Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Project Verwerving Combat Counter-UAS (Kamerstuk 27830-458)
27 830 Materieelprojecten
Nr. 461
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 maart 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Defensie over de brief van 29 januari 2025 over het Project
Verwerving Combat Counter-UAS (Kamerstuk 27 830, nr. 458).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 februari 2025 aan de Staatssecretaris van Defensie
voorgelegd. Bij brief van 7 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris van Defensie met
interesse gelezen en hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie zien deze nieuwe aan te schaffen capaciteit als een essentiële
stap waarmee de Nederlandse krijgsmacht inspeelt op een van de dominante trends in
de huidige manier van oorlog voeren. De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris
of hij kan garanderen dat de aan te schaffen capaciteit blijvend ter beschikking zal
staan van de Nederlandse krijgsmacht en dus niet zal worden geschonken of uitgeleend
aan derde landen.
Ik kan uiteindelijk niet garanderen dat de Combat Counter-UAS capaciteit blijvend ter beschikking zal staan van de Nederlandse krijgsmacht.
Deze capaciteit is bedoeld ter bescherming van de zware infanteriebrigade en de middelzware
infanteriebrigade. Leveringen aan derde landen, vooral leveringen uit (operationele)
capaciteit, kunnen resulteren in langdurige en significante effecten op de gereedheid
van onze krijgsmacht. De veranderende veiligheidssituatie heeft tot gevolg dat Defensie
nauwgezet aandacht heeft voor effecten op onze eigen gereedheid. Het kabinet houdt
ook bij toekomstige verzoeken van derde landen aandacht voor de effecten op de eigen
gereedheid.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de Nederlandse industrie
en kennisinstituten betrokken zijn of worden bij de productie en verwerving van de
Combat Counter-UAS capaciteit en of er mogelijkheden zijn om Nederland in de toekomst
wellicht zelf de productie van de benodigde munitie of reserveonderdelen op zich te
laten nemen. Kan de Staatssecretaris hier nu al zo gedetailleerd mogelijk op ingaan
in plaats van te wachten tot de Rapportage Industrieel Participatiebeleid?
Ik onderschrijf het belang van het betrekken van de Nederlandse defensie- en veiligheid
gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) bij de verwerving van nieuwe
systemen. De Minister van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor het Industrieel
Participatiebeleid (IP). EZ verkent daartoe de rol die de NLDTIB kan vervullen bij
de verwerving van de Combat Counter-UAS systemen, en is hierover in gesprek met de beoogde leverancier. Deze gesprekken
zijn commercieel-vertrouwelijk.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan ingaan op de risico’s
die Nederlandse militairen zullen lopen als zij ingezet worden in het hoogste geweldsspectrum
terwijl zij nog niet beschikken over de Combat Counter-UAS capaciteit.
Aan inzet in het hoogste geweldspectrum zijn altijd risico’s verbonden voor militairen.
Naast de inzet van de Combat Counter-UAS capaciteit kunnen deze risico’s ten dele worden gemitigeerd door gebruik te maken
van adequate inlichtingen en een gedegen planning bij luchtdreiging. Daarnaast bestaat
een effectieve luchtverdediging uit een combinatie van verschillende wapensystemen,
de luchtverdediging wordt gelaagd opgebouwd. Ook de reeds aangeschafte Medium en Short Range Air Defence capaciteit kan bijvoorbeeld deze risico’s ten dele mitigeren en worden ingezet tegen
droneaanvallen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan ingaan op de verhouding
tussen het trainen van personeel met een simulatie versus het trainen door middel
van operationeel gebruik van de Combat Counter-UAS capaciteit in een fysieke omgeving.
Kan hij de voor- en nadelen van beide methoden benoemen?
Simulatie vervangt nooit live training, maar versterkt de gereedheid. Zeker bij luchtverdediging,
waarbij zowel het doelaanbod als de beschikbare oefenterreinen beperkt zijn, is dit
van belang. In een gesimuleerde omgeving kunnen complexe situaties worden nagebootst.
Een voorbeeld hiervan is een situatie met een grote hoeveelheid en diversiteit aan
luchtdoelen. Een dergelijke situatie is onmogelijk om in de fysieke omgeving te oefenen.
Tegelijkertijd blijft oefenen in de fysieke omgeving nodig, zodat bijvoorbeeld de
samenwerking met andere landeenheden kan worden getraind. Daarnaast dragen fysieke
schietoefeningen bij aan de kennis en ervaring van de bedienaars van deze wapensystemen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan ingaan op de beperking
van de milieubelasting als reden om door middel van simulatiesystemen te trainen en
welke milieugerelateerde regelgeving hier specifiek bedoeld wordt. Kan de Staatssecretaris
daarnaast ingaan op hoe hij de beperkende milieuregelgeving ziet in het licht van
de noodzaak van de wederopbouw van de Nederlandse krijgsmacht?
Het intensief gebruik van simulatie voor (embedded) training en opleiding is primair gericht op vergroting van de operationele gereedheid
van eenheden. Dit maakt deel uit van de innovatieve maatregelen die in het opleidingsdomein
worden gestimuleerd. Het (intensief) gebruik van simulatie past ook binnen de algemene
zorgplicht van de Omgevingswet, namelijk het voorkomen en beperken van milieuschade
en energieverbruik. Gebruik van simulatiesystemen is geen direct gevolg van specifieke
milieuregelgeving zoals vergunningsvoorschriften, maar simulatie kan de milieubelasting
verminderen. Een voorbeeld hiervan is dat er minder voertuigbewegingen nodig zijn
en er daardoor minder uitstoot is van brandstofgassen. Simulatie vervangt nooit live
training, maar versterkt de gereedheid.
Milieuregelgeving is heel breed. In het algemeen is het uitgangspunt dat Defensie
de activiteiten en projecten die nodig zijn voor de gereedstelling, zoals trainen
en oefenen, binnen de bestaande wettelijke kaders en procedures uitvoert. De reële
dreiging als gevolg van de geopolitieke situatie in Europa vereist echter dat de krijgsmacht
zich sneller, beter en in grotere mate gereed moet stellen om hoofdtaak 1 te kunnen
uitvoeren: het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten. Dit
is een grote opgave voor Defensie. De tijdige en stelselmatige gereedstelling – het
voorbereiden van militairen op een gevecht – wordt in sommige gevallen belemmerd door
de (aanscherping van) huidige wet- en regelgeving en procedures.
Er zijn politieke keuzes nodig om het gewenste evenwicht te vinden tussen de bescherming
van de leefomgeving en het uitvoeren van defensieactiviteiten voor de nationale veiligheid
en de voorbereiding van onze militairen op een gevecht. Ten behoeve van die politieke
keuzes lopen vanuit Defensie nu verschillende initiatieven, te weten het Nationaal
Programma Ruimte voor Defensie, de inzet van de MCE&N1 en het voornemen om te komen tot een Wet op de defensiegereedheid. Het belang van
politieke keuzes is al eerder met uw Kamer gecommuniceerd in Kamerstukken over de
signaalrapportage milieuvergunningen Defensie en Aanpak Nederland van het slot, perspectief voor sectoren en herstel van natuur (Kamerstukken 29 383, nr. 423 en 35 334, nr. 332).
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij verder kan toelichten
hoe hij gezien de grote personeelstekorten binnen de krijgsmacht deze capaciteit gaat
bemannen met voldoende gekwalificeerd personeel en wat hij concreet en specifiek bedoelt
met de zin «Defensie vergroot het personeelsbestand door bij de algemene wervingsinspanning
meer militairen aan te nemen».
Ik heb uw Kamer in het eerste kwartaal van dit jaar mijn strategische personeelsagenda
toegezegd. In deze brief presenteer ik onze plannen om versneld naar een inzetbare
en schaalbare krijgsmacht toe te werken.
