Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hil en Becker over het bericht ‘Groot gebrek aan noodbedden voor vrouwen die vluchten voor gewelddadige partner: noodgedwongen opgevangen in hotels en vakantieparken’
Vragen van de leden Van den Hil en Becker (beiden VVD) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Groot gebrek aan noodbedden voor vrouwen die vluchten voor gewelddadige partner: noodgedwongen opgevangen in hotels en vakantieparken» (ingezonden 3 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport ) (ontvangen
3 februari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Groot gebrek aan noodbedden voor vrouwen die vluchten
voor gewelddadige partner: noodgedwongen opgevangen in hotels en vakantieparken»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Welke signalen heeft u ontvangen over een tekort aan noodbedden voor vrouwen of andere
kwetsbare groepen die vluchten voor een gewelddadige partner, zoals leden van de LHBTIQ+
gemeenschap?
Antwoord 2
De leden van Valente, brancheorganisatie voor opvang, begeleiding en participatie
van slachtoffers van huiselijk geweld (vrouwenopvang) hebben laten weten dat er sprake
is van een tekort aan noodbedden en aansluitende reguliere plekken. Dit tekort is
niet nader gespecificeerd door de instellingen. Wel is het in het geval van een opeenstapeling
van factoren (LHBTIQ+ slachtoffers, uitbuiting, achtergelaten vrouwen et cetera) het
extra moeilijk om geschikte opvang te vinden.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel noodbedden de vrouwenopvangcentra hebben voor veilige opvang
van vrouwen, mannen en kinderen in Nederland? En hoeveel bedden zou Nederland dienen
te hebben volgens de norm van het Verdrag van Istanboel?
Antwoord 3
Er is op dit moment geen compleet beeld van verdeling van het aantal beschikbare noodbedden
en over het tekort hieraan. Het organiseren van deze opvang is een gemeentelijke taak.
Naar aanleiding van eerdere signalen over problemen in de in- door- en uitstroom heeft
VWS in het kader van de Ontwikkelagenda Vrouwenopvang de monitor Vrouwenopvang gefinancierd.
Deze monitor zal na beter zicht geven op de beschikbaarheid van opvangplekken. Naar
schatting van Valente zijn er momenteel ca. 475 opvangplekken beschikbaar voor slachtoffers
van huiselijk geweld.
Het Verdrag van Istanbul stelt dat er voldoende passende opvang voor slachtoffers
van huiselijk geweld moet zijn. Het Verdrag geeft als richting mee om voor de gespecialiseerde
vrouwenopvang één (gezins)plek per 10.000 inwoners aan te houden. In Nederland komt
dat neer op 1.800 plekken. Echter, het uiteindelijke aantal plekken moet afhankelijk
zijn van de daadwerkelijke behoefte van de lidstaten.
Vraag 4
Hoeveel bedden zijn er tekort? Indien dit niet bekend is, bent u vanuit uw stelselverantwoordelijkheid
bereid dit te onderzoeken en hierover de Kamer te informeren?
Antwoord 4
Er is op dit moment geen compleet beeld van de verdeling van het aantal beschikbare
noodbedden en van het tekort hieraan. Om meer inzicht te krijgen in de landelijke
capaciteit en beschikbaarheid van opvangplaatsen is vanuit het Ministerie van VWS
de ontwikkeling van de monitor Vrouwenopvang gefinancierd. De monitor, die op dit
moment nog wordt ingevuld, zal meer duidelijkheid geven over de beschikbare capaciteit
en het aantal cliënten dat geholpen kan worden. De oplevering van de monitor heeft
vertraging opgelopen wegens de zware kwaliteitscontrole en intensieve data-analyse
die hiermee gemoeid zijn. De publicatie van de eerste gegevens van de monitor worden
op zijn vroegst eind maart 2025 verwacht.
Ook zal dit helpen om gezamenlijke (boven)regionale knelpunten in de plaatsing van
slachtoffers aan te pakken. Hierover zijn al afspraken gemaakt tussen gemeenten en
vrouwenopvanginstellingen in het Kader Bovenregionale Plaatsingen in de Vrouwenopvang.
Vraag 5
Als het aantal bedden nu niet voldoende is, hoe kan u de verantwoordelijke centrumgemeenten
dan ondersteunen bij het voldoen aan de norm van het Verdrag van Istanboel?
Antwoord 5
Volgens de richting die het Verdrag van Istanbul meegeeft, zouden er in Nederland
op basis van het inwonersaantal 1.800 bedden beschikbaar moeten zijn. Het Verdrag
stelt echter ook dat het daadwerkelijke aantal bedden gebaseerd moet zijn op de vastgestelde
behoefte van het land. Het is ons doel om inzichtelijk te maken hoe groot de behoefte
is middels de eerder genoemde monitor Vrouwenopvang. Op basis daarvan hebben we beter
zicht op de daadwerkelijke behoefte aan opvangplekken.
