Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Contourennota constitutionele toetsing (Kamerstuk 36600-VII-129)
2025D12059 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de Contourennota constitutionele
toetsing (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 129).
De voorzitter van de commissie,
De Vree
De griffier van de commissie,
Honsbeek
Nr
Vraag
1
Kunt u aangeven welke wetswijzigingen ten aanzien van de invoering van constitutionele
toetsing wanneer verwacht kunnen worden door de Kamer?
2
Kunt u aangeven hoe de eerste grondwetswijziging (artikel 120 Grondwet) eruit zou
moeten komen te zien? En kunt u aangeven wat het betekent dat het verbod op constitutionele
toetsing slechts gedeeltelijk wordt opgeheven?
3
Kunt u aangeven of het rondetafelgesprek over sociale grondrechten nog tot voortschrijdend
inzicht op het ministerie heeft geleid?
4
Kunt u een uitputtende lijst geven van de klassieke grondrechten?
5
Kunt u een uitputtende lijst geven van de sociale grondrechten?
6
Kunt u een uitputtende lijst geven van de geschreven en ongeschreven algemene rechtsbeginselen?
7
Welke kosten zijn gemoeid met het oprichten van een constitutioneel hof?
8
Kunt u toelichten waarom verschillende Europese landen hebben gekozen voor de instelling
van een grondwettelijk hof?
9
Kunt u uiteenzetten in hoeverre een grondwettelijk hof wenselijk of onwenselijk is
binnen het Nederlandse rechtssysteem, dat wordt gekenmerkt door gespecialiseerde gerechtelijke
instanties?
10
Bent u voornemens om het grondwettelijk hof de mogelijkheid te geven voorlopige voorzieningen
te treffen in gevallen waarin ernstige twijfels bestaan over de rechtmatigheid van
een wet?
11
Kunt u, op basis van eerdere rechtszaken, een inschatting geven hoeveel jaar een rechtszaak
duurt vanaf de start van de procedure bij de rechtbank tot het moment waarop de Hoge
Raad een finaal oordeel velt? Hoe verhouden deze doorlooptijden zich tot de verwachte
doorlooptijd bij een grondwettelijk hof?
12
Wanneer verwacht u dat het onderzoek of bepaalde interinstitutionele bepalingen ook
toetsbaar kunnen worden door het grondwettelijk hof gereed zal zijn? Wie gaat dat
onderzoek uitvoeren? Wordt in dat onderzoek ook meegenomen het eventueel toevoegen
van «enkele andere aanverwante bepalingen» waaraan getoetst zou kunnen worden en zo
ja, om welke bepalingen zou het gaan?
13
Op welke wijze kan de algemene bepaling worden gebruikt als interpretatief hulpmiddel
binnen de rechtspraktijk?
14
Waar hangt de keuze tussen een beperking per grondrecht of een algemene beperkingsclausule
vanaf?
15
Wat wordt bedoeld met «proportionele verhouding tussen het doel van de beperking en
de aantasting van het grondrecht»? In hoeverre wordt met «proportioneel» hetzelfde
bedoeld als met het begrip «evenredig»?
16
Kunt u een overzicht geven van alle mogelijke juridische procedures (bestuursrechtelijk,
civielrechtelijk en strafrechtelijk) die rechtszoekenden moeten doorlopen om finale
duidelijkheid te krijgen, wanneer Nederland geen grondwettelijk hof zou hebben waar
alle grondwetsvragen samenkomen?
17
Kunt u uitleggen waarom u heeft gekozen voor een gemengd model waarin rechtszoekenden
niet rechtstreeks een zaak kunnen aanspannen bij het grondwettelijk hof maar alleen
toegang hebben via de lokale rechtbanken?
18
Waarom is het volgens u belangrijk dat er rechtseenheid bestaat omtrent de uitleg
van de Grondwet?
19
Hoe kan worden gewaarborgd dat de toetsing aan de Grondwet leidt tot voldoende rechtseenheid
en een consistente uitleg van grondwetsartikelen?
20
Wat wordt verstaan onder de begrippen «zaaksoverstijgend belang» en «bijzonder gewicht»,
en hoe kunnen deze concreet worden ingevuld?
21
Kunt u een ruwe inschatting maken van de proceskosten (advocatenkosten, griffiekosten)
die mensen moeten betalen bij een procedure waarin er over drie instanties, tot aan
de Hoge Raad, is doorgeprocedeerd? Hoe verhouden deze kosten zich tot de verwachte
kosten van een procedure bij een grondwettelijk hof?
22
Kunt u toelichten waarom het essentieel is dat er snel en definitief duidelijkheid
wordt verschaft over rechtsvragen die betrekking hebben op grondwetsartikelen?
23
In welke mate vormen proceskosten voor rechtszoekenden een belemmering om een juridische
procedure te starten?
24
Kunt u concrete voorbeelden geven van de rechtsgevolgen die grondwettelijke hoven
in andere Europese landen kunnen vaststellen?
25
Indien een wettelijk voorschrift fundamenteel in strijd is met de Grondwet, hoe kan
worden gewaarborgd dat deze wet nimmer rechtskracht verkrijgt?
26
In hoeverre leidt het hanteren van hetzelfde toetsingskader voor het hof als het gaat
om de beoordeling van lagere regelgeving en besluiten als bij toetsing van wetten,
te weten de klassieke grondrechten, tot ongelijkheid voor de rechtzoekenden, omdat
de gewone rechter bij lagere regelgeving kan toetsen aan de hele Grondwet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.