Daarnaast heeft het Dienstencentrum Personeelslogistiek de opdracht gekregen om meer
militairen aan te nemen. Daarnaast stimuleren we interne doorstroom van personeel
met de benodigde kwalificaties. Er blijft sprake van schaarste op de arbeidsmarkt,
met name in technische functies. Ondanks deze uitdaging verwacht Defensie veel belangstelling
voor innovaties op het gebied van UAS en voorziet daarom geen problemen bij het invullen
van deze functies. Indien nodig zullen binnen Defensie prioriteiten worden gesteld.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris van Defensie of hij uitgebreider
kan ingaan op de risico’s aangaande de implementatie van de verschillende IT-systemen
en of hij naast «nauw contact tussen Defensie en de leveranciers» verdere maatregelen
neemt om de risico’s te mitigeren.
Wanneer verschillende IT-systemen in een compacte ruimte worden gebruikt, gaat dit
gepaard met risico’s op het gebied van onderlinge verstoring, het kunnen voldoen aan
beveiligingseisen, en conflicten in het ontwerp. Juist door intensief samen te werken
met de leveranciers worden deze risico’s zoveel mogelijk gemitigeerd. Het IT-ontwerp
wordt gezamenlijk aangelopen en de beoogde leverancier is eindverantwoordelijk voor
de werking van het geheel van IT-systemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de A/D-brief
voor de verwerving van Combat Counter-UAS d.d. 29 januari 2025. Deze leden hebben
enkele vragen aan de Staatssecretaris over de inhoud van de brief ten aanzien van
de verwerving van de Combat Counter-UAS.
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat er op alle fronten samengewerkt
wordt, waarbij de overheid de regie pakt. Samenwerking tussen Defensie, kennisinstellingen
en Nederlandse bedrijven is belangrijker dan ooit. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe Defensie haar rol pakt in een breder ecosysteem, als het gaat om de ontwikkeling
van drones en counter drones systemen? Kan de Staatssecretaris toelichten welke samenwerkingen
er al zijn met kennisinstellingen en Nederlandse bedrijven op het gebied van (counter-)drone-technologie?
Door in te zetten op het versterken van innovatieve bedrijvigheid waar Nederland een
goed ontwikkeld ecosysteem in heeft, kan Nederland samen met (Europese) partners haar
bijdrage leveren aan de Europese en NAVO-behoeften (Kamerstuk 36 410 X, nr. 93). Defensie bouwt samen met kennisinstellingen en de Nederlandse industrie aan de
noodzakelijke ecosystemen om de krijgsmacht te voorzien van de materieelbehoeften
die ze hebben op de gebieden waar Nederland goed in is. Defensie focust hierbij op
de vijf prioritaire technologiegebieden (NLD_Gebieden): Ruimtevaart, intelligente
systemen, sensoriek, slimme materialen en quantum, Op 4 maart vond in Amsterdam een
Integrated Air and Missile Defence (IAMD) conferentie plaats, waar een overeenkomst is getekend voor het ecosysteem
IAMD met de Nederlandse industrie, kennisinstellingen en universiteiten. Dit past
goed bij de ambities die Nederland op het gebied van sensoriek heeft. Specifiek voor
onbemenste systemen (drones) werken we met het Actieplan Productiezekerheid Onbemenste
Systemen (APOS) naar een dergelijk ecosysteem toe. Naast innovatieve MKB-bedrijven
zijn kennisinstellingen TNO en NLR ook onderdeel van dit ecosysteem (Kamerstuk 36 600 X, nr. 8). Om uitvoering te geven aan APOS zal Defensie doelgerichte investeringen doen. Uw
Kamer wordt hier nader over geïnformeerd in het eerste kwartaal van 2025 bij de publicatie
van de Strategie, Kennis, Innovatie en Industrie Defensie.
Ten aanzien van de inzet van deze Combat Counter-UAS systemen hebben de leden van
de NSC-fractie ook nog enkele vragen aan de Staatssecretaris. De systemen zullen bij
levering onderdeel worden van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando
(DGLC). Met het oog op de ontwikkelingen van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie
(NPRD), is het de vraag of de vliegbasis mogelijk heropend wordt. Hoe ziet de Staatssecretaris
counter-drone-oefeningen op de Vredepeel samengaan met een eventuele heropening van
de vliegbasis? Is er voldoende oefencapaciteit beschikbaar?
Eind 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over welke locatie-alternatieven nog in onderzoek
zijn voor de verschillende behoeften van Defensie in het Nationaal Programma Ruimte
voor Defensie (NPRD) (Kamerstuk 36 592, nr. 10). Het klopt dat de Luitenant-Generaal Bestkazerne in Vredepeel één van de verder
te onderzoeken alternatieven is voor de behoefte «uitbreiding jachtvliegtuigcapaciteit»
Vredepeel. Op dit moment loopt dit nader onderzoek naar deze alternatieven. Eind januari
van dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de bijgestelde planning voor het NPRD
(Kamerstuk 36 592, nr. 11). Ik verwacht uw Kamer eind mei de ontwerp-beleidsvisie NPRD te kunnen toesturen.
Hierin zullen voor elk van de defensiebehoeften uit het NPRD de voorlopige voorkeurslocaties
worden opgenomen, waaronder voor de uitbreiding van de jachtvliegtuigcapaciteit. Ik
wil niet vooruitlopen op deze door het kabinet te maken keuze en eventuele consequenties
van deze keuze voor andere activiteiten in Vredepeel.
De leden van de NSC-fractie hebben vernomen dat het personeelsbestand met 125 arbeidsplaatsen
wordt uitgebreid. Het gaat hierbij ook om schaars technisch personeel. Voorziet de
Staatssecretaris voldoende personeel te kunnen werven en inzetten voor DGLC? Kan de
Staatssecretaris toelichten hoe er in de eerste jaren onderhoud verzorgd wordt wanneer
er bijvoorbeeld een uitzending plaatsvindt met de systemen?
Er blijft sprake van schaarste op de arbeidsmarkt, met name in technische functies.
Ondanks deze uitdaging verwacht Defensie veel belangstelling voor innovaties op het
gebied van UAS en voorziet daarom geen problemen bij het invullen van deze functies.
Indien nodig zullen binnen Defensie prioriteiten worden gesteld. Zoals ik hierboven
al heb benoemd, heb ik uw Kamer in het eerste kwartaal van dit jaar mijn strategische
personeelsagenda toegezegd. In deze brief presenteer ik onze plannen om versneld naar
een inzetbare en schaalbare krijgsmacht toe te werken.
Defensie kiest voor een combinatie van in- en uitbesteed onderhoud. Deze combinatie
zorgt ervoor dat bij een uitzending voldoende opgeleid personeel en middelen voorhanden
zijn voor het onderhoud. Meer complex onderhoud wordt uitbesteed aan de leverancier,
waarbij tevens afspraken worden gemaakt over de ondersteuning tijdens uitzending.
Daarnaast willen de leden van de NSC-fractie meer toelichting over de juridische aspecten
rondom het oefenen met Combat Counter-UAS systemen. Zijn er op dit moment wettelijke
knelpunten en beperkingen ten aanzien van het gebruik van counter drone systemen,
zoals dat ook het geval is bij de inzet van militaire drones?
Zoals aan uw Kamer is toegelicht in de A/D-brief «Verwerving Combat Counter-UAS», wordt mede met het oog op het vermijden van knelpunten bij inzet van en oefenen
met dergelijke systemen (bijvoorbeeld verband houdende met belasting van het milieu)
bij de onderhavige verwerving van de Combat Counter-UAS systemen geïnvesteerd in uitgebreide mogelijkheden voor simulatie. Ook maakt
Defensie gebruik van bestaande (buitenlandse) oefen- en schietterreinen. Daarnaast
worden in het algemeen in het NPRD en in het ontwerp van een Wet op de defensiegereedheid
mogelijke knelpunten en beperkingen geadresseerd en oplossingsrichtingen voorzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met veel interesse de brief verwerving Combat Counter
Unmanned Aircraft Systems (UAS) gelezen, mede omdat dit aansluit bij de eerder aangenomen
motie over een sterkere Nederlandse luchtverdediging (Kamerstuk 36 600 X, nr. 18). Het is goed dat het Nederlandse bedrijfsleven hierbij betrokken wordt en dat er
gekeken wordt naar niet alleen Europese samenwerking, maar ook naar hoe de luchtverdediging
meer op Europese schaal vormgegeven kan worden, ook al is hiervoor nog een lange weg
te gaan. De leden van de BBB-fractie hebben hierbij nog wel een aantal vragen en/of
opmerkingen.
