Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paulusma en Podt over de pandemische paraatheid van Nederland in het licht van recente internationale ontwikkelingen en aangekondigde bezuinigingen
Vragen van de leden Paulusma en Podt (beiden D66) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de pandemische paraatheid van Nederland in het licht van recente internationale ontwikkelingen en aangekondigde bezuinigingen (ingezonden 13 januari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 3 februari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Virus maakt opmars in China, beelden van volle ziekenhuizen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het artikel «Eyeing Potential Bird Flu Outbreak, Biden Administration
Ramps Up Preparedness»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u reageren op de beslissing van de Verenigde Staten om extra geld toe te wijden
aan pandemische paraatheid, in het licht van recente virusuitbraken?
Antwoord 3
Het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid, het US Department of Health and Human Services (HHS), heeft 17 januari jl. bekend gemaakt dat het 590 miljoen dollar zal investeren in
de ontwikkeling van een mRNA-gebaseerd vaccin van het farmaceutische bedrijf Moderna
voor de mogelijke inzet tegen pandemische influenza, waaronder ook ten behoeve van
een H5N1 mRNA vaccin tegen de vogelgriep. Deze investering komt bovenop eerdere steun
van de Amerikaanse overheid aan het bedrijf in 2023 om een mRNA vaccin te ontwikkelen
tegen pandemische influenza. De ontwikkeling van nieuwe vaccins is een belangrijk
onderdeel van de paraatheid en respons tegen toekomstige grootschalige uitbraken van
infectieziekten. In die zin juich ik dergelijke investeringen toe, ook omdat in de
Verenigde Staten op dit moment een uitbraak van vogelgriep onder melkkoeien plaatsvindt.
Een vaccin wordt pas ingezet als er een uitbraak van een virus als vogelgriep is.
Ik ben van mening dat het erg belangrijk is om ook aan de preventieve kant de monitoring
en surveillance systemen optimaal in te zetten en maatregelen te treffen om een uitbraak
zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Op Europees niveau zijn in de afgelopen jaren gezamenlijke aanbestedingen gedaan in
beschikbaarheidscontracten voor de productie van pandemische griepvaccins, om in tijd
van crisis snel te kunnen beschikken over grote hoeveelheden vaccins, en in noodvoorraden
en productiecapaciteit voor op eiwit gebaseerde vaccins tegen de in de EU vigerende
variant van de vogelgriep. Ons land neemt aan deze contracten deel. Ten slotte heeft
de Europese Commissie beschikbaarheidscontracten afgesloten met een aantal Europese
fabrikanten voor de productie van ruim 325 miljoen vaccins, waaronder eiwit gebaseerde
vaccins, vector gebaseerde vaccins en ook mRNA vaccins. Ten slotte investeert de Europese
Unie ook in belangrijke mate in de ontwikkeling van EU-samenwerking rondom en in de
ontwikkeling van nieuwe vaccins. Hiervoor was in 2024 ruim 149 miljoen euro beschikbaar.3
Vraag 4
Kunt u aangeven of en hoe er overleg plaatsvindt met uw Europese collega’s over deze
mondiale pandemische ontwikkelingen?
Antwoord 4
Na de Covid-19 pandemie is er op Europees niveau een uitbreiding van wet- en regelgeving
en instrumenten geweest. Zo is in 2022 de verordening Ernstige Grensoverschrijdende
Gezondheidsbedreigingen (EU-verordening EU/2022/2371) aangenomen, met daarin een versterking
van instrumenten, structuren en mechanismen op het vlak van preventie, paraatheid
en respons, met name ook rondom infectieziekten en een mogelijke pandemie. Ook is
er een Europees noodkader vastgesteld door de Raad (Raadsverordening EU/2022/2372),
met daarin opschalingsmogelijkheden om de beschikbaarheid van medische producten te
borgen in crisistijd. De EU heeft daarmee aanvullende, coördinerende en ondersteunende
bevoegdheden gekregen, waarmee zij ook de lidstaten in de gelegenheid stelt om samenwerking
waar dat wenselijk wordt geacht te versterken.
