Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Nivel Kennisvraag: Kenmerken van mensen die afzien van zorg om financiële redenen (Kamerstuk 29689-1273)
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1286 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 maart 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 16 december 2024 inzake Nivel Kennisvraag: Kenmerken van mensen die afzien
van zorg om financiële redenen (Kamerstuk 29 689, nr. 1273).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 januari 2025 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 21 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
9
II.
Reactie van de Minister
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Nivel rapport «Kenmerken
van mensen die afzien van zorg om financiële redenen» en hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen.
Het onderzoek toont aan dat financiële redenen absoluut een reden kunnen zijn voor
mensen om van zorg af te zien. Genoemde leden zijn dan ook erg blij dat vanaf 2027
het eigen risico fors verlaagd wordt en kijken uit naar de dag dat het eigen risico
volledig kan worden afgeschaft. De medische situatie van mensen en niet de financiële
situatie, moet wat deze leden betreft te allen tijde leidend zijn om wel of niet voor
zorg of behandeling te kiezen. Wat zijn naast het verlagen van het eigen risico (en
in de periode tot 2027) de plannen van de Minister om ervoor te zorgen dat de groep
zorgmijders, zowel gewenste als ongewenste zorgmijders, kleiner wordt?
Wanneer mensen zorg mijden, om wat voor een reden dan ook, kan dit leiden tot hogere
zorgkosten op een later moment. Kan de Minister een inschatting maken van de toename
aan zorgkosten die hiermee gepaard gaan? Waarom is er tijdens dit onderzoek geen onderscheidt
gemaakt tussen gewenste en ongewenste zorgmijding? Kan er een inschatting gemaakt
worden van de gezondheidsschade bij mensen met een chronische ziekte omdat uit onderzoek
blijkt dat daar het percentage zorgmijders hoger ligt?
De leden van de PVV-fractie lezen dat ook gezondheidskenmerken een rol spelen bij
zorgmijding. Mensen met onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden geven vaker
aan af te zien van zorg dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Welke redenen
worden daarvoor gegeven? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het hebben van voldoende
gezondheidsvaardigheden onder de Nederlandse bevolking groeit? Zijn hier al acties
voor ingezet? Zo ja, welke?
Uit registratiedata kan niet alle informatie worden gehaald, dit geldt bijvoorbeeld
voor de reden om af te zien van een eerste huisarts bezoek en ook is er op basis van
registratie niet duidelijk waarom is afgezien van zorg. Is er in het onderzoek rekening
mee gehouden dat er ook mensen zijn die mogelijk geen vast huisarts hebben? Genoemde
leden kunnen zich voorstellen dat dit een drempel opwerpt om een eerste huisarts bezoek
te maken. In hoeverre draagt het niet ingeschreven staan bij een vaste huisarts bij
aan het mijden van zorg? Kan de Minister aangeven hoeveel mensen in Nederland er op
1 januari 2025, nog steeds wachten op inschrijving bij een vaste huisarts? Wat heeft
de Minister inmiddels gedaan om het aantal praktijk houdende huisartsen te vergroten?
Zijn er daadwerkelijk meer praktijkhoudende huisartsen bijgekomen? Hoeveel Nederlanders
stonden er op 1 januari 2025 op een wachtlijst om in te schrijven bij een tandarts?
Uiteraard zijn er ook mensen die weloverwogen afzien van zorg en/of behandeling, anders
dan om financiële redenen. Zijn daar tijdens het onderzoek cijfers van bekend geworden?
Zo ja, kunnen deze cijfers en de redenen hiervan gedeeld worden? Zo nee, waarom is
niet meegenomen wat de reden is dat mensen afzien van zorg en/of behandeling anders
dan financiële redenen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
de voorliggende stukken en het onderzoek van Nivel over kenmerken van mensen die afzien
van zorg om financiële redenen. Genoemde leden vinden het zeer zorgelijk dat uit het
onderzoek naar voren komt dat financiële redenen ten grondslag kunnen liggen aan het
mijden van zorg, en dat dit sterker speelt bij kwetsbare groepen. Het verminderen
van deze ongelijke toegang tot zorg is voor deze leden van enorm belang. Zij hebben
hier dan ook meerdere vragen over.
De Minister schrijft in de beleidsreactie dat de medische situatie van mensen leidend
moet zijn, en niet hun portemonnee. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het
hier zeer mee eens, maar zien dit nog niet terugkomen in het kabinetsbeleid. Hoewel
de Minister schrijft zich in te zetten voor gelijkwaardigere toegang tot zorg, zien
deze leden juist dat de zorgkosten stijgen, bijvoorbeeld door de hogere zorgpremie.
Wat gaat de Minister tot de verlaging van het eigen risico in 2027 doen om de toegang
tot zorg te verbeteren en ervoor te zorgen dat mensen geen zorg hoeven te mijden vanwege
hun financiële situatie? Welk beleid wordt er in de tussentijd (2025–2026) gevoerd
om de toegang tot zorg gelijker te maken? En hoe wordt voorkomen dat een verlaging
van het eigen risico deels teniet wordt gedaan door een hogere zorgpremie, waardoor
de zorgkosten voor veel mensen nog steeds (te) hoog blijven?
Het baart de leden van GroenLinks-PvdA-fractie zorgen dat bij het mijden van zorg
om financiële redenen de financiële situatie (kunnen rondkomen) een grotere rol speelt
dan het inkomen. In hoeverre wordt in het kabinetsbeleid de conclusie van Nivel meegenomen
dat bij het tegengaan van zorgmijding om financiële redenen aandacht moet zijn voor
de gehele groep mensen met een slechtere financiële situatie, en niet alleen voor
mensen met een laag inkomen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat ook voor de middengroepen,
die bijvoorbeeld geen toegang hebben tot toeslagen, de toegang tot zorg verbeterd
wordt? Worden hier specifieke maatregelen voor genomen en worden hier middelen voor
vrijgemaakt? En hoe kijkt de Minister naar de conclusie van Nivel dat het van belang
is dat maatregelen met betrekking tot het tegengaan van zorgmijding moeten worden
ingebed in breder beleid gericht op het vergroten van de bestaanszekerheid, omdat
de betaalbaarheid van zorg ook afhankelijk is van andere kosten voor levensonderhoud
zoals boodschappen of energiekosten? In hoeverre wordt hier vanuit het Ministerie
van VWS op samengewerkt met andere departementen, bijvoorbeeld met het Ministerie
van SZW?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast meerdere vragen over het
mijden van zorg door kwetsbare groepen. Uit het onderzoek van Nivel blijkt onder meer
dat mensen met een slechte of matige ervaren gezondheid, mensen met chronische aandoeningen,
mensen zonder betaald werk en mensen met een migratieachtergrond vaker afzien van
zorg. Ook komt uit diverse onderzoeken die Nivel aanhaalt naar voren dat mensen die
fysieke arbeid verrichten, werkloos zijn of die vanwege arbeidsongeschiktheid van
een uitkering moeten leven vaker zorg mijden. In de kabinetsreactie lezen de leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de Minister zich sterk maakt voor kwetsbare groepen.
Hoe zet de Minister zich precies in voor kwetsbare groepen? Om welke kwetsbare groepen
gaat het en welk beleid wordt hierop, uitgesplitst per groep, gevoerd? Welke nieuwe
voorstellen kunnen de betreffende leden verwachten om de kwetsbare groepen die genoemd
worden in het Nivel-onderzoek te ondersteunen zodat zij minder vaak zorg mijden? Kan
worden toegelicht welke specifieke maatregelen, middelen en tijdlijnen hiervoor zijn
voorzien? En kan daarnaast worden ingaan op de mogelijke gevolgen van de kabinetsplannen
om IVA-gerechtigden niet langer 75% maar 70% van hun laatste loon te geven? Hoe voorkomt
het kabinet bij doorgang van de plannen dat deze groep arbeidsongeschikten, die vaak
al te maken hebben met hoge woon- en zorgkosten, hierdoor (nog meer) zorg gaat mijden?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast vragen over groepen die niet
zijn meegenomen in de studie van Nivel. Wat doet de Minister om meer inzicht te krijgen
in zorgmijding onder groepen die niet- of ondervertegenwoordigd waren in het onderzoekspanel,
bijvoorbeeld mensen met schuldenproblematiek of mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats?
Deelt de Minister de verwachting dat deze groepen vaker zorg mijden en dat het dus
van groot belang is om in kaart te brengen in welke mate deze groepen zorg mijden?
Wordt nog nader onderzoek verricht naar de zorgmijding van deze groepen?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen daarnaast in het onderzoek van Nivel dat
ongewenste zorgmijding ertoe kan leiden dat klachten verergeren, met mogelijke complicaties
tot gevolg. Ook kan het leiden tot hogere zorgkosten op een later moment. Onderkent
de Minister deze risico’s van zorgmijding? Hoe kijkt de Minister hiernaar in het licht
van de forse bezuinigingen op preventie? Wat doet de Minister om ervoor te zorgen
dat de combinatie van zorgmijding en bezuinigingen op preventie op termijn niet juist
leiden tot hogere zorgkosten? Kan de Minister ingaan op de bevindingen uit het Nivel-onderzoek
dat chronisch zieken en mensen met een slechte of matige ervaren gezondheid vaker
zorg mijden, wat op termijn tot een verslechtering van hun gezondheid en daarmee hogere
zorgkosten leidt? Wat doet de Minister eraan om dit te voorkomen en zoveel mogelijk
terug te dringen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tot slot dat uit eerder onderzoek naar
zorgmijding, bijvoorbeeld van Patiëntenfederatie Nederland uit 2023, blijkt dat voornamelijk
mondzorg en fysiotherapie worden gemeden vanwege financiële redenen. Onlangs bleek
uit onderzoek van promovendi van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
dat meer dan de helft van de tandartsen en MKA-chirurgen in Nederland tanden of kiezen
trekken van patiënten zonder dat daar een duidelijke tandheelkundige reden voor is,
omdat dat goedkoper is dan bijvoorbeeld het plaatsen van een kroon1. Hoe kijkt de Minister naar deze ontwikkeling en wat doet zij om dit tegen te gaan
gezien de negatieve gevolgen hiervan voor patiënten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek naar de kenmerken
van mensen die aangeven af te zien van zorg om financiële redenen. Deze leden waarderen
dat nader is onderzocht hoe de grote verschillen in gerapporteerde percentages verklaard
kunnen worden en welke inzichten daaronder liggen. Zij hebben wel nog enkele vragen
en opmerkingen.
De gerapporteerde percentages van zorgmijding variëren sterk van 3 tot 21%. Het onderzoek
verklaart hoe die verschillen er zijn, maar doet geen aanbeveling welke definitie
relevant is voor beleid. Momenteel is onduidelijk wat de relevante onderliggende factoren
zijn die leiden tot afzien van zorg om financiële redenen? Wat zijn volgens de Minister
de relevante onderliggende factoren van zorgmijding? De leden van de VVD-fractie vinden
dat een deel van de zorgmijding om financiële redenen niet per se slecht is: overwegen
of je geld over hebt voor (niet-noodzakelijke) zorg zou heel normaal moeten zijn,
of dat je daarvoor gaat sparen of afziet van de behandeling of ingreep. Wat vindt
de Minister een acceptabel percentage of acceptabele definitie van zorgmijding om
financiële redenen? In het onderzoeksrapport wordt ook meerdere keren aangegeven dat
afzien van zorg om financiële redenen ook een gewenst effect kan zijn. Het onderzoek
geeft echter niet aan om welke percentages het dan gaat, of welke specifieke subgroepen.
Is het mogelijk hier meer inzicht in te geven?
De leden van de VVD-fractie hebben in debatten al vaker aangegeven dat veel sociale,
financiële of andere problemen van mensen te vaak op het bordje van de zorg komen
te liggen, terwijl oorzaak en oplossing buiten het zorgdomein liggen. Een van de redenen
van het invoeren van het eigen risico is dan ook om mensen bewust te maken dat zorg
niet gratis is, maar geld en tijd van zorgprofessionals kost. De bedoeling is ook
om te voorkomen dat onnodig gebruik wordt gemaakt van zorg. Genoemde leden vragen
de Minister hoe zij dit ziet, ook met het oog op haar eerdere wens als Kamerlid om
het hele eigen risico af te schaffen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het eigen risico een reden kan zijn om af te
zien van zorg. De eigen bijdragen in Nederland behoren tot de laagste van Europa2 en meer dan 90% van de kosten van de zorg die mensen gebruiken wordt collectief betaald.
De leden van de VVD-fractie vragen om een overzicht van percentages zorgmijding in
andere OESO-landen.
Ook als zorg noodzakelijk is, zijn er mensen die zorg om financiële redenen mijden.
Dit kan leiden tot ernstigere gezondheidsproblemen en sterke vermindering van kwaliteit
van leven. Is duidelijk om hoeveel mensen het gaat en hoe schadelijk dat is voor de
betreffende mensen en voor de zorg in totaal? En zo ja, kan de Minister daar ook een
cijfermatige reflectie op geven. Is ook bekend wat behandelaars doen om samen met
mensen te beslissen over wat de consequenties zijn van bepaalde keuzes voor wel of
geen of alternatieve behandelingen en kan de Minister ook daar inzicht en een reflectie
op geven?
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit onderzoek blijkt dat ontvangers van zorgsubsidies,
waaronder de zorgtoeslag, vaker zorg mijden om financiële reden dan mensen die dit
niet ontvangen. Hoe reflecteert de Minister hierop? Graag ook een reflectie op de
effectiviteit van het instrument zorgtoeslag. Is het niet effectiever om in te zetten
op het drukken van de hoogte van de nominale premie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met kennisgenomen van de «Nivel Kennisvraag: Kenmerken
van mensen die afzien van zorg om financiële redenen». Deze leden erkennen de urgentie
om de mijding van zorg voor financieel kwetsbare mensen te verbeteren. Zij hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister de zorg toegankelijker wil maken
door het eigen risico te verlagen naar € 165 per jaar en door het eigen risico te
trancheren naar € 50 per behandeling. Kan de Minister een inschatting geven van de
impact van deze tranchering op de hoogte van de zorgpremie? Daarnaast constateren
deze leden dat deze tranchering pas in 2027 wordt ingevoerd. Overweegt de Minister
het nemen van aanvullende maatregelen om zorg toegankelijker te maken voor mensen
die nu om financiële redenen zorg mijden, gezien de invoering pas in 2027 zal plaatsvinden?
Bovendien erkennen deze leden dat het verlagen van het eigen risico een positieve
stap is. Echter, voor mensen met een chronische ziekte, beperking of psychische aandoening
blijven de kosten vaak hoog door aanvullende uitgaven naast het eigen risico. Is de
Minister bereid aanvullende maatregelen te treffen om de financiële druk voor deze
groepen te verlichten?
De leden van de NSC-fractie constateren dat zorgmijding niet alleen wordt beïnvloed
door het inkomen, maar vooral door de bredere financiële situatie van mensen. Op welke
manier is de Minister van plan ervoor te zorgen dat de financiële situatie van diverse
kwetsbare groepen wordt meegenomen in het beleid tegen zorgmijding?
De leden van de NSC-fractie lezen dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden
vaker zorg mijden. Kan de Minister toelichten of één van de oorzaken hiervan is dat
deze mensen zich niet bewust zijn van de zorg en financiële steun waarop zij recht
hebben? Hoeveel mensen met een kwetsbare financiële situatie maken momenteel geen
gebruik van de beschikbare financiële steun? En is de Minister bereid om deze groepen
beter te informeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief met betrekking tot het
Nivel rapport over het mijden van zorg om financiële redenen. Deze leden vinden dat
iedereen in Nederland toegang moet hebben tot zorg. Het mijden van noodzakelijke zorg
vanwege financiële redenen, zou in een land als Nederland niet mogen voorkomen. Daartoe
hebben deze leden nog verdere vragen.
Een aanbeveling uit het rapport van het Nivel is om oog te hebben voor de gehele groep
mensen met een slechtere financiële situatie en niet enkel voor mensen met een laag
inkomen. Kan de Minister aangeven hoe zij, buiten halvering en tranchering van het
eigen risico, opvolging geeft aan deze aanbeveling?
De leden van de D66-fractie staan nog steeds achter haar eigen voorstel om het eigen
risico vast te stellen op € 385 en op te knippen in delen van € 150 per behandeling.
De plannen hiervoor lagen klaar om in te voeren per 2025. Deelt de Minister de mening
dat mensen die momenteel zorg mijden vanwege een financiële situatie, met doorgang
van de D66-plannen nu al geholpen hadden kunnen worden, in plaats van dat zij moeten
wachten tot 2027? Waarom is er gekozen om pas vanaf 2027 iets voor mensen in een lastige
financiële situatie te doen? Ten slotte vragen deze leden of de Minister een duidelijk
tijdspad met bijbehorende stappen tot halvering en tranchering van het eigen risico
in 2027 kan schetsen. Wanneer kunnen zij de eerste voorstellen van de Minister hiervoor
verwachten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Nivel Kennisvraag: Kenmerken
van mensen die afzien van zorg om financiële redenen. Deze leden hebben de volgende
vragen aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen dat mensen met beperkte of onvoldoende gezondheidsvaardigheden
vaker zorg mijden dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Dit is voor de
BBB-fractie een logisch gevolg. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze groep
beter toegang krijgt tot het verkrijgen, lezen, begrijpen en gebruiken van gezondheidsinformatie,
zodat zij de juiste gezondheidsbeslissingen kunnen nemen en instructies voor behandelingen
kunnen volgen?
Daarnaast zijn de leden van de BBB-fractie bezorgd over de recente berichtgeving over
mondzorg, waarbij tanden en kiezen soms zonder medische noodzaak getrokken worden3. Er is eerder berekend dat het opnemen van mondzorg in het basispakket ongeveer tussen
de 1,2 en € 1,9 miljard4 per jaar zou kosten. Tegelijkertijd leidt het niet behandelen van tandziekten elk
jaar tot economische schade van zo’n € 3 miljard5. Dit zou betekenen dat het opnemen van mondzorg in het basispakket uiteindelijk tussen
de € 1,1 en € 1,8 miljard aan zorgkosten per jaar kan besparen. Genoemde leden wijzen
de Minister op dit onderzoek, omdat in de huidige modellen vaak wordt aangenomen dat
iets pas kan worden meegenomen in de opbrengsten als het in het verleden al bewezen
is. Volgens de leden van de BBB-fractie zou dit anders moeten. Hoe kijkt de Minister
naar de recente berichtgeving rondom mondzorg waar tanden en kiezen soms getrokken
worden zonder medische noodzaak? Wat vindt de Minister ervan dat het opnemen van mondzorg
in het basispakket in de toekomst € 1,5 miljard aan zorgkosten zou kunnen besparen?
Wat vindt de Minister van de huidige werkwijze in de modellenwerkelijkheid, waarbij
iets pas wordt opgenomen in de opbrengsten wanneer het in het verleden al bewezen
is, en zou deze benadering niet moeten veranderen, bijvoorbeeld in het geval van mondzorg?
De leden van de BBB-fractie zijn nog steeds kritisch over de marktwerking in het huidige
zorgsysteem. In het oude systeem werd de zorg meer door de overheid geregeld, maar
nu spelen zorgverzekeraars een grote rol, omdat zij met elkaar concurreren om de beste
prijs voor zorg. Sinds 2006 zijn hierdoor de zorgpremies en het eigen risico flink
gestegen6. In 2025 is de gemiddelde premie zelfs € 1.8807. Door deze stijgingen wordt zorg voor veel mensen steeds minder betaalbaar, terwijl
zorgaanbieders onder druk staan om zorg goedkoper aan te bieden. De leden van de BBB-fractie
vindt de verlaging van het eigen risico goed, maar denkt dat het systeem anders moet.
Daarom hebben genoemde leden de volgende vragen voor de Minister. Is de Minister van
mening dat het huidige systeem van marktwerking heeft bijgedragen aan de stijgende
zorgpremies en het hogere eigen risico? En wat vindt de Minister van de effecten van
marktwerking op de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg? Wanneer kan de
Kamer haar beloofde visie op de marktwerking verwachten? Hoe kijkt de Minister naar
de kritiek op het huidige systeem van marktwerking? Ziet zij ruimte om het systeem
te veranderen? En is de Minister bereid om, net als in het oude systeem, de zorg meer
onder overheidsbeheer te brengen om de zorgkosten beter te beheren en zorg toegankelijker
te maken voor iedereen?
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie gelezen dat bij mijden van zorg de financiële
situatie een belangrijkere rol speelt dan het inkomen. Het rapport van Nivel vindt
het daarom belangrijk om bij het tegengaan van zorgmijding om financiële redenen aandacht
te hebben voor de gehele groep mensen met een slechtere financiële situatie, en niet
alleen voor mensen met een laag inkomen. Zicht op de financiële situatie van mensen
is vermoedelijk beter bekend bij gemeenten. Het is belangrijk dat maatregelen voor
mensen met een slechtere financiële situatie in elke gemeente hetzelfde zijn. Hierdoor
verschilt het niet per gemeente wie voor welke compensatie in aanmerking komt en dat
gelijkwaardige toegang tot zorg niet afhangt van de gemeente waarin iemand woont.
Kan de Minister toezeggen dat de woonplaats van mensen in een slechtere financiële
situatie niet bepalend mag zijn voor het in aanmerking komen voor maatregelen die
het afzien van zorg om financiële redenen moeten tegengaan? En wat gaat zij naast
de verlaging van het eigen risico doen om aandacht te hebben voor de gehele groep
mensen met een slechtere financiële situatie, en niet alleen voor mensen met een laag
inkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de kennisvraag van NIVEL en de reactie van de Minister
hierop gelezen. Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal mensen dat zorg mijdt kan
oplopen tot 21%. Wat is de reactie van de Minister op dit percentage? Kan zij een
beschouwing geven over de onderzoeksresultaten en de conclusies die zij hier zelf
aanbindt?
De leden van de SP-fractie hebben de minieme reactie van de Minister gelezen. Hoe
verklaart zij dat mensen tussen de 18 en 39 vaker zorg mijden vanwege de kosten dan
mensen die ouder zijn? Klopt het dat de Minister maar één voorstel doet om te zorgen
voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg, namelijk het verlagen van het eigen risico
over 2 jaar? Waarom heeft zij besloten om het opknippen van het eigen risico geen
doorgang te geven? Als zij aangeeft dat de medische situatie van mensen leidend moet
zijn en niet hun portemonnee, waarom schaft zij dan niet het hele eigen risico af?
Welke andere voorstellen is de Minister van plan om deze kabinetsperiode te nemen
om het mijden van zorg te voorkomen?
De leden van de SP-fractie weten en lezen opnieuw dat ongewenste zorgmijding kan leiden
tot het verergeren van klachten, met mogelijke complicaties als gevolg en tot hogere
zorgkosten op een later moment. Op welke manier zijn deze hogere kosten onderdeel
van de afwegingen van de Minister in haar beleid?
Welk gevolg gaat de Minister geven aan het feit dat mensen met een slechte of matige
ervaren gezondheid vaker aangeven af te zien van zorg dan mensen met een uitstekende
of zeer goede ervaren gezondheid? Wat is uw reactie op de conclusie dat mensen met
een hoog inkomen of een betere financiële situatie minder vaak afzien van zorg vanwege
de kosten? Erkent u dat als er niet wordt ingegrepen om deze zorgmijding te voorkomen
de klassenverschillen in ons land tussen mensen nog verder wordt vergroot? Bent u
bereid deze klassenverschillen te verkleinen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nivel-onderzoek.
Zij vinden de reactie van de Minister op het onderzoek, die slechts verwijst naar
de voorgenomen halvering van het eigen risico, nogal summier, gelet op de complexiteit
van de problematiek waarvan sprake is. Zij hebben hierover dan ook nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie vinden het een belangrijke constatering van de onderzoekers
dat de financiële situatie van mensen een grotere rol lijkt te spelen bij zorgmijding
dan hun inkomen. De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister inzichtelijk kan
maken in hoeverre de halvering van het eigen risico ervoor zal zorgen dat mensen zorg
krijgen, in plaats van dat zij zorg blijven mijden. Voor hoeveel mensen gaat de vermindering
van het eigen risico het verschil maken tussen wel of geen zorg?
Kan de Minister verder aangeven wat zij doet voor mensen voor wie niet het eigen risico,
maar andere betalingen of verplichte eigen bijdragen de aanleiding vormen voor zorgmijding?
De leden van de SGP-fractie denken aan zorg en ondersteuning die niet via de basisverzekering
of aanvullende verzekeringen worden vergoed, zoals relatietherapie of bepaalde medicatie.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om in te gaan op het probleem van de
kloof tussen de relatief lage eigen bijdrage in de Wmo en de veel hogere eigen bijdrage
in de Wlz. Dit zorgt voor een perverse prikkel, waardoor mensen langer in de Wmo blijven
dan wenselijk is. Wat doet de Minister daaraan?
Ook vragen de leden van de SGP-fractie aandacht voor mensen met een chronische ziekte
of beperking die zorg mijden vanwege de stapeling van zorgkosten. Het halveren van
het eigen risico biedt voor hen onvoldoende soelaas. Welke extra acties kunnen genoemde
leden van deze Minister en dit kabinet verwachten voor deze groep mensen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het hebben van betaald werk soms een rol speelt
bij zorgmijding. Indien dit het geval is, geven mensen die betaald werk hebben minder
vaak aan af te zien van zorg vanwege de kosten. De leden van de SGP-fractie vragen
hoe deze informatie betrokken wordt bij de ondersteuning van mantelzorgers, van wie
bekend is dat zij relatief vaker minder of niet werken.
Uit het onderzoek blijkt dat ook de gezondheid van mensen een rol speelt. Zo blijkt
uit de kwantitatieve data-analyse dat mensen met een slechte of matige ervaren gezondheid
vaker afzien van zorg dan mensen met een uitstekende of zeer goede ervaren gezondheid.
De leden van de SGP-fractie vragen welke concrete maatregelen de Minister hiertegen
neemt. De onderzoekers constateren dat gezondheidsvaardigheden van mensen een rol
spelen bij zorgmijding. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister welke maatregelen
zij neemt om gezondheidsvaardigheden te versterken.
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Nivel rapport «Kenmerken
van mensen die afzien van zorg om financiële redenen» en hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen.
Het onderzoek toont aan dat financiële redenen absoluut een reden kunnen zijn voor
mensen om van zorg af te zien. Genoemde leden zijn dan ook erg blij dat vanaf 2027
het eigen risico fors verlaagd wordt en kijken uit naar de dag dat het eigen risico
volledig kan worden afgeschaft. De medische situatie van mensen en niet de financiële
situatie, moet wat deze leden betreft te allen tijde leidend zijn om wel of niet voor
zorg of behandeling te kiezen. Wat zijn naast het verlagen van het eigen risico (en
in de periode tot 2027) de plannen van de Minister om ervoor te zorgen dat de groep
zorgmijders, zowel gewenste als ongewenste zorgmijders, kleiner wordt?
Ik vind het mijden van zorg om financiële redenen altijd ongewenst, omdat de portemonnee
niet leidend mag zijn in de overweging om gebruik te maken van de zorg. De vraag of
zorg noodzakelijk is hoort altijd plaats te vinden in het gesprek tussen zorgverlener
en de patiënt, waarbij wordt uitgegaan van de stand van de wetenschap en praktijk.
De zorgverlener en patiënt bepalen samen wat iemand zelf (nog) kan doen en welke zorg
nodig is bij het verbeteren van de gezondheid. Het Kabinet vindt niet het eigen risico,
maar juist andere instrumenten meer aangewezen om te bepalen wat voor een patiënt
medische noodzakelijke zorg is en of deze gezien het beperkte zorgaanbod gegeven kan
worden.
Het kabinet vindt dat het huidige verplicht eigen risico een te hoge financiële drempel
opwerpt. Daarom zal het kabinet het verplicht eigen risico fors verlagen naar € 165
en voor medisch specialistische zorg trancheren op € 50, met het doel de toegang tot
zorg voor iedereen te vergroten en deze ook gelijkwaardiger te maken. Daarnaast investeert
het kabinet in het verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket, betere
wachtlijstbemiddeling en triage, maar bijvoorbeeld ook een effectievere inzet van
het bestaande zorgaanbod.
Naast de verlaging, en tot die tijd bevriezing, van het eigen risico heeft het kabinet
per 2025 een pakket met wijzigingen in box 1 van de inkomstenbelasting ingevoerd om
lastenverlichting te bereiken. Deze maatregelen leiden daarmee tot een positief koopkrachtbeeld.
Er is dus aandacht voor de financiële situatie van ook andere mensen dan mensen met
een laag inkomen. In aanvulling op het kabinetsbeleid zijn er andere, reeds bestaande,
mogelijkheden die mensen kunnen helpen die moeite hebben om hun zorgkosten te betalen.
Denk bijvoorbeeld aan de zorgtoeslag, de ondersteuning die gemeenten aan hun inwoners
kunnen bieden of de aftrekpost «uitgaven voor specifieke zorgkosten» via de aangifte
inkomstenbelasting.
Wanneer mensen zorg mijden, om wat voor een reden dan ook, kan dit leiden tot hogere
zorgkosten op een later moment. Kan de Minister een inschatting maken van de toename
aan zorgkosten die hiermee gepaard gaan? Waarom is er tijdens dit onderzoek geen onderscheid
gemaakt tussen gewenste en ongewenste
zorgmijding? Kan er een inschatting gemaakt worden van de gezondheidsschade bij mensen
met een chronische ziekte omdat uit onderzoek blijkt dat daar het percentage zorgmijders
hoger ligt?
Het Nivel-onderzoek «Kennisvraag: Kenmerken van mensen die afzien van zorg om financiële
redenen» maakt inderdaad, net als in andere vergelijkbare onderzoeken, geen onderscheid
tussen het afzien van noodzakelijke als minder noodzakelijke zorg. In de praktijk
is het niet goed mogelijk om dit onderscheid te maken en daarom is het ook niet duidelijk
in welke mate de zorg waarvan wordt afgezien noodzakelijke zorg is. Wat noodzakelijke
en passende zorg is, is overigens per persoon verschillend en wordt in individuele
gevallen in samenspraak tussen patiënt en zorgverlener bepaald. De meeste studies
naar zorgmijding concluderen alleen dát mensen om financiële redenen zorg kunnen uitstellen
of hiervan afzien, en dat dit kan gaan om zowel noodzakelijke als minder noodzakelijke
zorg.8 In bijvoorbeeld het onderzoek9 naar de gevolgen van de verhoging van het eigen risico destijds, is door de onderzoekers
getracht een onderscheid te maken naar waarschijnlijk gewenste en ongewenste zorgmijding
aan de hand van door de onderzoekers opgestelde criteria. Voor een groot gedeelte
van de groep mensen die afzag van zorg was het ondanks de in dit onderzoek gehanteerde
criteria niet goed te beoordelen of er sprake was van waarschijnlijk gewenste of ongewenste
zorgmijding.
Het is eveneens niet duidelijk in welke mate zorgmijding schadelijke gevolgen heeft
voor de gezondheid. De gevolgen van zorgmijding zijn zeer moeilijk te onderzoeken
en kwantificeren. Dit komt omdat dit effecten zijn die pas na jaren zichtbaar kunnen
worden. Om dit te onderzoeken is het nodig om mensen over vele jaren te volgen. Daarnaast
zou het nodig zijn om andere gebeurtenissen die van invloed zijn op gezondheid van
mensen te scheiden van het effect van afzien van zorg op gezondheid. Ik kan daarom
geen kwantitatieve onderbouwing geven van toenemende zorgkosten als gevolg van zorgmijding.
De leden van de PVV-fractie lezen dat ook gezondheidskenmerken een rol spelen bij
zorgmijding. Mensen met onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden geven vaker
aan af te zien van zorg dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Welke redenen
worden daarvoor gegeven? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het hebben van voldoende
gezondheidsvaardigheden onder de Nederlandse bevolking groeit? Zijn hier al acties
voor ingezet? Zo ja, welke?
Ten eerste betreur ik het dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden vaker zorg
mijden dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Het verbeteren van de gezondheidsvaardigheden
van patiënten en inwoners beschouw ik als een gezamenlijke opgave voor de gehele maatschappij.
Dit betekent dat vanuit verschillende domeinen wordt gewerkt aan het stimuleren van
de gezondheidsvaardigheden.
De aandacht voor gezondheidsvaardigheden is integraal onderdeel van goede en passende
zorg en is daarom structureel onderdeel van verschillende programma’s en afspraken
binnen VWS, waarvan een aantal hieronder wordt uitgelicht. Om te zorgen dat er voldoende
toegankelijke en begrijpelijke zorg is voor iedereen ongeacht iemands achtergrond
en opleidingsniveau wordt er vanuit VWS o.a. extra ingezet op een stimuleringsaanpak
voor (beperkte) gezondheidsvaardigheden, aanvullend op de afspraken uit het IZA en
GALA. Zo wordt er momenteel gewerkt aan ondersteuning van zorgorganisaties om toe
te werken naar de gezondheidsvaardige organisatie10. En neemt Nederland sinds vorig jaar weer deel aan het Europese WHO-action netwerk
M-POHL om de gezondheidsvaardigheden te meten op populatie- en organisatieniveau en
de uitkomsten te vergelijken met andere EU-lidstaten. Met de onderzoeksresultaten
kan het beleid voor (beperkte) gezondheidsvaardigheden verder worden aangescherpt
voor de Nederlandse situatie. Voor betrouwbare en begrijpelijke medicijninformatie
is in 2018 het Netwerk Patiëntinformatie (NPI) opgericht in opdracht van VWS. En het
Zorginstituut voert de subsidieregeling Leren gebruiken van uitkomstinformatie voor
Samen beslissen uit. Deze heeft in 2023 het thema Samen beslissen bij mensen met beperkte
gezondheidsvaardigheden gekregen en loopt tot eind 2025.
Onderdeel van gezondheidsvaardigheden zijn digitale vaardigheden. In het Integraal
Zorgakkoord is ook expliciet de afspraak opgenomen burgers te ondersteunen in het
digitaal vaardig(er) worden. Zo werkt VWS samen met onder andere het Ministerie van
BZK aan de Alliantie Digitaal Samenleven. Voor hulpvragen specifiek rondom digitale
zorg kunnen mensen bij de Helpdesk Digitale Zorg terecht. Ook kunnen mensen terecht
bij bibliotheken voor het verbeteren van hun digitale vaardigheden. En vanuit het
Ministerie van OCW wordt bijvoorbeeld ingezet op het verhogen van basisvaardigheden
van leerlingen. De Staatssecretaris voor Funderend Onderwijs voert daarvoor het Masterplan
basisvaardigheden uit11.
Uit registratiedata kan niet alle informatie worden gehaald, dit geldt bijvoorbeeld
voor de reden om af te zien van een eerste huisarts bezoek en ook is er op basis van
registratie niet duidelijk waarom is afgezien van zorg. Is er in het onderzoek rekening
mee gehouden dat er ook mensen zijn die mogelijk geen vast huisarts hebben? Genoemde
leden kunnen zich voorstellen dat dit een drempel opwerpt om een eerste huisarts bezoek
te maken. In hoeverre draagt het niet ingeschreven staan bij een vaste huisarts bij
aan het mijden van zorg? Kan de Minister aangeven hoeveel mensen in Nederland er op
1 januari 2025, nog steeds wachten op inschrijving bij een vaste huisarts? Wat heeft
de Minister inmiddels gedaan om het aantal praktijk houdende huisartsen te vergroten?
Zijn er daadwerkelijk meer praktijkhoudende huisartsen bijgekomen? Hoeveel Nederlanders
stonden er op 1 januari 2025 op een wachtlijst om in te schrijven bij een tandarts?
In het onderzoek dat Nivel heeft uitgevoerd is niet meegenomen of mensen wel of geen
vaste huisarts hebben. Het is inderdaad wel voorstelbaar dat het niet hebben van een
vaste huisarts mogelijk een drempel opwerpt om een huisarts te bezoeken. In hoeverre
dit bijdraagt aan het afzien van zorg is in dit onderzoek echter niet onderzocht.
Met de recente Kamerbrief Versterking Eerstelijnszorg12 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het Nivel-onderzoek naar het aantal mensen dat
niet staat ingeschreven bij een huisartsenpraktijk, maar dit wel wil.13 Op basis van dit onderzoek schat Nivel dat 36.800 volwassen mensen in Nederland ongewenst
niet staan ingeschreven bij een huisartsenpraktijk. Echter, in deze steekproef waren
sommige groepen ondervertegenwoordigd, waardoor het daadwerkelijke aantal naar verwachting
nog iets hoger is. Recentere cijfers zijn niet bekend.
Ik vind het belangrijk dat huisartsen meer met een vaste patiëntenpopulatie gaan werken.
Dit kan middels het praktijkhouderschap, maar ook in loondienst. Met het Integraal
Zorg Akkoord is een aantal belangrijke stappen gezet om het praktijkhouderschap aantrekkelijker
te maken. Hierover is uw Kamer recent geïnformeerd in de Kamerbrief Versterking Eerstelijnszorg14. Iedere huisartsenpraktijk heeft toegang tot meer tijd voor de patiënt (MTVP) en
dit is per 2025 structureel bekostigd. Daarnaast is er ingezet op betere verdeling
van de verantwoordelijkheid voor het invullen van de avond-, nacht- en weekenduren
(ANW-uren) door praktijkhouders én niet praktijkhouders. Ook is er, in samenwerking
met de partijen15, een Handreiking huisvesting huisartsen en gezondheidscentra ontwikkeld. Deze handreiking
geeft inzicht in de rollen en handelingsperspectieven van verschillende partijen als
een huisarts met huisvestingsproblematiek kampt. Ik heb uw Kamer eerder toegezegd
vóór de zomer van 2025 een geactualiseerde versie van de handreiking op te leveren16. In het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord (AZWA) spreek ik met de partijen verder
over hoe we het werken met een vaste populatie door huisartsen kunnen stimuleren.
Zoals hierboven benoemd vind ik het belangrijk dat huisartsen weer meer gaan werken
met een vaste patiëntenpopulatie. De vorm waarin zij dat doen – als praktijkhouder
of in loondienst – is daarbij ondergeschikt. Cijfers van de Nivel-registratie van
huisartsen en huisartsenpraktijken laten zien dat tussen 2020 en 2022 er een afname
was van het aantal praktijkhoudende huisartsen. Het totaal aantal regulier gevestigde
huisartsen (praktijkhouder, loondienst of vaste waarnemer) nam wel toe in deze periode17.
Vermoedelijk wordt met de laatste vraag bedoeld hoeveel mensen op een wachtlijst staan
om ingeschreven te worden bij een huisarts, in plaats van een tandarts. Voor de volledigheid
geef ik u ook inzicht in de wachttijden bij tandartsen. In de mondzorg gelden geen
abonnementstarieven, waardoor er vanuit de overheid geen zicht is op hoeveel mensen
er ingeschreven staan bij een tandartspraktijk of hoeveel mensen er op wachtlijsten
staan. Om die reden kan de vraag niet concreet beantwoord worden. De KNMT houdt echter
wel bij hoeveel praktijken nieuwe patiënten aannemen18. In 2023 nam 42% van de praktijken onvoorwaardelijk nieuwe patiënten aan, 36% van
de praktijken nam onder voorwaarden nieuwe patiënten aan en 22% nam geen nieuwe patiënten
aan. Dit zijn de landelijke cijfers; regionaal kunnen hier nog veel verschillen in
zitten.
Uiteraard zijn er ook mensen die weloverwogen afzien van zorg en/of behandeling, anders
dan om financiële redenen. Zijn daar tijdens het onderzoek cijfers van bekend geworden?
Zo ja, kunnen deze cijfers en de redenen hiervan gedeeld worden? Zo nee, waarom is
niet meegenomen wat de reden is dat mensen afzien van zorg en/of behandeling anders
dan financiële redenen?
In het Nivel-onderzoek is niet gekeken naar niet-financiële redenen om af te zien
van zorg. De reden hiervoor is dat het Ministerie van VWS een verdiepingsslag op de
al bestaande infographics van Nivel heeft gevraagd, namelijk verdieping naar de achtergrondkenmerken
van mensen die om financiële redenen afzien van zorg. In die bestaande informatie
gaat het enkel om mensen die om financiële redenen afzien van zorg.
Nivel heeft eerder, in 2015, een onderzoek uitgebracht waarin ook andere redenen voor
het mijden van zorg in kaart zijn gebracht. De redenen om niet naar de huisarts te
gaan bleken divers. In dit onderzoek maakt Nivel onderscheid tussen redenen voor afzien
van zowel huisartsenzorg als vervolgzorg. Van de respondenten die een advies van de
huisarts niet opvolgen, noemt meer dan de helft «opzien tegen kosten» als reden. Andere
redenen om het advies van de huisarts niet op te volgen zijn volgens Nivel de persoonlijke
situatie van de patiënt. Deze redenen zijn helaas in het onderzoek niet verder uitgesplitst.
Kortom, uit dit onderzoek blijkt dat ook niet-financiële redenen ertoe kunnen leiden
dat mensen afzien van zorg. Dit is overigens wel bekend voor de mondzorg19. In totaal blijkt dat circa 1,4 mln. volwassenen in Nederland niet ten minste om
de twee jaar naar de tandarts gaan, waarvan circa 640.000 volwassenen dit niet doen
om financiële redenen, 355.000 vanwege een gebrek aan besef van urgentie en 426.000
vanwege angst. Financiële en niet-financiële redenen kunnen ook stapelen en elkaar
versterken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
de voorliggende stukken en het onderzoek van Nivel over kenmerken van mensen die afzien
van zorg om financiële redenen. Genoemde leden vinden het zeer zorgelijk dat uit het
onderzoek naar voren komt dat financiële redenen ten grondslag kunnen liggen aan het
mijden van zorg, en dat dit sterker speelt bij kwetsbare groepen. Het verminderen
van deze ongelijke toegang tot zorg is voor deze leden van enorm belang. Zij hebben
hier dan ook meerdere vragen over.
De Minister schrijft in de beleidsreactie dat de medische situatie van mensen leidend
moet zijn, en niet hun portemonnee. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het
hier zeer mee eens, maar zien dit nog niet terugkomen in het kabinetsbeleid. Hoewel
de Minister schrijft zich in te zetten voor gelijkwaardigere toegang tot zorg, zien
deze leden juist dat de zorgkosten stijgen, bijvoorbeeld door de hogere zorgpremie.