Uit een expertmeeting met verschillende organisaties bleek dat bij massale droneaanvallen
eigenlijk alleen lasersystemen nog nut zouden hebben. De leden van de BBB-fractie
zijn benieuwd hoe zich dit verhoudt tot dat wat nu besteld gaat worden. Hoe kunnen
wij ons daartegen bewapenen?
Defensie onderschrijft het belang van technologische ontwikkelingen op het gebied
van drones en anti-drone, maar is niet van mening dat bij massale droneaanvallen eigenlijk
alleen lasersystemen nog nut zouden hebben. Een effectieve luchtverdediging bestaat
uit een combinatie van verschillende wapensystemen, de luchtverdediging wordt gelaagd
opgebouwd. Ook de reeds aangeschafte Medium en Short Range Air Defence capaciteit en middelen uit het project «Verwerving Extended All Arms Air Defence (eAAAD) Toolbox» (Kamerstuk 27 830, nr. 456) kunnen worden ingezet tegen droneaanvallen. De nieuwe Combat Counter-UAS capaciteit kan eenheden in gevecht, gebieden en vitale (militaire) infrastructuur
beschermen tegen zwermen kleine drones.
Defensie volgt de technologische ontwikkelingen op het gebied van drones nauwlettend
en investeert reeds in High Energy Laser-systemen. Hiervoor wordt onder andere voor het project «Initiële Counter-Unmanned Aircraft Systems» (C-UAS) (Kamerstuk 34 919, nr. 52) een prototype verworven. Dit project biedt defensiebreed ruimte voor Concept Development and Experimentation (CD&E) op het gebied van C-UAS. Dit systeem zal echter minder mobiel zijn dan nodig
is voor de bescherming van landeenheden in gevecht.
In de brief staat verder dat Defensie door deze aanschaf afweer heeft om infanteriebrigades
te beschermen, maar de leden van de BBB-fractie vragen zich af hoe dat zit met de
capaciteit om ook onze bevolkingscentra te kunnen beschermen. Zonder bevolking is
er ook geen leger nodig en in diverse conflicten die op dit moment spelen worden juist
dichtbevolkte bevolkingscentra hard getroffen. Wordt daarop ook ingezet conform de
eerdere aangenomen motie hierover, zo ja hoe? (Kamerstuk
36 600 X, nr. 18
). Zo nee, waarom niet?
Met de aanschaf van de Combat
Counter-UAS capaciteit investeert Defensie verder in haar gelaagde luchtverdediging. Deze
capaciteit is geschikt voor het moderne mobiele gevecht in het hogere deel van het
geweldsspectrum en gedimensioneerd op de bescherming van de zware en middelzware infanteriebrigades.
Tevens kan deze capaciteit worden ingezet voor de bescherming van bevolkingscentra.
De Combat Counter-UAS capaciteit kan bevolkingscentra beschermen tegen (zwermen) kleine UAS, loitering munitions, zeer laagvliegende helikopters en vliegtuigen. Met deze aanschaf zet Defensie dus
stappen in lijn met de motie-Wijen-Nass/Heite (Kamerstuk 36 600 X, nr. 18).
Dit heeft Defensie ook gedaan met de aanschaf van Medium Range als Short Range Air Defence voor de bestrijding van luchtdreigingen op middellange en korte afstand (Kamerstuk
27 830, nr. 448), aanvullende Patriot- en NASAMS-lanceerinstallaties met bijbehorende munitie, radarsystemen
en vuurkracht (Kamerstuk 36 600 X, nr. 22), aanvullende F-35 jachtvliegtuigen aan die effectief ingezet kunnen worden tegen
verschillende soorten luchtdreigingen, zoals kruisraketten (Kamerstuk 27 830, nr. 452) en de opbouw van eigen operationele satellietcapaciteit waarmee onder andere objecten
en vliegtuigen kunnen worden geïdentificeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 405).
