Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Kamermotie over onderzoek naar Nederlanders met migratieachtergrond maakt veel los’, en het verzoek van het lid Timmermans om een brief te ontvangen over het kabinetsstandpunt over deze motie.
Vragen van de leden Timmermans, Tseggai en Lahlah (allen GroenLinks- PvdA) aan de Minister-President en de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Kamermotie over onderzoek naar Nederlanders met migratieachtergrond maakt veel los», en het verzoek van het lid Timmermans om een brief te ontvangen over het kabinetsstandpunt over deze motie (ingezonden 13 december 2024).
Vraag 1
Staat u nog steeds achter uw uitspraken over de motie van het lid Becker van 6 december
jl. tijdens uw persconferentie dat «het voor het kabinet duidelijk is dat er geen opvattingen van mensen met een migratieachtergrond
bijgehouden zullen worden.» Zo nee, waarom niet?
Vraag 2
Deelt het kabinet de opvatting van de Staatssecretaris Rechtsbescherming die hij op
8 december jl. in Dit is Thijs deed dat de motie van het lid Becker in strijd is met het verbod op discriminatie?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Hoe rijmt het kabinet de uitspraken van de Minister-President en de Staatssecretaris
Rechtsbescherming met uitspraken van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
die aangaf de wensen van de Kamer mee te nemen en deze motie oordeel Kamer gaf?
Vraag 4
Hoe verklaart u de tegenstrijdige uitspraken van de drie voornoemde bewindspersonen
over deze motie? Op welke wijze wordt de eenheid van kabinetsbeleid hersteld?
Vraag 5
Wat bedoelt het kabinet precies met de uiting dat het kabinet de uitvoering van de
motie van het lid Becker «heel zorgvuldig ter hand zal worden genomen»? Is het kabinet
voornemens de motie slechts gedeeltelijk uit te voeren, of blijft het kernverzoek
van de motie (gericht op mensen met een migratieachtergrond) in stand? En hoe verhoudt
zich dit tot de uitspraken van de Staatssecretaris Rechtsbescherming dat deze motie
in strijd is met het verbod op discriminatie?
Vraag 6
Erkent het kabinet dat het uitvoeren van deze motie het schadelijke beeld versterkt
dat bepaalde groepen in Nederland niet loyaal zouden zijn aan «Nederlandse normen
en waarden»? Zo nee, waarom niet? Wat gaat het kabinet doen om deze stigmatisering
en groeiende maatschappelijke zorgen tegen te gaan?
Vraag 7
Is het kabinet zich bewust van het risico dat het uitvoering geven aan deze motie
een precedent schept voor beleid dat specifiek gericht is op culturele en religieuze
opvattingen van bepaalde groepen? Hoe verhoudt dit zich tot de belofte om gelijkheid
en inclusiviteit te bevorderen?
Vraag 8
Heeft het kabinet kennisgenomen van de reactie van de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme (NCDR) waarin hij het kabinet oproept om geen uitvoering
te geven aan deze motie, omdat het een «rechtstreekse aanval op het gelijkheidsbeginsel»
zou zijn? Deelt het kabinet dit standpunt van de NCDR en hoe weegt zij dit mee in
haar standpunt over de uitvoering van deze motie?
Vraag 9
Is het kabinet gelet op de uitspraken van de Minister-President, de Staatssecretaris
Rechtsbescherming en het standpunt van de NCDR bereid het standpunt over deze motie
te herzien? Zo nee, hoe rechtvaardigt het kabinet deze motie in het licht van de juridische,
ethische en maatschappelijke bezwaren?
Vraag 10
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar voor dinsdag 17 december 2024 beantwoorden?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Ergin (DENK),
ingezonden 6 december 2024 (vraagnummer 2024Z20481).
Indieners
-
Gericht aan
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Gericht aan
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Gericht aan
H.W.M. Schoof, minister-president -
Indiener
Frans Timmermans, Kamerlid -
Medeindiener
Mikal Tseggai, Kamerlid -
Medeindiener
Esmah Lahlah, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.