Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 2 december 2024, over Begrotingsonderdeel Sport en Bewegen
36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Nr. 162
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 13 januari 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 december 2024
overleg gevoerd met de heer Karremans, Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport,
over:
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025 (Kamerstuk 36 600-XVI);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 april 2024 inzake
schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen
en openbare zwembaden in publieke handen houden (Kamerstuk 30 234, nr. 389);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 april 2024 inzake
advies van de Nederlandse Sportraad over het toekomstbestendig maken van organisatie
en financiering van de topsport in Nederland: De opstelling aan de top (Kamerstuk
30 234, nr. 390);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 april 2024
inzake advies Nederlandse Sportraad: Nederland, sta op! (Kamerstuk 32 793, nr. 747);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 juni 2024 inzake
beleidsreactie op wettelijke evaluatie Nederlandse Sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 391);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 juni 2024 inzake
stand van zaken BOSA-regeling 2024 en ontzorgingstrajecten (Kamerstuk 29 214, nr. 104);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 juni 2024 inzake wijzigingen
van Bijlage I bij het Internationaal Verdrag tegen doping in de sport; Parijs, 19 oktober
2005 (Kamerstuk 30 952, nr. 455);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 juni 2024 inzake
beleidsreactie op het advies De opstelling aan de top (Kamerstuk 30 234, nr. 393);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 juni 2024 inzake
verzamelbrief moties en toezeggingen sport en bewegen (Kamerstuk 30 234, nr. 394);
– de brief van de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport d.d. 17 september 2024
inzake werkprogramma Nederlandse Sportraad 2025 (Kamerstuk 30 234, nr. 395);
– de brief van de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport d.d. 27 november 2024 inzake
afronding onderzoek verkeersveiligheid wielerwedstrijden (Kamerstuk 29 398, nr. 1136).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Thiadens
Griffier: Heller
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Blaauw, Inge van Dijk, Van den Hil,
Mohandis, Van Nispen, Paulusma, Saris en Thiadens,
en de heer Karremans, Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport.
Aanvang 16.18 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. Hierbij open ik de vergadering van de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel
Sport en Bewegen. Ik heet allereerst de Staatssecretaris van VWS, de heer Karremans,
van harte welkom in deze Kamer. Datzelfde geldt natuurlijk voor de aanwezige leden
vanuit de Kamer: de heer Mohandis van GroenLinks-PvdA, de heer Blaauw van de PVV,
mevrouw Saris van NSC, mevrouw Van den Hil van de VVD, mevrouw Paulusma van D66, de
heer Van Nispen van de SP en mevrouw Van Dijk van het CDA. Tot slot heet ik de mensen
op de publieke tribune en de mensen die het debat op afstand volgen van harte welkom.
U heeft het indicatieve aantal minuten spreektijd voor de eerste en de tweede termijn
gezamenlijk ontvangen. Met het oog op de tijd stel ik voor om vijf interrupties in
de eerste termijn van de Kamer toe te staan en nogmaals vijf in de eerste termijn
van de Staatssecretaris. Mocht de tijd dit toelaten, zal ik proberen hier ruimhartig
mee om te gaan.
Dan nog een opmerking vooraf. We hebben donderdag een grote brief met achttien stukken
van de Staatssecretaris ontvangen. Ik wil hem er vriendelijk op wijzen dat de termijn
maximaal vijf dagen voor de start van het WGO is. Ik zie een mea culpa.
Dan gaan we nu snel beginnen en geef ik het woord aan de heer Mohandis... O, excuus.
De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een punt van orde. Ik wil er geen grote show van maken, maar we hebben dit
overleg eerder staand gedaan. Dat is nu niet gelukt, maar het wordt een hele lange
zit als we niet oppassen. Ik ga niet vragen om heel veel extra schorsingen, want dat
past niet in de tijd. De heer Mohandis geeft al het goede voorbeeld door even te gaan
staan. Ik wil aankondigen dat sommige mensen af en toe zullen gaan staan, want langdurig
staan is ook niet goed. Het kan zijn dat mensen in het publiek dat doen, en dat ikzelf
dat doe. Mensen kunnen zich hier vrij in voelen en dat betekent niet meteen een verstoring
van de orde, zeg ik tegen de voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw opmerking vooraf. Ik zie het misschien ook als een waarschuwing. Dan
geef ik nu met enige vertraging het woord aan de heer Mohandis van GroenLinks-PvdA.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Als ik hier had kunnen staan met een verhoogd spreekgestoelte, had ik
dat meteen gedaan. Misschien is dat iets om over na te denken, maar dat is een andere
discussie.
Dank voor het woord. Voordat ik inga op heel veel onderwerpen, wil ik aansluiten bij
wat de voorzitter heeft gezegd over de stukken; ik noem het maar even de «gele kaart».
Ik vind het belangrijk dat we dit op tijd krijgen. Het is me gelukt om het allemaal
door te pluizen. Ik had vanochtend nog een ander debat, het WGO Media. Het vraagt
om een goede voorbereiding. Het is allemaal gelukt, maar ik zeg er gelijk bij dat
het wel een uitdaging was. Maar goed, er is genoeg over gezegd. Laten we dat de volgende
keer gewoon anders doen.
Voorzitter. Het is goed dat we met de Staatssecretaris Sport – ik beperk me alleen
tot zijn portefeuille Sport – spreken over sport en bewegen. Wat mij betreft is zijn
portefeuille Preventie daarvan zeker niet los te denken. Ik vind het belangrijk om
te beginnen met de ambities van deze Staatssecretaris, want dat viel me op in de stukken
die we donderdag nog hebben gekregen. De ambitie om het aantal kinderen dat beweegt
omhoog te krijgen. Sprongetjes – kleine percentagesprongetjes noem ik dat dan maar
even – in 2028, sportdeelname van mensen met een handicap, kinderen in armoede. Dit
zijn allemaal uit het hart gegrepen, fantastische onderwerpen. Maar hoe gaat deze
Staatssecretaris dat realiseren? Ik verwijs naar de hele beweging die we nu in de
sportsector zien. Als we het over de BOSA hebben – ik ga er allemaal uitgebreider
op in – zou ik bijna zeggen «gevoelsmatig kachelt het achteruit en u wilt vooruit».
Ik vind het heel bewonderenswaardig, maar het lijkt me ook best lastig met de financiële
plaat waar u zelf voor heeft getekend. Het is dus een fantastische ambitie, maar hoe
dan? Om nog maar niet te spreken over gemeenten die de komende jaren voor moeilijke
keuzes komen te staan. Als deze Staatssecretaris echt de ambitie zal hebben, zal er
geïnvesteerd moeten worden. We weten namelijk al lang – we hebben dit in meerdere
debatten vastgesteld – dat investeren in sport gezondheidswinst oplevert en op termijn
de zorgkosten kunnen drukken. Dat vraagt om durf. Dat vraagt om het willen forceren
van een trendbreuk, zodat we investeren in ruimte, in sportinfrastructuur, zodat sporten
gewoon weer iets is dat als basis voelt, dat toegankelijk is en financieel geen drempel
kent voor mensen om mee te kunnen doen. Investeren zorgt niet alleen voor een gezondere
samenleving. Het brengt mensen ook bij elkaar, juist in een tijd waarin we allemaal
wegtrekken in onze eigen bubbels.
Voorzitter. Voordat ik inga op de verschillende onderwerpen, wil ik een persoonlijke
noot delen. Afgelopen zomer was ik met mijn gezin op vakantie in Portugal. Hartstikke
leuk. Iedereen denkt: waar gaat dit naartoe? Het was voor het eerst dat we naar een
zwembad gingen en dat papa een zwemdiploma had. Het zwembad was 2,5 meter diep. Ik
zal u eerlijk bekennen dat ik alle zomers daarvoor altijd begon in het ondiepe en
dan af en toe deed alsof het lukte, maar halverwege weer terugging naar het ondiepe.
Mijn oudste twee kinderen daagden mij uit om van een soort duikplank af te springen
in het diepe, een soort steigerachtig iets van 2,5 meter hoog. Het was best spannend.
Het voelde als een bevrijding. Het voelde als wauw, als iets gaafs. Helemaal in het
water en weer naar boven. Mijn oudste twee kinderen zeiden heel stoer en trots: papa,
je kunt zwemmen, goed dat je dat voorbeeld hebt gegeven. Sorry voor mijn persoonlijke
noot.
Ik ga gelijk door. Het behalen van een zwemdiploma is niet voor iedereen vanzelfsprekend.
In Nederland kunnen steeds minder kinderen een zwemdiploma halen. Dat grijpt mij aan.
Het is zo belangrijk dat we alles uit de kast halen om deze trend te breken. De rapporten
stapelen zich op. Afgelopen zomer weer, in het vragenuur, bij de eerste confrontatie
met de nieuwe bewindspersoon voor Sport, stonden we stil bij het nieuwe onderzoek
van EenVandaag. Daarin staat bijvoorbeeld dat kosten steeds meer een afweging zijn
om niet naar zwemles te gaan, niet alleen voor de lage inkomensgroepen, maar ook voor
mensen met gewone banen, richting modaal. We zien dat de percentages niet de goede
kant op gaan. Het zwembad komt steeds verder van huis af te staan, waardoor ook de
fysieke toegankelijkheid ter discussie staat. Ook het Mulier-onderzoek heeft laten
zien wat betaalbaarheid met zich meebrengt.
Als ik het heb over gewone inkomens, moeten we ons afvragen of iets dat publiek is
in een waterrijk land, als zo ontoegankelijk moet worden ervaren. Moeten we op dat
punt niet veel meer doen? Er zijn diverse voorstellen aangenomen het afgelopen jaar,
of eigenlijk daarvoor al. Ik moet zeggen: dit jaar nog. Het lijkt alsof het het afgelopen
jaar was, maar de laatste sportbegroting hebben we in februari van dit jaar behandeld.
Toen hebben we bijna Kamerbreed gezegd: we moeten de zwembaden overeind houden. Overeind
houden betekent: ervoor zorgen dat ze een publiek doel blijven dienen, een handremprocedure
inbouwen op het moment dat er te weinig zwemwater dreigt te zijn, zwembaden niet zomaar
sluiten en een nationaal fonds om samen met gemeenten te kunnen ingrijpen als essentieel
zwemwater dreigt te verdwijnen. Samen met de SP en anderen vroegen wij om scenario's
uit te werken om te kijken welke rol de school kan spelen om zwemonderwijs verder
in te richten. Ook vroegen we het kabinet om te garanderen dat kinderen uit arme gezinnen
altijd toegang hebben tot het behalen van een zwemdiploma, ongeacht in welke gemeente
ze wonen.
Ik moet bekennen dat het best moeilijk is om te duiden waar we nu staan. We kunnen
nu met nieuwe voorstellen komen, maar ik kan me goed voorstellen dat die weer op zich
laten wachten. Ik zal proberen om een paar voorstellen te doen. Die doe ik vanuit
de ervaring van de afgelopen drie à vier maanden, waarin ik als stagiair zwembegeleider
voor kinderen met een handicap heb mogen zien wat zwemmen qua toegankelijkheid werkelijk
doet met kinderen met een beperking, maar ook met de ervaringen van ouders over de
toegankelijkheid van zwembaden.
Laat ik beginnen met de tarieven. Kinderen met een handicap zwemmen vaak in kleinere
groepen en doen er vaak langer over om een zwemdiploma te halen. Zij hebben vaak te
maken met hogere kosten. Op zich is dat goed te verklaren. Maar we hebben in Nederland,
bijvoorbeeld in het onderwijs, het principe dat passend onderwijs voor kinderen niet
meer kost dan het reguliere onderwijs. We zien dat dat hier anders is. Ik wil dat
even tot ons laten doordringen. We zeggen immers ook allemaal dat zwemmen geen «nice
to have» is of alleen bewegen, maar dat het essentieel is voor de veiligheid. Ik zag
bijvoorbeeld ook dat fondsen hier niet goed op inspelen. De ouders van kinderen met
een handicap hebben recht op een vast budget per jaar, maar de zwemlessen zijn duurder.
In de praktijk zie ik dat ouders waarvan wij de kinderen begeleiden, aangeven: «Het
dekt de kosten gedurende negen à tien maanden, maar dan krijg ik twee maanden niets.
Ik moet me dan uitschrijven, voordat het fonds het jaar daarop weer kan ingaan.» Van
dat type bureaucratie moeten we echt af. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daarnaar
kijkt.
Ik wil bij één punt langer stilstaan, namelijk bij het aantal zwembaden. Ik snap dat
er in gemeenteland meer discussie is over zwembaden. We hebben recent Gulpen-Wittem
gehad, maar er zijn er meer. Ik ga ze niet allemaal noemen, want dat creëert onrust.
Je ziet dat er in gemeenteland volop discussie is over het overeind houden van zwembaden.
Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om in onderzoekende vorm eens na te denken
over hoe een wettelijke zorgplicht – net zoals we die hebben voor de bibliotheek –
kan werken. Waarom vraag ik dat? Toen ik afgelopen donderdag de stukken goed doorlas,
las ik ergens in een paragraaf op een toezegging op een vraag van volgens mij collega
Van Nispen dat er bij dit kabinet de bereidheid is om te komen tot een verkenning
van een sport- en beweegwet. Als dat echt zo is, dan wil ik daar bijna een compliment
voor maken. Ik hoor het graag in de termijn van de Staatssecretaris. Mijn vraag is
of zo'n wettelijke zorgplicht daarin kan worden betrokken.
Het is echt fantastisch om het enthousiasme te zien van alle belangenbehartigers,
verenigingen en iedereen die zich betrokken voelt bij de sport en die dit debat volgt
in deze zaal en in de zaal hiernaast. Ik roep hen op om mee te denken over zo'n beweegwet.
Als we het wat meer met elkaar gaan vastleggen zonder het heel bureaucratisch te maken,
wat zijn dan de minimale voorwaarden?
Eerder hebben we ook gesproken over de aanscherping van de Omgevingswet bij nieuwbouw.
Volgens mij heeft NOC*NSF vorig jaar zelfs nog heel concreet bepleit om bij nieuwbouw
te kijken naar een wettelijke norm voor de infrastructuur, zodat sport- en beweegruimte
wordt gegarandeerd. Volgens mij ligt er zelfs een aangenomen motie van de SP. Volgens
mij heet dat de «sportnorm».
Voorzitter. Ik kom gelijk op een ander punt, namelijk Uniek Sporten en het Fonds Gehandicaptensport.
Zij roepen ons wederom op om te kijken naar centrale, toegankelijke loketten. Dit
is een terugkerend onderwerp. Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris.
Ik krijg ook graag een reactie van de Staatssecretaris op het verdwijnen van een stichting
als Stichting Special Heroes Nederland. Zij maken meer dan 15.000 jongeren met een
beperking blij met bewegen. Nu is voorgenomen om hen weg te bezuinigen. Ik kan dat
niet helemaal rijmen met de kabinetsdoelstellingen. Dus ik krijg graag een reactie.
Dan kom ik nog even op één punt met betrekking tot zwemmen, namelijk de fondsen. Er
ligt een amendement van de SP en het CDA om ook op korte termijn, dus komend jaar,
extra geld uit te trekken voor het stutten van fondsen voor kinderen die alleen maar
via een fonds uitzicht houden op een zwemdiploma of op zwemveilig zijn. Niet alle
kinderen met een beperking kunnen dat diploma halen, maar zij kunnen wel zichzelf
redden als ze maar genoeg les krijgen. We zien de wachtlijsten. Er wordt nu voorgesteld
om een half miljoen bij te plussen voor komend jaar. Ik kijk ook naar alle partijen
in de coalitie. Ik hoop echt dat we elkaar daar gaan vinden. Ik geef toe dat dit een
voorstel voor de korte termijn is. Structureel moet er veel meer gebeuren, maar we
kunnen nu ook heel veel wachtlijsten een beetje voorzien van lucht en zekerheid. Ik
hoop dat we dat amendement breed kunnen aannemen.
Voorzitter. Ik kom op een ander punt, namelijk de staat van sportverenigingen. In
de afgelopen twee jaar is daar al veel over gezegd in dit huis. Er zijn tal van rapporten
verschenen. Ik beperk me tot de dit jaar aangenomen motie van ons, het CDA, SP en
D66 om een meerjarige strategie voor sportverenigingen uit te werken. Ik lees nu dat
de Staatssecretaris daartoe bereid is. Sportverenigingen zijn ook hier vandaag weer
massaal aanwezig en laten zich al twee jaar horen in de Kamer. Ik ben heel erg benieuwd
op welke punten waar echt overeenstemming over is en waar geen verschillen zijn tussen
Rotterdam en Groningen of tussen Maastricht en Den Helder, hij denkt dat we ze echt
kunnen helpen. De analyse die hij donderdag naar de Kamer heeft gestuurd, is prima,
maar – ik wil niet onaardig zijn – we wisten dat al. Het zal nu echt concreter moeten
worden. Ik hoor heel graag wanneer dat gebeurt en of de Staatssecretaris daar dan
ook de laatste onderzoeken bij wil betrekken. Recent waren er nog een onderzoek van
het Mulier Instituut over de betaalbaarheid en een uitgebreide rondgang van de RVVB
over die betaalbaarheid. Dit was wederom een duidelijke noodklok om dat heel concreet
met elkaar te gaan uitwerken. Ik weet dat er voorgesprekken zijn geweest met belangenbehartigers,
maar wij willen nu ook echt boter bij de vis, in Q1 van 2025, wat mij betreft, als
dat even lukt.
Dan heb ik gelijk ook een vraag over het Mulier Instituut. Daar wordt op bezuinigd
in de meerjarige subsidietaakstelling. Waarom? Wilt u daarvoor ander onderzoek dat
gewoon gedaan wordt in de plaats stellen, of bijvoorbeeld andere peilingen onderzoeken,
van bijvoorbeeld de RVVB? Hoe moet ik dat rijmen? Wat gaat dat precies betekenen,
wat gaan ze dan minder doen?
Dan de clubondersteuning. Er zijn veel zorgen over het feit dat die opeens is gestopt.
Ik weet dat bijvoorbeeld RVVB een soort onlineplatform ontwikkelt. Ik ben even benieuwd
naar wat dit nu betekent, als die clubondersteuning verdwijnt. Gaat u dan van andere
soorten clubondersteuning gebruikmaken? Wat is nu precies de stand van zaken? Graag
een reactie. En betrekken we de nieuwe vormen die worden ontwikkeld met belastinggeld
– ik weet dat SZW ook heeft meebetaald aan dit online platform – hier ook bij? Of
is dat gewoon weer weggegooid geld?
Ik heb over de visie van de sportverenigingen al veel gezegd. Wat ik belangrijk vind,
is dat betrokkenen daarin verder worden gehoord. Maar belangrijker is de vraag of
de Staatssecretaris bereid is om verenigingsbestuurders, die hier vandaag ook zitten
en die zelf wekelijks, maar ook dagelijks, alles op alles zetten om die verenigingen
draaiende te houden in deze tijd, te gebruiken als klankbord, om hen te bevragen en
erbij te betrekken. Het gaat erom er niet alleen maar vanuit een helikopterview naar
te kijken, maar ze ook echt te betrekken in de oplossingen.
Dan BOSA. Ik snap echt niet hoe deze Staatssecretaris, maar ook vooral het kabinet,
de doelstellingen en ambities wil realiseren als we, waar we echt collectief een opgave
hebben, het verduurzamen en onderhouden van sportaccommodaties, gaan bezuinigen. Er
is een megaopgave. Honderden sportverenigingen staan as we speak in de wacht, en het
geld is nu al op. Gaat u zelf maar kijken bij de BOSA-regeling; het geld is op. Volgend
jaar opnieuw proberen. En we weten eigenlijk nu al, met de honderden die in de wacht
staan, dat die regeling misschien na één week al leeg is getrokken. Dus ik ben echt
benieuwd wat het alternatief is. Als de Staatssecretaris zegt «DUMAVA», dan zeg ik:
ik weet dat de DUMAVA nog niet helemaal – ik zeg het heel zacht – sportvriendelijk
is. Dan is de vraag: bent u bereid om een apart bedrag te laten alloceren binnen DUMAVA,
expliciet bestemd voor sport?
Over die ontzorgingstrajecten waar ook over wordt gesproken, vraag ik: hoe dan? Ook
in de brief van het Nationaal Klimaat Platform wordt gezegd: werk het verder uit,
ook met uw collega's van VRO en KGG, Klimaat en Groene Groei. Ik zou bijna willen
zeggen: maak er een brede businesscase van; zet geld dat misschien over is in op de
begroting. Want volgens mij is verduurzaming en onderhoud van het op twee na grootste
oppervlaktedeel van Nederland, na landbouw en woningbouw, toch een bredere opgave
dan die van u alleen. Maar ik zou zeggen: als u zich aangemoedigd voelt door ons,
maak dit dan groter en stop met die ineffectieve bezuiniging op de BOSA. Het moet
juist sneller en het betaalt zich terug. Dus dat is een win-win-winsituatie voor de
club, voor ons allemaal, het klimaat en de overheidsfinanciën.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Meneer Mohandis houdt een mooi pleidooi, en wie ben ik om daartegen in te gaan? Dat
ga ik dus ook niet doen. Maar ik heb een aanvullende vraag daarop. Ik voel immers
mee, maar als ik kijk naar die verduurzaming, zie ik het volgende. Ik kom zelf uit
een regio die wel groot is, maar weinig inwoners heeft, en waarin je ziet dat ook
er bij sportclubs toch dingen samengevoegd moeten worden, maar dat dat eigenlijk nog
maar mondjesmaat gebeurt. Ik vraag me af of meneer Mohandis dan kijkt naar het volgende.
Stel dat er iets gedan kan worden voor sportverenigingen. Zou er dan ook iets tegenover
kunnen staan, dus dat er ook wel samengewerkt moet worden en er niet twee clubhuizen
op één kilometer afstand staan? Ik ken tennisclubs waarin de mensen van 70-plus nu
allemaal stoppen. Dan houden ze tien leden over en willen ze toch door en toch verduurzamen.
Hoe kijkt de heer Mohandis daartegen aan?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik had wel twee pagina's kunnen vullen met wat er allemaal nodig is. Maar ik weet
dat collega Van Dijk bijvoorbeeld meer ingaat op de bureaucratie die sportverenigingen
ervaren; daar hebben we de vorige keer ook uitgebreid over gesproken. Maar ook is
het de vraag hoe we het aantrekkelijk maken. Ik kijk ook bijvoorbeeld naar uw eigen
regio, de regio Zeeland, waar je best wel slimmere combinaties kunt maken. Ik zie
ook combinaties op het gebied van de niet-verenigingssport, zoals ik het maar even
noem, de commerciële sport, bijvoorbeeld de sportvereniging in combinatie met een
fitnessschool; er zijn allerlei combinaties mogelijk. Dat zullen we echt aantrekkelijker
moeten maken. Maar dat gaat niet voorbij aan de noden die de verenigingen ervaren.
Het gaat er dus niet alleen maar over dat de verenigingen alleen maar willen doorgaan
op de oude voet. Het is ook zoeken naar hoe zij die helpende hand ervaren. Het helpt
als zij niet het gevoel hebben dat een gemeente, een provincie of het Rijk zich op
het standpunt stelt: doe het maar zelf. Het zijn immers zijn vaak vrijwilligers die
het er allemaal bij doen. Zij mogen ook niet het gevoel hebben dat ze als een bedrijf
worden benaderd, of dat ze op kosten worden gejaagd die niet eerlijk zijn. Zij mogen
ook geen aansprakelijkheid aan hun broek krijgen, alsof ze een woningbouwcorporatie
besturen.
Als we echt kijken naar wat wij kunnen betekenen om de verenigingen het gevoel te
geven dat het om hen draait, dan ben ik ervan overtuigd dat het voor hen makkelijker
wordt om naar de buren te kijken en te zeggen: we hebben allebei vijf sportvelden,
zullen we daar niet eens slimmer naar gaan kijken? Ik ken de voorbeelden uit mijn
eigen stad Gouda. Daar delen twee voetbalclubs heel slim de sportvelden, maar zij
denken ook samen na over het verduurzamen van het clubgebouw. Alleen moet er dan wel
een betrouwbare overheid zijn, die niet de BOSA wegbezuinigt. Er zijn veel sportclubs
die best open voor staan voor samenwerken, maar dan moeten ze wel weten waar ze aan
toe zijn als ze gaan lenen en dan moeten ze wel weten welk percentage ze krijgen van
de rijksoverheid. Dan ontstaat er een win-winsituatie waarin iedereen blij wordt en
de kosten ook niet omhoog hoeven voor de leden. Want een hogere energierekening betekent
bij de meeste clubs in Nederland – niet bij die ene helft waar het over het algemeen
goed gaat, maar bij die andere helft – een hogere contributie. Dat moeten we niet
hebben. Dat laten de rapporten van het RVVB ook zien.
Wij moeten dus als rijksoverheid echt betrouwbaar zijn wat betreft de regelingen die
goed werken. Daar moeten we niet lukraak op gaan bezuinigen. Ik noemde de BOSA even,
maar er zijn meer dingen die ik echt niet snap, met alle doelstellingen die we moeten
halen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Helemaal mee eens. Ik zit alleen nog een beetje te zoeken. Ik heb zelf bridgen geleerd
op de tennisclub. Ik vond dat een mooie combinatie. Is de heer Mohandis ook bereid
om, als we daar op een gegeven moment iets mee gaan doen, ook voorwaarden te stellen
en in de regio ook te gaan kijken wat er allemaal is? Ik snap wat de heer Mohandis
zegt: je moet een betrouwbare overheid zijn als je dingen voor elkaar kunt krijgen.
Maar ik vind dat je er dan ook wel naar mag kijken: als we een hand aanreiken, hoe
gaat het dan aan de andere kant?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wil heel graag doorpraten over hoe we onze sportinfrastructuur doorinnoveren, met
slimme samenwerkingsverbanden en regionale samenwerkingsverbanden. Daar ben ik allemaal
voor. Maar we moeten niet voorbijgaan aan het feit dat, even grof gezegd, bijna 50%
van de sportorganisaties, verenigingen en sportclubs, zegt «wij geloven in de toekomst,
wij zitten in een goede wijk, in een goede omgeving, en het aantal leden groeit»,
en dat je de andere helft de andere kant op ziet bewegen. Dan kun je niet alleen maar
zeggen: jullie moeten meer gaan samenwerken. Dan zul je ook echt heel concreet moeten
kijken hoe je die andere helft verder helpt. De basis, waarop de verenigingen moeten
kunnen rekenen, moet goed zijn. Ik ben ervan overtuigd dat als die basis goed is,
de verenigingen zullen zeggen: wij voelen ons goed bij die basis, we weten waar we
op kunnen rekenen van de kant van de gemeente en het Rijk, dus we staan open voor
innovatieve vormen om toekomstbestendig te zijn. Maar ik wil niet voorbijgaan aan
het feit dat het nu op zo veel punten piept en kraakt.
De rijksoverheid formuleert enorme doelstellingen, en ook wij als Kamer zeggen dat
er een tandje bij moet. Maar dat rijmt niet met de daden die ik nu zie. Ik vrees dat
we over een paar jaar moeten vaststellen dat er nog minder kinderen, nog minder mensen
bewegen. Dat is volgens mij echt strijdig met hoe wij onze zorgkosten op termijn beheersbaar
willen houden. Ik denk dat mevrouw Paulusma het op dit punt met mij eens zal zijn.
We zullen echt fundamenteel iets moeten doen. Sport moet veel meer op één. De S van
Sport moet op het ministerie vooraan staan. Het moet gaan om Sport, Welzijn en Volksgezondheid.
Dat vraagt om een andere benadering en niet alleen maar om de constatering «het is
leuk, het is belangrijk voor de samenleving», zonder wettelijke basis, zonder een
zekere financiering en met veel te veel versnippering, zoals nu het geval is. Dan
zijn doelstellingen vaak leuk op papier, maar moeilijk te realiseren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik ga nu iets sneller door mijn betoog. Ik heb net al iets gezegd over
het verduurzamen en het in breder verband kijken met andere ministeries.
Dan kom ik bij het revolverend fonds. Heel kort daarover: dank voor de uitwerking
van de motie van NCS, CDA en GroenLinks-PvdA. Maar nu is de vraag: bent u bereid om
voorbereidingen te treffen om tot een dergelijk fonds te komen? De analyse is mooi,
maar collega Olger van Dijk wil ook heel duidelijk die volgende stap. Ik ben dus benieuwd
waar die bereidheid zit om tot zo'n fonds te komen, omdat het per saldo een fonds
is dat niet per se geld kost, maar waar geld uit gaat en weer geld in komt. Ik ben
daar wel benieuwd naar, gezien de enorme opgave als het gaat om accommodaties en onderhoud.
Volgens mij kunnen we het daar snel over eens worden.
Dan kom ik op het punt van de regeldruk en bureaucratie. Gemakshalve zeg ik dat ook
collega Van Dijk daarop zal ingaan. Wat ik alleen wil zeggen is dat als we de regeldruk
willen terugdringen, we dat concreet moeten maken, bijvoorbeeld op de WBTR. Ik begreep
dat er vandaag iets naar de Kamer komt wat ik nog niet heb gelezen. Maar de regeldruk
is een wassen neus, als we het niet concreet maken.
Dan over bewegen. Het Platform Ondernemende Sportaanbieders en de maatschappelijke
organisaties voor sport zeggen terecht: kijk breder dan alleen waar wordt gesport.
Er wordt te weinig bewogen. Er zijn allerlei initiatieven die toeleiden naar een sportvereniging,
zoals via de buurtsportcoaches. Ze verschillen nog weleens van naam per gemeente,
maar de kern is de emanciperende factor om kinderen in heel veel wijken toe te leiden
naar sport. Heb dat scherp, juist als deze Staatssecretaris de Staatssecretaris wil
worden van kinderen die meer moeten gaan bewegen.
Tot slot, nog een paar punten. We kregen recent een bericht van NOC*NSF dat er 20
miljoen extra nodig is om het huidige topsportniveau te kunnen behouden. Dat geld
komt er niet. Ik ben heel erg benieuwd wat dat betekent voor onze doelstelling. We
hebben afgelopen zomer kunnen genieten van die fantastische Olympische en Paralympische
Spelen. Maar gaan we dat ook doen over vier jaar en acht jaar, als ik deze zorg lees?
Over het dansdossier verwijs ik naar collega Van Nispen.
Wat betreft evenementen wielrennen: er ligt een amendement over de politiebegeleiding.
Ik kan dat nog een keer gaan toelichten, maar volgens mij spreekt dat voor zich.
Dan kort nog even over die vreselijke documentaire – zo heb ik dat in ieder geval
ervaren – afgelopen donderdag van BOOS en Tim Hofman over Feyenoord en alle racisme,
homofobie en discriminatie uit een deel van de harde kern van Feyenoordsupporters.
Graag hoor ik van de Staatssecretaris wat hij nodig heeft om, in samenspraak met zijn
collega van Justitie en Veiligheid, Rotterdam te helpen waar dat moet. Ik weet dat
deze Staatssecretaris Rotterdam goed kent vanuit een vorige rol. Het is een hardnekkig
probleem en het is niet nieuw, maar het is ook niet iets waarvoor we kunnen wegkijken.
Voorzitter, tot slot. Ik begon over van alles rondom zwemmen, ik heb het over de fondsen
gehad, over dat er echt iets moet gebeuren in de tarieven, over een zorgplicht voor
zwembaden en alles samen, om heel veel kinderen hoop en perspectief te geven om in
het diepe te mogen springen. Ik sluit dan ook af met dat er een flinke uitdaging is
als het gaat om de ambities, maar dat dat niet rijmt met alle bezuinigingen. Daarom
roep ik deze Staatssecretaris op: durf voor de hele sport- en beweegsector in het
diepe te springen, wees geen toeschouwer van de sloopkogel die we af en toe zien en
ervaren, maar heb het lef om het verschil te maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mohandis. Keurig binnen de opgegeven tijd. Dan geef ik nu graag
het woord aan de heer Blaauw van de PVV.
De heer Blaauw (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn complimenten aan de heer Mohandis voor zijn
prachtige persoonlijke noot over het zwemmen. Ik vind het altijd mooi als zoiets in
het debat betrokken wordt. Ik zal straks ook nog ingaan op de zwemlessen.
Maar allereerst het volgende. Gisteren was ik de hele dag te vinden op het voetbalveld.
's Morgens als fanatieke linkshalf waar mijn team, uiteraard onterecht, verloor van
een minder goed team dat helaas wel de kansen afmaakte. Daarna speelde ons eerste
elftal, overigens toevallig, tegen Ter Apel. Ook wel een bekend dorp hier in de Kamer!
Dat was toevallig de wedstrijd en daar werden de opstellingen omgeroepen en werd de
muziek verzorgd door mij als vrijwilliger. Iedere week weer zien wij hoe vele vrijwilligers,
in welke rol dan ook, hun sport beleven en zich voor die sport inzetten. Ik wil mijn
betoog dan ook graag beginnen met mijn waardering uit te spreken voor al die vrijwilligers
die de duizenden sportverenigingen die ons land kent, overeind en levendig houden.
Een van de mooiste voorbeelden hiervan is wat mij betreft het verhaal van multifunctioneel
centrum De Hardenberg in mijn eigen gemeente Oldambt. Dorpsbewoners hebben daar door
het oprichten van een eigen stichting ervoor gezorgd dat dit gebouw, waarin onder
andere een zwembad is gehuisvest, na een lange strijd met de gemeente open kon blijven.
Maar daarover later nog iets meer.
Deze prachtige sportzomer ben ik in volledige instemming een geregistreerd partnerschap
aangegaan met mijn vrouw, en wel een voormalig topsportster in de niet te onderschatten
sport acrogym. Ze werd daarin ooit Nederlands kampioen en ze deed ook mee aan internationale
wedstrijden. Ondanks dat deze topsportmentaliteit nog altijd een beetje voortleeft
in ons huis, heeft ze er behalve de prachtige ervaringen financieel niks aan overgehouden.
Integendeel, het heeft haar veel meer gekost dan het haar heeft opgeleverd. Maar ondanks
het aanschaffen van een auto, de reiskosten, de opgeofferde tijd en de vele blessures
zou ze het zo weer overdoen.
Ik vind deze mentaliteit iedere dag weer een inspirerend voorbeeld van hoe men kan
leven voor de sport. Wij zien dat bij onze topsporters terug en ook dat dat zelfs
kan resulteren in de titel «wereldatlete van het jaar». Dit jaar terecht gewonnen
door Sifan Hassan.
Voorzitter. Het is en blijft voor het grootste deel een eigen verantwoordelijkheid
van mensen om te sporten en te bewegen. Dat zal ook wel de kern van mijn verhaal zijn.
De overheid moet hierin niet te ver doorslaan, maar moet wel dienstbare en aantrekkelijke
kaders scheppen voor sportorganisaties, bijvoorbeeld in de vorm van verenigingen of
stichtingen, door de regeldruk, die nu helaas te vaak ervaren wordt, te verminderen.
Denk bijvoorbeeld aan het voorbeeld dat ik mijn inleiding noemde: AFC De Hardenberg.
Mijn vraag is dan ook hoe de Staatssecretaris dit denkt te kunnen gaan doen. Het kan
namelijk niet zo zijn dat de kennis en de inzet, die al die sportorganisaties bezitten,
zowel bij bestuurders als bij vrijwilligers, verloren gaan door te veel bureaucratie
en regeldruk.
Ook is mijn fractie benieuwd in hoeverre de Staatssecretaris denkt dat de beweegdoelen
voor 2040 gehaald gaan worden, waarbij 75% van de mensen voldoende moet gaan bewegen.
Daarbij maak ik nog wel de kanttekening dat ook bewegen uiteindelijk een eigen verantwoordelijkheid
is en blijft van mensen. Er is namelijk wel een verschil tussen sporten en bewegen.
Ik wil de Staatssecretaris verder ook vragen in hoeverre dit beleid rekening houdt
met mindervalide sporters en senioren, want als ik «eigen verantwoordelijkheid» zeg,
hoor ik u denken «maar hoe zit dat dan met sporters die minder in staat zijn om dat
te doen?» Daarom expliciet die vraag aan de Staatssecretaris.
Voorzitter. Het kabinet schreef in het regeerprogramma: «Het kabinet wil dat iedereen
veilig kan sporten en bewegen. Daarom hebben we volop aandacht voor integriteit binnen
de sport.» Daarop wilde ik even aanhaken, want wij krijgen meer en meer berichten
binnen over onveilige situaties in vooral de vrouwensport en in vrouwenkleedkamers.
Ik had niet snel gedacht dat ik dit ooit zou moeten stellen, maar dan toch: mannen
horen deel te nemen aan mannencompetities en vrouwen horen deel te nemen aan vrouwencompetities,
omdat er nou eenmaal, vooral op latere leeftijd, verschillen zitten in spiermassa.
Ik wil er geen biologische discussie van maken, want ik denk dat dit duidelijk is.
Wij zien hiervan niet alleen internationaal voorbeelden, maar inmiddels ook in ons
eigen land. Ik zei net al dat we helaas te veel berichten hierover binnenkrijgen.
Mannen die zich omkleden in vrouwenkleedkamers... Een recent voorbeeld speelt in de
dartsport, want die competitie wordt inmiddels ook gedomineerd... Ik noem het een
man, maar het is iemand die...
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Paulusma. Nog niet?
De heer Blaauw (PVV):
Dan maak ik de zin even af. Een nationaal voorbeeld is de dartsport, waar de vrouwencompetitie
gedomineerd wordt door... Ik noem het dan expliciet wel een man, omdat diegene pas
op latere leeftijd is overgestapt naar de vrouwencompetitie, punt.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Een klein stukje eerder hoorde ik de heer Blaauw zeggen: we krijgen vele berichten
over die mannen- en vrouwenkleedkamers. Kan de heer Blaauw dat specificeren?
De heer Blaauw (PVV):
Wij krijgen inderdaad berichten binnen van vrouwen die zich onveilig voelen in hun
kleedkamers, omdat er mannen zijn die zich op latere leeftijd vrouw voelen; daarom
noemde ik dat even. Dat kan en ook die mensen moeten juist de mogelijkheid om veilig
te sporten. Maar het is naar onze mening niet goed voor de vrouwensport om dat toe
te laten. Volgens mij hoef ik de berichten niet tot in detail... We krijgen gewoon
die berichten binnen en er zijn inmiddels zelfs petities opgestart. Daarom wilde ik
het punt toch even benoemen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maar het komt voor mij wel heel precies. Ik zie ook af en toe berichten voorbijkomen
– ik noem dat een hetze – tegen mensen die op latere leeftijd een transitie hebben
ondergaan. De heer Blaauw praat zo over veiligheid, maar wat hij nu doet is heel onveilig.
Ik vind het ook wat ongemakkelijk om dat onderwerp te koppelen aan veiligheid in kleedkamers.
Dus of meneer Blaauw heeft een aantal concrete voorbeelden, komt met een voorstel
en kan dit duiden. Of meneer Blaauw zegt: ik doe niet mee aan deze hetze, want daarmee
maak ik het voor nog meer mensen onveilig in de sportwereld.
De heer Blaauw (PVV):
Dat het een «hetze» is, laat ik echt bij mevrouw Paulusma. Dat zijn haar woorden.
De vrouwensport is er naar onze mening niet bij gebaat dat we dit toelaten. Ik zei
expliciet dat ook mensen die op latere leeftijd in transitie gaan juist op een veilige
manier moeten kunnen sporten, maar wel in een competitie – ik wil de biologische discussie
voorkomen – waarin het ook veilig is voor vrouwen om optimaal te kunnen presteren.
Ik hoef bij mevrouw Paulusma toch niet op te komen voor het feminisme door te stellen
dat vrouwen nog niet zo heel lang geleden nog niet eens konden en mochten sporten?
En dan laten we dit toe, want het is nog toegestaan. Ik wil later nog een vraag hierover
stellen aan de Staatssecretaris. Dat kan toch niet? Het kan toch niet zo zijn dat
we iemand die op latere leeftijd in transitie is gegaan qua chromosomen en qua spiermassa
toelaten in een competitie met vrouwen? Dat noem ik onveilig.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik hoop dat dit niet als interruptie telt, want dit was enige uitlokking van de heer
Blaauw als het gaat om mijn dagelijkse strijd voor feminisme. Ik vind het heel kwalijk
dat de heer Blaauw hier twee dingen op een hoop gooit, namelijk mensen die in transitie
zijn en onveiligheid. Dat vind ik echt heel kwalijk en ook niet zorgvuldig.
De voorzitter:
De heer Blaauw vervolgt zijn betoog.
De heer Blaauw (PVV):
Ik noemde het net al even in een interruptie. Laat duidelijk zijn dat ook deze sporters
hun sport optimaal moeten kunnen beoefenen, maar dan wel in de juiste competitie.
Voorzitter. Op welke manier is de vrouwensport gebaat bij dit soort ontwikkelingen?
Laten we het echt zover komen dat vrouwen in de sport, wat nog niet zo heel lang een
vanzelfsprekendheid is, hoe hard ze ook trainen, een achterstand zullen hebben in
de competitie, wanneer we blijven toestaan dat ook mannen toegelaten kunnen worden?
Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Gaat hij hier concrete maatregelen tegen nemen?
Ten slotte, voorzitter, heeft mijn fractie zich altijd ingezet voor toegankelijke
zwemlessen en ook gepleit voor herinvoering van het schoolzwemmen. In antwoord op
Kamervragen van onder anderen de heer Van Nispen en de heer Mohandis heeft de Staatssecretaris
aangegeven hiernaar te kijken en begin volgend jaar met een plan te komen. Hoe staat
het daarmee? Kan de Staatssecretaris hier al iets meer over prijsgeven? Ook is maar
bij ongeveer de helft van de mensen met lagere inkomens bekend dat er voor de financiële
toegang tot zwemlessen toeslagen zijn in sommige gemeenten. Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat dit meer onder de aandacht komt bij mensen voor wie dit een prachtige
mogelijkheid kan zijn om hun kinderen toch een of meerdere zwemdiploma's te laten
halen?
Echt ten slotte, voorzitter. Wanneer kan ik de antwoorden op mijn Kamervragen over
onwel geworden Vitessesuporters verwachten? Die had ik nog niet gekregen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dan heeft u een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik wil het niet hebben over de onwel geworden Vitessesupporters, maar ik kom nog even
terug op het voorgaande punt over mannen in vrouwenkleedkamers. Volgens mij haalt
meneer Blaauw twee dingen door elkaar: mannen in vrouwenkleedkamers en deelname van
transgenders aan sport. Naar mijn idee wordt per sportbond gekeken of de competitie
geschikt is op dat moment. Bij schaken en bridgen – het werd net al genoemd – lijkt
me dat heel anders. Ik denk dat het goed is dat daarnaar gekeken wordt en dat bonden
met mensen zelf aan zet zijn. Is de heer Blaauw het met mij eens dat er een differentiatie
in zit, dat het twee verschillende dingen zijn? Mannen in vrouwenkleedkamers; dat
is wat anders, want voor darten hoef je je niet om te kleden. Dat kan je ook thuis
doen, denk ik. Dat is het eerste. Het tweede is dat er echt per sport gekeken gaat
worden – daar zijn ze ook mee bezig – of het mogelijk is om gezamenlijk te sporten.
De heer Blaauw (PVV):
Kleedkamers kun je heel algemeen zien. Een zwembad heeft kleedkamers. U noemt de dartsport,
maar daar heb ik het niet over. Ik heb het erover dat wij berichten krijgen dat er
een stijgende lijn is in het aantal vrouwen die zich onveilig voelen doordat zij zich
moeten omkleden – nou ja, onveilig – en zich daarbij niet op hun gemak voelen. Dat
begrijp ik heel goed. Die onveiligheid in de sport is iets anders. Want mevrouw Van
den Hil moet het toch met mij eens zijn dat er nou eenmaal een aantal fysieke sporten
zijn, bijvoorbeeld bepaalde vechtsporten, waar het gewoon niet wenselijk is dat je
meer situaties krijgt waarin je in het kader van inclusiviteit, een man die rond zijn
30ste in transitie gaat, wat ik helemaal kan begrijpen hoor – ik bedoel: dat is helemaal
aan diegene zelf – toelaat in een vrouwencompetitie? Dat wil ik daarmee aangeven.
De voorzitter:
Ja, dank u wel. Dan een interruptie van de heer Van Nispen. O, eerst een vervolgvraag
van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ja, voorzitter, sorry. Ik hoop niet dat dit telt als interruptie, want meneer Blaauw
stelt een tegenvraag op mijn vraag of hij het met mij eens is dat het goed is dat
sportkoepels zelf met de sporters kijken waar het wel en niet kan – volgens mij is
het nu zo geregeld in Nederland – en dat die sportkoepels zelf kijken hoe ze dit oppakken.
De heer Blaauw (PVV):
Ik kan daar op zich wel in meegaan. Alleen, ik vond het zo'n belangrijk punt dat ik
de Staatssecretaris wel de vraag wilde stellen of het kabinet met maatregelen gaat
komen. Misschien wordt wat mevrouw Van den Hil zegt uiteindelijk het antwoord van
de Staatssecretaris, maar dat weet ik nog niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Volgens mij was de heer Blaauw aan het einde gekomen van zijn betoog. Hij heeft vrij
veel aandacht besteed aan de kleedkamerdiscussie, wat volgens mij een opgeklopt –
ik zeg het met enige voorzichtigheid – niet-bestaand probleem is. Ik denk dat de sport
daar heel goed zelf mee om kan gaan en dat de sport dat ook doet. Volgens mij is dit
dus geen reëel probleem in de praktijk en weet de sport daar goed mee om te gaan.
Maar ik begrijp iets niet goed van de heer Blaauw. De PVV is toch een partij die zich
inzet voor mensen die last hebben van weinig koopkracht, van armoede bijvoorbeeld?
Hij begon zelf zijn betoog met een prachtig verhaal over het belang van sportverenigingen,
waar hij zelf vrijwilliger is. Hij weet waarschijnlijk dat sportverenigingen enorm
in de knel zitten; hij heeft de enquêtes ook gekregen van het Register voor Verenigingsbestuurders.
Ik hoop dat hij ook de kranten heeft gelezen, want die staan er vol van. Mensen kunnen
de contributies niet meer betalen en dit kabinet stort een enorme berg bezuinigingen
uit over het hele sport en bewegen. Ik heb het dan niet alleen over de Staatssecretaris,
maar over het kabinet in zijn totaliteit, waarin de partij van de heer Blaauw toch
de grootste partij is. Ik begrijp niet dat je met deze inbreng komt, waarin geen voorstellen
zitten voor de toegankelijkheid van mensen in armoede, voor kinderen voor wie de contributie
niet betaald kan worden, voor de gehandicaptensport, voor de vitaliteit van sportverenigingen.
Kom op, je kunt toch wel minstens tien voorstellen bedenken die echt wat doen voor
sport en bewegen in plaats van al die tijd besteden aan een kleedkamerdiscussie? Nog
even wat spreektijd voor minstens vijf voorstellen die echt wat doen voor sport en
bewegen in Nederland.
De heer Blaauw (PVV):
We moeten volgens mij wegblijven bij: geef mij drie voorbeelden, geef me twee voorbeelden,
geef me één voorbeeld. Ergens kon ik een eind meegaan in het verhaal van meneer Van
Nispen, die gelijk heeft dat wij hiervoor staan. Daarom zeg ik ook dat de overheid
een goed fundament dient te leggen voor de sportbeoefening in Nederland. Daar zijn
allerlei regelingen voor. Maar als je genoeg wil bewegen, dan is dat mogelijk. Ik
zei het al in mijn betoog, of in een interruptie: er is een verschil tussen sporten
en bewegen. Wat nu voorligt ... Natuurlijk, het kan altijd beter, maar met de huidige
maatregelen en met een koopkrachtverbetering die eraan zit te komen zal het hopelijk
wel toegankelijker worden voor mensen en kunnen ze de contributie betalen. Ik begrijp
dat de heer Van Nispen wel een voorstel gaat doen, maar ja, dat kost ontzettend veel
geld en dat is er nou eenmaal niet. Het is een kwestie van repareren. We moeten kijken
naar wat wel kan. Daar stel ik vragen over. Wellicht kan ik daar in tweede termijn
nog een motie over indienen.
De voorzitter:
Dan een vervolgvraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Gaat de heer Blaauw nou echt volhouden dat dit kabinet een fundament legt zodat mensen
goed kunnen sporten en bewegen en zodat de verenigingen... Ik vroeg de heer Blaauw
of hij de krant had gelezen en had gezien dat al die verenigingen onder druk staan.
Ik heb nog steeds geen concrete voorstellen van de heer Blaauw gehoord die gaan zorgen
voor de randvoorwaarden om het fundament echt goed te kunnen leggen. We moeten het
dus hebben van de koopkrachtverbetering en verder moeten mensen het zelf maar uitzoeken.
Maar hoe kun je dit nou volhouden als je de grootste fractie bent in een kabinet dat
financiële afspraken heeft gemaakt die leiden tot een hogere kansspelbelasting, tot
een btw-verhoging – die is eigenlijk nog niet van de baan; dat moeten we nog maar
afwachten – tot een enorme bezuiniging op het Gemeentefonds, tot 10% korting op SPUK?
De verduurzaming van sportaccommodaties? Daar gaat een streep doorheen. De impuls
voor het bewegingsonderwijs? Een streep erdoorheen. Onderzoek naar sport? Een streep
erdoorheen. En dan hier volhouden dat dit een kabinet is dat goed bezig is voor de
sport en een fundament legt zodat mensen kunnen sporten en bewegen. Nogmaals de vraag
om met voorstellen te komen. Niet pas in de tweede termijn, ik vraag het nu, daar
besteed ik een interruptie aan. Welke voorstellen van de PVV gaan ertoe leiden dat
sport en bewegen toegankelijker wordt voor mensen met lage inkomens en voor mensen
met een beperking, zodat heel Nederland de mogelijkheid heeft om te sporten en te
bewegen? We hebben die gezondere en sportievere samenleving namelijk nodig in de toekomst.
Die bezuinigingen van het kabinet leiden op de korte termijn misschien tot een plusje
in de boeken, maar op de lange termijn leiden ze tot enorme maatschappelijke schade.
Als het goed is, weet de heer Blaauw dat ook.
De heer Blaauw (PVV):
Dit is toch wel een beetje wat we gewend zijn van de SP. Er wordt weer met dingen
gegooid dat ik denk: waar moeten we dan in godsnaam het geld vandaan halen? Er zijn
afspraken gemaakt. Er ligt een begroting. Op basis daarvan moeten we kijken ... Natuurlijk,
het liefst zou ik dat ook willen. Maar we moeten kijken waar ruimte zit om dingen
uit te geven, want het geld klotst helaas niet tegen de plinten.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg het niet snel – de meeste collega's kennen me echt als een redelijke collega
– maar ik zou me echt kapot schamen als ik de PVV was. Dat meen ik oprecht. We zijn
al twee jaar met elkaar in deze Sportcommissie aan het analyseren wat de problemen
zijn. Er liggen rapporten en er liggen voorstellen, alleen al voor dit debat. Ik hoopte
in uw inbreng iets te horen van een voorstel, iets concreets, iets waarbij u ook alle
inbrengen kunt betrekken die we hebben gekregen, net als de onderzoeken en de honderden
sportverenigingen die ons en ook u hebben gemaild en die hier aanwezig zijn. Om dan
richting collega Van Nispen te zeggen: «We horen weer de SP; die wil weer van alles
en dat kost geld» ... Er liggen gewoon gedekte voorstellen, bijvoorbeeld van collega
Van Dijk, van een andere partij, over de BOSA-regeling. Er ligt een amendement voor
50 miljoen; dat zeg ik uit mijn hoofd. Ik check dat even; ja, dat gaat over 50 miljoen,
gedekt en al. Daar kunt u donderdag voor stemmen. Daarmee kunt u honderden sportverenigingen,
die voor een deel ook op de PVV stemmen, gewoon tegemoetkomen. Zo, met boter bij de
vis, werkt de politiek. U kunt in deze commissie niet een soort algemeen praatje houden
en een paar losse dingen opnoemen zonder serieus iets te betrekken van de inbrengen
van bijna alle sportorganisaties, bijvoorbeeld over de BOSA: de bonden, het RVVB,
NOC*NSF. Ik noem ze echt allemaal waarvan we brieven hebben gekregen, bijvoorbeeld
over de BOSA. Dat is één rode draad in alle brieven die we hebben gekregen. Dan denk
ik: PVV, kom op; u bent de grootste regeringspartij en u draagt nu verantwoordelijkheid.
Dat heb ik ook gedaan, in een andere periode. Dan moet u concreet leveren. Dan kunt
u hier niet een beetje algemeen zitten zijn en, als een collega terecht vragen stelt,
zeggen: «De SP wil meer geld». U bent ook aan zet om dat geld met ons te vinden of
om in ieder geval welwillend te kijken naar voorstellen die gedekt en wel voorliggen.
Dat is ook uw rol. Het is niet zomaar even een rol die u heeft; u heeft een grotere
verantwoordelijkheid dan zoals u zich gedraagt.
De heer Blaauw (PVV):
Ik wil niet terugkomen op wat ik net tegen de heer Van Nispen zei, maar natuurlijk
begrijp ik de inzet van onder anderen de heer Van Nispen en de heer Mohandis op dit
gebied. Daar staan wij alleen anders in. Wij staan daar zo in dat sport en bewegen
hartstikke belangrijk zijn, maar dat wij hierin een iets kleinere verantwoordelijkheid
voor de overheid zien dan de heer Van Nispen en de heer Mohandis. Ik denk dat de discussie
daarover gaat. Dan stel ik gewoon vragen. Ik betoog onder andere ... Ik sprak ook
met sportorganisaties en sportverenigingen. Die zijn gebaat bij minder regeldruk,
omdat er ontzettend veel goede initiatieven uit die wereld komen die vaak worden tegengewerkt
door de groeiende bureaucratie. Dat is toch – ik klop me nu even op de borst – een
voorbeeld van een prima voorstel dat ik dan doe?
De voorzitter:
Dan een interruptie van ... O, nog een vervolgvraag van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
«Een voorstel over vermindering van bureaucratie» ... Er liggen al gewoon hele concrete
voorstellen die hier zijn gedaan door meerdere partijen, zelfs nog dit jaar, in ieder
geval van het CDA, NSC, wij en andere partijen. Het is dus niet zo dat die voorstellen
nu opeens worden besproken. Mijn punt blijft dat u van de grootste regeringspartij
bent. U draagt nu meer verantwoordelijkheid. U heeft ook een verantwoordelijkheid
richting een deel van uw achterban. Daar spreek ik u op aan. Het zijn ook mensen die
in het zwembad tegen mij zeggen: «Ik heb de laatste keer PVV gestemd, maar die wachtlijsten
zijn vreselijk; doe daar wat aan.» Er worden hele concrete voorstellen gedaan over
de wachtlijsten en de betaalbaarheid van contributies. Als u hier dan een soort VVD-verhaal
houdt – dan bedoel ik de klassieke VVD, niet de VVD-woordvoerder Sport ... Nee, serieus,
er zit hier ook een oud-woordvoerder Sport, die een supergroot hart voor de sport
had, soms tegendraads ten opzichte van de eigen partij. Dat is echt serieus bewonderenswaardig,
maar wat u hier doet, is het vertellen van een klassiek verhaal in de zin van: de
overheid heeft helemaal geen verantwoordelijkheid. Die verenigingen zeggen dat de
overheid niet levert op de punten waar ze wél moet leveren. Wij doen daar voorstellen
voor. We gaan ze echt niet overladen met nieuwe regels; integendeel. Dan moet u leveren.
Dan moet u zeggen: dat amendement van mevrouw Van Dijk voor 50 miljoen extra om die
accommodaties te helpen verduurzamen gaan wij steunen, want dat is een goed plan en
dat wordt gedekt vanuit het Klimaatfonds. Waar kunnen we dan op rekenen? Wat zijn
uw 37 zetels waard voor de sportsector als dit is wat u nu zegt?
De heer Blaauw (PVV):
Ik wil er als volgt op reageren. U moet het niet te luchtig opvatten, maar ik zag
laatst een filmpje van Johan Cruijff voorbijkomen, die zei: er wordt vaak in het veld
gecoacht met «help hem of haar». Het gaat er dan om dat je naar iemand toe kan komen.
Maar creatieve spelers, die graag acties maken, help je door juist weg te blijven.
Daar bedoel ik mee te zeggen dat je als overheid de kaders, de randvoorwaarden moet
kunnen scheppen, waarbij je organisaties en verenigingen juist initiatieven kan laten
ontplooien. Dat is wat ik vandaag betoog. Dat is eigenlijk ook het antwoord dat ik
heb op de vraag van meneer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb veel respect voor Cruijff, maar weinig respect voor dit nietszeggende wat ik
zojuist heb gehoord. Alles wat wij doen heeft te maken met de randvoorwaarden en met
het faciliteren. Het heeft niets te maken met precies vertellen wat een vereniging,
een zwembad of wie dan ook moet doen. Het gaat juist om het scheppen van de juiste
randvoorwaarden, om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten omlaaggaan, zodat ook uw
kiezers kunnen rekenen op een zwemdiploma. Het gaat erom dat de contributies weer
een beetje onder controle komen en dat de energierekening die stijgt, er niet voor
zorgt dat de contributie omhoog gaat. Mensen haken gewoon af omdat sporten elitair
wordt. Dat zou u moeten aanspreken. Dus ik zou zeggen: kijk eens goed naar wat er
ligt. Ik mis al een beetje uw voorganger, mevrouw Maeijer, als het gaat om sport.
Zij was altijd wel bereid om echt met ons te zoeken naar een oplossing. Dan zeg ik:
waar is uw verantwoordelijkheid? Wat doet u voor alle kinderen van Henk en Ingrid
die wel problemen ervaren in de sportsector? Wat doet u voor al die bestuurders die
het gevoel hebben: de PVV is aan de macht, maar wat zien we eigenlijk? Eigenlijk niet
zo veel nog. Dus ik zeg: u moet leveren. U zit daar nu. U zit aan de knoppen en ik
spreek u daarop aan. Dat is af en toe wennen voor de PVV, maar het is hoe de rollen
zijn. U bent aan de bal. Als u geen enkel voorstel doet, en al helemaal geen voorstel
steunt, dan weet ik echt niet wat die sportverenigingen en al die sportvertegenwoordigers
aan de PVV hebben. Vooralsnog helemaal niets.
De heer Blaauw (PVV):
Voordat ik in herhaling val, wil ik nog wel gezegd hebben dat ik nog helemaal niets
heb gezegd over het wel of niet steunen van amendementen.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Altijd fijn als anderen het amendement zo aanprijzen. Fijn ook dat er nog ruimte is
om daarover te beslissen. Ik ga het gewoon nog een keer proberen. Zoals Cruijff zegt:
als je niet schiet, kun je niet scoren. Een aantal dingen in het verhaal van de PVV
spreken mij heel erg aan: de eigen verantwoordelijkheid van mensen, een kleinere verantwoordelijkheid
van de overheid en vooral regels weghalen. Daar strijd ik al jaren voor. Tot nu toe
ben ik nog niet verder gekomen dan een procesbriefje, helaas. De heer Blaauw gaf ook
aan dat er een goed fundament nodig is onder de basissportinfrastructuur. Daar maak
ik me heel erg veel zorgen over. Als we echt willen dat de verenigingen zich niet
heel veel zorgen hoeven te maken over de vraag of ze überhaupt wel een dak boven hun
hoofd en een veld hebben, maar tijd hebben voor ledenwerving, mooie trainingen aanbieden
en vrijwilligers werven, dan moeten we toch echt ervoor zorgen dat de basissportinfrastructuur
op orde blijft. Deelt de PVV dat, en als zij dat deelt, zou zij dan misschien met
een hele warme blik naar ons amendement willen kijken om in ieder geval die BOSA-regeling
overeind te houden, zodat we sportaccommodaties niet verder achteruit laten gaan?
De heer Blaauw (PVV):
Ik ben uiteraard altijd bereid om overal naar te kijken; dat heb ik net ook aangegeven.
Ik deel ook voor een groot deel het eerste deel van de interruptie van mevrouw Van
Dijk. Er is een groot verschil in de gezondheid van verenigingen. Ik ken sportverenigingen
in mijn omgeving die financieel hartstikke gezond zijn, maar ook verenigingen die
wel moeite hebben met het in stand houden van hun voorzieningen. Ook daarvan denk
ik: het kabinet probeert te prioriteren als het gaat om sportgelden, want er is nou
eenmaal niet meer en dus moet je gaan kijken naar waar je het aan besteedt. Ik heb
gewoon vertrouwen in een goede, duurzame toekomst en instandhouding, gelet op hoe
ik de meeste verenigingen ken, met de kennis en inzet die daar zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk met een vervolgvraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Er zijn recent best wel wat rapporten naar buiten gekomen waaruit blijkt dat verenigingen
toch wel zorgen hebben. Sommige verenigingen staan er financieel inderdaad slecht
voor. Soms is dat misschien ook wel de schuld van hoe de vereniging wordt bestuurd,
maar heel vaak ook niet. Ik hoop toch dat we over een halfjaar hier weer zitten en
dat deze Sportwoordvoerder zegt: ik zit hier nu wat langer, ik heb me wat beter in
de materie verdiept en mijn blik op de samenleving is misschien toch iets genuanceerder
geworden.
De voorzitter:
Dan nog een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Helemaal aan het begin van het betoog sprak de heer Blaauw vol trots over het multifunctioneel
centrum De Hardenberg. Ik kom ook uit het noorden. Dat multifunctioneel centrum doet
het ontzettend goed vanwege alle vrijwilligers, maar vooral vanwege de financiële
steun vanuit het Rijk. In het vorige kabinet is er een motie geweest van de heer Nijboer,
toen nog Partij van de Arbeid denk ik, die ervoor heeft gezorgd dat de noodzakelijke
financiële steun er kwam. Maar dit geldt, meneer Blaauw, natuurlijk voor heel veel
sportverenigingen en centra specifiek in het noorden. De PVV heeft het daar heel goed
gedaan, omdat u iedereen heeft beloofd dat de zon weer gaat schijnen. Maar wat is
dan als het om sport gaat, in uw betoog het verhaal voor al die clubs in het noorden
die morgen dreigen om te vallen?
De heer Blaauw (PVV):
Nou, ik wil niet zo pessimistisch zijn door te stellen dat al die verenigingen in
het noorden op omvallen staan. Er zijn ontzettend veel financieel gezonde verenigingen,
maar er zijn inderdaad ook verenigingen die het moeilijker hebben. Ik zag onlangs
nog een voetbalclub in de buurt die op omvallen stond omdat ze geen vrijwilligers
meer hadden. Er kwam een actie, een oproep en vervolgens kunnen ze zo weer anderhalf
voetbalteam vullen. Dat zijn de verhalen waar we inspiratie uit moeten halen. Dan
komt het verhaal weer terug dat de overheid het fundament kan leggen, maar wat daarna
gebeurt, komt bij vrijwilligers en bestuurders vandaan die er alles onder zetten om
er een succes van te maken, net als bij MFC De Hardenberg.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie verder geen interrupties. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw
Paulusma voor haar inbreng.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter. Iedere zaterdag sta ik langs de lijn bij het voetbalveld om mijn zoon
en dochter aan te moedigen. Ik ga even gebruikmaken van alle toehoorders en alle mensen
die meekijken: laten we vooral in heel Nederland meer aandacht hebben voor het meidenvoetbal!
Ik sta daar met andere ouders langs het veld en we draaien geregeld een bardienst,
praten wat bij en moedigen onze kinderen aan, maar altijd correct en met het juiste
stemvolume. Als ik dan kijk naar de kinderen op het veld en naar de ouders die naast
mij staan, valt het mij op dat het allemaal mensen zijn met verschillende achtergronden,
verschillende beroepen en verschillende dromen. Het valt me ook op dat het dus niet
uitmaakt wie je bent en waar je vandaan komt. Als onze kinderen datzelfde oranje-zwarte
tenue aanhebben, hoort iedereen er evenveel bij. Sport verbindt, sport brengt onze
samenleving samen. Sport en bewegen is ook nog eens hartstikke gezond. Juist in een
tijd waarin steeds meer mensen ongezond zijn en de druk op de zorg steeds groter wordt
– meneer Mohandis had het er al over – is het belangrijk dat mensen bewegen en blijven
bewegen. Bewegen maakt gezond. Het houdt je fysiek en mentaal fit en is ook een middel
om eenzaamheid te doorbreken. Denk bijvoorbeeld aan sportklasjes voor ouderen op datzelfde
voetbalveld waar ik elke zaterdagochtend mijn kinderen sta aan te moedigen, of aan
boksen voor parkinsonpatiënten. Met een samenleving die steeds verder uit elkaar lijkt
te liggen en Nederlanders die steeds ongezonder worden, vindt D66 het daarom niet
alleen belangrijk maar ook noodzakelijk dat we investeren en blijven investeren in
sport en bewegen.
Dit kabinet spreekt wel van het inzetten op een fitte en gezonde samenleving, maar
ik zou zo graag – en vele collega's doen dat – «geen woorden maar daden willen», om
maar direct in voetbaltermen te spreken. Het kabinet lijkt het tegenovergestelde te
doen. Sterker nog, dit kabinet bezuinigt op preventie en op sport. Ondertussen lees
ik in de krant dat de Staatssecretaris vindt dat jongeren het zelf maar moeten uitzoeken.
Gelukkig heeft D66 samen met het CDA, de ChristenUnie en SGP de btw-verhoging op sport
tegen kunnen houden. Maar ondertussen zie ik de ene na de andere bezuiniging op bewegen
en sport. Ik noem er een aantal: de subsidie aan NOC*NSF, het Kenniscentrum Sport
& Bewegen, het Mulier Instituut. Die worden allemaal met minimaal een tiende gekort.
En dan is er nog de algemene kaasschaaf op de specifieke uitkeringen aan gemeenten
en de verhoging van de kansspelbelasting, waardoor sportorganisaties inkomsten mislopen.
En de verduurzamingsregeling voor sportclubs gaat eraan. Dit is echt fataal voor de
sport en daarmee voor de gezondheid van Nederlanders. Al die sportverenigingen zitten
massaal in de problemen, zeker in het noorden. Ze weten totaal niet waar ze aan toe
zijn. Ik wil graag weten hoe de Staatssecretaris het ene, namelijk het voornemen van
die fitte en gezonde samenleving, verenigt met het andere, namelijk forse bezuinigingen.
Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat sportclubs hun contributie moeten laten
stijgen, waardoor sport straks alleen nog maar voor mensen met een grote portemonnee
toegankelijk is? Of nog erger: waardoor ze moeten sluiten zodat niemand meer kan sporten.
Ik noemde al even de bezuiniging op de verduurzamingsregeling, de BOSA. Ik ben benieuwd
hoe de Staatssecretaris kijkt naar de verschillende amendementen die hierop zijn ingediend
en hoe hij van plan is om verduurzaming en groeimogelijkheden voor de sportclubs toch
mogelijk te maken.
Dit debat gaat niet alleen om sportmogelijkheden, maar ook over kunnen bewegen, in
de buurt en het liefste om de hoek. Helaas is de buitenspeelruimte of bewegingsruimte
het sluitstuk bij de indeling van de openbare ruimte. Nu is er een nota Ruimte in
ontwikkeling. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat bewegen voor jong en
oud in de buurt niet pas in het staartje wordt besproken of erger nog, wordt vergeten?
Zitten sport- en maatschappelijke organisaties voldoende aan tafel? Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar een norm, zoals in zijn thuisstad Rotterdam, waar er een buitenspeelnorm is?
Als we kijken naar beweging op latere leeftijd, ontkomen we er niet aan om juist naar
kinderen en jongeren te kijken. Hoe meer motorische vaardigheden je aan het begin
ontwikkelt, hoe groter de kans is dat je gaat of blijft sporten en bewegen als je
ouder wordt. Nu lees ik bijzonder veel zorgelijke berichten dat er te weinig beweging
is in het basisonderwijs. Juist voor kinderen waarbij sporten niet vanuit huis wordt
meegegeven, is het belangrijk dat zij die mogelijkheid wél op school krijgen.
Vorige week is heel mooi het kerndoel sport en bewegen gepubliceerd. Gaat de Staatssecretaris
zich ervoor inzetten dat dit kerndoel blijft bestaan, zodat scholen hiermee aan de
slag kunnen? Hoe gaat de Staatssecretaris zich hard maken voor bewegend leren? Wij
vinden het namelijk belangrijk dat bewegen en sporten niet enkel naschoolse activiteiten
zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar?
Ik had het niet in mijn tekst opgenomen, maar ik sluit mij aan bij de vraag van de
heer Mohandis naar aanleiding van de afschuwelijke documentaire dit weekend.
Tot slot. Zoals ik aan het begin van mijn betoog zei: sport en bewegen verbindt en
maakt gezond. Het gaat eenzaamheid en ziekte tegen en het geeft plezier. Ik heb zeer,
zeer hoge verwachtingen van deze Staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paulusma. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hil van
de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Ik spreek vandaag ook namens BBB, want Mariska Rikkers is helaas
ziek. Vanuit hier wens ik haar beterschap.
Sport is van belang voor een weerbare samenleving en zeker ook voor het creëren van
een weerbare jeugd. Het is een activiteit die voor iedereen toegankelijk is en waarin
iedereen zich kan vinden, ongeacht achtergrond of sociale status. In de sport komen
essentiële waarden naar voren die bijdragen aan een goed en gezond leven. Sport bevordert
niet alleen de fysieke gezondheid, maar helpt ook bij het ontwikkelen van sociale
vaardigheden en het versterken van mentale veerkracht.
In een gezonde samenleving spelen vier pijlers een cruciale rol: goed slapen, goed
eten, bewegen en verbinding maken met anderen. Deze elementen vormen samen de basis
voor welzijn en succes, zowel op persoonlijk als op collectief niveau. Helaas is beweegarmoede
een groeiend probleem. Het idee dat beweging alleen mogelijk is binnen de grenzen
van georganiseerde, betaalde verenigingen is echter een misvatting. Beweging kan op
vele verschillende manieren plaatsvinden, van wandelen en fietsen tot improviseren
met sportieve activiteiten in de openbare ruimte. Gelukkig gebeurt dit al veel, vooral
onder ouderen. Zo mocht ik vorige week het advies «Laat ze niet zitten» van de Nederlandse
Sportraad in ontvangst nemen, waarin dit ook nog eens bevestigd wordt.
In mijn inbreng wil ik focussen op de volgende punten: veilig kunnen sporten, meedoen
door sporten in de buurt, inclusief sporten en Nederland topsportland.
Veilig kunnen sporten. De VVD vindt veiligheid tijdens sporten van groot belang. Voor
grensoverschrijdend gedrag en agressie in de sport is er geen plaats. Hier moeten
we echt actie op ondernemen. Zo zagen we kortgeleden het verhaal in de krant over
olympisch kogelstootster en discuswerpster Jorinde van Klinken. Ook zij kreeg te maken
met grensoverschrijdend gedrag en kon de weg naar de juiste hulp niet vinden. Daarom
heeft zij een bedrijf opgericht om medeatleten voorlichting te geven over hoe om te
gaan met grensoverschrijdend gedrag. Ik vond deze zin die zij uitsprak zeer treffend:
«Atleten en trainers moeten hun grenzen gaan herkennen om samen een veilig klimaat
te creëren.» Zo is het exact. Er moet bewustzijn komen over wat wel en niet kan en
er moet bespreekbaar gemaakt worden wat niet getolereerd wordt. Hier zal snel werk
van gemaakt moeten worden. Gelukkig zien we ook dat er al meer wordt gemeld. Dat is
goed, maar het vervolg zal ook vorm moeten krijgen. Mijn voorganger Rudmer Heerema
heeft zich hier ook enorm voor ingezet. De Staatssecretaris werkt aan een wetsvoorstel
over de ontwikkeling van een onafhankelijk Integriteitscentrum Sport. Dat is mooi,
maar de Staatssecretaris zal wel het tempo erin moeten houden. Er wordt namelijk al
te lang gepraat. Ik hoop dat de Staatssecretaris het met mij eens is – het is al meer
genoemd – dat de spreuk van ons beider favoriete voetbalclub «geen woorden, maar daden»
bij uitstek op dit onderwerp van toepassing is. Ik sluit me aan bij de vragen van
de heer Mohandis en mevrouw Paulusma over wat de Staatssecretaris kan doen aan de
dingen die bij Feyenoord gebeuren. Dat gaat mij als groot fan namelijk zeer aan het
hart.
De VVD heeft de volgende vragen over de integriteit. Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat de oprichting van een integriteitscentrum in een versnelling komt,
zodat het doel dat mensen veilig kunnen sporten sneller wordt bereikt? Heeft de Staatssecretaris
al in beeld hoe de bijbehorende financiering vorm gaat krijgen? Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat in de tussentijd de mensen wel veilig kunnen melden, de weg naar
de melding nog beter kunnen vinden en dat er ook opvolging is geregeld na melding?
Hoe gaat de Staatssecretaris een wettelijke grondslag regelen voor het verwerken van
gegevens van beschuldigden bij meldingen? Hoe is de Staatssecretaris van plan om meer
aandacht te genereren voor dat agressie in de sport, bijvoorbeeld tegen scheidsrechters
en van ouders langs de lijn, niet toelaatbaar is?
Voorzitter. Dan het volgende onderwerp: meedoen door sporten in de buurt. Sporten
kan bij een sportclub, maar kan ook prima op andere plaatsen. Hiervoor worden in veel
gemeenten op een goede manier buurtsportcoaches ingezet. En hoe mooi is het om langs
de kustlijn te wandelen? Sportcoaches werken samen met allerlei andere organisaties
binnen een gemeente, zoals het welzijnswerk. Er zijn gemeenten die dit al goed geregeld
hebben, maar er zijn ook gemeenten die dit minder goed voor elkaar hebben. In veel
gemeenten en provincies, waaronder de provincie Zeeland, is al een sportakkoord. Dit
zorgt voor samenwerking en verbinding met andere domeinen. Het geld dat per gemeente
aan sport wordt uitgegeven, verschilt enorm. Mijn eigen gemeente Goes besteedt dit
jaar € 90 per inwoner aan sport, terwijl dit voor de gemeente Arnhem € 163 per inwoner
is, dus bijna twee keer zoveel. Er vindt een overheveling plaats van de Brede SPUK-regeling
en de SPUK Stimulering Sport naar het Gemeentefonds om zo een flinke daling in de
administratieve lasten te bewerkstelligen en gemeenten meer autonomie te geven over
de besteding van de middelen. Dit zal wat de VVD betreft echter niet ten koste moeten
gaan van de sport.
Sporten kan ook individueel door te wandelen of hard te lopen in de omgeving. In veel
wijken zijn sportmogelijkheden.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb een vraag over de SPUK's en over dat de 10% korting niet ten koste mag gaan
van sport. Hoe wil de VVD dat realiseren?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik bedank mevrouw Van Dijk voor de vraag, want dan kan ik het nog een beetje toelichten.
Het is de bedoeling dat er minder administratie ten grondslag gaat liggen aan wat
volledig overgaat naar de gemeente. Ik moet natuurlijk ook nog zien hoe het allemaal
verder wordt uitgewerkt. Straks heb ik ook nog de vraag of de Staatssecretaris gaat
kijken naar hoe dit ter beschikking van de sport wordt gehouden. Maar ik denk dat
je het in de breedte en in zijn algeheel moet zien, namelijk dat de overgang van de
SPUK hopelijk minder administratieve lasten geeft en het ook eenvoudiger maakt. Dat
is ook de doelstelling.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat het inderdaad heel wenselijk is om de gemeenten te verlossen van de administratieve
lasten. Alleen heeft de eerste analyse uitgewezen dat het echt geen 10% is. Hoe gaan
we daar dan mee om?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Kijk, het moet nog allemaal uitgewerkt worden. Het gaat ook niet om 1 januari 2025,
maar om het jaar daarop. Ik denk dus wel dat de Staatssecretaris daarnaar gaat kijken
en ervoor gaat strijden dat er voldoende middelen beschikbaar blijven. Zo ken ik hem
wel. Dus ik ben het met mevrouw Van Dijk eens dat we moeten kijken naar die administratieve
lasten. Als dat geen 10% is, moeten we verder kijken naar de manier waarop we dan
wel dingen aan elkaar kunnen koppelen en voor elkaar kunnen krijgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Sporten kan ook individueel.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Sorry, voorzitter, ik moet hier ook nog op door. Ik vind het immers een sympathieke
vraag, maar we weten eigenlijk al wat hier gaat gebeuren. Er komt een financiële ramp
op de gemeentes af, dat wordt het ravijnjaar: in 2026 en 2027 komen er miljarden aan
bezuinigingen op de gemeentes af. Ze hebben er veel debatten over gevoerd. We weten
wat er gaat gebeuren. Dat bleek ook uit het Mulier-onderzoek. De wettelijk verplichte
taken, vooral op zorg- en inkomensondersteuning, gaan door, want die moeten gebeuren.
Wat gaat er niet door? De kinderboerderij, maar ook sport en cultuur. Die gaan er
gewoon aan, omdat er een financiële ramp op de gemeentes afkomt, tenzij de coalitie
nog tot inkeer komt en dat gaat repareren in 2025. We kunnen dus nu de vraag stellen:
als je de specifieke uitkeringen overhevelt naar het gemeentefonds, hoe ga je dan
zorgen dat dat geld naar sport gaat? Maar dan heb je gewoon nog steeds een SPUK, een
gelabelde uitkering. Is dat nou het voorstel van de VVD? Anders zie ik immers echt
niet hoe die 10% administratieve lastenverlichting, die hoogst onzeker is, gaat zorgen
voor voldoende middelen voor de sport. Dus ik wil het heel graag heel concreet maken,
en anders ook vragen of mevrouw Van den Hil die grote zorg toch deelt. Die zie ik
trouwens ook in de ogen van de Staatssecretaris, nu al.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ja, in de ogen van de Staatssecretaris zie je al veel terug. Wat de VVD betreft gaan
we niet weer alles labelen, want dan kunnen we net zo goed stoppen met die overheveling.
Maar waar ik wel naar wil kijken, is of we dingen kunnen combineren. Ik hoop dat dat
in de uitwerking zit en ik denk dat we ook bij elkaar zijn om daarnaar te kijken.
Mevrouw Paulusma had het over het inrichten van de buitenruimte. Dat kan in gemeenten
op allerlei manieren. In mijn gemeente wordt er, als er een nieuwe wijk wordt gebouwd,
ook een speeltuin gebouwd. Als er een zorginstelling komt, dan komt er ook een beweegtuin
bij. Dus ik hoop dat we kunnen gaan kijken of we dingen kunnen bundelen en bij elkaar
kunnen voegen. De kosten voor de jeugdzorg kennen we allemaal; die zijn enorm hoog.
Die zitten toevallig ook bij deze Staatssecretaris. Daar kunnen we, denk ik, kijken
of we die eenvoudige, laagdrempelige hulp kunnen inzetten. Buurtsportcoaches zijn
daar echt enorm bij betrokken. Dus ik hoop dat we die dingen bij elkaar kunnen voegen.
Over sporten en jeugd zeg ik: iedereen wil meedoen. Ik hoop dat we dat op die manier
voor elkaar krijgen. Zo zal ik zelf naar die plannen kijken, namens de VVD.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Die had ik misschien aan het eind van het betoog van mevrouw Van den Hil moeten stellen,
maar ik stel «m nu toch maar. We kennen de VVD-partij immers als volgt. De heer Rutte
ging er altijd prat op dat hij geen visie had; dat stond maar in de weg. Maar op sport
en bewegen heb ik de VVD best wel op een visie kunnen betrappen. Ik hoop die ook aan
te treffen bij mevrouw Van den Hil. Ik ben namelijk erg benieuwd naar de, laat ik
dan zeggen, mening van de VVD over de financiële gevolgen van dit regeerakkoord. Daar
zit volgens mij toch echt een cumulatie van bezuinigingen in, die de sport- en beweegsector
onevenredig hart gaan treffen, en die volgens mij ook nooit beoogd zijn bij de onderhandelingen.
Ik was daar niet bij, mevrouw Van den Hil was daar ook niet bij. Maar er staat een
zin in het regeerprogramma die op zich nog best aardig klinkt, iets over het belang
van preventie. Nou, hartstikke goed. Vervolgens sla je die financiële tabel open,
en je schrikt je wezenloos. Ik ga die maatregelen niet weer allemaal opsommen, maar
je ziet wat ze voor uitwerking gaan hebben, niet alleen de bezuinigingen van deze
Staatssecretaris, maar ook op allerlei andere ministeries, aan lastenverhogingen,
en wat die gaan doen met sport en bewegen.
Als de VVD dat ziet, dan kan ik me niet voorstellen dat zij zegt: nou, dat vinden
we wel prima; we gaan het hier en daar wat slimmer organiseren en dan komt het wel
goed. Dus ik hoop mevrouw Van den Hil te vinden aan mijn zijde, maar ook aan die van
andere oppositiepartijen, in de mening dat we echt moeten gaan kijken hoe we kunnen
voorkomen dat dit gaat gebeuren. Nogmaals, het lijkt misschien verstandig om te bezuinigen,
want dat moet dan, of zo; ik weet niet van wie dat moet, maar dat is dan een keuze.
Maar waarschijnlijk kost dat op termijn veel meer geld. Ik hoop echt de VVD weer aan
mijn zijde te vinden, zoals ik die de afgelopen jaren ook vond, bij dit soort debatten
over sport en bewegen en het belang daarvan.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank voor deze vraag. Vandaag hebben we het over de sportbegroting, maar heel eerlijk
gezegd zit daar niet het grootste knelpunt. Ik kijk even naar de btw en de kansspelbelasting.
Dat zijn twee dingen. In het voorjaar gaan we weer bekijken wat we daar nog wel of
niet in kunnen doen. Ik begrijp dat de kansspelbelasting gedifferentieerd gaat worden,
zodat die de sport wat minder treft, want je hebt hoogrisicokansspelen en laagrisicokansspelen,
waarbij het geld van de laagrisicokansspelen, de loterijen, juist naar de sport gaat.
Het meeste komt dus van buiten deze sportbegroting. Het stukje wat daar wel in zit
– daarin heeft de heer Van Nispen gelijk – is bijvoorbeeld de BOSA, waarbij wij al
gezien hebben dat dat naar de DUMAVA gaat.
Er is gesproken over lasten voor sportverenigingen en lasten voor mensen. De energiekosten
worden gedempt. Dus buiten de dingen die hier nu bij de sport liggen, komen er aan
de andere kant ook lastenverlichtingen. Als de energiekosten wat lager gehouden worden,
heeft dat invloed op sportverenigingen, maar ook op de individuele keuzes van mensen,
de keuzes van de hardwerkende Nederlanders – ik heb die aanduiding nog niet genoemd;
u dacht waarschijnlijk: wanneer komt die? De hardwerkende Nederlander kan ook wel
zelf kijken: waar ga ik het aan besteden? Ik denk dat dat het totaalplaatje is.
U vindt mij zeker aan uw zijde, nu ik sportwoordvoerder ben, om samen te kijken hoe
we in de toekomst andere dingen kunnen doen en hoe we met elkaar kunnen optrekken.
Maar ik ben ook een realistisch mens – dat ben ik gelukkig altijd geweest – dus ik
vind dat we ook de eigen verantwoordelijkheid bij de individuele mens moeten leggen.
We gooien het nu allemaal op bezuinigingen op dit moment. Die gaan overigens pas in
2026 in, dus ik hoop zeker dat we daar nog naar kunnen kijken. Maar het is natuurlijk
niet zo dat de bewegingsarmoede van nu is. We hebben in de afgelopen jaren veel meer
geld uitgegeven, maar er werd niet meer bewogen. Juist in de coronatijd, toen de sportverenigingen
allemaal gesloten waren, gingen we buiten dingen organiseren en gingen we met elkaar
kijken hoe we dingen konden oppakken. Ik zou die twee dingen wel samen willen pakken.
Dus ja, ik ga zeker constructief meedenken met die commissie om te kijken hoe we dat
in de komende jaren kunnen bevorderen.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Sporten kan ook individueel gebeuren, door te wandelen of hard te lopen in de omgeving.
Er zijn in veel wijken ook sportmogelijkheden zoals beweegtuinen ingericht; ik had
het er net al over. Hier wordt over het algemeen nog weinig gebruik van gemaakt. Wat
de VVD betreft is het een belangrijke uitdaging om dit in de komende jaren wel te
stimuleren. De Beweegalliantie speelt hierin een goede rol. Ze zorgt ervoor dat bewegen
zo normaal mogelijk wordt en ingepast wordt in het normale leven. Zelf nam ik bijvoorbeeld
deel aan de Diabetes Challenge van de Bas van de Goor Foundation, een eenvoudige manier
om van diabetes af te komen. Laagdrempelig, op mijn tijd en in mijn eigen tempo kon
ik langzaam meer gaan bewegen. Dit kwam mijn gezondheid ten goede. De VVD heeft de
volgende vragen aan de Staatssecretaris over dit onderwerp. Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat goede voorbeelden tussen gemeenten meer uitgewisseld worden? Hoe
gaat de Staatssecretaris bewerkstelligen dat ook op provinciaal niveau de samenwerking
beter tot stand komt? Hoe gaat de Staatssecretaris stimuleren dat mensen zelf sporten
en dat ouders kinderen aanzetten tot bewegen? Is hij het met de VVD eens dat juist
een Bas van de Goor Foundation een positieve rol speelt, door met weinig middelen
veel meer mensen te laten bewegen? We hadden het net al even over de SPUK-gelden.
Hoe gaat de Staatssecretaris kijken dat gemeenten toch het geld uitgeven aan sport,
zonder dat die labeling weer terug op tafel komt?
Voorzitter. Dan kom ik op inclusief sporten.
De voorzitter:
Eerst een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Mevrouw Van den Hil noemde de Bas van de Goor Foundation – dat is er trouwens een
die mijn oproep heeft ondertekend, maar daar kom ik zo op terug. Mevrouw Van den Hil
noemde ook de Beweegalliantie. Ik ben het ermee eens dat die ongelofelijk belangrijk
werk doet. We hebben het hier heel veel over sporten, maar we moeten het ook hebben
over bewegen, in de zorg, op het werk, op scholen. Maar mevrouw Van den Hil weet ook
dat het programma Nederland Beweegt – dat trouwens voortkomt uit een oproep vanuit
deze Tweede Kamer – gaat stoppen; eind 2025 loopt dat programma af. Dit is nu een
voorbeeld waarover we vandaag een gezamenlijke oproep aan de Staatssecretaris zouden
kunnen doen – u maakte het net heel groot over een visie, maar laat ik het nu heel
klein en praktisch maken. Kan ik dan de VVD aan mijn zijde vinden bij het aan de Staatssecretaris
vragen hoe we gaan voorkomen dat al dat belangrijke werk gaat stoppen in december
2025? We hebben nog even de tijd – dat klopt – maar laten we dan gezamenlijk die oproep
doen. Steunt de VVD de SP, of iemand anders die die oproep doet, bij het doen van
die oproep?