De leden van de BBB-fractie begrepen dat de Skyranger30 een langere levensduur zou
hebben door de interoperabiliteit met andere landen die deze ook hebben gekocht. Hoe
zit het met de houdbaarheid en levensduur van de aan te kopen systemen in het algemeen
en is dat meegenomen in de overwegingen tot aanschaf en kosten/baten analyse? Deze
leden vragen zich af hoe lang gaan deze systemen zullen meegaan.
Bij verwerving van materieel wordt een kostenraming gemaakt dat de totale levensduur
en levensduurkosten (investerings-, exploitatie- en afstotingskosten) omvat. Ook voor
de Combat Counter-UAS capaciteit is de houdbaarheid en verwachte levensduur bepaald. Het voorziene
Combat Counter-UAS systeem is behalve zeer modern ook toekomstbestendig. De software kan gedurende
de hele levensduur worden aangepast, zodat nieuwe technieken kunnen worden toegepast
op sensoren en effectoren. Ook kunnen componenten worden toegevoegd en vervangen,
zodat de operationele relevantie op peil blijft. De voorziene levensduur van deze
capaciteit is daarmee 25 jaar.
Bij meerdere internationale gebruikers, zoals bij de Skyranger, zal de leverancier
naar verwachting langer reserveonderdelen beschikbaar stellen. De Skyranger biedt
koppelvlakken met Europese (NAVO-)partners in de gebruikersgroep van deze systemen.
Meerdere landen gaan deze systemen gebruiken, waardoor schaalvoordelen ontstaan op
het gebied van onderhoud en reserveonderdelenvoorziening.
Recentelijk nog werden kostbare en schaarse (Patriot)systemen uitgeleend ten behoeve
van de oorlog in de Oekraïne. Dit leidde bij de leden van de BBB-fractie naast instemming
ook tot zorgen. Hoe kan bij deze aanschaf bijvoorbeeld verzekerd worden dat deze nu
wel echt voor de bescherming van Nederland gebruikt blijven worden?
Ik kan uiteindelijk niet garanderen dat de Combat Counter-UAS capaciteit blijvend ter beschikking zal zijn voor de bescherming van Nederland,
omdat we de situatie in Oekraïne of ergens anders niet kunnen voorspellen.
Nederland voert de bescherming tegen luchtdreigingen niet zelfstandig uit, maar in
NAVO-verband. De NAVO zet door Nederland aangeboden lucht- en raketverdedigingssystemen
in ter verdediging van kritieke infrastructuur en/of ontplooide eenheden in het NAVO-verdragsgebied.
Dit kan zowel infrastructuur in Nederland zijn, bijvoorbeeld de haven van Rotterdam,
als elders in het NAVO-verdragsgebied, bijvoorbeeld aan de oostflank. Ook kunnen capaciteiten
van andere NAVO-bondgenoten direct of indirect worden ingezet voor de bescherming
van Nederland, afhankelijk van de situatie.
Sinds de eerste militaire steun in 2022 aan Oekraïne is een verschuiving opgetreden
van levering uit eigen voorraad en af te stoten materieel naar in toenemende mate
levering door commerciële verwerving. Commerciële verwerving beperkt de effecten op
de eigen gereedheid en is tevens een signaal voor de noodzakelijke opschaling van
de defensie-industrie. De veranderende veiligheidssituatie heeft tot gevolg dat Defensie
nauwgezet aandacht heeft voor effecten op onze eigen gereedheid. Het kabinet houdt
ook bij toekomstige verzoeken van Oekraïne aandacht voor de effecten op de gereedheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de A/D-brief gelezen en danken het kabinet voor
het toezenden daarvan. Deze leden zien de noodzaak van het gelaagde luchtverdedigingssysteem
tegen verschillende dreigingen inclusief drones. Voorgenoemde leden waarderen ook
dat dit wapensysteem aangeschaft gaat worden en de reden voor versnelling. Zij hebben
daarnaast nog enkele vragen.
Hoe dicht bij de infanterietroepen en het overige grondoptreden wordt er gewerkt met
deze Combat C-UAS-capaciteit en vraagt dit nog extra training voor het geïntegreerde
optreden, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De Combat Counter-UAS capaciteit zal in de directe omgeving van met name grondgebonden gevecht- en
gevechtsondersteunende grondeenheden optreden. Het is essentieel dat verschillende
eenheden samen trainen. Daarom worden de luchtverdedigingseenheden, die naast Combat Counter-UAS ook de beschikking krijgen over Medium en Short Range Air Defence, gekoppeld aan de zware brigade en middelzware brigade, zodat zij gezamenlijk kunnen
trainen en op elkaar ingespeeld raken.
Hoeveel industriële participatie hebben de overige gebruikers die reeds de Skyranger30
op ACSV-basis of andere voertuigen gebruiken, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Deze leden zijn voorstander van Nederlandse industriële participatie, maar vragen
zich af waar de ruimte daarvoor is bij Military Off The Shelf (MOTS) systemen. Graag
zien deze leden een toelichting op hoe dit bij overige gebruikers loopt.
Industrieversterkend inkopen is van belang voor dit kabinet. Defensie beoogt daarvoor
haar inkoopstrategie aan te passen. We laten het oude mantra beste product, voor de
beste prijs los, en laten de factor tijd en herkomst van het product – bij voorkeur
Europees of Nederlands – zwaarder meewegen. De Minister van Economische Zaken (EZ)
is verantwoordelijk voor het Nederlands Industrieel Participatiebeleid (IP). Op internationaal
niveau voert Defensie bilateraal en multilateraal overleg met bondgenoten en partners
over materieelinvesteringen. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor het belang van Nederlandse
IP, ook bij Military Off The Shelf (MOTS) systemen. Dit kan bijvoorbeeld door (een deel van de) productie in Nederland
te laten plaatsvinden, door assemblage werkzaamheden of in de toeleveranciersketen.
Het is niet bij Defensie bekend hoeveel IP overige gebruikers hebben. Daarnaast is
het niet aan de Nederlandse overheid om hier uitspraken over te doen, vanwege de commercieel-vertrouwelijke
aard van de gesprekken en afspraken tussen buitenlandse overheden en de betreffende
leverancier.
Zijn er reeds afspraken over onderhoud gemaakt met de leverancier van het kanonsysteem,
zo vragen de leden van de SGP-fractie. Zo ja, is dat onderhoud dan op locatie bij
DGLC en de eenheden of dichtbij de fabrikant zelf vragen de voorgenoemde leden? De
leden vragen dit om te kijken hoe onderhoud en beschikbaarheid zich tot elkaar verhouden.
Defensie kiest voor een combinatie van in- en uitbesteed onderhoud. Bij inbesteed
onderhoud voert Defensie zelf het onderhoud uit, onder andere bij het Defensie Grondgebonden
Luchtverdedigingscommando (DGLC) en de eenheden. Bij uitbesteed onderhoud zal dit
onderhoud plaatsvinden bij een civiele partij. Deze combinatie zorgt ervoor dat er
voldoende opgeleid personeel en wapensystemen beschikbaar zijn voor oefenen en trainen,
en eventuele mogelijke inzet.
De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de Innovatieparagraaf en de mogelijke
toekomstige wapensystemen waarmee uitgebreid kan worden. Is het uitbreiden naar High
Energy Laser of andere systemen op dezelfde voertuigen iets wat Defensie in de toekomst
zou ambiëren, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Defensie zou de toepassing van dergelijke energie-wapens op voertuigen in de toekomst
ambiëren, indien de technische oplossingen hiervoor toereikend worden. Defensie investeert
reeds in High Energy Laser-systemen. Hiervoor wordt onder andere in het project «Initiële Counter-Unmanned Aircraft Systems (C-UAS) (Kamerstuk 34 919, nr. 52) een prototype verworven. Dit project biedt defensiebreed ruimte voor Concept Development and Experimentation (CD&E) op het gebied van Counter-UAS.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier