Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bontenbal, Erkens, Vermeer en Grinwis over de overstap van de industrie naar groene waterstof en de raffinageroute
Vragen van de leden Bontenbal (CDA), Erkens (VVD), Vermeer (BBB) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de overstap van de industrie naar groene waterstof en de raffinageroute (ingezonden 6 november 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 11 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Industrie vreest einde groene waterstof: «Dit plan
legt er een bom onder»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de stelling vanuit de industrie dat de Nederlandse waterstofeconomie
om zeep wordt geholpen door de voorgestelde correctiefactor van 0,4 voor de raffinageroute,
omdat daarmee de waarde van geproduceerde groene waterstof meer dan gehalveerd wordt?
Antwoord 2
De raffinageroute in de systematiek Energie voor Vervoer van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) beoogt een bijdrage te leveren aan de Nederlandse waterstofmarkt,
in aanvulling op het waterstofinstrumentarium van het Ministerie van Klimaat en Groene
Groei (KGG). Van het begin af aan is helder gemaakt dat het gebruik van hernieuwbare
(groene) waterstof in raffinaderijen onder voorwaarden mag meetellen voor credits.
Hierover zijn in het verleden ook afspraken gemaakt, zie onder meer «Kabinetsaanpak
Klimaatbeleid»2.
In de eerste voortgangsbrief implementatie RED-III vervoer d.d. 26 april 20243 is aangegeven dat er begrensd ruimte komt voor de raffinageroute. In deze brief is
ook een correctiefactor aangekondigd, inclusief nader onderzoek om de hoogte van de
correctiefactor te bepalen. Bij de totstandkoming van deze keuze is de markt geraadpleegd.
Destijds waren de reacties veelal positief ten opzichte van eerdere beleidsopties
die voor hebben gelegen. De raffinageroute met correctiefactor werd gezien als een
goed midden tussen CO2-reductie in de sector mobiliteit, prijseffecten aan de pomp en stimulering van hernieuwbare
waterstof.
Vraag 3
In hoeverre is er contact geweest met de sector over de impact van deze maatregel
op concrete projecten voor elektrolyse? Wat doet de correctiefactor met de business
case voor deze projecten?
Antwoord 3
Voor het TNO-onderzoek dat ten grondslag ligt aan de aangekondigde hoogte van de correctiefactor,
zoals voorgesteld door de Staatssecretaris van IenW in zijn brief van 30 oktober 2024,
zijn uiteenlopende marktpartijen gesproken over de correctiefactor en de impact daarvan.
Een deel van de bedrijven gaf aan zich zorgen te maken over de impact van de correctiefactor
op de businesscase vanwege de lagere waarde van credits. Een ander deel van de respondenten
pleit juist voor een (lage) correctiefactor om ruimte te scheppen voor meer elektrolyseprojecten.
Ten slotte zijn er partijen die aangeven dat snelle duidelijkheid omtrent de raffinageroute
voor hun investeringsbeslissing van groter belang is dan de hoogte van de correctiefactor;
langere onduidelijkheid is voor deze partijen onwenselijk.
TNO geeft aan dat bij het bepalen van de correctiefactor kan worden meegewogen wat
de impact is van andere opties naast de inzet van hernieuwbare waterstof via de raffinageroute
en via direct gebruik met mogelijk lagere kosten, zoals bijmenging van geïmporteerde
synthetische brandstoffen. Dit zou de kans op inzet van in Nederland geproduceerde
waterstof via direct gebruik en via de raffinageroute kunnen verkleinen. Het is nog
onduidelijk welke rol de import van synthetische brandstoffen tot en met 2030 zal
spelen; de verwachting is dat dit op korte termijn nog niet op grote schaal het geval
zal zijn. De onzekerheid hierover op de verwachte creditwaarde lijkt echter wel een
aandachtspunt in de sector.
Naast gesprekken met marktpartijen ten behoeve van het TNO-onderzoek, heeft IenW ambtelijk
in april 2024 een breed bezochte stakeholderbijeenkomst belegd rond de invulling van
de implementatie van de RED-III (inclusief raffinageroute en correctiefactor) en hebben
verschillende 1-op-1 gesprekken met sectorpartijen plaatsgevonden.
