Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Erkens en Van Campen over de productie van groengas via monomestvergisting
Vragen van de leden Erkens en Van Campen (beiden VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de productie van groengas via monomestvergisting (ingezonden 12 april 2024).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 1 mei 2024).
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met de kansen in de productie van groengas via monomestvergisting en
deelt u de mening dat deze vorm van productie een waardevolle bijdrage leveren aan
de verduurzaming van ons energiesysteem, doordat het als alternatief voor fossiele
brandstof bijvoorbeeld kan zorgen voor de verwarming van huizen? Hoe waardeert u deze
kansen en kunt u daarbij aangeven via welke wegen u op dit moment de productie van
groengas via monomestvergisting stimuleert?
Hoe reflecteert u daarnaast op het feit dat monomestvergisting een waardevolle bijdrage
kan leveren aan de reductie van stikstof- en methaanemissies uit de stal en opgeslagen
mest? Deelt u de mening dat we deze meekoppelkansen moeten aangrijpen en hoe waardeert
u deze meekoppelkansen?
Antwoord 1 en 2
Ja, ik ben bekend met de kansen in de productie van groen gas en monomestvergisting
in het bijzonder. Groen gas kan dienen als een vervanger van fossiel aardgas in het
energiesysteem en als grondstof, met toepassingen in diverse sectoren zoals de industrie,
de gebouwde omgeving, vervoer en de landbouwsector.
Via het Programma Groen Gas stimuleert het kabinet groen gasproductie. Om de nationale
groen gasdoelstellingen te halen, hebben we alle groen gas productietechnieken nodig,
waaronder monomestvergisting. Dit gebeurt via de SDE++, de voorgenomen bijmengverplichting
voor groen gas en door stimulering van de techniek vergassing via de DEI+. Daarnaast
werkt het kabinet binnen het Programma Groen Gas aan de versnelling van de ruimtelijke
inpassing. Dit omvat onder andere een handreiking voor vergunningverleners en groen
gas voorlichtingsbijeenkomsten in provincies.
Groen gasproductie via monomestvergisting kan een belangrijke bijdrage leveren aan
de opgaven in de landbouw. Zoals u al noemt, kan mestvergisting allereerst zorgen
voor aanzienlijke emissiereducties van methaan en stikstof uit mest in de stal, wanneer
dit gecombineerd wordt met dagontmesting. Ten tweede kan mestvergisting in potentie
bijdragen aan de productie van kunstmestvervangers uit digestaat (het restproduct
van het vergistingsproces). Deze potentie hangt wel af van de goedkeuring van de Europese
Unie voor Renure (stikstofhoudende meststoffen gewonnen uit mest of digestaat). Tot
slot kan de productie en verkoop van groen gas bijdragen aan extra inkomsten voor
de boeren.
Ik deel de mening dat hier een win-win situatie ontstaat met betrekking tot de landbouw-
en energietransitie. Het kabinet heeft dit ook expliciet gemaakt richting de provincies
in de «Handreiking voor het opstellen van gebiedsprogramma’s» door mestvergisting
daar te benoemen als functiecombinatie die bijdraagt aan zowel de hernieuwbare energiedoelen
als de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
Vraag 3
In de brief van 1 maart 2024 betreffende de openstelling van de SDE++ 2024 (Kamerstuk
31 239, nr. 387) kondigt u een nieuwe categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten aan,
omdat dergelijke projecten alleen met hogere basisbedragen een sluitende business
case [kunnen] realiseren. Klopt het dat het huidige SDE++-tarief voor deze projecten
1,48 euro per kuub gas bedraagt? En klopt het ook dat het SDE++-tarief voor de nieuwe
categorie 2,13 euro per kuub gas gaat bedragen en dat deze vanaf 10 september wordt
opengesteld? Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen, wat is de cijfermatige onderbouwingen
van deze bedragen?