De voorzitter:
Dank voor uw vijfde interruptie.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Wat een eer, al die interrupties. Meneer Van Nispen stelt een goede vraag, maar er
zijn natuurlijk meer subsidies. Ik weet dat er is gekeken naar subsidies die niet
de directe sport raken. Eind 2025 stoppen de overkoepelende subsidies. Ik ben benieuwd
hoe de Staatssecretaris dingen gaat bundelen, want dat zou ook kunnen. Provincies
– ik noemde net Zeeland al, maar ook de Achterhoek in Gelderland – en gemeenten koppelen
dingen en kijken: hoe gaan we bewegen? Iedere organisatie apart vraagt nu een eigen
subsidie aan om door te kunnen gaan. Dat snap ik en dat zou ik ook doen. Ik ben er
ook altijd helemaal voor dat een programma doorgaat. Bij individuele organisaties
moeten we goed kijken wat we kunnen bundelen, wat we met elkaar kunnen doen en hoe
we dingen kunnen voortzetten. Een programma lijkt mij altijd goed. Maar ik vind wel
dat je zo veel mogelijk moet kijken naar het dagelijks leven. Dat is niet alleen omdat
dat geld oplevert, maar dat is omdat ik dat weet uit eigen ervaring. Als Tweede Kamerlid
is het best lastig om te bewegen. Dat weten we allemaal. Een aantal van ons zijn superfanatiek
sporter, maar je kan ook 's ochtends naar de Kamer lopen en weer terug. Dat zijn dingen
die erin moeten sluipen, maar die je wel zelf moet doen. Ik ben het dus met meneer
Van Nispen eens dat die dingen niet stil moeten gaan vallen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Maar eerst zie ik nog een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik moest er ook even over nadenken. Je kan het niet met mevrouw Van den Hil oneens
zijn dat mensen zelf wat kunnen doen. Ik heb in voorbereiding op dit debat heel erg
moeten zoeken naar de rode draad. Ik hoorde mevrouw Van den Hil iets heel beleidsmatigs
zeggen over een overkoepelende subsidie. Het voelt voor mij meer als dat deze Staatssecretaris
gewoon tien ballen uit de bingobank gepakt heeft. Dat werden de bezuinigingen. Het
raakt sportverenigingen direct; het is niks overkoepelends. Het is gewoon de dagelijkse
realiteit van sportverenigingen as we speak. Het was vast geen ballenbak, maar ik
ben wel op zoek naar de rode draad. Kan mevrouw Van den Hil vanuit de VVD daarop reflecteren?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Heel af en toe zoek ik ook nog naar een rode draad; daar ben ik heel eerlijk in. Wat
de VVD betreft hebben we die rode draad gevonden in het bundelen van dingen, het kijken
naar hoe je dingen gezamenlijk kan oppakken en naar hoe je op een eenvoudige manier
die dingen kan voortzetten. We hadden nu wel heel veel aparte subsidies. Dat weet
ik, want ook vanuit mijn werk in de zorg kon ik subsidieaanvragen doen bij vereniging
A en vereniging B. Ik zoek wel veel meer. Ook mijn voorganger heeft daar met de buurtsportcoaches
naar gekeken. Hoe kunnen we ze integreren? Hoe kun je ze dingen laten doen samen met
welzijnsorganisaties? Hoe kan je ze een rol geven voor jongeren en ouderen? Ik denk
dat dat is wat we moeten willen. Mijn visie is om dat allemaal eenvoudiger te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, voor alweer haar laatste interruptie.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, dat gaat altijd snel, hè? We kunnen bundelen wat we willen, maar dan moet er wel
iets overblijven om te bundelen. Ik vond dat meneer Mohandis dat net ook goed duidde:
het gaat hier over basisvoorzieningen, over bestaansrecht, over zuurstof in verenigingen.
Als dat allemaal zo rücksichtslos geschrapt en gekort wordt, dan blijft er niet zo
veel over om te bundelen. Dan zijn het mooie woorden, maar dan gaan we daar de sporters
en bewegers niet mee helpen. Nogmaals, wat is de rode draad, behalve overkoepelen
en bundelen? Wat is het verhaal richting de mensen op de publieke tribune en de mensen
die meekijken?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
De rode draad is dat we dat as we speak op 1 januari 2025 nog niet in deze begroting
hebben zitten. Dus ja... Ik denk wel dat we slim moeten kijken hoe je dingen op een
andere manier kunt organiseren en hoe je organisaties die heel goed werk doen, wel
in de lucht kunt houden. Ik denk dat dat mijn rode draad is. Hoe gaat deze Staatssecretaris
met zijn grote hart voor de sport volgend jaar echt met een visie komen op de komende
jaren? Er zitten wat de VVD betreft ook een aantal dingen in waar we echt naar moeten
kijken. En natuurlijk moeten we kijken naar de financiering en de wijze waarop het
nu gefinancierd is. Natuurlijk moeten we kijken of we dingen eenvoudiger kunnen doen.
Maar ik ben het met mevrouw Paulusma eens: natuurlijk moet je ook kijken naar wat
er ligt en naar wat we kunnen uitgeven.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb aanvullend op wat andere collega's al hebben gezegd, ook een vraag voor de
VVD. Vandaag is het moment om met elkaar te zoeken naar wat we slimmer kunnen doen.
Ik weet dat ook de Staatssecretaris iets wil met BOSA, maar soms is het dan nog zoeken
naar wat we kunnen. Een van mijn voorstellen was om te kijken naar wat andere ministeries
doen rondom klimaat. Hoe kunnen we ambities bijvoorbeeld versnellen? Maar er ligt
ook een heel concreet amendement van collega Van Dijk, collega Van Nispen en ondergetekende
om op een slimme manier geld vrij te maken voor BOSA. Dat geld zit in het Klimaatfonds,
maar is niet bestemd voor sportverenigingen. Ik vind dat een heel slim amendement.
Het levert namelijk iets op en bovendien biedt het zekerheid aan een hele grote sector.
Ik zoek een beetje en ik denk dat het zou helpen als u zegt: ik kan u niks beloven,
maar ik ga wel goed kijken naar dat amendement. Want dat soort amendementen helpt,
omdat doel en middelen hier samenlopen. U kunt dan echt verschil maken, net zoals
uw voorganger, Rudmer Heerema, dat ook graag deed.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het zijn grote schoenen om te vullen, hoor!
Natuurlijk kijk ik heel serieus naar alle voorstellen. Ik ben ook wel benieuwd hoe
we toch nog uit die DUMAVA-pot geld kunnen krijgen. Natuurlijk kijk ik daar serieus
naar, maar aan de andere kant vind ik ook dat we voor een grote opgave staan als land
en dat we ook moeten kijken hoe we de kosten kunnen drukken. Ik ben het ook met de
heer Mohandis eens dat dat niet speciaal hier hoeft, maar het moet wel in een totaalpakket.
We moeten dus overal kijken waar we wat kunnen doen.
As we speak zit ik hier met potje A... Nou goed, ik wou een grap maken, maar... Maar
aan de andere kant worden er dus ook andere dingen bekeken. Ik vind wel dat ik, juist
als VVD'er die op de staatskas let, verplicht ben om het in z'n geheel te bekijken.
Ik ben het met meneer Mohandis eens dat daar waar het over ministeries heen kan...
Dat is namelijk een ergernis die ik al vanaf dag één dat ik in de Kamer ben, voel.
Het is makkelijk om over ministeries heen regels in te stellen die andere ministeries
treffen, maar die regels terugdraaien of terughalen vind ik heel ingewikkeld.
De voorzitter:
De vervolgvraag van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb ook die rol gehad in de coalitie, maar het is wel uw Staatssecretaris. De Staatssecretaris
is natuurlijk van ons allemaal, maar hij is meer van u, want hij is van dezelfde politieke
kleur als u. Ik zou u daarom toch willen vragen... Kijk, hij is ook met handen en
voeten gebonden aan dat akkoord waar vier handtekeningen onder staan. Maar als ik
zie hoe sport er heel nauw van afkomt en als ik zie waar geld nog wel aanwezig is,
met soms dezelfde doelstelling... Ik noemde al Klimaat en Groene Groei. Er liggen
dus ook amendementen. Ik denk dan: «Kom op, VVD-fractie. Het is uw Staatssecretaris.
Hij moet shinen op sport met al die mooie verhalen en ambities, maar dat moet dan
wel waargemaakt worden.» U heeft daar ook een rol in door richting uw fractie te zeggen:
«Goh, die Staatssecretaris van ons is ook van onze kleur en die moeten we wel een
beetje helpen de komende tijd. Zoals het nu wordt voorgeschoteld, gaat het niet.»
Ik denk dan: «Ja, VVD, kom op. Het is uw Staatssecretaris. U moet hem wel een beetje
helpen, want anders, vrees ik, gaan we die ambities niet realiseren.»
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik verdenk de heer Mohandis ervan dat hij af en toe als een vliegje op mijn schouder
in de fractievergadering zit, terwijl ik ook soms... We citeren nooit uit de vergadering,
maar de heer Mohandis kan er echt van uitgaan dat ook ik heel af en toe diezelfde
woorden bezig, dat ook ik naar die amendementen ga kijken en dat ook ik mijn financieel
woordvoerder eens eventjes aankijk: wat kunnen we nog wel en wat kunnen we nog niet?
Natuurlijk, maar dan toch weer terug naar hier. Ik vind wel dat we onze ogen niet
moeten sluiten, want zo ben ik ook. Het geld moet eerst verdiend worden, wil je het
uit kunnen geven. Dat zal ook deze Staatssecretaris moeten doen. Soms noem ik hem
positief en soms denk ik: je moet af en toe ook de tering naar de nering zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nog de laatste interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ga even door over financiën. We weten natuurlijk dat de VVD naast een Staatssecretaris
Sport ook een strenge Minister van Financiën heeft, die graag binnen de kaders blijft.
Ik hou ook van prudent begroten; daar ben ik heel eerlijk in. Maar bezuinigen op sport
is eigenlijk kosten, zorgkosten, op de lange termijn veroorzaken. Ik weet zeker dat
mevrouw Van den Hil het met me eens is dat er een enorm probleem aankomt. Dat weten
we gewoon. Bezuinigen op sport, bezuinigen op bewegen betekent gewoon hogere zorgkosten.
Het bruto vrijwilligersproduct is 13 miljard per jaar. Dat leveren onze vrijwilligers
Nederland ieder jaar op. Bezuinigen op sportinfrastructuur, bezuinigen op onze verenigingen
betekent gewoon dat daar geld wegvalt. Als we toch door de financiële bril naar de
begroting kijken – dat doe ik graag – hoe rijmt u dan de bezuiniging op sport met
prudent financieel beleid?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Als VWS-woordvoerder, ook op heel andere domeinen, voel ik natuurlijk mee met... Bij
preventie gaan de kosten altijd voor de baten. Het enige is – dat heb ik echt gemist
de afgelopen jaren; ik heb het überhaupt gemist – dat er echt sluitende businesscases
komen: als je één euro aan A uitgeeft, dan moet dat ook werkelijk zo zijn. Ik zou
het mooi vinden om er op die manier naar te kijken. Volgens mij heeft deze Staatssecretaris
dat in een andere rol ook al eens geprobeerd in een gemeente hier dichtbij. Ik roep
de Staatssecretaris dan ook op om te kijken hoe we dat nu wel kunnen doen. Daar zal
ik zelf ook heel graag aan mee willen doen. Tot nu toe benoemen we het wel, zie ik
het en zegt mijn gevoel ook: het is zo. Maar het is nog altijd niet zo, want dat betekent
dat je ook moet kijken wat je bij zorgverzekeraars kan doen. Er zijn zorgverzekeraars
waar je al pakketten kan krijgen – tijdens de lockdown kon dat ook bij mijn zorgverzekeraar
– en mee kan doen aan bepaalde programma's en activiteiten. Ik denk dat we die allemaal
moeten bundelen. Ik ben het met mevrouw Van Dijk eens dat we dat veel meer zouden
moeten doen. Dat is dan een extra vraag aan deze Staatssecretaris: kom nou ook eens
met die businesscase, ga daar samen met ons aan werken. We zien het allemaal, iedereen
die hier zit, en we weten het. Alleen is het nog niet gelukt om het daar weg te halen,
want dat betekent dat er elders op VWS ook wat weg zal moeten. Dat is gewoon een kwestie
van durven en doen. Dat ben ik met mevrouw Van Dijk eens. Ik zal de eerste zijn die
als het er ligt, daar vol voor zal zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik was bij inclusief sporten. Wat de VVD betreft zal iedereen naar zijn of haar mogelijkheden
mee moeten kunnen doen, ook tijdens het sporten. Kijk naar de paralympische sporters.
Juist zij zijn een voorbeeld voor velen, in doorzettingsvermogen en kijken naar mogelijkheden
in plaats van onmogelijkheden. Wat heb ik genoten van het basketballen tijdens de
Paralympische Spelen in Parijs. En wat was het mooi om te zien hoe zij elkaar weer
overeind hielpen als er een rolstoel gekanteld was. Veel sportverenigingen maken samen
sporten al mogelijk, maar er is een groot gebrek aan kennis die nodig is voor de aanschaf
van hulpmiddelen. Uniek Sporten speelt een belangrijke rol. Een belemmering is nog
wel dat gemeenten en zorgverzekeraars verschillend omgaan met het aanvragen van hulpmiddelen
om te sporten. Ook hulpmiddelen zoals prothesen voor kinderen zijn belangrijk om volwaardig
mee te kunnen doen en zo te kunnen genieten van sport. Dat werkt ook nog preventief
als het gaat om de gezondheid; we hadden het er net over. Dat zijn zaken die wat de
VVD betreft aandacht behoeven. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de weg
naar de aanvraag van sporthulpmiddelen nog beter gevonden wordt en dat dit ook mogelijk
gemaakt wordt voor verenigingen in plaats van individuele sporters? Is de Staatssecretaris
van mening dat het centrale loket van Uniek Sporten nog steeds overeind staat? Kan
hij aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het uniforme modelbeleid
voor sporthulpmiddelen gericht op gemeenten en zorgverzekeraars? Welke maatregel worden
genomen om te waarborgen dat gemeenten en zorgverzekeraars dit beleid breed implementeren,
zodat betrokken partijen optimaal gebruik kunnen maken van het centraal loket en kunnen
profiteren van de deskundigheid van Uniek Sporten? Is de Staatssecretaris bereid om
bij De Hoogstraat Revalidatie in Utrecht te gaan kijken en te spreken over de belemmeringen
die ervaren worden bij de aanschaf van sportprothesen voor kinderen? Dat is een uitdaging.
Voorzitter. Nederland is een topsportland. Nederland presteert internationaal goed
bij topsport. Zo hebben topsporters een voorbeeldfunctie voor kinderen en volwassenen
om meer te gaan bewegen. We hebben topsportevenementen in eigen land, die ook een
maatschappelijke rol vervullen. Zo worden naast het evenement vaak ook participatiestimuleringsevenementen
georganiseerd. Bij het EK Beachvolleybal afgelopen zomer was dit ook het geval. Hier
konden kinderen kennismaken met beachvolleybal. Ik heb met mijn eigen ogen kunnen
zien hoe mooi dat was. Wat de VVD betreft blijven we als Nederland kijken of we mooie
sportevenementen naar Nederland kunnen halen. Dit heeft een positieve spin-off op
de samenleving. Het is goed voor het aanzien van Nederland en stimuleert tot extra
sporten. Natuurlijk denk ik daarbij aan de beelden van de Oosterscheldekering, tijdens
de waaieretappe van de Tour de France enige jaren geleden.
De VVD heeft de volgende vragen over dit onderwerp. Hoe gaat de Staatssecretaris bonden,
natuurlijk binnen de afgesproken financiële mogelijkheden, ondersteunen om grote topsportevenementen
naar Nederland te halen? Zo wil de KNVB graag het WK Vrouwen onder 21 of een WK Zaalvoetbal
gaan organiseren. Voor een succesvolle bid is steun van de overheid en vooral de politiek
essentieel. Daarom zou een gesprek van de Staatssecretaris in het voorjaar van 2025
van groot belang kunnen zijn. Tijdens dit gesprek zou dan gesproken kunnen worden
over kansrijke voetbaltornooien, die voldoen aan twee criteria: een grote maatschappelijke
impact en een duidelijke sportieve ambitie. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?
Hoe gaat hij helpen om Nederland als topsportland een toekomst te geven?
Voorzitter. Sporten is mooi. Beginnen met bewegen is nog mooier. Dat kan iedereen
overal doen, elke dag op allerlei manieren. Loop naar je werk, pak de fiets of geniet
als kind en ook als volwassene in de speeltuin. Maar maak ook plezier op een sportclub,
waar je met anderen actief bezig bent en je vriendschappen sluit. Ik herinner mij
de sportclubs die ik bezocht heb als volgt: zelf sporten, weliswaar van een belabberd
niveau behalve bij schaken en bridgen, kantinedienst, vlaggen bij het eerste van de
dames, de F'jes van De Hansweertse Boys trainen en later vrienden maken tijdens de
studie bij volleybalclub Snoopy. Ik roep de Staatssecretaris ertoe op om ervoor te
gaan, af en toe een stapje bij te zetten, zijn collega's altijd voor te zijn en schaakmat
te zetten bij de verdeling van de budgetten om zo iedereen een mooie sporttoekomst
te bieden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Dijk van de fractie van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Nederland heeft een van de meest succesvolle sportzomers
achter de rug. Wat hebben we staan juichen en wat zijn we terug op onze sportvelden,
ik tenminste wel. Aangezien het in dit debat altijd wel een beetje gebruikelijk is
om je regio te promoten, hier komt ie: wat bijzonder dat Gemert, waar ik woon, tegenwoordig
met Sharon van Rouwendaal een olympisch kampioen in haar midden heeft! Samen juichen
voor onze kampioenen brengt mensen samen, ongeacht verschillen in achtergrond, cultuur,
leeftijd of overtuiging. Ze inspireren ons en onze jeugd. Dat is hard nodig in een
samenleving die steeds meer zit en hangt in plaats van loopt en rent.
Laten we vandaag ook eerlijk het gesprek voeren met elkaar en samen constateren dat
er door de keuzes van deze coalitie donkere wolken boven de sportsector hangen. Als
we de stapeling van effecten op de sport van andere maatregelen zien, dan kunnen we
alleen maar concluderen dat deze coalitie en dit kabinet geen warm hart voor sport
hebben. Dus even terug naar de werkelijkheid van vandaag. De kansspelbelasting wordt
verhoogd, waardoor de afdrachten uit loterijen aan de basisfinanciering hard geraakt
worden. De SPUK's worden overgeheveld naar het Gemeentefonds – we hebben het er al
over gehad – met een korting van 10%, waardoor gemeentebestuurders in feite in de
hoek gezet worden en bijna niet anders kunnen dan lokaal op sport beknibbelen aangezien
sport geen wettelijke verplichting is voor gemeentes vanuit het Rijk. Denk aan de
meer dan halvering van de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties,
waardoor de basissportinfrastructuur, zeg maar gewoon de sport om de hoek, nog verder
dan nu het geval is onder druk komt te staan. Deze bezuiniging alleen al gaat volgens
de berekening van Stichting Waarborgfonds Sport gemiddeld € 7.000 per vereniging kosten.
Sport is bij deze coalitie duidelijk niet in veilige handen. Daar waar we als CDA
in het verleden nog niet altijd overtuigd waren van het belang van het wettelijk vastleggen
van sport, neigen we er nu daarom steeds meer toe om sport wettelijk te beschermen.
Sport moet blijkbaar een beschermde status krijgen om serieus genomen te worden in
dit land. Ik heb de maatregelen die het kabinet voornemens is te nemen voor mezelf
proberen te matchen met de brief van de Staatssecretaris. Hij is nu veel aan het onderzoeken
en komt de komende tijd met allerlei voorstellen om sport en bewegen in Nederland
te bevorderen. Maar voorstellen zijn toch niet gratis? In het regeerakkoord staat
dat er extra investeringen in sport en bewegen komen en dat iedereen de gelegenheid
moet hebben om voldoende te kunnen sporten en bewegen. «Onze investeringen dragen
bij aan vitale verenigingen en toegankelijke sport voor iedereen», staat er. Wil dat
zeggen dat ik me druk maak om niks? Wordt er in de komende Voorjaarsnota en in de
volgende begroting juist wel weer flink geld geïnvesteerd in sport? Dat zou een hele
hoopvolle gedachte zijn. Ik denk dat Nederland ook op het gebied van sport en bewegen
een hoopvol verhaal nodig heeft. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Wat ik overigens erg kan waarderen, is dat deze Staatssecretaris het aandurft om zijn
ambities concreet te maken: over vier jaar is het percentage kinderen van 4 tot en
met 11 dat voldoet aan de beweegrichtlijn gestegen van 60 naar 65 en is het percentage
jongeren dat aan de beweegrichtlijn voldoet gestegen 40 naar 50. Verder wil hij de
sportdeelname van gehandicapten laten toenemen van 38% naar 50% en van kinderen en
volwassenen in armoede van 44% naar 52% in 2028.
Voorzitter. Wat het CDA betreft moeten we in plaats van bezuinigen juist investeren
in sport, omdat het veel meer oplevert dan het kost, namelijk fysieke gezondheid,
vitale gezondheid, zorgpreventie, sociale cohesie, ontwikkeling van jongeren, trots,
economische groei en een meer inclusieve samenleving. Wat betreft dat laatste, die
samenleving: we weten allemaal dat onze verenigingen en vrijwilligers een belangrijke
hoeksteen van de samenleving zijn. Die verenigingen en vrijwilligers moeten ontzorgd
worden. Het rapport over regeldruk bij vrijwilligersorganisaties gaf daartoe een goede
voorzet. We zijn nu anderhalf jaar verder, ik heb inmiddels vier keer moeten vragen
om een beleidsreactie en vlak voor dit debat worden we afgescheept met een nietszeggend
procesbriefje. De ondersteuning van onze vrijwilligers heeft duidelijk geen prioriteit.
Ik ben er echt geïrriteerd door geraakt. Dit rapport laat zien dat we het onze vrijwilligers
onnodig moeilijk maken. Na anderhalf jaar is er nog geen concreet voorstel om onze
verenigingen te helpen. Ook financieel hebben sportverenigingen het zwaar, wat het
mooie, laagdrempelige karakter van sportverenigingen onder druk zet.
Naast regeldruk en financiën wil ik nog een ander pijnlijk voorbeeld noemen waarover
we de afgelopen dagen ook hebben kunnen lezen. Mensen die als vrijwilliger een bestuurstaak
op zich nemen, kunnen sinds een paar jaar persoonlijk aansprakelijk gesteld worden.
We zien dat inmiddels helaas ook steeds vaker gebeuren. Vrijwilligers dreigen door
rechtszaken voor tonnen in de schulden te komen en hun huis te verliezen. En waarom?
Omdat ze bereid waren zich vrijwillig voor onze samenleving in te zetten en daarbij
mogelijk, vaak zonder het zelf te weten, een keer een foutje hebben gemaakt of omdat
ze mogen opdraaien voor fouten van anderen. Dit is het gevolg van de invoering in
2021 van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen, een wet die enkel als bedoeling
had om de aansprakelijkheidsprocedure van bestuurders te verduidelijken maar verder
niet te wijzigen. Ik heb de behandeling van die wet er nog eens op nagelezen. Tot
mijn plaatsvervangende schaamte was er destijds in de Kamer maar heel weinig aandacht
voor. In een bijna leeg zaaltje werd destijds door de aanwezige Kamerleden en de Minister
overigens al wel geconcludeerd dat zodra het fout zou gaan met deze wet, de zaal waarschijnlijk
wel overvol zou zitten. Ik vrees dat ze gelijk gaan krijgen.
Als doekje voor het bloeden is destijds een verzekering voor verenigingen in het leven
geroepen. De verzekering dekt nauwelijks de schade, het is moeilijk om iets uitgekeerd
te krijgen en er is geen goede rechtsbescherming voor deze bestuurders. Is de Staatssecretaris
het met het CDA eens dat we niet op deze manier met onze vrijwillige bestuurders moeten
omgaan? Is de Staatssecretaris bereid te laten onderzoeken hoe we de wet zo kunnen
wijzigen dat vrijwillige bestuurders beter beschermd worden tegen aansprakelijkheidstelling?
Los van de vraag of de WBTR gewijzigd zou moeten worden – dat is niet zomaar geregeld,
dat besef ik heel goed – zou ook op korte termijn de rechtsbescherming voor vrijwillige
verenigingsbestuurders verbeterd moeten worden. Het RVBB, het Register voor Verenigingsbestuurders,
pleit ervoor om in de tussentijd in overleg met de Nederlandse orde van advocaten
gedragsregels op te stellen met als doel dat voorkomen wordt dat vrijwillige verenigingsbestuurders
onnodig juridisch bedreigd worden. Daarnaast pleit het RVVB ervoor om te organiseren
dat vrijwillige verenigingsbestuurders op een laagdrempelige wijze direct contact
kunnen krijgen voor ondersteuning en begeleiding in juridische conflictsituaties.
Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze voorstellen en is het kabinet bereid hiermee
aan de slag te gaan?
Voorzitter. Vrijwilligers en verenigingen bouwen aan de samenleving. De overheid moet
daarbij faciliteren. In de sport gaat het dan bijvoorbeeld over ervoor zorgen dat
er fysiek voldoende ruimte is om te sporten. We zien nu al dat er een grote druk op
sportvoorzieningen is. Wachtlijsten nemen toe, zeker bij de binnensport. Uit onderzoek
van het Mulier Instituut blijkt dat als we erin slagen om 75% van de mensen te laten
bewegen conform de beweegrichtlijn, 10% tot 15% extra ruimte nodig zal zijn voor sportaccommodaties
zoals velden, hallen en zwembaden. Daarnaast is in de openbare ruimte tot 70% extra
ruimte nodig om te kunnen sporten, spelen en bewegen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is: staat het kabinet nog steeds achter de doelstelling dat in 2040 minimaal 75% van
de Nederlanders aan de beweegnorm moet voldoen? Want als ik de ambitie van de Staatssecretaris
lees, lijkt die norm naar beneden bij te worden gesteld. Dat begrijp ik niet in een
samenleving die steeds minder beweegt en waarvan we weten dat in 2050 64% lijdt aan
overgewicht, met alle gezondheidsgevolgen van dien. Is deze ambitie bijgesteld om
minder te hoeven investeren in sportaccommodaties, vraag ik me dan tegelijkertijd
af. Graag een reactie.
Hoewel we meer sporthallen, velden en zwembaden nodig hebben, komt dit kabinet met
een ruime halvering van de middelen voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud
sportaccommodaties, waardoor de basisinfrastructuur onder druk staat. Even voor de
achtergrond: deze regeling is een aantal jaren geleden opgezet als compensatie richting
de sport voor een vorige btw-verhoging op de sport, namelijk de afschaffing van de
btw-vrijstelling op sport per 1 januari 2019. Die btw-maatregel was het gevolg van
een uitspraak van het Europees Hof van Justitie en is door niemand bedoeld als een
bezuiniging op de sport. Het kabinet kiest er nu dus wél voor om hier fors op te bezuinigen.
Hoe kijkt de Staatssecretaris met de kennis van deze achtergrond nu aan tegen deze
forse bezuiniging?
De BOSA-regeling is sinds de invoering ervan bijzonder succesvol geweest, zozeer zelfs
dat het tot op heden nauwelijks geïndexeerde budget al een aantal jaren op rij niet
toereikend blijkt te zijn. Ik heb inderdaad samen met GroenLinks, de PvdA en de SP
een amendement ingediend met een deugdelijke dekking om het budget voor de BOSA met
50 miljoen te verhogen. Er moet wat ons betreft namelijk eerder meer dan minder geld
naar deze regeling gaan. De Staatssecretaris heeft het amendement bij de begrotingsbehandeling
al ontraden. Kan de Staatssecretaris helder aangeven waarom hij dit amendement heeft
ontraden?
Tijdens het begrotingsdebat gaf hij aan dat sportverenigingen vanaf volgend jaar ook
gebruik kunnen maken van de DUMAVA en dat daarmee ook de korting op de BOSA opgevangen
wordt, maar dit is, met alle respect, echt onzin. Ten eerste heeft deze Subsidieregeling
duurzaam maatschappelijk vastgoed natuurlijk ook al andere doelen waaraan dat budget
besteed wordt. Als we kijken naar dit jaar, zien we dat per 8 november nog 7% van
het jaarbudget over is; dat is ongeveer 33 miljoen euro. Met andere woorden, de DUMAVA
wordt al volledig gebruikt voor het verduurzamen van bijvoorbeeld scholen, overheidsgebouwen,
zorginstellingen en monumenten. Ten tweede heeft de DUMAVA alleen als doelstelling
het verduurzamen van gebouwen en niet ook het bouwen van nieuwe gebouwen. Het bouwen
van nieuwe sportaccommodaties, die per definitie duurzamer zijn dan verouderde gebouwen,
kan dus niet vanuit de DUMAVA medegefinancierd worden. Ook het toegankelijker maken
van bestaande sportaccommodaties valt niet onder de voorwaarden. Ten derde is de DUMAVA
voor sportverenigingen wéér een nieuwe regeling en complexer om aan te vragen dan
de BOSA. Dit verhoogt opnieuw de druk op de vrijwillige sportbestuurders. Kan de Staatssecretaris
op deze punten ingaan? Waarom kiest de Staatssecretaris er niet gewoon voor om de
BOSA-regeling, die in het algemeen goed werkt, overeind te houden?
Voorzitter. Ook de topsport wordt door dit kabinet hard geraakt. Ik noemde al de verhoging
van de kansspelbelasting. Afgelopen zomer zei de Staatssecretaris in een interview
in de Volkskrant dat er veel te voorbarig is gesteld dat de verhoging van de kansspelbelasting
tot minder afdrachten aan sport zal leiden. Hoe naïef kun je zijn? Kan de Staatssecretaris
uitleggen wat hij hiermee bedoeld heeft? Hij gaf aan dat de berekening die NOC*NSF
heeft gemaakt, gestoeld is op de assumptie dat we op elk terrein een even groot deel
van de subsidie af halen, maar daar moesten nog keuzes gemaakt worden. Kan de Staatssecretaris
hier inmiddels meer duidelijkheid over geven?
Voorzitter. We hadden het er al over: heel Nederland heeft afgelopen zomer trots meegeleefd
met de fantastische resultaten van onze topsporters op de Olympische Spelen. Tegelijk
moeten we ook vaststellen dat een groot deel van die topsporters niet zeker zijn van
hun bestaanszekerheid. Een aantal topsporters is gelukkig in staat om zelfstandig
in het levensonderhoud te voorzien, bijvoorbeeld dankzij sponsordeals, prijzengeld
en commerciële samenwerkingen. Maar dat geldt lang niet voor alle topsporters. Uit
onderzoek van het Noord-Hollands Dagblad blijkt dat vier op de tien olympische sporters
nauwelijks meer dan het minimumloon verdienen. Topsporters die geen of onvoldoende
inkomen hebben, kunnen daarom al bijna 30 jaar een financiële tegemoetkoming krijgen
in de vorm van het stipendium. Jaarlijks maken ongeveer 400 tot 500 sporters daarvan
gebruik. In antwoord op mijn schriftelijke vragen hierover schrijft de Staatssecretaris
dat er een verkenning plaatsvindt naar een nieuw voorzieningenmodel voor topsporters
en dat de Kamer hierover in het najaar wordt geïnformeerd. Klopt het dat we daar nog
niets over ontvangen hebben? Kan de Staatssecretaris toelichten wat er tot nu toe
uit die verkenning is gekomen?
In antwoorden die we hebben ontvangen, geeft de Staatssecretaris ook diverse malen
aan dat het aan NOC*NSF en de sportbonden is om te bepalen welke voorzieningen voor
topsporters wenselijk zijn en dat zijn primair verantwoordelijk zijn voor de invulling
daarvan. Daar ben ik het op zich wel mee eens, maar snapt de Staatssecretaris dat
het lastig wordt om die verantwoordelijkheid te nemen als er steeds minder geld naar
de sportbonden gaat?
Voorzitter. Nederlanders hebben de twijfelachtige eer om Europees kampioen zitten
te zijn. Ik doe er in dit debat ook weer goed aan mee, zeg ik tegen de heer Van Nispen.
Al decennia voldoet meer dan de helft van de Nederlandse bevolking niet aan de beweegrichtlijnen.
Er staan daarom in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma terecht mooie ambities
op het gebied van sport en bewegen. In de uitwerking zien we echter nog weinig daadwerkelijk
beleid om hier werk van te maken.
De SP komt zo meteen met een voorstel. Ik ben benieuwd wat de reactie van de Staatssecretaris
daarop zal zijn. Dit voorstel is een onorthodoxe maatregel, maar wat het CDA betreft
is het de hoogste tijd voor onorthodoxe maatregelen. We moeten er ook voor zorgen
dat meer bewegen effectief wordt geïntegreerd in de normale dag, voor zowel jong als
oud. In het onderwijs, in de kinderopvang, tijdens een werkdag, in en vanuit de zorg,
in de vrije tijd, in de leefomgeving en onderweg. In juli 2023 is met incidenteel
geld het actieplan Nederland Beweegt gestart, met als doel een verandering in gang
te zetten om meer mensen meer te laten bewegen. Begin 2025 rapporteert het RIVM de
eerste resultaten van het actieplan. Is de Staatssecretaris bereid om toe te zeggen
dat hij, als deze resultaten positief blijken te zijn, welwillend wil kijken of het
mogelijk is om vanuit de rijksoverheid verdere ondersteuning na 2025 mogelijk te maken,
voor het opschalen en verankeren van de resultaten uit het actieplan?
Op welke manier zorgt de Staatssecretaris ervoor dat ook bij andere ministeries –
mevrouw Van den Hil gaf het al aan: we moeten stoppen met vanuit ministeries te denken
– in ieder geval bij OCW, SZW, IenW en BZK, voldoende tussen de oren zit dat het stimuleren
van bewegen integraal onderdeel van beleid moet zijn?
Als CDA vragen we ook al jarenlang aandacht voor het faciliteren van en het kunnen
doorgaan van amateurwielrenwedstrijden. Zo vragen we bijvoorbeeld al jaren om duidelijk
te maken onder welke voorwaarden burgermotorrijders kunnen worden ingezet ter vervanging
van politiemotards, die begrijpelijkerwijs door capaciteitsproblemen bij de politie
steeds minder hiervoor kunnen worden ingezet. Ik heb het even teruggezocht. Hanke
Bruins Slot vroeg hier in 2016 al voor de eerste keer aandacht voor. Vorige week ontvingen
we eindelijk het rapport van de Antea Group hierover. Heel eerlijk: de oplossing die
daarin wordt voorgesteld, is verre van ideaal, maar het kan een stap in de goede richting
zijn. Dan heeft de Wielerunie wel middelen nodig om een richtlijn voor de inzet van
burgermotorrijders op te kunnen stellen en om die vervolgens ook te kunnen opleiden.
Daarover heb ik samen met de SP en GroenLinks-PvdA een amendement ingediend. Ik mag
hopen dat deze Staatssecretaris het voorstel omarmt en zo snel mogelijk zal uitvoeren.
Het probleem is nu inmiddels urgenter dan ooit, nu het kabinet heeft aangegeven komend
jaar maar liefst acht maanden lang geen politiecapaciteit voor wielerkoersen te willen
inzetten, vanwege de NAVO-top in juni. Graag een reactie van de Staatssecretaris op
dit voorstel.
Het amendement regelt middelen om de richtlijn mogelijk te maken, maar dan zijn we
er nog niet. Vervolgens is er jaarlijks € 40.000 nodig om de kosten te dekken die
organisatoren maken voor de inzet van deze verkeersregelaars. Ik weet dat het amendement
ontraden wordt als ik de structurele middelen erin laat staan. Dus ik heb het amendement
aangepast, maar ik vraag wel om de toezegging van de Staatssecretaris om in overleg
met IenW en JenV te bekijken hoe we deze structurele dekking samen voor elkaar kunnen
krijgen. Ook vraag ik de Staatssecretaris of hij zich als vertegenwoordiger van de
sport vol wil inzetten om te bewerkstelligen dat de politie de grootste koersen tijdens
deze periode wel blijft begeleiden, denk aan de Olympia's Tour, de Amstel Gold Race
en de Renewi Tour, die één dag door Nederland gereden zal worden.
Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over spelen. Tijdens het vorige debat heb
ik de aanbeveling gedaan – ik snap de jullie die niet allemaal hebben opgevolgd –
om de Ted Talk van Peter Gray te kijken: The Decline of Play. Die is echt de moeite
waard. Uit de eerste onderzoeken blijkt dat naast een uitdagende omgeving het bevorderen
van spelen ook te maken heeft met het hebben van iemand om mee te spelen en ouders
die je voldoende uitdagen om te spelen. Daar zie ik een mooie kans. Ook voor ons ouderen
is het belangrijk af en toe wat meer kind te zijn. Ik heb het even opgezocht: spelen
voor volwassenen vermindert stress, maakt endorfine aan, stimuleert creativiteit,
bevordert sociale verbinding, verbetert cognitieve functies, ondersteunt emotionele
gezondheid en is ook nog eens goed voor onze fysieke gezondheid. Ik sluit af met:
je bent immers nooit te oud om te spelen, alleen duurt je herstel soms wat langer.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan is nu het woord aan mevrouw Saris van de fractie
van NSC.
Mevrouw Saris (NSC):
En dat geldt ook voor sporten, mevrouw Van Dijk, weet ik uit ervaring.
Voorzitter. Een aantal weken geleden mocht ik de werkgroep Phoenix uit mijn woonplaats
Winterswijk ontvangen. Deze werkgroep is gestart door Yvonne, die geleidelijk aan
beide ogen blind is geworden. De missie van Phoenix is om mensen met een beperking
te ondersteunen door bewegen toegankelijk te maken. Tonny, ook lid van de werkgroep,
vertelde mij hoe hij als vrijwilliger betrokken is om één keer per week mensen uit
hun rolstoel op een framerunner te krijgen om zo dat ene uur per week helemaal zelfstandig
en vrij te kunnen bewegen op de plaatselijke atletiekbaan. Deze mensen komen daardoor
even uit hun rolstoel, komen in contact met anderen en zijn in de frisse buitenlucht.
Tot slot Boudewijn, de superenthousiaste trainer van het G-team van De Graafschap
uit Doetinchem. Dit team speelt in de bijzondere eredivisie. Bij al deze mooie initiatieven
is het geweldig om te zien hoe sport verbindt. Het zelfvertrouwen wordt vergroot en
men komt letterlijk in beweging. Tot zover ook de zendtijd voor mooie initiatieven
uit de Achterhoek, want die regio hebben we nog niet veel genoemd vanmiddag. Ook in
andere delen van Nederland zijn prachtige initiatieven te vinden, van Zeeland tot
aan Groningen. Initiatieven van mensen en verenigingen vanuit de regio, die we moeten
koesteren en bewaken.
Voorzitter. Deze verhalen raken mij. Het raakt me omdat ze laten zien hoe belangrijk
sport en beweging is voor mensen. Er is nog genoeg te doen. Het is hier vanmiddag
al vaker gezegd. Minder dan de helft van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijnen.
Voor mensen met een beperking zijn de cijfers nog schrikbarender. Minder dan een op
de vier mensen met een verstandelijke beperking beweegt voldoende. Daarnaast is er
sprake van een ongekende gezondheidsongelijkheid in ons land. Kwetsbare groepen leven
vele jaren korter en in minder goede gezondheid.
In mijn bijdrage ga ik in op sport en preventie, regionale samenwerking en sporten
voor mensen met een beperking. Allereerst noem ik het Uniek Sporten. Zoals ik eerder
zei, is sporten niet voor iedereen vanzelfsprekend. Mensen met een beperking sporten
significant minder dan mensen zonder beperking, niet omdat ze niet willen, maar omdat
ze soms simpelweg niet kunnen. De fractie van Nieuw Sociaal Contract is blij om te
lezen dat er wordt gewerkt aan mogelijkheden om tot één landelijk loket voor sporthulpmiddelen
te komen. De fractie van Nieuw Sociaal Contract ondersteunt dit van harte. Dit model
lijkt ons duurzamer, efficiënter en flexibeler. Mensen kunnen hierdoor eenvoudig de
hulpmiddelen gebruiken die ze nodig hebben, zonder dat er vooraf een grote investering
gedaan moet worden voor een sporthulpmiddel waarvan niet zeker is of de sporter het
na een jaar nog wel gaat gebruiken. Wij willen daarnaast graag dat wordt gekeken of
de vergoedingen voor sporthulpmiddelen in alle gemeenten kunnen worden gerealiseerd,
zodat de toegang tot sporthulpmiddelen eenvoudiger en gelijkwaardiger wordt voor mensen
met een beperking. Dit alles zou voor ons een mooi fundament kunnen zijn voor de positionering
en ontwikkeling van één centraal loket voor sporthulpmiddelen. Ik overweeg op dat
punt een motie. Die wordt in ieder geval ondersteund door de fracties van VVD, BBB,
SP en GroenLinks-PvdA. Dat is een mooi voorstel dat we hier vandaag op tafel kunnen
leggen.
Voorzitter. Dit kabinet wil de inclusie- en diversiteitsstrategie, bedoeld om mensen
met een beperking volledig mee te kunnen laten doen in het beweegbeleid, pas in 2030
starten. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: waarom wachten we zo lang met deze
uitvoeringsstrategie? Kan die bijvoorbeeld niet al in 2026 starten?
Dan de sport- en beweegwet. De fractie van NSC vindt dat we in Nederland meer moeten
inzetten op een stevige positionering van het sport- en beweegbeleid, vooral door
sport te verbinden aan jeugdzorg, zorg, onderwijs, mentale gezondheid, inrichting
openbare ruimte, versterken van sociale cohesie tegen eenzaamheid en het voorkomen
van arbeidsongeschiktheid. Fitte en mentaal gezonde werknemers zijn van groot belang
voor de samenleving, en ook de financiering hiervan. Dan doel ik op kosten in zorg
en sociale zekerheid. Dit vergt naar onze mening een veel betere samenwerking, een
meerjarige visie en een kijk op financiering van de sport. Nu ontbreken een taakverdeling,
verdeling van verantwoordelijkheden of structurele aandacht voor het beweegbeleid
in Nederland. Het is alsof we een wedstrijd spelen zonder coach, zonder aanvoerder,
zonder tactiek en zonder doel. Dat vind ik jammer. Dit kunnen we beter doen.
In de najaarsbrief lezen we dat de Staatssecretaris de mogelijkheden voor een visie
op sport en beweging voor de langere termijn wil verkennen, inclusief wetgevingsopties.
Mijn fractie ondersteunt dit voornemen van harte. In onze Grondwet, artikel 22, is
immers vastgelegd dat de overheid maatregelen treft ter verbetering van de volksgezondheid.
Voldoende bewegen is wat ons betreft een van de interventies om de volksgezondheid
te bevorderen. Het sportakkoord 2.0 en het GALA hebben positieve voorbeelden opgeleverd,
zoals de regionale platforms in Friesland, de Achterhoek en Zeeland. Maar zonder structurele
ondersteuning dreigen ook deze initiatieven te verdwijnen. Regionale platforms hebben
bewezen dat samenwerking tussen sportverenigingen, scholen, zorginstellingen en lokale
overheden effectief is. Kan de Staatssecretaris de regionale platforms een centrale
plek geven binnen het sport- en beweegbeleid en in de wet? De Nederlandse Sportraad
heeft al eerder geconstateerd dat een betere samenwerking tussen stakeholders en ministeries
noodzakelijk is en dat de overheid haar verantwoordelijkheid moet nemen. Daar doelde
mevrouw Van Dijk zojuist ook op.
