Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sneller over het artikel 'Overheid verzaakt plicht om transparant te zijn: ’U wilt die informatie zeker niet meer hè?’'
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Overheid verzaakt plicht om transparant te zijn: «U wilt die informatie zeker niet meer hè?»» (ingezonden 29 oktober 2024).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
9 december 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 652.
Vraag 1
Klopt het dat vanuit ministeries wordt gepoogd om informatieaanvragen te laten vervallen?1
Antwoord 1
Ministeries worden aangemoedigd om steeds meer en sneller inhoudelijk contact op te
nemen met verzoekers om in gesprek te gaan over de informatiebehoefte van de verzoeker,
de samenwerking en de gewenste wijze van afhandeling. Tijdens dit contact moet vanuit
een dienstbaarheidsbeginsel worden gewerkt vanuit overheidsorganisaties. Bij «gedateerde
verzoeken», waarbij langere tijd geen contact heeft plaatsgevonden tussen verzoeker
en overheidsorganisatie, kan het voorkomen dat het bestuursorgaan bij een verzoeker
nagaat of hij nog steeds behoefte heeft aan de eerdere opgevraagde informatie. Het
is hierbij wel van belang dat de informatiebehoefte van de verzoeker leidend is en
er niet wordt gestuurd op het laten vervallen van informatieverzoeken.
Vraag 2
Hoeveel procent van alle verzoeken onder de Wet open overheid (Woo) wordt binnen de
daarvoor gestelde termijn afgehandeld?
Antwoord 2
In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) wordt jaarlijks gerapporteerd over
de afhandeling van Woo-verzoeken door ministeries.2 Hieruit blijkt dat in 2023 39,6% van de afgehandelde Woo-verzoeken binnen de wettelijke
of afgesproken termijn plaatsvond. De koepels van de medeoverheden (IPO, VNG en UvW)
hebben een eigen monitor waarin gerapporteerd wordt over de afhandeling van Woo-verzoeken
bij medeoverheden.3
Vraag 3
Wat is het totaal van het aan dwangsommen betaalde bedrag vanwege te laat beantwoorde
Woo-verzoeken?
Antwoord 3
Het bedrag aan verbeurde dwangsommen wegens het niet tijdig afhandelen van Woo-verzoeken
bij de ministeries was in 2023 € 2.085.458.4
Vraag 4
Welke extra inzet is er gepleegd om de wachtrij aan Woo-verzoeken weg te werken?
Antwoord 4
Sinds de inwerkingtreding van de Woo is met veel energie, inzet en middelen gewerkt
aan de implementatie van de wet. Bij veel overheidsorganisaties lopen er momenteel
initiatieven en programma’s ter verbetering van de informatiehuishouding en de afhandelingsprocessen
van Woo-verzoeken. Ook is bij (rijks)organisaties de personele capaciteit die zich
specifiek bezighoudt met de afhandeling van Woo-verzoeken uitgebreid en wordt er ingezet
op nieuwe software.
Helaas moeten we constateren dat, ondanks forse investeringen in personeel en middelen,
het bestuursorganen bij een substantieel deel van de Woo-verzoeken niet lukt om deze
binnen de wettelijke termijnen af te handelen. In de kabinetsreactie op de Woo-invoeringstoets
zijn daarom nadere maatregelen aangekondigd om de uitvoering en de uitvoerbaarheid
van de Woo te verbeteren. Het gaat hierbij onder andere om het optimaliseren van de
afhandelingsprocessen, meer contact en samenwerking tussen bestuursorgaan en verzoeker,
meer actieve openbaarmaking en een onderzoek naar de uitvoeringslast, kosten en de
(benodigde) capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken.5
Vraag 5
Welke doelstelling stelt u zich als het gaat om het wegwerken van achterstallige Woo-verzoeken?
Antwoord 5
Het kabinet wil de komende periode met de genomen maatregelen stapsgewijs toewerken
naar het afhandelen van meer verzoeken binnen daarvoor gestelde termijn van 4+2 weken.
Daarbij is een eerste doelstelling om op zo’n kort mogelijke termijn te voldoen aan
de motie Palmen, waarin wordt opgeroepen om minimaal de helft van de jaarlijkse Woo-verzoeken
aan het rijk binnen de wettelijke termijn af te handelen.6 Naar verwachting zal dit over het lopende jaar nog niet lukken, maar met de aangekondigde
maatregelen in de kabinetsreactie op de Woo-invoeringstoets is de inzet om dit in
2025 te behalen.
Daarnaast blijft er een substantieel deel Woo-verzoeken die zo omvangrijk en complex
zijn waardoor deze simpelweg niet binnen de afhandelingstermijnen kunnen worden beantwoord.