Wat gaat de Minister tot de verlaging van het eigen risico in 2027 doen om de toegang
tot zorg te verbeteren en ervoor te zorgen dat mensen geen zorg hoeven te mijden vanwege
hun financiële situatie? Welk beleid wordt er in de tussentijd (2025–2026) gevoerd
om de toegang tot zorg gelijker te maken? En hoe wordt voorkomen dat een verlaging
van het eigen risico deels teniet wordt gedaan door een hogere zorgpremie, waardoor
de zorgkosten voor veel mensen nog steeds (te) hoog blijven?
Het kabinet vindt dat het huidige verplicht eigen risico een te hoge financiële drempel
opwerpt en vindt ook onwenselijk als iemand vanwege financiële redenen afziet van
noodzakelijke zorg. Het kabinet is van mening dat niet je portemonnee, maar je medische
urgentie leidend moet zijn in de toegang tot zorg. Daarom zal het kabinet het verplicht
eigen risico fors verlagen naar € 165. Er is voor de verlaging van het verplicht eigen
risico een wetgevingstraject van twee jaar nodig, waardoor deze op z’n vroegst vanaf
2027 in kan gaan. In 2026 bevriest het kabinet het verplicht eigen risico op € 385.
Om lastenverlichting voor burgers te bereiken heeft het kabinet daarnaast per 2025
een pakket met wijzigingen in box 1 van de inkomstenbelasting ingevoerd, waaronder
een verlaging van het tarief in de eerste schijf. De € 2,5 miljard die beschikbaar
was vanuit het hoofdlijnenakkoord voor lastenverlichting in 2025 en 2026 in aanloop
naar het verlagen van het verplicht eigen risico is volledig ingezet als dekking van
dit pakket.
Door het verlagen van het verplicht eigen risico vanaf 2027 zal de zorgpremie stijgen.
De zorgtoeslag stijgt echter ook. Verder zal het kabinet burgers en bedrijven volledig
compenseren voor de eerdergenoemde stijging van de zorgpremie via de eerdergenoemde
verlaging van de inkomstenbelasting en een verlaging van de AOF-premie.
Het baart de leden van GroenLinks-PvdA-fractie zorgen dat bij het mijden van zorg
om financiële redenen de financiële situatie (kunnen rondkomen) een grotere rol speelt
dan het inkomen. In hoeverre wordt in het kabinetsbeleid de conclusie van Nivel meegenomen
dat bij het tegengaan van zorgmijding om financiële redenen aandacht moet zijn voor
de gehele groep mensen met een slechtere financiële situatie, en niet alleen voor
mensen met een laag inkomen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat ook voor de middengroepen,
die bijvoorbeeld geen toegang hebben tot toeslagen, de toegang tot zorg verbeterd
wordt? Worden hier specifieke maatregelen voor genomen en worden hier middelen voor
vrijgemaakt? En hoe kijkt de Minister naar de conclusie van Nivel dat het van belang
is dat maatregelen met betrekking tot het tegengaan van zorgmijding moeten worden
ingebed in breder beleid gericht op het vergroten van de bestaanszekerheid, omdat
de betaalbaarheid van zorg ook afhankelijk is van andere kosten voor levensonderhoud
zoals boodschappen of energiekosten? In hoeverre wordt hier vanuit het Ministerie
van VWS op samengewerkt met andere departementen, bijvoorbeeld met het Ministerie
van SZW?
Het Kabinet zet in op het vergroten en gelijkwaardiger maken van de toegang tot zorg
voor iedereen, door de forse verlaging van het eigen risico tot € 165. Er wordt hierin
geen onderscheid gemaakt naar specifieke inkomensgroepen zoals middeninkomens. Het
Kabinet is van mening dat de medische urgentie, en niet je portemonnee, leidend moet
zijn voor de zorgvraag.
Naast de verlaging, en tot die tijd bevriezing, van het eigen risico heeft het kabinet
per 2025 een pakket met wijzigingen in box 1 van de inkomstenbelasting ingevoerd om
lastenverlichting te bereiken. Deze maatregelen leiden daarmee tot een positief koopkrachtbeeld.
Er is dus aandacht voor de financiële situatie van ook andere mensen dan mensen met
een laag inkomen.
In aanvulling op het kabinetsbeleid zijn er andere, reeds bestaande, mogelijkheden
die mensen kunnen helpen die moeite hebben om hun zorgkosten te betalen. Denk bijvoorbeeld
aan de zorgtoeslag, de ondersteuning die gemeenten aan hun inwoners kunnen bieden
of de aftrekpost «uitgaven voor specifieke zorgkosten» via de aangifte inkomstenbelasting.
Van deze fiscale regeling kunnen ook mensen met een midden of hoger inkomen gebruik
maken. Op dit moment vindt er overigens gezamenlijk met verschillende ministeries
een ambtelijke verkenning plaats naar mogelijke aanpassingen van en alternatieven
voor de fiscale regeling op de langere termijn. Dit naar aanleiding van de in 2022
uitgevoerde evaluatie20 van de huidige «aftrek specifieke zorgkosten».
Of de zorg op individueel niveau betaalbaar is, hangt inderdaad ook af van andere
kosten voor levensonderhoud. Op het thema van bestaanszekerheid wordt tussen de verschillende
departementen samengewerkt. Zo is er het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning
voor Mensen (VIM) waar verschillende ministeries en publieke dienstverleners samenwerken
om domeinoverstijgende knelpunten voor burgers op te lossen die raken aan hun inkomensondersteuning.
Verder is een interdepartementale werkgroep onder leiding van VWS in beeld aan het
brengen welke financiële regelingen er bestaan specifiek voor mensen met een chronische
ziekte en beperking. In dit traject wordt ook aandacht besteed aan het niet-gebruik
van deze regelingen.
Daarnaast trekt het Ministerie van VWS veel samen op met het Ministerie van SZW als
het gaat over de relatie tussen bestaanszekerheid en zorggebruik, zoals bij de aanpak
van problematische schulden. Bijvoorbeeld door te investeren in de samenwerking tussen
zorgverleners en (schuld)hulpverleners. Ook werkt het Ministerie van VWS samen met
zorgverzekeraars, zorgverleners en SZW, om de mijding van mondzorg te verminderen.
Voor de korte termijn wordt hiervoor gekeken naar een betere inzet van gemeentelijke
regelingen en de opzet van informele mondzorgnetwerken. Voor de langere termijn worden
de opties voor landelijke maatregelen in beeld gebracht.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast meerdere vragen over het
mijden van zorg door kwetsbare groepen. Uit het onderzoek van Nivel blijkt onder meer
dat mensen met een slechte of matige ervaren gezondheid, mensen met chronische aandoeningen,
mensen zonder betaald werk en mensen met een migratieachtergrond vaker afzien van
zorg. Ook komt uit diverse onderzoeken die Nivel aanhaalt naar voren dat mensen die
fysieke arbeid verrichten, werkloos zijn of die vanwege arbeidsongeschiktheid van
een uitkering moeten leven vaker zorg mijden. In de kabinetsreactie lezen de leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de Minister zich sterk maakt voor kwetsbare groepen.
Hoe zet de Minister zich precies in voor kwetsbare groepen? Om welke kwetsbare groepen
gaat het en welk beleid wordt hierop, uitgesplitst per groep, gevoerd? Welke nieuwe
voorstellen kunnen de betreffende leden verwachten om de kwetsbare groepen die genoemd
worden in het Nivel-onderzoek te ondersteunen zodat zij minder vaak zorg mijden? Kan
worden toegelicht welke specifieke maatregelen, middelen en tijdlijnen hiervoor zijn
voorzien?
Het kabinet wil met het verlagen van het verplicht eigen risico naar € 165 per 2027
bereiken dat minder mensen om financiële redenen noodzakelijke medische zorg uitstellen
of hiervan afzien. Hoewel dit een generieke maatregel is, helpt dit met name kwetsbare
mensen. Het onderzoek door het Nivel laat zien dat mensen met een laag inkomen, lage
gezondheidsvaardigheden en/of een slechtere gezondheid relatief vaker om financiële
redenen afzien van zorg.21 Dit beeld wordt ook bevestigd door ander onderzoek.22 Onder mensen met een chronische ziekte ziet bijvoorbeeld 1 op de 7 of zelfs 1 op
de 5 mensen af van zorg omdat ze er voor moeten betalen.23, 24
Ook kiest het kabinet met de verlaging van het eigen risico voor een lagere medefinanciering
en daarmee voor een grotere solidariteit tussen gezonde en minder gezonde mensen.
Naast de verlaging, en tot die tijd bevriezing, van het eigen risico heeft het kabinet
per 2025 een pakket met wijzigingen in box 1 van de inkomstenbelasting ingevoerd om
lastenverlichting te bereiken. Het totale pakket aan betekent vooral dat mensen met
een lager inkomen en een hogere zorgvraag, er financieel op vooruit gaan.
Binnen de Zorgverzekeringswet geldt dat de voorwaarden voor iedereen gelijk zijn.
Het is dus niet mogelijk om onderscheid te maken naar bepaalde groepen, bijvoorbeeld
met een lager inkomen of die van een uitkering leven, voor de vraag of iemand wel
of geen recht heeft op zorg en welk gedeelte van de kosten voor eigen rekening komen.
Er zijn wel andere mogelijkheden om mensen te helpen die moeite hebben om de zorgrekening
te betalen. Zo is er bijvoorbeeld de zorgtoeslag. En kunnen financieel kwetsbare groepen
worden geholpen met gemeentelijke regelingen. Een voorbeeld hiervan is de meerkostenregeling.
Voor medicijnen, aanpassingen of andere extra’s kunnen mensen met een chronische ziekte
en/of handicap bij de gemeente de meerkostenregeling aanvragen. Ook kunnen zij, afhankelijk
van hun inkomen, bijvoorbeeld gebruikmaken van de gemeentepolis met een uitgebreide
aanvullende zorgverzekering en lagere premie hierop dankzij de gemeentelijke bijdrage.
In veel gemeentepolissen is het eigen risico herverzekerd en wordt een eventuele eigen
bijdrage Wmo vanuit de gemeentepolis betaald. Het is overigens aan gemeenten om te
bepalen of en onder welke voorwaarden zij deze regelingen aanbieden.
En kan daarnaast worden ingaan op de mogelijke gevolgen van de kabinetsplannen om
IVA-gerechtigden niet langer 75% maar 70% van hun laatste loon te geven? Hoe voorkomt
het kabinet bij doorgang van de plannen dat deze groep arbeidsongeschikten, die vaak
al te maken hebben met hoge woon- en zorgkosten, hierdoor (nog meer) zorg gaat mijden?
De hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikte
(ex-)werknemers (IVA-uitkering) bedraagt momenteel 75% van het (gemiddelde) laatstverdiende
loon. In de Kamerbrief van 28 januari jl.25 heeft het kabinet aangegeven dat het aantal soorten uitkeringen binnen de wet WIA
vereenvoudigd zou kunnen worden. De IVA-uitkering en de WGA-vervolguitkering zouden
kunnen komen te vervallen. Hierover heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden.
Bij de besluitvorming zal een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de gevolgen
voor de uitkeringsgerechtigde en diens eventueel (financieel) betrokken (ex-)werkgever
en de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van het arbeidsongeschiktheidsstelsel anderzijds.
Een gevolg van het vervallen van de IVA-uitkering kan zijn dat toekomstige volledig
arbeidsongeschikten een maximale uitkering van 70% van het (gemiddelde) laatstverdiende
loon ontvangen. Wat de gevolgen hiervan zijn voor iemands persoonlijke financiële
situatie hangt van diverse factoren af, zoals de hoogte van iemands (gezins-)inkomen
voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Maar ook of iemand een aanvullende private
verzekering heeft voor arbeidsongeschiktheid. Dit kan door een werknemer zelf worden
afgesloten, maar is ook in veel cao’s opgenomen. De omvang van een inkomensval bij
volledige (en duurzame) arbeidsongeschiktheid kan daarom verschillen per uitkeringsgerechtigde,
evenals de gevolgen voor zorgkosten.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast vragen over groepen die niet
zijn meegenomen in de studie van Nivel. Wat doet de Minister om meer inzicht te krijgen
in zorgmijding onder groepen die niet- of ondervertegenwoordigd waren in het onderzoekspanel,
bijvoorbeeld mensen met schuldenproblematiek of mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats?
Deelt de Minister de verwachting dat deze groepen vaker zorg mijden en dat het dus
van groot belang is om in kaart te brengen in welke mate deze groepen zorg mijden?
Wordt nog nader onderzoek verricht naar de zorgmijding van deze groepen?
Het onderzoek van Nivel laat zien dat moeite met rondkomen een grotere rol speelt
bij het afzien van zorg dan de hoogte van het inkomen. Daar zou ook sprake van kunnen
zijn bij mensen met schulden. Het kan interessant zijn om deze conclusie in de toekomst
te kwantificeren, maar ik verwacht niet dat dit tot hele nieuwe inzichten zal leiden.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om hier onderzoek naar te doen. Met de voorgenomen
maatregelen met betrekking tot het verplicht eigen risico heeft op alle verzekerden
betrekking en dus ook mensen die te maken hebben met schuldenproblematiek.
De groep mensen die geen vaste woon- en verblijfplaats heeft (en daardoor soms ook
geen zorgverzekering), is een aparte groep. Er is al onderzoek26 beschikbaar naar zorgmijding bij de groep dak- en thuisloze personen en de gevolgen
van zorgmijding voor de gezondheid van deze groep. Zorgmijding bij deze groep heeft
vaak meerdere redenen. Het is lastig om precies te kwantificeren welke reden tot welke
make van zorgmijding leidt bij deze groep. Ik heb aangekondigd te willen werken aan
maatregelen gericht op het verminderen van de problematiek met onverzekerdheid en
daarmee het verbeteren van de toegang tot zorg. Daarbij wordt waar relevant de beschikbare
literatuur gebruikt. Ik vind een aanvullend onderzoek naar zorgmijding bij deze groep
op dit moment niet zinvol.
Over mensen met schulden bij de zorgverzekeraar is het goed om op te merken dat zij
ten alle tijde verzekerd blijven voor de basisverzekering die zij hebben afgesloten.
Ook als zij worden aangemeld bij het CAK voor de regeling betalingsachterstand zorgpremie
en zelfs als zij de bestuursrechtelijke premie niet betalen. Ik kan mij voorstellen
dat de stress van schuldenproblematiek leidt tot gezondheidsklachten en soms ook tot
het mijden van de zorg. Het is daarom belangrijk dat we blijven inzetten op het voorkomen
en snel oplossen van schulden. Het kabinet zet in op het terugdringen van het aantal
mensen met problematische schulden en heeft hiervoor in het Regeerprogramma het Nationaal
programma Armoede en Schulden aangekondigd. In de Kamerbrief «voortgangsbrief armoede
en schulden»27 van 19 december 2024 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
uw Kamer geïnformeerd over de voortgang.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen daarnaast in het onderzoek van Nivel dat
ongewenste zorgmijding ertoe kan leiden dat klachten verergeren, met mogelijke complicaties
tot gevolg. Ook kan het leiden tot hogere zorgkosten op een later moment. Onderkent
de Minister deze risico’s van zorgmijding? Hoe kijkt de Minister hiernaar in het licht
van de forse bezuinigingen op preventie? Wat doet de Minister om ervoor te zorgen
dat de combinatie van zorgmijding en bezuinigingen op preventie op termijn niet juist
leiden tot hogere zorgkosten? Kan de Minister ingaan op de bevindingen uit het Nivel-onderzoek
dat chronisch zieken en mensen met een slechte of matige ervaren gezondheid vaker
zorg mijden, wat op termijn tot een verslechtering van hun gezondheid en daarmee hogere
zorgkosten leidt? Wat doet de Minister eraan om dit te voorkomen en zoveel mogelijk
terug te dringen?
Het verplicht eigen risico kan een te hoge financiële drempel worden voor mensen die
zorg nodig hebben en leiden tot het uitstellen of afzien van medische zorg die noodzakelijk
is. Patiënten kunnen daardoor duurdere en ziekere patiënten worden.
Het is echter op basis van wetenschappelijk onderzoek niet duidelijk in welke mate
dit leidt tot hogere zorgkosten op een later moment. Dat komt omdat een negatief of
positief effect op de gezondheid zich meestal pas op een (veel) later moment uit.
Dat betekent dat er voor het onderzoek een hele lange tijdsperiode nodig is waarin
mensen gevolgd worden. In die lange periode vinden er echter ook veel andere gebeurtenissen
plaats in het leven van mensen die hun gezondheid ook beïnvloeden en het is moeilijk
het effect van het eigen risico van het effect van deze gebeurtenissen te scheiden.
Maar ondanks dat het moeilijk te kwantificeren is, vindt het kabinet dat het huidige
verplicht eigen risico een te hoge financiële drempel opwerpt en vindt het kabinet
het ook onwenselijk als iemand vanwege financiële redenen afziet van noodzakelijke
zorg. Het kabinet is van mening dat niet je portemonnee, maar je medische urgentie
leidend moet zijn in de toegang tot zorg en verlaagt daarom het verplicht eigen risico
fors naar € 165. Het kabinet verwacht dat door deze forse verlaging van het verplicht
eigen risico mensen minder vaak zorg zullen mijden en dat dit tot een betere gezondheid
op lange termijn zal leiden. Ik verwacht dus juist voor deze groep een positief effect
van de forse verlaging van het eigen risico op hun gezondheid. Verder merk ik op dat
met namechronisch zieken die op dit moment elk jaar hun eigen risico van € 385 vol
maken profiteren van de verlaging naar € 165, omdat ze minder eigen risico kwijt zijn.
In de Kamerbrief van 21 oktober 2024 van de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie
en Sport, en van mij, heeft dit kabinet de bezuiniging op preventie toegelicht. Dit
kabinet zet in op het ontwikkelen van systemen en kaders om toekomstige investeringen
in preventie beter te kunnen onderbouwen en effectiever in te zetten. Hieronder vallen
ook inspanningen gericht op het voorkomen van ziekten of het tijdig signaleren ervan
om behandeling te starten.
Kortom, ik herken de risico’s die de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie schrijven
en meen dat ik door dit beleid juist inzet op het voorkomen van hogere zorgkosten
later.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tot slot dat uit eerder onderzoek naar
zorgmijding, bijvoorbeeld van Patiëntenfederatie Nederland uit 2023, blijkt dat voornamelijk
mondzorg en fysiotherapie worden gemeden vanwege financiële redenen. Onlangs bleek
uit onderzoek van promovendi van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
dat meer dan de helft van de tandartsen en MKA-chirurgen in Nederland tanden of kiezen
trekken van patiënten zonder dat daar een duidelijke tandheelkundige reden voor is,
omdat dat goedkoper is dan bijvoorbeeld het plaatsen van een kroon28. Hoe kijkt de Minister naar deze ontwikkeling en wat doet zij om dit tegen te gaan
gezien de negatieve gevolgen hiervan voor patiënten?
Ik vind het verdrietig als mensen hun tanden laten trekken, omdat zij geen geld hebben
voor een goede behandeling. Tegelijkertijd kan ik niet alle problemen die mensen ervaren
met het betalen van hun zorgrekening in één keer oplossen.
Het speerpunt van dit Kabinet is het substantieel verlagen van het eigen risico, waar
ik vol op inzet. Verder zorg ik ervoor dat voor een volgend Kabinet de opties rondom
mondzorg voor minima goed in beeld zijn. Zo heb ik het Zorginstituut gevraagd een
onderzoek te doen naar verschillende mogelijkheden voor het opnemen van mondzorg in
het basispakket. En ook brengt het Ministerie van VWS in 2025, samen met de mondzorgsector
en zorgverzekeraars, de opties voor een gerichter alternatief voor mensen met een
smalle beurs in beeld. Hierover wordt uw Kamer in het najaar geïnformeerd, zoals ik
eerder heb toegezegd.
Ook ontvangt uw Kamer, zoals ik al eerder aangaf, in het voorjaar een brief met daarin
de geleerde lessen uit de gemeentepilots waaraan 15 gemeenten deelnamen en die tot
doel hebben de toegang voor minima tot mondzorg te verbeteren. Deze pilots zijn gestart
na het adviesrapport van de projectgroep «mijding mondzorg door minima om financiële
redenen».
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek naar de kenmerken
van mensen die aangeven af te zien van zorg om financiële redenen. Deze leden waarderen
dat nader is onderzocht hoe de grote verschillen in gerapporteerde percentages verklaard
kunnen worden en welke inzichten daaronder liggen. Zij hebben wel nog enkele vragen
en opmerkingen.
De gerapporteerde percentages van zorgmijding variëren sterk van 3 tot 21%. Het onderzoek
verklaart hoe die verschillen er zijn, maar doet geen aanbeveling welke definitie
relevant is voor beleid. Momenteel is onduidelijk wat de relevante onderliggende factoren
zijn die leiden tot afzien van zorg om financiële redenen? Wat zijn volgens de Minister
de relevante onderliggende factoren van zorgmijding? De leden van de VVD-fractie vinden
dat een deel van de zorgmijding om financiële redenen niet per se slecht is: overwegen
of je geld over hebt voor (niet-noodzakelijke) zorg zou heel normaal moeten zijn,
of dat je daarvoor gaat sparen of afziet van de behandeling of ingreep. Wat vindt
de Minister een acceptabel percentage of acceptabele definitie van zorgmijding om
financiële redenen? In het onderzoeksrapport wordt ook meerdere keren aangegeven dat
afzien van zorg om financiële redenen ook een gewenst effect kan zijn. Het onderzoek
geeft echter niet aan om welke percentages het dan gaat, of welke specifieke subgroepen.
Is het mogelijk hier meer inzicht in te geven?
Het verdiepende onderzoek door het Nivel laat zien dat kwetsbare groepen mensen, zoals
mensen met een laag inkomen, lage gezondheidsvaardigheden en/of een slechtere gezondheid
vaker om financiële redenen afzien van zorg.29
Dit kan gaan om zowel noodzakelijke als minder noodzakelijke zorg.30 Het is niet mogelijk om deze subgroepen en de mate waarin zij afzien van noodzakelijke
zorg of dit uitstellen te kwantificeren. Uw vraag naar een acceptabele definitie of
percentage kan ik daarmee niet beantwoorden.
Ik vind het onwenselijk dat de hierboven beschreven groepen vaker afzien van zorg.
Mede daarom verlaagt het kabinet het eigen risico fors.
Dit kabinet vindt dat andere instrumenten dan het eigen risico meer aangewezen zijn
om te bepalen wat voor iemand medisch noodzakelijke zorg is. Daarom investeert het
kabinet bijvoorbeeld in het verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket,
betere triage, maar bijvoorbeeld ook een effectievere inzet van het bestaande zorgaanbod.
Ook kiest het kabinet met de verlaging van het eigen risico voor een lagere medefinanciering
en daarmee voor een grotere solidariteit tussen gezonde en minder gezonde mensen.
De leden van de VVD-fractie hebben in debatten al vaker aangegeven dat veel sociale,
financiële of andere problemen van mensen te vaak op het bordje van de zorg komen
te liggen, terwijl oorzaak en oplossing buiten het zorgdomein liggen. Een van de redenen
van het invoeren van het eigen risico is dan ook om mensen bewust te maken dat zorg
niet gratis is, maar geld en tijd van zorgprofessionals kost. De bedoeling is ook
om te voorkomen dat onnodig gebruik wordt gemaakt van zorg. Genoemde leden vragen
de Minister hoe zij dit ziet, ook met het oog op haar eerdere wens als Kamerlid om
het hele eigen risico af te schaffen.
Eigen betalingen, en ook het eigen risico, leiden tot lagere collectieve zorguitgaven
(het remgeldeffect), en vice versa. Dit is vaak wetenschappelijk onderzocht en aangetoond,
zowel in Nederland als bijvoorbeeld in de Verenigde Staten.31, 32, 33, 34, 35, 36 Dit kan gaan om zowel noodzakelijke als minder noodzakelijke zorg.37 Het kabinet vindt dat de portemonnee geen rol mag spelen, omdat dit dus ook kan betekenen
dat mensen afzien van noodzakelijke zorg of dit uitstellen. Dit zijn met name mensen
met een slechtere financiële situatie en lagere gezondheidsvaardigheden. Voor de vragen
wat voor een patiënt medisch noodzakelijke zorg is en of deze gezien het beperkte
zorgaanbod gegeven kan worden, zijn andere instrumenten meer aangewezen. Daarom investeert
het kabinet bijvoorbeeld in het verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket,
betere triage, maar bijvoorbeeld ook een effectievere inzet van het bestaande zorgaanbod.
Ook kiest het kabinet met de verlaging van het eigen risico voor een lagere medefinanciering
en daarmee voor een grotere solidariteit tussen gezonde en minder gezonde mensen.
Het kabinet vergroot hiermee de toegankelijkheid van de zorg. Ook wordt hiermee de
zorg gelijkwaardiger gemaakt. Het vaststellen van de hoogte van het verplicht eigen
risico is een afweging tussen betaalbaarheid, solidariteit en toegankelijkheid van
zorg en het kabinet kiest daarmee voor een andere balans tussen deze drie elementen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het eigen risico een reden kan zijn om af te
zien van zorg. De eigen bijdragen in Nederland behoren tot de laagste van Europa38 en meer dan 90% van de kosten van de zorg die mensen gebruiken wordt collectief betaald.
De leden van de VVD-fractie vragen om een overzicht van percentages zorgmijding in
andere OESO-landen.
Ook als zorg noodzakelijk is, zijn er mensen die zorg om financiële redenen mijden.
Dit kan leiden tot ernstigere gezondheidsproblemen en sterke vermindering van kwaliteit
van leven. Is duidelijk om hoeveel mensen het gaat en hoe schadelijk dat is voor de
betreffende mensen en voor de zorg in totaal? En zo ja, kan de Minister daar ook een
cijfermatige reflectie op geven. Is ook bekend wat behandelaars doen om samen met
mensen te beslissen over wat de consequenties zijn van bepaalde keuzes voor wel of
geen of alternatieve behandelingen en kan de Minister ook daar inzicht en een reflectie
op geven?
De OECD-data presenteert een internationale vergelijking van het percentage van de
volwassen bevolking dat in de voorgaande 12 maanden wel eens afzag van zorg vanwege
de kosten gemeten (zie de tabel).39 De Nederlandse gegevens komen uit het Consumentenpanel Gezondheidszorg van Nivel.
Afzien van zorg vanwege kosten naar soort zorg
Bezoek aan arts (%)
Onderzoek/
behandeling (%)
Medicijnen ophalen (%)
Verenigde Staten (2020)
26,8
26,4
23,1
Zwitserland (2020)
18,3
14,3
9,1
Nieuw-Zeeland (2020)
12,9
8,4
6,7
Australië (2020–21)
14,4
13,9
5,6
Estland (2019–2022)
12,9
4,1
Zweden (2020)
6,3
5,2
6,6
Oostenrijk (2019)
5,2
3,3
Canada (2020)
5,2
5,7
9,3
Verenigd Koninkrijk (2020)
4,6
3,5
5,6
Nederland (2022)
5,0
3,3
2,5
Duitsland (2020)
3,5
4,2
6,2
Noorwegen (2020)
3,4
5
5,8
Frankrijk (2020)
3,3
6,2
5,1
Zuid-Korea (2022)
1,1
3,3
1,7
Het is niet duidelijk in welke mate zorgmijding schadelijke gevolgen heeft voor de
gezondheid. Dat komt omdat dit zeer moeilijk is om te onderzoeken en kwantificeren.
Dat komt omdat een negatief of positief effect op de gezondheid zich meestal pas op
een (veel) later moment uit. Dat betekent dat er voor het onderzoek een hele lange
tijdsperiode nodig is waarin mensen gevolgd worden. In die lange periode vinden er
ook veel andere gebeurtenissen plaats in het leven van mensen die hun gezondheid ook
beïnvloeden en het is moeilijk het effect van het eigen risico van het effect van
deze gebeurtenissen te scheiden.
Ik ben het met u eens dat patiënten samen met hun zorgverlener moeten beslissen. Binnen
de gezondheidszorg wordt bijvoorbeeld al langer gebruik gemaakt van Shared Decision
Making, ook wel Samen beslissen genoemd, waarbij de zorgverlener en de patiënt in
gezamenlijkheid beslissen welke behandeling het beste is voor de patiënt. Ik ben van
mening dat beide partijen hier baat bij hebben.
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit onderzoek blijkt dat ontvangers van zorgsubsidies,
waaronder de zorgtoeslag, vaker zorg mijden om financiële reden dan mensen die dit
niet ontvangen. Hoe reflecteert de Minister hierop? Graag ook een reflectie op de
effectiviteit van het instrument zorgtoeslag. Is het niet effectiever om in te zetten
op het drukken van de hoogte van de nominale premie?
Het Nivel-onderzoek citeert een onderzoek waaruit blijkt dat er een positieve correlatie
is tussen het ontvangen van een zorgtoeslag en het mijden van zorg om financiële redenen.
Dit betekent echter niet dat er ook een oorzakelijk verband is. Het Nivel-onderzoek
schrijft dat dit oorzakelijk verband waarschijnlijk loopt via de eigenschappen laag
inkomen en laag opleidingsniveau. Er is dus geen aanleiding om te denken dat het ontvangen
van de zorgtoeslag ervoor zou zorgen dat mensen meer zorg gaan mijden. Varianten voor
het effectiever vormgeven van de zorgtoeslag zullen meelopen in het hervormingstraject
belasting- en toeslagenstelsel40.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met kennisgenomen van de «Nivel Kennisvraag: Kenmerken
van mensen die afzien van zorg om financiële redenen». Deze leden erkennen de urgentie
om de mijding van zorg voor financieel kwetsbare mensen te verbeteren. Zij hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister de zorg toegankelijker wil maken
door het eigen risico te verlagen naar € 165 per jaar en door het eigen risico te
trancheren naar € 50 per behandeling. Kan de Minister een inschatting geven van de
impact van deze tranchering op de hoogte van de zorgpremie? Daarnaast constateren
deze leden dat deze tranchering pas in 2027 wordt ingevoerd. Overweegt de Minister
het nemen van aanvullende maatregelen om zorg toegankelijker te maken voor mensen
die nu om financiële redenen zorg mijden, gezien de invoering pas in 2027 zal plaatsvinden?
Bovendien erkennen deze leden dat het verlagen van het eigen risico een positieve
stap is. Echter, voor mensen met een chronische ziekte, beperking of psychische aandoening
blijven de kosten vaak hoog door aanvullende uitgaven naast het eigen risico. Is de
Minister bereid aanvullende maatregelen te treffen om de financiële druk voor deze
groepen te verlichten?
De financiële effecten van het verlagen en trancheren van het verplicht eigen risico
hangen sterk met elkaar samen en interacteren ook met elkaar. Daarom worden de effecten
zoveel mogelijk in samenhang gepresenteerd. Het trancheren van het eigen risico leidt
tot een derving van de opbrengst van het eigen risico; dit zorgt voor een iets hogere
premie. Daarnaast is de verwachting dat het trancheren leidt tot een groter remgeldeffect,
dit leidt tot lagere zorguitgaven en daarmee een lagere premie41. Per saldo is de verwachting dat het trancheren van het eigen risico leidt tot een
€ 5 lagere premie per verzekerde per jaar, gegeven de verlaging van het eigen risico
in 2027.
Er is voor de verlaging van het verplicht eigen risico een wetgevingstraject van twee
jaar nodig, waardoor deze maatregel op z’n vroegst vanaf 2027 in kan gaan. In 2026
bevriest het kabinet het verplicht eigen risico op € 385. Om lastenverlichting voor
burgers te bereiken heeft het kabinet daarnaast per 2025 een pakket met wijzigingen
in box 1 van de inkomstenbelasting ingevoerd, waaronder een verlaging van het tarief
in de eerste schijf. De € 2,5 miljard die beschikbaar was vanuit het hoofdlijnenakkoord
voor lastenverlichting in 2025 en 2026 in aanloop naar het verlagen van het eigen
risico is volledig ingezet als dekking van dit pakket.
Juist chronisch zieken die op dit moment elk jaar hun eigen risico van € 385 vol maken
profiteren van de verlaging van het verplicht eigen risico naar € 165, omdat ze minder
eigen risico kwijt zijn. Verdere aanvullende maatregelen zijn nu niet voorzien. Overigens
zal ik de stapeling van eigen bijdragen, waaronder ook het eigen risico, jaarlijks
blijven volgen in de monitor stapeling eigen bijdragen.42
Ik wil daarnaast nog wel wijzen op het bestaande beleid om mensen met een lager inkomen
en/of bredere financiële problemen te helpen. Bijvoorbeeld de zorgtoeslag voor mensen
met een lager inkomen, en lokale maatwerkmogelijkheden, zoals de gemeentepolis waarin
vaak het eigen risico is herverzekerd. De gemeentepolis kan vanwege de gemeentelijke
bijdrage een interessante optie zijn en bijdragen aan het verminderen van zorgmijding.
Ook zijn onder voorwaarden bepaalde zorgkosten aftrekbaar in de inkomstenbelasting
via de «aftrekpost specifieke zorgkosten».
De leden van de NSC-fractie constateren dat zorgmijding niet alleen wordt beïnvloed
door het inkomen, maar vooral door de bredere financiële situatie van mensen. Op welke
manier is de Minister van plan ervoor te zorgen dat de financiële situatie van diverse
kwetsbare groepen wordt meegenomen in het beleid tegen zorgmijding?
Met de voorgenomen maatregelen met betrekking tot het verlagen en trancheren van het
verplicht eigen risico, en de lastenverlichting worden alle verzekerden geholpen.
Ik wil daarnaast nog wijzen op de bestaande lokale maatwerkmogelijkheden om mensen
met een lager inkomen en/of bredere financiële problemen te helpen. Bijvoorbeeld de
gemeentepolis waarin vaak het eigen risico is herverzekerd. De gemeentepolis kan vanwege
de gemeentelijke bijdrage een interessante optie zijn en bijdragen aan het verminderen
van zorgmijding.
Ik kan mij voorstellen dat de stress van schuldenproblematiek leidt tot gezondheidsklachten
en soms ook tot het mijden van de zorg. Het is daarom belangrijk dat we blijven inzetten
op het voorkomen en snel oplossen van schulden. Het kabinet zet in op het terugdringen
van het aantal mensen met problematische schulden en heeft hiervoor in het Regeerprogramma
het Nationaal programma Armoede en Schulden aangekondigd. In de Kamerbrief «voortgangsbrief
armoede en schulden»43 van 19 december 2024 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
uw Kamer geïnformeerd over de voortgang. Specifiek ten aanzien van mondzorg werkt
het Ministerie van VWS samen met onder andere zorgverzekeraars en zorgverleners om
de mijding van mondzorg om financiële redenen te verminderen. Voor de korte termijn
wordt gekeken naar een betere inzet van gemeentelijke regelingen en de opzet van informele
mondzorgnetwerken. Voor de langere termijn worden de opties voor landelijke maatregelen
in beeld gebracht.
De leden van de NSC-fractie lezen dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden
vaker zorg mijden. Kan de Minister toelichten of één van de oorzaken hiervan is dat
deze mensen zich niet bewust zijn van de zorg en financiële steun waarop zij recht
hebben? Hoeveel mensen met een kwetsbare financiële situatie maken momenteel geen
gebruik van de beschikbare financiële steun? En is de Minister bereid om deze groepen
beter te informeren?
Het is niet bekend in hoeverre specifiek mensen in een kwetsbare financiële situatie
geen gebruik maken van de ondersteuning waar zij recht op hebben. In algemene zin
is er inderdaad sprake van niet-gebruik van regelingen. Het zou kunnen dat mensen
zich niet bewust zijn van de mogelijkheden waar zij recht op hebben. Het Ministerie
van VWS werkt samen met de Dienst Toeslagen om niet-gebruik van de zorgtoeslag terug
te dringen. Zo zijn er afgelopen jaar 150 duizend brieven verstuurd naar mensen die
hoogstwaarschijnlijk recht hadden op zorgtoeslag maar deze nog niet aangevraagd hebben.
Verder is een interdepartementale werkgroep onder leiding van VWS in beeld aan het
brengen welke financiële regelingen er bestaan specifiek voor mensen met een chronische
ziekte en beperking. In dit traject wordt ook aandacht besteed aan het niet-gebruik
van deze regelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief met betrekking tot het
Nivel rapport over het mijden van zorg om financiële redenen. Deze leden vinden dat
iedereen in Nederland toegang moet hebben tot zorg. Het mijden van noodzakelijke zorg
vanwege financiële redenen, zou in een land als Nederland niet mogen voorkomen. Daartoe
hebben deze leden nog verdere vragen.
Een aanbeveling uit het rapport van het Nivel is om oog te hebben voor de gehele groep
mensen met een slechtere financiële situatie en niet enkel voor mensen met een laag
inkomen. Kan de Minister aangeven hoe zij, buiten halvering en tranchering van het
eigen risico, opvolging geeft aan deze aanbeveling?
Het Kabinet zet in op het vergroten en gelijkwaardiger maken van de toegang tot zorg
voor iedereen. Daarom kiest het kabinet ervoor om het verplicht eigen risico fors
te verlagen naar € 165. Om de premiestijging als gevolg van deze verlaging te compenseren
is lastenverlichting opgenomen. Deze is vormgegeven door een verlaagd tarief in de
eerste belastingschijf in te voeren vanaf 2025. Hierdoor profiteren burgers ook al
in de aanloop naar het verlagen van het eigen risico. Daarnaast blijft in 2025 en
2026 het eigen risico bevroren op € 385. Deze maatregelen leiden daarmee tot een positief
koopkrachtbeeld. Er is dus aandacht voor de financiële situatie van ook andere mensen
dan mensen met een laag inkomen.
In aanvulling op het kabinetsbeleid zijn er andere, reeds bestaande, mogelijkheden
die mensen kunnen helpen die moeite hebben om hun zorgkosten te betalen. Denk bijvoorbeeld
aan de zorgtoeslag of de ondersteuning die gemeenten aan hun inwoners kunnen bieden.
De leden van de D66-fractie staan nog steeds achter haar eigen voorstel om het eigen
risico vast te stellen op € 385 en op te knippen in delen van € 150 per behandeling.
De plannen hiervoor lagen klaar om in te voeren per 2025. Deelt de Minister de mening
dat mensen die momenteel zorg mijden vanwege een financiële situatie, met doorgang
van de D66-plannen nu al geholpen hadden kunnen worden, in plaats van dat zij moeten
wachten tot 2027? Waarom is er gekozen om pas vanaf 2027 iets voor mensen in een lastige
financiële situatie te doen? Ten slotte vragen deze leden of de Minister een duidelijk
tijdspad met bijbehorende stappen tot halvering en tranchering van het eigen risico
in 2027 kan schetsen. Wanneer kunnen zij de eerste voorstellen van de Minister hiervoor
verwachten?
De tranchering van het eigen risico vergt een wijziging van het Besluit zorgverzekering
(Bzv) die voorgehangen dient te worden in beide Kamers. Het vorige kabinet had inderdaad
een voorstel uitgewerkt voor het trancheren van het eigen risico op € 150 per prestatie
in de medisch-specialistische zorg en dat voorstel was al voorgehangen bij de Eerste
en Tweede Kamer. Dit kabinet heeft echter besloten het verplicht eigen risico fors
te verlagen naar € 165 euro en het eigen risico te trancheren op € 50 per behandeling
in de medisch-specialistische zorg. Dat is dus een ander pakket van maatregelen dan
het voorstel van het vorige kabinet. Bovendien zou het trancheren op € 150 in 2025
en 2026 heel belastend zijn voor de uitvoering. Er is dus om zowel inhoudelijke als
uitvoeringstechnische redenen gekozen om de tranchering in 2025 en 2026 niet door
te laten gaan.
De verlaging kan op z’n vroegst vanaf 2027 in gaan, omdat er een wetgevingstraject
van twee jaar nodig is. Het wetsvoorstel is voorgelegd voor internetconsultatie. Deze
consultatie is op 29 januari afgelopen. Op dit moment worden de reacties vanuit de
internetconsultatie verwerkt. Daarna wordt het wetsvoorstel aan de Raad van State
voorgelegd. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel vóór het zomerreces van 2025 naar
de Tweede Kamer te sturen en het wetstraject eind 2025 af te ronden.
De amvb met de tranchering van het eigen risico is gelijktijdig met het wetsvoorstel
van het verlagen van het eigen risico voorgelegd voor internetconsultatie. Ik streef
ernaar om de amvb vóór het zomerreces van 2025 voor te hangen bij de Eerste en Tweede
Kamer, de amvb in het najaar van 2025 voor te leggen aan Raad van State voor advisering
en het traject eind 2025 af te ronden. Op die manier is er dan nog een jaar tijd (geheel
2026) voor zorgverzekeraars om hun ICT-systemen aan te passen en kan er ook op tijd
gestart worden met informatievoorziening richting verzekerden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Nivel Kennisvraag: Kenmerken
van mensen die afzien van zorg om financiële redenen. Deze leden hebben de volgende
vragen aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen dat mensen met beperkte of onvoldoende gezondheidsvaardigheden
vaker zorg mijden dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Dit is voor de
BBB-fractie een logisch gevolg. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze groep
beter toegang krijgt tot het verkrijgen, lezen, begrijpen en gebruiken van gezondheidsinformatie,
zodat zij de juiste gezondheidsbeslissingen kunnen nemen en instructies voor behandelingen
kunnen volgen?
Ten eerste betreur ik het dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden vaker zorg
mijden dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Het verbeteren van de gezondheidsvaardigheden
van patiënten en inwoners beschouw ik als een gezamenlijke opgave voor de gehele maatschappij.
Dit betekent dat vanuit verschillende domeinen wordt gewerkt aan het stimuleren van
de gezondheidsvaardigheden.
De aandacht voor gezondheidsvaardigheden is integraal onderdeel van goede en passende
zorg en is daarom structureel onderdeel van verschillende programma’s en afspraken
binnen VWS, waarvan een aantal hieronder wordt uitgelicht. Om te zorgen dat er voldoende
toegankelijke en begrijpelijke zorg is voor iedereen ongeacht iemands achtergrond
en opleidingsniveau wordt er vanuit VWS o.a. extra ingezet op een stimuleringsaanpak
voor (beperkte) gezondheidsvaardigheden, aanvullend op de afspraken uit het IZA en
GALA. Zo wordt er momenteel gewerkt aan ondersteuning van zorgorganisaties om toe
te werken naar de gezondheidsvaardige organisatie44. En neemt Nederland sinds vorig jaar weer deel aan het Europese WHO-action netwerk
M-POHL om de gezondheidsvaardigheden te meten op populatie- en organisatieniveau en
de uitkomsten te vergelijken met andere EU-lidstaten. Met de onderzoeksresultaten
kan het beleid voor (beperkte) gezondheidsvaardigheden verder worden aangescherpt
voor de Nederlandse situatie. Voor betrouwbare en begrijpelijke medicijninformatie
is in 2018 het Netwerk Patiëntinformatie (NPI) opgericht in opdracht van VWS. En het
Zorginstituut voert de subsidieregeling Leren gebruiken van uitkomstinformatie voor
Samen beslissen uit. Deze heeft in 2023 het thema Samen beslissen bij mensen met beperkte
gezondheidsvaardigheden gekregen en loopt tot eind 2025.
Onderdeel van gezondheidsvaardigheden zijn digitale vaardigheden. In het Integraal
Zorgakkoord is ook expliciet de afspraak opgenomen burgers te ondersteunen in het
digitaal vaardig(er) worden. Zo werkt VWS samen met onder andere het Ministerie van
BZK aan de Alliantie Digitaal Samenleven. Voor hulpvragen specifiek rondom digitale
zorg kunnen mensen bij de Helpdesk Digitale Zorg terecht. Ook kunnen mensen terecht
bij bibliotheken voor het verbeteren van hun digitale vaardigheden. En vanuit het
Ministerie van OCW wordt bijvoorbeeld ingezet op het verhogen van basisvaardigheden
van leerlingen. De Staatssecretaris voor Funderend Onderwijs voert daarvoor het Masterplan
basisvaardigheden uit45.
Daarnaast zijn de leden van de BBB-fractie bezorgd over de recente berichtgeving over
mondzorg, waarbij tanden en kiezen soms zonder medische noodzaak getrokken worden46. Er is eerder berekend dat het opnemen van mondzorg in het basispakket ongeveer tussen
de 1,2 en € 1,9 miljard47 per jaar zou kosten. Tegelijkertijd leidt het niet behandelen van tandziekten elk
jaar tot economische schade van zo’n € 3 miljard48. Dit zou betekenen dat het opnemen van mondzorg in het basispakket uiteindelijk tussen
de € 1,1 en € 1,8 miljard aan zorgkosten per jaar kan besparen. Genoemde leden wijzen
de Minister op dit onderzoek, omdat in de huidige modellen vaak wordt aangenomen dat
iets pas kan worden meegenomen in de opbrengsten als het in het verleden al bewezen
is. Volgens de leden van de BBB-fractie zou dit anders moeten. Hoe kijkt de Minister
naar de recente berichtgeving rondom mondzorg waar tanden en kiezen soms getrokken
worden zonder medische noodzaak? Wat vindt de Minister ervan dat het opnemen van mondzorg
in het basispakket in de toekomst € 1,5 miljard aan zorgkosten zou kunnen besparen?
Wat vindt de Minister van de huidige werkwijze in de modellenwerkelijkheid, waarbij
iets pas wordt opgenomen in de opbrengsten wanneer het in het verleden al bewezen
is, en zou deze benadering niet moeten veranderen, bijvoorbeeld in het geval van mondzorg?
Net als de BBB-fractie vind ik het verdrietig als mensen hun tanden laten trekken,
omdat zij geen geld hebben voor een goede behandeling. Tegelijkertijd kan ik niet
alle problemen die mensen ervaren met het betalen van hun zorgrekening in één keer
oplossen.
Het speerpunt van dit Kabinet is het substantieel verlagen van het eigen risico, waar
ik vol op inzet. Ik wil er wel voor zorgen dat voor een volgend Kabinet de opties
rondom mondzorg voor minima goed in beeld zijn. Ik heb het Zorginstituut gevraagd
een onderzoek te doen naar het opnemen van mondzorg in het basispakket. Zij hebben
inmiddels al de kosten van eventuele pakketmaatregelen voor mondzorg in beeld gebracht.
De volgende stap is een onderzoek naar de gezondheidswaarde van pakketmaatregelen.
Hierbij wordt ook gekeken naar de bredere baten. Ook wordt in 2025 samen met de mondzorgsector
en zorgverzekeraars een gerichter alternatief voor financieel kwetsbare mensen uitgewerkt.
Het beoordelen van de bredere baten van maatregelen om de mondzorg toegankelijker
te maken is ingewikkeld. Ten algemene kan wel gesteld worden dat het terugdringen
van mondziekten bredere baten kent. Onderzoeken tonen bijvoorbeeld aan dat mondziekten
een wisselwerking hebben met onder andere diabetes en hart- en vaatziekten en dat
er een causaal verband bestaat met depressieve klachten. Ook kan worden gesteld dat
het verbeteren van de mondgezondheid bijdraagt aan betere (arbeids)participatie. Het
is echter zeer lastig om deze bredere baten te koppelen aan individuele maatregelen.
Het is niet zo dat het opnemen van mondzorg in het basispakket een besparing oplevert
van € 3,5 miljard. Dit bedrag is de waarde van het aantal verloren gezonde levensjaren
(DALY’s) als gevolg van mondziekten in heel Nederland, dus ook bij mensen die wel
naar de mondzorg gaan.49 Geen enkele maatregel kan ervoor zorgen dat geen enkele Nederlander te maken krijgt
met mondziekten.
De leden van de BBB-fractie zijn nog steeds kritisch over de marktwerking in het huidige
zorgsysteem. In het oude systeem werd de zorg meer door de overheid geregeld, maar
nu spelen zorgverzekeraars een grote rol, omdat zij met elkaar concurreren om de beste
prijs voor zorg. Sinds 2006 zijn hierdoor de zorgpremies en het eigen risico flink
gestegen50. In 2025 is de gemiddelde premie zelfs € 1.88051. Door deze stijgingen wordt zorg voor veel mensen steeds minder betaalbaar, terwijl
zorgaanbieders onder druk staan om zorg goedkoper aan te bieden. De leden van de BBB-fractie
vindt de verlaging van het eigen risico goed, maar denkt dat het systeem anders moet.
Daarom hebben genoemde leden de volgende vragen voor de Minister. Is de Minister van
mening dat het huidige systeem van marktwerking heeft bijgedragen aan de stijgende
zorgpremies en het hogere eigen risico? En wat vindt de Minister van de effecten van
marktwerking op de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg? Wanneer kan de
Kamer haar beloofde visie op de marktwerking verwachten? Hoe kijkt de Minister naar
de kritiek op het huidige systeem van marktwerking? Ziet zij ruimte om het systeem
te veranderen? En is de Minister bereid om, net als in het oude systeem, de zorg meer
onder overheidsbeheer te brengen om de zorgkosten beter te beheren en zorg toegankelijker
te maken voor iedereen?
Ik ben het niet eens met de stelling de zorgpremies zijn gestegen doordat zorgverzekeraars
met elkaar concurreren. De zorgkosten stijgen door allerlei redenen die onafhankelijk
zijn van het stelsel, zoals demografische ontwikkelingen. Het is daarbij een politieke
keuze in hoeverre het eigen risico meestijgt met de groeiende zorgkosten. Zoals in
het regeerprogramma is opgenomen, ben ik van plan het eigen risico fors te verlagen.
Ten aanzien van de stijgende zorgkosten is het zo dat concurrentie tussen zorgverzekeraars
er juist voor zorgt dat zij een prikkel hebben om polissen met een zo aantrekkelijk
mogelijke premie aan te bieden voor hun verzekerden. In de toegezegde Kamerbrief zal
ik uitgebreider ingaan op marktwerking in de zorg, waarbij ik ook inga op de effecten
op de toegankelijkheid en betaalbaarheid. Ik streef ernaar deze brief voor het debat
over het medisch zorglandschap van 20 maart naar uw Kamer te sturen.
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie gelezen dat bij mijden van zorg de financiële
situatie een belangrijkere rol speelt dan het inkomen. Het rapport van Nivel vindt
het daarom belangrijk om bij het tegengaan van zorgmijding om financiële redenen aandacht
te hebben voor de gehele groep mensen met een slechtere financiële situatie, en niet
alleen voor mensen met een laag inkomen. Zicht op de financiële situatie van mensen
is vermoedelijk beter bekend bij gemeenten. Het is belangrijk dat maatregelen voor
mensen met een slechtere financiële situatie in elke gemeente hetzelfde zijn. Hierdoor
verschilt het niet per gemeente wie voor welke compensatie in aanmerking komt en dat
gelijkwaardige toegang tot zorg niet afhangt van de gemeente waarin iemand woont.
Kan de Minister toezeggen dat de woonplaats van mensen in een slechtere financiële
situatie niet bepalend mag zijn voor het in aanmerking komen voor maatregelen die
het afzien van zorg om financiële redenen moeten tegengaan? En wat gaat zij naast
de verlaging van het eigen risico doen om aandacht te hebben voor de gehele groep
mensen met een slechtere financiële situatie, en niet alleen voor mensen met een laag
inkomen?
Naast de forse verlaging van het eigen risico is in het hoofdlijnenakkoord een (compenserende)
lastenverlichting opgenomen. De genomen maatregelen leiden tot een positief koopkrachtbeeld
over alle aankomende jaren. Om lastenverlichting voor burgers te bereiken heeft de
regering per 2025 een pakket met wijzigingen in box 1 van de inkomstenbelasting ingevoerd,
waaronder een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Zowel de € 2,5 miljard
uit het hoofdlijnenakkoord die beschikbaar was voor lastenverlichting in 2025 en 2026
in aanloop naar de verlaging van het eigen risico in 2027 als de € 3 miljard die beschikbaar
was voor compenserende lastenverlichting voor premiestijging vanaf 2027 zijn ingezet
voor de dekking van dit verlaagde tarief. De eerste schijf daalt tussen 2025 en 2028
verder en bedraagt in 2028 35,36%. Van de verlaagde eerste schijf in de inkomstenbelasting
profiteren met name huishoudens met middeninkomens. Huishoudens met lage inkomens
hebben vooral profijt van de extra toeslagmiddelen (huurtoeslag en kindgebonden budget)
omdat zij beperkt inkomstenbelasting betalen.
In aanvulling op het kabinetsbeleid zijn er andere, reeds bestaande, opties die mensen
kunnen helpen die moeite hebben om hun zorgkosten te betalen. Op landelijk niveau
zijn bepaalde vormen van zorg uitgezonderd van het eigen risico en ook ontvangen mensen
met lagere inkomens zorgtoeslag. Hiervoor maakt het niet uit waar iemand woont. Ook
gemeenten kunnen een rol spelen. Gemeenten hebben sinds 2014 de wettelijke verantwoordelijkheid
om financieel maatwerk te bieden aan chronisch zieken en gehandicapten en ontvangen
daar, in het huidige prijspeil, zo’n 370 mln euro voor. Het behoort tot de bevoegdheid
en verantwoordelijkheid van gemeenten om te bepalen hoe zij deze steun vormgeven.
Dit kan bijvoorbeeld via de gemeentepolis, maar ook op andere manieren, zoals een
meerkostenregeling52 voor chronisch zieken en gehandicapten. Vanwege de gedecentraliseerde bevoegdheid
van gemeenten hebben zij hierin beleidsvrijheid en kunnen er verschillen zijn tussen
gemeenten in de wijze waarop zijn de aanvullende inkomensondersteuning van bijvoorbeeld
zorgkosten vormgeven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de kennisvraag van NIVEL en de reactie van de Minister
hierop gelezen. Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal mensen dat zorg mijdt kan
oplopen tot 21%. Wat is de reactie van de Minister op dit percentage? Kan zij een
beschouwing geven over de onderzoeksresultaten en de conclusies die zij hier zelf
aanbindt?
Ik vind het onwenselijk als mensen om financiële redenen afzien van zorg, ongeacht
wat daar de precieze achterliggende factoren voor zijn. Het kabinet is van mening
dat niet je portemonnee, maar je medische urgentie leidend moet zijn in de toegang
tot zorg. Uit het Nivel onderzoek blijkt dat de omvang van mensen die zorg mijden
vanwege financiële redenen uiteenloopt van 3% tot 21%. Hierbij wil ik opmerken dat
het percentage van 21% voortkomt uit een vragenlijst onder een panel van mensen met
chronische aandoeningen. Dit is geen representatieve steekproef van de Nederlandse
samenleving en het is voorstelbaar dat deze panelleden meer gebruik maken van zorg
dan de gemiddelde Nederlander en daardoor ook vaker een financiële afweging maken.
Dat neemt niet weg dat ook hier sprake is van het afzien van zorg om financiële redenen.
Met de voorgenomen maatregelen met betrekking tot het verlagen en trancheren van het
verplicht eigen risico, en de lastenverlichting, worden alle verzekerden bereikt.
De leden van de SP-fractie hebben de minieme reactie van de Minister gelezen. Hoe
verklaart zij dat mensen tussen de 18 en 39 vaker zorg mijden vanwege de kosten dan
mensen die ouder zijn? Klopt het dat de Minister maar één voorstel doet om te zorgen
voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg, namelijk het verlagen van het eigen risico
over 2 jaar? Waarom heeft zij besloten om het opknippen van het eigen risico geen
doorgang te geven? Als zij aangeeft dat de medische situatie van mensen leidend moet
zijn en niet hun portemonnee, waarom schaft zij dan niet het hele eigen risico af?
Welke andere voorstellen is de Minister van plan om deze kabinetsperiode te nemen
om het mijden van zorg te voorkomen?
In het Nivel-onderzoek komt naar voren dat mensen tussen de 18 en 39 jaar vaker afzien
van zorg om financiële redenen dan oudere mensen. In het onderzoek is niet gekeken
naar de redenen waarom.
