Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tseggai over vergunningverlening aan escortbureaus
Vragen van het lid Tseggai (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over vergunningverlening aan escortbureaus (ingezonden 20 november 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 december 2024).
Vraag 1
Kent u het bericht «Berucht escortbureau Nirvana kreeg vergunning ondanks voor mensenhandel
veroordeelde oprichter»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat veroordelingen voor mensenhandel in Nederland dan wel in een
ander land moeten kunnen meewegen bij de beoordeling of een aanvraag voor een vergunning
voor een escortbureau moet worden gehonoreerd? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit in
de praktijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, ik deel deze mening. Uit onderzoek blijkt dat in zo goed als alle gemeenten seksbedrijven
en escortbureaus vergunningplichtig zijn (respectievelijk 98,5 procent en 86,6 procent
van de gemeenten).2 Gemeenten kunnen zelf bepalen, op basis van de openbare orde en veiligheid en bestemmingsplannen,
welke eisen zij stellen aan seksbedrijven en escortbureaus bij een vergunningsaanvraag.
De praktijk leert dat gemeenten vaak in hun beleid opnemen dat bij een vergunningaanvraag
van dergelijke bedrijven een toets op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur (Wet Bibob) wordt uitgevoerd. De Wet Bibob biedt de mogelijkheid
om een vergunning te weigeren of in te trekken. Dat kan als uit het Bibob-onderzoek
blijkt dat er een risico op misbruik van de vergunning bestaat, oftewel een ernstig
gevaar dat de vergunning wordt gebruikt om strafbare feiten mee te plegen om crimineel
voordeel mee te gebruiken. Het gevaar moet blijken uit feiten en omstandigheden die
op zijn minst doen vermoeden dat de aanvrager of houder van de vergunning strafbare
feiten heeft gepleegd. Ook informatie over zakelijke relaties wordt meegenomen. Veroordelingen
voor mensenhandel of feiten en omstandigheden die doen vermoeden dat iemand zich schuldig
maakt aan mensenhandel zijn bij dit type vergunningen in principe altijd relevant.
Dit geldt ook voor veroordelingen in het buitenland.
Vraag 3
Op welke wijze worden buitenlandse veroordelingen meegewogen bij de aanvraag van vergunningen
waarvoor een Bibob-toets wordt gevraagd? Hoe worden deze veroordelingen gedeeld met
de Nederlandse autoriteiten die betrokken zijn bij een Bibob-toets?
Antwoord 3
Informatie over buitenlandse veroordelingen kan worden meegewogen bij een Bibob-toets.
Op dit moment bestaat de mogelijkheid om buitenlandse informatie op te vragen alleen
voor het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Dit betekent dat een gemeente na het afronden
van het eigen onderzoek aanleiding moet hebben om een adviesaanvraag te doen bij het
LBB, bijvoorbeeld omdat een subject in het onderzoek in het buitenland heeft gewoond
of een niet-Nederlandse nationaliteit heeft en er aanwijzingen zijn dat het betreffende
subject in relatie staat tot strafbare feiten. Het LBB kan door tussenkomst van de
officier van justitie de bevoegde buitenlandse autoriteiten verzoeken om strafrechtelijke
gegevens over subjecten in het onderzoek te verstrekken.
In uw Kamer ligt momenteel een wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens (Wjsg) voor, zodat het LBB ook het Europees strafregisterinformatiesysteem
(ECRIS) en ECRIS TCN (Third Country National) kan raadplegen. ECRIS is een decentraal
informatiesysteem voor de wederzijdse doorgifte van informatie over veroordelingen
tussen de autoriteiten van de lidstaten van de EU. ECRIS TCN is een informatiesysteem
om vast te stellen welke lidstaten over informatie over veroordelingen van burgers
van derde landen beschikken. Gemeenten zullen met de wijziging van de Wjsg zelf geen
toegang krijgen tot deze systemen en zullen dus altijd naar het LBB moeten voor een
advies waarin het LBB eventuele internationale informatie kan betrekken.
Vraag 4
Op welke wijze kan informatie over een vergunningaanvraag voor een seksbedrijf in
de ene gemeente bekend worden bij een andere gemeente dan wel meegenomen worden in
een Bibob-toets?
Antwoord 4
Er zijn verschillende manieren waarop gemeenten onder de Wet Bibob informatie met
elkaar kunnen delen. Allereerst kan een gemeente het Bibob-register raadplegen. In
het Bibob-register staan subjecten geregistreerd die in de afgelopen vijf jaar hebben
bijgedragen aan een gevaarsconclusie van het LBB of van een gemeente. Als een gemeente
vermoedt dat een vergunningaanvrager zich vanwege een Bibob-toets heeft teruggetrokken
uit de procedure dan moet dit ook worden geregistreerd. Daarnaast kunnen gemeenten
elkaar tippen als zij over informatie beschikken die erop duidt dat een subject in
relatie staat tot strafbare feiten, en dat dit subject een vergunning heeft of -aanvraag
wil doen.
Een hit in het Bibob-register of een ontvangen tip kunnen aanleiding zijn om een Bibob-onderzoek
te starten, waarbij de beschikbare Bibob-informatie ook kan worden opgevraagd bij
de gemeente die het eerdere onderzoek heeft gedaan.
Vraag 5
Was tijdens de vergunningsaanvraag voor de in bericht genoemde escortbedrijf bekend
dat er sprake was van een eerdere veroordeling wegens mensenhandel? Zo ja, waarom
was dat geen weigeringsgrond voor de vergunningverlening? Zo nee, hoe komt het dat
dat niet bekend was?
Antwoord 5
De gemeente Tilburg heeft aangegeven dat het op basis van het eigen beleid een Bibob-onderzoek
heeft uitgevoerd bij de vergunningaanvraag, maar dat daarbij geen informatie naar
voren is gekomen om de vergunning te weigeren. Evenmin was er aanleiding om een adviesaanvraag
bij het LBB te doen. Wel wordt relevante, nu beschikbare informatie, meegenomen in
een eventueel vervolgtraject. In dat kader verwijs ik naar de beantwoording van raadvragen
over dit onderwerp door de burgemeester van Tilburg van 18 november 2024.3
Vraag 6
Deelt u de mening van de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven (VER) dat het in het
bericht genoemde escortbureau niet meer actief zou mogen zijn in de escortbranche?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het verlenen van vergunningen aan seksbedrijven betreft een lokale aangelegenheid.
Het past mij niet om in te gaan op een specifieke casus.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.