Gemeenten zijn op basis van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de vrouwenopvang. De
wethouders van de 35 centrumgemeenten maken zich hard voor het bieden van voldoende
opvangplekken aan deze vrouwen en hun kinderen. Ik ben betrokken bij de vrouwenopvang
als stelselverantwoordelijke. In 2019 heeft mijn ambtsvoorganger naar aanleiding van
signalen over een tekort aan opvangplekken, samen met de VNG een onderzoek uitgevoerd
om zicht te krijgen op de situatie: is er sprake van een tekort, zo ja, wat is de
omvang en wat zijn de oorzaken?
Uit het onderzoek bleek dat de instellingen voor de vrouwenopvang de beschikbaarheid
en bezetting van opvangplekken niet op een vergelijkbare manier registreren. Hierdoor
was het niet mogelijk om betrouwbare gegevens te krijgen over de situatie. Ondanks
de geringe kwaliteit van beschikbare data, werd duidelijk dat in de jaren 2018 en
2019 voor in ieder geval 146 vrouwen gezocht is naar een alternatieve opvangplek.
Het onderzoek heeft geholpen om inzicht te krijgen in knelpunten in de in-, door-
en uitstroom die invloed hebben op de bezetting en de beschikbaarheid van opvangplekken
in de vrouwenopvang.
Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft het Ministerie van VWS vanaf 2020
structureel 14 miljoen per jaar extra beschikbaar gesteld aan gemeenten voor het aanpakken
van knelpunten rond opvangplekken in de vrouwenopvang. Ook is (zoals bij het vorige
antwoord aangegeven) vanuit het Ministerie van VWS een subsidie verleend aan Valente
voor het verbeteren van de registratie. Dit is een omvangrijk project waar op dit
moment nog door opvanginstellingen en gemeenten aan wordt gewerkt.
Het Ministerie van VWS heeft ook subsidie verleend aan Valente voor het actualiseren
van het Beleidskader Vrouwenopvang, thans het Kader Bovenregionale Plaatsing in de
Vrouwenopvang. Dit kader bevat afspraken tussen gemeenten en opvanginstellingen over
in-, door- en uitstroom, onder andere over voorwaarden van plaatsingen buiten de eigen
regio en de financiering daarvan. Zo zijn er drie redenen om bovenregionaal te plaatsen;
vanwege veiligheid, complexiteit van de casus en bij piekbelasting. Concrete afspraak
is bijvoorbeeld dat bovenregionale plaatsing in verband met veiligheid bij voorkeur
binnen één dag geschied en dat regio’s geen maximum mogen stellen aan het aantal bovenregionale
plaatsingen als veiligheid de reden is van plaatsing.
Tot slot is er het project Sneller Thuis, dat voort is gekomen uit het programma Geweld
Hoort Nergens Thuis. Vanuit dit project hebben verschillende organisaties samengewerkt
om vrouwen sneller uit te laten stromen na hun periode in de opvang. Het Ministerie
van VWS heeft opdracht gegeven dit project landelijk uit te rollen.
Helaas blijft de uitstroom complex door de schaarste aan betaalbare woningen en dit
heeft gevolgen voor het aantal beschikbare opvangplekken. Op landelijk niveau wordt
gewerkt aan de schaarste van betaalbare woningen, bijvoorbeeld door middel van de
maatregelen voor de woningmarkt van de Minister van VRO middels het wetsvoorstel Regie
op Volkshuisvesting. Dit wetsvoorstel regelt ook dat slachtoffers huiselijk geweld
die uitstromen uit een vrouwenopvanginstelling een urgentieverklaring voor een woning
kunnen krijgen. Ondanks deze maatregelen kan het nog altijd voorkomen dat plaatsing
buiten de eigen gemeente in verband met veiligheid of capaciteitsgebrek elders moeizaam
verloopt.
Gemeenten ontvangen vanuit het rijk medefinanciering voor de vrouwenopvang via de
algemene uitkering en via een decentralisatie uitkering vrouwenopvang (DUVO), die
uitgekeerd wordt aan de centrumgemeenten vrouwenopvang. De DUVO is bedoeld als bijdrage aan gemeenten voor de bestrijding van huiselijk geweld. De DUVO wordt wel geïndexeerd,
maar de indexatie wordt toegevoegd aan de algemene uitkering en niet aan de DUVO.
Het alleen kijken naar de omvang van de DUVO voor de financiering van de vrouwenopvang
geeft dan ook een vertekend beeld. Zoals aangegeven is de DUVO vanaf 2020 structureel
opgehoogd met 14 miljoen euro voor het aanpakken van knelpunten rond de opvang. Gemeenten
geven aan de structureel beschikbaar gestelde financiële middelen van 14 miljoen per
jaar te benutten voor het aanpakken van knelpunten in de vrouwenopvang. Er is geen
zicht op de precieze besteding van deze middelen en of deze (deels of uitsluitend)
zijn ingezet om de opvangcapaciteit te vergroten. Gemeenten hoeven geen verantwoording
af te leggen aan het rijk hoe zij de middelen precies hebben besteed.
