Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger, Lahlah en Postma over private financiële middelen met betrekking tot een energiefonds
Vragen van de leden Kröger, Lahlah (beiden GroenLinks-PvdA) en Postma (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over private financiële middelen met betrekking tot een energiefonds (ingezonden 23 december 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Klimaat en Groene Groei (ontvangen
4 februari 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1014.
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom het niet is gelukt om voldoende private financiële middelen
beschikbaar gesteld te krijgen?1
Antwoord 1
Voor het kerstreces werd er onvoldoende aan de juridische en financiële voorwaarden
voldaan om over te gaan tot een subsidieverstrekking voor een energiefonds. Er is
na het kerstreces opnieuw met de energiesector overlegd. Na deze nieuwe ronde gesprekken
zijn alle partijen het erover eens dat er ook voor dit jaar een energiefonds moet
komen. Dat fonds ondersteunt huishoudens met een laag (midden) inkomen en een hoge
energierekening bij het betalen van hun energierekening, gekoppeld aan verduurzaming.
Het kabinet zoekt actief naar een oplossing om dit mogelijk te maken. Er wordt nu
met alle betrokken partijen verder gewerkt om dit publiek-private fonds zo snel mogelijk
te kunnen openen. Een van de punten die nader wordt uitgewerkt, is de bijdrage vanuit
de energiesector in brede zin ten behoeve van de uitvoeringskosten voor het energiefonds.
Diverse energieleveranciers2 zijn reeds bereid om (opnieuw) een financiële bijdrage beschikbaar te stellen, waar
wij hen erkentelijk voor zijn. Het is belangrijk dat de uitvoeringskosten om het energiefonds
op te zetten niet door het Rijk bekostigd worden en daarmee het risico op staatsteun
te mitigeren. Hiervan is sprake als er geen Europese aanbesteding wordt doorlopen.
Een dergelijke procedure kent een lange doorlooptijd.
Bij een constructie zoals bij het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2023 en 2024 is het
randvoorwaardelijk dat andere partijen, anders dan het Rijk, ook financieel bijdragen
tot meer dan één derde van de totale som. Dit bleek niet haalbaar. Daarbij is ook
bezien of het mogelijk was om te komen tot een fonds met een lagere totale inleg.
Daarbij moest geconstateerd worden dat daarmee de uitvoeringskosten van het fonds
niet in verhouding stonden tot het aantal huishoudens dat met het resterende bedrag
geholpen kon worden. Daarnaast bestaat het risico dat het fonds dan zeer snel de deuren
weer zou moeten sluiten en veel huishoudens niet geholpen worden. Er is uiteindelijk
besloten om de inleg van het Rijk meer dan twee derde van de totale inleg te laten
zijn, zodat het toch mogelijk is om zoveel mogelijk huishoudens te helpen op de energierekening
via het energiefonds en daarmee tot dit positieve besluit te kunnen komen. Dit belang
weegt voor ons zwaarder dan het mogelijke risico van het creëren van een buitenwettelijk
bestuursorgaan.
Met de stap om tot een energiefonds in 2025 te komen, wordt niet alleen ingezet op
het kunnen blijven geven van inkomenssteun nu, maar wordt ook toegewerkt naar een
meer structurele aanpak van energiearmoede door compensatie van hoge energierekeningen
in combinatie met verduurzamingsmaatregelen die leiden tot structureel lagere energielasten
voor huishoudens.
Vanaf 2026 staat Social Climate Fund (SCF) ter beschikking voor het opvangen van de
effecten van het emissiehandelssysteem voor CO2-emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2) voor kwetsbare huishoudens
en micro-bedrijven. Om aanspraak te maken op deze middelen moet Nederland vóór juli
2025 een Sociaal Klimaatplan indienen bij de Europese Commissie.
Eind november heeft het kabinet zich gebogen over de voorstellen die door diverse
departementen zijn ingediend ten behoeve van het SCF. Het kabinet heeft besloten om
alle voorstellen in consultatie te brengen bij relevante stakeholders en de Tweede
Kamer. Daarna wordt besloten welk voorstel ingediend wordt bij de Europese Commissie.
Het Ministerie van SZW en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
(VRO) hebben gezamenlijk een voorstel ingediend voor het SCF, waarbij ingezet wordt
op maatregelen die bijdragen aan verduurzaming en het energiezuiniger maken van woningen
in combinatie met directe inkomenssteun voor kwetsbare groepen (energiefonds). Zo
worden huishoudens structureel geholpen en worden zij weerbaarder voor stijgende energielasten,
mede als gevolg van ETS2.
De partijen die nu betrokken zijn bij het energiefonds in 2025, worden ook betrokken
bij de verdere uitwerking van de planvorming voor het SCF. Deze consultatie is inmiddels
gestart.
Zodra meer duidelijk is over de openstelling van het fonds en de specifieke voorwaarden,
informeren wij de Tweede Kamer en huishoudens hierover. Ik realiseer mij dat het al
februari is en huishoudens behoefte hebben aan duidelijkheid. Mede vanwege dat er
al veel huishoudens zijn met een vast contract, zien we dat steun op de energierekening
het gehele jaar welkom is. Er wordt met de hoogste urgentie gewerkt aan de uitwerking
van het fonds.
Vraag 2
Kunt u gedetailleerd aangeven welke inspanningen u heeft verricht, met welke partijen
er is gesproken en welke partijen bereidheid toonden om financieel bij te dragen?
Antwoord 2
Er zijn door de Ministeries van SZW, KGG en VRO met de energiesector en medeoverheden
meerdere gesprekken op bestuurlijk niveau gevoerd. Zo zijn er verschillende constructieve
gesprekken gevoerd met de grote en kleine energieleveranciers, Energie Nederland,
netbeheerders, Netbeheer Nederland, de VNG en als aandeelhouders van de netbeheerders
met verschillende gemeenten en provincies. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met
andere private partijen zoals een aantal banken. Ook zijn diverse particuliere fondsen,
loterijen en goede doelenorganisaties gevraagd om bij te dragen. Schuldenlab heeft
in het proces een faciliterende rol gespeeld. Een aantal energieleveranciers is bereid
om (opnieuw) een financiële bijdrage beschikbaar te stellen.
Vraag 3
Hoe groot is precies het verschil tussen de gewenste private bijdrage en de toegezegde
private bijdrage? Door welke partijen zijn private bijdragen toegezegd? En waarom
is dit bedrag naar uw opvatting onvoldoende om voortzetting van het Noodfonds in 2025
mogelijk te maken? Hoeveel huishoudens hadden in 2025 voor de beschikbare 60 miljoen
euro geholpen kunnen worden?
Antwoord 3
Een deel van de vragen is op dit moment niet te beantwoorden. Na het Kerstreces is
namelijk opnieuw het gesprek gevoerd met de energiesector (energieleveranciers en
netbeheerders). Na deze nieuwe ronde gesprekken zijn alle betrokken partijen het erover
eens dat er ook voor dit jaar een energiefonds moet komen. Het kabinet zoekt actief
naar een oplossing om dit mogelijk te maken. Er wordt nu met alle betrokken partijen
verder gewerkt om dit publiek-private fonds zo snel mogelijk te kunnen openen. Het
Tijdelijk Noodfonds Energie heeft minimaal 8 weken nodig vanaf het moment dat het
formele verzoek van het kabinet wordt ingediend.
Het is belangrijk dat de uitvoeringskosten om het energiefonds op te zetten niet door
het Rijk bekostigd worden en daarmee het risico op staatsteun te mitigeren. Hiervan
is sprake als er geen Europese aanbesteding wordt doorlopen. Een dergelijke procedure
kent een lange doorlooptijd.
Vraag 4
Zijn er ook niet-financiële verschillen waarop de gesprekken zijn stukgelopen, en
zo ja, welke?
Antwoord 4
Nee.
Vraag 5
Blijft de gereserveerde 60 miljoen euro volledig beschikbaar voor ondersteuning voor
huishoudens met betalingsproblemen?
Antwoord 5
De gereserveerde middelen komen ten goede aan huishoudens die een tegemoetkoming krijgen
uit het energiefonds in 2025. Van de 60 miljoen euro wordt maximaal 1 miljoen euro
gereserveerd voor financiële ondersteuning voor huishoudens in Caribisch Nederland.
Daarnaast wordt ook een reservering gemaakt uit deze middelen voor aanvullende ondersteuning
voor huishoudens bij het aanvraagproces en het mogelijk maken van een aanvraag door
huishoudens met een blokaansluiting. Er wordt nog onderzocht of dit technisch mogelijk
is.
Als dit technisch mogelijk blijkt, wordt invulling gegeven aan de motie van de leden
Kops en Vermeer3 om bij de uitwerking van het energiefonds ervoor te zorgen dat ook huishoudens met
blokaansluiting in aanmerking kunnen komen voor energiecompensatiemaatregelen, tot
uitvoering te brengen.
Het energiefonds 2025 geldt als nieuw beleid dat in verband met het budgetrecht van
de Eerste en Tweede Kamer pas van start kan gaan nadat de beide Kamers met de ontwerpbegrotingen
hebben ingestemd. Om huishoudens zo snel mogelijk te kunnen ondersteunen bij de energierekening
is subsidieverlening op korte termijn belangrijk. Om de effectiviteit van het beleid
te waarborgen is het daarom van groot belang dat het wij zo snel mogelijk over kunnen
gaan tot subsidieverlening en niet hoeven te wachten op de stemmingen in de Eerste
Kamer over de ontwerpbegroting 2025 van SZW. Hiermee kan het fonds een aantal weken
eerder open. Dat maakt echt een verschil voor kwetsbare huishoudens.
De subsidieverlening zal zo snel mogelijk worden gestart zodra de inleg vanuit de
energiesector duidelijk is en de subsidieaanvraag is ontvangen. De beschikbare middelen
kunnen vervolgens direct aan Stichting Tijdelijks Noodfonds Energie (TNE) worden betaald,
zodat het energiefonds na subsidieverlening zo snel als mogelijk operatief kan zijn.
Daarom willen wij voor het energiefonds een beroep doen op artikel 2.25 lid 2 van
de Comptabiliteitswet, zodat kwetsbare huishoudens zo snel mogelijk ondersteund kunnen
worden bij het betalen van de energierekening (bijlage 1). Het Tijdelijk Noodfonds
Energie heeft minimaal 8 weken nodig vanaf het moment dat het formele verzoek van
het kabinet wordt ingediend.
Vraag 6
In hoeverre wilt u zich inzetten voor het behoud van de Noodfonds-infrastructuur?
Antwoord 6
Na het Kerstreces zijn er constructieve gesprekken gevoerd met de energiesector. Na
deze nieuwe ronde gesprekken zijn alle betrokken partijen het erover eens dat er ook
voor dit jaar een energiefonds moet komen. Het kabinet zoekt actief naar een oplossing
om dit mogelijk te maken. Er wordt nu met alle betrokken partijen verder gewerkt om
dit publiek-private fonds zo snel mogelijk te kunnen openen. Het Tijdelijk Noodfonds
Energie heeft minimaal 8 weken nodig vanaf het moment dat het formele verzoek van
het kabinet wordt ingediend. De Kamer wordt hier zo snel mogelijk nader over geïnformeerd.
Bij de uitvoering hiervan maakt het kabinet graag gebruik van de expertise, ervaring
en reeds bestaande infrastructuur van de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE).
Daarover zal het gesprek gevoerd worden zodra de verdeling van de definitieve dekking
van de uitvoeringskosten door de energiesector duidelijk is.
Vraag 7
Bent u van plan om met overbruggingsmaatregelen te komen? Bent u bijvoorbeeld bereid
om het huidige Noodfonds te verlengen ten minste totdat er een alternatief is ontwikkeld?
Antwoord 7
Na het kerstreces zijn er constructieve gesprekken gevoerd met de energiesector. Na
deze nieuwe ronde gesprekken zijn alle betrokken partijen het erover eens dat er ook
voor dit jaar een energiefonds moet komen. Het kabinet zoekt actief naar een oplossing
om dit mogelijk te maken. Er wordt nu met alle betrokken partijen verder gewerkt om
dit publiek-private fonds zo snel mogelijk te kunnen openen. De Kamer wordt hier zo
snel mogelijk nader over geïnformeerd.
Vanaf 2026 staat Social Climate Fund (SCF) ter beschikking voor het opvangen van de
effecten van het emissiehandelssysteem voor CO2-emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2) voor kwetsbare huishoudens
en micro-bedrijven. Één van de mogelijke voorstellen om in te dienen bij de Europese
Commissie behelst maatregelen die bijdragen aan verduurzaming en energiezuiniger maken
van woningen in combinatie met directe inkomenssteun voor kwetsbare groepen (zoals
een energiefonds).
Vraag 8
Bent u bereid om bovenstaande vragen separaat te beantwoorden en geen onomkeerbare
stappen te zetten totdat u hierover met de Kamer van gedachten heeft gewisseld?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.