Het kabinet wil met het verlagen van het verplicht eigen risico naar € 165 bereiken
dat minder mensen om financiële redenen noodzakelijke medische zorg uitstellen of
hiervan afzien. De zorgvrager met de grootste medische urgentie dient als eerste te
worden behandeld. Het kabinet vindt dat de portemonnee geen rol mag spelen bij de
vraag of iemand met zijn zorgvraag tijdig kan worden geholpen. Voor de vragen wat
voor een patiënt medisch noodzakelijke zorg is en of deze gezien het beperkte zorgaanbod
gegeven kan worden, zijn andere instrumenten meer aangewezen. Daarom investeert het
kabinet bijvoorbeeld in het verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket,
betere triage, maar bijvoorbeeld ook een effectievere inzet van het bestaande zorgaanbod.
Het kabinet kiest met deze maatregelen voor minder zorgmijding en een toegankelijke
en gelijkwaardigere zorg.
De verlaging het eigen risico naar € 165,– is gebaseerd op de beschikbare financiën
in de Rijksbegroting (gegeven al andere beleidswensen). Het verlagen (en trancheren)
van het eigen risico kost naar verwachting in 2027 € 4,1 miljard en in 2028 € 4,3 miljard.
Het vorige kabinet had inderdaad een voorstel uitgewerkt voor het trancheren van het
eigen risico op € 150 per prestatie in de medisch-specialistische zorg en dat voorstel
was al voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamers. Dit kabinet heeft echter besloten
het verplicht eigen risico te verlagen naar € 165 en het eigen risico te trancheren
op € 50 per behandeling in de medisch-specialistische zorg. Dat is dus een ander pakket
van maatregelen dan het voorstel van het vorige kabinet. Bovendien zou het trancheren
op € 150 in 205 en 2026 heel belastend zijn voor de uitvoering. Er is dus om zowel
inhoudelijke als uitvoeringstechnische redenen gekozen om de tranchering in 2025 en
2026 niet door te laten gaan.
De leden van de SP-fractie weten en lezen opnieuw dat ongewenste zorgmijding kan leiden
tot het verergeren van klachten, met mogelijke complicaties als gevolg en tot hogere
zorgkosten op een later moment. Op welke manier zijn deze hogere kosten onderdeel
van de afwegingen van de Minister in haar beleid?
Het verplicht eigen risico kan een te hoge financiële drempel worden voor mensen die
zorg nodig hebben en leiden tot het uitstellen of afzien van medische zorg die noodzakelijk
is. Patiënten kunnen daardoor duurdere en ziekere patiënten worden.
Het is echter op basis van wetenschappelijk onderzoek niet duidelijk in welke mate
dit leidt tot hogere zorgkosten op een later moment. Onderzoek hiernaar is zeer lastig,
omdat een negatief of positief effect op de gezondheid zich meestal pas op een (veel)
later moment uit. Dat betekent dat er voor het onderzoek een hele lange tijdsperiode
nodig is waarin mensen gevolgd worden. In die lange periode vinden er echter ook veel
andere gebeurtenissen plaats in het leven van mensen die hun gezondheid ook beïnvloeden
en het is moeilijk het effect van het eigen risico van het effect van deze gebeurtenissen
te scheiden. Maar ondanks dat het moeilijk te kwantificeren is, vindt het kabinet
dat het huidige verplicht eigen risico een te hoge financiële drempel opwerpt en vindt
het kabinet het ook onwenselijk als iemand vanwege financiële redenen afziet van noodzakelijke
zorg. Het kabinet is van mening dat niet je portemonnee, maar je medische urgentie
leidend moet zijn in de toegang tot zorg en verlaagt daarom het verplicht eigen risico
fors naar € 165. Het kabinet verwacht dat door deze forse verlaging van het verplicht
eigen risico mensen minder vaak zorg zullen mijden en dat dit tot een betere gezondheid
op lange termijn zal leiden. Ik verwacht dus juist voor deze groep een positief effect
van de forse verlaging van het eigen risico op hun gezondheid.
Welk gevolg gaat de Minister geven aan het feit dat mensen met een slechte of matige
ervaren gezondheid vaker aangeven af te zien van zorg dan mensen met een uitstekende
of zeer goede ervaren gezondheid? Wat is uw reactie op de conclusie dat mensen met
een hoog inkomen of een betere financiële situatie minder vaak afzien van zorg vanwege
de kosten? Erkent u dat als er niet wordt ingegrepen om deze zorgmijding te voorkomen
de klassenverschillen in ons land tussen mensen nog verder wordt vergroot? Bent u
bereid deze klassenverschillen te verkleinen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse Zorgautoriteit constateerde in 2022 dat als we niets doen we afstevenen
op een harde tweedeling. Aan de ene kant staan dan de mensen voor wie de zorg nog
steeds beschikbaar is, omdat zij de weg kennen en over voldoende middelen beschikken.
Aan de andere kant staan dan de mensen die niet over voldoende middelen beschikken
en de weg niet kennen. Dit gegeven grijpt het kabinet aan. Alle Nederlanders betalen
verplicht zorgpremie en hebben recht op zorg. Het kabinet is ook van mening dat niet
je portemonnee, maar je medische urgentie leidend moet zijn in de toegang tot zorg.
Daarom zal het kabinet het verplicht eigen risico fors verlagen naar € 165, met het
doel de toegang tot zorg voor iedereen te vergroten en deze ook gelijkwaardiger te
maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nivel-onderzoek.
Zij vinden de reactie van de Minister op het onderzoek, die slechts verwijst naar
de voorgenomen halvering van het eigen risico, nogal summier, gelet op de complexiteit
van de problematiek waarvan sprake is. Zij hebben hierover dan ook nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie vinden het een belangrijke constatering van de onderzoekers
dat de financiële situatie van mensen een grotere rol lijkt te spelen bij zorgmijding
dan hun inkomen. De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister inzichtelijk kan
maken in hoeverre de halvering van het eigen risico ervoor zal zorgen dat mensen zorg
krijgen, in plaats van dat zij zorg blijven mijden. Voor hoeveel mensen gaat de vermindering
van het eigen risico het verschil maken tussen wel of geen zorg?
Uit veel onderzoek blijkt dat mensen vanwege financiële redenen, dus ook het verplicht
eigen risico, afzien van zorg. Ook blijkt uit veel onderzoek het verband tussen het
eigen risico en de vraag naar zorg. Op dit moment maakt ongeveer de helft van de bevolking
het eigen risico vol. De verlaging zal dus voor een grote groep betekenen dat ze minder
eigen risico hoeven te betalen. Een forse verlaging van het verplicht eigen risico
zal dus naar verwachting zorgmijding verminderen. Ik kan op voorhand niet aangeven
voor hoeveel mensen dit verschil gaat maken, dat zal de tijd uitwijzen.
Kan de Minister verder aangeven wat zij doet voor mensen voor wie niet het eigen risico,
maar andere betalingen of verplichte eigen bijdragen de aanleiding vormen voor zorgmijding?
De leden van de SGP-fractie denken aan zorg en ondersteuning die niet via de basisverzekering
of aanvullende verzekeringen worden vergoed, zoals relatietherapie of bepaalde medicatie.
Het is een weloverwogen en zorgvuldige beslissing welke zorg wel en niet in het basispakket
wordt vergoed. Hierin spelen verschillende afwegingen een rol. Voor sommige vormen
van zorg geldt dat een aanvullende verzekering afgesloten kan worden. Er is verder
geen aanvullend beleid voorzien op dit punt.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om in te gaan op het probleem van de
kloof tussen de relatief lage eigen bijdrage in de Wmo en de veel hogere eigen bijdrage
in de Wlz. Dit zorgt voor een perverse prikkel, waardoor mensen langer in de Wmo blijven
dan wenselijk is. Wat doet de Minister daaraan?
Op dit moment betalen mensen die gebruik maken van maatwerkvoorzieningen of algemene
voorzieningen met een duurzame hulpverlenersrelatie op grond van de Wmo 2015 het abonnementstarief
van € 21 per maand. Bij Voorjaarsnota 2023 heeft het vorige kabinet aangekondigd het
abonnementstarief Wmo 2015 te zullen vervangen door een inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb). De beoogde implementatiedatum van de wijziging is 1 januari
2027. Deze wijziging is nodig om ondersteuning vanuit de Wmo 2015 beschikbaar te houden
juist voor degenen die er het meest afhankelijk van zijn, zeker in het licht van de
vergrijzing en de krapte op de arbeidsmarkt.
Met de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage dragen mensen naar financiële
draagkracht bij in de kosten van de voorzieningen waar zij gebruik van maken. De hoogte
van de eigen bijdrage is immers, onder andere, gebaseerd op het inkomen en vermogen
van de gebruiker van de Wmo-ondersteuning (en diens partner). Door de invoering van
de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage is de eigen bijdrage in de Wmo
2015 daarnaast ook meer in lijn met de eigen bijdrage voor de Wlz.
Ook vragen de leden van de SGP-fractie aandacht voor mensen met een chronische ziekte
of beperking die zorg mijden vanwege de stapeling van zorgkosten. Het halveren van
het eigen risico biedt voor hen onvoldoende soelaas. Welke extra acties kunnen genoemde
leden van deze Minister en dit kabinet verwachten voor deze groep mensen?
Uit de monitor stapeling eigen bijdragen53 blijkt dat het bedrag dat personen met meerdere eigen bijdragen per maand betalen
aan eigen bijdragen is gedaald van € 117 per maand in 2016 tot € 84 in 2021. De gemiddelde
hoogte van (stapeling van) eigen bijdragen is dus afgenomen. Daar komt de voorgenomen
forse verlaging van het verplicht eigen risico vanaf 2027 nog bovenop. Juist chronisch
zieken die op dit moment elk jaar hun eigen risico van € 385 vol maken profiteren
van de verlaging van het verplicht eigen risico naar € 165, omdat ze minder eigen
risico kwijt zijn. Dat is speerpunt van mijn beleid, en ik ben niet voornemens daarnaast
in deze sfeer extra beleid te voeren.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het hebben van betaald werk soms een rol speelt
bij zorgmijding. Indien dit het geval is, geven mensen die betaald werk hebben minder
vaak aan af te zien van zorg vanwege de kosten. De leden van de SGP-fractie vragen
hoe deze informatie betrokken wordt bij de ondersteuning van mantelzorgers, van wie
bekend is dat zij relatief vaker minder of niet werken.
Er zijn geen cijfers bekend over het mijden van zorg in relatie tot het geven van
mantelzorg. Dit onderwerp speelt dan ook geen rol bij de ondersteuning van mantelzorgers.
Wel wordt aan mantelzorgers in brede zin ondersteuning geboden door zowel gemeenten
als werkgevers. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (2019) geeft aan dat in 2019 één
op tien mantelzorgers minder is gaan werken, met name als er sprake is van intensieve
mantelzorg. De Sociaal Economische Raad (SER) is mede daarom gevraagd naar oplossingsrichtingen
voor een betere balans in de combinatie van een baan met (mantel)zorg en andere informele
activiteiten in de toekomst. Het advies van de SER wordt verwacht rond het vierde
kwartaal van 2025.
Uit het onderzoek blijkt dat ook de gezondheid van mensen een rol speelt. Zo blijkt
uit de kwantitatieve data-analyse dat mensen met een slechte of matige ervaren gezondheid
vaker afzien van zorg dan mensen met een uitstekende of zeer goede ervaren gezondheid.
De leden van de SGP-fractie vragen welke concrete maatregelen de Minister hiertegen
neemt. De onderzoekers constateren dat gezondheidsvaardigheden van mensen een rol
spelen bij zorgmijding. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister welke maatregelen
zij neemt om gezondheidsvaardigheden te versterken.
Ten eerste betreur ik het dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden vaker zorg
mijden dan mensen met voldoende gezondheidsvaardigheden. Het verbeteren van de gezondheidsvaardigheden
van patiënten en inwoners beschouw ik als een gezamenlijke opgave voor de gehele maatschappij.
Dit betekent dat vanuit verschillende domeinen wordt gewerkt aan het stimuleren van
de gezondheidsvaardigheden.
De aandacht voor gezondheidsvaardigheden is integraal onderdeel van goede en passende
zorg en is daarom structureel onderdeel van verschillende programma’s en afspraken
binnen VWS, waarvan een aantal hieronder wordt uitgelicht. Om te zorgen dat er voldoende
toegankelijke en begrijpelijke zorg is voor iedereen ongeacht iemands achtergrond
en opleidingsniveau wordt er vanuit VWS o.a. extra ingezet op een stimuleringsaanpak
voor (beperkte) gezondheidsvaardigheden, aanvullend op de afspraken uit het IZA en
GALA. Zo wordt er momenteel gewerkt aan ondersteuning van zorgorganisaties om toe
te werken naar de gezondheidsvaardige organisatie54. En neemt Nederland sinds vorig jaar weer deel aan het Europese WHO-action netwerk
M-POHL om de gezondheidsvaardigheden te meten op populatie- en organisatieniveau en
de uitkomsten te vergelijken met andere EU-lidstaten. Met de onderzoeksresultaten
kan het beleid voor (beperkte) gezondheidsvaardigheden verder worden aangescherpt
voor de Nederlandse situatie. Voor betrouwbare en begrijpelijke medicijninformatie
is in 2018 het Netwerk Patiëntinformatie (NPI) opgericht in opdracht van VWS. En het
Zorginstituut voert de subsidieregeling Leren gebruiken van uitkomstinformatie voor
Samen beslissen uit. Deze heeft in 2023 het thema Samen beslissen bij mensen met beperkte
gezondheidsvaardigheden gekregen en loopt tot eind 2025.
Onderdeel van gezondheidsvaardigheden zijn digitale vaardigheden. In het Integraal
Zorgakkoord is ook expliciet de afspraak opgenomen burgers te ondersteunen in het
digitaal vaardig(er) worden. Zo werkt VWS samen met onder andere het Ministerie van
BZK aan de Alliantie Digitaal Samenleven. Voor hulpvragen specifiek rondom digitale
zorg kunnen mensen bij de Helpdesk Digitale Zorg terecht. Ook kunnen mensen terecht
bij bibliotheken voor het verbeteren van hun digitale vaardigheden. En vanuit het
Ministerie van OCW wordt bijvoorbeeld ingezet op het verhogen van basisvaardigheden
van leerlingen. De Staatssecretaris voor Funderend Onderwijs voert daarvoor het Masterplan
basisvaardigheden uit55.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier