Brief Presidium : Brief van het Presidium over een verzoekonderzoek door de Algemene Rekenkamer naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bedrijfsvoering van de NS
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 1230 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de Leden
Den Haag, 5 februari 2025
Het Presidium legt hierbij, conform artikel 7.35 lid 2 van het Reglement van Orde,
aan u voor het verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat bij
brief van 23 januari 2025 om advies te vragen aan Algemene Rekenkamer inzake de doelmatigheid
en doeltreffendheid van de bedrijfsvoering van de NS.
Het Presidium stelt u voor in te stemmen met het bijgevoegde verzoek en dit door te
geleiden aan de Algemene Rekenkamer.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Martin Bosma
BIJLAGE BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Op 2 april 2024 heeft de Tweede Kamer de motie van het lid Veltman c.s. (Kamerstuk
29 984, nr. 1197) aangenomen, waarin wordt voorgesteld de Algemene Rekenkamer te verzoeken onderzoek
te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bedrijfsvoering van de NS,
met het oog op de periode na 2033, zodat deze resultaten meegenomen kunnen worden
tijdens de midterm review met de NS in 2029.
Op verzoek van het Presidium heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
de uitwerking van de motie ter hand genomen. De commissie heeft een voorstel voor
een verzoek aan de Algemene Rekenkamer op hoofdlijnen voor advies voorgelegd aan de
commissie voor de Rijksuitgaven. De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aangepaste
formulering van het voorstel in overweging gegeven, waarmee beter wordt aangesloten
bij de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer1.
De commissie voor de Rijksuitgaven geeft in overweging om de Algemene Rekenkamer te
verzoeken onderzoek te doen naar de mate waarin de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat en de Minister van Financiën voor de uitoefening van hun taken en verantwoordelijkheden
binnen het stelsel van gemaakte informatie- en verificatieafspraken voldoende zicht
hebben op:
• de efficiëntie van de bedrijfsvoering van de NS, en met name op
• de mogelijkheden die de NS zelf heeft om, zonder negatieve gevolgen voor de afgesproken
prestaties van de NS, eventuele negatieve financiële effecten binnen de eigen bedrijfsvoering
op te vangen voordat opties als prijsverhoging van treinkaartjes of aanvullende overheidssubsidies
in beeld komen.
Een relevante deelvraag hierbij is of het stelsel van informatie- en verificatie-afspraken
afdoende is en in de praktijk voldoende functioneert om de juistheid, volledigheid
en navolgbaarheid van de informatieverstrekking door de NS te waarborgen. Zo bevat
de nieuwe concessie algemene informatieafspraken en informatie-afspraken over de vaststelling
van het zogenaamde netto financieel effect. Als zich bepaalde ontwikkelingen voordoen
dient de NS een onderbouwde, navolgbare opgave van het netto financieel effect te
geven en ook te onderzoeken welke maatregelen zij in afwijking van de concessie redelijkerwijs
zelf kan treffen om een negatief netto financieel effect zoveel mogelijk te beperken,
zonder de prestaties negatief te beïnvloeden of gestegen kosten steeds in de prijs
van de treinkaartjes door te berekenen. Vraag is of dergelijke afspraken in de praktijk
de betrokken Ministers voldoende waarborgen bieden om vanuit hun verschillende rollen
en verantwoordelijkheden goed geïnformeerd te kunnen sturen op een zo goed mogelijke
dienstverlening voor de NS-reiziger op een kostenefficiënte manier, zowel in het belang
van de treinreiziger als de belastingbetaler.
De commissie voor de Rijksuitgaven adviseert daarnaast om de Algemene Rekenkamer te
vragen aan te geven welke eventuele andere aspecten de Algemene Rekenkamer met het
oog op een goede invulling van het aandeelhouderschap, de concessie- en subsidierelatie
en een zo goed mogelijk vervoerproduct voor de NS-reiziger van belang acht.
De commissie voor Infrastructuur en Waterstaat ziet in de formulering van de commissie
voor de Rijksuitgaven goede mogelijkheden om te voorzien in de kennisbehoefte van
de Kamer en neemt deze over in haar verzoek. Daarnaast voegt de commissie een vraag
toe over de bevoegdheden en sturingsmogelijkheden van de Staat.
In de bijlage is het aangepaste voorstel van de commissie opgenomen. De commissie
verzoekt het Presidium dit verzoek aan de Algemene Rekenkamer ter instemming door
te geleiden naar de Kamer.
De voorzitter van de commissie, Peter de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Bijlage: Onderzoeksvoorstel doelmatigheid en doeltreffendheid bedrijfsvoering NS
Op 2 april 2024 heeft de Tweede Kamer de gewijzigde motie van het lid Veltman c.s.
aangenomen (Kamerstuk 29 984, nr. 1197), waarin wordt voorgesteld de Algemene Rekenkamer te verzoeken onderzoek te doen
naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bedrijfsvoering van de NS, met het
oog op de periode na 2033, zodat deze resultaten meegenomen kunnen worden tijdens
de midterm review met de NS in 2029.
