Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen het lid Van Baarle over de juridische stappen van vicepremier Mona Keijzer inzake het besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om haar niet te vervolgen voor groepsbelediging
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister-President over de juridische stappen van vicepremier Mona Keijzer inzake het besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om haar niet te vervolgen voor groepsbelediging (ingezonden 20 december 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 7 februari 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1015. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1056.
Vraag 1 en 2
Is het besluit van Vice-Premier Keijzer om juridische stappen te ondernemen tegen
het OM-besluit vooraf besproken en afgestemd binnen het kabinet? Zo ja, wat was de
uitkomst van deze bespreking? Zo nee, waarom niet?1
Acht het kabinet het wenselijk dat een Vice-Premier, tevens Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening, betrokken is bij een juridische procedure tegen het OM?
Antwoord 1 en 2
Het staat een ieder vrij om gebruik te maken van diens wettelijke rechten, ook een
Vice-Premier. Het kabinet heeft daarover geen oordeel.
Vraag 3
Deelt het kabinet het oordeel van het OM, namelijk dat de uitingen van mevrouw Keijzer
in de uitzending van Sophie & Jeroen op zichzelf beledigend zijn over een groep op grond van ras en godsdienst? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
Naar aanleiding van zestien aangiftes heeft het Openbaar Ministerie (hierna: het OM)
de uitlatingen van mevrouw Keijzer beoordeeld. Naar het oordeel van het OM vallen
de uitlatingen in beginsel onder de strafbaarstelling van groepsbelediging in de zin
van artikel 137c Wetboek van Strafrecht. De uitingen van mevrouw Keijzer worden – aldus
het OM – echter beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vervat
in artikel 10 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens, waardoor in
dit geval artikel 137c Sr buiten toepassing moet worden gelaten. Het OM concludeert
dat de uitingen van mevrouw Keijzer niet strafbaar zijn. Om die reden zijn de aangiftes
geseponeerd. Met het oog op de eigenstandige positie van het OM binnen ons staatsbestel,
is het niet gepast dat het kabinet een oordeel uitspreekt over de afdoening door het
OM.
Vraag 4 tot en met 9
Deelt het kabinet de conclusie van het OM dat mevrouw Keijzer zich in beginsel schuldig
heeft gemaakt aan groepsbelediging in de zin van artikel 137c Wetboek van Strafrecht
(Sr)?
Is het kabinet het eens met het volgende citaat van mevrouw Keijzer: «[w]at je ziet
is dat veel asielmigranten komen uit landen met een islamitisch geloof. We weten dat
daar Jodenhaat, ja, onderdeel is bijna van de cultuur»? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
waarop baseert het kabinet dit?
Vindt het kabinet, net als mevrouw Keijzer, ook dat «mensen die uit die landen komen,
die krijgen dat op een andere manier mee dan wij dat meekrijgen», refererend aan antisemitisme-
en Holocausteducatie? Zo ja, waar baseert het kabinet dit op?
Is het kabinet het eens met de uitspraak van mevrouw Keijzer dat «bij mensen in die
landen antisemitisme op een veel andere manier in de cultuur zit dan die bij ons»?
Zo ja, waar baseert het kabinet dit op?
Deelt het kabinet het standpunt van mevrouw Keijzer «dat bij mensen met een islamitisch
geloof antisemitisme vaak onderdeel is van de cultuur»? Zo ja, kan het kabinet aangeven
waarop het dit baseert? Zo nee, wat vindt het kabinet van deze uitspraak?
Deelt het kabinet de mening dat mevrouw Keijzer voortaan moet stoppen met het stigmatiseren,
polariseren en discrimineren van Nederlandse burgers op grond van hun ras en godsdienst?
Antwoord 4 tot en met 9
Naar aanleiding van het sepot loopt er een artikel 12-procedure om alsnog vervolging
af te dwingen. Ook blijkt uit de berichtgeving in de media dat mevrouw Keijzer eenzelfde
procedure is begonnen om te bewerkstelligen dat het OM het oordeel terugneemt dat
haar uitlatingen in beginsel strafbaar zijn. Het is nu aan het gerechtshof om hierover
te oordelen. Het past het kabinet niet om vooruit te lopen op de eventuele uitkomst
van lopende procedures en ook niet om zich uit te spreken over de uitlatingen van
mevrouw Keijzer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.