Met name bij dergelijke verzoeken is het extra van belang in te zetten op beter contact
en meer samenwerking en hierover goede afspraken te maken.7 Op deze wijze kunnen ook verzoeken waarbij het niet mogelijk is om deze binnen de
voorgeschreven termijn van 4+2 weken te beantwoorden alsnog naar tevredenheid van
zowel verzoeker als overheidsorganisatie worden afgehandeld. Het is daarom van belang
om niet alleen naar de afhandelingspercentages te kijken.
Vraag 6
Bent u van mening dat het niet aan een ministerie is om de relevantie van een Woo-verzoek
te beoordelen?
Antwoord 6
Ja, het is niet aan een ministerie of een andere overheidsorganisatie om de relevantie
van een Woo-verzoek te beoordelen.
Vraag 7
Op welke wijze kan het feit dat een Woo-verzoek «gevoelig» ligt het proces van beantwoording
vertragen?
Antwoord 7
Het feit dat een Woo-verzoek betrekking heeft op «gevoelige» informatie kan er in
de praktijk voor zorgen dat er meer afstemming vereist is dan bij andere verzoeken.
Dit is echter geen gegronde reden om een verzoek buiten de wettelijke termijn af te
handelen.
Vraag 8
Wat is de voortgang op het proactief openbaar maken van informatie, waarmee Woo-verzoeken
kunnen worden voorkomen?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 van het lid Palmen blijkt uit een trendanalyse
dat de hoeveelheid openbaar gemaakte informatie toeneemt.8 Dit zal de komende jaren alleen maar verder stijgen, doordat de verplichte actieve
openbaarmaking van de zeventien informatiecategorieën gefaseerd in zal gaan.9 Eind juni is hiervoor een indicatieve planning met uw Kamer gedeeld met het uitgangspunt
om de verplichting zo snel mogelijk in te laten gaan.10 Op 1 november jl. is hiertoe de verplichting tot openbaarmaking van de eerste tranche
categorieën van kracht geworden. Hierdoor moeten bestuursorganen de eerste vijf informatiecategorieën
(wetten en algemeen verbindende voorschriften, overige besluiten van algemene strekking,
informatie over organisatie en werkwijze, bereikbaarheidsgegevens, en vergaderstukken
en -verslagen van de Staten-Generaal) actief openbaar maken en een verwijzing opnemen
op de centrale vindplaats.11
Tevens gaat BZK de komende tijd aan de slag om meer invulling te geven aan de geldende
inspanningsverplichting tot actieve openbaarmaking (artikel 3.1 van de Woo).12 Hiermee moet het voor de samenleving duidelijker worden wat op dit punt van de overheid
verwacht kan worden. Voor bestuursorganen moet dit beleid helderheid geven over wat
er onder de inspanningsverplichting verstaan wordt en hoe zij hiermee aan de slag
kunnen. Hierbij is het van belang om in te spelen op de informatiebehoeften van de
samenleving.
Vraag 9
Welke acties zet u in werking om de informatiehuishouding op orde te brengen?
Antwoord 9
Om de informatiehuishouding te verbeteren wordt uitvoering gegeven aan het Meerjarenplan
Openbaarheid en Informatiehuishouding (MJP).13 Er wordt onder andere ingezet op betere naleving en uitvoering van de (nieuwe) Archiefwet,
meer uniformiteit in het selectiebeleid (keuzes in het bewaren en vernietigen van
informatie) en de ontwikkeling van een rijksbrede «werkomgeving van de toekomst».
Op basis van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen
rijksdienst14 zullen specifieke kaders worden vastgesteld op het gebied van informatiehuishouding
en openbaarmaking. Ook zullen de komende periode nader beleid, werkprocessen en faciliteiten
worden ontwikkeld voor het archiveren van e-mail, chat- en sociale mediaberichten
en concepten.
Jaarlijks voeren rijksorganisaties een volwassenheidsmeting rondom de staat van de
informatiehuishouding. De resultaten van de volwassenheidsmeting zijn sinds 2023 ook
voor iedereen zichtbaar op het Rijks ICT-dashboard.15
Het verbeteren van de informatiehuishouding betreft een complexe samenwerking tussen
enerzijds de stelselverantwoordelijkheid van BZK en anderzijds de eigenstandige verantwoordelijkheden
van rijksorganisaties. BZK trekt hierin ook op met de koepels van de medeoverheden
om zoveel mogelijk te werken vanuit één overheidsgedachte. Dit moet leiden tot een
versterkte interbestuurlijke samenwerking op het gebied van informatiehuishouding
en openbaarheid.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Palmen (Nieuw
Sociaal Contract), ingezonden 28 oktober 2024 (vraagnummer 2024Z17076).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.