Laten we kiezen voor de toekomst, want investeren in bewegen loont. Elke euro die
we investeren in het beweegbeleid, levert bijna € 3 op. Bewegen moet een standaardonderdeel
in beleid worden. Laten we dan ook samen de verantwoordelijkheid nemen voor een gezonder
Nederland. Ook op dit punt overweeg ik een motie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik hoorde mevrouw Saris praten over die SROI, die Social Return on Investment. Een
euro in het sport- en beweegbeleid levert € 2,70 op. Tegenwoordig is het geloof ik
€ 2,76. Ik vraag me af of dat ook andersom geldt. Dat betekent dat een euro bezuinigen
op sport en bewegen ook weleens tot veel maatschappelijke schade zou kunnen leiden.
Het voorstel dat ik hier concreet ga neerleggen, is of het niet verstandig is om dat
eerst te onderzoeken, om eerst eens na te gaan wat we op het punt staan om te doen.
Ik zeg het nogmaals: het gaat niet alleen om deze Staatssecretaris maar ook om andere
ministeries. Deze coalitie, waar NSC ook onderdeel van is, stort deze bezuinigingen
uit over het sporten en bewegen in Nederland. Met alle mooie woorden van mevrouw Saris,
echt een heel mooi betoog, vraag ik: moeten we niet eerst onderzoeken welke maatschappelijke
schade we op het punt staan om aan te richten? Kan mevrouw Saris dat, gelet op de
mooie woorden van zojuist, steunen?
Mevrouw Saris (NSC):
Dank voor uw vraag en uw ondersteuning van mijn betoog. Meneer Van Nispen, u haalt
een terecht punt aan, namelijk dat bezuinigd moet worden. De fractie van Nieuw Sociaal
Contract zit er zo in dat wij een hoofdlijnenakkoord met elkaar hebben ondertekend.
Dat betekent ook dat je die afspraken met elkaar aangaat. Daar staan wij voor. Tegelijkertijd
staat mijn fractie ook voor het inzetten op preventie en kijken naar de toekomst.
Gelukkig hebben we in het regeerprogramma kunnen lezen dat de Staatssecretaris wil
inzetten op preventiemodellen. Ik deel de visie van mevrouw Van den Hil hierop. Laat
de Staatssecretaris vaart maken met het inzetten op preventiemodellen. Ik hoop dat
de Staatssecretaris daar zo in zijn eerste termijn op ingaat. Verder wil ik ook echt
naar de toekomst kijken, waarbij we met elkaar fundamenten voor de toekomst gaan bouwen.
We moeten wat minder afhankelijk worden van allerlei pilots die over Nederland worden
uitgestort, waar allerlei glossy folders en bureautjes als paddenstoelen voor uit
de grond schieten. Ik zou graag willen bouwen naar een mooi fundament in een sport-
en beweegwet, waarin je die taken en verantwoordelijkheden met elkaar op een goede
manier kunt neerleggen. Ik heb daar een motie op voorbereid. Meneer Van Nispen, ik
zou het heel mooi vinden als u vanuit de SP hier ook uw naam onder zou willen zetten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Saris (NSC):
Dan wil ik het graag hebben over de financiering van de sport. De sport in Nederland
wordt momenteel voor een groot deel gefinancierd uit de opbrengsten van de kansspelbelasting.
Ik ben benieuwd naar de visie van de Staatssecretaris op de financiering van de sportsector.
Wil de Staatssecretaris samen met de sportsector naar andere alternatieve financieringen
kijken? Dan denk ik bijvoorbeeld aan andere branches dan de gokindustrie.
Voorzitter. Ik ben ook blij met het standpunt van de Staatssecretaris dat hij samen
met gemeenten, provincies en de sportsector in overleg wil om te komen tot een plan
van aanpak dat gericht is op het creëren van een toekomstbestendige sport- en beweeginfrastructuur
en de mogelijkheden wil verkennen voor een gerichte aanpak van bouw en renovatie van
sportaccommodaties. Deze sportaccommodaties vormen namelijk belangrijke ontmoetingspunten
in de steden en wijken. Het is ook mooi om te lezen dat de Staatssecretaris een verkenning
wil houden naar een openstelling voor een breder publiek. In het land zijn hier mooie
voorbeelden van. Staatssecretaris, u raadt het al: u bent van harte uitgenodigd om
naar de Achterhoek te komen, want daar hebben we ze al.
Ik heb ook gelezen dat een revolverend fonds nu nog niet aan de orde is voor de Staatssecretaris,
maar dat hij de opzet van dit instrument wil meenemen om te komen tot een toekomstbestendige
sportinfrastructuur. In de bijlage van de brief van de Staatssecretaris zien we echter
dat er ook varianten van het revolverend fonds zijn waar wel voldoende budget beschikbaar
is uit het Klimaatfonds. Bij de keuze om niet de gehele sportsector te verduurzamen,
vallen de kosten namelijk uit op 250 miljoen. Kan de Staatssecretaris zijn afweging
toelichten over voor welke variant van het revolverend fonds hij de voorkeur heeft?
Kan hij zijn mening toelichten over of de optie van de 250 miljoen niet al een mooi
startpunt zou zijn voor het verduurzamen van de sportaccommodaties in Nederland? Iets
is tenslotte beter dan niets.
Voorzitter, tot slot. In de Kamer hebben wij allen hetzelfde doel: Nederland fit en
gezond houden. Laten we niet langer afwachten, terwijl de uitdagingen groter worden.
Sport en beweging zijn niet alleen een investering in gezondheid, maar ook in een
sterke en inclusieve samenleving. Samen kunnen we de koers verleggen en zorgen voor
een Nederland waar bewegen de makkelijke en vanzelfsprekende keuze is en waar iedereen
de kans krijgt om gezond en vitaal te leven. Laten we vandaag de eerste stap zetten
in beweging naar een gezonder Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Een hele korte, puntige interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, ik kan de interruptie heel kort en bondig houden. Ik had het antwoord gemist op
de hele goede vraag van collega Van Nispen over of niet eerst onderzocht moet worden
wat de effecten zijn van deze bezuinigingen.
Mevrouw Saris (NSC):
Mijn antwoord was dat in het hoofdlijnenakkoord staat dat wij met elkaar het huishoudboekje
op orde willen krijgen. Helaas is in de afgelopen jaren te veel uitgegeven, waardoor
we nu wat meer op de blaren moeten zitten. Volgens mij heeft mevrouw Van Hil in haar
bijdrage ook aangegeven dat een aantal bezuinigingen vanaf 2026 gaan lopen. Het lijkt
NSC goed om te gaan bouwen aan fundamenten voor de toekomst, ook in tijden dat er
wat minder geld of geen geld is. Vervolgens kunnen we kijken naar hoe we het in de
toekomst beter kunnen doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Nispen als laatste spreker van de zijde
van de Kamer in de eerste termijn.
De heer Van Nispen (SP):
Het is verleidelijk om terug te blikken op een sportzomer die heeft aangetoond waartoe
ons land in staat is. Er was veel om trots op te zijn, aldus de Koning, namens de
regering, in de troonrede. Wat een hypocrisie om de Koning dit te laten zeggen en
om mooie sier te maken in Parijs met de olympische medailles van onze sporters, terwijl
de inkt van het regeerakkoord nog niet droog is. Het is een regeerakkoord waarin historische
bezuinigingen op de sport zijn vastgelegd. Mijn conclusie is dat dit kabinet een ramp
is voor de sport in Nederland. Het is een stapeling van maatregelen die de sport-
en beweegsector keihard gaan raken. Het verhogen van de kansspelbelasting leidt, zonder
alternatief van de overheid, tot fors minder geld voor de topsport, bonden en verenigingen.
Het verhogen van de btw maakt sport duurder en dus minder toegankelijk voor veel mensen.
Let op: die verhoging is nog niet van tafel, maar staat in de wet. Wat de SP betreft
gaat de btw op sport en bewegen niet omhoog, maar naar nul. Graag een reactie van
de Staatssecretaris op dit voorstel.
Het korten van alle specifieke uitkeringen met 10% raakt de sport ook. Lokale sportakkoorden,
stimulering van sport en de combinatiefunctionarissen moeten het met minder budget
doen. Het is doelbewust beleid dat de sport raakt. Als je de SPUK's afschaft en onderdeel
maakt van het Gemeentefonds dan weet je wat er gebeurt. Dezelfde regering bezuinigt
miljarden op de gemeentes. Die gemeentes moeten straks kiezen of zij het zwembad sluiten,
of ze de kinderboerderij sluiten of dat ze bezuinigen op zorg en inkomensondersteuning.
Alle gemeentelijke uitgaven die niet wettelijk verplicht of gelabeld zijn, zoals cultuur
en sport, komen onder enorme druk. We weten dat al. Daarnaast wordt er grof bezuinigd
op de BOSA-regeling, Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties. Dit raakt ook
de verduurzaming. Ik vind dat een heel erg dom beleid, juist ook in deze tijd. Dat
geldt ook voor het beleid rondom het toegankelijk maken van accommodaties voor mensen
met een beperking. Laat de sportclubs op dit punt niet in de steek, Staatssecretaris.
Natuurlijk heb ik het goede amendement van collega Inge van Dijk ook ondertekend.
Er gaat bezuinigd worden op onderzoek en innovatie in de sport. Waarom, dat vraag
je je af. Ook het bewegingsonderwijs moet eraan geloven, want ook daar gaat de bijl
in de regeling Impuls en innovatie bewegingsonderwijs. Dus gym op de basisschool wordt
weggehakt. Nogmaals, de grote vraag is: waarom? Waarom gebeurt dit nu allemaal? Haten
jullie sport en bewegen nou zo erg? Vinden jullie het echt zo onbelangrijk om een
gezondere en sportievere samenleving te hebben in de toekomst? Wie heeft dit nu eigenlijk
bedacht? Hoe is dit gegaan? Ik vraag het me echt oprecht af. Hoe zijn die financiële
afspraken in het regeerakkoord tot stand gekomen? Eerst is er een mooie zin bedacht
over het belang van preventie en sport, maar als je naar de financiële tabel gaat
kijken, dan schrik je je echt wezenloos. De vraag is of dit doelbewust beleid is of
per ongeluk een gevolg van, met andere woorden, bewust kortzichtig beleid of onbewust
onbekwaam. Dat is de vraag.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Nog even over het stukje daarvoor. Het lijkt dan net alsof er op het sport- of bewegingsonderwijs
op de lagere school wordt bezuinigd, maar volgens mij is het zo dat de subsidie om
dat tot stand te brengen in 2027 stopt. Dat wordt niet automatisch verlengd en volgens
mij bedoelt de heer Van Nispen dat het belangrijk is dat die uren sport en bewegen
op de scholen blijven.
De heer Van Nispen (SP):
Dan moeten we even de parlementaire geschiedenis goed weergeven. Rudmer Heerema, de
voorganger van mevrouw Van den Hil, en ik hebben ervoor gezorgd dat het bewegingsonderwijs
goed in de wet is komen te staan, dat wil zeggen: minimaal twee uur bewegingsonderwijs
van een vakleerkracht. Nu zijn we een paar jaar verder. We hebben iets goeds bereikt
met elkaar. We waren het er hartstikke over eens, want jong geleerd is oud gedaan.
Je moet zorgen voor meer en beter bewegingsonderwijs op de bassischolen. Uit onderzoeken
blijkt dat de scholen zich nog helemaal niet aan die wettelijke plicht houden. Dat
was een impuls, een subsidieregeling van een miljoen of 8, geloof ik, om ervoor te
zorgen dat meer scholen zich hier wel aan gingen houden, zodat ze de wet zouden naleven.
Ik ken alle argumenten vanuit het onderwijs. Daar hebben ze het ook allemaal hartstikke
druk; dat klopt allemaal. Maar dan heb je een subsidieregeling, die ervoor zorgt dat
scholen de wet naleven en scholen helpt om ook dat tweede uur van een vakleerkracht
te geven, en dan bezuinigen we die subsidie weg, nog voordat gerealiseerd is wat wij
met elkaar zo belangrijk vinden. Dat is wat er volgens mij aan het gebeuren is. Dat
vind ik buitengewoon spijtig, net als de cumulatie van al die andere maatregelen en
bezuinigingen, die volgens mij ook echt heel onverstandig zijn. Dus dat blijft mijn
punt.
En mijn vraag is inderdaad – ik hoop dat iemand die hier kan beantwoorden – hoe die
financiële afspraken nou gegaan zijn, hoe die tot stand zijn gekomen. Waarom heeft
werkelijk niemand gedacht aan wat dit allemaal gaat doen voor sport en bewegen? Want
nu zit je eraan vast en ben je een soort slaaf van die financiële plaat. We lopen
allemaal aan de leiband van de Minister van Financiën. Immers, dit moet nu eenmaal,
er kan helemaal niks meer: dat is wat ik hier hoor. Ik wist eigenlijk al wat er ging
gebeuren vandaag. Iedereen heeft de mond vol van het grotere belang van sport. We
vinden het allemaal prachtig en belangrijk. De een heeft nog mooiere woorden dan de
ander. Dat is nou precies het probleem, omdat we hier geen gepolariseerd politiek
debat hebben. We vinden het allemaal belangrijk. Dan kun je er blijkbaar peilloos
op bezuinigen. Wat is dit voor gekkigheid? Aan het eind van de dag staan al die grove
bezuinigingen fier overeind. Maar je kunt volgens mij niet een bak aan bezuinigingen
uitstorten, en vervolgens zeggen hoe belangrijk je het allemaal vindt. Ik vind dat
ongeloofwaardig. En ik hoef geen mooie woorden. Daar hebben we niets aan. Het is aardig,
maar het hoeft niet. Het gaat om daden. Het gaat om doelen, ambities en resultaten.
Dat is waar het om gaat in de sport, en dat is volgens mij ook waar het om gaat in
de politiek, wat mij betreft. Ook ik zeg het hier: geen woorden maar daden, Staatssecretaris.
Want de Staatssecretaris is er voor sporten en bewegen. Hij wil ongetwijfeld niet
de geschiedenisboeken in gaan als de Staatssecretaris die de historische vergissing
beging om sport en bewegen de rambam in te bezuinigen, in deze tijd, waarin volgens
mij exact het tegenovergestelde nodig is.
Ik wil graag de toezegging – ik probeerde het net al bij mevrouw Saris – dat we eerst
onderzoek gaan doen, naar de cumulatie van maatregelen die de sport raken. Tegelijkertijd
moeten we een pas op de plaats maken met al deze bezuinigingen en lastenverhogingen.
We kennen immers die SROI van 2,7: een euro die je investeert in sport, komt 2,7 keer
terug aan maatschappelijke opbrengsten en baten, zoals gezondheidswinst et cetera.
Maar is het omgekeerde ook waar? Als je bezuinigt op sport, is dan niet de maatschappelijke
schade nog groter dan die financiële besparing? Volgens mij weten we dat niet precies,
maar ik wil het wel weten, en volgens mij de Staatssecretaris ook. Laten we dit nou
toch eerst onderzoeken. Het lijkt me een heel redelijk verzoek. Graag een toezegging
hierop, maar ik heb ook een motie klaarliggen, mocht dat nodig zijn.
Voorzitter. Ik ga niet alleen maar kritiek leveren, ook al is daar misschien alle
reden toe. Geïnspireerd geraakt door gesprekken met jongeren van Unicef en de Stichting
Leergeld over armoede komen wij dus vandaag met een eigen voorstel, samen met de KNVB
en vele anderen: gratis sport voor jongeren tot 23 jaar, door een sportpas met budget.
Veel kinderen zitten nu immers te veel en bewegen te weinig. Sporttrainers en gymleraren
zien de motorische vaardigheden bij jongeren achteruitgaan. Obesitas is een steeds
groter probleem. In 2050 heeft 64% overgewicht. Dit is allang geen individuele kwestie
meer, echt allang niet meer. Het raakt de gezondheid en het welzijn van de hele samenleving.
Voor veel mensen wordt het simpelweg ook te duur om gezond te eten en voldoende te
bewegen. Dat zorgt voor nog meer tweedeling en nog grotere sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
Daarom is het mijn visie dat we sport en bewegen weer vanzelfsprekend moeten maken,
om te beginnen bij onze jongeren, want de jeugd heeft de toekomst.
Dus om die samenleving sportiever en gezonder te krijgen en de tweedeling tegen te
gaan, bepleiten wij dus gratis sport voor jongeren, door die sportpas in te voeren,
een budget van € 240 per jaar, waarmee jongeren tot 23 jaar kunnen sporten. Er is
brede steun voor. Ik zal het ondertussen uitdelen. U kunt er één afpakken en doorgeven;
dat is misschien het makkelijkst. Ik zei het al, heel veel personen hebben dit medeondertekend:
de KNVB, andere sportbonden, NOC*NSF, vakbonden, jongerenorganisaties, ondernemers,
sporters, beweegprofessor Erik Scherder, wie eigenlijk niet? Een lidmaatschap van
een sportvereniging of sportschool wordt zo voor iedereen bereikbaar en vanzelfsprekend.
Het hangt dan niet meer van de dikte van de portemonnee van je ouders af of je deel
kunt nemen aan sport. Om tweedeling tegen te gaan, is dit voorstel er juist voor iedereen,
want sport en bewegen is van belang voor alle jongeren.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik vind het natuurlijk een mooi voorstel van de heer Van Nispen, maar ik ben ook een
beetje verbaasd. Jongeren die een kleine portemonnee hebben, kunnen echt al een beroep
doen op allerlei fondsen. Dit voorstel kost geld, en gratis is niet gratis, want het
geld moet eerst verdiend worden voordat het kan worden uitgegeven. Is de heer Van
Nispen het met mij eens dat hij eigenlijk mijn achterban aan het sponsoren is, doordat
hij er juist voor zorgt dat mensen met hogere inkomens nog meer kunnen uitgeven door
die sportpas?
De heer Van Nispen (SP):
Weet u, mevrouw Van den Hil, het interesseert me helemaal niks welke achterban ik
hiermee een plezier doe. Het gaat mij erom dat we met elkaar de discussie voeren over
verstandige voorstellen. Laten we er inderdaad over discussiëren of dit het verstandigste
voorstel is. Prima! Maar laten we proberen met voorstellen te komen die leiden tot
een gezondere en sportievere samenleving in de toekomst. Dat is het doel.
Natuurlijk pleit ik ook voor andere belangrijke zaken. Ik heb ook het amendement van
de heer Mohandis medeondertekend waarin wordt gepleit voor extra budget voor het Jeugdfonds
Sport & Cultuur. Hartstikke belangrijk; dat fonds doet goed werk. Je hebt ook de Stichting
Leergeld in Den Haag. Ook op andere plekken zijn er heel veel goede lokale initiatieven,
armoedepotjes et cetera. Maar het lukt nog niet altijd om iedereen te bereiken, ondanks
alle goede inzet. Hier en daar gaat het steeds beter. Soms is dat heel ingewikkeld.
Soms ook hebben mensen schaamte en doen zij er geen beroep op. Je hebt in Den Haag
de Ooievaarspas. Maar ik hoor van jongeren: «Als je met zo'n pasje loopt, dan ziet
iedereen dat je arm bent. Dat is niet fijn.»
Nog los van deze praktische bezwaren, die misschien overkomelijk zijn, is het mijn
stellige overtuiging dat obesitas niet alleen een probleem is onder kinderen uit armere
gezinnen, maar een breed maatschappelijk probleem. Net als oudere mensen hun AOW hebben,
studenten hun ov-kaart hebben en kinderen allemaal naar school kunnen, zouden we het
heel vanzelfsprekend moeten vinden – daar voeren we nu de discussie over – dat we
tegen alle jongeren van 6 tot 23 jaar zeggen «ga sporten», zonder dat er een financiële
drempel is. Juist om de tweedeling tegen te gaan, is het heel goed om dit voor alle
kinderen te doen, zodat je niet krijgt dat de ene sportvereniging wel meedoet, waar
dus de kinderen uit armere gezinnen zitten, en de andere sportvereniging niet, waar
dan de kinderen uit de rijke gezinnen zitten. Dat hebben we al veel te veel in de
samenleving. Ik vind het juist heel mooi om dat voor iedereen voor te stellen.
Dan over de financiële dekking. Natuurlijk kost mijn voorstel geld. Maar ik voer de
discussie – ik heb het net al gezegd – over de maatschappelijke opbrengsten. Wat kost
het ons als we zo gaan bezuinigen op sport en bewegen zoals deze coalitie voorstelt?
Ik vind dat je daarin juist moet investeren. Ik ben ervan overtuigd dat zich dat terug
zal verdienen. Laten we dat dus onderzoeken. Dat is ook de vraag die ik aan de Staatssecretaris
stel. Ik heb nog geen amendement liggen waarin voorgesteld om dat per 1 januari overal
in te voeren; dat zou ook te kort dag zijn. Wel denk ik dat het goed is om hiermee
te experimenteren in bijvoorbeeld een of twee gemeenten, zodat we kunnen kijken hoe
dat gaat. De gemeente Waadhoeke in Friesland doet dit ook al, met veel succes. In
bepaalde andere landen kan het wel. Waarom zou het bij ons dan niet kunnen?
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb voorgesteld dat we gaan onderzoeken wat dit mogelijk gaat opleveren. Ik heb
ook al gezegd dat ik vind dat we dit in een of twee wijken zouden moeten uitproberen.
Graag ontvang ik van de Staatssecretaris een uitgebreide reactie op dit plan, die
hopelijk iets verder gaat dan «niks is gratis» of «dat wordt wel erg duur allemaal».
Ik hoop echt dat de Staatssecretaris mee kan denken over dit begin van een visie.
Het gaat erom wat we wél kunnen doen, in plaats van zo ontzettend te bezuinigen op
sport en bewegen.
Ik zeg er nog iets bij. Dit voorstel is bedoeld om sportverenigingen vooruit te helpen
en niet om het onmogelijke van hen te vragen. Ik snap best wel dat er bezorgdheid
is over de mogelijk enorme toestroom van nieuwe leden, die de verenigingen misschien
niet aankunnen. Dat snap ik. De verenigingen hebben het al lastig zat. De SP heeft
daar vaak aandacht voor gevraagd, samen met het CDA, GroenLinks, de PvdA en andere
partijen. Van vrijwilligers wordt gevraagd om te professionaliseren en hun gebouw
te verduurzamen. Daar wordt bij gezegd: als je een fout maakt, ben je ook aansprakelijk.
Dat maakt het vrijwilligerswerk niet zo heel erg aantrekkelijk, hoewel het prachtig
is, want iedereen heeft er wel een gezicht bij wie op zaterdag de kantine opent en
wie er training geeft, ook aan mijn zoontjes, bij de atletiekvereniging. We vragen
dus om de verenigingen ruimhartig te ondersteunen, zonder tijdrovende bureaucratische
belasting van vrijwilligers. Geef sportverenigingen direct zeggenschap over waarin,
door wie en hoe ze ondersteund wensen te worden. En hou sporten in verenigingsverband
betaalbaar. Ik deed net een voorstel, maar zolang dat niet gerealiseerd is, kunnen
we toch niet toestaan dat de contributies stijgen en sporten bij een vereniging iets
voor de elite wordt? Ik zou ook wel een reactie van de Staatssecretaris willen op
de twee enquêtes die de FFB heeft afgenomen onder de sportverenigingen. Eentje gaat
over de betaalbaarheid en eentje gaat over de risico's en bescherming van verenigingsbestuurders,
waarvoor mevrouw Van Dijk net ook uitgebreid aandacht vroeg. Breng die verenigingen
niet nog verder in de problemen door te bezuinigen op de subsidie voor de sportaccommodaties.
De situatie is dreigend, het is echt code rood. Welke strategie heeft de Staatssecretaris
om de sportverenigingen te ondersteunen en te versterken?
De SP blijft voorstander van een sportwet, waarin sport en bewegen een recht is en
sport als publieke voorziening wordt gezien. Lees ik het nu goed dat de Staatssecretaris
verdergaat met de voorbereidingen en het schrijven van die wet? Ik zou dat goed nieuws
en verstandig vinden. Maar wat we nog wel moeten doen, is het hebben over de financiering
van de sport. De SP bepleit al jaren dat de sport minder afhankelijk zou moeten zijn
van de opbrengsten uit gokken. Ik heb het altijd heel raar gevonden dat sporters als
levende reclamezuilen met foute gokbedrijven op hun shirt rondlopen en we ons druk
moeten maken over de kansspelbelasting, omdat de sport er zo afhankelijk van is. Ik
vind dat een slechte zaak. Dat moet en dat kan anders. De Nederlandse Sportraad heeft
dat ook onderzocht en erover geadviseerd, maar de vraag is wanneer de Staatssecretaris
hier actie op gaat ondernemen. Er zijn alternatieven; dat kan niet anders.
We moeten het niet alleen hebben over sport, maar ook over bewegen. Ook hier vragen
we al jaren aandacht voor. Ik roep de motie-Marijnissen in herinnering, die de regering
vroeg om met plannen te komen om de samenleving in beweging te krijgen in alle sectoren:
op scholen, in de zorg en op het werk. Die voorstellen liggen er. Er is nu volop beweging
en actie, maar we zijn nog lang niet klaar, want de helft haalt de beweegrichtlijnen
nog niet. We zijn kampioen zitten, we hebben schermen, we hebben e-bikes, we weten
het allemaal, maar het Actieplan «Nederland Beweegt» loopt af en voortzetting is nog
niet verzekerd. Waarom is dat? Ik vraag de Staatssecretaris om hier een toezegging
op te doen. Ik dacht de VVD net aan mijn zijde te vinden met dat voorstel. Volgens
mij is dit de meest laagdrempelige manier om Nederland in beweging te krijgen. Zo
nodig, dienen we op dit punt een motie in.
Over het bewegingsonderwijs hebben we het al een beetje gehad. We hebben ons daar
jarenlang voor ingezet, maar een derde van de basisscholen voldoet nog steeds niet
aan die wettelijke norm van 90 minuten gym per school. Wat doet het kabinet dan? Dat
bezuinigt onder andere op die impuls. Ik zou het niet doen, maar wat doe je wel om
die 90 minuten van een vakleerkracht te halen? Ik zou ook nog specifiek aandacht willen
vragen voor het mbo. Is de Staatssecretaris ook niet van mening dat we daarnaar zouden
moeten kijken? Zouden we met gericht beleid die jongeren niet meer aan het bewegen
moeten krijgen? Volgens mij geldt daarvoor nu helemaal geen norm. Ik snap het dat
die er niet is, maar moeten we niet ook dat gesprek voeren? Of is er ander beleid
mogelijk? Graag een reactie daarop.
Er moet ook ruimte zijn om te sporten en te bewegen; het kwam al vaak voorbij. Daarom
heeft de SP altijd een sportnorm bepleit. 3% van de nieuw aan te leggen wijken zou
ruimte moeten bieden om te bewegen of te spelen. Ik hoorde de Rotterdamse buitenspeelnorm
al voorbijkomen. Gunnen we dat niet ook aan de rest van Nederland? Er loopt ook onderzoek
naar de sportnorm. Wanneer horen we daar meer over? Hoe staat het met de plannen om
het buitenspelen van kinderen te stimuleren? Wanneer zal er in iedere gemeente minstens
één speeltuin zijn die geschikt is voor het gehandicapte kind? Ook daar hebben we
al heel vaak aandacht voor gevraagd en voorstellen voor gedaan. Nog steeds is dat
in de helft van de gemeenten niet het geval. In de andere helft is dat dus wel het
geval, en dat is positief, maar ik gun dat ieder kind. Samen spelen is toch ook samen
leven.
Er moet breder aandacht komen voor mensen met een beperking en de gehandicaptensport.
We hebben hier veel voorstellen voor gedaan en in het verleden ook een nota over geschreven.
Dank voor de reactie daarop en voor de voortgangsrapportage. We hebben dat destijds
samen met D66 en GroenLinks gedaan. Hoe staat het nu met die afgesproken ambitie dat
de beweegverschillen tussen mensen met en zonder beperking moeten zijn weggewerkt
in 2030? Ik wilde vragen of we op schema zitten, maar volgens mij is dat niet het
geval. Er is meer nodig om ervoor te zorgen dat sporten en bewegen voor mensen met
een beperking in 2030 vanzelfsprekend is en de verschillen zijn weggewerkt. Ik vrees
dat dat door gebrek aan beleid een beetje onhaalbaar aan het worden is, tenzij de
Staatssecretaris gaat vlammen op dit onderwerp.
Wat volgens mij niet helpt, is het wegbezuinigen van de Stichting Special Heroes Nederland,
die voor duizenden jongeren met een beperking per jaar sport en bewegen mogelijk maakt.
Met solide samenwerking, netwerken en andere partners zorgen zij onder andere voor
kennismakingslessen en helpen zij verenigingen. Waarom wil de Staatssecretaris dit
ook in de waagschaal stellen? Waarom zouden we dit afschaffen en niet continueren?
Hij gunt al die kinderen toch ook een toekomst waarin sport en bewegen erbij hoort?
Ook hier weet je dat de kosten elders hoger zullen worden als je dit schrapt. Bovendien
geldt hier ook nog eens dat het niet zo is dat alleen de overheid dit betaalt, want
ze halen juist ook heel veel geld van buiten. Er is heel veel cofinanciering. Stel
je die 1 miljoen euro van het Rijk in de waagschaal, dan scheelt dat dus ook een heleboel
cofinanciering en dat zou eeuwig zonde zijn. Mijn concrete vraag: is de Staatssecretaris
bereid om uiterlijk voor de Voorjaarsnota een oplossing te vinden voor de jaren 2026
en verder?
Ik sluit me aan bij de vragen die gesteld zijn over sporthulpmiddelen als protheses,
sportrolstoelen enzovoort. Mensen waren in het verleden een speelbal van verzekeraars
en gemeenten en werden van het kastje naar de muur gestuurd. We hebben echt één loket
nodig. Er gebeuren goede dingen, maar er zijn nu ook goede vragen over gesteld. Verder
sluit ik me aan bij het voorstel dat er op dat punt is gedaan.
Maar we moeten het wel nog hebben over het dossier dansmisbruik. Terwijl er afschuwelijke
zaken zijn onthuld, blijft het te stil in de danswereld, maar ook bij de overheid.
Tegemoetkomingen, excuses en traumazorg: het blijft eigenlijk allemaal uit. Ik vind
dat onbegrijpelijk. Er zijn ook Kamermoties aangenomen. We hebben het debat gevoerd.
We vinden het allemaal erg, maar waar blijft nou die concrete actie en waar blijft
nou de reactie?
Ook de klokkenluider krijgt geen fatsoenlijke behandeling of erkenning. De behandeling
is kil. Ik vraag de Staatssecretaris daarom nogmaals: laat de klokkenluider niet in
de kou staan.
Ik wil me aansluiten bij de vragen van Inge van Dijk over wielerwedstrijden en de
motorbegeleiding. We vragen daar inderdaad al jaren aandacht voor, net zoals de VVD
en vooral ook het CDA. Ik zou het heel raar vinden dat we dankzij twee dagen NAVO-top
acht maanden geen wielerwedstrijden zouden kunnen hebben. Ik denk niet dat we dat
met elkaar moeten accepteren. Ik hou er ook niet van om sporten tegen elkaar op te
zetten, maar ik begrijp wel het gevoel, want hoe kan het nou dat er dan wel elk weekend
heel veel politie-inzet is bij eredivisiewedstrijden? Gelukkig wordt dat wel steeds
minder, omdat clubs en de KNVB er zelf ook veel aan doen. Dat de bescheiden inzet
van motoragenten bij wielerwedstrijden niet mogelijk zou zijn, gaat er bij mij dus
echt niet in. Dat moeten we niet doen.
Ik wil nog kort aandacht vragen voor mastersport. Ik doe dat niet omdat ik inmiddels
zelf al een paar jaar in die leeftijdscategorie val, maar omdat ik van verschillende
kanten hoor dat daar relatief weinig aandacht voor is bij sportbonden en NOC*NSF.
Er zijn weinig wedstrijden en toernooien. Er is weinig aandacht voor en daarom wordt
er gewoon niet genoeg georganiseerd. Dus ook voor de oudjes – ik zeg dat met alle
respect – en mezelf zeg ik dat je met veel plezier en erkenning sporten en bewegen
kunt volhouden als je weer een leuke sportwedstrijd of een leuk toernooi in het vooruitzicht
hebt. Hij hoeft het niet allemaal zelf te gaan organiseren, maar is de Staatssecretaris
bereid om het gesprek aan te gaan met de sportbonden en NOC*NSF om te kijken wat we
de mastersport kunnen bieden?
Ten slotte over het zwemmen. Ik hou het relatief kort vandaag, omdat er al zo veel
over gezegd is door de heer Mohandis. Maar het is wel zo dat iedereen in een rijk
en waterrijk land als Nederland zwemvaardig moet zijn. Sociaaleconomische ongelijkheid
in de zwemveiligheid kunnen we gewoon niet accepteren. We hebben er in het verleden
al veel voorstellen voor gedaan en veel daarvan zijn ook aangenomen. Er loopt nu onderzoek
naar de scenario's om schoolzwemmen weer mogelijk te maken en in te voeren, zwemonderwijs
voor iedereen. Ik ben echt benieuwd wat daaruit gaat komen. We zullen dat af moeten
wachten, maar wat we alvast wel kunnen doen, is met elkaar nadenken over de uitgangspunten
die we daarbij zouden willen benadrukken. Wat wil je nou bereiken?
Als ik een voorzet mag doen: wat de SP betreft zouden alle 12-jarigen minimaal één
maar het liefst meer zwemdiploma's moeten hebben. Twee. Alle kinderen op de basisschool
moeten in aanraking komen met zwemmen. Drie. Hiervoor zou wat ons betreft geoormerkt
geld vanuit het Rijk beschikbaar gesteld moeten worden. Dat zijn de drie uitgangspunten
die ik hier vandaag toch neer wil leggen. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Wat is zijn visie hierop? Ik weet dat er een onderzoek komt, maar ik denk dat het
goed is om hier alvast over na te denken.
Helemaal ten slotte. Omdat zwemveiligheid zo belangrijk is in een waterrijk land,
moeten we zuiniger zijn op onze zwemonderwijzers. Die zijn er nu al te weinig en dat
komt onder andere omdat dit prachtige vak niet aantrekkelijk genoeg is. De lonen zijn
te laag voor dit levensreddende werk! Zij verdienen onze steun. Wat kan de Staatssecretaris
hier betekenen? Wat kan hij doen om te zorgen voor betere beloning? Gooi de zwemonderwijzers
de reddingsboei toe en laat ze niet verzuipen! Doe dat, voordat het te laat is.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.
Voordat ik zo 50 minuten ga schorsen tot 19.45 uur, wil ik de bezoekers erop wijzen
dat er in de Statenhal hiernaast koffie, thee en water klaarstaan. Wij gaan dus om
19.45 uur weer verder. Herstel: de schorsing duurt tot 20.00 uur!
De vergadering wordt van 18.54 uur tot 20.03 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de eerste termijn van de Staatssecretaris. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter. Toen ik hiernaartoe liep, lagen mijn mapjes met al die papiertjes
– ik kom zo op de kopjes die ik ga behandelen --allemaal verspreid over de trap. Die
vielen uit mijn handen. Mevrouw Van Dijk kan het beamen; die heeft het gezien. Ik
heb het net vijf minuten staan oprapen, weer sorteren, kijken of alles weer goed zit.
Als u straks een antwoord over jeugd terugvindt bij ruimte voor sport en bewegen,
dan weet u dus waardoor dat komt. Dan is het puur daardoor.
Zal ik beginnen met de kopjes? Dan ga ik daarna naar mijn introductie. Ik begin met
de kopjes, want ik weet dat Kamerleden het altijd prettig vinden als die worden aangegeven:
BOSA/DUMAVA, jeugd in relatie tot sport, ruimte voor sport en bewegen, veilige en
integere sport, handicap/armoede, vitale verenigingen, SPUK's en overige. Dat zijn
de kopjes.
Laat mij allereerst beginnen met het aanbieden van mijn excuus voor de te laat verzonden
stukken. Die gele kaart noteren we. We hopen dat die op een gegeven moment wordt kwijtgescholden
door de tuchtcommissie. Het is er nog één. Ik bied mijn excuus aan. Ik weet dat het
niet zo had gemoeten, dus mea culpa. Dat allereerst.
Dan wil ik graag beginnen met het verhaal dat de heer Mohandis vertelde en het prachtige
artikel in de Volkskrant vanochtend. Hij weet dat ik hem bewonder, ook daarom. Dat
wil ik ook hier zeggen: niets anders dan respect en bewondering. Het is echt een heel
aangrijpend en mooi verhaal dat mij ook inspireert. Dat wil ik daarover gezegd hebben.
Sport en bewegen betekent heel veel voor de heer Mohandis. Heel veel Kamerleden hebben
dat, denk ik, vandaag ook goed verwoord. Ook voor mij persoonlijk betekent sport ontzettend
veel. Ik sport nog steeds veel, probeer dat veel te doen. Morgenavond rond dit tijdstip
sta ik op de padelbaan. Ik probeer nog af en toe hard te lopen en te fietsen om heel
veel redenen. Maar natuurlijk niet alleen voor mij, maar ook voor heel veel Nederlanders
betekent het heel veel, zeker ook voor onze jeugd. Daar hebben we het ook al veel
over gehad. Sporten is natuurlijk leuk. Sport en spel is hartstikke leuk. Het is ook
goed en gezond. Het is goed voor je fysiek, maar ook mentaal. Het leert je omgaan
met verliezen en winnen, omgaan met prestatiedruk en het leert je in een team spelen.
Zoals ik ook in mijn brief heb gezet, zijn dat niet alleen lessen waar je wat aan
hebt binnen de lijnen van het veld of op de mat, maar eigenlijk je hele leven. Daarom
is sport voor mij zoveel meer dan alleen jezelf in het zweet werken.
Ik zei al even dat dat voor veel Nederlanders geldt, maar het geldt specifiek voor
mensen met een handicap. Ik was bij de Paralympische Spelen. De timing van mijn staatssecretariaat
Sport had niet beter gekund. Ik kwam midden in het EK voetbal. Het is er weinig over
gegaan, maar we stonden toch voor de eerste keer in twintig jaar weer in de halve
finale van het EK. Wij Nederlanders zijn natuurlijk nog altijd een beetje chagrijnig
over het resultaat, maar het was toch een mooie prestatie. Het was voor mij natuurlijk
ook geweldig om bij de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen te zijn. Ik sprak
bij de Paralympische Spelen met een groep jongeren met een handicap, die hopen bij
toekomstige Paralympische Spelen Nederland te mogen vertegenwoordigen en dat prachtige
Team NL-shirt aan te kunnen doen. Zij vertelden mij wat sport voor hen betekent. Er
was een jongen die rolstoelrugby deed, waar wij als Nederlanders nog wel een stukje
beter in moeten worden, want we doen nog niet mee op paralympisch niveau. Die zei:
ik ken al mijn vrienden van de sport. Dat ging de kring rond en ze beaamden dat allemaal.
Daar zie je de sociale functie van sport, zeker voor jonge mensen, in dit geval met
een handicap. Die is waanzinnig groot. Ik vond dat heel inspirerend. Het is niet voor
niets dat ik het een van mijn prioriteiten heb gemaakt: jeugd, mensen met een handicap
en mensen met lage inkomens. Volgens mij zijn dat groepen die onze aandacht verdienen.
Daar wil ik volop op focussen, ook op de jeugd, want jong geleerd is oud gedaan. Dat
zien we natuurlijk ook, dus dat is belangrijk.
Het is tijdens dit debat ook veel gegaan over geld en dat snap ik ook. Ik kom dadelijk
op de vragen die door de individuele Kamerleden zijn gesteld met een algemene zin.
Er zijn veel analogieën met de sport gemaakt in dit debat, maar laat ik er een aan
toevoegen, namelijk dat het niet altijd om het geld gaat. Kijk naar Feyenoord. Dat
heeft een begroting van 120 miljoen, terwijl Manchester City 7,5 keer meer geld op
de begroting heeft. En toch kan je even goed presteren. Dat is het mooie van sport:
juist in de sport kan dat. Daar kan je als underdog – ik zie mezelf maar even als
underdog – presteren. Dat ga ik doen. Daarom heb ik dat doel gesteld van groei in
deelname aan sport en bewegen onder de jeugd, onder mensen met een handicap en onder
mensen met een sportpas ... O, sorry, «sportpas»; die hebben nog geen sportpas, maar
daar kom ik zo op. Ik ben wel enthousiast over het idee, moet ik zeggen. Ik vroeg
me alleen af of de sportpas, SP, nog iets betekende. Als je dat afkort, kom je een
heel end. Dat even ter inleiding.
Ook in de sport gaat het om resultaten. Dat ben ik absoluut met de commissie eens.
Het gaat om resultaten. Geen woorden maar daden. Daar mag de commissie mij op afrekenen.
Dat is ook de reden dat ik inderdaad concrete doelen heb gesteld; ik vind het fijn
dat mevrouw Van Dijk dat is opgevallen. Ik wil daar niet omheen dansen. Dit is mijn
doelstelling. Daar ga ik voor. Dat moeten we wel met z'n allen doen. Daar heb ik verenigingen,
gemeentes, provincies, bonden, iedereen voor nodig. Die ga ik natuurlijk zo goed mogelijk
in staat stellen om dat te doen, maar dat is wel de reden dat ik het wilde doen, want
die ambitie is er overduidelijk. Die is ook gerechtvaardigd, gezien de trends. Dat
was even kort als inleiding.
Voorzitter. Ik ga beginnen met de BOSA. Daar is het logischerwijs veel over gegaan
en daar wil ik ook niet van weglopen. Mevrouw Van Dijk was uitmuntend goed op de hoogte
van de ontstaansgeschiedenis daarvan. Dat komt uit een soort btw-compensatiemaatregel.
Die kunnen verenigingen niet alleen voor duurzaamheidsmaatregelen inzetten, maar ook
voor bouw- en onderzoekskosten voor sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen.
Vanaf «26 is daar een korting op ingeboekt. Er is voor volgend jaar geen korting op
ingeboekt. Dat hebben we gelukkig weten te voorkomen. Alle kortingen, die overigens
wel in de taakstelling stonden, hebben we op een andere manier weten op te lossen,
waardoor er volgend jaar net zo veel geld beschikbaar is voor de sport als dit jaar.
Maar de vraag werd gesteld waarom ik in de BOSA heb gesneden. Allereerst, om dat even
helemaal terug te pellen, omdat VWS een taakstelling kreeg van ongeveer een kwart
miljard euro op subsidies. Dat is een afspraak uit het hoofdlijnenakkoord. Dat is
gedaan om de rijksfinanciën weer op orde te krijgen. Daar is afgesproken dat er rijksoverheidsbreed
1 miljard wordt gekort op subsidies waarvan een kwart miljard neerslaat op VWS. Een
heel groot deel van de subsidies zit nou eenmaal bij VWS, en een heel groot deel van
de subsidies van VWS zit bij mij. Dat geldt ook voor subsidies voor bevolkingsonderzoeken
en voor het vaccineren van kinderen. Het RS-vaccin wordt via een subsidie gefinancierd.
Hetzelfde geldt voor darmkankeronderzoek. Daar wilde ik niet in snijden. Sterker nog,
daar kan je met goed fatsoen niet in snijden, want dat betekent morgen meer ziekteleed
en mensen die komen te overlijden. Ik weet zeker dat niemand die keuze zou maken.
Daardoor kom je noodgedwongen op andere terreinen terecht, waar de opgave dan natuurlijk
weer groter wordt. Dat is ontzettend lastig.
Waarom ik dat op de BOSA heb laten landen, is omdat ik, los van vaccineren of bevolkingsonderzoek,
ook niet wilde snijden in het Jeugdfonds Sport & Cultuur, in de gehandicaptensport
en in topsportprogramma's. Daarom heb ik een heel groot weggeboekt op de BOSA. Als
ik dat nu bijvoorbeeld had ingeboekt op een instellingssubsidie van bijvoorbeeld van
NOC*NSF of iets anders – want het zit vooral in «29; «28-«29 is het jaar waarin de
grootste korting bereikt moet worden – dan hadden zij nu al mensen moeten gaan ontslaan.
