Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord opvragen van de leden Six-Dijkstra en Kathmann over de rechterlijke toegang tot burgerinformatie van de politie
Vragen van de leden Six Dijkstra (Nieuw Sociaal Contract) en Kathmann(GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over rechterlijke toegang tot burgerinformatie van de politie (ingezonden 5 december 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 20 januari 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 950.
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met het bericht «Rechtbank wil zien welke data de politie over burgers
verzamelt – maar de politie weigert dat» van Follow the Money?1
Klopt het dat de politie weigert een rechterlijk bevel op te volgen om een forensisch
onderzoeker toegang te geven tot haar datasystemen?
Antwoord 1 en 2
Ja, ik ben bekend met het bericht. Het past mij als Minister niet om uitspraken te
doen in een lopende rechtszaak.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de politie zich aan dergelijke rechterlijke uitspraken heeft
te houden en dat politiesystemen ter inzage beschikbaar moeten worden gesteld aan
door de rechter benoemde deskundigen? Deelt u de mening dat hiervoor geen dwangsommen
nodig zouden moeten zijn?
Antwoord 3
Aan rechterlijke uitspraken dient in beginsel gevolg te worden gegeven. Indien een
partij het oneens is met een einduitspraak van een rechter, kan daartegen hoger beroep
worden ingesteld.
Over het algemeen geldt dat een rechter een deskundige kan benoemen die de opdracht
krijgt een onderzoek in te stellen. Bestuursorganen dienen medewerking te verlenen
aan het onderzoek. Anderzijds regelt de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) uitputtend
wie en wanneer toegang heeft tot welke politiegegevens in artikel 6a van de Wpg en
verplicht de Wpg de verwerkingsverantwoordelijke om passende technische en organisatorische
maatregelen te nemen ter bescherming van de rechten van betrokkenen. Bij de verwerking
van politiegegevens dient de verwerkingsverantwoordelijke rekening te houden met de
eisen uit de Wpg.
De korpschef heeft kenbaar gemaakt dat de politie in gesprek gaat met de deskundige
over hoe zij deze kunnen faciliteren in het onderzoek zonder daarbij de bepalingen
van de Wpg te overtreden.
Vraag 4 en 5
Hoe reflecteert u op de constatering van de rechtbank dat het feit dat de politie
burgers onvoldoende inzage geeft in de data die in politiesystemen over hen verzameld
is «helaas past in het beeld dat de rechtbank heeft»?
Vindt u dat burgers het recht hebben om inzage te krijgen in de gegevens die de politie
van hen heeft? Zo ja, onder welke omstandigheden wel en niet? Welke stappen zet u
om ervoor te zorgen dat de politie de inzagemogelijkheden voor burgers verbetert?
Op welke termijn zijn deze verbeteringen aangebracht?
Antwoord 4 en 5
Het past mij niet te reflecteren op een uitspraak in een lopende rechtszaak. Iedere
burger heeft recht op inzage in de persoonsgegevens die de politie over hem of haar
verwerkt. De betrokkene kan daartoe een schriftelijk verzoek indienen op basis van
artikel 25 van de Wpg. Een verzoek om inzage kan echter geheel of gedeeltelijk afgewezen
worden wanneer een weigeringsgrond van toepassing is. De weigeringsgronden zijn opgenomen
in artikel 27 van de Wpg en hebben onder andere betrekking op de bescherming van de
openbare en nationale veiligheid, het vermijden van belemmeringen in gerechtelijke
onderzoeken en procedures en de bescherming van rechten en vrijheden van derden. In
de meest recente externe Wpg audit uit 2023 wordt de naleving van de Wpg op dit punt
voldoende bevonden.2
Vraag 6
Op welke termijn verwacht u dat de politie en de Koninklijke Marechaussee de aanbevelingen
uit het rapport «Blind vertrouwen?»3 van de Nationale ombudsman uitvoeren? Hoe ziet u erop toe dat dit daadwerkelijk gebeurt?
Kunt u hierover blijvend rapporteren aan de Kamer?
Antwoord 6
In mijn beleidsreactie heb ik aangegeven dat de Minister van Defensie en ik de politie
en de KMar zullen vragen om het werkproces verder te verbeteren door te expliciteren
hoe een signalering of informatie-uitwisseling met het buitenland impact kan hebben
op het leven van burgers. Ik zal dit ook benoemen in mijn gesprekken met het OM. Daarnaast
zal ik met betrokken instanties en relevante toezichthouders verkennen of en zo ja,
hoe toezicht op de registraties en signalering van de betrokken instanties versterkt
moet worden. Ik hoop deze verkenning afgerond te hebben in de eerste helft van 2025.
Ik zal hierover berichten in het halfjaarbericht politie. De bij de beleidsreactie
gevoegde handreiking zal gedurende het jaar via de reguliere kanalen onder de aandacht
gebracht worden bij betrokken overheden en organisaties.