Vraag 4
Hoe verhoudt de business case voor elektrolyseprojecten in Nederland zich tot de business
case in Duitsland, België en Frankrijk zowel voor als na introductie van de correctiefactor?
Antwoord 4
Met de openstelling van de raffinageroute (met correctiefactor) wordt ook in Nederland
een aanvullende mogelijkheid geboden om hernieuwbare waterstof te verwaarden. Dit
zou moeten bijdragen aan de businesscase voor elektrolyseprojecten zoals benoemd in
de Kamerbrief Voortgang implementatie RED-III vervoer4. In de brief is aangegeven dat de voorkeur uit gaat naar directe inzet van hernieuwbare
waterstof in de mobiliteit, maar ook dat er op dit moment in Nederland nog niet veel
elektrolysecapaciteit is om hernieuwbare waterstof te produceren. De raffinageroute
beoogt de elektrolysecapaciteit op te schalen, wat uiteindelijk ook de directe inzet
van hernieuwbare waterstof ten goede komt.
De systematiek Energie voor Vervoer, waar de raffinageroute onderdeel van is, richt
zich niet enkel op het halen van de doelen uit de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED-III),
maar ook op de nationale klimaatdoelen. Inzet van hernieuwbare waterstof via de raffinageroute
draagt niet bij aan het Nederlandse klimaatdoel voor de sector mobiliteit, maar aan
het doel voor de sector industrie. In de andere landen wordt dit onderscheid niet
op deze manier gemaakt. In Nederland wordt een subverplichting voor elke mobiliteitssector
(land, zee, binnenvaart en luchtvaart) ingevoerd, waar ook de raffinageroute aan kan
bijdragen. Hierdoor is de vormgeving zoals gebruikt in Duitsland en Frankrijk niet
vergelijkbaar met onze systematiek.
De stimulerende rol van de raffinageroute is door de correctiefactor minder groot
dan in de hierboven genoemde landen. Dit is een bewuste keuze om een gelijk speelveld
tussen de raffinageroute en direct gebruik van hernieuwbare waterstof in mobiliteit
te creëren. In de voorstellen voor de implementatie van de RED-III in Nederland is
gekozen voor een vormgeving waarin het prijseffect aan de pomp beperkt blijft. Bij
een grotere ruimte voor de raffinageroute buiten het subdoel voor hernieuwbare waterstof
of een extra stimuleringsfactor zoals in Duitsland, zou het prijseffect aan de pomp
toenemen.
Vraag 5
Is de impact van de gekozen correctiefactor op investeringen in groene waterstof in
Nederland goed in beeld gebracht? Kunt u hier inzicht in geven?
Antwoord 5
De verwachte impact op investeringen was geen onderdeel van de onderzoeksvraag om
te komen tot een correctiefactor. Door de respondenten in het TNO-onderzoek is hier
wel op gereflecteerd, zoals toegelicht onder vraag 3.
Na het stellen van Kamervragen heeft de Kamer de motie van de leden Bontenbal en Vermeer
aangenomen over een onderzoek naar hoe de raffinageroute eruit moet zien om maximaal
bij te dragen aan de verduurzamingsdoelstellingen van de industrie5. Er is gestart met invulling te geven aan deze motie en dit zal meer inzicht geven
in de impact van correctiefactoren op investeringen in hernieuwbare waterstof in Nederland,
de verduurzaming(sdoelen) in de industrie en de doelen van de systematiek Energie
voor Vervoer.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er momenteel nog geen volwassen markt is voor groene waterstof
en dat de overheid, als het de industrie wil helpen verduurzamen, het opbouwen van
deze markt zou moeten ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ja, de markt voor hernieuwbare waterstof zit nog in de beginfase en wordt daarbij
ook geconfronteerd met de nodige hobbels. In de Kamerbrief Voortgang waterstofbeleid6 die voorafgaand aan het commissiedebat «Waterstof, groen gas en andere energiedragers»
op 10 december naar de Kamer is gestuurd, beschrijft de Minister van KGG de stand
van zaken en de vervolgstappen.