Maar mocht je bij wijze van spreken een jaar van tevoren bedenken dat je geld over
hebt, dan kan dat alsnog naar de BOSA. Omdat het een fonds is, kun je daar makkelijker
mee schuiven. Dat is ook de reden waarom dat gedaan is.
Het was ook mogelijk om de DUMAVA te openen voor sportverenigingen. Daar hebben we
wel wat werk voor moeten verzetten. Ik weet dat dat niet een totale compensatie is,
maar dat was voorheen niet voor sportverenigingen mogelijk. De heer Mohandis had een
heel terecht punt over de toegankelijkheid daarvan. Dat willen we aanpakken. Er wordt
nu aan gewerkt om dat toegankelijker te maken voor sportverenigingen en makkelijker
voor verenigingsbestuurders, maar die DUMAVA gaat wel degelijk open. Daarmee wordt
de maatregel niet opgeheven, maar hij wordt wel verzacht.
Voor de langere termijn werk ik aan twee plannen. Bij het eerste plan – dat staat
ook in de brief – gaan we met gemeenten en de sportsector in overleg om te komen tot
een plan van aanpak gericht op het creëren van een toekomstbestendige infrastructuur.
Dat gaat inderdaad over sportaccommodaties. We financieren sportaccommodaties afhankelijk
van wie de eigenaar is: gemeenten of verenigingen. We willen kijken of dat geld beter
en effectiever besteed kan worden. Daarin kun je ook prioriteiten aanwijzen. Naar
onze mening kan het ook efficiënter. Daar werken we aan. We willen dat plan nog voor
de zomer naar de Kamer sturen. Ten tweede – dat is ook gezegd, en terecht – liggen
er kansen in de verduurzaming. Onder anderen mevrouw Paulusma zei dat er in de verduurzaming
kansen liggen voor de sport. Dat ben ik helemaal met mevrouw Paulusma eens. We verkennen
daarom ook gezamenlijk met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
en het Ministerie van KGG de mogelijkheden om sportverenigingen sneller en beter te
laten verduurzamen. We weten dat veel sportkantines uit de jaren zestig, zeventig
of tachtig komen. Die zijn op een gegeven moment aan het einde van hun levensduur.
Ze zijn echt toe aan verduurzaming, of het nu hernieuwbouw of nieuwbouw is. Daar wil
ik met mijn collega's van de andere ministeries naar kijken. Daar ligt ook een rapport
van het Klimaat Platform aan ten grondslag dat hierover adviseert. Het mooie is dat
je niet alleen kunt helpen verduurzamen en daarmee daadwerkelijk kilotonnen uitstoot
kunt voorkomen, maar ook de continuïteit van verenigingen kunt waarborgen.
Dat even als introductie op de BOSA, voorzitter.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb een vraag over het tweede voorstel. Het eerste voorstel is, zo heb ik het zelf
uitgelegd, dat we met z'n allen gaan kijken of het slimmer, efficiënter et cetera
kan. Wat betreft het tweede voorstel, ernaar kijken: wat bedoelt u dan? Bedoelt u
dan dat we allerlei specialisten naar een sportaccommodatie laten kijken om te concluderen
dat het vijf ton kost, waarna het ophoudt? Ik weet niet zo goed wat u bedoelt met
«ernaar kijken».
Staatssecretaris Karremans:
Dank voor de gelegenheid om dat te verduidelijken. We gaan met de Ministers van VRO
en van KGG, in reactie op het rapport van het Klimaat Platform, een plan maken voor
hoe we daar beleid op kunnen maken. Daaruit ontstaat mogelijk een financieringsvraag,
maar we moeten eerst bekijken met elkaar: hoe willen we dit vormgeven, wat is de klimaatwinst
en hoe kunnen we de sport daarin het beste meenemen?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik wil aansluiten op de vraag van de collega van het CDA. Complimenten dat de Staatssecretaris
heel scherp was op het formuleren van doelstellingen, maar dat wil ik hier ook heel
graag horen. De Staatssecretaris heeft het over resultaten. Dan is het goed om deze
ambitie in doelen om te zetten. De voorzitter wil ik vragen of we bij alle toezeggingen
die de Staatssecretaris doet – dat zullen er wellicht heel veel zijn vanavond – ook
een termijn krijgen. Anders moet ik daar steeds naar vragen en dan gaat de Staatssecretaris
een grapje maken over welk jaartal dat zou zijn. Het helpt ons als de Staatssecretaris
een termijn deelt.
Staatssecretaris Karremans:
Dat is de Paulusmadoctrine: koppel er een termijn aan. «En resultaten», hoor ik mevrouw
Paulusma zeggen. Jazeker, en resultaten. We gaan aan de slag. Ik ga in gesprek. Laat
ik het zo formuleren: we werken samen met de Minister van KGG en de Minister van VRO
om hierop specifiek beleid te maken in reactie op het rapport van het Klimaat Platform.
Omdat we daar nog mee bezig zijn, kan ik niet zeggen «dit zijn de doelen die eruit
voortvloeien». Ik kan wel meenemen dat we daar concrete doelen aan willen hangen,
net zoals ik heb gedaan wat betreft de sportambitie. De vraag wat de ambitie dan is,
is denk ik terecht. Denk alleen al aan het aantal kiloton CO2 dat je wilt voorkomen, maar ook aan het aantal verenigingen dat je wilt helpen. Dat
zijn heel gerechtvaardigde vragen, die ik ook mee zal nemen. Ik kijk even naar rechts:
wanneer verwachten we daarop terug te komen? We zijn natuurlijk ook afhankelijk van
andere ministeries. Medio 2025, begrijp ik.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Om het dan nog wat concreter te maken. Dan hebben we dadelijk beleid. Dat beleid moet
uitgevoerd worden. Het zou zomaar kunnen dat er een rapport komt waaruit blijkt dat
de gemeentes voor 2030 al hun sportaccommodaties op niveau dit en dat moeten hebben
zitten. Maar ja, dan krijgen we weer de financieringsvraag en ik ben zo bang dat we
weer taken bij de gemeentes of de verenigingen neerleggen waarvan ze nu al weten dat
ze het nooit kunnen betalen. Dan hebben we mooi beleid en mooie ambities en kunnen
we dadelijk de schuld geven aan de sportverenigingen of de gemeentes omdat ze niet
zijn waargemaakt. Dat zou ik wel heel cynisch vinden.
Staatssecretaris Karremans:
Dat ben ik met mevrouw Van Dijk eens, want dat zou ik ook heel cynisch vinden. Maar
ik denk dat mevrouw Van Dijk ook snapt dat ik, als ik nog met collega's in gesprek
moet over de invulling van dat beleid, niet vooruit kan lopen op wat dat precies is.
Maar ik geef aan wat de doelstelling is van een dergelijk beleid, wat we daarmee willen
bereiken en dat we daar ook echt een kans zien. Dat zie niet alleen ik; dat zien ook
mijn collega's. Mevrouw Van den Hil had het ook over het aan elkaar koppelen van die
opgaven. Hoe dat vormgegeven gaat worden, gaan we naar de Kamer sturen. Ik denk dat
dat juist de goede plek en de goede tijd zijn om het hier met de Kamer over te hebben,
wellicht niet alleen met deze commissie maar ook met de commissie die klimaat doet,
en om dit dan met elkaar te bespreken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Nee, ik zag meneer Mohandis over het hoofd.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat dit punt bij een ander debat, namelijk bij de commissie voor Klimaat en
Groene Groei, wel degelijk aan de orde is geweest. Mij valt op dat uw collega's in
het kabinet dit wel zien als een opgave, maar niet als de hunne; ik weet niet of dat
goed Nederlands is. Precies daar zit mijn zorg. Ik denk dat u een geweldig voorstel
hebt of in ieder geval een geweldig asset wat betreft de noodzaak en de kans die er
ligt om sportinfrastructuur in haar geheel sneller en slimmer te verduurzamen, ook
met meer landelijke regie, want het is nu gewoon te versnipperd. Mijn zorg, die blijft
en nog niet is weggenomen, is dat de BOSA-bezuinigingen gewoon als een zwaard van
Damocles boven de markt hangen. U zegt dat de DUMAVA per 1 april 2025 opengaat, maar
we weten nog niet precies hoe dat eruit gaat zien. Heel veel sportverenigingen zitten
nu letterlijk in de wacht en gaan op 31 december 's nachts gewoon gelijk weer mee
in de nieuwe aanvraag. Dit bij elkaar roept bij mij de vraag op wat we nou echt kunnen
verwachten. Die andere bewindspersonen gaan immers niet zomaar lopen. Er zal dus echt
iets moeten gebeuren om medio juni iets met elkaar te besluiten. Komt er een revolverend
fonds dat hieronder ligt? Komt er een zak geld vanuit het Klimaatfonds om in ieder
geval een begin te maken met landelijke regie op het verduurzamen? Er zijn ook moties
aangenomen. Ik vrees dus een beetje dat we dezelfde zoektocht tegemoet gaan met dezelfde
uitkomst, waar we eigenlijk al anderhalf jaar om vragen. Dat zou ik onvoldoende vinden.
Staatssecretaris Karremans:
Allereerst over de DUMAVA, het feit dat die opengaat per 1 april en de BOSA. We halen
volgend jaar geen euro van de BOSA af. Het plusje krijgt de DUMAVA erbij. Het wordt
dus echt beter dan wat het nu is, in 2025 sowieso. En we hebben tijd om naar 2026,
2027, 2028 en verder te kijken. Ik heb net ook benoemd dat ik die opgave qua duurzaamheid
maar ook qua continuïteit van sportverenigingen zie. Het is inderdaad zaak om opgaven
te koppelen, maar daar heb ik inderdaad collega's bij nodig; dat klopt. Dat geldt
sowieso in het kabinet: je moet met elkaar het geld verdelen. Dat is natuurlijk continu
een onderhandeling. Dan zal ik staan voor sport; reken maar! Het is dus een opgave
voor mij om dat te doen, maar ik zie dat er ook Ministers zijn, ook de Minister van
KGG, die hier echt oren naar hebben. Dat betekent niet dat het nu in kannen en kruiken
is, maar iedereen ziet dit. Nota bene het Klimaat Platform, dat niet is opgericht
voor de sport, geeft aan dat er een enorme klimaatwinst te behalen valt. Dat helpt
dus al enorm om het ook vanuit die kant te belichten. We zijn er absoluut nog niet
en er is ook geen enkele garantie, want er zijn op heel veel gebieden duurzaamheidsuitdagingen,
maar het zal niemand verbazen dat ik als Staatssecretaris Sport daar natuurlijk ook
een hele mooie opgave zie vanuit de sportsector.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Maar als dat echt zo is – als u dat zo zegt, moet ik geloven dat u dat meent – dan
is het, gelet op het aantal verenigingen die uiteindelijk zijn gaan versnellen door
de debatten die we hier met elkaar hebben gevoerd, best simpel om heel snel een resultaat
te boeken door te zeggen: wij gaan plannen maken voor verduurzaming en voor onderhoud.
We zien dat er, in mijn eigen woorden, een soort run is ontstaan op de BOSA. Er ligt
een amendement van meerdere partijen – misschien ga ik daar nog op in – om juist met
het Ministerie van KKG te kijken of we hier een bedrag kunnen alloceren met hetzelfde
doel en dezelfde middelen en of we daarom een garantstelling moeten geven en iets
meer geld beschikbaar moeten maken voor de BOSA, voor die enorme berg aan sportverenigingen
die nu gewoon staan te wachten en willen verduurzamen. Het kan in 2025 allemaal snel
leeg raken, alweer in februari of in maart. Dan snap ik niet dat zo'n motie van 50
miljoen, gedekt uit het alloceren van een deel van het Klimaatfonds, niet kan. Ik
begrijp dat niet. Het is uw collega. U bent van dezelfde politieke partij. Ik merk
dat daar een goede wil zit. Dan denk ik: doe het dan gewoon, maak het dan gewoon concreet.
Staatssecretaris Karremans:
Ik zou willen zeggen: het is niet de Minister van KGG, maar de Minister van Financiën.
Maar goed, die is ook van mijn partij. Dat maakt het verhaal niet anders, maar dat
is ook niet relevant, want iedereen zit er, niet om het partijbelang te dienen, maar
om het landsbelang te dienen vanuit ieders rol. Dat gezegd hebbende: dankzij de Minister
van KGG en dankzij de Minister van VRO kunnen we die DUMAVA openstellen voor sportverenigingen.
Daar ben ik ook wel dankbaar voor, want het is in het verleden nooit gelukt en de
deur werd altijd dichtgehouden. Maar het is nu gelukt. Dat is mooi. Er zat nog wat
wel wat onderbesteding in, dus er zit wel wat ruimte in de DUMAVA, maar er wordt elke
keer door KGG gekeken naar: moet er meer bij of kan het met minder? Dat is een afweging
die het ministerie zelf maakt, omdat zij natuurlijk gaan over verduurzamingsambities.
Dus daar ben ik wel heel dankbaar voor en ik zie niet een absolute onwelwillendheid
bij andere ministeries. Absoluut niet zelfs. Ik denk dat er heel goed wordt meegedacht.
Als er echt onwelwillendheid was geweest, zouden we dit onderzoek niet zijn aangegaan.
Ik heb nu duidelijk in mijn brief geschreven dat we dit onderzoek met de Minister
van VRO en de Minister van KGG gaan doen, juist ook in relatie tot sport. Dus er is
grote welwillendheid om tot stappen te komen. Voor de korte termijn hebben we de BOSA-regeling,
waar geen euro vanaf gaat. Dat houden we overeind in 2025. Plus de DUMAVA, waarop
verenigingen aanspraak kunnen maken voor duurzaamheidsmaatregelen. Die is nu een derde
van de BOSA-regeling. Dus een flink deel kan dan vervolgens naar de DUMAVA. Ik denk
dat je dan echt een forse winst te pakken hebt. Voor de toekomst ben ik het met de
heer Mohandis eens, en overigens ook met alle andere Kamerleden die daarvan een punt
gemaakt hebben, dat we een opgave hebben. Die wil ik ook adresseren. Alleen, ik kan
niet alles in mijn eentje. Dat is ook het punt van de heer Mohandis. Dus ik probeer
te koppelen. Ik zie niet alleen mogelijkheden met betrekking tot klimaat, maar ook
op andere terreinen. Daar kom ik zo op. We hebben het al gehad over onderwijs. We
zullen daar natuurlijk wel goede plannen voor moeten hebben en die plannen willen
we gaan maken. Daar ga ik graag mee aan de slag. Ik denk dat medio 2025 al heel snel
is om daar een goed plan voor te hebben.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
In het kader van elkaar helpen het volgende. Die plannen liggen er dan halverwege
2025. Dan moet er natuurlijk dekking gezocht worden en beleidsregels moeten worden
uitgewerkt. Dan wordt het 2026, misschien 2027. Ondertussen staan die verenigingen
startklaar. Ze hebben geld klaarliggen. Vaak hebben de gemeentes een deel van de financiering
klaarliggen. We kunnen gewoon die verduurzamingsslag nu dus maken, als we voldoende
geld hebben. Ik vind het zo'n gemiste kans. Dan kunnen we ons verschuilen achter nieuwe
regeltjes en «moeilijk, moeilijk, moeilijk», maar hier hebben we gewoon iets concreets
te pakken. Heel veel geld voor de verduurzaming van de sportaccommodaties komt natuurlijk
gewoon van de verenigingen en de gemeentes zelf. Het niet zo dat de BOSA-regeling
het hele bedrag dekt. Laten we alsjeblieft de sprint die we nu aan het inzetten zijn
– want we zijn die aan het inzetten – vooral niet stoppen, maar doorgaan. Dan heeft
de Staatssecretaris mooi de kans om samen met zijn collega beleidsregels te maken
en met een voorstel te komen. Dan hebben ondertussen wel hartstikke veel kunnen doen.
Ik vind het zo'n gemiste kans. We gaan gewoon maximaal op de rem.
Staatssecretaris Karremans:
Nou, we gaan niet maximaal op de rem. We geven nog wat gas bij. Dat is wel wat er
volgend jaar gebeurt, om het in formule 1-termen te zeggen. Daarna moeten we goed
kijken hoe we het toch hobbelige circuit dat voor ons ligt, goed gaan berijden. Ik
heb er vertrouwen in dat we dat goed kunnen doen. Daar gaan we plannen voor maken
en we zijn ons met z'n allen, ook op verschillende ministeries, er echt wel van bewust
dat die opgave er ligt en daar willen we ook mee aan de slag. Dus ik ben het er niet
mee eens dat we op de rem trappen. Sterker nog, we doen er echt een tandje bij. Maar
die opgave blijft, ook voor de lange termijn. Daarom heb ik twee plannen aangekondigd
voor hoe ik daarmee wil omgaan.
De heer Van Nispen (SP):
In zijn inleiding maakte de Staatssecretaris de vergelijking tussen het budget van
Feyenoord en dat van Manchester City. Leuk bedacht, maar ik heb nog geen reflectie
gezien op de totale omvang van de bezuiniging en de opgave en op de vragen die ik
daarover heb gesteld. Dat had toch wel gepast in de inleiding. Wat je nu ziet in het
eerste blokje is dat de Staatssecretaris de eerste bezuiniging, op de BOSA-regeling,
hier weet te verkopen als: het is geen bezuiniging maar gas bij, en «we gaan het allemaal
beter maken». Ik heb er toch behoefte aan dat de Staatssecretaris wel ingaat op wat
hij vindt van de totale omvang van bezuinigingen op sport en bewegen. De Staatssecretaris
zei net: als het geld verdeeld moet worden, sta ik voor de sport. Maar, het geld is
al verdeeld. De Staatssecretaris was daar niet bij, maar er is een afspraak gemaakt
en hij moet die uitvoeren. Er zitten dus forse bezuinigingen op sport en bewegen.
Ik hoop niet dat de Staatssecretaris daarvoor weg gaat lopen en wil weten wat hij
daarvan vindt. Ook wil ik weten wat hij vindt van het voorstel om eerst te onderzoeken
of er ook een omgekeerde SROI is en deze gigantische bezuinigingsopgave op de sport-en-beweegparagraaf
misschien meer kost dan het oplevert. Want nogmaals, ik vind de positiviteit en het
optimisme hartstikke leuk, maar er hoort ook geld bij, laten we daar eerlijk over
zijn.
Staatssecretaris Karremans:
Dank voor de vraag. Het zijn meerdere vragen en ik zal de proberen ze te beantwoorden.
Hoort er geld bij? Ja. Tegelijkertijd spreekt mijn ondernemershart dat ook weer tegen,
want ik ben van de stellige overtuiging dat het niet gaat om het absolute bedrag dat
op de begroting staat, maar vooral om wat je met dat geld doet. Ja, ik heb ook in
de sportbegroting dingen gezien waarvan ik denk: «Nou, wat heeft dat opgeleverd? Kan
dat beter? Kan dat efficiënter? Kan dat op een andere manier worden ingezet?» Dat
zie ik overigens op verschillende terreinen langskomen. Tegelijkertijd wordt heel
veel geld heel goed ingezet. En zou ik op bepaalde terreinen meer geld willen hebben?
Absoluut. Maar dat geldt denk ik voor elke bewindspersoon.
Geen enkele bewindspersoon zal een departement binnenkomen en beginnen te juichen
over het feit dat hij of zij voor een besparingsopgave staat. Zoals ik daar ook voor
stond toen ik binnenkwam bij VWS; dat wist ik donders goed. Maar ja, dat is nou eenmaal
de realiteit en ik wil er wat van gaan maken. Dat heeft wel te maken met optimisme.
U kunt me dat kwalijk nemen, maar dat is hoe ik erin zit. Ik ga niet zitten sikkeneuren
over wat er is afgesproken voordat ik hier voor het eerst bij een hoorzitting aan
een tafel zat. Ik ga er wat van maken met de beschikbare middelen die ik heb. Ik denk
dat we een heel eind kunnen komen. We investeren alsnog als VWS honderden miljoenen
in sport volgend jaar, ook in de komende jaren, en ook in 2029. Daarnaast worden er
in Nederland breed miljarden in sport geïnvesteerd. Dat blijft zo en daarmee blijven
we absoluut koploper in Europa.
Ik was afgelopen dinsdag bij de Sportraad in Brussel. De tendens daar bestaat uit
twee dingen. Eén. Mijn Griekse collega herhaalt de hele tijd dat de Olympische Spelen
uit Griekenland komen. Twee. Iedereen komt naar Nederland toe, naar mij toe, om te
vragen of ze een keer mogen langskomen om te kijken hoe wij omgaan met het investeren
in sport: «Jullie investeren zo veel. Mag ik daarvan komen leren?» Dat is een beetje
de tendens. Ik kan mijn agenda leegvegen voor collega's die de komende tijd willen
langskomen. Ik heb dan geen ruimte meer om andere dingen te doen. Ik houd er niet
van – ik denk ook niet dat het gerechtvaardigd is – om daar een extreem negatief verhaal
van te maken. Ja, er zijn uitdagingen. En ja, we hebben ook heel veel dingen goed
voor elkaar. En voor de uitdagingen die we hebben, hebben we oplossingen en plannen
om daaraan te werken. Ook in die zin sta ik er positief in. Als het gaat om de totale
bezuiniging op sport, heb ik al iets gezegd over hoe het hoofdlijnenakkoord is doorvertaald
naar het Ministerie van VWS en naar mijn portefeuille.
De heer Van Nispen (SP):
Ten eerste. De Staatssecretaris richt zich enkel en alleen op zijn eigen begroting,
terwijl wij hier vanuit de Kamer de hele tijd proberen om over die kolommen van andere
ministeries heen te kijken. Dus wij kijken ook naar de verhoging van de kansspelbelasting,
de nog steeds dreigende btw-verhoging, en de bezuiniging op bewegingsonderwijs. Loop
daar niet voor weg! Want hoort dat ook allemaal bij de bezuinigingen op sport en bewegen?
Ten tweede. Ik vroeg niet aan de Staatssecretaris om negatief te gaan zitten zijn
en te gaan sikkeneuren. Ik vroeg de Staatssecretaris er wat aan te doen en in de ministerraad
te zeggen: «Beste mensen, ik ben juist hartstikke trots op hoe we het in Nederland
hebben geregeld. Die buitenlandse collega's willen allemaal naar ons toe komen.» Dan
moet het toch niet de reactie zijn om daar maar eens stevig op te gaan bezuinigen?
Wat is dat nou toch voor rare reactie? Hoezo wordt alles beter omdat deze Staatssecretaris
zo slim is en alles beter kan doen met minder geld? Ik geloof daar gewoon niet in.
Ik hoef er niet eens meer een reactie op. Ik vind het een hele rare redenering om
te zeggen «we maken alles beter, omdat we erop gaan bezuinigen». Dat is toch heel
vreemd?
Misschien mag ik nog wel een reactie op mijn concrete voorstel om het eerst te onderzoeken
voordat we dingen gaan slopen. Voordat we gaan bezuinigen lijkt het me heel goed om
eerst te onderzoeken wat de maatschappelijke schade is op de langere termijn. Verder
zal ik me proberen in te houden.
Staatssecretaris Karremans:
Ik ga er toch op reageren. Het is natuurlijk niet zo dat ik het departement van VWS
ben binnengekomen, ervan uitgaande dat er geen enkele taakstelling was, alsof die
bezuinigingen niet nodig zijn, en dat ik tegen ambtenaren heb gezegd «jongens, ik
wil betere sport», en dat het advies toen was: dan moet je bezuinigen. Natuurlijk
niet. Er is een taakstelling in het hoofdlijnenakkoord en daar heb ik mee te maken.
Die moet ik invullen. Ik moet mijn bijdrage leveren aan gezonde overheidsfinanciën.
Dat vind ik ook belangrijk. Daar heb ik voor getekend en dat doe ik ook. Dat is de
reden waarom het nodig is. Je bedenkt natuurlijk niet vanuit sportperspectief dat
je daar geld gaat weghalen. Tegelijkertijd denk ik ook dat je dingen anders kunt invullen
– daar komen we straks op – door een sportwet, een sport- en bewegenwet en de mogelijkheden
die we hebben. Dat ben ik als wethouder ook gewend. Je moest het elk jaar doen met
minder budget. Als ondernemer ben ik dat ook gewend. Je hebt slechte jaren, waarin
je minder verkoopt dan je denkt. Dan moet je de tering naar de nering zetten en wil
je toch groeien. En dat kan. Daar moet je voor ondernemen en daar moet je creatief
voor zijn, maar die mogelijkheden zijn er. En dat wil ik ook voor de sport.
En als het gaat over de maatschappelijke waarde ... Ik kan tegen de Minister van Financiën
zeggen: haal dit maar even uit de tabel, want we gaan eerst even de maatschappelijke
waarde onderzoeken. Maar dan moet het ergens anders ingevuld worden. Dan zal een collega
van mij zeggen: dat gaan we niet doen. Die bezuinigingen staan. Daar sta ik ook voor.
Ik denk dat ze op een verantwoorde manier zijn ingevuld. Zijn ze leuk? Nee, maar we
gaan ze wel doen. Volgend jaar niet. De jaren daarna zijn ze wél ingevuld. Het punt
van de maatschappelijke waarde hoor ik veel terugkomen. We hebben het er in het preventiedebat
ook over gehad. Een euro die je investeert in sport levert € 8 aan maatschappelijke
waarde op. Dat zeggen we bij zo veel dingen.
Het punt is dat je van maatschappelijke waarde geen boodschappen kunt doen. Ik kan
er geen mensen van aannemen, ik kan er geen sporthallen van laten bouwen. En die heb
ik nodig. Je hebt uiteindelijk keihard geld nodig. Daarom ben ik aan het werk – dat
heb ik ook in het regeerprogramma gezet – met een investeringsmodel voor preventie.
Daar valt sporten ook onder. We moeten veel harder kunnen maken wat de opbrengsten
van bepaalde investeringen zijn. Mevrouw Van den Hil zei het heel treffend: de kost
gaat voor de baat uit. Maar het gaat wel om keiharde knaken. Dat is nou eenmaal de
realiteit. Nogmaals, ik kan zeggen dat het zo veel maatschappelijke waarde oplevert,
maar daar kan ik het salaris van iemand niet van betalen. Dat kan ik alleen met harde
euro's. Daarom is de koppeling met het geld daadwerkelijk naar voren krijgen heel
belangrijk. Er zit een stukje risicoverdeling in. Dat is echt onderdeel van preventie.
Daar is sport ook onderdeel van. Dat zei de heer Mohandis ook. Daar zijn we mee bezig.
Dat ben ik hartstikke eens met de heer Van Nispen.
De voorzitter:
Even richting de leden. We zijn bij het eerste blokje.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, zeker.
De voorzitter:
We hebben in totaal vijf interrupties. Gelieve daar rekening mee te houden. Een interruptie
van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik snap dat u dat zegt, voorzitter, maar ik heb het vermoeden dat in de inleiding
dit onderwerp aan de orde komt en dat de Staatssecretaris daarna heel praktisch allerlei
vragen in blokjes gaat afronden. Ik deel heel erg wat mijn collega's op links zeggen:
ik mis het verhaal van de Staatssecretaris, een visie, een perspectief over waar het
naartoe moet. Ik hoor de Staatssecretaris een aantal keren zeggen: het is allemaal
niet volgend jaar, er is veel te veel paniek en er komt volgend jaar nog meer geld
bij. Dan heeft de Staatssecretaris nog een heel jaar de tijd om te doen waar wij als
Kamer om vragen: ga onderzoeken wat de effecten zijn. Ik kan het bijna uittekenen.
Ik hoor de Staatssecretaris in dit debat maar ook in eerdere debatten zeggen: we moeten
gaan uitrekenen wat de maatschappelijke waarde is. Dat hebben we al gedaan. Er is
onder het vorige kabinet een technische commissie vanuit Financiën aan de slag geweest.
U heeft al een heel model op touw gezet. Er ligt allemaal werk. Het ligt voor open
doel, om in sporttermen te blijven. Dan stelt hij me toch een beetje teleur. En dat
lijkt besmettelijk, want ook de collega's op VWS weigeren om uitvoeringstoetsen te
doen, met het veld te overleggen en te onderzoeken wat de effecten zijn. Ik ben zeer
van gezonde overheidsfinanciën, maar dit is echt heel hard in je eigen vingers snijden.
De bal komt straks keihard terug en dan heeft de Staatssecretaris een veel groter
probleem. Als de Staatssecretaris tijd heeft – wat hij nu een aantal keren heeft aangegeven
– kan hij precies doen waar wij samen met collega Van Nispen om vragen, namelijk onderzoeken
wat de effecten zijn van deze bezuinigingen.
Staatssecretaris Karremans:
Het punt is het volgende. Het grote blok van die bezuinigingen ziet op de BOSA. Dat
is het grote blok waar ik veel op weggeboekt heb, ook om bezuinigingen op andere terreinen,
zoals Jeugdfonds Sport & Cultuur, gehandicaptensport en topsportprogramma's te voorkomen.
Daar gaat geen euro vanaf. Sterker nog, bij het Jeugdfonds Sport & Cultuur komt er
geld bij, zeker voor zwemlessen. Dat willen we juist stimuleren. Ik heb net ten aanzien
van de accommodaties gezegd dat heel veel dingen beter kunnen. In 2026 gaat de eerste
korting van de BOSA inderdaad in. We hebben daarin wel nog steeds de demping van de
DUMAVA. Richting 2026 en verder wil ik juist aan de slag gaan met het onder de loep
houden van al die verschillende maatregelen om te kijken hoe we dingen beter kunnen
regelen. Natuurlijk kijken we dan ook naar de maatschappelijke impact van dingen,
voor zover dat mogelijk is. We kijken dan vooruit naar hoe we dat invullen. Natuurlijk
willen we zo veel mogelijk maatschappelijke waarde realiseren, maar we zullen ook
andere doelen meenemen. We kijken niet alleen naar maatschappelijke waarde. Misschien
is de derde sporthal in Rotterdam-Zuid bijvoorbeeld wel meer waard dan de eerste sporthal
in Deventer, maar je wil ook regionale spreiding hebben. Je kunt daar dus niet alleen
een absolute waarde aan hangen. Maar natuurlijk houden we rekening met maatschappelijke
waarde, want we willen met sport maatschappelijke impact hebben. Dat heb ik ook in
mijn inleiding gezegd.
De voorzitter:
Vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
De volgende vraag die ik voor me heb, is de vraag van de heer Mohandis, namelijk of
ik bereid ben om in de DUMAVA een apart bedrag specifiek voor sport te reserveren.
Daar ga ik niet over. We weten natuurlijk ook een beetje hoe het werkt. Ik kan hier
niet voor andere bewindslieden spreken. De Minister van VRO is verantwoordelijk voor
de DUMAVA-regeling. Ik kan natuurlijk wel vragen of ik alsjeblieft een hekje om geld
voor sport kan zetten, maar dat willen ziekenhuizen of scholen ook. Het is dus niet
voor niets zo. Voor al het maatschappelijk vastgoed, gelukkig straks ook voor sportaccommodaties,
is in de komende jaren 1,9 miljard euro beschikbaar.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zit echt te rekenen met de interrupties, want we hebben er natuurlijk maar vijf.
Ik vind het lastig dat de Staatssecretaris het hele verhaal dat hij hier houdt over
de BOSA in één zin onderuithaalt. Staatssecretaris, u zegt: ik hang de vlag uit, want
de DUMAVA gaat open. Als woordvoerder Cultuur zeg ik daar dan gelijk bij dat uw collega
op Cultuur precies hetzelfde zei: laten we meer doen met DUMAVA. Morgen is er een
debat over het erfgoed. U wilt niet weten hoeveel erfgoedinstellingen die kant op
zijn geredigeerd. Ik kan een hele waslijst noemen. Dat is precies mijn punt. Het siert
u dat u die zoektocht aangaat. Dat meen ik oprecht, maar beseft u het volgende. U
zegt eigenlijk dat u niet over de DUMAVA gaat en dat u ook niet gaat over hoe er wordt
geprioriteerd en hoeveel garantie er is voor sportverenigingen. Dan is het leuk dat
het hekje opengaat, maar ik kan u verzekeren dat een aantal sectoren, zoals onderwijs
en cultuur, komend jaar gaat dringen bij de DUMAVA. Ik kan alle maatschappelijke instellingen
wel opnoemen. Het is een enorme opgave. Dat is geen oplossing. Het zou helpen als
u eerlijk zou zeggen: «Die BOSA zit me niet lekker. Het is eigenlijk gewoon onverstandig.
Het staat nu in de boeken, maar ik ga elke maand of elke twee maanden mijn best doen
om geld te zoeken. Ik kijk naar onderbestedingen. Ik ga me rot vechten richting andere
bewindspersonen.» Dan komen we ergens. Maar ga niet wat krom is, verdedigen, want
dat kan gewoon niet.
Staatssecretaris Karremans:
Ik benoem feitelijk hoe de DUMAVA werkt. Ik lul niks krom. Ik ben bezig met het openstellen
van de DUMAVA. Voor regelingen waar meerdere organisaties aanspraak op kunnen maken,
geldt natuurlijk altijd dat daar concurrentie plaatsvindt. Dat is nu ook zo in de
BOSA. Dat geldt voor heel veel regelingen. De realiteit is ook dat nu in de DUMAVA
een stukje onderbesteding zit. Het is aan het Ministerie van KGG om het geld voor
de DUMAVA te verstrekken. Ik zal er natuurlijk mijn uiterste best voor doen – datzelfde
geldt voor mijn collega – om ervoor te zorgen dat er voldoende middelen in de DUMAVA
zitten, zodat sport daar goed in vertegenwoordigd kan zijn. In theoretische zin kan
het ook zijn dat sportverenigingen straks heel veel gaan binnenhalen, wat weer ten
nadele gaat van cultuur of onderwijs. Dat weten we niet. Dat kunnen we in de komende
tijd mooi in de gaten houden. Feit is dat de DUMAVA opengaat en dat er een stukje
onderbesteding in zit. Ik denk dat de heer Mohandis ook heel goed begrijpt dat ik
natuurlijk niet voor de Minister van VRO kan zeggen: we gaan nu een hekje om sport
zetten en dat is het.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar wat doet de Staatssecretaris nou als over een halfjaar blijkt dat er heel veel
geld overal naartoe is gegaan en maar een heel klein beetje naar sport? Hoe boos word
je dan? Hoe hard knok je dan?
Staatssecretaris Karremans:
Op welke schaal?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nou, de schaal van 1 tot 100 dan.
Staatssecretaris Karremans:
1 tot 100! Het is moeilijk te zeggen hoe boos je wordt als er minder geld dan verwacht
naar sportverenigingen gaat. Je hebt dan altijd met elkaar een gesprek. Ik ben de
bewindspersoon die verantwoordelijk is voor sport en ik wil dat belang zo goed mogelijk
behartigen. Dat kan op meerdere manieren.
DUMAVA gaat open voor sportverenigingen en dat is echt hartstikke mooi. Hoeveel geld
er vervolgens naar sportverenigingen gaat, weten we niet. We verwachten dat dit een
substantiële hoeveelheid geld is, maar hoeveel het precies is dat weten we niet. Je
houdt dat vervolgens in de gaten en op het moment dat dingen in de knel komen, dan
voer je daar met elkaar het gesprek over. Dat is hoe het gaat met betrekking tot besluitvorming
in het kabinet ten aanzien van het verstrekken van middelen voor regelingen. Ik ben
hartstikke blij dat de DUMAVA opengaat. Ik vind het geen geweldige maatregel en ik
vind de BOSA een vervelende maatregel. Het is niet dat ik binnenkwam bij VWS met als
doel de BOSA flink te korten. Absoluut niet.
Ik reken niet op begrip, maar ik heb net geprobeerd om uit te leggen waarom ik het
daar heb laten landen. Ik wilde juist bezuinigingen op andere terreinen voorkomen.
Ik kan niet doen alsof er geen taakstelling is. Ik kan die taakstelling niet wegtoveren
of wegdromen. Ik moet die taakstelling invullen. Dat is nu eenmaal de afspraak die
we daarover gemaakt hebben. De heer Van Nispen heeft daarnaar gevraagd en ik ben zo
eerlijk om uit te leggen hoe ik die afweging gemaakt heb. Meer kan ik er niet van
maken. Het gaat over bevolkingsonderzoeken, over vaccineren en over hoe het hier is
geland. Dit is de uitleg die ik erbij te geven heb. Kamerleden kunnen het daarmee
oneens zijn, maar ik stond voor de keuze om de taakstelling in te vullen. Als het
niet op de BOSA valt, dan moet het ergens anders vallen en dat wilde ik niet op terreinen
als Jeugdfonds Sport & Cultuur, gehandicaptensport of topsport.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de klok en ik wil u allen verzoeken om iets korter en puntiger te
zijn. We zijn nu nog steeds bij het eerste blokje en het is inmiddels 20.45 uur. Dan
geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Anders nemen we maar wat blessuretijd. Mevrouw Van Dijk vroeg hoe kwaad de Staatssecretaris
zou worden, maar achteraf kwaad worden heeft geen zin. Ik wil aan de Staatssecretaris
vragen om vooraf die collega schaakmat te zetten en niet als de pap al gestort is.
Ik wil die urgentie wel zien van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Volgens mij ziet u die urgentie ook, omdat ik probeer om het goed te regelen voor
die sportverenigingen en sportaccommodaties. Daar ben ik mee bezig. Was het maar zo
dat ik met die taakstelling naar het ministerie kwam en vervolgens als een soort Bruce
Almighty op alles «ja» kon zeggen. Dat kan helaas niet als je een taakstelling hebt.
Je moet het ergens op een bepaalde post laten landen. Ik heb dat op deze manier gedaan.
We hebben die taakstelling nu eenmaal, dat is het punt. Ik heb zo goed mogelijk geprobeerd
uit te leggen waarom dat zo is. Ik word nooit echt kwaad, maar ik zal mijn best doen
om aan de slag te gaan voor de sportaccommodaties in Nederland, want dat is overduidelijk
nodig.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Zo gaan we er wel snel doorheen, maar ik merk aan veel collega's dat het echt heel
onbevredigend is. Ik heb best veel begrip voor de Staatssecretaris en ik weet dat
hij voor een opgave staat. Dat zal voor meer bewindspersonen gelden en dat geldt voor
de Staatssecretaris op VWS wellicht nog meer. Maar de Staatssecretaris krijgt ook
zo'n enorm cadeau van al deze woordvoerders Sport die zich al jaren inzetten voor
dit onderwerp. En dan komen we ook nog eens met amendementen die gedekt zijn. We zijn
de Staatssecretaris enorm, maar dan ook enorm aan het helpen. Het zou voor het debat,
de inhoud, en ook de tijd, meneer de voorzitter, heel erg helpen als we elkaar midden
op de stip ergens zouden tegenkomen, want er ligt een cadeau op tafel. Het helpt niet
voor dit gesprek als de Staatssecretaris blijft zeggen: ik heb een opgave, en ik doe
heel erg mijn best, maar het leven is heel ingewikkeld.
Staatssecretaris Karremans:
Het is nog maar 2 december, en er ligt een cadeau op tafel. Het is bijna pakjesavond,
en zo voel ik het ook. Ik vond het een erg prettig debat. Ik vond ook dat er een aantal
goeie ideeën zijn geopperd waar ik zo meteen op zal ingaan en positief op zal reageren.
Op een aantal amendementen zal ik oordeel Kamer geven, dus ik zal ook daar positief
op reageren. Ik hoop dat ik daarmee het cadeau een beetje uitpak, hoewel ik daar zelf
voor betaal. Maar dat wil ik graag doen. Wij met z'n allen betalen het, zegt Mohandis.
Dat is zeker zo; goede correctie. Dus dat is het. Ik kom zo op de individuele amendementen.
Maar ik kan niet zeggen: ik krijg meer geld voor sport, en een ander ministerie betaalt.
Dat kan ik hier helaas niet doen. Dat zou wat zijn; dan zou het toch een beetje een
rotzooi worden hier in Den Haag. Dus dat gaat helaas niet. Maar ik snap het punt wel,
en daarom moeten we naar die plannen gaan kijken, om dat goed onderbouwd te doen,
en wie weet komt er nog wat uit. Daar gaan we wel voor, in ieder geval.
Op de vraag over het revolverend fonds heb ik gereageerd in de brief. Ik vind het
een interessant instrument en ik wil het meenemen in de ontwikkeling van die plannen.
Dus we gaan aan de slag met die plannen, waarvan ik ook al heb gezegd: we gaan dingen
meer bij elkaar brengen. Bij sommige sportverenigingen verandert de vraag weleens.
Daar had de heer Blaauw het over: de vraag verandert weleens. Hoe ga je daar mee om
als sportvereniging? En kunnen we ze daar ook meer mee helpen? De heer Mohandis zei:
grofweg 30% van de sportverenigingen heeft het moeilijk, maar ook 30%, dus ongeveer
een even groot aandeel, of zelfs wellicht zelfs een groter aandeel, doet het beter
dan ooit. Je ziet dus ook enorme succesverhalen in de wereld van sportverenigingen.
We zien dat we meer individueel zijn gaan sporten bij sportscholen. Kinderen zijn
bijvoorbeeld meer gaan dansen dan traditioneel voetballen, wat we vroeger misschien
massaal deden. Je ziet daarin verandering. De sportsector moet daarop inspelen, dus
het vraagt ook iets van de sportsector. Je ziet ook steeds meer tennisclubs die tennisbanen
ombouwen naar padelbanen. Dat is een goed voorbeeld van hoe wordt geanticipeerd op
een veranderende vraag. Maar dat gaat niet altijd even makkelijk; de ene doet het
beter dan de andere. Daar valt nog een hele opgave te behalen.
Dan heb ik de vragen over de BOSA en de DUMAVA allemaal beantwoord. Als dat niet zo
is, dan komt het door het incident op de trap, denk ik. Dan zit die vraag ergens anders.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Ik had nog een vraag gesteld aan de Staatssecretaris over die 250 miljoen, maar ik
kan me voorstellen dat die op de trap is blijven liggen.
De voorzitter:
Wat was de vraag?
Mevrouw Saris (NSC):
Ik had de Staatssecretaris een vraag gesteld over het feit dat in de bijlage van de
brief een keuze wordt voorgesteld om bijvoorbeeld niet de gehele sportsector te verduurzamen,
maar te gaan voor die 250 miljoen voor de sportaccommodaties. Ik vroeg mij af wat
uw afweging daarin was.
Staatssecretaris Karremans:
Als het goed is, komen we daar even op terug in de tweede termijn.
Dan kom ik nu bij het blokje jeugd. De eerste vraag is van het lid Paulusma, of ik
mij in ga zetten voor het kerndoel bewegingsonderwijs en bewegend leren, en niet alleen
na school. Met de oplevering van het nieuwe concept kerndoelen wordt onder andere
aandacht besteed – dat valt onder OCW, hè – aan leren bewegen, samen bewegen en betrokken
bewegen. Dat ziet op verschillende dingen, zoals het aangaan van beweeguitdagingen,
het samen zoeken naar oplossingen, eigen vaardigheden en experimenteren met verschillende
beweegvormen. Deze kerndoelen worden de komende periode uitgeprobeerd in de praktijk,
begreep ik van mijn collega.
Er zijn meer vragen gesteld over bewegen in het onderwijs. Dat is natuurlijk een belangrijk
onderwerp. Ik heb met Erik Scherder, die ik had uitgenodigd op het Ministerie van
VWS, gesproken over de mogelijkheden die er op dit vlak zijn. Daarover ben ik ook
in gesprek met mijn collega van OCW. We zitten natuurlijk met het lastige dilemma
dat we niet nog meer verplichtingen in het onderwijs willen duwen. Ik snap dat men
daar bij OCW terughoudend mee wil zijn, maar wij voeren het gesprek over wat wel kan.
Er ligt ook een opgave ten aanzien van schoolpleinen. Traditioneel zien we in Nederland
dat schoolpleinen grijze massa's van tegels zijn. Zo was in elk geval het schoolplein
bij mijn school en ik denk dat heel veel mensen dat herkennen. Welk effect hebben
dergelijke schoolpleinen? Bijvoorbeeld in stenige wijken in grote steden zoals Rotterdam
worden schoolpleinen die bestaan uit tegels of asfalt 's zomers heel heet. Ik kan
natuurlijk geen vragen stellen aan de Kamer, anders had ik de vraag gesteld: hoe heet
denkt u dat het asfalt werd op het Driehoeksplein in Spangen op een hete zomerse dag?
Dan had de heer Mohandis geantwoord: 72 graden. En dat is correct. Dat asfalt werd
72 graden en daar kun je niet op voetballen. Wat gaan kinderen dan vervolgens doen?
Die gaan binnen zitten gamen. Dat is wat er gebeurt. Dat zie je natuurlijk bij heel
veel schoolpleinen. Daarom is een belangrijke ontwikkeling dat wij, met veel investeringen,
groenblauwe schoolpleinen realiseren. Die zorgen voor veel meer verkoeling en nodigen
ook uit tot bewegen. Veel scholen zijn daar heel enthousiast over, evenals de buurten
waarin die scholen gelegen zijn, omdat die schoolpleinen zorgen voor verkoeling in
plaats van hittestress. En kinderen uit de buurt kunnen daar ook in het weekend spelen.
Daar zijn we druk mee bezig, zoals ook in de brief staat. We proberen daar het onderwijs
echt op aan te haken, ook via de gemeenten.
Dan over de zwemdiploma's. Het is een heel terecht punt van de heer Mohandis dat steeds
meer kinderen geen zwemdiploma halen. In een waterrijk land als het onze is dat echt
een probleem.
De voorzitter:
U krijgt een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
De Staatssecretaris noemde het net de «Paulusmadoctrine». Daar kom ik dan toch weer.
Ik hoorde de Staatssecretaris een heleboel dingen over OCW zeggen en toen kwam er
een heleboel afleiding rondom heel verhitte schoolpleinen. Ik denk dat de Staatssecretaris
ook het concept rijke schooldag kent. Het onderwijs is daar heel enthousiast over,
dus volgens mij ligt de bal wederom voor open doel. Ik ben vooral heel erg benieuwd
naar de termijn die de Staatssecretaris voor ogen heeft als het gaat om dit soort
ambities.
Staatssecretaris Karremans:
Dat moet ik even nagaan bij mijn collega van OCW, want dat beleid ligt daar. Dat gaan
wij dus even na en dan komen wij erop terug. Als dat lukt, doen we dat in de tweede
termijn, anders schriftelijk.
Ik was gebleven bij de zwemdiploma's. Het is een terecht punt van de heer Mohandis
dat steeds meer kinderen geen zwemdiploma halen. Wij doen daar onderzoek naar. Wij
kijken ook naar scenario's om het schoolzwemmen terug te brengen. Dat kost alleen
tijd. Wat ik zal doen, is volgend jaar twee ton extra overmaken naar het Jeugdfonds
Sport & Cultuur, specifiek voor zwemlessen. Dat geld is dus geoormerkt voor zwemlessen,
aangejaagd door de heer Mohandis, om dat op korte termijn goed te doen. Daarover is
ook een amendement ingediend. Daar zal ik zo over komen te spreken, maar ik kan alvast
een tipje van de sluiter oplichten: dat amendement zal ik oordeel Kamer geven. Als
dat amendement wordt aangenomen, zal er al een dikke verdubbeling plaatsvinden van
het geld dat we overmaken naar het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
In het amendement staat ook iets over de vindbaarheid van de regelingen. Op dat punt
zien we echt een opgave. Ik heb daar al een aantal wethouders op gewezen. Overal waar
ik wethouders spreek – vaak zijn de wethouders die zich bezighouden met preventie
ook de wethouders die zich bezighouden met sport – wijs ik hen op de vindbaarheid
van de regelingen. Ik krijg nu vaak feedback via LinkedIn in de trant van «bedankt
voor de aanmoediging en we hebben het aangepast», of «we hebben het gecheckt en het
is in orde». Maar daar ligt in alle eerlijkheid best nog wel een opgave. Ik heb zelf
de proef op de som genomen en ben naar de website van verschillende gemeenten gegaan
om informatie te krijgen over zwemlessen. Het blijkt vaak moeilijk zoeken naar de
regeling voor gratis zwemlessen voor kinderen van ouders met een laag inkomen. Ik
ben gewend om elke dag door ingewikkelde stukken te gaan, maar voor mij was het hier
en daar echt een uitdaging. Dat zegt veel. Daar is echt nog wel winst te behalen;
daar ligt echt een opgave. Daarom vind ik het idee van het onderzoeken van die sportpas
ook zo interessant. Dat geeft wat meer uniformiteit en voorkomt dat iedereen weer
zijn eigen systeem aan het ontwikkelen is. Maar daarover zo meteen meer. Dan de vraag
van de heer Blaauw over hoe het staat met de plannen voor toegankelijke zwemlessen
en schoolzwemmen. Dat nemen we mee in het onderzoek dat is gevraagd door de heer Mohandis
over schoolzwemmen en het aantal teruglopende zwemdiploma's dat gehaald wordt door
kinderen. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe we ervoor zorgen dat dat onder de aandacht
komt. Die vraag heb ik net al beantwoord: daar valt nog wel wat aan te doen.
Mevrouw Van den Hil vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat ouders hun kinderen stimuleren
om te bewegen. Dat vind ik een goed punt. Ik vind dat dat uiteindelijk ook onderdeel
moet zijn van de strategie die we vormgeven richting dat doel. Ik heb drie doelen,
noem het een visie op sport. Ik vind dat we daarop moeten focussen en winst moeten
behalen voor de langere termijn. Ik denk dat ouders daar een belangrijke hulp bij
zijn, ook de ouders van kinderen met een handicap. Daarvoor proberen we het vervoer
nu beter te regelen, want dat is vaak een grote barrière. Ik kom zo nog terug op wat
er bestemd is voor sporthulpmiddelen. We gaan dat meer naar één loket brengen, zodat
het makkelijker wordt. We gaan barrières slechten. Daar is ook het punt van de heer
Van Nispen over de speeltuinen een belangrijk onderdeel van. Dat zijn we allemaal
aan het doen. Ik ga ook een ouderavond organiseren. De heer Dijk van de SP heeft zich
aangemeld om dat samen met mij te doen. Dan gaat het onder andere over vapen. Wellicht
kunnen we daar nog aan toevoegen dat sporten belangrijk is voor kinderen.
Dan het punt van de heer Van Nispen dat het uitgangspunt moet zijn dat ieder kind
voor het verlaten van de basisschool minimaal één zwemdiploma heeft, dat alle kinderen
in aanraking moeten komen met zwemmen en dat er geoormerkt geld voor beschikbaar zou
moeten worden gesteld. Wat is daarop mijn reactie? De onderzoeken doen we nu. Het
liefste zie ik ook dat iedereen een zwemdiploma heeft. We zien nu echt een zorgelijke
ontwikkeling van kinderen die geen zwemdiploma hebben: van 6% naar 13%. Dat is heel
zorgelijk. Het is zaak eerst die trend te keren. Dan kijken we hoe we naar 0% kunnen
komen. De scenario's van schoolzwemmen worden onderzocht en die sturen we naar de
Kamer. Het is goed om op dat moment met elkaar te spreken over wat realistische doelen
zijn, op welke termijn, en welke acties we daaraan kunnen koppelen. Maar we voeren
eerst het onderzoek uit waartoe de Kamer opdracht heeft gegeven. Als het gaat om zwemveiligheid
en de lonen van zwemonderwijzers is het belangrijk om hen goed te belonen om zo veel
zwemonderwijzers te behouden. Maar het is wel een zaak tussen werkgever en werknemer.
Er zijn veel commerciële partijen, maar ook niet-commerciële partijen die dat doen.
Het is echt zaak dat zij dat doen, maar ik onderstreep het belang om dat goed te regelen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Er moet heel veel gebeuren om de trend te keren als het gaat om het aantal kinderen
zonder zwemdiploma. Dat is precies mijn vraag. De Staatssecretaris erkent dat het
die kant opgaat. Hij noemde zelf die 6% tot 13%. Dat wordt eerder erger dan minder
erg als we naar alle indicatoren kijken. Alleen vaststellen dat we de trend moeten
keren, is niet voldoende. Er komen allerlei onderzoeken naar de Kamer, maar ik wil
even ingaan op de vraag van de heer Van Nispen op dit punt. Als u echt meent dat dit
niet kan, dan moeten we elkaar echt de komende maanden gaan vinden als die onderzoeken
naar de Kamer komen. Op welk punt gaan we het vastpinnen? Hoe gaan we ervoor zorgen
dat we de garantie gaan ontwikkelen dat bijvoorbeeld elk kind in elke gemeente kan
zwemmen via een armoederegeling? Dat zijn hele concrete dingen die we kunnen doen.
Wat mij betreft moeten we die ook vastleggen in een richtlijn. Geef het maar een naam.
Maar het gaat niet lukken als we alleen een trend willen keren met woorden en onderzoeken.
Ik hoop dus echt dat wat we over een paar maanden met elkaar ergens kunnen vinden,
concreter is dan waar we nu staan.
Staatssecretaris Karremans:
Ik ben het helemaal eens met de heer Mohandis. Daarom is er nu ook twee ton extra
gereserveerd speciaal voor zwemmen. Dat is superconcreet. Het gaat om een aantal dingen:
geld voor het Jeugdfonds Sport & Cultuur, het amendement van de hand van de heer Mohandis
dat daar ook op ziet, en het geld dat we daar zelf extra voor beschikbaar hebben gesteld,
plus de vindbaarheid – dus het makkelijk maken dat je daarvan gebruik kan maken –
plus dat er genoeg zwemvoorzieningen zijn. Dan heb je al drie punten te pakken die
heel concreet zijn en die we willen vormgeven.
Dan kom ik op de cliffhanger waar ook naar gevraagd is: wil ik een sport- en beweegwet?
Het antwoord daarop is ja. Ik denk dat dat nodig is. Dat proces ga ik hernemen. We
gaan natuurlijk kijken hoe dat er precies uitziet. Ik kan nog niet zeggen dat dat
eruitziet als wat er in concept voorlag, maar ik vind wel dat er noodzaak is om het
te doen. Ik denk dat er op die manier heel veel afspraken gemaakt kunnen worden, ook
ter vervanging van die SPUK's. Daar is natuurlijk ook nog een vraag over gesteld,
maar op die vraag kom ik zo nog. Maar ik denk dat het echt een mooie stap zou zijn
en daar kunnen we natuurlijk ook iets in meenemen over zwemmen. Dus we gaan daar graag
mee aan de slag en daar ga ik natuurlijk ook nog graag verder over in gesprek met
de Kamer. Maar dat is dus mijn inzet.
De voorzitter:
Daar is nog een vraag over van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Laat ik dan één complimentje uitdelen vanavond, maar daar laat ik het dan verder wel
bij. Het is heel goed dat er een sportwet komt. Dat is echt uitstekend.
We hebben net uitgangspunten geformuleerd voor het zwemmen. Het zou toch wel goed
zijn dat de Staatssecretaris zegt: dat moet ook mijn doel zijn. Ik hoorde de Staatssecretaris
zeggen «doelen en ambities, daar ben ik van en daar kunt u me op afrekenen», maar
dan is het toch niet heel veel gevraagd om als uitgangspunt van beleid te formuleren
dat alle 12-jarigen minimaal één en het liefst drie zwemdiploma's hebben. Dat zou
nou echt prima bij de Staatssecretaris passen, gelet op zijn mooie woorden.
Voorzitter, ik wil hier nog een vraag aan koppelen. Als we vinden dat het vak van
zwemonderwijzer zo ontzettend belangrijk is en we zeggen vervolgens dat het wel iets
is van werkgevers en werknemers, dan doen we de facto ook niks, terwijl het wel levensreddend
werk is. Sterker nog, als we deze mensen niet beter gaan belonen, dan zijn er straks
te weinig van en nemen de wachtlijsten alleen maar toe. Dan kunnen we allemaal wel
vinden dat die kinderen zwemdiploma's moeten hebben, maar dan loopt het vast. Ik wil
daarom dat de Staatssecretaris de komende tijd zijn creativiteit aanspreekt om toch
te kijken wat hij op dit punt kan betekenen.
Staatssecretaris Karremans:
Zo'n aanmoediging is altijd mooi en een uitdaging vind ik prachtig. Als uit het onderzoek
komt dat dat het knelpunt is, dan hebben we denk ik met elkaar een gesprek. En dan
alsnog zijn ze niet in dienst bij VWS, hè. Dan zijn ze nog steeds ergens anders in
dienst en zullen we dus ook nog steeds moeten kijken of daar iets voor te bedenken
is. Maar ik wil dat echt even afwachten. Mijn doel is het resultaat en al die andere
zaken zijn middelen om te komen tot een resultaat, ook het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
Als je geld in dat fonds doet, is het nog steeds niet geregeld. Het zijn allemaal
middelen en het gaat om het resultaat. Dat laatste ben ik met de heer Van Nispen eens.
Het is natuurlijk mooi om te zeggen dat we het doel stellen op «iedereen heeft een
zwemdiploma», maar dat is wel een beetje van: we lossen het probleem in één keer op.
Ik kan me voorstellen dat dat een heel mooi doel is, hoor, maar ik wil dat onderzoek
afwachten en daarna met de Kamer bekijken wat voor een, twee, drie, vier, vijf jaar
een realistische maar ambitieuze doelstelling is. We gaan nu echt de andere kant op,
maar om dan te zeggen «we zitten over een paar jaar op 0%»... Het zou heel mooi zijn,
maar ik moet ook realistisch zijn. Het antwoord is «ik weet het niet», want misschien
is het wel realistisch. Maar we zien nu al dat we de wind niet mee hebben, om het
maar in zeiltermen te zeggen. Dat is het antwoord op de vraag: ik ga graag aan de
slag met die uitdaging om er straks vervolgens een concreet doel aan vast te plakken.
Maar dat doe ik wel graag op basis van alle informatie, want dan weet ik waar ik het
over heb en kan ik het doel ook goed onderbouwen. Zo doen?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter, ik ben dus klaar met het kopje jeugd, hè. Daarmee kom ik nu bij het blokje
ruimte voor sport en bewegen.
De eerste vraag is een vraag van de heer Van Nispen. Ben ik van mening dat wij het
mbo meer aan het bewegen moeten krijgen? Ja, maar overigens geldt dat niet alleen
voor het mbo. Ik zal de naam van het sportmerk niet noemen, maar in een heel mooi
filmpje van dat merk wordt gezegd: het meest dodelijke is je bureau. Ik vond het initiatief
van de heer Van Nispen heel mooi. Ik heb er zelf ook aan meegedaan door af en toe
te gaan staan. Dat is zo belangrijk. Maar als je een een-op-eenvergadering hebt, is
het ook heel goed om even met elkaar te gaan lopen in plaats van aan een tafel te
gaan zitten. Frisse lucht en lekker wat beweging! Dat praat ook wat makkelijker; dat
is althans mijn ervaring. Dus dat moeten we er overal in zien te krijgen, ook op het
mbo. Daar zijn programma's voor, onder andere de programma's Gezonde School en Actieve
mobiliteit.
Wat is er nodig voor een zorgplicht voor zwembaden? Kunnen we de bibliotheken betrekken
bij het denken over de sportwet? Ik denk dat we dat daarin kunnen meenemen.
De aanscherping van de Omgevingswet bij nieuwbouw. Dat is een vraag van de heer Mohandis.
«Laten we kijken of we een wettelijke norm kunnen maken voor nieuwbouw en infrastructuur,
zodat sporten en bewegen aandacht krijgt.» Er lag inderdaad al een motie van de SP
voor een sportnorm. De leden Leijten en Van Nispen vragen in die motie om in ieder
geval te onderzoeken of we voor de ruimtelijke ordening, die onder druk staat, een
norm kunnen opnemen voor sport en bewegen. Dat onderzoek komt medio 2025 naar de Kamer.
Het komt eraan en we nemen het ook ter harte. Overigens was dat ook mijn ervaring
als wethouder Buitenruimte in Rotterdam. Juist in wijken waar de sociaaleconomische
status toch wat lager was, probeerden we te zorgen dat de buitenruimte uitnodigde
om te sporten. De realiteit is dat juist daar de straten smal zijn en het moeilijker
is om lekker een stukje hard te lopen of te wandelen. Daar zit echt nog een opgave.
Groen is natuurlijk fijn, maar dat is er daar vaak ook weinig. Ook daar gaan we graag
met gemeenten over in gesprek.
Mevrouw Van Dijk vraagt of ik de beweegdoelen voor 2040 wil halen en hoe ik dat zie.
Het antwoord is ja. Juist de ambities die ik heb geformuleerd, zijn precies in lijn
met het halen van de beweegdoelen voor 2040. We lopen daar inderdaad wat op achter,
dus ik wil die inhaalslag maken, juist om weer in lijn te komen met het doel dat we
hebben gesteld voor 2040. Het antwoord is dus ja.
Hoe zorg ik ervoor, vraagt mevrouw Paulusma, dat bewegen voor jong en oud in de buurt
niet pas in het staartje wordt besproken of erger nog, wordt vergeten? Zitten maatschappelijke
organisaties voldoende aan tafel bij de Nota Ruimte? Ja, NOC*NSF is betrokken bij
het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving. Dit overlegorgaan wordt betrokken bij de Nota
Ruimte, dus NOC*NSF zit daarbij aan tafel. Daarnaast laten we op dit moment onderzoeken
of sport en bewegen onder druk staat binnen de ruimtelijke ordening. Dit is conform
de motie van onder anderen de heer Van Nispen voor het vaststellen van een sport-
en beweegnorm. Hier wordt buitenspeelruimte in meegenomen. Buitenspelen is heel belangrijk,
dus dat willen we op die manier doen.
Is de Staatssecretaris het met de VVD eens, vraagt mevrouw Van den Hil, dat juist
de Bas van de Goorstichting een positieve rol speelt door met weinig middelen veel
mensen te laten bewegen? Absoluut! Ik heb via LinkedIn een beetje contact met Bas,
dus dat is leuk. Het is denk ik tijd dat we een keer gaan afspreken om het daarover
te hebben. Het is natuurlijk hartstikke mooi om met minder middelen meer resultaat
te boeken. Dat kan ik wel gebruiken, dus dat is hartstikke mooi.
Mevrouw Van Dijk vraagt of ik er nog steeds achter sta dat 75% van de Nederlanders
aan de beweegrichtlijnen moet voldoen. Ja, ik heb ook gezegd dat dat precies in lijn
is met de doelstelling die ik gesteld heb in de brief over sport.
Ben ik bereid om toe te zeggen om verdere ondersteuning van het Actieplan Nederland
Beweegt te organiseren, wanneer er positieve resultaten zijn? Dat is een vraag van
de heer Van Nispen. Ik kan hier op dit moment geen toezeggingen over doen. Ik ben
bereid er welwillend naar te kijken, maar ik heb er nu geen financiële middelen voor.
Ik zou er op dat moment dekking voor moeten vinden. Maar ik onderschrijf de ambitie
absoluut. Ik beraad me om hier gevolg aan te kunnen geven, dus we kijken met aandacht
naar het actieplan en nemen de resultaten van de evaluatie mee. Die verwachten we
in januari.
Hoe zorg ik ervoor dat op andere ministeries voldoende tussen de oren zit dat het
stimuleren van bewegen integraal onderdeel van beleid moet zijn? We werken hierop
samen. We komen binnenkort met een brief over Health in All Policies of gezondheid
op alle departementen, hoe je het noemen wil. Er is ook aandacht voor gezondheid en
bewegen bij andere departementen. Ik heb ook wat gezegd over bewegen als onderdeel
van het werkende leven.
Hoe staat het met het sportnormonderzoek? In het eerste kwartaal van 2025 komen we
daarmee naar de Kamer. Ik heb natuurlijk al iets gezegd over sport... Ik noem het
wel de sport- en beweegwet. Dat is de term, tenzij de Kamer daar allemaal dingen aan
toe wil voegen.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Toch over het programma Nederland Beweegt. De Beweegalliantie is onder andere volop
bezig met allerlei samenwerkingsverbanden, in de zorg, op scholen, op het werk, noem
maar op, om dat volop te stimuleren. Het komt ook voort uit een wens van de hele Tweede
Kamer, met volgens mij 150 stemmen voor op dat moment. Dat programma loopt nu en het
wordt in januari tussentijds geëvalueerd. We weten nog niet wat eruit komt; dat begrijp
ik allemaal. Eind 2025 loopt het programma af. Ik zou het echt onverteerbaar vinden
als de Staatssecretaris zegt: het loopt af en ik heb geen financiële middelen. Dat
weet ik, want dat is het verhaal in dit hele debat: er zijn geen financiële middelen.
Als je een programma hebt dat zo laagdrempelig is, met zulk laaghangend fruit om mensen
in beweging te brengen, en als het succesvol is – dat moeten we zien in januari, dus
daar kan ik niet op vooruitlopen – dan kun je toch niet zeggen: er zijn geen financiële
middelen, dus het stopt allemaal? Dat kan toch niet? Dat kan toch geen weldenkend
mens verzinnen? Dus ik wil wel dat de Staatssecretaris richting de Voorjaarsnota met
voorstellen komt, want dan heeft hij een heel jaar om te kijken wat er gedaan kan
worden om, als het programma succesvol blijkt, het te continueren in de jaren 2026
en daarna, juist omdat dit veel op gaat leveren.
Staatssecretaris Karremans:
We staan helemaal achter die ambitie. We moeten even bekijken of het succesvol is.
Ten eerste wil ik dat echt even afwachten, ook in relatie tot andere opgaven. Ten
tweede kan ik mij ook voorstellen ... Want ik zie ... Laat ik het zo zeggen: het is
wel heel druk op het sportveld. Er staan meer dan 22 spelers op. Ik denk dat we hier
en daar kritisch moeten kijken of er niet dingen dubbel worden gedaan – ik zie dat
op preventiegebied ook – en of we dingen niet efficiënter met elkaar kunnen doen,
terwijl we wel de ambitie en de resultaten ondersteunen. Ik ben het eens met de ambitie
die er is, zeg ik tegen de heer Van Nispen, maar geef mij alsjeblieft even de ruimte
om dat in te vullen op een manier waarvan ik denk dat dat het beste is en dan kunnen
we het daar met elkaar over hebben. Dat zal dan richting de begroting van 2026 zijn.
We willen het ook meenemen in de samenhangende preventiestrategie. Die komt al eerder.
Dat betekent sowieso ergens voor de zomer volgend jaar. Dat is de samenhangende preventiestrategie.
Dat nemen we daarin mee, want dat is voor mij ook een belangrijk onderdeel. Sport
is voor mij ook een onderdeel van preventie, dus ik wil het ook onderdeel laten zijn
van de samenhangende preventiestrategie. Dus dat nemen we daar ook in mee.
Dat waren mijn vragen op ruimte voor sport en bewegen, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is mooi. Dank u wel. Dan zijn we nu volgens mij bij blokje 4, veilig sporten.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, veilig sporten. Er waren vragen naar aanleiding van de BOOS-uitzending. Wat heb
ik nodig om in samenspraak met mijn collega van JenV te helpen bij het tegengaan van
dit gedrag – racisme, homofobie en discriminatie – bij Feyenoord? Ik had hierover
al even contact met de heer Mohandis, die hier ook erg van geschrokken was. Dat heeft
hij zelf ook gezegd. Hetzelfde geldt voor mij, maar helaas kende ik het dossier al
heel goed als wethouder in Rotterdam. Ik ken de oprichter van de Roze Kameraden heel
goed. Ik ben met hem samen al eens een keer bij de Feyenoorddirectie geweest om dit
te bespreken, dus ik ken het dossier helaas heel goed. Ik keur alle vormen van geweld,
antisemitisme, homohaat en geweld tegen scheidsrechters ook ten zeerste af. Ik ken
ook het probleem van gebiedsverboden ten opzichte van stadionverboden, de juridische
ingewikkeldheid daarvan. De aanpak van hooligans en hun criminele gedrag ligt natuurlijk
bij JenV. Er zijn er ook een aantal veroordeeld. Van collega-wethouders is destijds
het huis beklad. Die werden zwaar geïntimideerd, dus ik heb dat van dichtbij meegemaakt.
Dat keuren we uiteraard ten strengste af.
We werken gelukkig met de KNVB op allerlei manieren aan een verbeterde vorm van acceptatie.
Ik vind dat daar ook goede stappen op worden gezet door de bond via Ons voetbal is
van iedereen, maar als het gaat om de actie die ik kan doen ... Kijk, ik zou als wethouder
niet willen dat een Staatssecretaris daartussendoor gaat fietsen. Ik weet dat het
college van B en W daarmee bezig is. Het is in eerste instantie ook hun zaak. Ik kan
wel contact opnemen met het college van B en W om mijn hulp aan te bieden en te vragen
of er iets is wat ze van mij nodig hebben, maar ik kan me zomaar voorstellen dat ze
zeggen: laat ons dat vooral even zelf doen. Die zaak ligt echt bij hen, maar dat aanbod
kan ik wel doen. Maar laat ik vooropstellen dat ik het echt een verwerpelijke zaak
vind.
De heer Blaauw had een vraag naar aanleiding van berichten over vrouwen die zich onveilig
voelen in kleedkamers. Dartsport. Vrouwencompetitie wordt gedomineerd door mannen
in transitie. Het kan toch niet zo zijn dat vrouwen er met hard trainen niet komen
in hun eigen competitie? Hoe kijk ik hiernaar en wil ik hier concrete maatregelen
tegen nemen? Ik vind het belangrijk dat alle sporters op een fijne, veilige manier
kunnen sporten. Dat geldt voor mannen, vrouwen, maar ook voor transgenders, voor iedereen.
Daar sta ik voor. Dat is absoluut heel belangrijk. Uiteindelijk is het aan de sport
om per sportdiscipline te bepalen wie waaraan kan deelnemen. Dat gaat de overheid
niet doen. Het is aan bonden zelf om dat te bepalen. De sportsector heeft ook al een
Handreiking gender- en seksediverse personen opgesteld. Aan de hand hiervan kunnen
per sport concrete afspraken worden gemaakt. Sportverenigingen kunnen met die handreiking
goed uit de voeten. Er is dus ook helemaal geen probleem dat we oplossen met extra
maatregelen of wat je maar kan bedenken. Dat is het antwoord op die vraag. Bonden
maken er zelf afspraken over, ook in internationaal verband.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Paulusma, en dat is ook haar laatste interruptie.
Mevrouw Paulusma (D66):
Oké. De inbreng over veiligheid en transgenders had twee smaken. Op één smaak heeft
de Staatssecretaris nu gereageerd, maar ik zou het ook bijzonder waarderen als de
Staatssecretaris afstand neemt van de woorden die gebezigd werden rondom verhalen
die opgeklopt zijn en niet bestaan, maar die transgenders in gevaar brengen en die
ook op social media een enorme vlucht nemen. Ik zou het zeer waarderen als de Staatssecretaris
afstand neemt van die hetze, want die komt namelijk helemaal niemand ten goede.
Staatssecretaris Karremans:
Zeker, dat deel ik met mevrouw Paulusma. Dat is echt schadelijk. Transgenders, die
zich toch al vaak kwetsbaar voelen in de sport, voelen zich hierdoor nog onveiliger
en kiezen er soms voor om niet meer te sporten. Dat wil ik absoluut niet. Laat ik
heel helder onderstrepen dat we dat niet willen. Verder heb ik, denk ik, net adequaat
proberen te reageren op de vraag van de heer Blaauw hierover.
Dan de vraag van mevrouw Van den Hil over het integriteitscentrum: of ik al in beeld
heb hoe de bijbehorende financiering vorm gaat krijgen. Op de begroting hebben we
daarvoor middelen gereserveerd. Daar is dus geld voor. De kerntaken van het integriteitscentrum
zullen zijn: het aannemen, registreren en onderzoeken van meldingen en het geven van
opvolgingsadvies naar aanleiding van zo'n onderzoek. Daarvoor hebben we onder andere
een wettelijke grondslag nodig. Die wet komt eraan. Die gaat in consultatie begin
volgend jaar, Q1 2025. Over tempo gesproken: het traject loopt al een tijdje en we
zijn er druk mee bezig. De wet gaat dus in Q1 in consultatie.
Nog een vraag van mevrouw Van den Hil: hoe wil de Staatssecretaris er meer aandacht
voor genereren dat agressie in sport niet toelaatbaar is? Dat vind ik een heel terecht
punt. We zien problematische cijfers. Ik herken het ook zelf. Zelf heb ik weleens
gefloten. Ik voetbalde zelf in B2 bij Blauw-Zwart. Af en toe moesten we fluiten bij
de F'jes. Ik dacht altijd: al die verhalen over agressieve ouders aan de zijlijn,
het zal wel. Je gelooft dat bijna niet. Maar ja hoor, on-ge-lo-fe-lijk. Met geen pen
te beschrijven. Daar sta je dan met je goeie gedrag op zaterdagochtend om acht uur,
in een leeftijd dat je daarvoor, op vrijdagavond, nog wat andere dingen gedaan hebt.
Je staat met de beste bedoelingen te fluiten voor zo'n team F'jes die op een kluitje
achter elkaar aan rennen, terwijl ouders je de huid volschelden. Ongelofelijk. Ik
vind dat echt beschamend. Ik denk dat heel veel mensen die bij een voetbalvereniging
hebben rondgelopen ... Ik weet eerlijk gezegd niet of het bij andere sporten ook zo
gaat, maar dit is onacceptabel. Laat ik er nog één ding over zeggen. De KNVB doet
overigens goede dingen op dit gebied. De KNVB is veel harder op incidenten bij verenigingen.
Dat juich ik echt toe. Ik vind dat de KNVB daar goede stappen zetten. Laat ik er één
ding over zeggen: het gedrag van topsporters. Ik kijk al vanaf mijn 7de of 8ste op
zondagavond naar Studio Sport. Wat je topsporters, dus professionele voetballers daar
af en toe ziet doen ... De agressie richting scheidsrechters, de agressie richting
elkaar ... We praten dat met z'n allen een beetje goed, zo van: sport is emotie. Ja,
de groeten, «sport is emotie»; je hebt je maar gewoon te gedragen, je hebt ook een
voorbeeldfunctie. Ik erger me kapot aan sporters die zich misdragen op het veld. Ik
heb daar overigens ook contact over met de KNVB. Ik vind het heel goed dat ze inmiddels
gezegd hebben dat je direct geel krijgt als je gaat protesteren bij de scheidsrechter
als je geen aanvoerder bent. Ik sta daar volledig achter. Ik vind dat topsporters
absoluut een voorbeeldrol hebben en dat ze die voorbeeldrol op dit moment niet altijd
vervullen. Het wordt wel heel makkelijk met de mantel der liefde bedekt, zo van: ach
ja, sport is emotie. Je hebt je gewoon te gedragen, want je hebt een voorbeeldfunctie.
Dat gedrag wordt gekopieerd op de amateurvelden en zeker ook door jonge mensen. Dat
daarover; fijn dat ik mijn hart daar even over heb kunnen luchten.
Een wettelijke grondslag regelen voor het verwerken van gegevens en beschuldigingen
bij meldingen. Dat is een vraag van mevrouw Van den Hil. Die grondslag komt dus in
het wetsvoorstel.
Waar blijft de concrete actie in het dansdossier? Er worden nu concrete stappen gezet
naar aanleiding van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden. De Alliantie Dans Veilig
werkt samen met de sectorpartijen en met steun van VWS en OCW aan deze adviezen. Daar
wordt onder andere onder verstaan het oprichten van een opvolgingscommissie en een
ethische commissie. Daar zijn we dus mee bezig. Er zijn ook expertgroepen opgericht
die inhoudelijke uitwerking geven aan specifieke onderwerpen. We werken ook aan het
punt van de klokkenluidster. We kijken dus of we daar op een goede manier met haar
uit kunnen komen. Daar wordt dus aan gewerkt en daar heb ik aandacht voor.
Dan de sporthulpmiddelen: kunnen die ook door sportverenigingen mogelijk worden gemaakt?
Ik snap niet waarom die vraag bij veilige en integere sport staat. Maar goed, ik denk
dat dat door het trapincident komt. Als we daar toch zijn, doen we die vraag gewoon
straks. We willen graag naar één loket. Nu hebben we eigenlijk het loket van Uniek
Sporten. Dat is hartstikke goed, maar dat fungeert als vangnet. Het is een beetje
een soort loket achteraf. We willen eigenlijk naar een loket aan de voorkant, zodat
je gewoon één landelijk loket hebt en zodat het heel makkelijk is om sporthulpmiddelen
aan te vragen. We doen wel meer, maar dat komt in het volgende blokje. Ik zou bijna
zeggen: nu eerst de reclame. Maar die hebben we hier natuurlijk niet. Dit was het
blok veilige en integere sport.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Karremans:
Dan ben ik inderdaad bij handicap en sport voor mensen met lage inkomens. We doen
drie dingen om het aanvragen van sporthulpmiddelen, waar ik nu dus gelijk op kom,
makkelijker te maken. We zijn bezig met een modelbeleid. Samen met VSG wordt gewerkt
aan het laten aansluiten van gemeenten op dit modelbeleid. Dat wil zeggen dat elke
gemeente op dezelfde wijze omgaat met het toekennen of afwijzen van sporthulpmiddelen,
dus ook met die eenloketgedachte. Daar werken we met de Esther Vergeer Foundation
aan. Zorgverzekeraars wijzen sporthulpmiddelen nu ook op verschillende manieren toe.
Dat gaan we uniformeren; daar zijn we nu dus mee bezig, zodat ze allemaal op dezelfde
manier worden toegewezen. Dat zijn de dingen die we op dat punt doen. We doen hier
dus ook een kostprijsonderzoek naar.
Voorzitter. Staat het centraal loket van Uniek Sporten nog steeds overeind? Ja, maar
zoals ik al zei, is dat een centraal loket aan de achterkant. We willen juist naar
de voorkant met een centraal loket. Dat is het antwoord op die vraag.
Dan de vraag van mevrouw Saris over inclusiviteit en diversiteit in 2030. Waarom wachten
we zo lang met deze uitvoeringsstrategie? Kunnen we niet in 2026 starten? Ja, het
doel is in 2030. Vandaar dat het «2030» heet, maar we beginnen hier al het volgende
kwartaal mee. Dat is het antwoord daarop. Ik denk en hoop dat dit een bevredigend
antwoord is op de vraag van mevrouw Saris: we gaan daar al gelijk mee aan de slag.
Dan de vraag van de heer Blaauw in hoeverre het beleid rekening houdt met invalide
sporters en senioren. Ik heb mensen met een handicap niet voor niets tot een van de
drie topprioriteiten van mijn beleid benoemd. Dat zien we dus juist echt als een prioriteit
en we doen daar verschillende dingen aan, onder andere met vervoer en sporthulpmiddelen,
die ik net al noemde.
De vraag van de heer Mohandis over centrale loketten is volgens mij ook al benoemd.
O ja, er is ook een vraag gesteld over Special Heroes. Die subsidie loopt inderdaad
af. Dat was een tijdelijke subsidie, die afloopt in 2025. Er lopen nu gesprekken om
te kijken op welke manier dat ook kan. Het wil dus niet zeggen dat alles ... Laat
ik het zo zeggen: we kijken hoe we dit goed kunnen waarborgen, ofwel door verlenging
ofwel door financiering via andere bronnen. Daar lopen gesprekken over. Daar zijn
we dus mee bezig.
Dan het gratis toegankelijk maken van sporten en wat dat oplevert voor jongeren, met
het verzoek om een uitgebreide reactie van de Staatssecretaris. Ik heb in mijn inleiding
al iets gezegd over de waarde van sport, ook over verbinding en de waanzinnig belangrijke
sociale waarde van sport.
Ik ga ook gelijk in op het punt van de sportpas. We zien nu inderdaad dat heel veel
regelingen heel verschillend zijn per gemeente. Je hebt daarin dus best wel wat verschillende
regelingen. Die zijn niet altijd even goed; die werken niet altijd even goed en doen
niet altijd even goed wat ze zouden moeten doen. Dat is dus een terecht punt, maar
dat zit natuurlijk bij de gemeenten. Met een sportpas zouden we meer landelijke regie
pakken. Ik heb het twee weken geleden met mijn Zweedse collega hierover gehad. Het
is heel grappig dat in Nederland sport en gezondheid vaak in één portefeuille zitten,
zowel op lokaal niveau als hier in Den Haag, op het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Ik begreep dat naamswijzigingen van ministeries echt miljoenen kosten.
Ik denk dat we, als we dat al zouden doen, dat geld beter in de sport kunnen steken.
Het zit dus bij elkaar. In andere landen is dat niet zo. Daar is het vaak cultuur
en sport. Kijk naar hoe het in Denemarken is georganiseerd. In Duitsland is het Binnenlandse
Zaken en Sport. Dus heel vaak zijn het geen gezondheidsministers, behalve in Zweden.
Ik heb dus één collega met wie ik een beetje een overlappende portefeuille heb. Zij
hebben in het kader van preventie net een sportpas ingevoerd. Dat wil ik als voorbeeld
noemen: kijk hoe ze het daar doen, hoe dat werkt en hoe het gaat. Ik vind het een
interessant idee om dat te gaan onderzoeken. Als we dat onderzoek gedaan hebben, moeten
we bekijken of we dat eventueel in een pilotvorm kunnen gieten. Dan moeten we daar
middelen voor vinden, maar voor nu zou ik kunnen zeggen dat ik dat graag zou willen
onderzoeken. Ik geloof dat er ook nog een motie zit aan te komen, maar dat is in ieder
geval wat ik erop kan zeggen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen met zijn laatste interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Het zou inderdaad zomaar kunnen dat daar straks nog een motie over gaat komen. Dat
klopt. Er ligt trouwens ook een amendement. Ik vind het heel goed dat de Staatssecretaris
met de Zweedse collega overlegt, maar ik zou hem willen vragen om dat ook te doen
met bijvoorbeeld de wethouder van de gemeente Waadhoeke in Friesland, waar het ook
een groot succes is en waar al echt concreet extra jongeren zijn toegeleid naar sport
en bewegen, die dat voorheen niet deden. Dat zou ik de Staatssecretaris nog willen
meegeven en ik zou hem willen vragen wanneer hij dat onderzoek afgerond denkt te kunnen
hebben. Het is best ingrijpend, maar het is erg interessant dat het onderzoek gedaan
gaat worden, vooral ook omdat ik denk dat er in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid – denk aan Rotterdam-Zuid, Heerlen-Noord; dat soort wijken – echt potentie
zou kunnen zijn omdat dit daar juist heel goed bij aansluit. Ik wil niet overvragen,
maar ik zou wel de Staatssecretaris willen vragen om met zijn collega in gesprek te
gaan om te kijken of je juist in een van die wijken te zijner tijd een experiment
zou kunnen opstarten. Daar zijn ook budgetten voor, volgens mij bij andere ministeries.
Staatssecretaris Karremans:
Ik vind het een terechte vraag, maar sta mij toe om daar op korte termijn schriftelijk
op terug te komen, omdat dit natuurlijk een relatief nieuw voorstel is van de heer
Van Nispen. Dan kan ik een planning aangeven. Als de motie die er komt wordt aangenomen,
zullen we er snel op reageren en aangeven hoe we dat voor ons zien. Het lijkt me overigens
goed om met de wethouder uit Waadhoeke in gesprek te gaan. Dat is mooi. Ik ga binnenkort
een zwembad openen in Friesland, dus misschien... Er worden ook nog zwembaden geopend.
Dan de vraag over sporthulpmiddelen en het breed implementeren van een en ander met
verzekeraars. Zoals ik zei: stel dat het wordt geüniformeerd, dan werken we daar nu
aan met een werkgroep om dat te doen.
Hoe gaat het met de ambitie om mensen met een beperking meer te laten bewegen? Op
14 oktober jongstleden is de strategie ondertekend door ruim 55 partijen. Daar was
ik zelf ook bij. Ik vind het een belangrijk onderwerp en ben er zelf ook bij geweest.
In 2025 start de uitvoering van die strategie. Niet voor niets heb ik het onderdeel
gemaakt van mijn drie doelstellingen. In Q1 van komend jaar is het uitvoeringsplan
hiervoor gereed. Ondertussen gebeurt er al heel veel met de Johan Cruyff Foundation,
met de Esther Vergeer Foundation en met het Fonds Gehandicaptensport. Er wordt ontzettend
hard aan gewerkt en dat is hartstikke goed.
Er is breder aandacht nodig voor mensen met een beperking, om dit in 2030 vanzelfsprekend
te laten zijn. Daar ben ik het mee eens. Dat is het punt van de heer Van Nispen. Over
de Special Heroes heb ik het net gehad. Ik denk dat de paralympische sport daar onderdeel
van kan zijn. Ik was zelf wethouder toen de European Para Championships in Rotterdam
werden gehouden. Dat was een waanzinnig evenement, met veel meer bezoekers dan we
verwacht hadden. Parasport is gewoon waanzinnig leuk om naar te kijken, maar er zit
ook een uitdaging in. We weten ook dat de Olympische Spelen heel veel aandacht krijgen.
Daar gaan heel veel mensen naartoe. Complimenten voor hoe de Fransen de afgelopen
editie van de Paralympische Spelen hebben neergezet in Parijs, maar er gaan gewoon
minder mensen naartoe. Ik heb het er met Esther Vergeer ook over: er valt gewoon winst
te behalen om het kijken van parasport leuker te maken. Ik stond Jetze Plat aan te
moedigen. Om heel eerlijk te zijn en even uit de school te klappen: ik vond het leuker
om bij de Paralympische Spelen te zijn dan bij de Olympische Spelen. De sfeer is daar
veel leuker en veel toegankelijker. Je kan heel dicht bij de atleten komen. Ze zijn
heel benaderbaar. Het is echt fantastisch. Ik verwees ook naar die Paris Potentials.
Ik stond naast de baas van de triatlonbond en vroeg hem naar de spelregels. Dat heb
ik overigens ook bij het kogelstoten bij de Olympische Spelen. Je hebt verschillende
classificaties, want na zoveel minuten start de volgende en dan de volgende. Het is
dus deels wel dezelfde race en deels niet. Ik vroeg hem hoe dat nou werkt en zelfs
hij kon dat niet helemaal goed aan mij uitleggen. Dat komt omdat het ingewikkeld is
om te volgen, ook als je tv zit te kijken. Er is echt nog wel winst te behalen om
het ook voor het bredere publiek aantrekkelijker te maken om naar parasport te kijken.
Daar zit zo veel in. Er zit ook gewoon competitie in, net als bij elke sport, maar
er zitten ook waanzinnige verhalen aan vast. Mensen die heel veel hebben overwonnen,
maar verder is het ook gewoon echt topsport. Het is zo knap. Zo'n Jetze Plat is een
superman. Het is ongekend wat die man heeft gepresteerd op de Paralympische Spelen
en zo zijn er ontzettend veel voorbeelden. Ik kan er nog uren over doorgaan en ik
denk dat er een enorme opgave zit om dat meer onder de aandacht te brengen.