Onder de EU-verordening is ook het EU-gezondheidsbeveiligingscomité operationeel dat
meerdere keren per maand overlegt over gezondheidsbedreigingen binnen de EU, maar
ook daarbuiten zoals over de verspreiding van de vogelgriep in de Verenigde Staten,
en infectieziekten als mpox en Marburg in Afrika. Het Ministerie van VWS neemt hieraan
deel. Daarbij wordt informatie gedeeld door EU-agentschappen zoals het Europees Centrum
voor Ziektepreventie en -Bestrijding (ECDC), het Europees geneesmiddelenbureau (EMA)
en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Ook de EU-autoriteit voor
paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (DG HERA) draagt hieraan
bij en wordt er nauw samengewerkt met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Waar
nodig kunnen er via opinies en aanbevelingen op EU-niveau acties ondernomen worden.
Op deze wijze houdt het Ministerie van VWS samen met internationale collega’s een
vinger aan de pols. Wanneer nodig kan er op Raadsniveau worden opgeschaald, zowel
binnen de EU-gezondheidsraad als via het geïntegreerde politieke crisisrespons mechanisme
van de Raad (IPCR).
Vraag 5
Wat zijn volgens u momenteek de belangrijkste knelpunten in de pandemische paraatheid
van Nederland en welke maatregelen gaat u nemen om deze aan te pakken?
Antwoord 5
De COVID-19-pandemie leerde ons dat we beter voorbereid moeten zijn op potentiële
pandemieën. Daarom heeft het Ministerie van VWS het beleidsprogramma pandemische paraatheid
gestart waarin ook de lessen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), die hebben
aangegeven waar de belangrijkste knelpunten zaten, zijn betrokken. In de afgelopen
jaren is hard ingezet op het versterken van onze paraatheid, zoals te lezen in de
voortgangsbrief over het programma4 en in de reactie op de rapporten van de OVV.5 Hier zijn het ministerie en verschillende veldpartijen nog volop mee bezig. Tegelijkertijd
moeten wij paraat staan voor ander onheil dat op ons afkomt, zoals hybride conflicten,
een natuurramp of een nieuwe pandemie. Deze dreigingen vragen om versterking van de
weerbaarheid van onze zorg. Doel is om ten tijde van crisis, ontwrichting en conflict
de publieke, curatieve en langdurige gezondheidszorg in Nederland voor zoveel mogelijk
mensen zo lang mogelijk toegankelijk te houden, met een daarbij passende kwaliteit.
Het kabinetsbrede weerbaarheidsbeleid, waar uw Kamer op 6 december jl. per brief over
is geïnformeerd, wordt in de komende maanden verder uitgewerkt onder regie van de
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Ministerie
van Defensie. In dit traject wordt ook de weerbaarheidsopgave voor de zorg nader geconcretiseerd.
De maatregelen die bijdragen aan pandemische paraatheid, fungeren tevens als fundament
voor basis noodzorg bij crisis en conflict en zullen hier dan ook bij worden betrokken.
Vraag 6
Herkent u de zorgen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) dat Nederland niet
voorbereid is op een volgende pandemie? Zo ja, welke zorgen deelt u? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Het Ministerie van VWS herkent de zorgen van de OVV. Welke ramp zich ook voordoet:
we moeten in alle gevallen paraat en weerbaar zijn. We leven in een tijd waarin we
worden geconfronteerd met allerlei dreigingen die ook onze gezondheid en toegang tot
zorg kunnen raken. Denk aan dreigingen van conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Het is belangrijk dat we voor crises paraat en weerbaar zijn. Daarbij staat centraal
dat – wat er ook gebeurt – zoveel mogelijk patiënten zo lang mogelijk zorg blijven
krijgen van passende kwaliteit. Het kabinetsbrede weerbaarheidsbeleid wordt in de
komende maanden verder uitgewerkt. De zorg speelt daarin een belangrijke rol.
Het streven is om de maatregelen die zijn gestart in het kader van pandemische paraatheid
en even noodzakelijk zijn in voor basisnoodzorg in het kader van weerbaarheid, voort
te zetten. Zoals eerder aangegeven wordt er gezocht naar middelen hiervoor. Daar is
tijd voor nodig. Het Ministerie van VWS verwacht medio 2025 meer duidelijkheid te
kunnen geven over de middelen voor 2026 en verder.
Vraag 7
Kunt u inzicht geven in de concrete stappen die u heeft gezet om alternatieve financiering
te vinden voor de Nederlandse pandemische paraatheid gezien de eerder aangekondigde
bezuiniging van 300 miljoen euro en welke opties worden momenteel overwogen?
Antwoord 7
De bezuinigingen op pandemische paraatheid lopen de komende jaren op en zullen in
2029 het volledige bedrag van 300 miljoen omvatten. De 50 miljoen die in 2025 moest
worden bezuinigd op pandemische paraatheid, is ingevuld door een aantal beleidsvoornemens
die in 2025 zouden starten «on hold» te zetten. Oftewel: er start in 2025 geen nieuw
beleid, maar al het beleid dat al loopt, gaat gewoon door. Het Ministerie van VWS
verwacht u na de voorjaarsnota, medio 2025, meer duidelijkheid te kunnen geven over
de middelen voor 2026 en verder. U kunt ervan op aan dat deze opgave de volle aandacht
heeft.
Vraag 8
Hoe verhoudt de bezuiniging op zorgstages zich tot de noodzaak van voldoende zorgpersoneel
voor een goede pandemische paraatheid?
Antwoord 8
Het Stagefonds is bedoeld om meer stageplekken te creëren en hiermee de instroom in
de zorg te vergroten. Daarmee is het ook van invloed op de beschikbaarheid van zorgpersoneel
bij een crisis, zoals een pandemie. De Algemene Rekenkamer heeft in haar Verantwoordingsonderzoek
2022 geconcludeerd dat het stopzetten van de subsidie via het Stagefonds waarschijnlijk
geen directe gevolgen zal hebben voor het aantal stageplaatsen in de zorg. Zorginstellingen
hechten voor zichzelf en voor het brede maatschappelijk belang waarde aan het aanbieden
van stageplaatsen voor werving van personeel. Daarmee is het aanbieden van stages
onderdeel van het strategische personeelsbeleid van zorginstellingen en niet primair
afhankelijk van de subsidie. Uit het onderzoek blijkt dat de subsidie niet nauw verbonden
is aan het aantal stageplaatsen. De grootste uitdaging bij het creëren van meer stageplekken
is niet het gebrek aan financiële middelen, maar een tekort aan stagebegeleiders.
Extra geld vanuit het Stagefonds zou dit structurele probleem niet oplossen. Daarmee
draagt het Stagefonds te weinig bij aan het aan het beschikbaar hebben van voldoende
zorgpersoneel voor het leveren van goede reguliere zorg, maar ook voor het leveren
van zorg ten tijde van crises.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke stappen u onderneemt om de vaccinatiebereidheid in Nederland
te vergroten als onderdeel van de pandemische paraatheid?
Antwoord 9
In het licht van de gedaalde vaccinatiegraden zet de Staatssecretaris Jeugd, Preventie
en Sport in op het vergroten van het vertrouwen in vaccinaties. Bijvoorbeeld door
voorlichting over vaccinaties beter te laten aansluiten op de behoeften van doelgroepen
die op dit moment minder goed worden bereikt.
Hiertoe wordt, onder voorbehoud van goedkeuring van de VWS-begroting door de Eerste
Kamer, met de G4-gemeenten een pilot opgezet voor het intensiveren van de wijkgerichte
aanpak en het landelijk verspreiden van geleerde lessen.6 Omdat het in een mogelijke volgende pandemie opnieuw nodig kan zijn om in korte tijd
veel mensen te vaccineren, draagt het versterken van het vertrouwen in vaccinaties
ook bij aan de pandemische paraatheid.
Vraag 10
Ten aanzien van de vaccinatiebereidheid geven experts aan dat succesvol vaccineren
tijds-en arbeidsintensief is, hoe verhoudt dit zich tot de bezuinigingen op onder
andere de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD)?
Antwoord 10
Het kabinet zet volop in op preventie om de gezondheid van alle Nederlanders te beschermen
en te bevorderen. Vaccinatie is hier een belangrijk onderdeel van. Op de uitvoering
van vaccinatieprogramma’s wordt door het kabinet niet bezuinigd. Sterker nog, er wordt
– indien de VWS-begroting wordt goedgekeurd door de Eerste Kamer – dit jaar meer geïnvesteerd.
Vraag 11
Kunt u reageren op het advies van experts, zoals de regionaal directeur van WHO Europa,
om maatregelen te nemen tegen luchtwegvirussen zoals thuisblijven bij verkoudheidsklachten
en het dragen van mondkapjes op drukke plekken?
Antwoord 11
Deze adviezen komen in grote lijnen overeen met het advies dat ook door het RIVM wordt
gegeven en zijn dus herkenbaar. Het RIVM-advies luidt als volgt:
Je kunt niet helemaal voorkomen dat je een luchtweginfectie krijgt. Met de volgende
algemene adviezen kun je wel de kans verkleinen dat je het virus doorgeeft aan iemand
anders:
• Ben je ziek? Blijf thuis.
• Ben je niet ziek, maar heb je wel klachten? Werk thuis als dat kan. Overleg indien
nodig met je werkgever.
• Hoest en nies in je elleboog.
• Houd afstand tot anderen.
• Vermijd contact met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie.
• Is contact toch nodig (bijvoorbeeld bij mantelzorg)? Draag een mondneusmasker.
• Goede hygiëne helpt om verspreiding te beperken en kan helpen voorkomen dat je zelf
ziek wordt. Was daarom vaak en goed je handen met water en zeep en ventileer binnenruimtes.
Vraag 12
Kunt u aangeven of recent pandemiestimulaties zijn uitgevoerd om de paraatheid van
zorginstellingen te testen en zo ja, welke lessen zijn hieruit getrokken?
Antwoord 12
Zorgorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun voorbereiding op crises omstandigheden,
inclusief het opstellen van hun opleidings-, trainings- en oefen- (OTO) programma
en het bepalen van scenario’s voor oefeningen binnen de eigen organisatie. In algemene
zin wordt er gewerkt aan het versterken van samenwerking en kennisdeling om de pandemische
paraatheid verder te verbeteren. Voorbeelden van recente trainingen en oefeningen
met een pandemisch scenario zijn het scholen van medewerkers van de High Level Isolation
Unit in het Radboudumc, het oefenen van de inzet van de isolatieboxen van het Calamiteitenhospitaal,
(boven) regionale oefeningen van GGD-organisaties in verschillende regio’s, de ondersteuning
bij de ontwikkeling van een leermodule infectieziektebestrijding en een ketenoefening
op basis van Viraal Hemoragisch Koorts (VHK) in Noord-Nederland. Binnen veel zorginstellingen
is infectiepreventie een vast onderdeel van standaard scholingen voor medewerkers,
denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van persoonlijke beschermende maatregelen.
Komende tijd wordt er regionaal en landelijk verder gewerkt aan het actualiseren en
generiek maken van plannen voor coördinatie en samenwerking in onder andere een pandemisch
scenario. In het najaar van 2025 staat een landelijke oefening gepland om het landelijke
plan te oefenen. Ook regionaal zijn er oefeningen gepland die gericht zijn op (keten)
samenwerking.
Vraag 13
Wat is de stand van zaken met de vogelgriepuitbraak in Nederland?
Antwoord 13
Na bijna een jaar zijn sinds 18 november weer drie besmettingen met het hoogpathogene
vogelgriepvirus geconstateerd. De Deskundigengroep Dierziekten heeft op 29 januari
2025 een nieuwe risicobeoordeling uitgevoerd, waarin wordt aangegeven dat de kans
dat een pluimveebedrijf besmet raakt, op dit moment hoog is. Daarbij is de mate van
onzekerheid groot. Het blijft daarom van belang dat we ons blijven voorbereiden op
mogelijke uitbraken van vogelgriep en maatregelen nemen om de kans op een uitbraak
te verkleinen.
Vraag 14
Is het risico op een (dodelijke) vogelgriepbesmetting voor Nederlandse pluim- en rundveehouders
vergelijkbaar met dat van pluim- en rundveehouders in de Verenigigde Staten? Zo ja,
Kunt u toelichten of u naar aanleiding van het bericht uit Louisiana, over het eerste
dodelijke slachtoffer van de vogelgriep door contact met pluimvee7, van plan bent extra maatregelen te nemen?
Antwoord 14
In Nederland heb ik geen aanwijzingen voor vogelgriep bij runderen (Kamerstuk 28 807, nr. 303). Het risico voor Nederlandse rundveehouders is daarom niet vergelijkbaar met rundveehouders
in de Verenigde Staten (VS). Onder pluimvee zijn er nog af en toe uitbraken in Nederland.
Het is lastig te beoordelen of het risico voor Nederlandse pluimveehouders vergelijkbaar
is met die van pluimveehouders uit de VS. Dit is onder andere afhankelijk van het
type virus, de infectiedruk en de mate van blootstelling. De H5N1-variant die in de
VS rondgaat komt in Nederland, en in de rest van Europa, op dit moment niet voor.
Daarnaast wordt in Nederland met de monitoring en Early Warning systematiek hoogpathogene
vogelgriep (HPAI) in pluimvee snel opgespoord en wordt het besmette pluimvee vaak
binnen een dag geruimd door de NVWA om de kans op verspreiding zo klein mogelijk te
houden. Het Ministerie van LVVN blijft in samenwerking met het Ministerie van VWS
de ontwikkelingen hieromtrent volgen.
De casus waarnaar u verwijst betreft een persoon met een leeftijd boven de 65 jaar
met een onderliggende ziekte. Deze persoon was blootgesteld geweest aan besmette wilde
vogels en hobby pluimvee. Er waren geen aanwijzingen voor mens-op-mens transmissie.
Deze casus is besproken in het Signaleringsoverleg-Zoönosen en de experts hebben geen
aanleiding gezien om aanvullende veterinaire of volksgezondheidsmaatregelen te adviseren.
Vraag 15
Welke stappen neemt u om te zorgen dat pluimveebedrijven zich niet in de buurt van
waterrijke gebieden vestigen, om zo besmettingen en uitbraken te minimaliseren?
Antwoord 15
In het Intensiveringsplan preventie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 291) is door het vorige kabinet opgenomen dat er een impactanalyse wordt uitgevoerd naar
mogelijke structuurmaatregelen: een verbod op nieuwvestiging en/of een verbod op uitbreiding
van pluimveebedrijven in pluimveedichte gebieden en in waterrijke gebieden. Experts
van Wageningen Economic Research (WEcR) voeren momenteel een analyse uit naar de impact
van deze maatregelen op de pluimveesector. Daarna zullen andere experts een inschatting
maken van de verwachte impact van deze maatregelen op de volks- en diergezondheid.
Dit soort structuurmaatregelen zijn ingrijpend. Met deze impactanalyse en een juridische
analyse zal een zorgvuldige weging worden gemaakt op basis van proportionaliteit,
geschiktheid en noodzaak.
Vraag 16
Erkent u dat een hoge veedichtheid het risico op het ontstaan en verspreiden van zoönose,
zoals de vogelgriep, vergroot? Zo ja, kunt u afzonderlijk antwoord geven op de vragen
17, 18 en 19?
Antwoord 16
In 2023 is het rapport «Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen
tussen veehouderijen» aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 683, nr. 273). Dit rapport is opgesteld door een expertgroep onder leiding van de voorzitter van
het Netherlands Centre for One Health. De experts geven aan dat het algemene beeld
is dat een hoge bedrijfsdichtheid de kans op tussenbedrijfstransmissie vergroot. In
dit rapport wordt met modellering wetenschappelijk onderbouwd dat een hogere bedrijfsdichtheid
van pluimveebedrijven de kans op tussenbedrijfstransmissie van het vogelgriepvirus
vergroot. Vanwege dit verhoogde risico worden bij (dreigende) uitbraken aanvullende
maatregelen getroffen in deze gebieden.
Vraag 17
Welke stappen neemt u om te zorgen dat de pluimveedichtheid in een gebied op een dusdanig
niveau is dat de kans op besmetting tussen bedrijven gering is?
Antwoord 17
Pluimveehouders zijn zich erg bewust van de risico’s op vogelgriep, zeker in gebieden
met een hoge concentratie van bedrijven. Het algemene beeld is dat pluimveehouders
en dierenartsen alert zijn en verdenkingen snel melden. De NVWA handelt ook zeer snel
bij verdenkingen van vogelgriep. Bij een besmetting wordt direct geruimd. Dit beperkt
de risico’s op verspreiding van vogelgriep tussen bedrijven aanzienlijk. Zoals in
het antwoord op vraag 15 is beschreven, wordt daarnaast momenteel een impactanalyse
uitgevoerd naar structuurmaatregelen in waterrijke gebieden en pluimveedichte gebieden.
Dat betreft een eventueel verbod op nieuwvestiging en/of uitbreiding van pluimveebedrijven
in deze gebieden. Daarnaast hebben 245 pluimveehouders zich aangemeld voor de landelijke
subsidieregelingen voor vrijwillige bedrijfsbeëindiging (Landelijke beëindigingsregeling
veehouderijlocaties (Lbv en de Lbv-plus)). Dit kan ertoe leiden dat het aantal pluimveebedrijven
in deze gebieden afneemt, wat er weer toe kan leiden dat de kans op uitbraken met
en verspreiding van vogelgriep afneemt. Het is op voorhand moeilijk te voorspellen
hoe groot het effect hiervan zal zijn; dat hangt onder meer af van aan hoeveel en
welke pluimveehouders de subsidie wordt verleend.
Vraag 18
Welke stappen neemt u om te zorgen dat gemengde bedrijven extra maatregelen nemen
om intersoortelijke transmissies te voorkomen?
Antwoord 18
Ten algemene geldt dat het niet mogelijk is om verspreiding van zoönosen en dierziekten
volledig te voorkomen. Het beleid is er wel op gericht om het risico op uitbraken
en verspreiding zoveel mogelijk te verlagen. Bij een uitbraak van vogelgriep onder
het pluimvee op een bedrijf waar ook varkens en/of rundvee wordt gehouden, wordt ook
standaard onderzoek naar vogelgriep gedaan bij de varkens en/of het rundvee op het
bedrijf. Tot nu toe is nog nooit vogelgriep bij varkens en runderen vastgesteld in
Nederland.
Voor pluimveebedrijven wordt op korte termijn een verplicht bioveiligheidsplan ingevoerd.
Daarin zijn specifieke aandachtspunten opgenomen voor gemengde bedrijven. Op termijn
wordt het bioveiligheidsplan ook voor andere sectoren uitgerold.
De landelijke subsidieregelingen voor vrijwillige bedrijfsbeëindiging kunnen er ook
toe leiden dat gemengde bedrijven stoppen. Het is vooraf moeilijk te voorspellen wat
het effect hiervan zal zijn op het aantal gemengde bedrijven.
Vraag 19
Welke stappen neemt u om te zorgen dat veebedrijven, zoals pluimvee en rundvee, een
laag risico hebben elkaars dieren te besmetten? Kijkt u daarbij naar mogelijkheden
om te zorgen dat veebedrijven zich niet dicht bij elkaar vestigen, en zo de veedichtheid
van verschillende soorten te verkleinen?
Antwoord 19
We hebben in Nederland een goed monitoringsysteem waarmee signalen van infectieziekten
bij dieren vroegtijdig kunnen worden opgespoord en opgevolgd. Sinds 2003 is de basismonitoring
(uitgevoerd door Royal GD) operationeel, met als doel het opsporen van uitbraken van
bekende en onbekende ziekteverwekkers of aandoeningen bij landbouwhuisdieren. Nieuwe
verschijnselen en veranderende trends worden door de basismonitoring opgemerkt en
zorgvuldig geanalyseerd.
Daarnaast worden bij iedere uitbraak van vogelgriep op een pluimveebedrijf waar ook
herkauwers en/of varkens aanwezig zijn, de herkauwers en/of varkens gescreend op vogelgriep.
Ook is het verplicht om een positieve laboratoriumuitslag van vogelgriep bij zoogdieren
te melden bij de NVWA.
Bij verdenkingen of uitbraken van dierziekten waarbij meerdere diersoorten gevoelig
zijn voor de ziekteverwekker, kunnen (preventieve) maatregelen getroffen worden die
toezien op alle gevoelige diersoorten, bijvoorbeeld een bezoekersverbod, hygiënemaatregelen
of een vervoersverbod.
In het antwoord op vraag 15 en 17 is aangegeven dat er nu een impactanalyse wordt
uitgevoerd naar structuurmaatregelen voor pluimveebedrijven in o.a. pluimveedichte
gebieden. Dergelijke maatregelen zijn ingrijpend en vergen een stevige onderbouwing
en nieuwe wettelijke bevoegdheden. Er worden geen vergelijkbare ruimtelijke maatregelen
verkend voor andere veehouderijen.
Vraag 20
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en zo snel mogelijk gezien de actuele en mondiale
pandemische ontwikkelingen te beantwoorden?
Antwoord 20
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.