Vanuit de opvang wordt nu een oproep gedaan voor het creëren van meer opvangplekken.
Ik ben met VNG en Valente in gesprek over deze oproep. Dit gesprek is landelijk opgestart
aan de hand van een door Valente en haar leden ontwikkelde Visie op capaciteit in
de vrouwenopvang, waarin ook aandacht wordt gevraagd voor randvoorwaarden zoals dekkende
tarieven.
Vraag 6
Hoe is de verdeling van bedden over het land? En waar zijn de grootste tekorten aan
bedden?
Antwoord 6
Er is op dit moment geen compleet beeld van verdeling van het aantal beschikbare noodbedden
en over het tekort hieraan. Zie antwoord 4 en 5.
Vraag 7
Klopt het dat de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang uit het Gemeentefonds wel
geïndexeerd is door het Rijk, maar dat de indexatie voor het grootste deel bij alle
342 gemeenten terechtkomt in plaats van specifiek bij de 35 verantwoordelijke centrumgemeenten?
Antwoord 7
Ja, dat klopt. De gemeenten zijn met elkaar verantwoordelijk voor voldoende opvangplekken
van goede kwaliteit. Gemeenten ontvangen vanuit het rijk geld voor de financiering
van de vrouwenopvang via de algemene uitkering en via een decentralisatie uitkering
vrouwenopvang (DUVO) die uitgekeerd wordt aan de centrumgemeenten vrouwenopvang. De
DUVO is bedoeld als een bijdrage aan gemeenten voor het voorkomen en het bestrijden
van huiselijk geweld, maar is niet toereikend. De DUVO wordt wel geïndexeerd, maar
de indexatie wordt toegevoegd aan de algemene uitkering van alle gemeenten en niet
aan de DUVO van de 35 centrumgemeenten.
Vraag 8
Deelt u de mening van de VNG dat de indexatie van de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang
ten goede dient te komen aan de centrumgemeenten die verantwoordelijk zijn voor beleid
en uitvoering inzake vrouwenopvang?
Antwoord 8
Nee die mening deel ik niet. Alle gemeenten zijn verantwoordelijk voor voldoende vrouwenopvang,
niet alleen centrumgemeenten. Zie antwoord 7.
Vraag 9
Kunt u in overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken ervoor zorgen dat de centrumgemeenten
deze indexatie vanaf 2025 gaan ontvangen?
Antwoord 9
Het accres dat gemeenten krijgen is conform de Financiële verhoudingswet vrij besteedbaar
en wordt daarom niet toegerekend aan onderdelen van de algemene uitkering of decentralisatie
uitkeringen. Dit is de reguliere methodiek voor decentralisatie- en integratie uitkeringen.
Daarbij geldt dat de financiële effecten van een dergelijke maatregel zeer beperkt
zijn.
Vraag 10
Kunt u met de VNG en de centrumgemeenten in gesprek gaan over een geharmoniseerde
lijn voor het indexeren van kosten van de vrouwenopvang in de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015?
Antwoord 10
Ik vind het belangrijk dat het voor gemeenten duidelijk is op welke wijze de DUVO
geïndexeerd wordt. BZK heeft daartoe in de recent verschenen meicirculaire expliciet
opgenomen dat de decentralisatie-uitkeringen grondslag zijn van de accres berekeningen
en dat de besteding van het accres aan gemeenten is. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Vraag 11
Kunt u de ontwikkeling ondersteunen van een richtlijn voor gemeenten om beleid inzake
urgentie bij uitstroom zo doelmatig mogelijk in te richten, zodat dit bijdraagt aan
onderlinge afstemming van beleid tussen gemeenten?
Antwoord 11
Momenteel ligt het wetsvoorstel «versterking regie volkshuisvesting» in uw Kamer.
Onderdeel van dit wetsvoorstel is dat alle gemeenten verplicht worden om een urgentieverordening
op te stellen. Eén van de verplichte categorieën zijn mensen die uitstromen uit de
opvang slachtoffers huiselijk geweld (vrouwenopvang). Gemeenten mogen dit overzicht
aanvullen. Daarbij moeten gemeenten in regionaal verband tot verdeelafspraken komen
over de urgent woningzoekenden en de woonruimte die met voorrang voor deze groepen
wordt aangewezen.
Vraag 12
Hoeveel bedden door het land zijn er per direct beschikbaar voor potentiële slachtoffers
van femicide? Waar bevinden deze bedden zich? Hoe kunnen vrouwen aanspraak hierop
maken?
Antwoord 12
Er zijn geen specifiek gelabelde bedden voor potentiële slachtoffers van femicide.
Slachtoffers die een verhoogd risico lopen op dodelijke afloop worden na beoordeling
van de veiligheidssituatie «code rood» zaken genoemd. Deze slachtoffers worden met
de hoogste prioriteit opgevangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.