Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Rapportage 2022-2023 National Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid (Kamerstukken 26150/36180-223)
2025D11833 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Buitenlandse
Zaken over de brief van de Minister van 20 februari 2025 over de Rapportage 2022–2023
inzake het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid (Kamerstukken 26 150 en 36 180, nr. 223).
De voorzitter van de commissie,
Klaver
De griffier van de commissie,
Westerhoff
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II
Antwoord/Reactie van de Minister
III
Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Rapportage 2022–2023
Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Deze leden lezen in de kabinetsreactie
de constatering dat verschillende vredes- en veiligheidsindexen tonen «dat er een
duidelijk verband bestaat tussen de positie van vrouwen en de mate van stabiliteit
en welvaart in een samenleving.» Tegelijkertijd zijn deze leden bekend met de inzet
van het kabinet om de Nederlandse financiering voor de politieke participatie van
vrouwen af te bouwen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister wat
de afbouw van die financiering betekent voor de stabiliteit en welvaart in de samenlevingen
in de ring rond Europa en daarmee ook voor de veiligheid van Nederland en Europa.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de kabinetsreactie dat Nederland
in 2022 en 2023 als onderdeel van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld
(2021–2025) programma’s in negen landen heeft gefinancierd «die tevens bijdroegen
aan de uitvoering van NAP1325-IV.1» Deze leden vragen aan het kabinet wat de Nederlandse financiële bijdrage aan deze
programma’s was, hoeveel van deze financiering gericht was op de politieke participatie
van vrouwen en welke financiële bijdrage het kabinet voornemens is om in 2025, 2026
en 2027 aan vergelijkbare programma’s uit te geven.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens of het kabinet tevreden is met
het resultaat van deze programma’s, getuige bijvoorbeeld de constatering dat, dankzij
de Nederlandse financiering, in de Democratische Republiek Congo vrouwen worden getraind
in conflictbemiddeling, in Colombia vrouwenorganisaties een actieve rol spelen in
de uitvoering van het vredesproces en een wet werd aangenomen die geweld tegen vrouwen
in de politiek tegengaat, en in Zuid-Soedan werd geïnvesteerd in de deelname van vrouwen
in de rechtspraak. Deze leden vragen aan het kabinet of deze specifieke projecten
na 2025 nog doorgang vinden en of dat met of zonder Nederlandse financiering geschiedt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen daarnaast met tevredenheid over de inspanningen
van Nederland om met Duitsland, Canada en Australië Afghanistan aansprakelijk te stellen
wegens grove en systematische schendingen van de rechten van vrouwen en meisjes onder
het Vrouwenverdrag. Deze leden verwijzen in navolging hiervan naar het commissiedebat
Midden-Oosten van 18 december 2024, waar de Minister van Buitenlandse Zaken stelde
dat, inzake de invoering van de doodstraf voor niet-naleving van de orthodoxe kledingvoorschriften
in Iran, de handelingsopties voor Nederland en de Europese Unie (EU) beperkt zijn.
Deze leden vragen de Minister waarom hij de aansprakelijkheidstelling wel als optie
ziet voor vrouwenrechtenschendingen in Afghanistan, en niet in Iran, en roepen hem
op om zich feller in te zetten tegen de systematische onderdrukking van vrouwen in
Iran.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Rapportage 2022–2023 Nationaal
Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Zij lezen dat Nederland zich binnen de Verenigde
Naties (VN) sterk maakt voor het beter betrekken van vrouwen in de planning van vredesmissies
en operaties. Deze leden vragen hoe Nederland zich inzet voor het verder ondersteunen
en waarborgen van vrouwen binnen vredesmissies en operaties. Ook vragen de leden van
de VVD-fractie hoe het kabinet in blijft zetten op het verhogen van het aantal geüniformeerde
vrouwen in vredesmissies en operaties.
De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland in 2021–2022 de Vrouwen, Vrede
en Veiligheid-agenda consequent heeft meegenomen in adviezen over vredesopbouw en
de participatie van vrouwen. Deze leden vragen het kabinet of zij de agenda blijvend
zal betrekken bij overleggen de komende jaren. In hoeverre zal het kabinet de agenda
bij het eigen werk betrekken?
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat Nederland via de agenda ook bijdraagt
aan het tegengaan van conflict-gerelateerd seksueel geweld in Oekraïne en om Oekraïense
slachtoffers bij te staan, mede via het versterken van de Oekraïense justitiële sector.
Deze leden vragen hoe Nederland zich de komende jaren hiervoor in gaat zetten, aangezien
zij juist de steun aan Oekraïne in ons directe belang vinden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland zich via het NAP1325-IV inzet om de
verplichtingen uit VN-resolutie 1325 te implementeren. Deze resolutie richt zich onder
andere op de inzet voor de bescherming van vrouwen tegen geweld. Deze leden vragen
het kabinet hoe zij zich blijvend inzet voor het tegengaan van grove en systematische
schendingen van de rechten van vrouwen en meisjes. Ook vragen de leden van de VVD-fractie
wat het kabinet hoopt te bereiken door de lange-termijn actieplannen binnen het NAP1325-IV
te verlengen met slechts twee jaar. Waarom wordt er bijvoorbeeld niet gekozen voor
een langere verlenging? Wat voor resultaat hoopt het kabinet te bereiken met een tweejarige
verlenging?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand
dit schriftelijk overleg. In de ogen van deze leden blijven de doelstellingen van
het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid relevant. De leden van de NSC-fractie
kunnen zich dan ook in het besluit vinden om het Nationaal Actieplan tot en met 2027
te verlengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Rapportage over
de voortgang van het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Deze leden
onderstrepen het belang van een krachtige Nederlandse inzet op de VN Vrouwen, Vrede
en Veiligheid-agenda en waarderen de diplomatieke en financiële inspanningen van Nederland
om vrouwen een centrale rol te geven in vredesprocessen en conflictpreventie. Daarom
verwelkomen de aan het woord zijnde leden het besluit van de Minister om dit Actieplan
met twee jaar te verlengen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de toenemende geopolitieke spanningen,
waaronder de conflicten in Oekraïne en Gaza, de terugval van vrouwenrechten in Afghanistan
en de structurele ongelijkheid in crisisgebieden zoals Soedan en de Sahel, de urgentie
van deze agenda verder onderstrepen. Zij vragen de Minister hoe Nederland, samen met
gelijkgezinde landen, de internationale druk kan verhogen om vrouwenrechten en participatie
in vredesprocessen te waarborgen, met name in landen waar autocratische regimes deze
rechten onderdrukken. Hoe beoordeelt de Minister het compleet wegbezuinigen van hulp
voor (onder andere) vrouwen en LHBT+ in de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
zo vragen de aan het woord zijnde leden. Zij vragen voorts hoe de Minister dit rijmt
met de Nederlandse inzet binnen dit Nationale Actieplan.
De rapportage laat zien dat Nederland actief bijdraagt aan het versterken van de positie
van vrouwen in vredesprocessen. De leden van de D66-fractie steunen deze aanpak, maar
vragen de Minister om een nadere toelichting op de effectiviteit van deze programma’s.
Zij vragen op welke wijze de impact van Nederlandse steun wordt gemeten. Voorts vragen
deze leden hoe Nederland, samen met internationale partners, kan zorgen voor een duurzame
verankering van gendergelijkheid in (post) conflictsituaties.
De aan het woord zijnde leden steunen de verlenging van het NAP1325-IV tot 2027 en
zien dit als een kans om structurele verbeteringen door te voeren. Wel pleiten deze
leden voor een nog sterkere verbinding tussen vrouwenrechten, democratische stabiliteit
en ontwikkelingssamenwerking en zij vragen de Minister hoe hij dit vorm kan geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Rapportage 2022–2023 Nationaal
Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Deze rapportage heeft bij deze leden tot een
aantal opmerkingen en vragen geleid.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat in de jaren 2022 en 2023 de voortrekkersrol
van Nederland op het onderwerp Vrouwen, Vrede en Veiligheid duidelijk wordt. Deze
leden maken zich echter wel grote zorgen over de toekomst van deze programma’s onder
het huidige kabinet. Daarom beginnen deze leden met de algemene vraag: is de Minister
van mening dat de inzet van Nederland op Vrouwen, Vrede en Veiligheid behouden dient
te blijven? Zo nee, waarom niet? Volgens de rapportage zijn veel uitgaven ten behoeve
van Vrouwen, Vrede en Veiligheid gedaan vanuit het beleidskader Versterkt Maatschappelijk
Middenveld (2021–2025) en het daaronder vallende SDG5-fonds2. Inmiddels heeft de Kamer een nieuw beleidskader en een nieuwe beleidsbrief ontvangen,
waarin flinke bezuinigingen zijn aangekondigd en het thema vrouwenrechten van de begroting
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp verdwijnt. Wat zijn de gevolgen van
deze aankondigingen voor het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid? Erkent
de Minister dat hij nooit de resultaten zal kunnen evenaren die in deze rapportage
worden gemeld? Welke programma’s die in deze rapportage genoemd worden, gaat het kabinet
schrappen? Deze leden ontvangen graag een uitgebreide reactie op deze vraag.
De leden van de SP-fractie zijn tevreden om te lezen dat in 2022–2023 in negen landen
programma’s rondom Vrouwen, Vrede en Veiligheid zijn gefinancierd. Graag zouden deze
leden weten of deze programma’s sindsdien zijn doorgezet en of deze in de toekomst
ook blijven bestaan. Ook horen deze leden graag of deze lijst inmiddels is uitgebreid
met een programma in Soedan, conform de motie-Dobbe/van der Burg (21 501-02, nr. 3009)3. Tot slot horen de leden van de SP-fractie graag op welke wijze de inzet op Vrouwen,
Vrede en Veiligheid momenteel wordt toegepast bij conflictbemiddeling en vredesprocessen
bij verschillende hedendaagse oorlogen, zoals in Oekraïne, in Israël/Palestina, in
Soedan en in Congo.
II Antwoord/Reactie van de Minister
III Volledige agenda
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 februari 2025 over de Rapportage
2022–2023 inzake het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid (26 150/36 180, nr. 223).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.