De voorzitter:
We gaan eerst luisteren naar een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik kan er wel van genieten als mensen ergens enthousiast over zijn. Ik ben met mijn
voormalige collega Lucille Werner een keer naar een opening van een golftoernooi voor
mensen met hulpmiddelen geweest. «Fantastisch hè, Lucille, dat we dat hebben», zei
ik toen. «Weet je wat ik pas fantastisch zou vinden», zei Lucille, «als we het tegelijk
zouden doen, als we het meer zouden integreren, ook de Olympische en Paralympische
Spelen.» Laat die verhalen tussendoor verteld worden op de televisie zodat er ook
echt naar gekeken en geluisterd wordt. Zou het nou niet iets zijn om daarover na te
denken? Ik weet wel dat Nederland geen organisator is. Deze Staatssecretaris geeft
aan, te houden van creativiteit en ondernemerschap. Zou hij misschien een poging kunnen
wagen?
Staatssecretaris Karremans:
Sterker nog, ik heb het er al over gehad, precies ook over dit punt. Kunnen de Paralympische
Spelen niet voorafgaand aan of tegelijkertijd worden georganiseerd? Daar zit echter
ook weer politiek bij, het IOC en het IPC. Dat zijn twee verschillende organisaties.
Bij ons is het hetzelfde. Dat is uniek in de wereld. Het NOC*NSF is voor ons zowel
het Nederlands Paralympisch comité als het Olympisch comité. In heel veel landen is
dat uit elkaar gehaald en ook internationaal zijn dat twee verschillende organisaties.
Ik wil hier wel een compliment uitdelen aan NOC*NSF. Zij hebben het TeamNL Huis opgezet
bij de Olympische Spelen in Parijs. Dat was waanzinnig druk en daar is veel geld mee
verdiend. Dat is mooi. En dat geld hebben ze gestoken in het Paralympisch TeamNL Huis.
Dat was ook waanzinnig gaaf. Voor het eerst zo'n huis. Waar Tsjechië tijdens de Olympische
Spelen het Tsjechiëhuis had, hadden wij een waanzinnig grote locatie: het TeamNL Huis
tijdens de Paralympische Spelen. Dat was zo ontzettend gaaf. Echt een groot compliment
voor NOC*NSF hoe zij daar zo veel aandacht aan besteden. Ook als het gaat om koninklijke
onderscheidingen en zo, is het allemaal gelijk. Ik ben het helemaal eens met Lucille
Werner. Dat zeggen ook sporters tegen mij. Er is een voorbeeld van de marathon. Een
vrouw met een visuele beperking liep de marathon met een begeleider aan een elastiek,
maar dat mag niet losgelaten worden. Uiteindelijk kwam de vrouw relatief moeiteloos
over de finish, maar was de begeleider helemaal kapot waardoor die het elastiek losliet.
Hierdoor is de vrouw gediskwalificeerd. Wij vonden dat allemaal niet kunnen, maar
de paralympische sporters zeiden: nee, dit zijn de regels en topsport is hard. Dat
is wel de echte mentaliteit. Het is topsport en zo moet je het ook behandelen, niet
als iets anders. Dat is ook de visie die ik erop heb. En daarmee ondersteun ik veel
atleten en ook Lucille Werner, die dat volgens mij ook zo ziet.
De voorzitter:
En nog een laatste interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het een mooi verhaal, maar wat gaan we nou doen? Wat gaan we nou doen om die
andere landen te overtuigen? Als wij echt willen dat het op een hoger niveau komt,
moeten we daarvoor toch onze nek uitsteken?
Staatssecretaris Karremans:
Nou, wat gaan we hieraan doen? Ik heb het hier afgelopen dinsdag met collega's uit
Duitsland, Denemarken en Griekenland over gehad. Dit probeer ik internationaal op
de agenda te zetten, ook op de agenda van de Sportraad. Dat doe ik er concreet aan.
Volgens mij is dat ook de plek om dat te doen. Je moet landen mee krijgen. Landen
hebben een hele verschillende visie op parasport. Wij zien het als topsport, maar
andere landen zenden zo veel atleten als ze maar kunnen, want «hoe meer mensen meedoen,
hoe meer vreugd». Wij sturen alleen de allerbeste atleten. Andere landen pleiten voor
zo veel mogelijk classificaties, want dan kunnen zo veel mogelijk mensen meedoen.
Wij willen minder classificaties zodat we meer kunnen focussen op topsport, waardoor
het ook aantrekkelijker wordt om naar te kijken. Die gesprekken voer ik in Brussel
met mijn Europese collega's en waar ik kan ook internationaal. Australië en Amerika
zitten heel erg op onze hand, maar er zijn veel meer IPC-leden. Ik geloof dat het
er wel meer dan 160 zijn. Er zijn heel veel paralympische bonden. Ik hoop dat dit
de vraag enigszins beantwoordt. Ik heb het vorige week dinsdag in Brussel nog bij
verschillende collega's onder de aandacht gebracht.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik kan me zo voorstellen dat er nog een vraag ergens op een trap ligt ... Geld? Ja,
dat zou nog beter zijn. Ik had nog gevraagd, omdat protheses bij kinderen met name
vanuit een revalidatiecentrum specifieke aandacht behoeven, of de Staatssecretaris
bereid is om de Hoogstraat Revalidatie in Utrecht te bezoeken.
Staatssecretaris Karremans:
Die ligt niet op de trap. Dat gaan we doen. Dat is goed. Dat zeg ik toe.
Voorzitter. Ik kom bij vitale verenigingen. Ik probeer er snel doorheen te gaan. Wanneer
verwachten we de concrete uitwerking van de sportstrategie? Die wil ik samen laten
lopen met de sportaccommodaties, dus voor de zomer 2025. De heer Mohandis kijkt me
nu heel lief aan. Ik weet dat hij liefst Q1 wil. Ik had natuurlijk tactisch kunnen
zeggen Q3 en dan zouden we in het midden uitkomen, Q2. Voor de zomer. Dan laat ik
die meelopen met de sportaccommodaties. Anders wordt het een beetje een onaf stuk.
Dat wordt dus voor de zomer, Q2.
Dan de vraag wat er gebeurt als de clubondersteuning verdwijnt. Die verdwijnt gelukkig
niet. Wel is het ondersteuningsbudget eerder uitgeput vanwege de enorme vraag. Maar
we gaan nu ook aan de slag met die microbudgetten. Die kan NOC*NSF dan uitdelen, budgetten
van € 1.000, voor de clubs die ze het meest nodig hebben. Dat loopt nog tot eind 2026.
Het is gelukkig niet zo dat dat verdwijnt.
Dan de vraag of ik bereid ben verenigingsbestuurders als klankbord te gebruiken voor
de strategie, een vraag van de heer Mohandis. Dat vind ik eigenlijk een hele interessante
vraag. Dat doe ik graag. Ik vind het een goed idee om verenigingsbestuurders als klankbord
te gebruiken. Dan baseren we het niet op van alles en nog wat, maar gaan we in gesprek
met bestuurders. Dat doe ik zelf.
De heer Blaauw vroeg hoe we de regeldruk gaan verminderen. Een terecht punt. Mijn
collega Maeijer van Langdurige en Maatschappelijke Zorg op VWS heeft samen met de
Staatssecretaris Rechtsbescherming, de heer Struycken, de Minister van Financiën en
de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst een concrete aanpak ontwikkeld
omtrent de regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.
Deze is op 28 november jongstleden naar uw Kamer gestuurd met verschillende actielijnen.
Ik zal die doorvertalen naar de sportsector en ook die neem ik mee in de toegezegde
sportverenigingstrategie.
De volgende vraag is hoe ik ga voorkomen dat sportclubs de contributie moeten laten
stijgen, zonder dat sporten alleen voor de elite wordt, of hoe ik ga voorkomen dat
de sport helemaal moet sluiten. Een terecht punt. Ik heb net een verzoek bij de Sportraad
gedaan over kansengelijkheid in de sport. Ik heb gevraagd hoe we er het beste voor
kunnen zorgen dat die kansengelijkheid gewaarborgd blijft. Daar gaat de Sportraad
mee aan de slag. Voor de rest hebben we verschillende ondersteuningsregelingen. Er
gebeurt al heel veel op dat gebied. Daar hebben we het al over gehad. Regelingen moeten
beter vindbaar zijn. Ik heb ook al op de vraag van de heer Van Nispen gezegd dat ik
de sportpas wil gaan onderzoeken.
Dan de vrijwilligers die in de schulden dreigen te komen door de WBTR, een vraag die
is gesteld door mevrouw Van Dijk en de heer Van Nispen. Dat ligt primair bij de Staatssecretaris
Rechtsbescherming. Die is namelijk verantwoordelijk voor de WBTR. Ik moet het doen
met de informatie die we daarover hebben. Tot zover lijkt het overigens niet aannemelijk
dat de WBTR invloed heeft gehad op het aantal rechtszaken waar het ging om de aansprakelijkheid
van vrijwillige bestuurders en verenigingen. De aanscherping van de aansprakelijkheid
van verenigingsbestuurders in de WBTR beperkt zich namelijk tot de aansprakelijkheid
in faillissement, dus niet in algemene zin. Uit gepubliceerde rechtspraak zijn geen
gevallen bekend waarin een curator specifiek van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt
om vrijwillige bestuurders van verenigingen in faillissement aan te spreken. Veel
bestuurders van verenigingen zijn verzekerd, maar weten dat niet. Dat komt doordat
de vrijwilligersverzekering die de VNG samen met Centraal Beheer Achmea heeft ontwikkeld,
ervoor gezorgd heeft dat vrijwilligers gezamenlijk verzekerd zijn via de gemeente.
Ik geloof dat daarbij 300 gemeenten zijn aangesloten. Dat betekent dat 85% van de
vrijwilligers daarvoor verzekerd zijn. Daarnaast zijn er ook sportverenigingen die
los daarvan nog een verzekering afsluiten.
Dan over de gedragsregels met betrekking tot de bescherming van vrijwilligers. Ben
ik bereid om met de Nederlandse orde van advocaten over dit onderwerp te spreken?
De voorzitter:
Een heel korte interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
We hebben met deze onderzoeken gewapperd. De Staatssecretaris heeft het nu weer over
die Wet bestuur en toezicht rechtspersonen. Die gaat alleen over het geval van in
faillissement. Zou de Staatssecretaris alsjeblieft met het RVVB in gesprek willen
gaan, naar deze enquêtes willen kijken en die willen betrekken bij zijn reactie voor
de zomer van 2025 als het gaat om de verenigingsstrategie? Misschien gaat het niet
alleen om in faillissement, maar ook om net buiten faillissement. De angst voor aansprakelijkheid
is er gewoon bij bestuurders. Mevrouw Van Dijk zegt terecht dat dit gewoon een reëel
probleem is. Ik hoop dus echt dat de Staatssecretaris zich erin wil verdiepen en erop
terug wil komen hoe die zorgen kunnen worden weggenomen, omdat het heel belangrijke
vrijwilligers zijn.
De voorzitter:
Een kort antwoord van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Ik reageer erop, omdat het ging over de WBTR en aansprakelijkheid bij faillissement,
terwijl dat niet het geval is. Als het niet gaat om de WBTR en andere aansprakelijkheidsstellingen
ben ik natuurlijk bereid om in gesprek te gaan met het RVVB. Dat is prima, want het
is natuurlijk geen wenselijk gegeven. De heer Van Nispen zei dit zelf ook: je doet
dit vrijwillig, het kost je veel tijd en als je niet oppast, dan word je ook nog...
Het klinkt niet als: sign me up. Dat willen we juist wel, want de Nederlandse sportcultuur
drijft op vrijwilligers. Dus dat is heel belangrijk. Maar gelukkig worden dus ook
heel veel goede dingen gedaan, ook met de verzekering die de VNG samen met Centraal
Beheer Achmea heeft ontwikkeld. Daar wordt veel gedaan.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zat eigenlijk stiekem te kijken of het blokje sport en verenigingen klaar was.
Staatssecretaris Karremans:
Nee, ik heb nog een vraag gekregen.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wacht nog even. Dan pak ik «m zo.
Staatssecretaris Karremans:
Er is dus nog één vraag. Wil ik in gesprek gaan met de Nederlandse orde van advocaten,
zodat zij misschien minder vrijwilligers aanspreken? Advocaten hebben een bijzondere
positie in het rechtsbestel. Zij staan onafhankelijk ten opzichte van de overheid.
Ze zijn gehouden om hun beroep op een betamelijke wijze uit te oefenen. Daar leggen
ze ook een eed voor af. Uit dat kader wordt dus ook al verwacht dat advocaten niet
onnodig procederen en hun beroep op een fatsoenlijke wijze beoefenen. Onnodige juridische
bedreiging past daar niet bij. Ik zei al dat de advocatuur daarnaast een onafhankelijke
positie ten opzichte van de overheid heeft. Het is dus ook niet passend voor mij om
met de Nederlandse orde van advocaten in gesprek te gaan en te zeggen: doe iets niet.
Zij hebben gewoon echt een heel onafhankelijke positie. Die wil ik ook niet aantasten.
Dus dat is het antwoord op die vraag.
Dat was mijn laatste vraag.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Aanvullend op de inbreng van collega Van Nispen over de actiebereidheid van de Staatssecretaris
om in gesprek te gaan met bijvoorbeeld het RVVB over datgeen dat naar voren is gebracht,
wijs ik op het volgende. Mijn advies zou zijn dat de Staatssecretaris zelf met het
RVVB gaat praten. Kan hij dan ook even kijken naar de sportverenigingen die al bereikt
worden? Er is een enorme waslijst aan sportverenigingen die zich al melden. Die komen
ook voor in onderzoeken. Met «bereikt worden» bedoel ik dat er al heel veel sportverenigingen
zijn die zich laten horen. In de afgelopen twee jaar komen die voor in allerlei onderzoeken.
Mijn advies zou zijn: als u dan toch via een klankbord gaat praten, maak dan gebruik
van de verenigingen die zich al vaak bij ons hebben gemeld om heel concrete voorstellen
te doen, in de zin van: let op politiek, hier en daar lopen we tegenaan. Ik zou u
oproepen om dat ook zelf te doen in uw rol als bestuurder. Dan kom ik bij de clubondersteuning.
Dat liep langs elkaar. Ik begrijp het antwoord. Ik begrijp dat er ook allerlei onlineplatforms
zijn die worden gefinancierd door SZW. Mijn vraag is meer: hoe gaan we al die losse
projecten slim ontsluiten, zodat zij ook toegankelijk worden voor alle sportverenigingen?
Streeft u nu naar één soort oplossing? Maar er is veel meer. Kijkt u daarnaar, betrekt
u die et cetera?
Staatssecretaris Karremans:
Ik denk dat het verstandig is om dat laatste mee te nemen in de sportverenigingstrategie.
Dat is het punt dat ik al noemde over dat het veld af en toe een beetje vol is. Er
zijn verschillende regelingen. We nemen dat mee in de sportverenigingstrategie, omdat
ondersteuning en ontzorging daar onderdeel van zijn, tenminste als het aan mij ligt.
Dan het punt over het spreken met verenigingen. Dat lijkt me prima. We moeten juist
goede voorbeelden gebruiken van mensen die nu met de poten in de modder staan. Dat
is ook de reden waarom ik op zaterdagen mee ga draaien met kantinediensten. Ik heb
dat al gepland bij verenigingen met kantinediensten. Ook de voorzitter of penningmeester
sluit dan aan. We draaien dan een paar uur mee aan de bar. We verkopen geen snoep,
maar bananen. Ik heb nu de directeur preventie naast me zitten. Ik wil dat zelf, omdat
ik graag met bestuurders van sportverenigingen in gesprek ga over wat er speelt. Ik
probeer dat te doen bij verschillende sporten. Ik denk dat dat mooi past bij de oproep
van de heer Mohandis.
De voorzitter:
De heer Mohandis, tot slot.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Laten we dit dan samen oppakken. Het is ongebruikelijk wellicht, een Staatssecretaris
en de Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
U kunt ons inhuren!
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Laten we samen kijken hoe we de diversiteit binnen verenigingen waar het goed gaat
en waar het niet goed gaat in kaart kunnen brengen. Ik ga graag met u mee of gaat
u met mij mee, want dan komen we ergens.
De voorzitter:
Dat is een mooie handreiking.
Staatssecretaris Karremans:
Laten we dat doen. Ik ga natuurlijk ook graag mee met Kamerleden die kantinediensten
runnen bij sportverenigingen. Ik doe bij deze de oproep aan sportbestuurders: als
u nog een gat heeft in het rooster, dan kan deze commissie misschien soelaas bieden.
De voorzitter:
Dan komen we bij uw laatste blokje, denk ik.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, de SPUK's, dat blokje kan snel.
De voorzitter:
Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, de allerlaatste. Het ging over de vrijwilligersverzekering. Wij betalen er als
rijksoverheid wel degelijk ieder jaar geld voor om dat mogelijk te maken. Ik denk
dat het wel verstandig is om eens goed te kijken of het nog steeds voldoet aan de
wens van deze tijd en aan wat wij belangrijk vinden om onze vereniging te beschermen.
Staatssecretaris Karremans:
Op zich is dat terecht, maar volgens mij is dat van de VNG en zit daar geld in. Het
maakt het punt hetzelfde, denk ik. Ik wil wel toezeggen dat we het gewoon meenemen
in het punt van sportverenigingstrategie. Dat punt is gemarkeerd en dat nemen we mee.
Dat wil ik toezeggen.
Dan heb ik dat hele kleine kopje: SPUK's. Dat bestaat uit één vraag van mevrouw Van
den Hil. De heer Van Nispen benoemde dat als gemeenten straks alleen de wettelijke
taken gaan doen er ook dingen moeten vervallen. Hij vroeg zich af of dat dan sport
zou zijn. Ik ben aan het werken aan een sport- en bewegenwet. Die wet is nog niet
klaar voor 2026. De Kamer weet hoelang wetstrajecten duren, maar tot die tijd is mijn
intentie om de SPUK's te houden. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we sturing houden,
totdat er een wettelijke verankering is. In het eerste kwartaal van 2025 komt daar
vanuit het kabinet integrale besluitvorming over. Mijn intentie is dus om het te houden,
om zo de sturing te houden.
Dan kom ik bij het blokje overige en dat is een groot blokje. Omwille van de tijd
zal ik het zo snel mogelijk proberen te doen, voorzitter, want u heeft al een paar
keer op de tijd gewezen. Mevrouw Van Dijk gaf aan dat voorstellen niet gratis zijn.
Nee, dat klopt. Ik heb al gezegd wat wel kan en wat niet kan. En ik heb ook gezegd
hoe we het binnen bestaande middelen willen doen. Nu gaat het te snel? Oké. De vraag
van mevrouw Van Dijk was als volgt: in de brief van de Staatssecretaris staan voorstellen
om sport en bewegen te stimuleren, maar voorstellen zijn toch niet gratis? Dat klopt,
sommige wel en sommige niet. We moeten het doen binnen bestaande middelen. Ik pak
dit op, omdat ik dingen anders ga alloceren. Soms moeten we dat dus ook slimmer doen.
Ik vind het een mooie uitdaging en ik ga daar graag mee aan de slag. Over de reden
waarom de bezuinigingen in de sportsector nodig zijn, hebben we het ook al gehad.
Dat geldt ook voor het realiseren van ambities. Meneer Mohandis gaf aan dat er 20
miljoen euro extra nodig is om het huidige niveau te behouden. Dat ging over NOC*NSF.
André Cats – ik heb hem veel gesproken tijdens de Olympische Spelen – heeft tegen
mij gezegd dat hij 20 miljoen euro extra nodig heeft. Ik heb toen gezegd dat ik het
over zou maken. Nee hoor, dat gaat helaas niet met de beperking die we daarop hebben.
Maar ik wil daar wel met NOS*NSF over in gesprek. Wat betekent die 20 miljoen euro?
Wat zijn de verschillende scenario's? Een topsportklimaat is belangrijk. Het is wel
mijn stellige overtuiging dat het topsportklimaat uiteindelijk wordt gevormd door
de basis. Dat is die brede basis, die unieke brede sportcultuur in Nederland. Die
is echt uniek in de wereld. Dat heb je in Amerika niet. Daar hebben ze hele mooie
top-notch universitaire sportcentra. Dat is fantastisch, maar daar hebben ze niet
die prachtige verenigingsstructuur die wij in Nederland hebben. Dat is echt uniek.
Die brede basis van onze Nederlandse Olympusberg begint daar, op die velden bij de
sportverenigingen, op zaterdagmorgen om acht uur. Dat «All Stars»-idee gaat over voetbal,
maar het geldt ook voor korfbal, hockey en noem maar op. Dat is waarom we zo succesvol
zijn, maar daar moeten we voorzichtig mee omgaan, dus dat hebben we ook te koesteren.
Op de topsportprogramma's besparen we niks. Maar NOC*NSF zegt: om gelijk te blijven,
moeten we meer investeren. Daar ga ik graag over met ze in gesprek, dus dat ga ik
doen.
Hoe helpen wij in de toekomst mee om Nederland de status topsportland te geven? Dat
doen we nog steeds. We geven nog steeds waanzinnig veel geld uit aan sport, ook na
de besparingen, en er wordt op topsportprogramma's niet beknibbeld, dus daar gaat
nog steeds heel veel geld naartoe.
Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat goede voorbeelden tussen gemeenten worden
gewisseld? Dat vind ik een terecht punt. Ik vind ook dat gemeenten daar af en toe
een beetje te ingewikkeld over doen. Soms krijg ik een voorstel in de trant van: we
moeten een centrum oprichten dat ideeën tussen gemeenten gaat uitwisselen. Nou, dat
kan op een redelijk simpele manier; het kan letterlijk in een appgroep of mailgroep.
Gooi gewoon goeie ideeën over de mail of ga bij elkaar op bezoek. Dat deed ik als
wethouder ook. Maak het niet ingewikkelder maken dan nodig.
Subsidies bundelen door de Staatssecretaris. Inderdaad, ik ben van plan om dat te
doen. We kunnen dingen slimmer aanpakken. Het is af en toe wel heel druk op het veld;
dat heb ik net al gezegd. Er kan wat meer gebundeld worden, dan kunnen we met hetzelfde
geld meer doen.
Dan topsportevenementen binnenhalen. Ja, daar hebben we ook nog steeds geld voor,
evenveel geld als we altijd al hadden. We blijven dus investeren in topsportevenementen.
Topsportevenementen zijn waanzinnig belangrijk. Laatst was er ook weer de Tour de
France Femmes, een geweldig succes in Rotterdam, en in de hele regio, van Dordrecht
tot Den Haag. Het was fantastisch. Die Prudhomme, de directeur van de Tour de France,
sprak ik daar. Ik heb als wethouder geprobeerd de Tour de France Femmes naar Rotterdam
te halen. Daarvoor ben ik naar Bilbao geweest. Uiteindelijk was de tour in Rotterdam,
en Prudhomme keek zijn ogen uit: er stonden veel meer mensen langs de kant dan ze
ooit hadden gehad in Frankrijk. Wij zijn een wielergek land. Het was zo waanzinnig
gaaf om te zien. Dat zien die Fransen natuurlijk ook. Het was echt een wereldsucces,
en daar zijn we heel trots op, dus dat blijven we doen.
De kansspelbelasting. Het gaat om ongeveer 50 miljoen per jaar, die de Nederlandse
loterij steekt in de Nederlandse topsport en breedtesport. Op zich, zo zegt NOC*NSF
ook, is het goed om meerdere inkomstenbronnen te hebben. Maar ik ben er inderdaad
ook kritisch op dat de sportsector een soort verkapt lobbyvehikel wordt voor de gokindustrie;
dat wil ik niet. Alleen het punt is: als ik die lijn doorknip, dan heb ik wel een
heel groot bedrag op te vangen, en dat heb ik niet. Dus de realiteit is ook: aan de
ene kant levert een goededoelenloterij heel goed werk en is deze een hele gewaardeerde
partner in de sportsector. Dan heb ik het niet over de BetCity's en dat soort zaken,
maar over de Nederlandse Loterij, die een heel gewaardeerde partner is; laat ik daar
heel helder over zijn. Daarbij gaat de kansspelbelasting mogelijk een effect hebben.
Ik zeg «mogelijk», omdat er ook scenario's zijn – dat was bij mijn collega – waarin
er geen effect is wat betreft de afdracht voor de sport. Dus daarin kunnen ook nog
keuzes gemaakt worden, maar daarvoor verwijs ik naar mijn collega van Financiën.
Dan de vraag van mevrouw Van Dijk of ik kan bevestigen dat we nog niks hebben ontvangen
over het nieuwe voorzieningenmodel voor topsporters.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Het duurt wel even voordat het kwartje bij mij valt, en het kwartje is nog niet helemaal
gevallen. Want wat zegt de Staatssecretaris nu eigenlijk? Zegt hij dat de Minister
van Financiën maar met de sportsector in gesprek moet gaan voor een alternatieve financiering?
Staatssecretaris Karremans:
Nee, het punt is het volgende. Door de kansspelbelasting komt er mogelijk minder geld
naar de sport. En is het wenselijk dat we zeggen «we willen niet meer dat de Nederlandse
Loterij bijdraagt»? Ik denk: een loterij is toch echt iets anders dan de blackjackcategorie.
Als je die financiering wilt doorknippen – dat is wettelijk zo geregeld: het gaat
naar goede doelen, en ook naar de sport – dan moet je dat geld ergens anders vandaan
halen. En dat geld heb ik niet. Het beleid van de kansspelbelasting zit bij Staatssecretaris
Van Oosthuizen. Die neemt de maatregelen rond de kansspelbelastingen. Mogelijk heeft
dat een doorwerkend effect voor de sport, maar er zijn ook scenario's – die heeft
de vorige Staatssecretaris Idsinga laten uitrekenen – zonder gevolgen voor de sport.
Maar het is aan de loterijen en de sport om dat zelf vorm te geven.
Mevrouw Saris (NSC):
Het is overigens uw collega Van Oostenbruggen, maar het is natuurlijk al laat op de
avond.
Staatssecretaris Karremans:
Van Oostenbruggen, ja. Sorry.
Mevrouw Saris (NSC):
Maar mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij bereid is om samen met de sportsector
te kijken naar alternatieve financiering. Wil hij daarover het gesprek aangaan?
Staatssecretaris Karremans:
Ik heb dat weleens opgeworpen bij de sportsector. Daar heb ik precies de vraag gesteld:
is het wel wenselijk dat het zo gaat? De sportsector zegt dat het wel goed is om meerdere
inkomstenbronnen te hebben; als je alleen afhankelijk bent van het Rijk, ben je ook
kwetsbaar als bepaalde inkomsten in een keer wegvallen. Ik vind het echt goed dat
er een stukje uit de maatschappij komt. Ik kan dat nog wel een keer voorleggen, maar
het antwoord zal dan zijn: waarvandaan dan? Elke extra euro zal de sector willen gebruiken
om te investeren in de sport. Dat is wel de realiteit. Ik snap het punt van mevrouw
Saris, maar tegelijkertijd zie ik ook het punt van NOC*NSF.
De voorzitter:
Een korte verduidelijkende vraag van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit is om een beetje te helpen. Ik doe natuurlijk ook fiscaliteit; daar hebben we
heel uitgebreid gesproken over de kansspelbelasting. Vroeger was er een andere fiscale
systematiek om wel die knip te maken. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij
er bij zijn collega Fiscaliteit op zou willen aandringen om de aangenomen motie over
het onderzoek op dit punt met spoed uit te voeren, zodat de Kamer in staat is om te
kijken of er op die manier toch geld naar sport kan blijven gaan?
Staatssecretaris Karremans:
Ik ken die motie niet, maar ik kan natuurlijk niet tegen het met spoed uitvoeren van
moties zijn.
Mevrouw Van Dijk heeft een vraag gesteld over nieuwe voorzieningen voor topsporters.
Het klopt dat NOC*NSF in de afgelopen twee jaar een verkenning heeft gedaan naar een
nieuw voorzieningenmodel, het stipendium, met het doel om deze beter te laten aansluiten
op de behoeften van topsporters. De resultaten daarvan verwachten wij begin 2026 te
ontvangen en die vervolgens nog in datzelfde jaar aan de Kamer te sturen.
Dan het revolverend fonds. Ik heb inderdaad gezegd dat dit nu niet aan de orde is.
Dat is die 250 miljoen euro waar mevrouw Saris op doelde. Dat is inderdaad een interessant
instrument, alleen geldt voor die 250 miljoen euro dat de kost voor de baat uit gaat.
Het geld gaat er eerst uit, dus dan moet je het geld wel hebben. En dat geld heb ik
niet. Dat is het eerlijke verhaal daarover. Ik heb al op een vraag van de heer Mohandis
geantwoord dat we daarnaar zullen kijken in relatie tot de sportverenigingenstrategie,
maar zonder de garantie dat het gaat lukken.
We hebben het gehad over de loterijmiddelen. Ook over NOC*NSF hebben we het gehad.
Het is inderdaad moeilijker om invulling te geven aan voorzieningen met steeds minder
middelen. Er wordt in elk geval vanuit VWS niet gekort op NOC*NSF. Ook over de kansspelbelasting
heb ik net al iets gezegd.
Opgemerkt is dat het Sportakkoord 2.0 en het GALA positieve voorbeelden hebben opgeleverd,
zoals de regionale platforms in Friesland, de Achterhoek en Zeeland, maar dat zonder
structurele ondersteuning ook deze initiatieven dreigen te verdwijnen. Gesteld wordt
dat regionale platforms hebben bewezen dat samenwerking tussen sportverenigingen,
scholen, zorginstellingen en lokale overheden effectief is. Gevraagd wordt of de Staatssecretaris
de regionale platforms een centrale plek kan geven binnen het sport- en beweegbeleid
en in de wet. Ook de GALA-middelen en het sportakkoord gaan we evalueren. Ik kijk
ook wat ik gezegd heb over wettelijke borging, dus om het te doen via een sport- en
beweegwet. Hetzelfde geldt voor GALA.
Dan de vraag of ik kan reageren op het amendement om geld vrij te maken voor richtlijnen
voor motards bij wielerkoersen. Dat is inderdaad een punt. Dat is ook iets wat ook
mijn bureau heeft bereikt. Ik ben geloof ik niet uitgenodigd voor de NAVO-top, maar
we krijgen wel te maken met de gevolgen daarvan voor de politie-inzet rondom wielerkoersen.
Daar zie je natuurlijk dat de schaarste breder in de maatschappij gevolgen heeft.
Dat is lastig. Nou, er is wel een rapport over geschreven. Dat heb ik ook gezien en
naar de Kamer gestuurd. Ik weet dat de politie in gesprek is met de KNWU om te kijken
hoe wielerwedstrijden mogelijk te maken zijn en hoe ze passend en metend te krijgen
zijn, zonder garanties. Dat gesprek vindt nu plaats. Ik hoop dat daar iets uitkomt,
maar het lijkt me wel evident dat er een effect is voor wielerwedstrijden. Dan is
het aan de KNWU en de lokale driehoek – want die nemen daar uiteindelijk een besluit
over – en natuurlijk de organisatoren om dat op een goede manier in te vullen of eventueel
anders in te vullen dan ze dat tot nu toe gedaan hebben.
De voorzitter:
En dan is er een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Praatjes vullen geen gaatjes, zal ik maar zeggen. Ik begrijp dat er gesprekken zijn,
maar dat het nog lang duurt en dat ze pas begin januari weten of bepaalde koersen
kunnen doorgaan. Volgens mij hebben meer collega's dat te horen gekregen. Een Amstel
Gold Race is niet een wielerwedstrijdje van de buurjongetjes om de hoek. Daar moet
je wel op tijd mee beginnen. Ik zoek even of daar nog wat druk op uitgeoefend kan
worden. Ik vind het anders onbestaanbaar.
Staatssecretaris Karremans:
Dat vind ik natuurlijk ook. Die druk heb ik natuurlijk ook al uitgeoefend. Reken maar
dat ik mijn collega van Justitie hierover heb opgebeld. Ga daar maar van uit. Maar
die kan er ook geen agenten bij printen. Ik snap dat dat lastig is. Ik heb hoop dat
de KNWU, zeker voor de Amstel Gold Race, daar op een goede manier uit kan komen met
de lokale bevoegdheid. Maar dat moeten we afwachten; het zit nu echt daar. Maar ik
deel het belang van sport. Dat wil ik graag onderstrepen en ook dat ik, waar het kan,
daar natuurlijk mijn rol in vervul.
Mevrouw Saris (NSC):
Ik heb ook even een vraag naar aanleiding van de wielerkoersen. Ik begrijp best dat
de NAVO-top buitengewoon veel capaciteit van onze politieorganisatie vraagt. Echter,
rondom de wielerkoersen heb je specifieke agenten nodig, namelijk de motoragenten.
Ik kan me niet voorstellen dat de motoragenten nu al rondrijden. Ik kan me ook niet
voorstellen dat er eind maart en half april geen motoragent beschikbaar is, terwijl
de NAVO-top pas eind juni plaatsvindt. Ik blijf het gewoon een heel vreemd verhaal
vinden. Ik wil de collega's hier in de Kamer daarin ondersteunen en ik zou u willen
oproepen ...
De voorzitter:
... de Staatssecretaris willen oproepen ...
Mevrouw Saris (NSC):
... de Staatssecretaris willen oproepen om hier toch wat meer druk op uit te oefenen.
Ik kan me echt niet voorstellen dat de motoragenten vanaf januari al op de motor zitten
om de NAVO-top te beschermen.
Staatssecretaris Karremans:
Vanzelfsprekend oefen ik daar druk op uit vanuit sportbelang. Dat doe ik ook. Ik denk
dat we het daar echt wel over eens zijn. Maar ik kan natuurlijk geen garantie geven
dat het lukt.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik snap dat de Staatssecretaris geen garantie kan geven, maar van collega's die hier
al veel langer mee bezig zijn weet ik dat de KNWU bezig is geweest met opleiden –
daar gaat het amendement van mevrouw Van Dijk ook over – en dat ze afgesproken hebben
dat als ze opgeleid zijn, het omgegooid kan gaan worden. Ik zie aan de ene kant een
organisatie die heel druk bezig is om het aan te passen. Ik ben als geen ander voor
veiligheid en wat niet kan, kan niet. Maar ik vind wel dat je moet kijken wat nu een
redelijk termijn is waarbinnen je een antwoord hebt. Het klinkt nu misschien heel
cru, maar nee is ook een antwoord. Dat willen we allemaal niet horen, maar ik vind
wel dat je dan man en paard moet noemen en moet kijken of er vanuit België of Duitsland
motards kunnen meerijden die wel die bevoegdheid hebben en die dat op die dag wel
zouden kunnen doen. Ik snap de krapte, we zitten met schaarste, maar ik zoek een beetje
naar welwillendheid om er met elkaar uit te komen.
Staatssecretaris Karremans:
Wat wel helpt, is dat de Kamer zich hier nadrukkelijk over uitspreekt. Dat kan ik
weer gebruiken in de gesprekken die ik daarover heb. Laat ik dat dus meenemen. Ook
het punt van snelheid neem ik ter harte. En laat één ding duidelijk zijn: ik ben het
er volstrekt mee eens.
Kan ik toezeggen dat ik met de Ministers van IenW en JenV in gesprek ga over een structurele
uitgave van € 40.000 per jaar voor het dekken van de kosten van de burgermotorverkeersregelaars?
Ja! Dat kan ik doen.
Wil ik mij vol inzetten om de grote koersen wel door te laten gaan met politieondersteuning?
De voorzitter:
Er is de vraag welke termijn u daaraan kunt verbinden.
Staatssecretaris Karremans:
Op welke termijn? Halverwege volgend jaar? Het zijn veel gesprekken en we moeten ook
die kantinediensten nog draaien, hè. Dus dat... Er wordt in ieder geval geen weg meer
voor ons afgezet, want dat is natuurlijk... Maar goed...
Kunt u zich er vol voor inzetten dat de grote koersen wel met politie door kunnen
gaan? Nou, daar heb ik net al wat over gezegd. Ik heb ook al wat gezegd over kansspelen
en de Beweegalliantie.
Dan de btw: de btw op sport niet omhoog maar naar nul. Dat schijnt dus niet mogelijk
te zijn vanwege het Europees recht. Ik zie de heer Van Nispen me aankijken en denken:
dan maar uit Europa. Neenee, dat lijkt me geen goed idee. Dus dat is het eerlijke
antwoord op die vraag.
Het is nog wel belangrijk om te zeggen dat de meeste sport natuurlijk niet btw-belast
is. Ik zal de krant niet noemen, maar ik heb in een grote serieuze kwaliteitskrant
gelezen: dit doet de btw-verhoging op sport met jouw contributie van de hockeyvereniging.
Er zit geen btw op de contributie van de hockeyvereniging of de korfbalvereniging!
Er zijn dus wel wat misverstanden de wereld in geslingerd. Daarom is het ook belangrijk
om dit te zeggen over die voorgenomen btw-verhoging. Die heeft nu een andere status,
maar er zit dus sowieso geen btw op.
Mastersport. Ik vind dat een terecht punt en ik heb het er met de Sportraad ook al
over gehad. Ik heb een vader van 73 en die tennist nog en die golft nog. Hij denkt
zelf dat ie het nog vrij aardig doet, maar dat valt reuze tegen; ik speel weleens
met hem mee. Heel veel ouderen zijn nog actief, maar dat kan beter, zeker in sommige
sporten. En ook daar kan de sportsector beter op inspelen, zeker nu de bevolking steeds
meer vergrijst. Dat weten we ook allemaal en daar kan dus nog echt wel een tandje
bij. We zien overigens ook wel een paar goede voorbeelden, bijvoorbeeld bij zwemmen.
Ik heb het over de NAVO-top al gehad. Ik ben er dus doorheen! Alleen de amendementen
nog.
De voorzitter:
Vier amendementen.
Staatssecretaris Karremans:
Maar ik ben wel door de vragen heen.
De heer Van Nispen (SP):
Over dat laatste punt. Het spijt me zeer, maar de vraag over de mastersport is verkeerd
begrepen. Dat gaat over 70-plussers, maar ook over 35-plussers. Er zijn voor die mensen
bijna geen toernooien en wedstrijden meer. De vraag was of de staatsecretaris daarover
in gesprek wil gaan met de sportbonden en NOC*NSF en of hij dat bij hen onder de aandacht
wil brengen.
Staatssecretaris Karremans:
Onder die categorie val ik ook. Dus in het kader van eigenbelang zal ik dat doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nog vier amendementen te apprecieerden. En er zijn zo te zien
dus ook nog twee interrupties.
Staatssecretaris Karremans:
Onbeantwoorde vragen.
De voorzitter:
Allereerst een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank voor alle antwoorden die we hebben gehad. Ondanks het verwisselen van de mapjes
is het redelijk goed gegaan. Ik mis nog wel een antwoord op mijn vraag over de KNVB
en de dingen die die bond wil organiseren. Ik heb letterlijk gevraagd: kunt u in het
voorjaar van 2025 met hen in gesprek gaan om te kijken of er een WK vrouwen onder
21 of een WK zaalvoetbal gerealiseerd kan worden? Ik ga het niet helemaal herhalen,
want dat zou te lang duren.
Staatssecretaris Karremans:
Dat doen we altijd. Ik onderteken best veel ondersteunende brieven voor bids en sportevenementen.
Ik heb met de KNVB echt geregeld contact en ik zal zorgen dat we dat met elkaar gaan
bespreken.
De voorzitter:
Dan nog een interruptie van mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Vanuit de regio, voorzitter. Mijn vraag of de Staatssecretaris de regionale platformen
een centrale plek kan geven in de wet en binnen het sport- en beweegbeleid is volgens
mij nog niet beantwoord.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, dat is... Even kijken. Mag ik daar zo op terugkomen? Ja? Dan doen we dat in tweede
termijn. Dank.
Dan de amendementen. Ik heb vier amendementen. Conform aanwijzingen van de voorzitter
zal ik eerst de nummers noemen en daarna de appreciatie geven. Allereerst het amendement
op stuk nr. 112 van het lid... Is het gewijzigd?
De voorzitter:
We beginnen bij 114.
Staatssecretaris Karremans:
Dat is het amendement van de heer Mohandis. «In artikel 6 Sport en bewegen worden
het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd...» Dat is de € 500.000 voor
het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Dan heb ik het goed. Oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 115 van de leden Jetten en Paulusma om de BOSA met
18 miljoen te verhogen. «Dekking hiervoor wordt gevonden in de 13 miljoen op de aanvullende
post bij het gemeentefonds/provinciefonds 2024, waarbij het kabinet in antwoorden
op de feitelijke vragen stelt dat deze middelen resteren omdat de benodigde compensatie
inclusief loon- en prijsontwikkeling te ruim ingeschat bleken te zijn en de 5 miljoen
op de aanvullende post bij het gemeentefonds/provinciefonds in 2025, die resteert
nadat de middelen voor het schrappen van de oploop van de opschalingskorting te zijn
overgeheveld naar het gemeentefonds.» De appreciatie is «ontraden». Het amendement
vraagt om een ophoging van het budget in 2025, maar de onderuitputting op de aanvullende
post heeft zich voorgedaan in 2024. Daarnaast is het budget voor 2025 reeds gereserveerd
voor indexering van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Aangezien het amendement
niet voldoende dekkend is, moet ik het ontraden.
Dan het amendement van de leden Van Nispen en Mohandis om € 750.000 vrij te maken
om in een of twee NPLV-gebieden de sportpas aan te bieden. Het verzoek is om het aan
te houden.
De voorzitter:
Hebben we het dan over nr. 118?
Staatssecretaris Karremans:
Ja... Nee, het is nr. 116.
De heer Van Nispen (SP):
Amendementen kun je niet aanhouden.
Staatssecretaris Karremans:
Dan is het ontraden. Ik zou zeggen: eerst een onderzoek. Ik ben echt welwillend en
wil dat doen. Volgens mij heb ik er veel over gezegd. Daarna kijken we naar de sportpas,
een eventuele pilot en hoeveel geld dat kost. Ik wil dat in die volgorde doen, zonder
garantie dat ik dan het geld heb, zeg ik voor de goede orde. Ik wil wel graag eerst
dat onderzoek doen. Als ik dan met een claim kom, helpt dat mij weer om het goed te
doen. Ik heb er dan wel een goed verhaal bij nodig. Zo zou ik het willen voorstellen.
De voorzitter:
En dan 118, als u dat ook heeft.
Staatssecretaris Karremans:
118 is het oude 112, of niet? Ja? Dat is oordeel Kamer. Dat is over de motor...
De voorzitter:
Nee, nee. 118 is het oude 116.
Staatssecretaris Karremans:
Ah, 118 is het oude 116. Volgt u het nog? Ik niet in ieder geval. Dat heb ik net ontraden,
toch? Ja, dat heb ik net ontraden. Twee ontraden, twee oordeel Kamer.
De voorzitter:
Voor de volledigheid: wat is de appreciatie van 117?
Staatssecretaris Karremans:
112 is nog steeds 112, toch?
De voorzitter:
Nee, nee. Dat is 117.
Staatssecretaris Karremans:
O, dat is 117 geworden. Oké. 117 is oordeel Kamer. 118, het oude 116, is ontraden.
En 114 is nog steeds 114, denk ik. Dat is nog steeds oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oké, dank u wel.
Staatssecretaris Karremans:
Dank.
De voorzitter:
Als er verder geen vragen zijn, stel ik voor om een paar minuten te schorsen. Of zijn
er nu nog vragen? Is er geen behoefte aan een schorsing? Toch wel? Een paar minuten?
Dan stel ik voor dat we om 22.17 uur verdergaan.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef voor de tweede termijn van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met de Staatssecretaris te bedanken voor
de toezeggingen, ook als het gaat om de amendementen. Het allerbelangrijkste is dat
de Staatssecretaris wat betreft de sport- en beweegwet – ik gebruik toch even die
metafoor – in het diepe wil springen en met elkaar wil kijken hoe zo'n sport- en beweegwet
eruit kan komen te zien. Dat lijkt me alleen maar heel erg noodzakelijk in deze tijd.
Ik bewonder uw bevlogenheid en enthousiasme, maar u bent wel met een bijzonder lastig
kader opgezadeld.
Waar ik minder hoopvol over ben, is over hoe we die doelen gaan bereiken, in ieder
geval uw eigen doelen. Ik vind ze al niet heel ambitieus, maar het siert u dat u de
doelen formuleert, maar het is de vraag of we die met elkaar gaan halen. Ik vind dat
echt een enorme opgave met alle financiële uitdagingen die op ons afkomen maar ook
op gemeentes af gaan komen, ook omdat sport vaak heel erg bovenwettelijk is in gemeenteland,
in ieder geval tot de tijd dat die discussie plaatsvindt. Er zijn genoeg alarmbellen
en seinen die op rood staan om snel in te grijpen. Dus ik hoop echt dat we komend
debat, hopelijk ergens in het voorjaar, niet weer dit soort voorstellen gaan doen
maar dat we echt zeggen: we hebben hier een hele concrete stap gezet die de afgelopen
vijf jaar niet is gezet. Daar ga ik u aan houden. Dat wordt de uitdaging.
Als u denkt: Mo ... eh, meneer Mohandis ... Het is al laat. Ik had twee debatten vandaag;
ik ben vroeg begonnen, namelijk om 10.00 uur al met het eerste WGO. Maar als u het
gevoel heeft «meneer Mohandis, ik ben in het diepe gesprongen; het is best ingewikkeld»,
dan kom ik u niet alleen graag redden maar dan kom ik ook met voorstellen die u weer
naar boven laten zwemmen, zodat we het echt gaan bereiken. Dus u zult altijd een helpende
hand ervaren, maar het ligt ook aan u als voorman op dit onderwerp om het komend halfjaar
te zeggen: deze nieuwe Staatssecretaris is niet alleen heel enthousiast, ik ga het
ook waarmaken. Daar zal ik u aan houden.
Dan kom ik met twee moties naar aanleiding van het debat. Ik dien ze gelijk in. Gelet
op de tijd zal ik niet allerlei toelichtingen en inleidingen doen. Ik doe gelijk de
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeentes vanaf volgend jaar een gemeentelijke zorgplicht hebben
voor bibliotheken, met de daarbij behorende wettelijke taken en gelden;
overwegende dat steeds meer zwembaden onder druk staan en de Kamer zich eerder heeft
uitgesproken om zwembadwater zo veel mogelijk in publieke handen te houden;
overwegende dat zwemmen essentieel is voor de veiligheid van jong en oud en er daarom
voldoende zwembadwater moet zijn voor het ABC-zwemmen;
overwegende dat sport geen wettelijke taak is voor gemeentes en er daarom sneller
op bezuinigd kan worden, zeker bij financiële tekorten in een gemeente;
verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken voor een gemeentelijke zorgplicht
voor zwembaden, en de Kamer hier halverwege 2025 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Van Nispen, Inge van Dijk en Paulusma.
Zij krijgt nr. 119 (36 600-XVI).
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog even benadrukken dat deze motie bedoeld is om uw verkenning naar een sport-
en beweegwet verder te versterken. Vandaar deze motie.
De volgende motie. We hebben het over de amendementen gehad. Het lijkt me een hele
goede stap om op korte termijn die wachtlijsten ... Nou ja, die zijn enorm. Er is
een grotere opgave, maar dat we al heel snel meer kinderen blij kunnen maken doet
mij goed. Vandaar ook dank voor uw «oordeel Kamer» op het amendement. De volgende
motie is voor de wat meer lange termijn.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer zich heeft uitgesproken ervoor te zorgen dat alle gemeenten
in Nederland zwemlessen aanbieden aan kinderen uit huishoudens met een lager inkomen;
overwegende dat armoederegelingen soms in worden gevuld voor sport en daardoor ten
koste gaan voor zwemles en vice versa;
overwegende dat het Mulier Instituut in 2022 verschillende aanbevelingen deed om zwemles
te garanderen via armoederegelingen die een kans verdienen;
verzoekt de regering de centrale regie te nemen en in samenspraak met gemeentes met
een landelijke richtlijn te komen voor een minimale benodigde tegemoetkoming voor
zwemles voor kinderen in armoede, zodat het niet meer uitmaakt in welke gemeente een
kind woont,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Van Nispen en Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 120 (36 600-XVI).
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat u heel druk bent. Daarom stel ik voor om ergens begin volgend jaar, ergens
in februari, samen een kantinedienst te draaien. Ik zal kijken welke sportverenigingen
daarbij kunnen aansluiten. Dan kunnen we het ook nog eens hebben over wat er allemaal
in die strategie moet komen. Er liggen al heel veel bouwstenen. Ik denk daar graag
over door, ook om te voorkomen dat u het alleen moet doen. Volgens mij ligt er al
heel veel, is er al heel veel aangeboden. Ik pak die handschoen graag samen op.
Ik laat het hierbij, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Blaauw, PVV.
De heer Blaauw (PVV):
Dank u, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen.
Naar aanleiding van het debat heb ik twee moties, een naar aanleiding van het stukje
over het verminderen van de regeldruk.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel sportorganisaties en sportverenigingen aangeven hinder te ondervinden
bij het samenwerken met elkaar en/of de overheid door een te hoge regeldruk;
constaterende dat hierdoor minder projecten op het gebied van sport en bewegen doorgang
kunnen vinden;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe in samenwerking met lokale overheden de regeldruk
op het gebied van sport- en beweegbeleid verminderd kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Blaauw en Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 121 (36 600-XVI).
De heer Blaauw (PVV):
Motie twee. Daar wil ik kort nog wat over zeggen. Ik wilde «m eigenlijk gewoon indienen.
Ergens dank voor de beantwoording, maar ik vond het wel jammer dat de Staatssecretaris
meeging in een vals frame, als zou ik een antitransgenderbetoog hebben gehouden. Ik
heb zelfs drie keer gezegd dat ook die mensen veilig moeten kunnen sporten. Het was
vooral een soort shout-out ter bescherming van de vrouwensport, wat we volgens mij
allemaal heel belangrijk vinden. Desondanks de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat mannen niet meer mogen deelnemen aan
vrouwencompetities in de vrouwensport,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Blaauw en Wilders.
Zij krijgt nr. 122 (36 600-XVI).
De heer Blaauw (PVV):
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Paulusma, D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik eindigde mijn bijdrage in de eerste termijn met de zin
«ik heb hoge, hoge verwachtingen van deze Staatssecretaris». De lat lag te hoog. Ik
heb de Staatssecretaris vooral heel veel horen praten en anekdotes delen. Vrij vertaald
is dat: veel woorden, maar weinig daden. Ik heb de Staatssecretaris ook veel plannen
horen beloven waar sportverenigingen geen tijd meer voor hebben en daar baal ik van.
D66 blijft met heel veel zorgen zitten. Wij hebben geen commissie nodig om te weten
dat alles waar de Staatssecretaris nu op bezuinigt – sport en preventie – als een
hele dure rekening weer terug gaat komen.
Voorzitter. Wij steunen een aantal moties, waaronder de belangrijkste wat mij betreft:
het onderzoek naar het effect van deze botte bezuinigingen voordat de Staatssecretaris
met zijn ogen dicht van een veel te hoge duikplank springt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van den Hil van de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Allereerst dank aan de Staatssecretaris voor het beantwoorden van
de vragen. Ook dank aan u voorzitter, want u doet dit er vandaag maar even bij, terwijl
u eigenlijk geen voorzitter van deze commissie bent. Ook dank aan het ondersteunend
personeel en vooral ook aan de mensen die hier nog zitten of die thuis bij de buis
zitten en het zo lang hebben volgehouden; een compliment alvast. Dit debat volgen
was een redelijke uitputtingsslag, denk ik.
Namens de VVD dien ik drie moties in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat toegang tot sport en beweging voor mensen met een beperking van
groot belang is voor participatie, gezondheid en welzijn;
constaterende dat de aanschaf en vergoeding voor hetzelfde sporthulpmiddel voor mensen
met een beperking verschilt tussen gemeenten;
overwegende dat de huidige versnipperde aanpak rondom sporthulpmiddelen leidt tot
inefficiëntie, onduidelijkheid en ongelijke toegang;
van mening dat een duurzaam, efficiënt en toekomstbestendig systeem noodzakelijk is
om zowel individuele behoeften als collectieve oplossingen te ondersteunen;
verzoekt de regering één centraal loket bij Uniek Sporten te realiseren voor sporthulpmiddelen,
ondersteund door passende middelen en binnen de financiële kaders, ervoor te zorgen
dat dit systeem ruimte biedt voor maatwerkoplossingen, waarbij ook topsporters gebruik
kunnen maken van een basisvoorziening voor sporthulpmiddelen en het centraal loket
tevens de mogelijkheid te bieden sporthulpmiddelen bij sportverenigingen te plaatsen
wanneer dit efficiënter en effectiever is dan individuele verstrekking;
verzoekt de regering te onderzoeken of de vergoeding voor sporthulpmiddelen in alle
gemeenten kan worden gerealiseerd, zodat de toegang tot sporthulpmiddelen eenvoudiger
en gelijkwaardiger wordt voor mensen met een beperking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil, Saris, Van Nispen, Mohandis en
Paulusma.
Zij krijgt nr. 123 (36 600-XVI).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel (top)sporters regelmatig te maken krijgen met grensoverschrijdend
gedrag;
constaterende dat via NOC*NSF het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) bestaat maar
dat de weg naar dit centrum nog lastig gevonden wordt en er daarom inmiddels ook diverse
andere initiatieven opgericht zijn;
constaterende dat er gewerkt wordt aan het wetsvoorstel Integriteitscentrum sport
voor de oprichting van een onafhankelijk integriteitscentrum;
overwegende dat iedereen veilig moet kunnen sporten en aan sport deel moet kunnen
nemen en dat er adequate hulp moet zijn als men wel te maken krijgt met grensoverschrijdend
gedrag;
overwegende dat de schrijnende situatie met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag
in de sport al te lang bestaat;
verzoekt de regering vaart te maken met het wetsvoorstel Integriteitscentrum sport
en de daarbij behorende gereserveerde financiering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil en Paulusma.
Zij krijgt nr. 124 (36 600-XVI).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter. Ik zei dat ik er drie had, maar dat is niet helemaal waar, want ik heb
er nog één. Die dien ik in namens de BBB, maar dan moet mijn naam bovenaan staan.
Dat hoort volgens mij; zo heb ik dat begrepen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ontwikkeling van groot belang is voor de toekomst van jonge sporters;
overwegende dat talentontwikkeling niet alleen gericht moet zijn op technische vaardigheden,
maar ook op de pedagogische, sociale en emotionele ontwikkeling van de jeugd;
overwegende dat in een veranderende samenleving de weerbaarheid van jongeren afneemt
en er behoefte is aan integrale ontwikkeling;
van mening dat voorbeelden zoals bij de KNVB en Ajax, die jonge talenten prikkelen
door cognitieve ontwikkeling en het aanmoedigen van nieuwsgierigheid, waardevol zijn
voor de groei van jongeren op zowel sportief als persoonlijk vlak;
verzoekt de regering om het belang van een pedagogische basis voor trainers en coaches
in de sport te onderschrijven en in overleg met de KNVB te gaan om te onderzoeken
of het mogelijk is om pedagogische elementen, waaronder weerbaarheid en sociale vorming,
nog verder te integreren in de opleiding van nieuwe coaches en dit te betrekken bij
het vervolg van het Sportakkoord,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil en Rikkers-Oosterkamp.
Zij krijgt nr. 125 (36 600-XVI).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Poeh, van dat «Ajax» moet ik even bijkomen. Daar ben ik even ontdaan van, voorzitter.
Dat hier mijn naam onder staat... Ik hoop dat de motie ontraden wordt. Nee hoor.
Ik vergat helemaal mijn collega-sportwoordvoerders te bedanken. Wieke viel vandaag
in. Ik hoop dat we met elkaar en met de Staatssecretaris samen nu toch gewoon een
mooie tijd ingaan om de sport verder te brengen, want dat is toch waar we het allemaal
voor doen.
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Dijk van
het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Om maar bij de taal van een sportcoach te blijven: vaak moet
er iets gebeuren voordat er iets gebeurt. Maar er gebeurt van alles. We hebben te
veel welvaartsziektes en we bewegen te weinig. Wat gebeurt er dan? Dat weten we eigenlijk
nog niet zo goed, want er lopen heel veel onderzoeken. Hopelijk komen er plannen,
gemaakt door een Staatssecretaris met een ondernemershart, die praat over keiharde
knaken. Mijn oproep is: ga ondernemen, durf te investeren, dus met die keiharde knaken,
om ergens anders weer keiharde knaken te besparen en de rekening, keiharde knaken,
niet door te schuiven naar de toekomst. En doe dit met een warm hart en een koel hoofd.
Voorzitter. Ik heb twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen 2021 in de praktijk hard
kan uitpakken voor vrijwillige bestuurders voor verenigingen;
constaterende dat de genomen mitigerende maatregelen, communicatie en de huidige vrijwilligersverzekering
onvoldoende bescherming bieden voor onze vrijwilligers;
verzoekt de regering de WBTR met spoed te evalueren;
verzoekt de regering te onderzoeken of de huidige vrijwilligersverzekering verenigingen
en bestuurders voldoende beschermt;
verzoekt de regering samen met strategische partners bestuurders en verenigingen beter
te informeren, zowel over welke verantwoordelijkheden de WBTR met zich meebrengt als
over de vrijwilligersverzekering, met als doel de rechtsbescherming van bestuurders
te bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Mohandis en Van Nispen.
Zij krijgt nr. 126 (36 600-XVI).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op dit moment «te duur» de meest voorkomende reden is om een sportlidmaatschap
van een vereniging op te zeggen;
overwegende dat sport geen wettelijke taak is voor gemeenten en er daarom sneller
op bezuinigd kan worden;
overwegende dat uit onderzoek van het RVVB blijkt dat de overgrote meerderheid van
de ondervraagde sportverenigingen stelt dat er in hun gemeentes al bezuinigd is of
dat de kosten zijn verhoogd voor sport;
overwegende dat sportaccommodaties een steeds grotere kostenpost zijn voor sportverenigingen;
verzoekt de regering om:
– voor de zomer van 2025 met vijf concrete maatregelen te komen hoe regeldruk bij verenigingen
te verminderen, zodat bij bestuurders meer tijd overblijft voor fondsenververing,
ledenwerving en investeren in de sport zelf;
– in samenspraak met gemeentes sportverenigingen zo veel mogelijk te ontlasten bij het
onderhoud en verduurzaming van hun sportaccommodaties en op deze manier bij te dragen
aan het betaalbaar houden van sport;
– voor de aankomende Voorjaarsnota duidelijkheid te bieden over lokale budgetten voor
sport, zodat gemeentes hier op tijd rekening mee kunnen houden in hun begroting;
verzoekt de regering deze zaken te betrekken bij de verdere uitwerking strategie sportverenigingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Mohandis en Van Nispen.
Zij krijgt nr. 127 (36 600-XVI).
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Ik geef het woord aan mevrouw Saris van NSC.
Mevrouw Saris (NSC):
Voorzitter. Dank u wel. Er zijn al hele mooie woorden gesproken door mijn collega's
hier. Daar sluit ik mij graag bij aan. Ik nodig de Staatssecretaris van harte uit
in de Achterhoek om kantinediensten mee te draaien. Zoals velen hier aan tafel, ben
ik ook barkeepster, taxichauffeur, lotenverkoopster en rommelmarktstaander; allemaal
voor het goede doel. U bent dus van harte welkom. Als u dat nog in de winter kunt
doen, dan kunt u onze mooie ijsbaan bewonderen in Winterswijk.
Ik heb nog wel wat zorgen geuit in mijn eerste termijn. Die zorg zit met name op het
revolverend fonds. Mijn zorgen zijn nog niet helemaal weggenomen, dus ik zou graag
willen dat de Staatssecretaris in de uitwerking van die toekomstbestendige sportinfrastructuur
daar toch meer aandacht voor vraagt. Mijn gevoel is dat de BOSA-regeling wordt wegbezuinigd
en dat er een douceurtje wordt gegeven vanuit andere fondsen. Waar blijft dat dan?
Daar heb ik nog weinig beeld bij, terwijl ik lees dat er bijna 300 miljoen beschikbaar
is in het Klimaatfonds. Dus als u daar nog wat meer aandacht voor zou willen hebben,
zou mij dat een lief ding waard zijn.
Ik heb twee moties. Die wil ik graag voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het actieplan Nederland Beweegt! veelbelovende eerste resultaten
oplevert en in 2025 afloopt, en de voortzetting van dit programma nog niet is gewaarborgd;
constaterende dat er vanuit het Sportakkoord II regionale krachtige structuren/platformen
zijn ontstaan, waaruit zowel sport als bewegen regionaal worden gestimuleerd in samenwerking
met stakeholders in verschillende sectoren;
constaterende dat in 2025 een evaluatie plaatsvindt van het Sportakkoord II;
constaterende dat een meer regionaal gerichte aanpak, zoals Achterhoek in Beweging
en Zeeland aantonen dat samenwerking tussen aanbieders en gemeenten kan leiden tot
meer impact zonder direct afhankelijk te zijn van extra financiële middelen;
constaterende dat slimmer omgaan met de beschikbare middelen door betere samenwerking
en kennisdeling een versnelling kan betekenen in het behalen van GALA-doelen en Sportakkoord
II-ambities;
overwegende dat regionale samenwerking en betere afstemming tussen aanbieders, gemeenten
en kennisinstellingen kansen bieden om de beschikbare middelen efficiënter en effectiever
in te zetten;
overwegende dat onder het motto «regionaal wat kan, lokaal wat moet» gemeenten en
regio’s worden gestimuleerd om maatwerk te leveren en goede voorbeelden uit te wisselen,
wat ook kan bijdragen aan kostenbesparingen en een hogere maatschappelijke opbrengst;
verzoekt de regering:
– bij de evaluatie van het Sportakkoord en Nederland Beweegt en de verkenning naar de
mogelijkheden van een nieuwe sport- en beweegwet in 2025 te onderzoeken hoe de verbinding
tussen het Sportakkoord II, GALA-doelen en lokaal beleid verder kan worden versterkt;
– de meer regionaal gerichte aanpak te stimuleren en een centrale plek te geven;
– gemeenten en regio’s te ondersteunen bij het optimaliseren van samenwerking en afstemming
tussen sportaanbieders, welzijnsorganisaties en zorgverleners om met minder middelen
meer te bereiken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Saris, Van den Hil en Rikkers-Oosterkamp.
Zij krijgt nr. 128 (36 600-XVI).
Mevrouw Saris (NSC):
De tweede motie is iets korter, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in 2025 wil verkennen om beleidsdoelen op het terrein
van sport en bewegen te realiseren en verantwoordelijkheden wil vastleggen om te komen
tot een sport- en beweegwet;
constaterende dat de Nederlandse Sportraad in zijn rapport uit 2021 de taakverdeling
en verantwoordelijkheden voor alle stakeholders in het beweegbeleid heeft onderzocht;
constaterende dat het Sportakkoord 2.0 en het GALA in 2026 aflopen en er nu noodzaak
is om na te denken over een alternatieve visie voor het toekomstige sport- en beweegbeleid,
mochten deze akkoorden niet het gewenste resultaat opleveren zonder kostbare tijd
te verspillen;
overwegende dat de huidige initiatieven als het Sportakkoord 2.0 en het GALA te vrijblijvend
zijn in hun interventies;
overwegende dat de verantwoordelijkheid voor voldoende bewegen en de samenwerking
tussen de sectoren en de ministeries kan worden bevorderd;
verzoekt de regering:
– te verkennen of de taken en verantwoordelijkheden in het sport- en beweegbeleid voor
alle lagen van de overheid vast kunnen worden gelegd (inclusief regionale samenwerking)
en de aanbevelingen uit het rapport van de Nederlandse Sportraad uit 2021 hierin mee
te nemen;
– in gesprek te gaan met de ministeries van VWS, SZW, BZK, IenW, EZ, VRO en OCW over
een gezamenlijke aanpak van de beweegarmoede en hoe deze ministeries dit het best
in hun beleid onder kunnen brengen;
– voor het herfstreces van 2025 de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Saris.
Zij krijgt nr. 129 (36 600-XVI).
Dan geef ik nu ten slotte het woord aan de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Aan optimisme en enthousiasme ontbreekt het niet bij de Staatssecretaris, en aan mooie
woorden ook niet. Dan wil ik toch mijn linkerbuurvrouw Inge van Dijk quoten, die op
enig moment heel treffend zei: ik vind het een mooi verhaal, maar wat ga je nou doen?
Dat vind ik toch wel de quote van de dag, als ik dat mag zeggen. Er liggen gewoon
financiële afspraken die echt een enorme bedreiging zijn voor het sporten en bewegen.
Terwijl we toe moeten naar een gezondere en sportievere samenleving in de toekomst,
doet dit kabinet precies het tegenovergestelde door met kortzichtig beleid snoeihard
te bezuinigen. Ik vind dat de coalitiepartijen zich daar veel te makkelijk bij neerleggen.
Dat valt me echt tegen. Dat wil ik hier gezegd hebben.
Wat ik lastig vind, is dat de Staatssecretaris net doet of hij het met minder geld
allemaal veel beter en slimmer gaat maken. Daarmee degradeert hij eigenlijk al zijn
voorgangers tot een stelletje sukkels. Waarom konden zij dat dan niet? Waarom hadden
zij dan zo veel meer geld nodig? Dat vind ik toch bijzonder.
Wat ik ook lastig vind, is de claim dat er geen geld is, dat hij geen geld heeft en
dat dit nou eenmaal moet. Het zijn politieke keuzes. Je kunt die keuze maken en daarover
verschillen we van mening. Volgens mij is er net een najaarsnota verschenen waarin
staat dat er dit jaar 3,2 miljard over is door onderuitputting. Stel je voor dat je
100 miljoen zou investeren in sport, dan kun je dat daarmee de komende 30 jaar doen.
Dat zou toch ook een aardig idee zijn geweest. Maar goed, daar wordt allemaal niet
voor gekozen. Ik vind het zo kwalijk, omdat het een helekortetermijnblik is. Als je
zegt «ik heb nu geen geld, dus ik moet bezuinigen op sport en bewegen», terwijl je
weet dat het risico levensgroot is dat dat op langere termijn meer schade gaat opleveren,
waarom doen we dat dan? Zo werkt de overheidsbegroting dus helemaal niet. Zeggen «ik
heb nu geen geld, dus ik moet nu bezuinigen, ook al weet ik dat ik over een paar jaar
meer geld kwijt ben», is heel dom en dat kan iedereen bedenken. Zo werkt het ook niet.
Maar goed, daarvoor wordt gekozen en ik ben het daar zeer mee oneens.
Ik heb zes moties, dus ik ga maar beginnen met voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de maatschappelijke opbrengsten van Sport en Bewegen momenteel 2,76
keer hoger zijn dan de kosten;
overwegende dat verschillende voorgestelde maatregelen van het kabinet negatieve effecten
hebben op de sport, via onder andere de bezuiniging op SPUK's en subsidies, verhoging
van de kansspelbelasting en het schrappen van de regeling bewegingsonderwijs;
constaterende dat nog niet bekend is wat de (maatschappelijke) schade zal zijn van
de bezuinigingen en lastenverhogingen;
verzoekt de regering om eerst in kaart te brengen wat de gevolgen zouden zijn voor
de maatschappelijke en financiële baten van sport, voordat de bezuinigingen en lastenverhogingen
op de sport worden doorgevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Mohandis, Inge van Dijk en Paulusma.
Zij krijgt nr. 130 (36 600-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat steeds minder jongeren en volwassenen voldoende bewegen;
overwegende dat het onwenselijk is dat mensen met een lager inkomen gemiddeld minder
bewegen en een slechtere gezondheid hebben;
constaterende dat er veel maatschappelijke steun bestaat voor het idee van een sportpas
voor alle jongeren tot 23 jaar, waar jaarlijks een bedrag op wordt gezet ter hoogte
van een gemiddeld sportabonnement;
verzoekt de regering onderzoek te laten doen naar de effecten van het concept van
de sportpas, ook in termen van maatschappelijke en financiële opbrengsten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Mohandis en Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 131 (36 600-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het idee van een sportpas voor alle jongeren tot 23 jaar als doel
heeft om drempels weg te nemen voor jongeren om te sporten en te bewegen en zou moeten
leiden tot gezondheidswinst;
constaterende dat met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid twintig stedelijke
gebieden zijn aangewezen waar problemen, waaronder slechte gezondheid, met langjarige
en samenhangende plannen worden aangepakt;
constaterende dat slechte gezondheid leidt tot hogere zorgkosten, voor samenleving
en zorgverzekeraars, en dat dit temeer geldt voor gebieden met een grote sociaaleconomische
opgave en derhalve de te behalen gezondheidswinst juist in deze gebieden ook het grootst
is;
verzoekt de regering een proef te starten in NPLV-gebieden, waarin jongeren tot 23
jaar een individuele sportpas ontvangen met budget om te besteden aan sporten of bewegen
en te bezien welke rol zorgverzekeraars kunnen spelen met betrekking tot de (co)financiering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Mohandis.
Zij krijgt nr. 132 (36 600-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat nog altijd minder dan de helft van de Nederlanders voldoet aan de
beweegrichtlijnen;
overwegende dat het actieplan Nederland Beweegt eind 2025 afloopt;
verzoekt de regering om structureel op minstens hetzelfde niveau in te blijven zetten
op het stimuleren en faciliteren van dagelijks bewegen en op basis van de tussenevaluatie
in januari voor de Voorjaarsnota met de Kamer te delen hoe zij dit gaat doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Mohandis.
Zij krijgt nr. 133 (36 600-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Stichting Special Heroes Nederland duizenden kinderen met een
beperking helpt om te sporten en bewegen;
overwegende dat de financiering voor deze stichting vanaf 2026 dreigt te vervallen,
waarmee tevens alle cofinanciering dreigt te vervallen;
verzoekt de regering om uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2025 met voorstellen te komen
die ervoor zorgen dat deze stichting haar belangrijke werk voort kan zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Mohandis.
Zij krijgt nr. 134 (36 600-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om te zorgen voor een fatsoenlijke behandeling en erkenning voor
de klokkenluider in het dansmisbruikdossier,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Mohandis, Inge van Dijk en Paulusma.
Zij krijgt nr. 135 (36 600-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors vijf minuten tot 22.50 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Er waren nog drie vragen van de eerste termijn blijven liggen. Daar kom
ik nu graag even op terug. Dat is de vraag van mevrouw Saris over aandacht voor het
revolverend fonds meenemen in de accommodatieaanpak. Dat kan ik inderdaad doen. Dan
de vraag of er in het beweegbeleid een plek voor de regionale platformen is. Daar
gaan we inderdaad mee starten in de versnelling van het Sportakkoord waar we nu mee
bezig zijn. Een voorbeeld daarvan is Achterhoek in Beweging. Ik weet niet of mevrouw
Saris dat kent, maar het is een mooi voorbeeld. Ga er vooral eens kijken, zou ik zeggen.
Ik heb van mevrouw Saris een bal gekregen met daarop: Achterhoek in Beweging. Die
bal staat nog steeds op mijn kamer.
Dan de vraag van mevrouw Paulusma over wanneer ik terug kan komen op de schoolpleinentermijn
en of dit in afstemming moet met OCW en LVVN. Dat is medio 2025.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik vond juist dat de Staatssecretaris heel erg uitweidde over schoolpleinen, terwijl
ik daar mijn vraag niet over had gesteld. Mijn vraag ging over of sport en bewegen
op school niet steeds een soort naschoolse activiteit is, maar gewoon onderdeel is
van het programma. Toen zei de Staatssecretaris: dat moet ik overleggen met mijn collega
van OCW. Toen zei ik: daar wacht ik dan met spanning op in de tweede termijn. Dus
die schoolpleinen was iets van de Staatssecretaris zelf. Het ging mij over sport en
bewegen binnen het onderwijs.
Staatssecretaris Karremans:
Ik heb de vraag in alle oprechtheid goed proberen te beantwoorden.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maar daar zei ik nu nog niets van.
Staatssecretaris Karremans:
Ik kom daar schriftelijk op terug. Dat waren de vragen die waren blijven liggen.
Voorzitter. Dan kom ik bij de moties.
De motie op stuk nr. 119 over de zorgplicht van gemeenten voor zwembaden geef ik oordeel
Kamer. Ik ben voornemens om met de sport- en beweegwet te komen. We hebben het daar
ook in het debat over gehad. We kunnen dit daarin opnemen.
De motie op stuk nr. 120 van de heer Mohandis verzoekt de regering de centrale regie
te nemen en in samenspraak met gemeentes met een landelijke richtlijn te komen voor
een minimale benodigde tegemoetkoming voor zwemles voor kinderen in armoede, zodat
het niet meer uitmaakt in welke gemeente een kind woont. Op dit moment is dit echt
nog een gemeentelijke bevoegdheid, dus ik kan dat nu niet gaan bepalen. We gaan natuurlijk
aan de slag met een sportwet. Ik kijk de heer Mohandis even aan. Ik kan regie nemen,
zeker als het gaat om het verbeteren van de vindbaarheid. Ik kan mijn rol pakken binnen
de bevoegdheden die ik heb, maar ik heb er nu geen extra financiële middelen voor
anders dan dat ik extra middelen naar het Jeugdfonds Sport & Cultuur breng. Ik kan
natuurlijk de rol spelen die ik binnen de wettelijke middelen heb. Ik ga natuurlijk
naar die sport- en beweegwet kijken. Als ik het zo kan opvatten, dan kan ik de motie
oordeel Kamer geven. Dat is hoe ik hem wil teruggeven.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik hou «m aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Mohandis stel ik voor zijn motie (36 600-XVI, nr. 120) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 121 van de heer Blaauw, over regeldruk op het gebied van
sport- en beweegbeleid. Deze motie kan ik overnemen. Het is dan dus aan de heer Blaauw
om aan te geven wat hij wil, maar ik kan «m overnemen. Ja? Een krul erdoor en verder.
De voorzitter:
De motie-Blaauw/Inge van Dijk (36 600-XVI, nr. 121) is overgenomen.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 122 van de heer Blaauw, over geen mannen meer in de vrouwensport.
Ik verwijs naar het debat. Deze motie is overbodig. Er zijn niet voor niets mannen-
en vrouwencompetities; dat heb ik al gezegd. De bonden gaan daar op dit moment heel
goed mee om. Zij doen het hartstikke goed. De motie is dus overbodig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 122 is overbodig.
Staatssecretaris Karremans:
«Overbodig» is een officiële appreciatie tegenwoordig. Datzelfde geldt voor «ontijdig».
Maar de motie is overbodig.
Dan de motie op stuk nr. 123 van mevrouw Van den Hil, mevrouw Saris en de heer Van
Nispen, met de vraag of de vergoeding voor sporthulpmiddelen in alle gemeenten kan
worden gerealiseerd voor mensen met een beperking. Deze motie wil ik overnemen.
De voorzitter:
De motie-Van den Hil c.s. (36 600-XVI, nr. 123) is overgenomen.
Staatssecretaris Karremans:
De motie is dus overgenomen. Een krul erdoor!
Dan de motie op stuk nr. 124, van mevrouw Van den Hil en mevrouw Paulusma over het
wetsvoorstel Integriteitscentrum sport, en de daarbij behorende financiering. Oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 124: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 125. Gaat het hierin over Ajax? O ja. Er staat hier «overnemen»,
haha. Nee, de motie op stuk nr. 125 wil ik overnemen. Ik ben ook de Staatssecretaris
van Ajax, hè.
De voorzitter:
De motie-Van den Hil/Rikkers-Oosterkamp (36 600-XVI, nr. 125) is overgenomen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Daar ben ik echt heel erg blij mee, want dan komt de motie niet in stemming. Ik vreesde
al een hoofdelijke stemming. Dank u wel.
Staatssecretaris Karremans:
Ik dacht ook: daar moet je maar zo snel mogelijk vanaf zijn. Er zijn volgens mij veel
fans van Feyenoord hier in de Kamer. Dat was de motie op stuk nr. 125.
Nu gaat het over de motie op stuk nr. 126, die de regering verzoekt samen met strategische
partners bestuurders en verenigingen beter te informeren over welke verantwoordelijkheden
de WBTR met zich meebrengt als het gaat over de vrijwilligersverzekering, met als
doel de rechtsbescherming van bestuurders te bevorderen. Die kan ik oordeel Kamer
geven, indien de evaluatie medio 2025 start. Dat gaan we doen. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 126 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 127 van mevrouw Van Dijk, de heer Mohandis en de heer Van
Nispen, die de regering verzoekt vóór de zomer van 2025 met vijf concrete voorstellen
te komen over hoe de regeldruk bij verenigingen kan worden verminderd, en nog een
aantal andere zaken. Die kan ik overnemen. Dit gaat over de motie op stuk nr. 127.
De voorzitter:
De motie-Inge van Dijk c.s. (36 600-XVI, nr. 127) is overgenomen.
Staatssecretaris Karremans:
We kunnen dit gelijk meenemen in de sportstrategie. Is dat oké?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat die appreciaties er nu zijn. Het is voor mij nog even wennen wat dat betekent,
maar als de motie wordt overgenomen, dan komt die ook niet meer op een website te
staan. Ik vind het dan belangrijk dat u hem echt zo laat terugkomen in de stukken
die wij dan krijgen. Anders is de motie overgenomen en weer verdwenen.
Staatssecretaris Karremans:
Ik neem «m over en neem het mee in de sportstrategie. We vermelden dan even hoe we
«m verwerkt hebben.
De motie op stuk nr. 128, die «regionaal» heet, kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 128 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 129, «verkenning wetgeving», krijgt ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 129 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 130 van de heer Van Nispen wordt ontraden. Daar verwijs ik voor
naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 130 is ontraden.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 131 over onderzoek doen naar de sportpas geef ik oordeel Kamer,
ook met een verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 131 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Over de motie op stuk nr. 132, die gelijk vraagt om daar een vervolg aan te geven,
heb ik het verzoek om die aan te houden richting de heer Van Nispen. Ik snap «m helemaal.
Maar ik heb ook in het debat gezegd: ik wil eerst dat onderzoek. Ik sta er echt welwillend
in, maar dan wil ik dat onderzoeken. En dan zou een volgende stap om bij het NPLV
aan te sluiten helemaal niet gek zijn, maar daar heb ik nu geen middelen voor, dus
dat kan ik ook niet toezeggen. Dat wordt dan stap twee van de drietrapsraket. Dus
het verzoek is om die aan te houden.
De heer Van Nispen (SP):
Dat verzoek snap ik. Ik vind het zelf lastig, want ik zou denken: je moet ook iets
hebben om te onderzoeken. Dus het zou juist heel slim zijn om het wel te gaan uitproberen
en het gelijktijdig te onderzoeken. Maar ik kijk een beetje rond en ik denk dat dit
het maximaal haalbare is. Dus ik denk dat ik blij zal zijn met het onderzoek en deze
motie aan zal houden. Maar dan verzoek ik wel aan de Staatssecretaris om vaart te
maken met het onderzoek, nog één keer te bevestigen wanneer dat er dan komt en tegelijkertijd,
of in de tussentijd, bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid op zoek
te gaan naar middelen. Als je dit immers doet, kom je op 2 à 3 miljoen ongeveer, voor
één gebied, en je zou ook nog kunnen kijken of je een deel kunt halen bij de zorgverzekeraars
in cofinanciering, of juist lokaal. Het hoeft dus niet allemaal uit de pot met sportgeld
te komen; juist niet, zou ik zeggen.
Staatssecretaris Karremans:
Die handschoen neem ik graag op. Laat ik het dan zo zeggen. Over het onderzoek heb
ik in het debat al gezegd: ik kom schriftelijk terug op de planning. Maar ik kan in
het onderzoek de financieringsmogelijkheden meenemen. Zullen we dat dan zo afspreken?
De heer Van Nispen (SP):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (36 600, nr. 132) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 133 is ontraden. Ik verwijs ook naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 133 is ontraden.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 134.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, mag ik een vraag stellen over de motie op stuk nr. 133?
De voorzitter:
De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Over het Actieplan Nederland Beweegt heeft de Staatssecretaris volgens mij gezegd:
er komt een tussenevaluatie in januari. We hebben daar het debat over gevoerd, waarin
ik zei: het is zonde om iets dat goed werkt, meer bewegen in de zorg, op het werk,
op scholen et cetera, overboord te kieperen. Ik heb niet gezegd «hou precies met dezelfde
middelen de huidige Beweegalliantie, in dat drukke speelveld, in de woorden van de
Staatssecretaris, in stand.» Als dat in de motie wordt gelezen, dan is dat niet wat
ik bedoel. Wat ik wel bedoel, is: als in januari blijkt dat het goed werkt, en het
gaat om het programma Nederland Beweegt, dan zullen de goede elementen daarvan wel
een vervolg moeten krijgen. Die kunnen we niet allemaal uit onze handen laten vallen.
Dat is het doel van de motie. Als ik dat niet duidelijk heb opgeschreven, dan licht
ik hierbij toe dat dat hetgeen is wat ik bedoel.
Staatssecretaris Karremans:
Ik begrijp dat ik het zo kan interpreteren dat ik de goede dingen meeneem. Uiteindelijk
is het altijd zo dat het, als je een begroting maakt, meegaat in de afweging. Maar
als ik «m zo mag lezen dat we het op een goede manier willen borgen, in de zin van
«zorg ervoor dat je de goede dingen die werken, zo kan behouden» – mits dat financieel
inpasbaar is, want daar zitten ook deels structurele middelen in – dan vind ik «m
goed. Dan kunnen we dat afspreken. Ik las er inderdaad in «ga er sowieso mee door,
op die manier en met dat geld», maar dat kan ik niet toezeggen. Maar in de leeswijze
dat we op een bepaalde manier dingen die werken en die ons beleid ondersteunen, kunnen
waarborgen, wil ik «m wel oordeel Kamer geven.
De heer Van Nispen (SP):
Dan moet ik nu eigenlijk mijn mond houden, maar het gaat me om het tussenzinnetje
«mits het financieel inpasbaar is». Je moet juist, voor de dingen die goed werken,
zorgen dat je die financieel kan inpassen. Daar kunnen we het dan toch wel over eens
worden?
Staatssecretaris Karremans:
Dat snap ik, maar als ik dat weer uit de BOSA moet gaan halen, dan hebben we weer
die andere discussie. Dat is wel de realiteit waar ik in zit, snap je? Dus ik zit
even te kijken welke formulering we eraan kunnen koppelen. Ik wil geen valse verwachtingen
wekken. Ik heb gezegd: «Ik vind dat er goed werk wordt verricht. We gaan die evaluatie
doen.» Goede dingen wil ik natuurlijk in de basis altijd meenemen. Dat is volgens
mij goed. Maar ze staan wel altijd in relatie tot wat ze kosten. Iets kan in de basis
goed zijn. Laten we zeggen dat we daar heel graag mee door zouden willen gaan. Maar
ik zit even te worstelen, dat merkt u wel aan mij. Ik kan daar geen financiële claim
op leggen. Laten we afspreken dat de motie niet zegt: er gaat sowieso gegarandeerd
geld naartoe. Maar de motie is wel een stevig signaal vanuit de Kamer, dus we moeten
daar iets mee. We zullen de motie dan ook als zodanig opvatten.
De heer Van Nispen (SP):
Daarmee ben ik akkoord. Dus op basis van die tussenevaluatie... Dat staat er ook.
Dan horen we voor de Voorjaarsnota, of voor de zomer, iets in die richting, hoe de
Staatssecretaris daar gevolg aan wil geven. Dan weten we ook wat er in de evaluatie
staat. Met die interpretatie ben ik akkoord.
Staatssecretaris Karremans:
Er zit nu geen gegarandeerde claim in, maar wel de intentie om ermee door te gaan.
Dan krijgt de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 133 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Maar er zit geen financiële claim in; ik heb de motie uitgelegd zonder financiële
claim. De motie gaat in combinatie met mijn uitleg.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik snap dat, maar als je moties krijgt met een hele uitleg erbij, en we krijgen voor
donderdag weet ik veel hoeveel uitleggen... Ik ga daar niet in mee. Dan moet de rest
het maar doen, maar ik vind dat gewoon niet prettig. Ik zeg: de uitleg van de Staatssecretaris
is duidelijk anders dan wat er in de motie staat.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, met een toelichting.
De heer Van Nispen (SP):
We vallen in herhaling. Het gaat erom om de goede dingen die werken in te blijven
zetten voor het stimuleren en faciliteren van dagelijks bewegen. Dit debat gaat over
het stimuleren van sport en bewegen voor een gezonde en sportieve samenleving in de
toekomst. We kunnen het nu niet eens worden over iets wat goed werkt, wat ook blijkt
uit een evaluatie. Daarvan zeggen we: nee, daar gaan we toch mee stoppen. Dat kan
toch niet? Volgens mij hebben we nu de duidelijke afspraak dat de Staatssecretaris
terugkomt naar de Kamer en dat de motie een steuntje in de rug is om die goede dingen
te bewaren. Dat is volgens mij de afspraak.
Staatssecretaris Karremans:
Volgens mij ook. In mijn brief heb ik ook gezegd: bewegen in het dagelijks leven is
onderdeel van mijn beleid. Daar wil ik dus sowieso mee doorgaan. De oproep van de
heer Van Nispen is daarbij: kijk goed naar de dingen die goed werken en neem die mee.
Dat lijkt me prima. En dan zonder financiële claim. Dat hebben we nu een paar keer
gemarkeerd. Ik dan de motie oordeel Kamer geven.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 134, over Special Heroes. Ik heb al gezegd dat
ik in gesprek ga. Ik kan de motie oordeel Kamer geven indien ik de motie zo mag interpreteren
dat we welwillend staan tegenover de borging van de inhoudelijke projecten. De gesprekken
daarover lopen. Als ik de motie zo kan interpreteren, kan ik die oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 134 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dat kan nog allerlei varianten opleveren, maar we staan er welwillend in.
Tot slot de motie op stuk nr. 135, over de klokkenluider in het dansmisbruikdossier.
Die motie ga ik overnemen.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Met uw goedvinden, voorzitter, merk ik het volgende op. Ik heb mij een beetje verdiept
in het dossier. Wat ik belangrijk vind, ook bij het overnemen van de motie, is om
daar wel een duidelijke terugkoppeling van te krijgen middels een brief. Anders blijft
het bij overnemen, met alle goede bedoelingen.
Staatssecretaris Karremans:
Het gaat om een individueel persoon. Om dat publiekelijk te doen ...
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat.
Staatssecretaris Karremans:
Ik kan toezeggen dat we dat een-op-een direct naar de Kamerleden doen. Zullen we dat
dan afspreken? Dan neem ik de motie over en dan ...
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
De route-Van Nispen is dan voldoende. Dan vindt Van Nispen ons wel weer. Anders gaat
het alle kanten op.
De heer Van Nispen (SP):
Eens, voor zover het informatie betreft die in het belang van een individu niet openbaar
kan worden gemaakt. Maar ik denk dat een openbaar ingediende Kamermotie deels ook
een openbaar antwoord zou moeten verdienen, voor zover dat kan. Maar hoe dat precies
gaat, laat ik verder aan het ministerie over.
Staatssecretaris Karremans:
Oké. Prima.
De voorzitter:
De motie-Van Nispen c.s. (36 600-XVI, nr. 135) is overgenomen.
Dank u wel. Voordat ik de vergadering sluit, wil ik de Staatssecretaris bedanken voor
zijn komst naar de Kamer en de bodes voor de goede verzorging. Ik wens iedereen wel
thuis.
O, nog één ding! Donderdag wordt er gestemd over de ingediende moties.
Excuus. De toezeggingen die zijn gedaan door de Staatssecretaris, worden nagestuurd.
Ik denk dat u daar een vraag over had.
Dan sluit ik hierbij wel de vergadering.
Sluiting 23.10 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.