Amendement : Amendement van de leden Mutluer en Van Nispen over herstelvoorzieningen bij jeugdige verdachten
36 327 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)
Nr. 37 AMENDEMENT VAN DE LEDEN MUTLUER EN VAN NISPEN
Ontvangen 7 februari 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na paragraaf 1.1.2.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 1.1.2.3a Herstelvoorzieningen
Artikel 6.1.16a
1. De raad voor de kinderbescherming onderzoekt, alvorens de officier van justitie een
besluit neemt over de vervolging van de verdachte, of er gronden zijn om prioriteit
te geven aan de inzet van mediation of een herstelconferentie. De raad voor de kinderbescherming
adviseert de officier van justitie omtrent de inzet van mediation of een herstelconferentie.
2. De officier van justitie of de rechter onderzoekt ambtshalve of mediation of een
herstelconferentie mogelijk is. De door het mediationbureau voor de zaak aangestelde
mediator onderzoekt of mediation dan wel een herstelconferentie de meest passende
herstelrechtvoorziening is.
3. Een geslaagde mediation of herstelconferentie leidt op het niveau van het openbaar
ministerie tot een al dan niet voorwaardelijk sepot en op het niveau van de rechter
tot een al dan niet voorwaardelijke beëindiging van de zaak, tenzij daarmee niet kan
worden volstaan gelet op de ernst van het feit, de persoon van de verdachte of de
omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het openbaar ministerie dan wel de rechter
geeft in het bijzonder de redenen op die tot de beslissing hebben geleid.
4. In het geval van een geslaagde mediation of herstelconferentie kan uitsluitend een
vrijheidsbenemende sanctie worden opgelegd, indien dit voorafgegaan wordt door een
advies van de raad voor de kinderbescherming. De rechter geeft in het vonnis in het
bijzonder de redenen op die tot deze beslissing hebben geleid.
5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing, indien ingevolge artikel 77c van het
Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht wordt toegepast op adolescente verdachten
in de leeftijd van achttien tot drieëntwintig jaren.
6. Dit artikel is niet van toepassing indien ingevolge artikel 77b van het Wetboek van
Strafrecht het volwassenenstrafrecht wordt toegepast op jeugdige verdachten in de
leeftijd van zestien tot achttien jaren.
Toelichting
Dit amendement beoogt specifieke regels vast te leggen met betrekking tot herstelrechtvoorzieningen
voor minderjarige verdachten. Meer nog dan in het geval van volwassen verdachten heeft
het de voorkeur om deze voorzieningen bij minderjarigen toe te passen. Bij minderjarige
verdachten gelden de in het kinderrechtenverdrag neergelegde uitgangspunten zoals
het pedagogische uitgangspunt, het mogen en kunnen leren van fouten, de vooropstelling
van het belang van het kind en het recht op participatie van de jongere in zaken die
hem aangaan, waarbij rekening wordt gehouden met diens zich ontwikkelende vermogens.
In Nederland heeft het jeugdstraf- en strafprocesrecht dan ook een pedagogisch karakter
met het voorkomen van recidive als algemeen uitgangspunt. Dit betekent dat voor jeugdige
verdachten «zoveel mogelijk interventies worden ingezet gericht op een positieve gedragsbeïnvloeding
van de jeugdige [...] Beslissingen en handelingen richting de jeugdige verdachte,
waaronder de toepassing van sancties en maatregelen, zijn er op gericht de ontwikkeling
van deze jongere te stimuleren, de jongere te heropvoeden, te resocialiseren en te
weerhouden van een verdere criminele carrière».1
Om dit te stimuleren wordt het volgende voorgesteld:
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) adviseert in zijn rol van onderzoeker van
het kind in strafzaken omtrent de inzet van herstelrechtvoorzieningen. Dit advies
dient zo vroeg als mogelijk, nog voor de beslissing van het Openbaar Ministerie (het
OM) over de vervolging, te worden afgegeven. Indien het OM in afwijking van een advies
van de RvdK om de voorkeur aan een herstelrechtvoorziening te geven toch beslist om
tot vervolging over te gaan, dient het OM dit te motiveren.
Daarnaast krijgen de officier van Justitie en de rechter de bevoegdheid om zelf ambtshalve
te onderzoeken of mediation of een herstelconferentie mogelijk is. De door het mediationbureau
voor de zaak aangestelde mediator onderzoekt dan wat de beste passende herstelrechtvoorziening
is.
In het geval mediation of herstelconferentie slaagt, hetgeen moet blijken uit een
vaststellingsovereenkomst, moet het uitgangspunt worden dat het OM de zaak, al dan
niet voorwaardelijk, seponeert dan wel dat de rechter, al dan niet voorwaardelijk,
overgaat tot beëindiging van de zaak. Dit uitgangspunt kan verlaten worden in het
geval de officier respectievelijk de rechter van mening is dat gezien de ernst van
het strafbare feit, de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het
feit is begaan sepot of zaaksbeëinding onvoldoende sanctionerend zijn. In dat geval
is vervolging of bestraffing aangewezen. Daarmee blijft de uiteindelijke beslissing
over vervolging of bestraffing bij respectievelijk het OM en de rechter. Het OM dan
wel de rechter geven in het geval zij niet tot sepot of zaaksbeëindiging overgaan
expliciet aan waarom zij tot die beslissing zijn gekomen.
In het bijzonder bij jeugdige verdachten dient op basis van internationale verdragen
en bindende Europese richtlijnen terughoudend te worden omgegaan met het opleggen
van vrijheidsbenemende straffen. Daarom is er voor gekozen dat voor het opleggen van
een vrijheidsbenemende sanctie bij een minderjarige verdachte eerst advies daaromtrent
dient te worden gevraagd aan de raad voor de kinderbescherming. De rechter geeft in
het vonnis de redenen op die tot het opleggen van een vrijheidsstraf hebben geleid.
De bovenstaande specifiek voor minderjarige verdachten bedoelde bepalingen worden
zijn niet van toepassing in het geval voor een adolescente verdachte van 18–23 jaar
oud het jeugdstrafrecht geldt dan wel voor de minderjarige verdachte van 16–18 jaar
oud het volwassenenstrafrecht.
Mutluer Van Nispen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Songül Mutluer, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid