Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tseggai over de toenemende discriminatie tegen moslims
Vragen van het lid Tseggai (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over toenemende discriminatie tegen moslims (ingezonden 6 november 2024).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 9 december 2024).
Vraag 1
Kent u het bericht dat volgens onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor
de Grondrechten discriminatie tegen moslims is toegenomen en dat 55 procent van de
ondervraagde Nederlandse moslims zegt discriminatie te hebben ervaren?1 Zo ja, wat vindt u van het bericht dat dit Nederlandse cijfer hoger is dan het Europese
gemiddelde en dat het in 2016 nog ging om 39 procent?
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het onderzoek «Een moslim zijn in de EU» dat door het
EU-grondrechtenagentschap in oktober 2024 is gepubliceerd. Het beeld dat uit het onderzoek
naar voren komt bevestigt het beeld dat uit onze onderzoeken naar voren komt.2 In het onderzoek van het EU-grondrechtenagentschap gaf 55 procent van de moslims
in Nederland aan de afgelopen vijf jaar met discriminatie te maken te hebben gehad.
Dit is hoger dan het Europese gemiddelde van 47 procent. In 2016 was dat Europese
cijfer nog 39 procent. Ik vind dat een onwenselijke ontwikkeling waar ik mij bovendien
zorgen over maak.
In het eerste kwartaal van 2025 zal de Staatssecretaris Participatie en Integratie
aan de Tweede Kamer het Nationale Onderzoek naar Moslimdiscriminatie toesturen. Op
grond van de uitkomsten van het onderzoek wordt bezien welke specifieke maatregelen
aanvullend getroffen kunnen worden om moslimdiscriminatie te voorkomen.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat volgens sociologen de kansenongelijkheid op langere termijn
toeneemt door veelvoorkomende discriminatie op scholen en dat er een causaal verband
bestaat tussen discriminatie op school en leerprestaties?
Antwoord 2
Ik vind dat een verontrustende conclusie, die onze aandacht vraagt.
Discriminatie heeft verschillende negatieve effecten. Het kan ertoe leiden dat mensen
zich terugtrekken uit het maatschappelijk leven en zich niet meer thuis voelen in
Nederland. Discriminatie heeft ook een negatief effect op welzijn en zorgt voor een
afnemend vertrouwen in instituties en de samenleving. Specifiek geven jongeren aan
dat zij vaker depressieve klachten hebben en zich terugtrekken van sociale activiteiten
zoals school en werk als gevolg van (online) discriminatie. Discriminatie heeft dan
ook vergaande gevolgen voor het individu, de omgeving én de samenleving als geheel.
Om die reden zet dit kabinet dan ook stevig in op het bestrijden van discriminatie.
Scholen in het funderend onderwijs hebben een zorgplicht ten aanzien van de veiligheid
van leerlingen. Die zorgplicht breidt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap uit met het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs. Hierin wordt onder andere
geregeld dat alle leerlingen in staat worden gesteld om bevraagd te worden op de (ervaren)
veiligheid, en worden er ook meer verdiepende vragen gesteld, waaronder over discriminatie.
Daarnaast wordt zowel in het mbo als in het hbo en wo- in onderlinge afstemming en
samenwerking – ingezet op een stevige aanpak van discriminatie. Deze aanpak wordt
geborgd middels het Stagepact mbo 2023–20273, het manifest tegen stagediscriminatie in het hoger onderwijs4 en de integrale aanpak sociale veiligheid in het hoger onderwijs en wetenschap5.
Vraag 3
Wat vindt u van de constatering van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en
Racisme dat het Nederlandse antidiscriminatiebeleid nog niet goed vorm en inhoud heeft
gekregen? Deelt u de opvatting van de Nationaal Coördinator dat er «tot de dag van
vandaag» geen goede aanpak van discriminatie is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Antidiscriminatiebeleid is onderwerp van constante zorg. Er zijn veel inspanningen
verricht door de gehele Rijksoverheid om discriminatiebeleid goed vorm en inhoud te
geven teneinde discriminatie te voorkomen en aan te pakken. Wel is de aanpak versnipperd.
De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) heeft een belangrijke
sleutel in handen om met de samenleving, partijen en organisaties, NGO’s en de Rijksoverheid
de aanpak van discriminatie te versterken. Zoals bleek uit de evaluatie die ik op
29 oktober jl. naar uw Kamer heb gestuurd6, draagt de NCDR bij aan de versterking van een gecoördineerde aanpak van discriminatie.
Ook zal de versterking van het antidiscriminatievoorzieningen stelsel met een stevige
centrale organisatie, die rechtstreeks wordt gefinancierd vanuit het Rijk7, bijdragen aan een gecoördineerde aanpak van discriminatie.
Dat neemt niet weg dat we er echt nog niet zijn. De aanpak van discriminatie is een
kwestie van lange adem, ook omdat de samenleving zelf steeds aan veranderingen onderhevig
is en om beleidsaanpassingen vraagt. Rapporten, zoals dat van het EU-grondrechtenagentschap,
maar ook het onderzoek naar ervaren discriminatie van het SCP, illustreren dat discriminatie
en racisme nog steeds onderdeel zijn van onze maatschappij en we nog veel verbeterslagen
moeten maken. Om deze verbeterslagen te maken is het belangrijk dat de aanpak van
discriminatie in samenwerking tussen de NCDR en alle departementen wordt geformuleerd.
Vraag 4
Kunt u voorzien in een compleet overzicht wie op welk terrein verantwoordelijk is
voor het voorkomen en bestrijden van discriminatie, welke (beleids)instrumenten daarvoor
worden gehanteerd en welke effecten dit tot nu toe heeft gesorteerd?
Antwoord 4
Voor een overzicht van de rijksbrede aanpak van discriminatie verwijs ik u naar de
Nationale Programma’s tegen Discriminatie en Racisme, waarin deze aanpak samenkomt.
Deze programma’s worden opgesteld en gepubliceerd in samenwerking met de NCDR. We
werken nu aan een derde programma, waaraan ook een meerjarenagenda wordt toegevoegd.
Bovendien wordt er in het nationaal programma ook aandacht besteed aan de voortgang
en het monitoren van het beleid. Gezien het grote aantal thema’s waarop de kabinetsaanpak
van discriminatie betrekking heeft, wordt uw Kamer, in aanvulling op de nationale
programma’s, ook op deelonderwerpen geïnformeerd over maatregelen die worden genomen
en de effecten van beleid.
Wat de taakverdeling op dit dossier betreft, kan ik u het volgende melden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is coördinerend bewindspersoon
voor de aanpak van discriminatie. Vanwege mijn coördinerende rol valt zowel de NCDR
als de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme onder mijn ministeriële verantwoordelijkheid.
Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor artikel 1 van de Grondwet, de Algemene wet
gelijke behandeling, de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, de landelijke
rapportage van meldcijfers en de aanpak van discriminatie in Caribisch Nederland.
Daarnaast heeft BZK taken m.b.t. de aanpak van discriminatie vanuit de directies Ambtenaar
en Organisatie, Digitale Overheid en het programmateam slavernijverleden.
Naast BZK werken Ministers en Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
(VRO), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (JenV) aan
de aanpak van discriminatie. De Staatssecretaris Participatie en Integratie is verantwoordelijk voor het voorkomen en aanpakken van racisme en discriminatie
op basis van herkomst, huidskleur of religie (o.a. moslimdiscriminatie, antizwart-racisme,
Roma en Sinti, anti Aziatisch racisme). Daarnaast is de Minister van SZW verantwoordelijk voor arbeidsmarktdiscriminatie en het tegengaan van discriminatie
op de werkvloer. De Minister van JenV is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke aanpak van discriminatie en de taakuitvoering
van de politie en het OM. Ook valt de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding
onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van JenV. De Minister en Staatssecretaris van OCW zijn verantwoordelijk voor de aanpak van discriminatie en racisme in het onderwijs
en overige OCW-beleidsterreinen, zoals opgenomen in de OCW-brede agenda tegen discriminatie
en racisme. Daarnaast is de Staatssecretaris verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid
dat zich met name richt op gelijke kansen en rechten voor vrouwen en LHBTIQ+ personen.
De Minister van VRO is verantwoordelijk voor de aanpak van woondiscriminatie, toegankelijk bouwen en
het woonwagenbeleid. Ten slotte zijn discriminatie in de zorg en sport en de rechten
van mensen met een beperking belegd bij de Minister van VWS.
Vraag 5
Wat vindt u van de voorstellen van de Nationaal Coördinator om trainingen in organisaties
voor de bewustwording van racisme en discriminatie te verplichten, inclusiviteit als
competentie in functioneringsgesprekken voor te schrijven en verbreding van het curriculum
op scholen te faciliteren?
Antwoord 5
Op 27 maart 2024 is het wetsvoorstel Toezicht Gelijke Kansen bij Werving en Selectie
verworpen in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel zou werkgevers en intermediairs verplichten
om beleid te hebben voor het tegengaan van discriminatie in o.a. de werving en selectie.
Hierbij was bewust gekozen om geen specifieke instrumenten te verplichten, maar om
de werkgever de vrijheid te bieden om op basis van de stand van de wetenschap, praktijktesten
en goede ervaringen, een invulling te geven aan het beleid. Deze lijn wordt nog steeds
gevolgd. Het is belangrijk dat werkgevers goed geëquipeerd worden om gelijke kansen
te bieden bij het wervings- en selectiebeleid. In de werkagenda Voor een Inclusieve
Arbeidsmarkt (VIA) werkt de Staatssecretaris Participatie en Integratie daarom samen
met werkgevers aan de (door)ontwikkeling van effectieve interventies in de in- en
doorstroom en de talentontwikkeling van werknemers, de actieve ondersteuning van bedrijven
en het uitdragen van de opgedane inzichten op het gebied van objectieve werving en
selectie. Daarnaast is de Staatssecretaris onder andere met de AWVN, SER Diversiteit
in Bedrijf en VNO-NCW/MKB Nederland in gesprek over de opschaling van interventies
met betrekking tot objectieve werving en selectie in de instroom bij met name het
midden- en kleinbedrijf. Dit krijgt een plek in de Ontwikkelagenda Gelijke kansen,
die naar verwachting begin volgend jaar gelanceerd wordt.
Vraag 6
Welke andere maatregelen neemt u zich voor om het voorkomen en bestrijden van discriminatie
te versterken?
Antwoord 6
De maatregelen op de aanpak discriminatie en racisme zullen worden opgenomen in het
derde Nationale Programma tegen Discriminatie en Racisme, dat momenteel in samenwerking
met de NCDR wordt opgesteld. Ik verwacht het programma komend voorjaar met uw Kamer
te kunnen delen. Nadere maatregelen tegen discriminatie van moslims moeten blijken
uit het Nationale onderzoek Moslimdiscriminatie. De uitkomsten van het onderzoek worden
in het eerste kwartaal van 2025 aan uw Kamer toegestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.