Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Campen en Holman over stikstofvergunning plasticfabrikant
Vragen van de leden Van Campen (VVD) en Holman (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het bericht «Rechter dwingt provincie stikstofvergunning plasticfabrikant aan te passen» (ingezonden 21 oktober 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
29 november 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 497.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de rechterlijke uitspraak die de provincie Brabant verplicht
om de stikstofvergunning van plasticproducent Sabic deels in te nemen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Op grond van welke wet- en regelgeving heeft de rechter geoordeeld dat de ongebruikte
(hierna: latente) vergunninsruimte van het bedrijf moet worden ingenomen?
Antwoord 2
In deze zaak is nog de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing, die van kracht
was tot 1 januari 2024. De zaak heeft betrekking op een verzoek tot intrekking van
een deel van de latente ruimte in de natuurvergunning van een kunststof producerend
bedrijf. De bevoegdheid tot intrekking was neergelegd in artikel 5.4 Wnb.2
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de rechter dit noodzakelijk achtte omdat het niet goed gaat
met het nabijgelegen Natura 2000-gebied de Brabantse Wal? Zo ja, hoeveel Nederlandse
Natura 2000-gebieden bevinden zich in soortgelijke staat?
Antwoord 3
De rechtbank heeft het besluit van de provincie Noord-Brabant vernietigd en het college
opgedragen een nieuw besluit te nemen, met de volgende aanwijzing: «wijzig de natuurvergunning van SABIC zodanig dat een substantieel deel wordt beperkt
van de niet gebruikte emissieruimte vanwege de Cogen2 installatie waarop deze vergunning
betrekking heeft». Die aanwijzing geldt alleen «indien voor 28 februari 2025 geen nieuw provinciaal beleid omtrent de intrekking
of wijziging van natuurvergunningen (inclusief vergunningen voor Natura 2000-activiteiten
als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet) is vastgesteld.» In de conclusie stelt de rechtbank verder dat het aan het College is te bepalen hoe
groot dat deel is en dat het college concrete plannen van SABIC hierbij kan betrekken.
Het bedrijf heeft door een eerdere vervanging van een verbrandingsinstallatie een
veel lagere stikstofemissie dan vergund, waardoor zijn natuurvergunning uit 2016 veel
latente ruimte bevat. De rechtbank meent dat het college bij de beoordeling van het
verzoek tot intrekking of wijziging van de vergunning had moeten nagaan waarom de
latente ruimte niet substantieel zou kunnen worden beperkt. De rechtbank betrekt in
het oordeel inderdaad de verslechterde staat van de natuur in het Natura 2000-gebied
de Brabantse Wal. Voor informatie over de staat van Natura 2000-gebieden verwijs ik
naar de uitkomsten van de natuurdoelanalyses, waar uw Kamer onder meer bij brief van
9 april 2024 (Kst. 33 576, nr. 371) over is geïnformeerd.
Vraag 4
Wat vindt u van het verweer van de rechter tegen de argumentatie van de provincie,
waarin hij stelt dat het belang van rechtszekerheid niet zwaarder mag wegen dan natuurbelang?
Antwoord 4
Het is niet aan mij om een concrete weging te geven aan deze specifieke uitspraak,
nu ik geen direct belanghebbende ben bij deze zaak. Vanuit beleidsmatig oogpunt vind
ik het van groot belang dat de rechtszekerheid van een ondernemer stevig wordt meegenomen
en gewogen bij dergelijke afwegingen.
Vraag 5
Kunt u juridisch motiveren waarom de provincie dan wel juist stelt dat sprake moet
blijven van rechtszekerheid, indien u dit verweer niet deelt?
Antwoord 5
De provincie zal een nieuw besluit moeten nemen dat in overeenstemming is met de uitspraak
van de rechtbank.
Vraag 6
Vreest u precedentwerking van deze rechterlijke uitspraak voor andere situaties waarin
sprake is van latente stikstofruimte in Wet natuurbescherming (WNb)-vergunningen?
Indien nee, waarom niet? Indien ja, hoe gaat u dit voorkomen?
Antwoord 6
De vraag of hier precedentwerking van uitgaat, is pas aan de orde als dit oordeel
wordt bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Vraag 7
Wat gaat u op korte termijn doen om de depositie vanuit álle provincies terug te dringen?
Antwoord 7
Het kabinet zet in op een structurele verlaging van de uitstoot van stikstofemissies.
De komende tijd zijn effecten te verwachten van diverse maatregelen, zoals bijvoorbeeld
de Lbv, de Lbv-plus en de diverse andere instrumenten uit de aanpak piekbelasting.
Ook zet het kabinet aanvullend in op een aanpak met als belangrijke componenten een
inzet op juridisch houdbare innovaties. vrijwillige beëindiging en diverse maatregelen
in het kader van de mestproblematiek. Tegelijkertijd wordt toegewerkt naar bedrijfsspecifieke
doelen, zodat ondernemers weten wat er van ze verwacht wordt. Relevant is tot slot
dat het kabinet breder kijkt dan alleen de drukfactor stikstof en breder stuurt op
de natuurkwaliteit en op andere drukfactoren, daar waar dat voor de natuur noodzakelijk
is.
Vraag 8
Hoe gaat u voorkomen dat in het hele land verplicht vergunningen moeten worden ingetrokken
door bevoegde gezagen, en daarmee het ondernemingsklimaat in Nederland ernstig wordt
geschaad door het ontbreken van landelijke stikstofreducerende maatregelen op korte
termijn?
Antwoord 8
Ik vind het belangrijk dat we ondernemingen zekerheid en toekomstperspectief kunnen
blijven bieden, en richt mij daar met de bovengenoemde aanpak ook op. Een belangrijke
sleutel daarvoor is het realiseren van voldoende natuurherstel. Zoals ook in antwoord
7 is aangegeven, zet het kabinet daarvoor in op een structurele daling van de stikstofuitstoot,
in combinatie met de bredere natuurinzet.
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat u de verantwoordelijkheid draagt voor het formuleren van
beleidsregels over hoe om te gaan met latente ruimte in WNb-vergunningen? Zo ja, welke
stappen onderneemt u hiertoe?
Antwoord 9
Gedeputeerde staten zijn in de meeste gevallen het bevoegd gezag voor de natuurvergunning,
de daarmee samenhangende beleidskaders en het opstellen van beleidsregels. Op dit
moment is intern salderen vergunningvrij en is er geen aangrijpingspunt voor het opstellen
van beleidsregels over hoe om te gaan met latente ruimte bij intern salderen. Er is
wel ruimte voor het opstellen van beleidsregels over het ambtshalve of op verzoek
geheel of gedeeltelijk intrekken van natuurvergunningen.
In de motie-Bromet/Grinwis roept uw Kamer mij op om het onderdeel over het vergunningplichtig
maken van intern salderen uit het wetsvoorstel dat het vorige kabinet in voorbereiding
had, naar de Kamer te sturen vóór het commissiedebat van 4 december 2024.3 Over de uitwerking van deze motie zal ik u op korte termijn informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.