Vraag 7
Met welke instanties, zowel nationaal als internationaal, worden de gegevens van verdachten
in de CTER-registratie gedeeld? Worden deze gegevens verwijderd als een registratie
onterecht blijkt? Hoe wordt hier nationaal en internationaal op toegezien?
Antwoord 7
Ik verwijs u voor antwoorden naar het tweede halfjaarbericht politie 20234. Hier is uitgebreid ingegaan op het CTER-proces.
Vraag 8 en 9
Welke instanties hebben toegang tot de datasystemen van de politie? Klopt de stelling
van de politie dat alleen de Autoriteit Persoonsgegevens hiertoe bevoegd zou zijn,
een aanname die de AP zelf weerlegt?
In welke wetgeving of (interne) protocollen is het recht op toegang tot politiegegevens
vastgelegd? Waaruit blijkt dat er geen grondslag is om forensisch onderzoek te verrichten
binnen de datasystemen van de politie?
Antwoord 8 en 9
De vereisten rondom de verwerking van politiegegevens zijn vastgelegd in de Wet politiegegevens.
Voor het verlenen van toegang tot politiegegevens is een expliciete grondslag in de
Wpg of lagere regelgeving (zoals het Besluit politiegegevens) noodzakelijk. Artikel
6a van de Wet politiegegevens stelt dat toegang kan worden verleend tot politiegegevens
ten behoeve van het uitvoeren van toezichthoudende of controlerende taken. Dit betreft
enkel diegenen die in deze wet zijn aangewezen. Dit zijn de Autoriteit Persoonsgegevens
als toezichthouder, maar ook degenen die periodieke audits uitvoeren, privacyfunctionarissen
en de functionaris gegevensbescherming. Er is een wijziging van de Wpg voorhanden,
waarin ook de toegang tot politiesystemen nader zal worden bezien. Deze wijziging
is ingegeven door de benodigde toegang door de Algemene Rekenkamer en Inspectie JenV.
Vraag 10
Hoe vaak is het eerder voorgekomen dat vanuit de rechtspraak een partij wordt benoemd
die de opdracht krijgt om in de systemen van de politie te kijken? Hoe is daar in
eventuele andere gevallen door de politie mee omgegaan?
Antwoord 10
De politie heeft mij geïnformeerd dat er bij de politie geen eerdere gevallen bekend
zijn waarin de rechtbank in een bestuursrechtelijke procedure een deskundige heeft
benoemd die toegang dient te worden verleend tot de politiesystemen.
Vraag 11
Wat is volgens u nodig om ervoor te zorgen dat de politie zich op dit gebied aan alle
rechterlijke uitspraken houdt? Op welke termijn gaat u dit realiseren?
Antwoord 11
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Hoe beoordeelt u de uitspraak van hoogleraar digitalisering en rechtsstaat Reijer
Passchier dat er nieuwe checks and balances nodig zijn omdat de uitvoerende macht door digitalisering alleen maar machtiger wordt
ten opzichte van de controlerende macht?
Antwoord 12
Ik merk op dat het in deze specifieke casus naar mijn idee niet gaat over digitalisering
van de uitvoerende macht. Deze casus heeft mijn inziens betrekking op het functioneren
van het rechtssysteem bij een verzoek tot inzage in de gegevens die de politie over
hem of haar verwerkt. In algemene zin onderschrijf ik dat door digitalisering de mogelijkheden
van politie en justitiële diensten toenemen. Het is daarbij van belang dat er een
goede balans blijft bestaan tussen de taakuitvoering van deze diensten en de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarbij is transparantie over het
gebruik van dergelijke technologieën van groot belang.
Vraag 13
Wat zijn, in het licht van de prioriteit die u als Minister geeft aan werken aan het
vertrouwen in de rechtsstaat, uw ambities om de machtsbalans tussen de uitvoerende
macht en de controlerende macht te versterken? Wat is daarvoor uw tijdspad en welke
middelen zijn nodig om dit te bereiken?
Antwoord 13
Het kabinet levert een gezamenlijke inspanning om het vertrouwen in onze rechtsstaat
te vergroten. Om tot een sterke en beter functionerende democratische rechtsstaat
te komen is het nodig te investeren in institutionele vernieuwing die leidt tot weerbare,
sterke instituties en betere macht en tegenmacht. De maatregelen die het kabinet hiertoe
neemt en de daarvoor beschikbare middelen zijn opgenomen in het regeerprogramma en
worden de komende periode nader uitgewerkt.
Vraag 14
Wilt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 14
Deze vragen zijn zo spoedig als mogelijk was beantwoord. Waar het de kwaliteit van
de beantwoording ten goede komt zijn vragen tezamen behandeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.