingseisen voor de
Waddenzee.
Vraag 17
Kunt u alle vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.