Vraag 7
Onderkent u het feit dat de raffinageroute er juist voor zou moeten zorgen dat de
waterstofmarkt op gang komt en er een basis voor investeringen in groene waterstof
beschikbaar komt? Hoe draagt het voorstel voor de correctiefactor daaraan bij?
Antwoord 7
De raffinageroute is een van de instrumenten om de hernieuwbare waterstofmarkt op
gang te brengen. Het waterstofinstrumentarium vanuit KGG bestaat verder uit onder
meer IPCEI-subsidies, OWE-subsidies, een importtender onder H2Global en toekomstige
vraagsubsidies. Daarnaast werkt KGG aan een mogelijke jaarverplichting voor het gebruik
van hernieuwbare waterstof in industriële processen.
De raffinageroute was oorspronkelijk bedoeld om de eerste elektrolyseprojecten te
realiseren. Er is te zien dat investeringsbeslissingen in grootschalige elektrolyseprojecten
uitblijven, onder meer vanwege onzekerheden over de afname. Naast voornoemde instrumenten
blijft de raffinageroute een relevant instrument om een zekere afzetmarkt voor hernieuwbare
waterstof te bieden. De correctiefactor is ontworpen om directe inzet te belonen,
ook vanwege de directe CO2-reductie die dit voor de sector mobiliteit oplevert. De correctiefactor zorgt voor
een gelijker speelveld tussen de geprefereerde directe inzet en inzet via de raffinageroute.
Verder creëert het aanvullende ruimte voor de raffinageroute, zonder dat de subdoelen
hoeven te worden verhoogd en de prijs aan de pomp verder stijgt.
Vraag 8
Deelt u de constatering dat het voorstel voor deze correctiefactor ervoor zal zorgen
investeringen in groene waterstof niet in Nederland plaats zullen vinden, maar in
ons omringende landen waar geen correctiefactor geldt en waar ook andere voorwaarden
voor waterstofproductie gunstiger zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden, gezien de onzekerheden in de markt,
bijvoorbeeld op het gebied en gereedkomen van waterstof(import)infrastructuur. Er
zijn inderdaad risico’s en daarom wordt een zorgvuldig proces gevolgd. Er zijn nationaal
verplichtingen voor de inzet van hernieuwbare waterstof in vervoer neergelegd op basis
van de RED-III (ook zijn er op basis van de RED-III nationaal verplichtingen voor
de inzet van hernieuwbare waterstof in de industrie). Het behalen van de verplichting
voor waterstof in vervoer kan via directe inzet en/of de raffinageroute worden ingevuld.
Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de inzet van nationaal geproduceerde
en geïmporteerde hernieuwbare waterstof of synthetische brandstoffen. Met de voorgestelde
correctiefactor wordt een gelijk speelveld gecreëerd tussen directe inzet (ook uit
importstromen) en indirecte inzet via de raffinageroute.
De directe inzet moet zich nog verder ontwikkelen. De resultaten van de eerste openstelling
van de Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWiM) tonen interesse van de markt,
met een overinschrijving van 78% op het budget van 22 miljoen euro.
De verwachting was dat import van hernieuwbare waterstof en synthetische brandstoffen
een beperkte rol zal spelen richting 2030. Hiermee was de inschatting dat de raffinageroute
ook bij de implementatie van de voorgestelde correctiefactor voldoende afzetmogelijkheden
heeft. Zoals aangegeven onder vraag 5 is gestart met het uitvoering geven aan de motie
om de impact van de correctiefactor nader te onderzoeken. De resultaten hiervan en
de signalen die zijn ontvangen bij de consultatie van de Regeling energie vervoer
aankomend voorjaar zullen worden meegewogen in het proces.
Er is voor gekozen om geen einddatum op te nemen voor de raffinageroute, in afwachting
van post-2030 doelen die in de mogelijke opvolger van de RED-III worden gesteld. Het
is nog geen gegeven dat er een opvolger komt, maar het kabinet zet zich daar richting
de Commissie voor in.
Vraag 9
Hoe rijmt u het voorstel voor de correctiefactor met het voornemen uit het regeerprogramma
on Nederlandse koppen op Europees beleid te schrappen?
Antwoord 9
Hier is geen sprake van een nationale kop. De correctiefactor is een uitwerking van
een Europese verplichting, die ontworpen is zodat de systematiek Energie voor Vervoer
ook voldoende bijdraagt aan het nationale klimaatdoel voor de sector mobiliteit. Het
regeerprogramma houdt vast aan de klimaatdoelen. Als de correctiefactor hoger wordt,
of wordt losgelaten, wordt het maximaal in te zetten volume via de raffinageroute
kleiner, of moet het subdoel worden verhoogd, samen met aanvullende maatregelen om
het behalen van het nationale klimaatdoel voor de sector mobiliteit te borgen.
Vraag 10
Kunt uitleggen op welke wijze deze correctiefactor direct gebruik stimuleert? Wat
zijn verwachte effecten van de correctiefactor op direct gebruik?
Antwoord 10
De correctiefactor zorgt ervoor dat een gelijker speelveld ontstaat tussen de inzet
van hernieuwbare waterstof bij de raffinage van (fossiele) transportbrandstoffen en
de directe levering van hernieuwbare waterstof aan waterstofvoertuigen / (lucht)vaartuigen.
Verder leidt de correctiefactor ertoe dat de raffinagecredits minder snel het subdoel
vullen; ze tellen immers minder mee. Hierdoor blijft eerder ruimte over voor directe
inzet onder het subdoel.
Uit het TNO-onderzoek blijkt dat zonder correctiefactor directe inzet zeer beperkt
aan bod komt binnen de systematiek Energie voor Vervoer, aangezien de raffinageroute
dan de goedkoopste manier is om credits te genereren en daarmee aan de RFNBO-verplichting
te voldoen.
Vraag 11
Wat zijn de gevolgen van de gekozen correctiefactor voor het doelbereik van de Subsidieregeling
grootschalige productie volledig hernieuwbare waterstof via elektrolyse (OWE)? Wat
is de verwachting van de elektrolysecapaciteit die met en zonder de correctiefactor
kan worden gerealiseerd met het voor de OWE beschikbare budget? Klopt het dat de correctiefactor
zal zorgen voor een hogere subsidiebehoefte en dat er dus meer belastinggeld nodig
zal zijn om dezelfde doelen te halen?
Antwoord 11
Er zijn beperkt waterstofmiddelen beschikbaar voor het realiseren van de ambitieuze
bindende Europese waterstofdoelen voor de mobiliteit en de industrie. Het openstellen
van de raffinageroute leidt naar verwachting tot minder benodigde OWE-subsidie dan
de situatie waarin geen raffinageroute beschikbaar is. Een mogelijk gevolg van de
voorgestelde correctiefactor is dat elektrolyseprojecten die van plan zijn aan raffinaderijen
te leveren meer OWE-subsidie gaan aanvragen, omdat de betalingsbereidheid van raffinaderijen
voor hernieuwbare waterstof afneemt als gevolg van een lagere waarde van credits verkregen
via de raffinageroute. Dit zou betekenen dat de totale subsidiebehoefte voor het behalen
van nationale en Europese hernieuwbare waterstofdoelen stijgt. Zodra de uitkomsten
van de huidige OWE-openstelling bekend zijn, kan beter worden ingeschat wat het effect
is van de gekozen correctiefactor op de subsidiebehoefte van de Europese doelen.
Vraag 12
Kunt u aangeven in hoeverre de volgende elementen onderdeel waren van de opdracht
aan TNO voor haar onderzoek:
– de impact van de correctiefactor op bestaande elektrolysers en elektrolysers in ontwikkeling;
– de effecten met betrekking tot de aantrekkelijkheid van Nederland voor investeringen
in elektrolyse;
– de impact op het opstarten van de waterstofeconomie;
– de gevolgen voor het gelijke speelveld voor Nederlandse bedrijven in Europa;
– de impact op het behalen van de Nederlandse klimaatdoelen;
– het effect van de correctiefactor op de prijs aan de pomp?
Antwoord 12
In de eerste voortgangsbrief implementatie RED-III vervoer van april heeft de Staatssecretaris
van IenW aangegeven dat het ministerie zou laten onderzoeken welke correctiefactor
het meest geschikt is om te bewerkstelligen dat de directe inzet van RFNBO's in de
verschillende mobiliteitssectoren meer loont dan de inzet van hernieuwbare waterstof
in raffinaderijen. De opdracht richtte zich hiermee specifiek op het gelijke speelveld
tussen directe inzet en inzet via de raffinageroute. De andere aspecten die in de
vraag worden genoemd zijn deels toegelicht in het TNO-onderzoek, op basis van input
van de respondenten. Deze vormden formeel geen onderdeel van de onderzoeksopdracht
en zijn niet meegenomen in het bepalen van de voorgestelde hoogte van de correctiefactor.
Vraag 13
Welke alternatieve beleidsopties heeft u onderzocht en besproken met de sector om
te komen tot een pakket waarmee zowel de doelen voor Renewable Fuel of Non-Biological
Origin-gebruik (RFNBO-gebruik) in de mobiliteit en het opschalen van de elektrolysecapaciteit
in Nederland? Is bijvoorbeeld de optie van een hogere correctiefactor, met daarbij
ook een hoger doel voor het RFNBO-volume? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Op basis van de eerste voorstellen van de Commissie is in de startfase van de implementatie
van de RED-III gesproken over hogere subdoelen voor hernieuwbare waterstof in mobiliteit.
Na bekendmaking van de forse ambitieverlaging in de definitieve RED-III is gekozen
om de nationale subdoelen in lijn te brengen met de Europese doelen om nationale koppen
te vermijden.
Hierna zijn opties verkend om (1) een verplichting aan raffinaderijen op te leggen
voor de inzet van hernieuwbare waterstof, en (2) om raffinagecredits te laten concurreren
met onder meer geavanceerde biobrandstoffen in plaats van directe inzet van RFNBO’s.
De optie van het niet instellen van een correctiefactor is bekeken, maar is niet voorgesteld
vanwege voorziene gevolgen. Ten eerste zou de raffinageroute dan slechts ruimte bieden
aan een beperkt aantal elektrolyseprojecten (circa 500 MW). Het zou verhoging van
het subdoel voor hernieuwbare waterstof in mobiliteit vergen om genoeg ruimte voor
de ons bekende elektrolyseprojecten te creëren. Omdat de raffinageroute niet bijdraagt
aan CO2-reductie in de mobiliteit, zou bij verhoging van het subdoel ook de algehele jaarverplichting
extra moeten worden verhoogd om het klimaatdoel veilig te stellen. Dit zou resulteren
in een stijging van de prijs aan de pomp. Bovendien zou dit ten koste gaan van de
beleidswens van IenW om directe inzet van hernieuwbare waterstof in de mobiliteit
te stimuleren met de systematiek Energie voor Vervoer.
In het onderzoek dat wordt uitgevoerd in het verlengde van de motie Bontenbal en Vermeer
wordt onder meer inzicht gegeven in de impact van correctiefactoren op investeringen
in hernieuwbare waterstof in Nederland, de verduurzaming(sdoelen) in de industrie
en de doelen van de systematiek Energie voor Vervoer.
Vraag 14
Bent u bereid om het hierboven omschreven alternatief en andere alternatieve maatregelen
voor de correctiefactor van 0,4 alsnog te overwegen om te komen tot een beleidspakket
dat zowel direct gebruik als het opschalen van waterstofproductie in Nederland stimuleert?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Zoals genoemd onder vraag 5, wordt momenteel invulling gegeven aan de motie van de
leden Bontenbal en Vermeer die oproept tot nader onderzoek. De uitkomsten van dit
onderzoek – tezamen met de reacties op het wijzigingsvoorstel Besluit Energie Vervoer
– neemt het kabinet mee in de verdere implementatie van RED-III vervoer. Hierbij wordt
een balans gezocht tussen de hoofddoelen van de systematiek Energie voor Vervoer,
stimulering van Nederlandse waterstofproductie en -toepassing in industrie en/of mobiliteit
en de prijs aan de pomp.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.