Antwoord 3
In de SDE++ 2023 konden monomestvergistingsprojecten met een vermogen kleiner dan
450 kW die groen gas produceerden een aanvraag indienen voor een basisbedrag van 0,1.523
euro / kWh. Dit komt overeen met 1,49 euro per kuub groen gas. In de SDE++ 2024 wordt
deze categorie opgesplitst in twee categorieën. Eén categorie geldt voor projecten
met een vermogen tussen 110 kW en 450 kW met een basisbedrag van 0,1.588 euro / kWh.
Dit komt overeen met 1,55 euro / kuub groen gas. De tweede categorie geldt voor projecten
met een vermogen onder de 110 kW met een basisbedrag van 0,2.187 euro / kWh. Dit komt
overeen met 2,14 euro per kuub groen gas. Deze cijfers zijn tot stand gekomen door
adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en zijn beschikbaar via de
website van het PBL over de SDE++ advisering.1
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat kleinere veehouderijen die reeds een SDE++-beschikking hebben
gekregen op basis van het huidige tarief, niet meer kunnen overstappen naar het tarief
van het aangekondigde nieuwe tarief? Zo ja, bent u voornemens maatregelen te nemen,
zodat deze kleinere veehouderijen ook kunnen overstappen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, ik ben ermee bekend dat projecten niet kunnen overstappen naar een hoger basisbedrag.
Nadat een project een aanvraag heeft ingediend en op basis daarvan een beschikking
heeft gekregen, ligt het basisbedrag vast over de hele looptijd van de beschikking.
Het is niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking
heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen, enkel
omdat in dat jaar de tarieven gestegen zijn. Dit was bij de aanvragers bekend. Bij
veehouderijen was op het moment van aanvragen bekend dat ik het PBL heb verzocht om
voor de openstelling in 2024 te adviseren over een passende categorie voor kleinschalige
monomestvergistingsprojecten. RVO heeft op mijn verzoek hierover proactief gecommuniceerd.
Ik heb uw Kamer over dit voornemen geïnformeerd in mijn beantwoording van Kamervragen
van de leden Erkens en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers voor Klimaat en Energie
en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2.
Vraag 5
Begrijpt u dat als een overstap niet mogelijk is, het daarmee onmogelijk wordt gemaakt
voor betreffende bedrijven om een sluitende businesscase te realiseren, zoals u zelf
al schrijft in de brief van 1 maart? Hoe waardeert u deze uitspraak uit de brief van
1 maart, mede in het licht van de kabinetsinzet om de productie van groengas een impuls
te geven?
Antwoord 5
Mijn passage uit de Kamerbrief van 1 maart3 over problemen met de business case voor kleinschalige vergisters had betrekking
op projecten die geen gebruik hebben gemaakt van de SDE++ 2023 vanwege te lage tarieven.
Ik ga ervan uit dat projecten die een aanvraag binnen de SDE++ 2023 hebben ingediend
dit hebben gedaan omdat ze in staat zijn hun project te realiseren. Aanvragers hebben
hiervoor informatie aangeleverd om dit te onderbouwen. De projecten zijn vervolgens
door RVO getoetst op (financiële) haalbaarheid. Ook heeft RVO de betreffende projecten
vóór afgifte van de beschikking gebeld en aangegeven dat het niet mogelijk is om in
2024 opnieuw een aanvraag voor een hoger tarief in te dienen in de SDE++ 2024 als
projecten al een beschikking uit de SDE++ 2023 hebben. Een deel van deze aanvragers
heeft hierna besloten in 2023 de subsidieaanvraag niet door te zetten. Deze projecten
kunnen in 2024 alsnog een aanvraag indienen.
Vraag 6
Wat zijn de mogelijkheden om ruimte te geven aan kleinschalige monomestvergistingsprojecten
die reeds een SDE++-beschikking hebben ontvangen om over te stappen naar de nieuwe
categorie met een hoger tarief en hoe gaat u deze kleinschalige veehouderijen bereiken
om deze mogelijkheden kenbaar te maken?
Antwoord 6
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 4 is het niet wenselijk, en daarom niet
mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend
jaar een SDE-aanvraag in te dienen enkel omdat de tarieven gestegen zijn. Het is ook
niet mogelijk om binnen een bestaande SDE++-beschikking over te stappen naar een hoger
basisbedrag, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.