Aanleiding voor de motie waren de prestaties van de NS in het afgelopen jaar, dat
werd gekenmerkt door toenemende vertragingen en afnemende punctualiteit. Daarnaast
spelen de aangekondigde verhogingen van de prijzen voor treinkaartjes en de verzoeken
aan de Staat om negatieve bedrijfsresultaten te compenseren. De concessie voor het
hoofdrailnet is tot en met 2033 onderhands gegund aan de NS. De Tweede Kamer vindt
het in dit verband van groot belang dat de staatsdeelneming NS zorgvuldig en doelmatig
met publiek geld omgaat, zodat de beste dienstverlening tegen een goede prijs kan
worden geboden, zowel in het belang van de belastingbetaler als van de reiziger.
In maart 2024 gaf de NS aan dat niet méér efficiency-maatregelen konden worden getroffen
dan het toenmalige pakket, dat was afgesproken in het kader van de gunning van de
hoofrailnetconcessie. Begin augustus bleek echter dat er toch meer bezuinigingsmaatregelen
mogelijk waren2. Deze actuele ontwikkeling onderstreept het belang van onafhankelijk onderzoek door
de Algemene Rekenkamer.
Op verzoek van het Presidium heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
de uitwerking van de motie ter hand genomen. De commissie ziet in de combinatie van
de unieke bevoegdheden uit hoofde van de Comptabiliteitswet ten aanzien van de NS
als 100% staatsdeelneming, de expertise op gebied van bedrijfsvoeringsonderzoek en
de onafhankelijke positie van de Algemene Rekenkamer een belangrijke meerwaarde voor
dit onderzoek, ook ten opzichte van eerdere onderzoeken in opdracht van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat op basis van door NS ter beschikking gestelde informatie.
Mede op basis van het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven luidt het verzoek
aan de Algemene Rekenkamer als volgt. De Tweede Kamer verzoekt de Algemene Rekenkamer
onderzoek te doen naar de mate waarin de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Financiën voor de uitoefening van hun taken en verantwoordelijkheden
als concessieverlener, subsidieverstrekker en aandeelhouder binnen het stelsel van
gemaakte informatie- en verificatieafspraken voldoende zicht hebben op:
• de efficiëntie van de bedrijfsvoering van de NS, en met name op
• de mogelijkheden die de NS zelf heeft om, zonder negatieve gevolgen voor de afgesproken
prestaties van de NS, eventuele negatieve financiële effecten binnen de eigen bedrijfsvoering
op te vangen voordat opties als prijsverhoging van treinkaartjes of aanvullende overheidssubsidies
in beeld komen.
Een relevante deelvraag hierbij is of het stelsel van informatie- en verificatie-afspraken
afdoende is en in de praktijk voldoende functioneert om de juistheid, volledigheid
en navolgbaarheid van de informatieverstrekking door de NS te waarborgen. Zo bevat
de nieuwe concessie algemene informatie-afspraken en informatie-afspraken over de
vaststelling van het zogenaamde netto financieel effect. Als zich bepaalde ontwikkelingen
voordoen dient de NS een onderbouwde, navolgbare opgave van het netto financieel effect
te geven en ook te onderzoeken welke maatregelen zij al dan niet in afwijking van
de concessie redelijkerwijs zelf kan treffen om een negatief netto financieel effect
zoveel mogelijk te beperken, zonder de prestaties negatief te beïnvloeden of gestegen
kosten steeds in de prijs van de treinkaartjes door te berekenen. Vraag is of dergelijke
afspraken in de praktijk de betrokken Ministers voldoende waarborgen bieden om vanuit
hun verschillende rollen en verantwoordelijkheden goed geïnformeerd te kunnen sturen
op een zo goed mogelijke dienstverlening voor de NS-reiziger op een kostenefficiënte
manier, zowel in het belang van de treinreiziger als de belastingbetaler.
De Algemene Rekenkamer wordt verzocht om hierbij ook in te gaan op de bevoegdheden
en sturingsmogelijkheden die de Staat vanuit haar verschillende taken en verantwoordelijkheden
ter beschikking staan ten aanzien van de efficiëntie van de bedrijfsvoering van de
NS.
Daarnaast wordt de Algemene Rekenkamer verzocht aan te geven welke eventuele andere
aspecten de Algemene Rekenkamer met het oog op een goede invulling van het aandeelhouderschap,
de concessie- en subsidierelatie en een zo goed mogelijk vervoerproduct voor de NS-reiziger
van belang acht.
De resultaten van het onderzoek zouden zowel door het ministerie als de Kamer betrokken
moeten kunnen worden bij de midterm review van de concessie voor het Hoofdrailnet
2025–2033 in 2029
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, Voorzitter van de Tweede Kamer
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.