Stenogram : Begroting Justitie en Veiligheid 2025
7 Begroting Justitie en Veiligheid 2025
Vergaderjaar 2024-2025
Vergaderingnummer 26
Te raadplegen sinds
2025-03-06Inhoudsopgave
Gerelateerde informatie
Toon alle stukken over dossier36600-VIToon alle items in vergaderingHandelingen TK 2024-2025, 26
Voorzitter: Kamminga
Begroting Justitie en Veiligheid 2025
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (36600-VI).
De voorzitter:
Ik zie een nieuwe traditie ontstaan. We schudden alle handen nu niet meer achteraf, aan het einde van het debat, maar aan de voorkant. Tegelijkertijd zou ik willen verzoeken of iedereen z'n plek wil innemen, want we lopen al een beetje achter op schema. Na ons komt ook nog een debat. Ik wil de collega's die na ons komen ook nog de tijd gunnen. Ik hoop dat zij niet pas om middernacht hoeven te beginnen. Laat dat dus het streven zijn.
We hebben een hele lange sprekerslijst. We zijn aangekomen bij de vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2025 (36600-VI). Ik heet iedereen van harte welkom: de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune, de mensen die het elders volgen, en uiteraard ook de minister en de twee staatssecretarissen. Fijn dat u bij ons bent. Vandaag wordt voor u vooral een dag om te luisteren, maar morgen gaan we naar uw inbreng luisteren.
U weet het allen, want u heeft meerdere begrotingen gedaan, maar initieel verdelen we altijd het aantal interrupties. Er stonden hier zes interrupties voor. Ik heb bij eerdere debatten al gezien dat er dan een koehandel ontstaat. Dat wil ik nu voorkomen, dus ik stel voor dat we acht vragen doen, maar dan wel kort. Als ze lang zijn, tel ik ze voor twee. Het is dus aan u om u daaraan te houden. U heeft dus in eigen hand of het er zes worden of dat u er acht krijgt.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dat gezegd hebbende, wil ik de eerste spreker van de zijde van de Kamer naar voren vragen. Dat is mevrouw Lahlah namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag wil ik het expliciet en onomwonden hebben over de rechtsstaat, de ruggengraat van onze democratie, het fundament dat ons moet beschermen tegen discriminatie, machtsmisbruik en willekeur. En dat deze bescherming niet vanzelfsprekend is, weten de toeslagenouders en de mensen in het aardbevingsgebied in Groningen. De rechtsstaat faalde daar op tragische wijze. En eerlijk gezegd denk ik dat de rechtsstaat nu ook niet in veilige handen is. Het feit dat er bij dit kabinet blijkbaar een noodzaak was om expliciet op te schrijven dat men de rechtsstaat zou respecteren, is al veelzeggend.
Voorzitter. Een goed functionerende rechtsstaat begint bij toegang tot het recht. Iedere burger moet z'n recht kunnen halen, ook wanneer hij of zij geen advocaat kan betalen, en zeker als die burger door de overheid in het nauw wordt gebracht. Helaas is de toegang tot het recht bij dit kabinet niet gegarandeerd. Neem het Juridisch Loket. Dit cruciale loket, een eerste hulp bij juridische nood, wordt overspoeld met vragen. Maar wat doet dit kabinet? Ze bezuinigen op de subsidie van het Juridisch Loket, terwijl nota bene "het versterken van de toegang tot het recht" een belangrijk kopje is in de begroting. Hoe de staatssecretaris deze tegenstrijdigheid verklaart, wil ik graag weten. Die bezuiniging moet van tafel. Er moet structureel meer geld komen om mensen in kwetsbare situaties echt te kunnen helpen. Het Juridisch Loket biedt een eerste stap naar hulp, maar zonder een robuuste sociale advocatuur die complexe zaken oppakt, blijft die hulp ontoereikend. Ook daar maak ik me zorgen over. Zonder een sterke sociale advocatuur verliezen de meest kwetsbaren hun laatste hoop op juridische bijstand.
Voorzitter. In een rechtsstaat moeten we ook kunnen vertrouwen op onafhankelijke rechters. Die onafhankelijkheid lijkt op dit moment misschien nog niet direct in gevaar, maar dat kan snel veranderen als er een minister komt die de bevoegdheid om rechters te benoemen, gaat misbruiken of via de geldkraan de rechterlijke macht gaat afknijpen of sturen. Eerdere pogingen vanuit de Kamer, onder andere via een motie van de heer Sneller, om hier iets aan te veranderen, strandden steeds. Maar zeker nu er wordt nagedacht over een constitutioneel hof, moet ik er niet aan denken dat rechters aan politieke beïnvloeding blootgesteld gaan worden. Hoe denkt de minister hierover? Welke extra waarborgen voor onafhankelijkheid gaat hij met het oog op de toekomst invoeren?
Bij een rechtsstaat hoort ook dat slachtoffers van misdrijven geholpen worden. Dan doel ik niet alleen op Slachtofferhulp, maar vooral op dat iemand die aangifte doet, weet dat er iets mee gebeurt. Maar de keten loopt vast. Rechters zijn overbelast, zaken blijven te lang liggen en het Openbaar Ministerie voelt zich gedwongen zaken te seponeren. Dit is geen recht doen, dit is recht ontkennen. Wat gaan de minister en staatssecretarissen doen om dit te verbeteren?
Voorzitter. De rechtsstaat gaat veel verder dan de paar punten die ik nu, in de korte tijd die ik heb, heb kunnen aanstippen. Het gaat tevens om punten die buiten de directe scope van deze bewindspersonen vallen. Ik denk dan aan het hardvochtige en onrechtvaardige asielbeleid, aan het aantasten van grondrechten zoals het demonstratierecht of aan het intrekken van iemands nationaliteit.
Voorzitter. Dit kabinet begon met een rechtsstaatverklaring, maar inmiddels heb ik het gevoel dat die een dode letter is. De rechtsstaat is een levend geheel van wetten, normen en instituties die ons dagelijks leven moeten beschermen. Die schreeuwt om onderhoud, om rot te voorkomen. Die schreeuwt om bescherming tegen feitenvrijheid en willekeur. Ik wil een minister die opstaat voor deze rechtsstaat, die binnen het kabinet het voortouw neemt voor een breed plan ter versterking van onze rechtsstaat en die hierbij de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening en die van de Staatscommissie rechtsstaat betrekt. Gaat de minister dit doen? De rechtsstaat verdient niet minder dan dat.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Lahlah, voor uw inbreng namens GroenLinks-PvdA. Ik zie geen interrupties, dus dan nodig ik de volgende spreekster van de Kamer én van de partij van GroenLinks-PvdA uit. Dat is mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Mijn collega had het er al over dat de strafrechtketen is vastgelopen. Dat raakt de mensen in onze samenleving het hardst. Dat raakt dus ook de vrouwen die slachtoffer zijn van fysiek en psychisch geweld, met als uiterste consequentie femicide. Ik wil mij daar bij deze begroting specifiek op richten, juist omdat dit in Nederland nu gemiddeld elke week plaatsvindt en we daarmee in Europa helaas op de derde plek staan. Het gaat allang niet meer om losstaande incidenten. Het is een structureel probleem van het ernstigste geweld tegen vrouwen. Dat leek het vorige kabinet te begrijpen. Op ons verzoek kwam er het plan van aanpak Stop femicide! Op dat plan is misschien kritiek mogelijk, maar het is in ieder geval een start. Het huidige kabinet lijkt echter, ondanks de goede intenties van de staatssecretaris, nog achter te lopen. Femicide staat niet in het hoofdlijnenakkoord, niet in het regeerprogramma, noch in de begroting van Justitie en Veiligheid. Ik vind dat onbegrijpelijk, juist omdat we allen onderkennen dat femicide specifieke aandacht behoeft. Het kent eigen achtergronden en oorzaken en het vergt eigen oplossingen. Je kan het niet beperken tot eerwraak of tot kringen waarin aan eer een overdreven grote rol wordt toegedicht. Dat is naïef en bekrompen. De slachtoffers heten naast Hümeyra ook gewoon Linda, Gea en Sanne.
Voorzitter. Daarom dien ik vandaag twee voorstellen in over femicide. Ten eerste is dat een amendement om geld vrij te maken voor het huidige plan van aanpak. Want wat zie ik? In 2024 en 2025 moet dat plan betaald worden uit de bestaande budgetten voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en uit het emancipatiebudget, maar daarmee kun je echt geen begin maken met de uitvoering van dit plan. Zorg ervoor, staatssecretaris, dat dit plan van aanpak geen papieren tijger wordt. Ik reken op een positieve waardering van dit voorstel. Als ik het daarvoor nog enigszins moet wijzigen, hoor ik dat graag.
Voorzitter. Ten tweede heb ik vandaag ook een initiatiefnota ingediend, waarin ik de punten die ik mis in het plan van aanpak voor femicide verder heb uitgewerkt. Vier punten komen daarin terug. In de eerste plaats is dat het beter borgen van de voorbodes van femicide in de wet. Ik wil dat niet-fatale verwurging wordt gekwalificeerd als zware mishandeling. Ook moet wat ons betreft de strafmaat voor stalking omhoog. Daarnaast moeten we de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen politie en zorginstellingen versterken. Ik pleit voor betere zorg en nazorg voor slachtoffers en daders. Tot slot is bewustwording van belang. Zolang jongens mannen als Andrew Tate, manfluencers, zien als hun held, die navolging verdient, en zolang zij het onderdrukken van vrouwen als normaal zien, komen we nergens. Ons werk is nog niet af.
Voorzitter. Een ander onderwerp dat ik graag wil aansnijden, is de aanpak die moet zorgen voor veiligheid in wijken waarin de onderwereld in de bovenwereld infiltreert, met alle gevolgen van dien. Ik weet dat de minister gisteren in mijn stad was om de glazenwassersproblematiek te zien. Met alleen repressie en harde straffen kom je er niet. Je zult ook moeten voorkomen dat jongeren als criminelen en soldaten worden geronseld. Dat vergt betere kansen: investeringen in bestaanszekerheid, scholing en jongerenwerk. Daar wordt de komende tijd op bezuinigd. Wellicht valt dit buiten de scope van JenV, maar wat mij betreft valt het er wél onder. Wat er vanuit dit ministerie gedaan kan worden, is zorgen voor een betere zichtbaarheid van de politie en de boa's. Daar is volgens mij nu weinig sprake van, want de afgelopen tijd is maar liefst een kwart van de politiebureaus uit de wijken verdwenen. De burgemeesters zien dit met lede ogen aan, net als de enorme bezuinigingen op en tekorten bij de veiligheidsregio's, waar ze mee te dealen hebben. Zolang er nog een tekort aan wijkagenten is en wijkagenten ook buiten de wijk moeten werken, gaat er nog iets niet goed. Kom dan niet met oplossingen als innovatieve loketten en het toekomstbestendig maken van politiewebsites. Wat mij betreft gaat het om de menselijke maat, om de fysieke aanwezigheid van politiemensen en boa's in de wijken. Dat is nodig om in die haarvaten van de samenleving te komen en ervoor te zorgen dat die jongens die foute stappen dreigen te zetten, in de smiezen te krijgen en op het rechte spoor te zetten. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.
Wat ik overigens wel kan waarderen, is dat er een bescheiden bedrag bij komt voor de opsporing van veelvoorkomende criminaliteit op lokaal niveau. We hebben het alleen slechts over 13 miljoen. Helpt dit wel om ervoor te zorgen dat er in de basisteams meer focus komt te liggen op lokale opsporing? Hoe zorgen we ervoor dat de nieuwe zijinstromers en de huidige agenten het belang en de kennis van lokale opsporing meekrijgen? Hoe zorgen we ervoor dat ze bijvoorbeeld ervaring opdoen door mee te draaien in Teams Grootschalige Opsporing? Ook op dit punt overweeg ik een motie.
Ten slotte de afpakketen. De belofte was dat we meer geld van die criminelen, die onze maatschappij verstoren, zouden afpakken en zouden investeren in de wijk. Het waren grootse plannen. Wat is daar nou eigenlijk van terechtgekomen, behalve dat weer dezelfde toezeggingen worden gedaan? Moet er niet meer geïnvesteerd worden in financieel-economische kennis en capaciteit bij de recherche om crimineel vermogen af te pakken?
Ik rond af, voorzitter. Zonder enige intentie te hebben om een debat dat al gevoerd is over te willen doen, moet mij wel iets van het hart. Dat is een persoonlijke noot. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen en de enorme polarisatie in de samenleving die daar het gevolg van was, hebben ook mij persoonlijk geraakt. Het basisgevoel van veiligheid betekent dat je er mag zijn: wie je ook bent, waar je ook vandaan komt en wat je ook gelooft. Dat is de afgelopen tijd niet zo geweest, overigens ook niet bij de politie, die in die polarisatie werd meegezogen. Dat is meer dan pijnlijk. We mogen de tegenstellingen niet uitvergroten en op dat punt rust er in mijn beleving ook een zware verantwoordelijk bij de minister van Justitie en Veiligheid, die de veiligheid moet bewaken binnen de kaders van de wet en de rechtsstaat. Iedereen hoort namelijk veilig te zijn. Graag een reactie.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Diederik van Dijk van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik ben blij dat mevrouw Mutluer er is. Daar gaat mijn vraag niet over, maar dat wil ik wel graag gezegd hebben.
Mevrouw Mutluer heeft een stevig deel van haar betoog gewijd aan het tegengaan van dodelijk geweld tegen vrouwen … O. Als het nu niet uitkomt, wil ik ook …
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik word er helemaal emotioneel van. Nee hoor, ik moet even … Ik ben …
De voorzitter:
We gaan even op zoek naar een zakdoek.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
U mag een vraag stellen. Sorry, voorzitter; ik neem uw taak over!
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik had niet gedacht dat mijn interruptie zo veel zou losmaken. Daar had ik niet op gerekend.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik krijg een echte zakdoek. Dank u wel, staatssecretaris.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik herneem mij ook weer een beetje.
Mevrouw Mutluer wijdde een flink deel van haar betoog aan het tegengaan van geweld tegen vrouwen. Dat is heel erg goed. De voorstellen die daarover gaan komen, zal de SGP met belangstelling tot zich nemen. Nu is er een sector, de prostitutiesector, waarin vrouwenuitbuiting ontzettend vaak aan de orde is. We zien dat het kabinet daar relatief weinig aan doet en vooral inzet op destigmatiseren. Zouden we daar ook stappen in kunnen zetten, juist ook om de positie van vrouwen, heel vaak in heel verdrietige omstandigheden, te kunnen verbeteren?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Mijn collega mevrouw Tseggai gaat zo meteen haar bijdrage aan onder andere dit onderwerp wijden. Ik kan u uiteraard aangeven, ook als oud-woordvoerder, dat we alles op alles zetten om de uitbuiting van vrouwen te voorkomen. Helaas gebeurt dat ook in die sector. Op dat punt vindt en vond u ons dus altijd aan uw zijde. In dit debat en bij deze begroting heb ik me specifiek gericht op vrouwenmoord, omdat ik dat nog steeds een structureel probleem vind en omdat ik me er zorgen over maak dat daarvoor in de begroting nog steeds geen structurele middelen zijn vrijgemaakt.
De voorzitter:
Er is nog een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat is duidelijk. Voor zover nodig zal ik aanvullende vragen aan uw collega stellen. Maar ik begrijp dus dat u het optreden van de SGP steunt om dit kabinet, dat vooral inzet op destigmatiseren en verder relatief weinig doet om die misstanden aan te pakken, een halt toe te roepen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Wat ons betreft moeten we alles op alles zetten om onder andere mensenhandel te voorkomen. Dat is volgens mij ook de reden geweest waarom GroenLinks-PvdA bij de vorige begroting een voorstel heeft ingediend om mannelijke prostitués te ondersteunen en om de HIS niet te sluiten. Helaas zie ik dat dit kabinet daar ook niet heel veel mee doet. Ik hoop dus samen met mijn collega Tseggai dat u die handschoen oppakt en voorstellen daarvoor steunt. Maar nogmaals, dit laat ik graag over aan de collega die daarover gaat.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik was klaar met mijn persoonlijke noot. Dank voor de zakdoek. Ik ga hem wassen en geef hem dan weer terug.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Dank u wel, inderdaad. Dan nodig ik mevrouw Tseggai uit om haar inbreng te gaan doen, ook namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Van Victor Hugo is de uitspraak "wie een schooldeur opent, sluit een gevangenis". Dat zou ons allemaal heel erg moeten aanspreken, maar de bittere werkelijkheid is dat dit kabinet stevige maatregelen neemt op primair, voortgezet en hoger onderwijs. Daar gaan wij — daarom begin ik er nu over — op niet al te lange termijn een hoge prijs voor betalen op het terrein van JenV, bijvoorbeeld op het gebied van antisemitisme. Een uitstekend initiatief genoemd "Na de Oorlog", dat jaarlijks zo'n 1.500 schoolklassen bedient met gastlessen van ervaringsdeskundigen, valt buiten de strategie Holocaustonderwijs. De minister van Justitie en Veiligheid zal dan misschien zeggen dat hij daar niet over gaat, maar vindt hij niet ook dat als het om discriminatie en antisemitisme gaat, de portefeuillegrenzen maar eens geslecht moeten worden, en dat er misschien Justitiebudget gebruikt moet worden om bij te springen voor educatieve projecten zoals Na de Oorlog?
Voorzitter. Het moet mij van het hart. Het stoort mij ontzettend dat het kabinet in het debat over antisemitische incidenten gul strooit met positieve appreciaties voor moties die voor de rechtsstaat heel vergaand zijn en enthousiast plannen belooft, die later vertraagd blijken. Dit draagt volgens mij niet bij aan de standvastigheid die nu nodig is om de temperatuur in de samenleving naar beneden te krijgen. Daarvoor is namelijk juist een breed gedragen, consistente en langdurige aanpak nodig, die voorziet in een zorgvuldige mix van preventieve en repressieve maatregelen, juist ook via het onderwijs. Ik hoor graag van de minister met wie hij precies nog in gesprek is over zijn langverwachte strategie en hoe hij er ook voor zorgt dat zijn strategie naadloos aansluit op bijvoorbeeld de strategie van OCW, BZK en SZW. Voelt hij zich ook mede verantwoordelijk voor de beleidskeuzes op die terreinen die raken aan antisemitisme en discriminatie?
Voorzitter. Zoals ik al zei, lijkt het mij goed als er voor het aanpakken van discriminatie over portefeuillegrenzen heen wordt gekeken. Waarom heeft dit kabinet de keuze gemaakt om de aanpak van discriminatie te fragmenteren? En hoe ziet deze minister die gefragmenteerde aanpak in relatie tot de aanpak van hatecrimes, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel van de collega's Timmermans en Bikker? Ik zou zo graag willen dat er een geïntegreerde, gebalanceerde aanpak komt, waarin één nationale coördinator preventieve en repressieve maatregelen neemt tegen alle vormen van antisemitisme, racisme en discriminatie. Dat is namelijk de enige manier om om minderheden in de samenleving heen te gaan staan en hun veiligheid ook te waarborgen. Graag een reactie hierop van de minister.
Voorzitter. Als laatste wil ik iets zeggen over mensenhandel. Mijn collega sprak er al even over. We kregen gisteren de voortgangsrapportage over het actieplan Samen tegen Mensenhandel en ik miste daar iets in. Het Rode Kruis heeft namelijk pas geconstateerd dat Nederland buitenlandse slachtoffers van mensenhandel beter moet helpen en beschermen, kwetsbare mensen die extra vatbaar zijn voor uitbuiting. Een van de aanbevelingen is om de bescherming van slachtoffers los te koppelen van het strafrechtelijk onderzoek. Ik snap dat wel, want waarom zou je alleen maar beschermd worden als je aangifte hebt gedaan of daarover nadenkt?
Slachtoffers durven vaak geen aangifte te doen of er is te weinig bewijsmateriaal om een strafrechtelijk onderzoek te kunnen starten, maar dat maakt die mensen niet minder slachtoffer. Ik zou daarom willen vragen of het kabinet het slachtofferschap op een andere manier vast zou willen stellen, bijvoorbeeld zoals het Rode Kruis voorstelt met een multidisciplinaire commissie. Ik zou hier ook heel graag een reactie op willen van de minister.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat u vertrekt, heeft u een interruptie van de heer Ellian namens de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Ik moest even de woorden laten bezinken, maar ik dacht: ik ga het toch vragen, om een mogelijk misverstand te kunnen voorkomen. De woorden van mevrouw Tseggai gehoord hebbende, vind ik het erop lijken dat zij ervoor pleit om de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding op te heffen; die zou niet nodig zijn. Maar we hebben juist — en dat was breed gedragen — een aantal jaren geleden met elkaar die coördinator ingesteld omdat antisemitisme een verbijzondering is van racisme en discriminatie. Ik wil dus graag horen of GroenLinks-PvdA het nut en de noodzaak van een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding onderschrijft.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ja, het nut en de noodzaak van een nationale aanpak onderschrijft GroenLinks-PvdA absoluut. Maar wat ik me afvraag, is waarom het gefragmenteerd moet zijn. De Nationaal Coördinator Antisemitisme verhoudt zich tot het OM, de politie et cetera. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme hoort bij een ander departement en verhoudt zich minder tot die strafrechtelijke keten, terwijl ik die zaken graag bij elkaar zou willen zien. Volgens mij is de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding een middel, niet een doel op zich. Het doel moet zijn om de veiligheid van alle minderheden in de samenleving te kunnen waarborgen.
De voorzitter:
Heeft de heer Ellian nog een vervolgvraag? Nee. Dan geef ik het woord aan de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil graag even terugkomen op het punt van de mensenhandel en de prostitutie, dat in een eerder interruptiedebatje al werd aangehaald. Dit kabinet stopt best stevig veel geld in het destigmatiseren van de prostitutie. De SGP heeft onder meer een amendement ingediend om dat geld primair te gebruiken om onvrijwillige prostituees te laten uitstappen. Is dat een lijn die GroenLinks-PvdA ook zou kunnen steunen?
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
De SGP stelt dat het een het ander uitsluit, maar volgens mij zou je het allebei moeten doen: je zou moeten werken aan het destigmatiseren van sekswerkers, maar je zou ook de mensen moeten helpen die eruit willen stappen. Mijn fractie steunt dus niet de lijn om het ene voor het andere te vervangen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Helder. Het is wel goed om te beseffen dat juist het destigmatiseren de onvrijwillige prostituees niet helpt. Dan krijg je het idee dat ze als het ware een normale bedrijfstak moeten verlaten. Maar even los daarvan: GroenLinks-PvdA zal toch wel pal voor de prostituees willen staan die zich daar onvrijwillig in bevinden, en zo veel mogelijk en zo royaal mogelijk middelen ter beschikking willen stellen om ervoor te zorgen dat zij de keuze hebben om deze sectoren te verlaten en om hen daarbij te kunnen helpen?
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ja, uiteraard. Ik zie het als volgt: iedereen die sekswerk wil doen, moet daar vrij in zijn en iedereen die wil stoppen met sekswerk, moet daarbij worden geholpen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank u voor uw inbreng namens GroenLinks-PvdA. Dan gaan we door met de vertegenwoordiger van de PVV. Dat is in dit geval Emiel van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter, dank u wel. De PVV is blij met deze begroting en met de middelen die zijn vrijgemaakt om de criminaliteit aan te pakken, om de veiligheid van Nederlanders te verbeteren en om het vertrouwen van burgers in de overheid terug te winnen.
We lezen in de begroting dat het kabinet drie prioriteiten heeft waarop het zich middels deze begroting wil gaan focussen, onder andere het verbeteren van de weerbaarheid tegen allerhande dreigingen, geopolitiek, militair et cetera, het verbeteren van de aanpak van ondermijning en het vergroten van het vertrouwen in de rechtsstaat. Dit is een flinke opgave en zal geen sinecure blijken. Het is echter wel belangrijk dat hier snel werk van wordt gemaakt. De PVV is dan ook ongeduldig, want belangrijke voorstellen, zoals het verzwaren van de straffen voor ernstige misdrijven, waaronder terreur, laten wat ons betreft lang op zich wachten. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is op dit dossier? Het is erg belangrijk dat hier snel voortgang op wordt gemaakt. Het gezag staat de afgelopen tijd zwaar onder druk. Er is meer dan ooit de noodzaak om de orde in dit land te herstellen
Voorstellen die laten zien dat het menens is, zijn dan ook hard nodig. Want het kan toch niet zo zijn dat je iemand tijdens het uitgaan de tanden uit de mond schopt en dat je er vervolgens met een taakstrafje vanaf komt, in plaats van met een stevige celstraf voor zware mishandeling? Dit is wat er momenteel wel in Nederland gebeurt. Dit heeft niet alleen te maken met een OM dat met te lage strafeisen komt, maar ook met rechters die vervolgens nog lagere straffen opleggen dan de eis van het OM. Om terug te komen op mijn vraag aan de minister: wanneer kunnen wij het wetsvoorstel voor zwaardere straffen tegemoetzien?
In het verlengde daarvan zou ik graag een punt willen maken van de onwil en de weigering van het Openbaar Ministerie om zwaardere straffen te eisen bij geweld tegen hulpverleners, ondanks wat wij met elkaar in Nederland hebben afgesproken. Dit kan wat de PVV betreft echt niet. Ik hoor dan ook graag wat de minister hieraan gaat doen.
Tot slot wat betreft de wetsvoorstellen is er nog een ander belangrijk punt waar de PVV graag snel voortgang op zou willen zien, namelijk het verhogen van maximumstraffen voor 14- tot 16-jarigen in het jeugdstrafrecht. Het moet van jongs af aan duidelijk zijn dat criminaliteit niet loont en dat je acties consequenties hebben — lik-op-stukbeleid in plaats van pappen en nathouden. Wanneer stuurt de minister dit voorstel naar de Kamer? Graag een antwoord.
Buiten deze wetsvoorstellen is het ook belangrijk dat de uitvoering van opgelegde straffen niet meer verjaart. Het is niet alleen voor de geloofwaardigheid van ons strafrecht enorm belangrijk dat opgelegde straffen ook daadwerkelijk tot uitvoer wordt gebracht; ook voor de slachtoffers is het enorm belangrijk dat marginalen niet wegkomen met hun misdaden.
Alle zojuist genoemde wetsvoorstellen sluiten perfect aan bij de prioriteit van het kabinet om het vertrouwen in de rechtsstaat te vergroten. Ik zou dan ook graag een uitgebreide reactie van de minister krijgen over hoe hij hier opvolging aan gaat geven.
Dan de andere prioriteit van het kabinet: het verbeteren van de aanpak van ondermijning en daarmee ook de georganiseerde criminaliteit. Het is de PVV een doorn in het oog dat er momenteel nog steeds op grote schaal mensen worden gesmokkeld. Nederland is tegenwoordig het walhalla voor mensensmokkelaars. Het is zelfs zo erg dat het OM naar een nautische beurs gaat om daar ondernemers te vragen om niet honderden plastic bootjes zomaar aan Jan en alleman te verkopen. Dat initiatief is te prijzen, maar het is tegelijkertijd dweilen met de kraan open. We moeten mensensmokkel en mensenhandel bij de bron aanpakken. Die bron begint op de Middellandse Zee. Het kabinet stelt in de begroting dat ondermijnende criminaliteit een gevaar is voor onze samenleving en democratische rechtsstaat, en stelt daarbij letterlijk dat onze nationale veiligheid op het spel staat. De PVV onderschrijft deze constatering. We zijn dan ook tevreden om te lezen dat de regering in haar brede aanpak van ondermijnende criminaliteit ook internationale samenwerking tot speerpunt heeft verheven.
In dat kader wil ik de minister graag vragen naar zijn voorgenomen reis naar Italië, waar hij ook het onderwerp mensensmokkel zal behandelen in het kader van ondermijnende criminaliteit. Er zijn namelijk verbanden tussen georganiseerde criminaliteit en mensenhandel en mensensmokkel. In dat kader zou de PVV graag van de minister horen hoe hij de internationale samenwerking met Italië voor de bestrijding van mensenhandel meent vorm te geven. Wat de PVV betreft moet de minister daarbij geen enkel middel schuwen en zou hij moeten beginnen met het aanpakken van de netwerken die mensensmokkel en mensenhandel faciliteren.
Herkent de minister het beeld dat ngo's die proactief en vaak naar aanleiding van communicatie met mensenhandelaars, illegale migranten van mensensmokkelaars op de Middellandse Zee overnemen? Erkent de minister de constatering van de PVV dat deze ngo's hiermee fungeren als de laatste schakel in de mensensmokkelketen en zich daardoor schuldig maken aan mensenrechtenschendingen en wellicht zelfs indirect deelnemen aan de ondermijnende misdaad die dit kabinet zo graag wil aanpakken? Welke mogelijkheid ziet de minister om de smokkelboten van deze ngo's aan de ketting te leggen, de handlangers van de ngo's te vervolgen en de organisaties waar mogelijk te verbieden? Het kan toch niet zo zijn dat dergelijke organisaties onder de vlag van filantropie de belangrijkste schakel zijn in netwerken van georganiseerde mensenhandel en mensensmokkel? Dit zijn netwerken die zich vaak ook nog eens bezighouden met drugssmokkel, de financiering van terrorisme en de financiering van gewapende groeperingen die de meest verschrikkelijke mensenrechtenschendingen begaan. Kan de minister toezeggen dat hij de organisaties die zich schuldig maken aan het faciliteren van mensenhandel en mensensmokkel gaat vervolgen en waar mogelijk verbieden? De PVV overweegt een motie op dit punt.
Wij zijn ook bereid om actief met de minister mee te denken. Zo zouden deze ngo's wat de PVV betreft kunnen worden bestempeld als 1%-ngo's, of outlaw non-governmental organisations, zodat er eenzelfde aanpak kan worden gevoerd als tegen de outlaw motorcycle gangs. Verschillende van deze motorbendes zijn inmiddels verboden. Het beleid heeft daarmee zijn vruchten afgeworpen. Het verbieden van deze ngo's, in samenwerking met Italiaanse partners, zou de netwerken van de internationaal georganiseerde misdaad een gigantische slag toebrengen. Daarnaast zou het de stroom van migranten die richting de EU komt zonder meer beperken. Twee vliegen in één klap. Is de minister bereid om deze route te verkennen?
Voorzitter. Dan iets heel anders. Dit hangt samen met de prioriteit van de regering om het vertrouwen in de rechtsstaat te vergroten. Het kabinet schrijft in de begroting dat het van plan is om dit vertrouwen terug te winnen door eerlijk te zijn over haar eigen tekortkomingen en fouten en die te corrigeren. De PVV heeft dan ook met verbazing gekeken naar de Kamerbrief die de minister heeft gestuurd over een vrijwel niet-voorkomend fenomeen genaamd "intimidatie middels wettelijke middelen". De brief begint met de constatering dat agressie en intimidatie van lokale politieke ambtsdragers een probleem is volgens een artikel van RTV Utrecht. Vervolgens snijdt de brief een ander kopje aan, met de titel Nieuwe vorm van agressie en intimidatie. Dit is volgens de ministers een nieuw fenomeen waarbij politieke ambtsdragers en ambtenaren zouden worden geïntimideerd door misbruik te maken van wettelijke procedures. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het civielrechtelijk aansprakelijk stellen van een ambtenaar voor vermeende schade als gevolg van zijn of haar handelen, maar bijvoorbeeld ook het indienen van een uitgebreid Woo-verzoek. Vragen om transparantie of iemand aansprakelijk houden voor geleden schade wordt hiermee gewoon tot intimidatie bestempeld, om vervolgens, zonder gekheid, het volgende te concluderen. Ik citeer: "Want hoewel intimidatie door middel van het gebruik van wettelijke middelen vooralsnog weinig lijkt voor te komen, is er wel een reëel risico dat de ondermijnende impact hiervan op onze rechtsstaat groot zal zijn." Wat is dit voor een brief? Burgers die zich middels wettelijke middelen proberen te verweren tegen een steeds maar machtiger wordende overheid met steeds meer regels, en continu van het kastje naar de muur worden gestuurd, worden afgeschilderd als intimiderende criminelen en, aan het begin van de brief, zelfs gelijkgesteld aan personen die daadwerkelijk fysiek politici of ambtenaren aanvallen of bedreigen. Dit kan toch niet de bedoeling zijn?
Voorzitter. Laat ik een aantal voorbeelden noemen om te illustreren dat dit een zeer onzalig plan is. Denk aan al die burgers in Groningen die tegen de Staat moeten procederen om hun gelijk te krijgen. Denk aan die burgers die gigantische schade hebben opgelopen in het toeslagenschandaal. Denk aan burgers die in de clinch liggen met gemeenten die weigeren verantwoordelijkheid te nemen door hen gemaakte fouten. Denk aan gemeenten die aanvragen tot bouwvergunningen eindeloos traineren en daarmee de woningcrisis onnodig lang in stand houden. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat ik hiermee wil illustreren, door een aantal grote en bekende voorbeelden maar ook een aantal ogenschijnlijk kleinere voorbeelden, is dat burgers bijna geen poot hebben om op te staan, behalve een juridische verdediging van hun zaak. En dan nog staan ze tegenover een almachtige overheid met vaak anonieme ambtenaren die weigeren eigen fouten en/of onkunde toe te geven en als gevolg daarvan burgers duperen. Al die mensen die hiertegen juridisch in verweer komen, worden met deze brief afgeschilderd als criminelen die de ambtenarij bedreigen en intimideren. Dit kan echt niet. Kan de minister garanderen dat hij geen opvolging geeft aan dit proefballonnetje? De PVV denkt dat het hoog tijd wordt dat gemeenten en andere lokale overheden zich eens heel goed achter de oren krabben en zich de vraag stellen welk belang ze nu eigenlijk dienen. Het moet maar eens doordringen dat de overheid ervoor de burgers dient te zijn en niet andersom. Als het kabinet het echt menens is om vertrouwen in de rechtsstaat te herstellen, dan maakt het hier werk van en zorgt het dat gemeenten en andere lokale overheden de belangen van de burgers weer centraal stellen.
De voorzitter:
Ik zag dat u zag dat de heer Van Nispen klaarstaat voor een interruptie. Ik geef hem het woord. Hij spreekt namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, ik stond te popelen, want ik hoor de PVV niet vaak zo hartstochtelijk pleiten voor de toegang tot het recht voor mensen. Nu gaat het specifiek over deze brief van de regering, waar je iets van kunt vinden, maar het probleem is natuurlijk oneindig veel breder. De mens moet zich namelijk verzetten tegen de overheid, of het nou gaat om het bestuursrecht of allerlei andere voorbeelden. De heer Van Dijk weet waarschijnlijk ook wel dat de sociaal advocatuur ontzettend onder druk staat. De tarieven van sociaal advocaten zijn inmiddels zo slecht dat het beroep vergrijsd, er te weinig jonge aanwas is en het vak niet meer aantrekkelijk is. Vaak — dat wordt mijn vraag, voorzitter — zijn sociaal advocaten noodzakelijk om mensen bij te staan in hun strijd tegen de overheid. Is de PVV bereid om daar heel goed naar te kijken en te kijken of we er budget voor moeten uittrekken om de tarieven weer bij de tijd te brengen op het moment dat de commissie-Van der Meer in februari met haar advies komt?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
In principe zijn wij natuurlijk altijd bereid om overal goed naar te kijken, maar ik kan nu niet toezeggen dat wij met de financiële consequenties in gaan stemmen. Ik denk eerder dat je een oplossing moet vinden aan de andere kant van het probleem, namelijk bij de juridisering van het contact dat de overheid heeft met de burger. Als je ervoor zorgt dat de overheid weer wat dichter bij de burger komt te staan, door begrijpelijke taal, en zich niet vastklemt aan betuttelende regelgeving waar dat niet nodig is maar de menselijke maat terugbrengt in het contact van de burger, dan kun je heel veel zaken voorkomen en dan zal de sociaal advocatuur ook een stuk minder nodig zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, toch maar wel. Ik denk dat we het hierover in grote mate eens zijn, maar het wordt al tien jaar beloofd dat we dat op die manier gaan doen. Dat is dus een gezamenlijke strijd. Daar ben ik voor; dat moeten we gaan doen. Maar tot die tijd moeten we wel organiseren dat mensen met een probleem ergens terechtkunnen. Ik zal in mijn bijdrage pleiten voor een laagdrempelige voorziening met een landelijk dekkend netwerk waar mensen terechtkunnen. Dat vergt investeringen in het Juridisch Loket. Ik hoop dat de PVV daar goed naar gaat kijken. Als er een sociaal advocaat nodig is, dan moet die er nog wel zijn in ons land, in onze rechtsstaat, zodat mensen met een probleem geholpen kunnen worden, al dan niet tegen de overheid. Ik hoop dus echt op steun van de PVV voor deze voorstellen, die heel belangrijk gaan zijn voor hele gewone mensen met hele gewone problemen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik vind het heel sympathiek, maar ik kan zoals gezegd geen toezeggingen doen over financiële consequenties of wat dan ook. Ik vind dat we in principe het probleem van de verjuridisering van het contact met de overheid moeten aanpakken om zo tot minder bezwaarprocedures, minder schrijnende gevallen en dergelijke te komen. Dan hebben we ook minder nood aan sociale advocatuur. Ik zou eerder daar de focus op leggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik was dus gebleven bij de brief van de minister over het fenomeen intimidatie middels wettelijke middelen, maar ik wil nu overgaan op de echte intimidatie van de lokale ambtenarij. Afgelopen weekend was op vele plekken in Nederland weer de intocht van Sinterklaas. Iets dat ooit een leuk kinderfeest was, is door grote groepen extremistische activisten op veel plaatsen verworden tot activistisch geschreeuw en het verheerlijken van geweld door losers van Kick Out Zwarte Piet. Intimidatie van gemeenten vindt als volgt plaats. Gemeenten geven een vergunning af voor de organisatie van een leuke sinterklaasintocht. Vervolgens krijgen ze van de boeven van Kick Out Zwarte Piet een brief met een verzoek om informatie over de goedgekeurde intocht en de vraag of daar zwarte pieten of roetveegpieten bij betrokken zullen zijn. Gemeenten dienen hierop te reageren en mochten er zwarte pieten of wat voor pieten dan ook bij zijn die Kick Out Zwarte Piet niet aanstaan, dan wordt er een demonstratie aangekondigd. Aangezien dit tuig geweld en de oproep hiertoe niet schuwt, worden veel gemeenten geïntimideerd, met als gevolg dat zij geen vergunningen meer durven afgeven voor het vieren van het authentieke Nederlandse sinterklaasfeest met Zwarte Piet.
Dat is nu intimidatie via wettelijke middelen, maar daar las ik in de brief van zojuist dan weer niets over. Graag hoor ik van de minister wat hij eraan gaat doen om te voorkomen dat gewelddadige en intimiderende demonstraties tegen onze cultuur en samenleving niet worden toegestaan, helemaal niet daar waar ouders met kleine kinderen in een veilige uiting willen geven aan een gezellig Nederlands volksfeest. Afgelopen week zag ik een video van een journalist die van de politie op 5 meter afstand van de demonstranten moest blijven onder het mom van de-escalatie. Kan de minister aangeven wat in Nederland prevaleert: de vrije nieuwsgaring of het recht op demonstratie? En wat als die demonstranten agressief zijn en geweld gebruiken? Zou een demonstratie dan niet ontbonden moeten worden, in plaats van de agressie te belonen door andere personen en zelfs de pers weg te sturen? Want wie is er nu de baas in dit land, de politie of de agressievelingen van Kick Out Zwarte Piet?
Dit is een mooi moment voor een interruptie, voorzitter.
De voorzitter:
Kijk eens aan. U heeft inderdaad een interruptie, van mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik vraag mij af of collega Van Dijk en ik naar hetzelfde nieuws kijken. Ik zou graag van collega Van Dijk willen weten op basis waarvan hij vaststelt dat de demonstranten van Kick Out Zwarte Piet gewelddadig en agressief gedrag hebben vertoond. Ik heb namelijk heel ander nieuws gezien, maar goed, het zou zomaar kunnen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik weet dat we de NPO niet moeten vertrouwen op alles wat ze de ether in slingeren — dat is een feit — maar ik heb gezien dat een journalist van NPO-kanaal 3 op afstand werd gehouden door politieagenten en vervolgens van een agent met een hogere rang toestemming kreeg om toch wat vragen te stellen aan de demonstranten, zo van: waarom staan jullie hier? In niet mis te verstane woorden werd hem op een agressieve toon in het Engels duidelijk gemaakt — ik ga hem hier niet quoten — dat hij hier niet welkom was. Daarbij is duw- en trekwerk aan te pas gekomen. Ik vind dat absoluut niet kunnen. Ik wil dan ook graag een reactie van de minister op dit punt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dan is het bijzonder dat collega Van Dijk daar een actieve herinnering aan heeft, want ik geloof dat het nieuws ook heeft aangegeven dat er met eieren en andere spullen naar de demonstranten is gegooid. Wat vindt collega Van Dijk daarvan?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat is vragen naar de bekende weg. Je mag niet met eieren naar andere mensen gooien. Dat moet je gewoon niet doen, klaar. Dat is heel simpel.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Tot slot heb ik nog een heel belangrijke vraag aan staatssecretaris Coenradie naar aanleiding van mijn aangenomen motie over meer speurhonden bij de gevangenissen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij uitvoering aan de motie geeft en wanneer wij hierover een eerste brief kunnen verwachten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Voordat u vertrekt: ik zie de heer Diederik van Dijk opveren voor zijn vijfde interruptie; ik zeg het er als service maar even bij.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mag ik er ook een punt van orde van maken? Nee? Dank voor de waarschuwing; het gaat wel snel. Ik heb hier een motie voor me liggen van een maandje of acht geleden van het lid Claassen die de regering verzoekt om het gehele experiment van de gesloten coffeeshopketen on hold te zetten en het nieuwe kabinet af te wachten. Er is nu een nieuw kabinet. Dat zegt: drugsgebruik tegengaan; we zetten in op preventie. Maar het experiment gesloten coffeeshopketen loopt gewoon door. Waar staat de PVV nu op dit terrein?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik zou u graag een antwoord willen geven, maar dat valt echt binnen de portefeuille van de heer Claassen en niet bij mij, helaas.
De voorzitter:
Dan weet ik het goed gemaakt. De heer Claassen staat al klaar. Dan noteer ik deze niet als …
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Nee, dat is de heer Aardema.
De voorzitter:
O ja, excuus, meneer Aardema. Ik dacht dat u uw collega was.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik moet u dat antwoord verschuldigd blijven.
De voorzitter:
Dan tellen we deze niet als interruptie. Dat zie ik dan door de vingers, ook omdat u zo kort bent. Laat anderen daar een voorbeeld aan nemen, wil ik maar zeggen. Dan heeft u nog een interruptie, van de heer El Abassi van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Ik wil toch kort doorgaan op Kick Out Zwarte Piet. Ik hoor de PVV het vooral hebben over Kick Out Zwarte Piet en dat ze daar last van hebben. PVV heeft er bewust voor gekozen om het in de bijdrage niet te hebben over bijvoorbeeld de eieren die richting hen gegooid zijn. Hij komt daar pas op wanneer mevrouw Bruyning hem interrumpeert. Waarom doet de PVV dat? Waarom neem je dat niet meteen mee in je bijdrage?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat is een keuze die ik heb gemaakt. Ik ben hier niet te beroerd om te zeggen wat wij vinden van het gooien met eieren. Dat moet je gewoon niet doen. Dat is heel simpel. Dat behoeft eigenlijk ook geen uitleg. Ik snap dus ook niet waarom je dat expliciet zou moeten aangeven. Wij zijn tegen geweld bij demonstraties en wij zijn tegen het gooien van dingen naar mensen, naar demonstranten. Of het nou feestvierders of demonstranten zijn, je moet gewoon respect voor elkaar hebben en dus niet met dingen gaan gooien. Het spreekt dus voor zich dat wij daartegen zijn. Dat hoef ik hier niet te expliciteren.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vervolgvraag.
De heer El Abassi (DENK):
Dat geldt dan ook voor de bijdrage van de PVV. Elke vorm van geweld, ook richting de politie, keuren we af. Dat hoeft helemaal niet verteld te worden. Maar de PVV kiest er bewust voor om het ene wel te vertellen en het andere niet.
Maar ik wil de PVV een andere vraag stellen. Wat vindt de PVV ervan dat kinderen op school, kinderen, minderjarigen, gepest worden met Zwarte Piet? Wat vindt de PVV daarvan?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik weet niet of kinderen met Zwarte Piet gepest worden. Volgens mij is Zwarte Piet een hele leuke kindervriend en staan alle kleine kinderen juist weer te popelen op het moment dat hij weer in het land is met cadeautjes. Ik zie hier het probleem dus niet van in.
De heer Sneller (D66):
Ik wil even doorgaan op de interruptie van Diederik van Dijk op de heer Emiel van Dijk. Want het is wel ontluisterend dat de PVV na achttien jaar bestaan nog steeds geen standpunt heeft over het hypocriete gedoogbeleid. Honderden miljoenen per jaar gaan via de achterdeur van die coffeeshops richting de onderwereld. De heer Claassen bleef ons tijdens het drugsdebat het antwoord schuldig. Ik zou de heer Emiel van Dijk toch willen vragen om er in de tweede termijn op terug te komen, na fractieoverleg of overleg met zijn fractiegenoten. Ik wil hem vragen om eindelijk met een normaal standpunt te komen, of in ieder geval een duidelijk standpunt.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik ga over mijn eigen antwoorden. Of ik u wel of niet beantwoord en of ik wel of niet met mijn fractie overleg, bepaal ik lekker zelf. In principe zijn wij tegen softdrugs. Maar voor het experiment van de gesloten coffeeshopketen moet u echt bij de heer Claassen zijn en niet bij mij.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Sneller (D66):
Dit is toch de begroting waarbij een groot deel van de drugsbestrijding wordt geregeld? Dit is ook de minister die het voortouw heeft bij de voortgang en de uitvoering van het experiment van de gesloten coffeeshopketen. De heer Claassen duikt voor de vragen, duikt voor de debatten, maar slingert af en toe wel iets op de sociale media. De heer Emiel van Dijk wordt hier gewoon serieus naar gevraagd, met een amendement dat hier ligt van de heer Diederik van Dijk. Hij en ik denken er anders over, maar wij hebben er volgens mij wel allebei recht op dat de grootste fractie in dit huis een normaal debat kan voeren over het standpunt rondom het softdrugsbeleid. Dat is ook voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit een cruciaal element. Uiteraard gaat de heer Emiel van Dijk er helemaal zelf over, maar ik had hem gewoon netjes gevraagd of hij bereid is er in tweede termijn op terug te komen, nadat hij zich wel heeft laten informeren over het standpunt van zijn fractie op dit hele belangrijke onderwerp. De heer Emiel van Dijk doet hier een beetje gek over.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Nee, helemaal niet. Ik denk dat er een reden is waarom mijn collega nog geen antwoord heeft gegeven aan de heer Sneller. Dat standpunt is er misschien nog niet; dat weet ik niet. Ja, u kunt wel heel gek lopen gebaren, maar het ligt niet bij mij als woordvoerder Justitie. Het ligt bij mijn collega. Ik ben er niet van op de hoogte wat de laatste ontwikkelingen zijn met betrekking tot het voorstel, maar als dat amendement van de heer Van Dijk van de SGP er ligt en dat wordt ingediend, gaan we daar serieus naar kijken, net als bij elk ander voorstel. Daar zult u het mee moeten doen. Dan komt dat vanzelf langs de fractie en dan gaan wij bepalen wat ons standpunt daarover is. Zo simpel is het.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de PVV. Dan nodig ik uw collega, de heer Aardema, uit voor zijn inbreng namens de PVV. Nogmaals excuus dat ik u verwarde.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. What's in a name, zei Shakespeare al, volgens mij. Dus het maakt niet zo veel uit.
Allereerst mijn complimenten aan de politiemensen in het hele land, die toch maar volhardend proberen ons land veilig te houden. Dat is niet altijd even makkelijk, met onderbezetting, een complexe samenleving en oproepen voor ME-inzet in grote steden. Daar waar de meeste mensen blijven staan of een stapje terugdoen, zet de politie de stap voorwaarts als er problemen zijn. Dat is iets wat we moeten koesteren. Ook als politiek zouden we achter deze mensen moeten gaan staan.
Ik hoorde deze minister onlangs zeggen dat hij geen burgemeester kende die niet vroeg om meer politie. Dan hebben die burgemeesters het over kwantiteit, over hoeveel politiemensen er beschikbaar zijn. Meer mensen erbij is prima en dus steunen wij alle initiatieven daartoe, maar wellicht is het nog belangrijker dat die politiemensen ook effectief worden ingezet en worden behouden.
Als we praten over noodhulp, zeg maar de onmiddellijke inzetbaarheid van zichtbare politiemensen bij echte problemen, hou ik soms mijn hart vast. Waar vroeger in een middelgrote plaats in Nederland een stuk of vijf politie-eenheden rondreden in de nacht, is dat er nu soms nog maar eentje. Door het schuiven met eenheden door de meldkamers om ze daar te krijgen waar nodig, komt het regelmatig voor dat er gebieden zijn zonder enige dekking. Dat betekent geen dekking voor de burgers die plotseling geconfronteerd worden met een probleem, maar ook geen rugdekking voor die ene eenheid die na een lange aanrijtijd toch ter plaatse komt. Dan is het soms lastig doorpakken.
Als je maar lang genoeg onmogelijke nacht- en weekenddiensten draait, en ook nog vaak opgeroepen wordt voor ME-inzet — dat zijn namelijk dezelfde mensen — dan snap ik wel dat de emmer een keertje vol is. Het gevolg is jammer genoeg dat politiemensen al na enkele jaren uitstromen of, nog erger, met PTSS thuiszitten. Wat ik bedoel te zeggen, is dat instroom van onderop erg belangrijk is, net als behoud van personeel. De mooie baan als politieman of -vrouw is helaas niet meer een baan voor het leven. Dat is jammer.
Terug naar de instroom. Er blijkt animo genoeg te zijn voor een baan bij de politie. De academies zitten bomvol. De opleidingen zijn al verkort en toch blijft de operationele sterkte door de uitstroom ongeveer gelijk. Waarom kijkt de minister bij het opleiden niet eens out of the box? Er zijn in den lande mogelijk ook particuliere opleiders, zoals het Instituut voor Veiligheid, die deelopleidingen voor de politie kunnen verzorgen. Die kunnen opleidingswerk deels uit handen nemen en ze dan laten aftoetsen bij de academie. Dat zou ook kunnen voor zijinstromers zoals digitale rechercheurs. Er zijn genoeg technische opleidingen die ten minste een deel ervan voor hun rekening kunnen nemen. Ik weet dat het kabinet gerichte structurele investeringen op zijinstromers doet, dus zou dit een optie kunnen zijn, vraag ik de minister.
We zien dat veel mensen na enkele jaren afhaken omdat er niet voldoende doorstroommogelijkheden zijn. De korpsleiding heeft het over nieuw leiderschap, maar dan zou je vooral moeten denken aan bestaand en ervaren personeel. Zij kunnen vaak niet doorstromen omdat bij hogere vacatures staat vermeld dat men hbo-werk- en -denkniveau moet hebben. In de praktijk betekent dat dus gewoon dat je een hbo-diploma moet hebben. Dat hebben velen niet, maar ze hebben wel degelijk het niveau. Waarom niet via assessments toetsen en ze zo toch door laten stromen? Zo kun je mensen met ervaring, kennis en kunde door laten stromen die dat nu niet kunnen en ze daarna als leidinggevenden gaan inzetten op de werkvloer. We moeten in ieder geval zorgen dat ze niet gefrustreerd gaan vertrekken.
Wij willen de wijkagent weer in de wijk, maar de praktijk is dat de 20/80-norm niet gehaald wordt, omdat ervaren wijkagenten uit noodzaak worden ingezet in de noodhulp. Door de instroomcapaciteit te vergroten, zou die wijkagent weer in zijn wijk kunnen.
Dan de aanpak van PTSS. De nieuwe regeling lijkt goed te lopen, maar de vraag blijft wel of er na de therapie voldoende opvang in het korps is in de vorm van coaches en andere begeleiding. Ook is er nog steeds een groot aantal mensen dat buiten de boot valt. Dat willen we graag opgelost zien. Het is goed dat het kabinet nu 25 miljoen aan structurele middelen vrijmaakt om dit op te pakken.
We zouden een apart debat houden over de Landelijke Eenheid, of eigenlijk over de nu ontstane twee eenheden. De commissieleden zijn onlangs bijgepraat en daarbij is het vertrouwen ontstaan dat het nu de goede kant opgaat. Wij houden de vinger aan de pols. Er zou geen draagvlak voor zijn, zo kopte De Telegraaf op 18 november. Het is toch de wereld op z'n kop als de werkgever zo duidelijk is, maar de uitvoerder zich daar gewoon niet aan houdt? Zoals ik al eerder benoemde, worden klachten wel meteen opgenomen en behandeld wanneer de politie geweld gebruikt, maar andersom duurt dat veel te lang en wordt er nauwelijks zwaarder gestraft of worden toch nog taakstraffen opgelegd. Wij willen nu echt een taakstrafverbod voor daders die geweld plegen tegen hulpverleners. De politie fungeert nu vaak als wegsleepdienst. Ze halen de herrieschoppers letterlijk van straat en ze brengen ze naar een andere locatie, waar ze vervolgens worden heengezonden zonder verdere strafoplegging. Agenten en ME'ers zijn geen haarlemmerolie, maar zo voelen ze zich vaak wel.
Waar boeven vroeger 's nachts met schroevendraaiers en een zaklamp op pad gingen, zitten ze nu bij de kachel achter een laptop. Wereldwijd opererende criminelen verdienen grof geld aan cybercrime. Om dat effectief aan te kunnen pakken, heb je specialisten nodig en een intelligencegestuurde en datagedreven aanpak. Ook daarvoor komt bijna 53 miljoen vrij. Dat is dringend nodig. De verschuiving naar digitale misdrijven neemt toe en raakt niet alleen mensen die naïef zijn. Het is vaak zo geraffineerd opgezet dat iedereen erin kan trappen. Het verdient daarom extra aandacht.
Dan toch een heikel punt volgend jaar: de NAVO-top volgende zomer. Er is 42 miljoen beschikbaar. Het gevolg van deze top is echter dat er in de zomermaanden van 2025 verder bijna niks georganiseerd kan worden waarbij politie-inzet nodig is. Alle dienders moeten immers naar Den Haag. Het kan in onze ogen niet zo zijn dat een heel land op slot gaat omdat er een NAVO-top is. Het is een militaire top, dus wat ons betreft moet je daar dus ook veel militairen op inzetten.
Dan nog iets over het haperende C2000, het communicatiesysteem van politie en andere hulpverleners. Tijdens het vragenuurtje twee weken geleden heb ik de minister daar al indringende vragen over gesteld. Het antwoord kwam erop neer dat er hard gewerkt wordt, maar dat het niet in een paar weken verholpen zal zijn. Het is wel goed dat er nu 130 miljoen voor uitgetrokken wordt om de meest ernstige problemen op te lossen.
Ik heb het gehad over de politie, maar we moeten ook de brandweer niet vergeten. Onlangs zijn enkele Kamerleden met de neus op de feiten gedrukt als het gaat om natuurbranden. Die kunnen hardnekkig, groot en veiligheidsregio-overstijgend zijn, en levensbedreigend voor aangrenzende campings en dorpen. De staatssecretaris zegt dat de slagkracht in de kwetsbare gebieden wordt vergroot. Immers, de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding wordt niet overgeheveld naar het Gemeentefonds. Is de bijdrage tot en met 2026 voldoende om de veiligheid met betrekking tot natuurbranden te waarborgen? Hoe wordt dat geborgd na 2026, wanneer er een korting van 10% wordt toegepast? Wat betekent dit voor de hele financiering van de brandweer? Kan de staatssecretaris hierop reflecteren?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties. Ik dank u voor uw inbreng namens de PVV. Dan gaan we nu over naar D66, met als eerste spreker het lid Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel, voorzitter. Er waren inderdaad tijden dat we zo veel spreektijd hadden, maar het klokje staat inmiddels goed!
Voorzitter. We zitten diep in het begrotingsseizoen en de rode draad is duidelijk: het zijn kortzichtige ontwerpbegrotingen. Dat is uiteraard de verantwoordelijkheid van de coalitiepartijen. Maar er is een verzachtende omstandigheid: zij zijn namelijk het slachtoffer van de Haagse boekhoudwerkelijkheid. Laat me dat uitleggen. Neem de historische bezuinigingen op onderwijs, onderzoek en innovatie. Het ministerie van Financiën boekt hier simpelweg 12 miljard voor in, terwijl de grote schade voor onze bedrijven en de economie en de consequenties daarvan voor de schatkist een veelvoud gaan kosten. Maar die échte gevolgen in de échte wereld vinden we in geen enkele begroting terug, want daarin laat het kabinet ons door een rietje kijken, naar vandaag in plaats van naar de toekomst, naar de boekhouding van de overheid in plaats van naar de maatschappelijke kosten en naar elk ministerie apart in plaats van naar het totaalplaatje. En dan heb ik het nog niet eens over de negatieve gevolgen voor de brede welvaart.
Voorzitter. Deze Haagse systeemwereld wreekt zich ook op de begroting van Justitie en Veiligheid. De aanpak van de grondoorzaken van onveiligheid zal vooral moeten komen van andere ministeries en medeoverheden. Niemand van school zonder startkwalificatie. Voldoende stages en baankansen zonder discriminatie. Schone en leefbare wijken. Toegankelijke geestelijke gezondheidszorg. Effectieve preventie en verslavingszorg. Maar andere ministeries gooien de gevolgen van hun keuzes gewoon over de schutting bij JenV. In de begroting van Justitie en Veiligheid gaat steeds meer geld naar steeds meer repressie en steeds meer handhaving. Er is dus een andere aanpak nodig om Nederland effectief veiliger te maken en het vertrouwen van mensen te winnen. Dat vraagt om andere financiële keuzes. Ik geef twee voorbeelden. Allereerst het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Volgens mij zijn de coalitiepartijen het hier inmiddels mee eens, want al jarenlang werkt dat centrum succesvol aan het voorkomen van criminaliteit, vaak nota bene als belangrijke schakel in de actieplannen van JenV zelf. Een tweede voorbeeld is de Stichting Mainline. Al meer dan 30 jaar werken zij zeer effectief en preventief met drugsgebruikers in de moeilijkste doelgroepen. En wat doet dit kabinet? Terwijl mensen met onbegrepen gedrag nu al een enorme claim op onze politiecapaciteit leggen en terwijl de verhouding in het drugsbeleid tussen preventie en repressie al een factor 1:100 is en de waarschuwingen over fentanyl ons om de oren vliegen, bezuinigt het kabinet deze stichting weg, zonder rekening te houden met de negatieve gevolgen voor de politie-inzet.
Het vraagt ook om ander beleid: we moeten slimmer straffen. Samen met NSC en het CDA werk ik daarom aan een initiatiefwetsvoorstel voor minder korte gevangenisstraffen. Die leveren vaak meer ellende op dan ze voorkomen. Ze leveren meer herhaalcriminaliteit op dan de alternatieven en ze zijn ook nog eens verschrikkelijk duur, terwijl ondertussen duizenden veroordeelde criminelen vrij rondlopen vanwege personeelstekorten in het gevangeniswezen. Mijn vraag aan de beide staatssecretarissen is: wat vinden zij van het wetsvoorstel en wat gaan zij zelf doen op het punt van slimmer straffen?
Voorzitter. Dan een korte lofzang op de democratische rechtsstaat. Een democratische rechtsstaat zorgt ervoor dat mensen hun recht kunnen halen met een eerlijke kans tegenover machtige bedrijven, een machtige overheid of machtige criminelen. In een democratische rechtsstaat bepalen we schuld per geval en scheren we geen groepen over één kam. In een democratische rechtsstaat kiezen we onze eigen leiders en sturen we ze weer weg als ze ons belazeren. Dat de democratische rechtsstaat zo werkt, is niet vanzelfsprekend. Wij hier in de Kamer maar ook in vak K moeten die verdedigen. Dat is de ondergrens, maar politici zijn ook de onderhoudsmonteurs van de democratische rechtsstaat. We moeten dus ook handelen, bijvoorbeeld voor de toekomst van de sociale advocatuur, een essentiële waarborg voor toegang tot het recht, met name voor mensen met een laag inkomen. Alle seinen voor deze beroepsgroep en de toegang staan op rood. In februari komt de commissie-Van der Meer opnieuw met een rapport. Opnieuw is er geen budget gereserveerd voor de aanbevelingen. Zonder extra geld kunnen we het tij straks niet keren, maar met alleen extra geld gaat dat ook niet lukken. Voor het opleiden van voldoende nieuwe sociale advocaten is namelijk ook een andere aanpak nodig. Daarom vraag ik de staatssecretaris wat we komend jaar van hem kunnen verwachten om perspectief te bieden en hoelang we het huidige stelsel daarna de kans geven om zich te bewijzen.
Voorzitter. Ik eindig graag met een compliment, want ik denk dat deze bewindspersonen de potentie hebben om het beeld en het beleid van het ministerie van Justitie en Veiligheid te kantelen door een verstandig beleid in plaats van pr voorop te zetten, door goed onderbouwde voorstellen in plaats van politiek opportunisme bovenaan te zetten en door rechtsstatelijk leiderschap te tonen, juist als dat moeilijk is.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Diederik van Dijk van de SGP. Dat wordt zijn vijfde.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik houd de mogelijkheid open dat het misschien toch vier interrupties blijven, maar dat gaan we straks zien; nee hoor, heel goed. De heer Sneller gaf zelf al aan dat de SGP en D66 over drugs niet helemaal hetzelfde denken. Dat is waar, maar ik hoorde hem spreken over fentanyl. Daar is misschien toch een stukje gemeenschappelijke grond. We zien die ontwikkeling: steeds meer en vaker worden legale middelen, zoals fentanyl, gebruikt als drugs, met een even desastreuze uitwerking. Verwacht de heer Sneller op dit punt meer van het kabinet? Verwacht hij nieuwe handvatten om dit aan te kunnen pakken en zulke middelen bijvoorbeeld toch eerder op de opiumlijst te kunnen plaatsen?
De heer Sneller (D66):
Ik verwacht in ieder geval dat we er snel bij zijn als dit gebeurt, want vaak wordt het versneden met andere drugs van drugsgebruikers in de meest kwetsbare doelgroepen, bijvoorbeeld degenen die crack gebruiken. Dit wordt daarin gestopt, waardoor het nog vele malen schadelijker en verslavender is, zonder dat ze daar in eerste instantie zelf erg in hebben. We zijn zo meteen te laat als er duizenden en duizenden doden zijn gevallen, zoals in de Verenigde Staten gebeurt. We moeten er dus vroeg bij zijn. Die vroegsignalering wordt nu wegbezuinigd. Ik denk dat wij grotendeels op wat anders uitkomen, maar ik denk ook dat we allebei van mening zijn dat je hier vanuit bekommering over de gezondheidszorg vroeg bij moet zijn en ervoor moet zorgen dat mensen niet sterven aan een overdosis, zoals nu gebeurt. Het staat volgens mij al op de opiumlijst. Het is al verboden om het te importeren. Het is niet alsof het uit het legale circuit weglekt. Dat misverstand wil ik graag nog even rechtzetten, want de heer Diederik van Dijk suggereerde dat. Het is namelijk illegale productie, die vervolgens hiernaartoe wordt geëxporteerd.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Sneller eindigde met een compliment. Laat ik hem een compliment geven voor zijn inbreng, die weer heel mooi was, met onder andere behartenswaardige woorden over de sociale advocatuur, een vak waarmee het niet goed gaat en dat ernstig onder druk staat. Dat geldt ook voor de tolken en vertalers. De heer Sneller en ik hebben zojuist een enquête in ontvangst genomen van de registertolken, de gerechtstolken en -vertalers. Die zal ik straks aanbieden aan de leden en aan de leden van de regering. Ik wil de heer Sneller het volgende vragen. Hij heeft in het verleden samen met de heer Ellian een goede motie ingediend, waarin stond dat de tolken en vertalers er niet op achteruit mogen gaan ten opzichte van de situatie voor de stelselwijziging. Nu tonen ze aan dat dat wel aan het gebeuren is. Ik wil de heer Sneller in de gelegenheid stellen om daarop te reageren.
De heer Sneller (D66):
Dank. Ja, ik vind nog steeds dat de motie-Sneller/Ellian moet worden uitgevoerd. Alle verschillende enquêtes die er tot nu toe zijn gehouden en alle signalen die we krijgen, wijzen erop dat dat onvoldoende gebeurt. Ik denk dat het goed is als de minister hier in zijn beantwoording wat uitgebreider op terugkomt. Zijn voorganger zei steeds: nee, nee, er komt nog een echt onderzoek. Wanneer krijgen we dat? Hoe gaan we dat beoordelen? Waar is het budget gereserveerd waarmee je dat vervolgens opvolging kan geven? Hoe ga je dat bewerkstelligen? Ondertussen wordt de ondersteuning door gerechtstolken steeds verder uitgehold, zoals wij vanmiddag ook hoorden, met alle risico's voor de rechtsstaat van dien.
De voorzitter:
Ik dank de heer Sneller voor zijn inbreng namens D66. Ik nodig mevrouw Van der Werf uit, die ook namens D66 een inbreng komt doen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. De zeven vinkjes die voorspellers lijken van een goed en succesvol leven, hielden onze gemoederen de afgelopen jaren bezig. Maar eigenlijk is een achtste vinkje nog veel belangrijker. Dat is het vinkje van de veilige hechting. Veilige hechting kan een leven maken of breken. Opgroeien in een onveilige omgeving heeft een enorme impact op wat je met je meedraagt en hoe je je gedraagt. Deze week is de Week tegen Kindermishandeling, want achter veel voordeuren in Nederland vindt geweld plaats. 1,3 miljoen Nederlanders hebben te maken met huiselijk geweld. 850.000 van hen, van wie 500.000 vrouwen, ondervinden dit maandelijks of wekelijks.
Voorzitter. Ik verbaas me erover hoe weinig we ons hier bezighouden met wat er achter de voordeur gebeurt. Onze focus ligt vaak op de grote, meer spectaculaire dingen, zoals terrorisme of drugscriminaliteit, en terecht. Maar voor verreweg de meeste mensen speelt onveiligheid zich thuis af. Het aantal meldingen van huiselijk geweld is hoger dan dat van overvallen of inbraken, maar weinig gemeenten zien het als een high-impact crime. Waarom eigenlijk? Heeft het minder impact om door een onbekende bestolen te worden dan om in angst te leven voor de meest naaste in je huis? Of het nu gaat om huiselijk geweld, kindermisbruik of femicide, de overheid heeft veel te weinig aandacht voor de meest kwetsbare personen in onze samenleving, terwijl juist zij onze hulp zo hard nodig hebben. Bezuinigingen op instanties als Offlimits moeten daarom van tafel. Ik vind het onbegrijpelijk dat onze breed gesteunde motie om het Centrum Seksueel Geweld landelijk te financieren, nog niet is uitgevoerd. Graag een reflectie hierop van het kabinet.
Voorzitter. We werpen steeds minder vaak een blik achter de voordeur, terwijl dat hard nodig is om direct een onveilige thuissituatie te signaleren, zeker in de kwetsbare periode rondom zwangerschap en geboorte. We weten dat dat een trigger kan zijn voor geweld of zelfs femicide. Als er wel iemand over de vloer komt, is er weinig informatievoorziening naar zorgverleners. Als een moeder met een gebroken enkel en een gek verhaal daarover bij de huisarts komt, hoe weet die huisarts dan of ze een ongeluk heeft gehad of door haar partner van de trap is geduwd? Als die huisarts zou weten dat het om een kwetsbaar gezin gaat waar er problemen zijn, is die inschatting veel makkelijker te maken. Ik vraag de staatssecretaris: hoe kunnen we ervoor zorgen dat we een beter beeld krijgen van wie onze hulp nodig heeft en er ook wat met die informatie wordt gedaan?
Maandag had ik nog een medewerker van Veilig Thuis aan de lijn. Die was bezig met — je gelooft het niet — een melding van 22 juli, de bovenste op haar stapel. Dat doet niet alleen wat met de meldingsbereidheid van burgers, maar ook met de motivatie van medewerkers, die op den duur frustratie wordt. De huidige werkwijze leidt tot bizarre, onnodige en woestmakende situaties. Denk bijvoorbeeld aan de zware mishandeling van het pleegmeisje uit Vlaardingen, die haar schrijnende situatie overal had gemeld. Maar niemand hielp. Daarom heb ik eerder om een kabinetsreactie gevraagd op die structuur van meldingen. Maar uit die brief wordt niet duidelijk hoe de knelpunten uit de praktijk nu gaan worden opgelost. Ik vraag de staatssecretaris: hoe kunnen we er nu eindelijk voor zorgen dat er een goed werkend proces komt voor alle organisaties die te maken krijgen met meldingen van huiselijk geweld? De aanpak van huiselijk geweld vereist ook een meer vooruitziende blik. 46% van de plegers van huiselijk geweld is tijdens hun jeugd zelf slachtoffer of getuige geweest. Geweld gaat generatie op generatie door.
Voor het project Burgers in Blauw draaide ik zo'n tien jaar geleden een avonddienst mee met de politie in Den Haag. Voor de eerste melding stonden we in de chique wijk Belgisch Park voor een voordeur. Een jongetje van een jaar of 6 in een pyjamaatje deed de deur open. Hij keek wanhopig en zei dat er ruzie was, maar dat het nu wel weer goed ging met zijn moeder. Ik hoop echt dat dat zo was, maar eerlijk gezegd denk ik van niet. In de overdracht naar de ochtendploeg kwam de melding op de stapel huiselijk geweld, waar we die nacht het vaakst voor moesten komen.
Voorzitter. Ik heb de afgelopen jaren nog vaak aan het jongetje gedacht. Met zijn zeven vinkjes zat het goed, maar de vraag is of hij de achtste ooit heeft gekend.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Werf. Ik hoor geroffel. Dank voor dat voorbeeld. Ik denk dat het altijd goed is om het weer terug te brengen naar de menselijk maat. We hebben vaak grote debatten, hoog over. Dan is het altijd goed om wat meer in te zoomen op wat voorbeelden. Dank daarvoor.
Dan gaan we door naar de volgende spreker. Dat is mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD. Ik zag dat de heer Boswijk niet kon wachten, maar ik zou toch de volgorde van de sprekerslijst willen hanteren, meneer Boswijk.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank. Zonder veiligheid geen vrijheid. Veiligheid is de kerntaak van de overheid. De overheid moet leveren op veiligheid. Veiligheid is geen rustig bezit. Dat zien we helaas keer op keer in de vele voorbeelden. We hebben een stevige ambitie in het hoofdlijnenakkoord neergelegd. We hebben structureel extra geld bij de begroting en daarna nog eens 100 miljoen vrijgemaakt. Daar ben ik tevreden over. Maar er is altijd werk aan de winkel.
Ik bespreek vandaag vier thema's. Het eerste is ondermijning. Ondermijning is het containerbegrip, maar we hebben het dan over de georganiseerde drugscriminaliteit. Die dringt door in onze wijken. Ik was eerder deze week in Brabant-zuidwest en ik heb weer met eigen ogen gezien en gehoord hoe burgemeesters daar aan de bak moeten om de wijken veilig te houden. We moeten met focus en vasthoudendheid doorgaan met wat eerder is ingezet. We moeten dit veelkoppige monster, zoals we het hier vaak noemen, aanpakken. Dat is ook nodig om het betonrot in onze rechtsstaat — daar leidt het namelijk toe — aan te pakken.
Wat mij betreft blijven we in de bekende drieslag werken: preventie, repressie en het doorbreken van het financiële verdienmodel. Over alle drie heb ik één vraag. Preventie, daar hadden we een prachtig werkbezoek over in Amsterdam-Zuidoost. Ik heb heel veel mensen gesproken die dag in, dag uit in de wijken bezig zijn en die er maar tegenaan liepen dat zij zo graag wat meer informatie met elkaar zouden kunnen delen. Ik las in de schriftelijke vragen daarover dat dat in handen is van de taskforce gegevensdeling. Maar hoe zit het daar nou mee, zo vraag ik de minister. Dan repressie. We moeten stevig straffen waar dat nodig is. Waar blijft de verhoging van de strafmaat voor drugsdelicten? Wanneer krijgen we die naar de Kamer? En tot slot het doorbreken van het financieel verdienmodel; taaie kost, heel hard nodig. Ik heb vorig jaar een motie ingediend voor die regierol op poortwachters, ook naar aanleiding van het onderzoek daarnaar van KPMG. Die is in februari '24 aangenomen. Waar blijft die aanpak?
Dan mijn tweede punt voor vandaag: de politiecapaciteit. Ten eerste wil ik de politie een heel groot compliment geven. Zij stapt altijd naar voren waar anderen naar achteren stappen; dat hebben we recent weer gezien. Ik vind het ook heel goed dat wij nog in een apart debat met elkaar gaan spreken over de aanpak van het geweld tegen agenten, wat mij betreft absoluut onacceptabel. Is de politie voldoende uitgerust, zo vraag ik via de voorzitter aan de minister. We zagen bij de demonstraties dat de politie nu die karretjes hanteert om eigenlijk mensen te verwijderen, maar wat als er in de nacht rellen zijn? We hebben dat in Amsterdam twee weken geleden gezien, maar ik moest ook heel erg aan oud en nieuw denken. Kan de politie nou voldoende aan wat ze tegenkomt, vooral in de nacht en ook bij die steeds weer wisselende — zo zou ik willen zeggen — modi operandi van relschoppers? Het doel is wat mijn fractie betreft kraakhelder: wij willen een zichtbare, benaderbare en bereikbare politie. Ons politiekorps is een duizenddingendoekje. En dat is eigenlijk maar goed ook, want dat loket gaat niet dicht, en het loket gaat ook voor niemand dicht, dus iedereen kan op elke moment bij de politie terecht, en moet dat ook kunnen. Maar een duizenddingendoekje betekent ook: maar blijven dweilen, terwijl de kraan openstaat. Ik voel me verantwoordelijk om die kraan op een paar punten te repareren. En daarbij denk ik aan voetbal; ik heb daar een initiatiefnota voor ingediend. Ik denk aan demonstraties. We komen daar in de Kamer over te spreken. En ik denk aan personen met verward gedrag. We hebben deze week een kabinetsreactie gekregen van de verkenning van de commissie, en ik kijk uit naar het debat daarover.
Voorzitter. De politie heeft ook een taak. De politiebegroting is de afgelopen zeven jaar behoorlijk gestegen, maar nog steeds klaagt iedereen over te weinig politie en is het ook ingewikkeld voor sommigen om die politie echt bereikbaar of binnen handbereik te hebben. Als je de bevindingen van de Rekenkamer van deze week erop naslaat, dan heeft die het over 31% van het totale budget dat naar opsporing gaat. In de vragen van de schriftelijke ronde hebben we het over een operationele sterkte met acht werksoorten. Als je dat allemaal even gaat uitrekenen op een druilerige middag, dan blijkt dat er 20.000 operationele mensen zijn. Ik vraag me dan af: draaien die ook allemaal diensten? Dus ik wil maar zeggen, er is uit de begrotingen eigenlijk niet een kraakhelder overzicht te halen van hoeveel politieagenten er nu op straat zijn, ook om daar dan een heel rationele discussie over te voeren. Want natuurlijk is er altijd schaarste, maar wanneer is het dan ook zoals we met elkaar hebben afgesproken? Ik zou daar heel graag wat meer inzicht in hebben. En ook in de overheadpercentages; want als je nu de cijfers ziet dan lijkt mij dat veel, een hoog percentage.
Dan terug naar die kerntaken van de politie. Wat mij betreft is dat gewoon de diensten draaien, zowel in handhaving als in opsporing.
De voorzitter:
Ik dacht: ik wacht even tot u uw tweede punt afheeft. Maar u bent zelf al gestopt, dus ik geef mevrouw Mutluer het woord voor een interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Als het gaat om het ontbreken van lokale opsporing terwijl in onze wijken de meest heftige dingen gebeuren gerelateerd aan ondermijnende criminaliteit, dan vindt mijn collega van de VVD mij aan haar zijde. Ook ik heb geconstateerd dat die lokale opsporing ontbreekt, dan wel dat politiecapaciteit vaak onttrokken wordt aan de basisteams zonder enige afstemming met de gezagsdragers. Daar is mijn collega volgens mij mee bekend. De gezagsdragers, de driehoek, de burgemeesters zeggen: dat moeten jullie veel beter met ons afstemmen, zodat die politie nog zichtbaarder is in die wijken. Hoe kijkt mijn collega aan tegen die oproep van die gezagsdragers?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik begrijp dat heel goed, want elke burgemeester kampt gewoon met een schaarse politiecapaciteit. En elke burgemeester baalt gewoon als een stekker als die politiecapaciteit naar bewaken en beveiligen moet. Maar tegelijkertijd moet dat óók. De burgemeester baalt ook als er politiecapaciteit naar de NAVO-top van volgend jaar moet, maar tegelijkertijd moet dat ook. Mijn oproep is dus om wat inzichtelijker te krijgen waar je op kan rekenen als gezag, zowel als burgemeester, maar ook als Openbaar Ministerie voor wat betreft de opsporing. Wellicht is er een basisbezetting of een kernbezetting met daarnaast die flexibele schil. Het is nu namelijk elke keer zo fluïde en lijkt elke keer een onderhandeling te zijn. Dat kost veel tijd en de uitslag is voor iedereen teleurstellend. Ik hoop dat we dat eens een keer doorbreken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Geen vervolgvraag, want ik denk dat we in de tweede termijn gewoon met voorstellen kunnen komen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. De kerntaak van de politie om diensten te draaien in handhaving en opsporing en ook meer zijinstroom zijn al eerder genoemd.
Vandaag wil ik het vooral over de samenwerking hebben met de veiligheidspartners, bijvoorbeeld bij winkeldiefstal, een veelvoorkomende criminaliteit. Dat kost de politie ongelofelijk veel tijd en ondernemers zijn totaal teleurgesteld en niet tevreden over het optreden van de politie. Kan dat nou niet slimmer met elkaar? Ik noem ook het samenwerken met de boa's. Lokaal hebben we de blauwe boa's. Die samenwerking gaat vrij goed; daar hoor ik niet heel veel klachten over. Maar de samenwerking met de groene boa's schiet ernstig tekort, terwijl die groene boa's in het buitengebied gewoon keihard nodig zijn. De politie kan dat gat helemaal niet opvullen. Als ik dan zie dat er bijna 25 miljoen van de politie teruggaat naar het ministerie — dat was overigens bestemd voor ondermijning — omdat het niet benut kan worden vanwege de personele krapte, dan vraag ik me af of er voldoende creativiteit is om die groene boa's te ondersteunen. Graag een reactie van de minister daarop.
Ook innovatie heb ik eerder genoemd. Ik heb gelezen dat we 30 miljoen extra gaan besteden aan forensische opsporing. We hebben een heel succesvolle pilot gehad met DNA-profielen voor drugslabs, die ook steeds vaker zichtbaar zijn in woonwijken. Zitten die DNA-profielen voor drugslabs ook in die 30 miljoen voor opsporing, vraag ik de minister.
Voorzitter. Dan onlinefraude. 16% van alle Nederlanders is slachtoffer van onlinefraude oftewel gedigitaliseerde criminaliteit. Niemand kan ontkomen aan het feit dat Black Friday eraan komt; je wordt weer helemaal overstelpt met allerlei aanbiedingen. 16% is slachtoffer, 13% meldt en 8% doet aangifte. De aangiftecijfers kloppen dus totaal niet met de werkelijkheid. Heel veel slachtoffers schamen zich dood, omdat ze natuurlijk ergens in zijn getrapt waar ze niet in hadden moeten trappen. Het gaat niet eens om schade op de korte termijn, maar het levert ook schade op aan het vertrouwen in de digitale omgeving, terwijl je tegelijkertijd niet kan ontkomen aan die digitale omgeving. We hebben die namelijk allemaal nodig, voor je bankzaken, je DigiD en noem maar op. De aanpak van fraude is per definitie publiek-privaat, want juist die private bedrijven moeten barrières opwerpen en modi operandi met elkaar delen om die dijken op te hogen. Kan dat nu voldoende? Kunnen zij die informatie met elkaar delen? We lazen in de stukken dat justitie en politie een been bijtrekken. Ik las dat er digitale opsporing komt in de basisteams. Hoe ziet dit er dan uit, vraag ik aan de minister. En wat is daar verder nog nodig voor hen?
Voorzitter. Voor slachtoffers staat het verhalen van de schade centraal. Dat is per geval anders: een ander loket en natuurlijk ook een andere oorzaak van die schade. De Fraudehelpdesk helpt hen hierbij, want het is een enorm oerwoud voor het slachtoffer. Ik vind dat ze dat goed doen. Ik heb het WODC-onderzoek daarover gelezen. Dat is vorig jaar, 2023, uitgekomen. We hebben daar nog steeds geen kabinetsreactie op. Ik zou de minister willen vragen om daar haast mee te maken, ook om ervoor te zorgen dat die slachtoffers op een goede manier geholpen kunnen worden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Ik zie toch nog iemand opveren, dus wilt u nog even blijven staan? Mevrouw Mutluer voor een interruptie namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb even gewacht, want ik ging ervan uit dat mijn collega ook nog zou ingaan op de brandbrief die naar ons is gestuurd vanuit het Veiligheidsberaad, waarin onder andere wordt gezegd dat de veiligheidsregio's met vele duizenden beroepskrachten en vrijwilligers klaarstaan om hulp te bieden ten tijde van rampen en crises. Het ravijnjaar en de enorme bezuinigingen die zij moeten doorvoeren, maar ook het feit dat de uitkering die zij ontvangen wordt overgeheveld naar het Gemeentefonds én dat ze daar vervolgens ook nog eens een korting van 10% op krijgen, gaan ontzettend veel pijn doen bij de veiligheidsregio's. Dat geldt ook voor de brandweer, waar veel staat te gebeuren, ook bijvoorbeeld qua PTSS. Mijn concrete vraag is: vindt u ook niet dat deze minister dat zo snel mogelijk moet gaan terugdraaien, omdat er niet op deze wijze op onze veiligheid kan worden bezuinigd? Wij zouden de veiligheidsregio's toch niet in de steek moeten laten?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik begrijp deze vraag van mevrouw Mutluer heel goed. Die korting gaat per 2026 in. Er is dus geen acuut probleem voor volgend jaar. Ik verwacht eerlijk gezegd dat collega Van Nispen er ook iets over gaat zeggen, want ik heb het hier vooraf met hem over gehad. Mij is op dit moment niet duidelijk wat dan precies de consequenties van die korting zijn. Als u mij vraagt "had u voor een korting op de veiligheidsregio's, op de BDuR, gestemd?", antwoord ik natuurlijk nee. Maar dat geldt voor ons allemaal: voor elke korting op de begroting sta je niet vooraan of daar stem je niet voor. Tegelijkertijd begrijp ik wel dat die taakstelling moet worden ingelost. Ik hecht er dus zeer aan om meer inzicht te krijgen in de consequenties van die korting, zodat we kunnen overzien wat die betekent en welke andere maatregelen we zouden kunnen nemen.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw inbreng namens de VVD en dan nodig ik de heer Ellian uit, die ook namens de VVD zal spreken.
De heer Ellian (VVD):
Voorzitter. Er zijn dagen dat ik enorm de balen heb van dit werk. Dat komt doordat ik met mijn gezin al tweeënhalf jaar onder zware beveiliging moet leven. Wat mij vaak motiveert, is het feit dat ik hier, in het huis van de democratie, dingen met jullie, mijn collega's, voor elkaar kan krijgen. Maar op een dag als vandaag, waarop ik niet naar het tv-programma Goedemorgen Nederland kan omdat er geen capaciteit is om mij daarnaartoe te brengen, zakt de moed mij wel echt in de schoenen. Daarbij teken ik aan dat ik natuurlijk alle mannen en vrouwen die zich met gevaar voor eigen leven inzetten, enorm dankbaar ben. Maar ik ben er nu, voorzitter, en we gaan het hebben over de begroting Justitie en Veiligheid.
Voorzitter. Een fundament van de rechtsstaat is dat er geen straffeloosheid mag zijn, want straffeloosheid leidt uiteindelijk tot anarchie. Ik constateer twee problemen die op dit moment tot straffeloosheid leiden. Ten eerste: criminelen die vanuit de gevangenis doorgaan met criminele activiteiten. Ten tweede: mensen die veroordeeld zijn, maar hun straf niet ondergaan. Ik begin met dat laatste. Mensen moeten ervan uit kunnen gaan dat veroordeelden hun straf ondergaan. De zogeheten lijst met zelfmelders loopt op richting de 4.000. Dat kunnen we niet accepteren. Daarom heb ik een voorstel gedaan, een amendement ingediend, om 20 miljoen van het bedrag dat bestemd is voor de implementatie van het Wetboek van Strafvordering vanuit 2029 naar voren te halen, zodat met die 20 miljoen lichtbeveiligde plekken gerealiseerd kunnen worden, zoals het concept dat geïntroduceerd is in Veenhuizen, zodat je korte straffen kunt uitvoeren en de lijst kunt wegwerken. Ik ben uitgegaan van de berekening van de staatssecretaris. Zij schrijft: met 40 plekken kan ik in een optimistisch scenario de lijst met 1.000 doen afnemen. Met 20 miljoen kun je hopelijk 100 plekken realiseren en kun je de lijst hopelijk zo goed als compleet afwerken.
Ik zag vanuit mijn ooghoek een collega naar voren komen.
De voorzitter:
Ik zag u kijken. Ik zie inderdaad de heer Van Nispen van de SP naar voren komen lopen.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, ik kwam weer eens van links. Ik heb een vraag over dit amendement. In principe snap ik dit idee heel goed. Er is een ernstig tekort in het gevangeniswezen. De heer Ellian probeert daar wat aan te doen. Niet alles hoeft natuurlijk zwaarbeveiligd te zijn. Dat geldt hiervoor. Mijn vraag is: waarom is dit eenmalig? Waarom zou het probleem in 2025 weg zijn? Ik heb die berekening niet paraat, maar de heer Ellian misschien wel. Ik wil ook weten of we de dekking zomaar straffeloos uit het hele programma voor het Wetboek van Strafvordering kunnen halen. Kunnen we daar wel geld weghalen zonder die hele modernisering in gevaar te brengen?
De heer Ellian (VVD):
Ik moet lachen omdat collega Van Nispen zelf met enige regelmaat straffeloze moties en amendementen indient, maar wij kunnen dit van elkaar hebben. Ik begin met de laatste vraag. Het is heel simpel: als je concreet geld wilt regelen waarmee cellen gerealiseerd worden, mensen worden aangenomen en afdelingen worden geopend, dan moet je dekking vinden. In onze termen is dat "dekking", maar voor de buitenwereld zeg ik: die centen moeten beschikbaar zijn. Ik heb me suf gezocht. Er is geld voor de implementatie van het Wetboek van Strafvordering. Er ligt al een paar jaar, sinds 2022, 450 miljoen op de plank. Dat is via kasschuiven al een paar keer doorgeschoven, inmiddels voor een groot deel naar 2029. Wij moeten dat hele wetboek hier nog bespreken. De realiteit is dat er dan in 2029 inderdaad 20 miljoen minder beschikbaar is. Ik zeg daarover in alle eerlijkheid het volgende. Het probleem is zó acuut en het is zó maatschappelijk onverantwoord wat er nu gebeurt, dat ik de volgende keuze maak. Ik leg die ook aan jullie voor. Laten we een stukje geld, 20 miljoen, nemen van iets wat veel verder in de tijd ligt en waarover wij eerst nog moeten beslissen, en dat gebruiken voor iets wat dringend is: mensen die een straf opgelegd hebben gekregen die ook laten uitzitten. Dus, heeft dit amendement consequenties? Ik zeg: ja. Maar ik zeg ook: laten we die consequenties in 2029 bezien. Ik denk dat ze echt te overzien zijn, maar het is niet te overzien als die lijst met zelfmelders nu oploopt. Dat is het antwoord.
O, sorry, ik zou ook nog wat zeggen over eenmalig …
De voorzitter:
Dat is wel creatief: twee vragen ineen, maar vooruit.
De heer Ellian (VVD):
U bent coulant vandaag, voorzitter. Dat constateerde ik al. Eenmalig is een bewuste keus, zeg ik tegen collega Van Nispen. Eén. Structureel geld is altijd ingewikkelder te vinden in een begroting dan incidenteel geld. Uiteraard — collega Van Nispen weet dat — is meer geld voor het gevangeniswezen iets waarvoor ik altijd te porren ben. Ik denk inderdaad dat je met 20 miljoen incidenteel een heel eind komt met het wegwerken van de lijst van afgerond 4.000 mensen die nu wachten op het uitzitten van hun gevangenisstraf. Ik laat het even aan … Ik krijg vaak het verwijt dat ik me te veel bemoei met de uitvoering. Of het nou 10 miljoen is of hoe je het ook wilt verdelen; dat laat ik even. Maar ik denk dat je met 20 miljoen in een jaar een heel eind komt. Of je schuift een deel weer door, waardoor je bijvoorbeeld 10 miljoen dit jaar doet en 10 miljoen daarna. Daarna moet de lijst wel op zijn. Dan is het geld ook op. Als er daarna nog steeds een probleem bestaat — ik hoop van niet — dan moet ik weer gaan zoeken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Ellian (VVD):
Ik hoop dat de collega's welwillend naar dit amendement willen kijken. Het lost namelijk echt een probleem op dat veel mensen aan het hart gaat.
Dan voortgezet crimineel handelen. Ik heb gevraagd hoeveel van de zwaarst beveiligde transporten van gedetineerden nu plaatsvinden. Dit jaar waren het er alleen al 245. Dat is 245 keer onaanvaardbare risico's, onaanvaardbaar veel politie-inzet en onaanvaardbaar veel gedoe voor de omgeving. Ik wil alle drie de bewindspersonen — het raakt ze alle drie — nogmaals oproepen: maak nou tot uitgangspunt dat deze gedetineerden gewoon via videoverbinding ter zitting aanwezig zijn. Ze zitten veelal in de extra beveiligde inrichting of op de Afdeling Intensief Toezicht. Het scheelt zo veel inzet, ook bij de politie. Laten we dit nou alsjeblieft een keer doen. Het is ook veiliger voor de samenleving.
Voorzitter, ik ga over tot de extra beveiligde inrichting. We kunnen wel stellen dat Vught het epicentrum is van gevaarlijke mensen. Ik vraag de staatssecretaris of het niet een idee is om de gehele penitentiaire inrichting Vught te betitelen als "high-risk, high-care" en het beleid daar dan ook op aan te passen. De meest gevaarlijke en psychologisch meest problematische mensen — of gewoon "de gestoorden" — kunnen daar dan opgesloten worden. Als het gaat om Vught, hecht ik enorm aan het amendement-Ellian/Wilders. De uitbreiding van de extra beveiligde inrichting is essentieel. Er moet snel begonnen worden met de bouw. Houd alsjeblieft rekening met de toegangsroutes die daarvoor natuurlijk nog steeds nodig zijn.
Voorzitter. Als het gaat om de extra beveiligde inrichting wijs ik op de aangenomen motie-Ellian. Ik dank de collega's, die daar in grote meerderheid vóór hebben gestemd bij het recente spoeddebat over de extra beveiligde inrichting. Ik constateer alleen dat er nog steeds geen gedetineerden op een apart programma zijn gezet. De essentie van de motie is dat wel. In de motie staat ook de groep van Ridouan Taghi genoemd. Die groep is namelijk levensgevaarlijk. Ik heb beoogd om de samenleving te beschermen door de consorten géén contact te laten hebben met anderen. Ik zal ze gewoon noemen; dat is voor mijn rekening. Het gaat om Faissal Taghi, Saïd Razzouki, Nuto Wawoe en Dennis G. De staatssecretaris hoeft niet op de namen te reageren, maar ik wil echt dat die motie wordt uitgevoerd. Zij moeten geen contact kunnen hebben met anderen in de extra beveiligde inrichting. Waarom? Dan richt ik met tot de minister van Justitie. Dat is omdat ik, als ik met mensen spreek, te vaak hoor dat er verslapping optreedt ten aanzien van de groep van Ridouan Taghi en in algemene zin van de aanpak van criminele machtsstructuren. De groep van Ridouan Taghi ís niet afgebroken. Ik snap ook dat de minister misschien niet op hem wil ingaan, maar deze verslapping is gevaarlijk. De beschietingen in Alphen aan den Rijn hebben ermee te maken dat — het staat in de media, dus ik kan dat zeggen, voorzitter — de familie Taghi heeft geïnvesteerd in 1.400 kilo die geript is door mensen die vermomd waren als agenten. Ik wil de urgentie voelen op dit probleem, ook van deze bewindspersoon. Dat netwerk moet tot op de bodem worden afgebroken.
Voorzitter. In dat verband had ik natuurlijk gehoopt dat ik een brief had gekregen van de minister met daarin: "Meneer Ellian, uw motie is aangenomen. Gefeliciteerd. Het OM heeft besloten om het tipgeld voor ene meneer Jos Leijendekkers te verhogen naar 1 miljoen, 2 miljoen, €500.000, €700.000." Maar tot mijn teleurstelling wordt er vooral nog overlegd over deze motie. Ik wil de minister echt motiveren om morgen — hij kan er nog een nachtje over slapen — hiernaartoe te komen met de mededelingen: we hebben met het OM gesproken, want het OM beslist natuurlijk eigenstandig, en het tipgeld voor deze meneer gaat naar 1 miljoen. Dan zouden we een sterk signaal geven.
Voorzitter. Dan heb ik een amendement ingediend over de eigen bijdrage in de forensische zorg. Dat is een idee dat minister Weerwind al heeft geïntroduceerd. Het was overigens ooit bestaand beleid totdat de PvdA het uit de wet amendeerde. TBS Nederland is voor. De praktijk is voor. Ik weet dat het amendement technisch wat complex ligt, maar kunnen we dit alsjeblieft gaan doen? Het levert namelijk centen op voor de forensische zorg, het heft de rechtsongelijkheid in de klinieken op en het is beter voor de behandeling van de mensen. Dus zullen we het alsjeblieft gewoon doen?
Voorzitter. Dan heb ik een opmerking over adolescentenstrafrecht. Ik heb mij daar goed in verdiept. Ik zie ten opzichte van 2014 een toename van de toepassing van adolescentenstrafrecht en dus van volwassenen in de justitiële jeugdinrichting. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar als je kijkt naar de contra-indicaties van de reclassering dan zie je hartstikke rood: criminele carrière, crimineel netwerk. Ik constateer dat in de jeugdinrichtingen gewoon geharde criminelen zitten die daar niet horen te zitten. Volgens mij moeten we ernaartoe dat het OM in dit soort gevallen vaker direct volwassenenstrafrecht vordert, en dus plaatsing in volwassenendetentie. Dat is veiliger. De kostprijs van volwassenendetentie is veel lager dan die van justitiële jeugddetentie. Uiteraard hebben we nu geen plekken. Die moeten we dus nog realiseren, maar daar heb ik een ander amendement voor ingediend.
Ik wil tot slot de mensen in Detentiecentrum Rotterdam een hart onder de riem steken. Zij werken in moeilijke omstandigheden en moeten er ook weer 100 plekken bij realiseren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Mutluer namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ja, en die zou ik graag willen richten tot mijn collega. Het zal hem misschien niet verbazen dat mijn interruptie over het onderwerp femicide gaat. Als er één onderwerp is waarop ik op enig moment samen met de VVD ben opgetrokken, dan is het wel dit onderwerp. Het strafbaar stellen van psychisch geweld is gelukt. Ook het presenteren van een plan van aanpak femicide is gelukt. Maar ik vind de VVD niet aan mijn zijde als femicide alleen maar beperkt wordt tot eerwraak, als het in het hoofdlijnenakkoord niet terugkomt en als er geen middelen voor worden uitgetrokken. Die middelen zijn namelijk nodig om Veilig Thuis en de politie te versterken en om de informatie-uitwisseling tussen politie en zorg te verstevigen. Die middelen zijn ook nodig voor het meldpunt dat nota bene destijds door VVD en D66 is ingediend. Daarover krijgen we nu van de staatssecretaris te horen dat het niet op die manier uitgevoerd wordt. Mijn concrete vraag aan mijn collega is de volgende. Ik heb een amendement ingediend om voor nu een klein bedrag, namelijk 10 miljoen — dat is niks vergeleken met de 20 miljoen die mijn collega net noemde — te besteden of in ieder geval te reserveren voor de uitvoering van het huidige plan van aanpak. Kan ik mijn collega aan mijn zijde vinden bij dit amendement en steunt hij dit dus?
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, de lengte van uw interruptie komt wel redelijk dicht in de buurt van een interruptie die ik voor twee ga tellen.
De heer Ellian (VVD):
Ja, dat was een heel betoog. Ik wilde wat zeggen over de impliciete verwijten die erin zitten, maar laat ik dat maar laten. Maar ik zeg toch even één ding. Volgens mij concentreert de VVD zich helemaal niet alleen op eergerelateerd geweld, als het om femicide gaat. Het klopt dat dit voor collega Becker namens de fractie al jaren een speerpunt is en dat is alleen maar te prijzen. Dat is één. Twee. Als het gaat om geweld tegen vrouwen en femicide, dan is dat natuurlijk onafhankelijk van welke dadergroep dan ook. Drie. We hebben samen debatten gevoerd. Toen heb ik met u — en daar werden we nog op aangekeken — bijvoorbeeld gestreden voor de strafbaarstelling. Ik ben vrij feministisch opgevoed, met veel respect voor vrouwen. Ik vind het verschrikkelijk dat vrouwen in relaties vaak eerst stelselmatig psychisch mishandeld worden en dat deze dwangmatige controle dan in veel gevallen leidt tot doodslag of moord. Volgens mij zijn wij hier geen tegenstander van elkaar. Hier gaat het om het maken van politieke keuzes. Ik heb uw amendement gezien. We gaan dat met elkaar bespreken. Ik begrijp uw intentie. Ik heb de staatssecretaris overigens niet zo letterlijk horen zeggen dat ze het meldpunt niet belangrijk zou vinden en ik heb dat ook niet gelezen. Ik heb begrepen dat ze het op een andere manier tot stand wil brengen. Laten we even kijken wat ze gaat zeggen. Ik wil haar ook de kans geven, want deze staatssecretaris komt op mij erg gemotiveerd over op dit onderwerp. Ik zeg dus niet hetzelfde als de heer Van Dijk. We gaan het in de fractie bespreken en als we niet voor het amendement stemmen, dan betekent dat niet dat we femicide niet belangrijk vinden. We vinden het ontzettend belangrijk om femicide tegen te gaan.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Op het moment dat je erkent dat het onderwerp femicide urgentie heeft, dan moet je als VVD ook zeggen: we erkennen het ...
De heer Ellian (VVD):
We moeten niks.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
... en dus nemen we het op in de begroting en in het hoofdlijnenakkoord. Dat is mijn eerste constatering. Als je a zegt, verwacht ik dat je vervolgens ook b zegt en deze staatssecretaris, die echt van goede wil is, dus ondersteunt, ook financieel, om deze problematiek aan te pakken.
De heer Ellian (VVD):
Weet u, even één ding: ik moet helemaal niks. Dat is één. Ik overleg met mijn collega's in de fractie. Twee. Ga nou niet hypocriet doen! Mevrouw Mutluer is elke keer met mij op bijeenkomsten van nabestaanden, maar als het gaat om levenslang gestraften, dan zegt mevrouw Mutluer niet eerlijk dat ze het geen probleem vindt dat die moordenaars vrijkomen. Dan heb ik alleen de partijen aan de rechterkant van de Kamer aan mijn zijde, die zeggen: ze moeten levenslang blijven zitten. Ik moet dus niks. Je kunt iets belangrijk vinden en soms kun je op een onderdeel van het onderwerp een andere keuze maken. Wij vinden de strijd tegen femicide belangrijk. We gaan het amendement van mevrouw Mutluer goed lezen, maar ga mij nou geen hypocrisie verwijten, want dit soort dingen doet GroenLinks-PvdA zelf ook. Ik heb net nota bene gehoord dat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding niet meer nodig is. Ik zou dus zeggen: kijk even naar jezelf.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Een persoonlijke noot.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, ik wilde eerst zelf nog even iets zeggen als voorzitter. Ik denk dat we wel een beetje moeten oppassen met de hele tijd naar elkaar wijzen in een debat als dit. Maar goed, ik geef mevrouw Mutluer nog even het woord, omdat ze aangesproken werd.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik ging op de inhoud in, voorzitter. Ik mag tegen een hele grote coalitiepartij die de mond er terecht van vol heeft dat we geweld tegen vrouwen moeten voorkomen, wel zeggen dat we verwachten dat daarvoor middelen worden uitgetrokken. Ik laat niemand hier in deze Kamer me enige hypocrisie verwijten en allerlei onderwerpen erbij halen die nu niet aan de orde zijn. Ook dat pik ik niet.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt. Ik zou het heel graag hierbij willen laten, meneer Ellian. Ik zag de heer Sneller staan namens D66. Mevrouw Tseggai zegt dat ze een persoonlijk feit heeft. Ik wil dan wel even weten wat dat is.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik heb niet gezegd dat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding afgeschaft moet worden. Dat wil ik even rechtzetten.
De voorzitter:
Dank voor die verheldering. Dan geef ik nu de heer Sneller het woord voor een interruptie.
De heer Ellian (VVD):
Een vraag zonder verwijten ... Eens kijken.
De voorzitter:
Dit hoeft ook niet, meneer Ellian.
De heer Sneller (D66):
Het is wel goed om even een adempauze van vijf seconden te nemen. Ik had verwacht dat mevrouw Michon-Derkzen een interruptie zou plegen als mijn collega-rapporteur wetgevingskwaliteit, maar dat doet ze niet, dus dan zal ik het toch proberen. Dit gaat over het amendement-Ellian op stuk nr. 41. De heer Ellian had die vraag verwacht, denk ik. De vraag gaat niet over de inhoud, maar over de vorm.
De heer Ellian (VVD):
Ja.
De heer Sneller (D66):
Geen advies van de Raad van State. De Eerste Kamer moet de hele begroting verwerpen om dit idee te verwerpen. Misschien heeft de heer Ellian gelezen wat er in het Tijdschrift voor Constitutioneel Recht staat over het amendement-Heinen, namelijk dat er toch wel veel haken en ogen zitten aan deze procedure. We krijgen dit nu in korte tijd voor de derde keer. Ik moet zeggen dat bij mij de verleiding ook steeds groter wordt, maar ik zou de heer Ellian toch willen vragen om hier nog even vanuit de wetgevingskwaliteit op te reflecteren. Waarom is het nu deze keer doorslaggevend? Welk precedent schept hij?
De heer Ellian (VVD):
Een hele fijne vraag, want ik heb hier lang over getwijfeld. Het Tijdschrift voor Constitutioneel Recht ken ik overigens niet, maar ik ken uiteraard wel de bezwaren tegen dit soort amendementen, omdat je bij de begroting een andere wet wijzigt, waarop geen advies van de Raad van State beschikbaar is. Dus daar heb ik over nagedacht en uiteindelijk heb ik besloten om het toch te doen. Eén: het voornemen om die eigen bijdrage weer terug te brengen in de Wet forensische zorg is echt al een oud voornemen, maar het komt maar niet van de grond. Twee: de wet lag niet meer voor, zodat ik ook niet een eenvoudige mogelijkheid had om die wet erbij te pakken. Dat kan nu op deze manier, inderdaad via een U-bocht, wel. Drie: als het gaat om de kwaliteit van wetgeving is het in die zin overzichtelijk: of je wilt wel een eigen bijdrage of niet. Het frappante is dat het schrappen van de eigen bijdrage ook ooit per amendement is gebeurd, waar ook geen advies op was. Ik heb getaxeerd of dit een keuze is die je als Kamer zou kunnen maken, zonder een constitutioneel advies. Dat denk ik wel. Het komt er uiteindelijk op neer of je het wel of niet wilt. Ik erken dat dit niet de schoonheidsprijs verdient en ik erken ook dat we dit niet te vaak moeten doen, daar ben ik gewoon eerlijk in. Ik hoop dat collega Sneller er welwillend naar wil kijken.
De voorzitter:
Dan zie ik ook nog de heer Van Nispen naar voren komen, namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Over een ander punt, namelijk de toegang tot het recht. Wij zijn eigenlijk in afwachting van de commissie-Van der Meer II. De heer Ellian kent denk ik nog heel goed de commissie-Van der Meer I. Ik denk dat hij ook nog heel goed weet wat er daarna gebeurde. De commissie-Van der Meer zei dat er toch geld bij zou moeten om het vak van sociaal advocaat een beetje aantrekkelijk te houden. De heer Ellian draagt dat een warm hart toe en weet ook dat er grote tekorten en problemen zijn. Hoe gaan we nou voorkomen dat we straks weer een jarenlange politiek strijd hebben, met enorm gedoe en stakingen en protesten, en dat de debatten daar alleen nog maar over gaan? Wanneer wordt de commissie-Van der Meer opgevolgd? We hebben dat meegemaakt met Van der Meer I in de tijd van Dekker. Hoe voorkomen we dat we dat straks hebben met de commissie-Van der Meer II, met staatssecretaris Struycken?
De heer Ellian (VVD):
Toen ik mijn intrede mocht doen in dit mooie gebouw — of beter gezegd, in het mooie oude gebouw — was de politieke realiteit al dat de commissie-Van der Meer I volgens mij via de motie-Klaver al realiteit werd, althans de uitvoering ervan. Collega Van Nispen weet dat ik me met enige regelmaat buig over en zorgen maak over de toekomst van de sociale advocatuur. Het is evident dat voor de toegang tot het recht in een democratische rechtsstaat mensen die geen advocaat kunnen betalen, een beroep moeten kunnen doen op gefinancierde rechtsbijstand. Alleen, ik vraag me af of we deze discussie niet om de vijf jaar gaan krijgen. Ik vraag me echt af: hoeveel geld je er ook bij doet … Dat heb ik toevallig opgezocht vanochtend. Er is de afgelopen vijf jaar 200 miljoen structureel extra gegaan naar de gefinancierde rechtsbijstand, de sociale advocatuur. Ik denk dat dat het probleem niet meer oplost. Ik denk dat mensen intrinsiek niet meer gemotiveerd zijn om het te doen en dat het vak, niet alleen vanwege de beloning, maar ook door het type zaken, door het type samenleving, niet meer interessant is voor dat type kantoren. Ik denk dat een hele fundamentele herbezinning op de toekomst nodig is, met als onderdelen: geld, de rol van de grote kantoren, uiteraard de rol van de overheid, maar ook of het levensvatbaar is op deze manier. Ik heb Panteia laatst nog eens bekeken. Ik denk namelijk dat er over vier jaar een commissie-Van der Meer III komt en dan moet er weer geld bij. Maar er komen maar niet meer mensen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Nu begin ik me pas echt zorgen te maken. Als we met elkaar zeggen dat we het niet meer opgelost krijgen, dan erkennen we eigenlijk dat onrecht blijft bestaan en dat kunnen we niet hebben in een rechtsstaat. Dus ik hoop echt nog op herbezinning bij de heer Ellian. Het duurt nog even voor we gaan stemmen over de voorstellen.
Maar ik wil ook iets vragen over de tolken en vertalers. Deze vraag stelde ik ook aan de heer Sneller. De heer Ellian heeft destijds een goede motie ingediend, die zegt: de tolken en vertalers staan ook onder druk, maar die mogen er niet op achteruitgaan. Uit alle gegevens die wij krijgen, blijkt dat dit wel het geval is. Dat gaat gewoon ten koste van de kwaliteit van de rechtspleging en eigenlijk ook ten koste van onze rechtsstaat. Waar de tekorten in de sociale advocatuur enorm pregnant zijn, beginnen die er ook te zijn als het gaat om de tolken voor het OM. De tolken doen het namelijk gewoon niet meer, omdat het niet meer loont, omdat we het aanbesteed hebben, omdat die tarieven niet bij de tijd zijn. Wat is de boodschap van de heer Ellian aan de tolken en vertalers, of eigenlijk aan deze regering, met wie wij deze dagen het debat voeren, die hier ook een oplossing voor zou moeten bieden?
De heer Ellian (VVD):
Dit is het moment waarop we wat dieper op bepaalde onderwerpen in kunnen gaan. Dank dat u dat dus toestaat, voorzitter. Ik heb nog één opmerking over de sociale advocatuur. Ik denk dat meer geld niet de oplossing is. Daarmee geef ik de toegang tot het recht uiteraard niet op. Een tipje van de sluier: ik vraag me af of je niet moet kijken — wat ik nu ga zeggen, gaat in juridische media weer tot allerlei nieuws leiden — of sociale advocaten meer in overheidsdienst moeten komen. Ik weet dat dat voor een liberaal … Ik ga een hoop gedoe krijgen met wat ik nu zeg. Maar ik vraag me echt af of dat het vak ook niet aantrekkelijker gaat maken. Jonge mensen willen namelijk baanzekerheid. Zij willen met andere mensen kunnen werken. Maar dit is iets voor een andere keer.
Voor de tolken en de vertalers was er een goeie motie, de motie-Sneller/Ellian. Dat komt omdat meneer Sneller natuurlijk als eerste genoteerd stond. Ik maak me wel zorgen. Ik krijg natuurlijk ook de berichten dat steeds meer tolken en vertalers afhaken. Als mensen in een strafrechtelijke procedure verwikkeld zijn en ze de Nederlandse taal niet machtig zijn, moeten ze wel begrijpen wat hun ten laste wordt gelegd en wat het oordeel van de rechter is. In die zin onderschrijf ik de woorden van collega Sneller. Ik ben wel benieuwd hoe deze minister ertegen aankijkt. Daar hebben we hem namelijk nog niet over gehoord. Het was wel de bedoeling dat ze er niet op achteruit zouden gaan. Als het systeem problematisch blijft werken, dan moeten we de minister wel uitdagen om niet alleen de vergoedingen, maar ook de manier waarop het systeem is ingericht, tegen het licht te houden. De trend is namelijk wel zorgwekkend.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Ceder voor een interruptie. Ik doe ook een beroep op de heer Ellian. Ik doe een beroep op de Kamerleden om kort en bondig te zijn in de interrupties, maar dat geldt ook voor de mensen die achter het spreekgestoelte staan.
De heer Ellian (VVD):
Maar dat had u nog niet gezegd, voorzitter.
De voorzitter:
Nee. Bij dezen. De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Een andere beroepsgroep waarbij de discussie speelt of je die niet als overheidsdienst moet gaan financieren, zijn de gerechtsdeurwaarders. Dat zijn nu private ondernemers, maar zitten ook op het snijvlak van de publieke dienstverlening. Dat is een aantal jaar geleden zo geregeld. Ik zie dat dat ook bepaalde prikkels met zich meebrengt. Van die prikkels kun je je afvragen of die nou ook hebben bijgedragen aan een betere dienstverlening. Ik ben benieuwd hoe de VVD hiernaar kijkt. In België werkt de gerechtsdeurwaarder bijvoorbeeld veel meer in publieke dienst en brengt deze in naam van de Koning vonnissen ter executie. Dat past ook veel meer bij de taak. Is het niet het overwegen waard om dat te gaan verkennen?
De heer Ellian (VVD):
Dat is een hele mooie vraag. Volgens mij is er in de vorige Kamerperiode een onderzoek geweest, een soort verkenning, naar de maatschappelijke positie van de gerechtsdeurwaarder en ook de positie in de markt. Uit mijn hoofd was dat ook een somber beeld. Het aantal geïnteresseerden in dit beroep neemt namelijk ook alleen maar af. Ik kan in ieder geval zeggen dat ik mezelf altijd een beetje heb verwonderd, en velen hier in deze Kamer met mij, geloof ik, over de positie van de incassobureaus. Ik vind eigenlijk dat de gerechtsdeurwaarder daar samen met de advocaat als enige een rol in zou moeten hebben. Ik weet niet of de gerechtsdeurwaarder dan helemaal in overheidsdienst zou moeten komen. Maar ik vind het wel echt de moeite waard om eens met elkaar te kijken of er niet maar twee actoren, beroepen, zouden moeten zijn die geldvorderingen gerechtelijk mogen incasseren, namelijk deurwaarders met alle toezicht en de advocaten. Wellicht verbetert dat ook de positie.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is ook een interessante discussie, waarbij ik niet denk dat incassobureaus overbodig zijn. Het is nu alleen wel zo dat deurwaarders ook incassodiensten aanbieden, terwijl je je ook zou kunnen afvragen of die zich niet bij hun specifieke taak zouden moeten houden. Ik denk dus dat dat een hele terechte discussie is. Er is inderdaad een verkenning geweest over de vraag of de rol van een sociale deurwaarder wenselijk is, waarbij die veel meer een signaleringsrol kan hebben en ook meer kan sturen als die mensen aantreft die verward zijn of schulden hebben; een deurwaarder ziet heel veel mensen op een dag, omdat die aan de voordeur komt.
Mijn vraag was of de VVD het de moeite waard vindt — ik weet niet wat de uitkomst daarvan is — om ook te verkennen in hoeverre het wenselijk zou zijn om de ondernemersrol weg te halen en als overheid verantwoordelijkheid te nemen. Dan kan je ook voorwaarden stellen en kan je het ook aantrekkelijker maken. Want de tendens die u noemde, klopt. Het aantal deurwaarders daalt en de deurwaarders die er nog zijn, kopen elkaar op om nog gewoon quitte te kunnen draaien. Ik ben dus benieuwd of u eventueel zou willen overwegen om daar samen in op te trekken en in ieder geval te verkennen of we daarmee misschien …
De voorzitter:
Uw vraag is helder. Ik ga naar de heer Ellian.
De heer Ceder (ChristenUnie):
… een deel van de rechtspraakketen kunnen verbeteren.
De heer Ellian (VVD):
Laat ik het zo zeggen: ik ben uiteraard geïnteresseerd in een bezinning op wie geldvorderingen mogen incasseren en hoe je ervoor zorgt dat we voldoende deurwaarders hebben. Ik moet echt even laten bezinken — daar ben ik eerlijk over — of ik het nodig zou vinden dat de gerechtsdeurwaarder in overheidsdienst komt, omdat ik denk dat die ondernemersrol en de verantwoordelijkheid die de deurwaarder heeft, elkaar niet per se hoeven te bijten. Ik merk dat juist de deurwaarder die sociale rol graag op zich wil nemen, meer dan de incassobureaus. Die heb ik daar nooit echt op kunnen betrappen. Ik zit zelf nog wel een beetje op het spoor om dat deel weg te halen bij de incassobureaus en de deurwaarder daar een centralere rol in te geven, waardoor ook die positie aantrekkelijker wordt. Dan zouden we het toezicht, dat al heel stevig is, zo houden en misschien in de sturing iets meer die sociale rol inbrengen. Ik vind dat interessant. Ik wil niet meteen ja zeggen, maar ik ben in ieder geval bereid na te denken over de positie van de deurwaarder.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Wordt vervolgd. Dan dank ik u voor uw bijdrage namens de VVD en nodig ik de heer Boswijk uit. Hij staat hier al een tijdje, want hij was zo enthousiast dat hij al eerder naar voren kwam. Maar dan nu toch echt de heer Boswijk, namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Je zou maar de agent zijn die ooit gekozen heeft voor dit vak om de samenleving op de meest pure manier te dienen, om drugscriminaliteit te bestrijden en onze jongeren te beschermen. Je zou maar de agent zijn die ooit zelf slachtoffer is geweest van misbruik en er haar levensdoel van heeft gemaakt om pedofielen op te pakken en kinderen tegen dit onbeschrijfelijke leed te beschermen. Je zou maar een van de vele dienders zijn die al maandenlang politiewerk moeten laten liggen omdat ze voor de zoveelste keer vastgelijmde demonstranten van de snelweg moeten trekken, of het verkeer moeten omleiden omdat een stel radicale boeren asbest op de snelweg heeft gegooid. Je zou maar voor de zoveelste keer je gezin moeten verlaten in het weekend om als ME'er op te treden om onze Joodse medeburgers fysiek tegen antisemitisme te beschermen, of voetbalfans tegen hooligans. Als je dan eindelijk een keer op vakantie kan gaan, moet je deze annuleren, omdat je gegevens door een politiehack op straat liggen en jouw werk bestaat uit onderzoek doen naar ondermijnende activiteiten uit onder andere Rusland, waardoor niet alle vakantielanden meer veilig zijn met jouw informatie op straat. Tegen deze agenten wil ik zeggen: dank voor jullie inzet en hou vol, want dankzij jullie blijft onze samenleving veilig. Maar tegen deze minister wil ik zeggen: zo kan het niet langer.
Laat ik beginnen met de politiehack. Als CDA vinden we echt dat deze minister te laconiek heeft gereageerd op deze hack, die waarschijnlijk door een statelijke actor is uitgevoerd. Kan de minister aangeven hoe het staat met het onderzoek en welke actie hij onderneemt tegen de zorgen van deze agenten?
Voorzitter. Dat de politie nu overal moet bijspringen en dat daardoor overal regulier politiewerk blijft liggen, zoals zedenzaken, komt doordat de samenleving telkens individualistischer is geworden. Sommigen zien het samenleven in vrijheid als de mogelijkheid om de Wallen te bezoeken en je ogen te sluiten voor mensenhandel of om doodleuk te gaan demonstreren als er een demonstratieverbod van kracht is, wetende dat dit ten koste gaat van bijvoorbeeld het beschermen van kinderen tegen misbruik. Blijkbaar boeit het deze mensen niks. Een fatsoenlijke samenleving staat voor ons voor het beschermen van kwetsbare groepen en het naar elkaar omzien. Dat betekent dat we klaarstaan voor kinderen en ouderen, maar ook dat we oog hebben voor slachtoffers van mensenhandel en kindermisbruik. Deelt de minister deze analyse? Hoe gaat de minister deze disbalans rechtzetten?
De aanpak van mensenhandel en kindermisbruik is versnipperd. Elke gemeente heeft een eigen aanpak en informatiedeling blijft een grote zorg. Grotere gemeenten hebben meer capaciteit en kennis om mensenhandel aan te pakken, maar dat geldt niet voor de kleinere gemeenten. Mensenhandel bestaat in veel vormen en maten, van arbeidsuitbuiting bij de nagelsalons en de kappers tot louche ondernemers. Op welk moment is welke partij betrokken? Hoe voorkomen we dat instanties langs elkaar heen werken? Dat zijn vragen waar veel kleinere gemeentes mee zitten. Zij voelen zich in de kou gezet. Er zijn ook mooie voorbeelden, bijvoorbeeld bij de gemeente Den Haag. In het Haags Economisch Interventie Team werken allemaal verschillende organisaties samen om ondermijnende bedrijven aan te pakken. Kan dit volgens de minister als voorbeeld dienen voor de kleinere gemeentes? Een mooi, maar ook triest voorbeeld van een strijd tegen seksueel misbruik en uitbuiting hebben we afgelopen maand gezien in Amsterdam. Daar was een hologram te zien van de 19-jarige Hongaarse Betty, een vermoorde sekswerker, met de oproep om tips te delen over haar moord. Ze was 19 jaar, eigenlijk nog een kind. Gelukkig heeft dit wel geleid tot dialoog, tips, oplettendheid en zelfs wereldwijde aandacht. Kan dit initiatief van de politie als voorbeeld dienen om een vuist te maken tegen seksuele uitbuiting en geweld tegen vrouwen? Daarnaast blijkt uit onderzoek dat bij het escortbureau Nirvana al jarenlang sekswerkers worden uitgebuit. De eigenaar is in België veroordeeld voor mensenhandel en uitbuiting, maar het bureau kan tot op de dag van vandaag in Nederland ongestoord zijn gang gaan. Kan de minister reageren op dat onderzoek? Waarom gelden er geen strengere eisen voor dit bureau als blijkt dat de eigenaar eerder is veroordeeld voor mensenhandel? Dit kan toch niet waar zijn?
Voorzitter. Ondermijnende criminaliteit is een rotte appel in onze samenleving, zowel in het buitengebied als in de havens en in de steden. Ondermijning in de wijk is een probleem dat funest is voor de leefbaarheid en gaat over meer dan alleen drugscriminaliteit. Soms is het zichtbaar, maar vaak durven mensen niet de politie te bellen of denken zij dat het geen zin heeft om aangifte te doen. Hoeveel geld van de politie gaat naar het opsporen van ondermijning? Hoe kunnen we een beweging opstarten ter bewustwording van het feit dat melden, aangifte doen en elkaar aanspreken helpt? Wat het CDA betreft is er een gedeelde verantwoordelijkheid voor ons allemaal.
Voorzitter. In de aanpak van de georganiseerde criminaliteit moet je criminelen raken waar dit het meest pijn doet. Crimineel verdiend geld moet makkelijker kunnen worden afgepakt en worden geïnvesteerd in de wijken die het hardst worden geraakt. Het kabinet zegt dit ook te willen, maar we zien dit absoluut niet terug in de begroting. Jaar na jaar vallen de inkomsten van het afpakken tegen. Dit jaar ging het om 250 miljoen euro. Het lijkt of het weinig prioriteit heeft. Krijgt dit wel de serieuze aandacht?
Voorzitter. Omdat de politiecapaciteit schaars is, moeten we alle mogelijkheden benutten om veiligheid te kunnen handhaven. Boa's spelen hier een ontzettend belangrijke rol in. Vaak wisselen zijn van werkgever of van gemeente, maar het werken bij een andere gemeente betekent dat een boa opnieuw allemaal papierwerk moet aanvragen bij de Dienst Justis en dat duurt soms langer dan een halfjaar. Zonder deze papieren mag de boa niet aan het werk. Dit kan toch echt efficiënter. Wat vindt de minister van het reguleren van het doorwisselen van boa's per veiligheidsregio in plaats van per gemeente? Uit onderzoeksrapporten rondom de dader die in Den Haag een medewerkster van de Albert Heijn heeft doodgestoken, blijkt dat het wederom fout is gegaan in de informatiedeling tussen instanties. Al jaren constateren we dat doorgeslagen privacyregels uiteindelijk zelfs doden tot gevolg kunnen hebben. Hoe gaan we dit aanpakken? Het kan niet zijn dat we zo meteen weer een treurige wake-upcall krijgen en we weer dit debat hebben, dus graag actie.
Voorzitter. Begin deze maand is de evaluatie van de Wet Kansspelen op afstand gepubliceerd. Helaas bevestigd dit het vermoeden dat wij al vanaf het begin hadden. Het legaliseren van online gokken is een hele slechte keuze geweest. Het leidde tot meer gokkers, zonder verantwoord gokaanbod. Er wordt nog steeds gedacht dat bij jongvolwassenen de schade wel zal meevallen. Maar we zien dat de consequenties enorm zijn. Is de staatssecretaris het met ons eens dat de WODC ontzettend heeft gefaald bij het openstellen daarvan? Graag een reactie. En als het heeft gefaald, welke acties gaat het kabinet dan ondernemen? Hoeveel jongeren moeten er nog ontsporen en in de ellende raken?
Voorzitter, ten slotte. Tijdens de vorige JenV-begroting heb ik een voorstel ingediend om budget vrij te maken voor het Veteranen Search Team. Een jaar later schrijft de minister dat er nog gesprekken gevoerd moeten worden tussen de politie en het VST. Kan de minister daar vaart achter zetten en aangeven wanneer er een plan komt? We hebben vorig jaar namelijk zowel bij de begroting van JenV als bij de begroting van Defensie geconcludeerd dat het Veteranen Search Team ontzettend belangrijk werk doet. Enerzijds ondersteunen ze de politie bij het opsporen van vermiste personen en anderzijds geven ze veteranen, die soms problemen hebben omdat ze zich op een andere manier hebben ingezet voor onze samenleving, een hele hoop zingeving. En dat is belangrijk, want we hebben allemaal de mond vol over het gebrek aan politiecapaciteit. De hele Kamer ziet dat het win-win is en ik zou daarom zeggen: maak er werk van.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens het CDA.
Voordat ik overga naar de fractie van het NSC, wil ik zes minuten schorsen tot vijf over, zodat degenen die niet zomaar van hun stoel kunnen, ook even een sanitaire stop kunnen maken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek de bewindspersonen weer te gaan zitten. De volgende spreker staat zelfs al weer klaar! Dank daarvoor. Ik geef hem meteen het woord. Het is de heer Six Dijkstra. Hij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank, voorzitter. Ik stond natuur te popelen! Dank aan de minister en de staatssecretarissen voor hun komst. Ik ben de eerste van drie sprekers namens Nieuw Sociaal Contract. Ik doe dus de aftrap.
Voorzitter. Laat ik beginnen met de visie van Nieuw Sociaal Contract op de criminaliteitsbestrijding en met de aanpak die wij nodig vinden. Wat ons betreft moet er een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen ten eerste georganiseerde en vaak drugsgerelateerde ondermijnende criminaliteit en ten tweede de veelvoorkomende criminaliteit en dan met name de lichtere vergrijpen. NSC staat voor het zo hard mogelijk bestrijden en aanpakken van categorie één, maar categorie twee heeft wat ons betreft een andere aanpak nodig dan enkel "zo hard mogelijk". Daarbij willen we ook veel sterker inzetten op het voorkomen van recidive en met het oog daarop op effectief straffen en preventie.
De gereedschapskist van strafrechters moet wat ons betreft beter gevuld worden om daaraan bij te kunnen dragen en om zo het land veiliger te maken. De heer Sneller gaf het al aan: wij hebben samen met D66 en het CDA een initiatiefwet ingediend om alternatieven wettelijk mogelijk te maken. Denk daarbij aan de enkelband als hoofdstraf, de invoering van de leerstraf en de verhoging van het maximumaantal uren taakstraf dat een rechter kan opleggen. Naast het drukken van de recidivecijfers is het natuurlijk ook hard nodig om het schrijnende tekort aan gevangeniscapaciteit op te lossen. We zijn blij dat de staatsecretarissen Coenradie en Struycken voorzichtig positief hebben gereageerd op het voorstel en we zien ook uit naar de behandeling.
Voorzitter. Vorige week is al uitgebreid gesproken over antisemitisme, maar ik hecht er nog wel aan om kort te benadrukken dat het goed is om te zien dat het kabinet voortvarend te werk is gegaan met de kabinetsstrategie Bestrijding Antisemitisme. Hopelijk kunnen we die op zeer korte termijn eindelijk tegemoetzien. Het is namelijk belangrijk om Joodse Nederlanders zo goed mogelijk te beschermen. Dat is onlangs weer pijnlijk duidelijk geworden.
We zijn blij met de forse investeringen in de politie. We hopen dat deze middelen effectief zullen bijdragen aan gezagsherstel, meer blauw op straat en de aanpak van ondermijning. Ik heb een vraag aan de minister over deze investeringen in de politie: is het ook een doel van het kabinet om de politie met de aanvullende middelen meer voor preventie en langetermijndoelen in te zetten in plaats van voornamelijk op incidentbasis? Kan de minister verder ook onderbouwen hoe die middelen daarvoor ingezet zullen worden?
Ik wil specifiek ingaan op de tientallen miljoenen die naar de politie gaan voor de bestrijding van cybercrime, gedigitaliseerde criminaliteit en de bestrijding van onlineondermijning, net als de bevordering van innovatie. Dit vinden we heel belangrijk. We hebben als Nederland een kwalitatief heel sterk Team High Tech Crime. Tegelijkertijd is er op veel vlakken natuurlijk nog heel veel winst te behalen. Mijn vragen aan de minister zijn als volgt. Welke concrete doelstellingen heeft hij voor ogen bij de inzet van deze middelen en hoe gaat hij die meetbaar maken? Op welke vlakken ziet hij voor zich dat Nederlandse burgers die doelwit zijn van onlineoplichting, sextortion of bedreigingen, over een paar jaar concreet effect van deze investeringen gaan merken als het gaat om hun onlineveiligheid? Hoe wil hij daarnaast waarborgen dat ook het Openbaar Ministerie voldoende kennis en capaciteit in huis heeft om tegen gedigitaliseerde criminaliteit op te treden, zodat naast opsporing ook meer vervolging plaats zal vinden?
Voorzitter. Dan over onze weerbaarheid. De CrowdStrikecrisis van afgelopen zomer heeft ons in het klein al laten zien wat het maatschappelijke domino-effect kan zijn van een enkele storing. Het was een menselijke fout, maar stel je voor dat we te maken zouden krijgen met statelijk aangestuurde destructieve aanvalscampagnes, sabotagecampagnes, zoals we nu ook zien aan de landen om ons heen. Denk aan de zeekabels in Duitsland en eerder ook bij industriebedrijven in Litouwen. De knip tussen de fysieke en de digitale weerbaarheid is in veel gevallen niet meer hard te maken. We moeten ook beseffen dat veel organisaties volledig stil dreigen te vallen als computersystemen niet meer werken. Dat is problematisch en in veel gevallen ook onnodig. De samenleving moet namelijk enige weerstand kunnen verwachten van bijvoorbeeld ziekenhuizen en politie, maar ook van bus-, trein- en vliegverbindingen. Hoe wil de minister werk maken van weerbaarheidsbevordering in de samenleving als geheel? Dan denk ik aan zowel burgers als organisaties. Kan de door het WODC ontwikkelde weerbaarheidsmatrix helpen om breed in de samenleving een objectiveerbaar basisweerbaarheidsniveau vast te stellen, waarop overheden, vitale sectoren en openbaarvervoersbedrijven kunnen sturen en aangesproken kunnen worden, vraag ik de minister.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het is goed dat de heer Six Dijkstra hier de aandacht op vestigt. Ik stel me dan zo voor dat in een stad van alles tegelijk uitvalt. Het is terecht dat het kabinet aan de mensen thuis vraagt om zelfredzaam te zijn als dat nodig is, maar ik vraag me af wie de mensen thuis dan nog informeert en welke informatie dan betrouwbaar is. In de fysieke wereld zou je dan naar een burgemeester of minister kijken; die moet je informeren. Maar als zo'n cyberaanval gaande is, wie informeert de mensen thuis dan nog en op welke manier?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik vind dat een hele terecht vraag, die ik ook graag zou willen doorgeleiden naar het kabinet. Wat mij betreft hebben decentrale overheden zeker een hele grote rol bij dit soort crises. Als er een storing is op lokaal niveau, het internet eruit ligt of er geen elektriciteit is, dan spelen ze daar een rol in. Wat ons betreft zouden daar duidelijke protocollen voor beschikbaar moeten zijn. Daarom kijk ik ook met interesse naar de weerbaarheidsmatrix die is ontwikkeld. Dan kunnen we echt wetenschappelijk objectiveerbaar maken wat de situatie nu is, waar we heen moeten en wat we kunnen verwachten. Ik denk dat dat hoognodig is voor de bedreigingen die ons lijken te overkomen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Inderdaad, "lijken te overkomen". Het is heel onheilspellend. De heer Six Dijkstra zit goed in deze materie. Is hij van mening dat die decentrale bestuurders dat tot op heden op orde hebben? Weten zij voldoende wat er van hen wordt verwacht in een dergelijke crisis?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik denk dat de vraag stellen in veel gevallen hem beantwoorden is. Ik kan natuurlijk niet spreken voor elke decentrale bestuurder, maar ik denk dat er nog heel veel winst te behalen is, eigenlijk in de hele samenleving. Ik refereerde eerder aan de CrowdStrikecrisis. We hebben het hier in deze Kamer natuurlijk ook over NAFIN gehad. Best veel dingen lijken nog wankel te zijn. Ik denk dat mensen ook zoekende zijn naar het niveau waar we naartoe moeten. Daarom zou ik die objectiveerbaarheid graag zien. Ik ben ook benieuwd naar de reactie van het kabinet op de vraag wat de rol van de verschillende bestuurslagen dan zou moeten zijn wat het kabinet betreft.
De voorzitter:
U heeft ook nog een interruptie van de heer Boswijk namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Het líjkt niet wankel; ik denk dat we wel kunnen concluderen dat het ontzettend wankel ís. Het hangt allemaal met plakband aan elkaar. Ik zou richting het kabinet echt de oproep willen doen gewoon naar de Scandinavische landen te kijken; ga niet opnieuw het wiel uitvinden. Ik geloof dat afgelopen week alle Noorse burgers weer een nieuwe uitgave thuis kregen, een fysiek ouderwets boekwerk. Wat vindt de heer Six Dijkstra van dat idee? Wij hebben weesvoorbereid.nl. Superleuk dat we dat hebben, maar als het internet eruit ligt, is het natuurlijk moeilijk zoeken. Ik denk dus dat je uiteindelijk toch gewoon naar een hardcopyversie moet gaan, die je misschien elke twee à drie jaar weer moet updaten en die mensen thuis krijgen. Wat vindt u van dat idee?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik dank de heer Boswijk voor zijn vraag. Ik denk dat we überhaupt goed moeten kijken naar wat werkt in landen om ons heen, zeker in Scandinavische landen, want die lijken best wel op ons. Sommige landen zitten fysiek net wat dichter bij Rusland dan wijzelf. Maar ik denk dat het sowieso goed is om daarnaar te kijken. Ik zou daar ook graag een reactie van het kabinet op willen. Ik denk dat het er inderdaad van afhangt of burgers het boekwerk zelf thuis moeten hebben of dat dat ergens makkelijk bestelbaar is of dat er stichtingen zijn die daarover gaan. Dat is volgens mij wel nuttig om te onderzoeken. Zeker, zoals de heer Boswijk zegt, als het internet eruit ligt, want dan heb je er vrij weinig aan, als je niet zo'n handleiding hebt. Een balans tussen zelfredzaamheid van de burgers en een rol van de overheid is altijd een kwestie van zoeken; je kan niet alles vanuit de overheid doen. Maar het idee vind ik in principe wel sympathiek klinken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Boswijk (CDA):
Daar ben ik het zeer mee eens. Ik denk niet dat de overheid een duizenddingendoekje is. Maar tegelijkertijd denk ik: we moeten het neerleggen of mensen moeten het kunnen bestellen. Het probleem is volgens mij dat mensen het pas gaan bestellen als er al stront aan de knikker is. En hoe ga je dat dan bestellen als het serieus is? Wordt het dan een soort antwoordkaart die je instuurt? Want ja, het internet ligt eruit. Dus ja, ik denk: je zou zo'n ding, met hele duidelijk instructies, toch gewoon thuis moeten hebben liggen als je weerbaar en voorbereid wil zijn. Wat mij betreft kan dat met een campagne van de overheid en moet het ook gewoon een structureel onderdeel zijn van het onderwijs, om de hele samenleving weerbaar te maken. We zullen er niet vandaag of morgen meteen zijn, maar we hebben wat dat betreft geen tijd te verliezen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Boswijk heeft weer een mooie toevoeging aan de Handelingen gedaan. Wat u zei, ga ik niet herhalen, maar de Handelingen bevatten het.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik denk dat dat een goede toevoeging is aan de Handelingen. In algemene zin kan ik de whole of society approach, die de heer Boswijk noemt, onderschrijven. De vraag is dan inderdaad: wie pakt het aan en wie is in de lead? Dat vind ik een terechte vraag. Ik weet dat het kabinet ook bezig is met weerbaarheidsplannen. Weerbaarheid staat — gelukkig, zeg ik daarbij — ook hoog op de agenda van minister Van Weel. Volgens mij is terecht de vraag of dit al wordt meegenomen in de weerbaarheidsplannen. Wat is de kabinetsvisie? Kunnen we inderdaad naar een situatie toe waarin elke burger zich aan de voorkant geïnformeerd weet en mensen zich niet opeens gaan afvragen wat er moet gebeuren als we op een bepaald moment echt in een crisis belanden? Het hele idee van weerbaarheid is natuurlijk dat je veerkracht aan de voorkant hebt. Er gaat dus een bepaalde preventiekracht van uit. Die vraag wil ik dus ook graag beantwoord hebben door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nog een interruptie van de heer Diederik van Dijk. Dat is zijn zesde interruptie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De heer Six Dijkstra geeft heel duidelijk aan: we kunnen ook niet alles verwachten van de overheid. Maar in zijn verhaal — althans, als ik mij niet vergis — hoor ik wel heel vaak de bestuurslagen voorbijkomen. De vraag is veel meer: moet het centraal, decentraal et cetera? Ik vind juist ook bij NSC passen hoe wij, misschien wel meer en beter dan wij nu doen, de civil society kunnen benutten, bijvoorbeeld via verenigingen, sportorganisaties, kerken, moskeeën en weet ik het. Kunt u daar misschien ook op reflecteren? Hoe zou dat beter en meer kunnen?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat is een hele mooie vraag. Ik heb ook een motie in voorbereiding op dit onderwerp. Wat ons betreft moeten we zeker naar de hele samenleving kijken. Het WODC heeft een tijdje geleden zo'n weerbaarheidsmatrix laten ontwikkelen. Wat mij betreft is dat echt een mooie basis, waarmee verschillende organisaties weten waar die in welk scenario aan toe zijn. Dat zijn niet alleen de bedrijven, maar ook de stichtingen en andere onderdelen van civil society. Die kunnen een cruciale rol spelen in het weerbaar maken van de samenleving. Die kunnen bijvoorbeeld ook te hulp schieten wanneer er een grote crisis is. Bij mij leeft wel de vrees — de heer Boswijk zei dat net ook wat stelliger, maar ik kan het wel onderschrijven — dat heel veel dingen ons gaan overkomen. Heel veel mensen denken hier nog niet over na. Heel veel organisaties hebben de plannen nog niet klaarliggen. Het is wachten op de grote volgende storing, voor we weer denken: dit moet eigenlijk op een andere manier. Ik zie dus enerzijds heel erg uit naar de kabinetsplannen, maar anderzijds zou ik ook graag willen zien dat er werk wordt gemaakt van een samenlevingsaanpak, waarbij weerbaarheid meetbaar is en daadwerkelijk aangestuurd, en er soms ook afgerekend kan worden op hoe weerbaar elk onderdeel van de samenleving is.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Voorzitter. Dan de vraag in welke mate de crisisstructuur op orde is. Heeft de minister inzichtelijk op welke vlakken deze verstevigd moet worden? Hoe staat het met de aanleg van strategische voorraden, zoals voedsel, drinkwater en medicatie? Hoe staat het met de versterking van de noodzorg? Op welk moment kan de minister de samenleving op dit vlak zekerheid en perspectief bieden? Wat is de kabinetsinzet ten aanzien van autonome kritieke communicatiemiddelen, zoals de Europese Galileosatellieten?
Voorzitter. Tot slot wil ik nog wat zeggen over het aangekondigde kabinetsonderzoek naar strafbeschikking. Hoewel in de ideale situatie straffen zo veel mogelijk door een strafrechter worden opgelegd, is de strafbeschikking met de overbelaste strafrechtketen een heel belangrijk instrument, dat we nu zeker niet kunnen missen. Mijn partij zou graag een aantal aspecten aan het kabinet willen meegeven om bij dit onderzoek te laten betrekken. Eén: rechtsbescherming. Is voor verdachten die een strafbeschikking krijgen, duidelijk genoeg wat hun rechten zijn? En is toegang tot de rechter, gezien de lange doorlooptijden, goed genoeg gewaarborgd? Twee: betere transparantie. Hoe kan meer openbaarheid worden verschaft over strafbeschikkingen die het OM uitvaardigt? Dat is er nu nog nauwelijks. Drie: de positie van slachtoffers. Is deze positie goed genoeg? Zo nee, hoe is verbetering nodig en mogelijk? Zou de minister willen toezeggen om deze aspecten bij het onderzoek te laten betrekken?
Dat was 'm van mijn kant, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor u vertrekt: ik zie een aantal mensen naar de microfoon lopen. De heer Ceder van de ChristenUnie was als eerste.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil het even hebben over prostitutie. In het regeerakkoord is aangegeven dat de leeftijd verhoogd wordt naar 21. NSC heeft het ook vaak over arbeidsmigratie. Ik ben gemeenteraadslid in Amsterdam geweest. Mij is verteld dat in Amsterdam — in de rest van het land zal het waarschijnlijk anders liggen — ongeveer 80% uit Zuidoost-Europa komt. De prostitutie in Nederland trekt veel arbeidsmigranten, vanwege onze regelgeving. Ik was even benieuwd hoe u daarnaar kijkt. Ik heb uw verkiezingsprogramma erop nageslagen. Behalve de verhoging van de leeftijd en het tegengaan van mensenhandel — ik ben ook zeer tegen mensenhandel — staat er nog niet heel veel in. Ik ben dus even benieuwd of u vindt dat ook in dit kader, als het gaat om deze specifieke sector en om het aantrekken van meisjes in kwetsbare posities uit Oost-Europa, het kabinet extra inzet zal moeten plegen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik ben niet de woordvoerder mensenhandel van mijn fractie. Dat is de heer Boomsma, maar die is niet aanwezig. Ik kan wel in algemene termen reageren. Wij zijn voor een harde aanpak van mensenhandel, zeker als het de uitbuiting van kwetsbare vrouwen in de prostitutie betreft. Dat er bepaalde zaken niet in het hoofdlijnenakkoord zijn opgenomen, laat onverlet dat wij natuurlijk zelf al naar voorstellen kunnen gaan kijken. Dus als de heer Ceder concrete voorstellen heeft, kunnen wij daar zeker met interesse naar kijken en bepalen wat wij er vervolgens mee kunnen doen. Onze grondhouding is in elk geval positief.
De heer Sneller (D66):
Ik heb even gewacht tot het einde van het betoog van de heer Six Dijkstra. Hij snijdt belangrijke onderwerpen aan, maar tegelijkertijd heb ik het gevoel dat we ook nog even moeten praten over de olifant in de kamer, namelijk dat er gisteren twee collega's van de heer Six Dijkstra zijn vertrokken. Ik neem aan dat dat hem niet in de kouwe kleren is gaan zitten; dat kan ik mij zo voorstellen. Ik heb hem leren kennen als iemand die heel zelfstandig nadenkt en ook zelfstandig opereert. Ik ben dus benieuwd om van hem te horen hoe hij daarop reflecteert, omdat het ook de thematiek van deze begroting raakt.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank voor deze vraag. Als het gaat om collega's Zeedijk en Herzberger raakt het mij inderdaad ten zeerste. Ik ga ze enorm missen. Het waren erg fijne collega's, onze Femke en onze Rosanne. De manier waarop dit gelopen is, doet mij ook pijn. In de fractie heeft ieder voor zich een persoonlijke afweging gemaakt omtrent alles wat er speelt; want het onderwerp dat wordt aangestipt, de polarisatie in het debat, is een duidelijke. Tegelijkertijd is mijn afweging dat ik liever heb dat we wél het verschil kunnen maken, ook in het kabinet, ook in deze samenwerking, dan dat we ons terugtrekken. Vanuit die grondhouding zou ik graag voorstellen willen doen, onder andere het voorstel dat ik met de heer Sneller doe over de enkelband. Staatssecretaris Struycken heeft ook een heel mooi voorstel betreffende de toegang tot het recht, namelijk dat ouders wier kind uit huis geplaatst dreigt te worden recht krijgen op een gratis advocaat. Dit zijn voorstellen waar we hard voor gevochten hebben en hard voor willen blijven vechten. Daarom blijf ik heel graag hier staan, om wel te vechten voor de dingen die voor ons belangrijk zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank voor die oprechte reflectie. Ik kan me daar ook iets bij voorstellen. Een deel van de argumentatie was ook: we zijn er onvoldoende in geslaagd om de basislijn te bewaken, de rechtsstaatverklaring en de ondergrens. Ik vond dat mevrouw Bruyning zich net mooi uitsprak. "We hebben het ook te weinig benoemd" zei een van de vertrokken collega's. Wat kunnen we deels gezamenlijk doen, maar wat gaat ook de heer Six Dijkstra doen om te zorgen dat het niet verder verslechtert en dat we het beter gaan bewaken? Los van de mooie beleidsmatige dingen waar ik naar uitkijk, is dat namelijk nog een belangrijk onderdeel van het ervoor zorgen dat we hier de rechtsstaat hooghouden.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat is een terechte vraag. We zijn niet de scheidsrechter in de coalitie, dat vooropgesteld. Ik geloof dat we een duidelijk en sterk eigen verhaal hebben, maar tegelijkertijd wel ook die grenzen moeten waarborgen. Ik zeg daarbij dat we dat niet als NSC tegen de rest doen. We doen dat met een coalitie van vier partijen. Daar moeten we serieuze gesprekken over voeren. Misschien moeten die soms ook wat serieuzer zijn dan ze tot nu toe zijn geweest. Het is in die zin voor ons een wake-upcall geweest. Het is een moment geweest dat we markeren en dat ons ook ontzettend veel pijn heeft gedaan. Maar het is ook nog niet ten einde. We gaan de gesprekken voortzetten met elkaar. We willen het met elkaar gaan hebben over polarisatie in de samenleving en op andere plekken. Er is nu geen concrete handeling die ik de heer Sneller kan aanreiken, maar dit is wel iets wat voor mij persoonlijk heel belangrijk is. Ik weet dat zowel ik als al mijn andere fractieleden, plus diegenen die daar nog bij zullen komen, dat ontzettend belangrijk vinden. Daar zullen we ons op onze manier ook blijvend voor inzetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er ook nog een interruptie van mevrouw Helder van de BBB.
Mevrouw Helder (BBB):
Hoorde ik collega Six Dijkstra nu aan de minister vragen om in het onderzoek naar de strafbeschikking de toegang tot de rechter mee te nemen?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Even kijken.
De voorzitter:
We zoeken het even op!
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat klopt, ja.
De voorzitter:
Mevrouw Helder heeft nog een vervolgvraag.
Mevrouw Helder (BBB):
Dan is mijn vraag de volgende. Dit vreesde ik namelijk al. De strafbeschikking is nou juist bedoeld om de rechter te ontlasten, door veelvoorkomende misdrijven waar een maximale gevangenisstraf van zes jaar voor staat door het Openbaar Ministerie zelf te laten afdoen. Daarvoor hoef je dus geen toegang tot de rechter te hebben.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Nee, maar iemand die een strafbeschikking krijgt, kan natuurlijk wel in verzet gaan. Dan kan de zaak alsnog voor de rechter verschijnen. Dat is wel iets wat ik graag mee zou willen nemen in het onderzoek.
Mevrouw Helder (BBB):
Ja, maar verzet teken je wel als eerste aan bij het parket. De bedoeling is nu juist als volgt. Iedereen wil graag zo snel mogelijk van zo'n zwaard van Damocles af, want dat is wat een strafzaak toch altijd is. Ik vraag me dus af of we nu niet een deur openzetten die ertoe leidt dat dit langer gaat duren, waardoor de strafbeschikking uiteindelijk wordt uitgehold. Dat vindt mijn fractie wel een gevaar.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Maar wij vragen om het onderzoek mee te nemen. Ik denk dat de vraag van mevrouw Helder duidelijk is en dat dat zeker onderdeel is van het onderzoek. Het is dus niet zo dat wij nu concrete maatregelen voorstellen, maar we vinden wel dat dit iets is wat meegenomen moet worden. Het moet niet zo zijn dat mensen heel lang moeten wachten voordat ze bij de rechter kunnen komen als ze in verzet gaan. Ik denk dat wij allebei hetzelfde probleem zien, namelijk dat de strafrechtketen vastloopt. Toegang tot de rechter is belangrijk, zeker voor de mensen die geen strafbeschikking krijgen. Maar ook voor de mensen die die wel krijgen en die vervolgens in verzet gaan, moet de toegang tot de rechter uiteindelijk gewaarborgd zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft de heer Van Nispen alweer zijn zevende interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Zeker. Maar deze gaat ook weer over een ander onderwerp. Want we moeten het hebben over de Autoriteit Persoonsgegevens. De heer Six Dijkstra was bijvoorbeeld bij het debat over digitale zaken. In dat debat hebben we dit ook besproken. Daarin zijn amendementen ingediend, onder andere door GroenLinks-PvdA en de SP, voor extra budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens, de privacywaakhond. Want bescherming van persoonsgegevens wordt alleen maar belangrijker in het digitale tijdperk. De heer Six Dijkstra vraagt daar ook vaak aandacht voor. De reactie van de minister van Justitie en Veiligheid — dat weet de heer Six Dijkstra vast nog wel — was in dat debat eigenlijk ronduit teleurstellend: "Er is niet overal geld voor. Het zal toch een beetje moeten gebeuren met de middelen die ze daar nu hebben. Ze gaan erop vooruit." Dat betwist ik overigens. Nou ja, ze gaan er een heel klein beetje op vooruit. Maar dat zal toe moeten groeien naar die 100 miljoen. Dat weten we uit allerlei onafhankelijke onderzoeken, maar ook uit de parlementaire enquête. Ik wil de heer Six Dijkstra niet vragen om ons amendement te steunen; misschien steunt hij die van GroenLinks-PvdA wel. Ik weet het niet. Maar ik wil hem wel vragen of de uitkomst van deze begrotingsronde zou kunnen zijn dat dit zo blijft en dat er niks bijkomt. Hoe ziet NSC dat?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank voor de vraag. Ik onderschrijf inderdaad wat de heer Van Nispen zegt over de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens binnen de rechtsstaat: het gaat om een stuk privacy, maar daar waar dat nodig is, gaat het ook echt om een stuk bescherming van de burger tegen de overheid. Denk ook aan controle op algoritmes. De AP heeft een heel belangrijke en ook een heel omvangrijke taak. Het is inderdaad zo dat de AP nu niet alles kan doen wat die zou moeten doen. Gelukkig gaat er wel een bedrag naartoe: er gaat ruim 4 miljoen naar de AP toe. Daar zijn we in principe al blij mee. Maar is het voldoende? Nee. Het zal voorlopig ook nog niet voldoende zijn.
In principe valt dit binnen de portefeuille van mijn collega Sandra Palmen, die hier zo meteen zal staan en, zo meen ik, ook wat over de AP zal zeggen. Maar in algemene zin is dit wel iets wat op ons netvlies staat. Ik meen dat het specifieke amendement van de heer Van Nispen de dekking ook haalt uit de enveloppe rechtsstaat, waar bijvoorbeeld initiatieven van staatssecretaris Struycken in zitten die gaan over toegang tot het recht. Dat vinden wij dus net een ongelukkige dekking. Collega Palmen zal er wat nader op ingaan en er ook wat vragen over stellen. Wij zouden inderdaad ook graag zien dat er wel wat kan gebeuren. We kunnen nu niet concreet zeggen op welke manier en hoe, maar we zien wel het belang ervan in en zouden graag zien dat we in dit land een sterke AP hebben, die daadkrachtig kan optreden en de burger kan beschermen tegen inbreuken door de overheid en door grote bedrijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik u voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. U verwees al naar uw collega Palmen, die ik nu uitnodig om haar inbreng te komen doen, uiteraard ook voor Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De begroting van Justitie en Veiligheid gaat over rechtsbescherming en veiligheid. Er zijn vier thema's die ik vandaag zou willen bespreken.
Zo zijn verkeersboetes bedoeld om het verkeer veiliger te maken. De memorie van toelichting bij de Wet Mulder was duidelijk: een boete moet zo laag zijn dat men deze meteen en in één keer kan betalen. Door rood licht rijden levert vandaag de dag echter een boete op van €300. Na wettelijke verhogingen door niet betalen kan de boete oplopen tot €900, en dat is nog zonder de incassokosten. Boetes die oorspronkelijk bedoeld zijn om een gedragsverandering te bewerkstellingen en om daarmee de verkeersveiligheid te ondersteunen, worden ingezet om gaten in de begroting te dichten. Hierdoor leiden verkeersboetes ook tot schulden. Naast de boetebedragen vindt Nieuw Sociaal Contract de wettelijke verhogingen die momenteel worden toegepast bij niet betalen te hoog.
De eerste stappen in de goede richting zijn gezet door het CJIB afwegingsruimte te bieden en de eerste aanmaning gratis te maken. Wat ons betreft is dat nog niet genoeg. Daarom heeft Nieuw Sociaal Contract eerder een motie ingediend om in kaart te brengen hoe een verlaging van de aanmanings- en incassokosten bij boetes op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften vorm kan krijgen en welke kosten hiermee gepaard gaan, en hierover uiteraard de Kamer te informeren. Daar voeg ik nu aan toe het verzoek om na te gaan of de kosten die hiermee gepaard gaan, kunnen worden gedekt uit de middelen die in het hoofdlijnenakkoord zijn toegekend voor groepen in de knel.
Dan toegang tot het recht en het bevorderen van het oplossen van juridische problemen. Rechtsbescherming is een grondrecht. Dat geldt zeker voor kwetsbare burgers. Onze maatschappij wordt steeds complexer. Burgers lopen daardoor vaker tegen problemen aan. Daarbij moeten zij kunnen rekenen op toegankelijke en laagdrempelige rechtshulp. De Huizen van het Recht, eventueel in samenwerking met het Juridisch Loket, staan klaar voor mensen om oplossingen te vinden voor hun juridische problemen. Collega Van Nispen van de SP heeft eerder het initiatief genomen voor het eerste Huis van het Recht. Dat vinden wij een ontzettend mooi en belangrijk initiatief. Wat ons betreft breiden we dit initiatief verder uit. Het zou bijvoorbeeld heel waardevol zijn om een kwartiermaker aan te stellen of iets dergelijks. Ik zie daarbij dat een aantal leden amendementen hebben ingediend die zien op de generieke taakstelling op subsidies voor een aantal organisaties. Geldt deze taakstelling ook voor het Juridisch Loket, vraag ik aan de staatssecretaris. En zo ja, kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat het Juridisch Loket ook ontzien wordt? Ik overweeg een amendement op dit punt.
Daarnaast wil ik ook kort ingaan op de AP — mijn collega Six Dijkstra had het al aangekondigd — want een sterke AP is ontzettend belangrijk. Op dit moment worden boetes die door de Autoriteit Persoonsgegevens worden opgelegd aan grote bedrijven onderberaamd. Deze bedrijven gaan namelijk vaak lang in procedure tegen deze boetes, waardoor de inkomsten hiervan flink achterlopen, wat terug te zien is in de beraming van de AP. De vraag aan de staatssecretaris is of hij voor de Voorjaarsnota in kaart wil brengen in hoeverre de inkomsten van de AP realistisch beraamd zijn en of er eventueel incidenteel dekking gevonden kan worden in boete-inkomsten voor de financiering van de AP. Wel willen we uiteraard hierbij benadrukken dat het geen perverse prikkel moet zijn voor een toezichthouder om meer of hogere boetes op te leggen. Het gaat ons om de huidige trend.
Tot slot de landsadvocaat. De landsadvocaat heeft een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd gekregen. Een dergelijke maatregel wordt niet zomaar opgelegd. In dit geval ging het om het schenden van de kernwaarde van vertrouwelijkheid. De relatie tussen de rijksoverheid en de landsadvocaat zou echt minder exclusief moeten zijn. De commissie-Silvis heeft in het rapport van de Commissie onderzoek advocatendiensten aan de Staat aanbevelingen gedaan. Wij vragen ons af of en hoe deze aanbevelingen zijn opgevolgd. Daarnaast zouden de departementen zelf veel meer voorbereidende taken kunnen overnemen en het aantal advocaten in dienstbetrekking bij de ministeries kunnen uitbreiden. Ook zouden er andere advocatenkantoren voor de juridische dienstverlening ingeschakeld kunnen worden. Wij overwegen in de tweede termijn hierover een motie in te dienen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u een interruptie van mevrouw Lahlah namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik wil aanhaken op mijn collega Sneller en op het gegeven dat mevrouw Palmen de democratische rechtsstaat in haar portefeuille heeft. De afgelopen week hebben we gezien dat de rechtsstaatverklaring, die aan de basis ligt van de huidige coalitie, heel erg onder druk heeft gestaan, niet alleen door het vertrek van een staatssecretaris, maar ook door het vertrek van twee van uw fractiegenoten uit de Kamer. Ik ben heel erg benieuwd naar de reflectie van NSC, van mevrouw Palmen. Hoe kijkt u terug op deze ontwikkelingen, zeker in het licht van de naleving van de rechtsstaatverklaring?
Mevrouw Palmen (NSC):
Mijn collega Six Dijkstra gaf al aan dat het voor ons echt een moeilijke en heftige week is geweest. We hebben veel contact gehad met Nora Achahbar en met onze Kamergenoten in de fractie. Het zijn pijnlijke keuzes die zij hebben gemaakt, persoonlijke afwegingen, waar wij respect voor hebben en die wij ook moeten respecteren. Het is een wake-upcall dat daarbij de omgangsvormen en de rechtsstaatverklaring onder druk zijn komen te staan. Het is echt een heel belangrijk gegeven. Ik vind het volgende ook belangrijk. Dat is ook de oproep geweest van Nora Achahbar: ga alsjeblieft door; ga door met de strijd, maar ga wel harder handhaven op de rechtsstaatparagraaf. Ik hoop daarbij ook uw Kamer aan mijn zijde te vinden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij om te horen dat de rechtsstaatverklaring een waarborg zou moeten zijn, maar we zien nu dat die afspraken niet worden nageleefd. Ik citeer de staatssecretaris: "Telkens als er een grens overgegaan werd, vroeg ik mezelf af of ik me daar overheen kon zetten. Dat lukte, maar de grens werd wel overschreden." Of neem het citaat uit de verklaring van mevrouw Zeedijk-Raeven: "Het kost de regering te veel moeite om te handelen conform de voor mij zo belangrijke afspraken uit de rechtsstaatverklaring. Ook de Tweede Kamerfractie, inclusief mijzelf, is onvoldoende in staat geweest om normerend op te treden." Mede omdat ik zojuist de PVV-woordvoerder in dit debat, uw coalitiepartner, hoorde zeggen dat de media, de NPO, niet te vertrouwen zijn, vraag ik me toch af: hoe gaat NSC er nu voor zorgen dat deze verklaring meer is dan een loze belofte?
De voorzitter:
Een punt van orde.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter, zou u erop kunnen toezien dat er niet een debat gevoerd wordt dat gisteren aangevraagd is en dat vandaag niet als onderwerp op de agenda staat? Dit zijn allemaal zaken die niet aan de orde van de dag zijn. Ik vind het allemaal prima dat er over allerlei zaken gesproken wordt, maar laten we ons wel beperken tot de inhoud van de agenda. Ik zou ook willen dat er niet allemaal sneren worden gegeven, terwijl ik niet achter het spreekgestoelte sta en me dus niet kan verdedigen.
De voorzitter:
Het is natuurlijk een aanpalend thema. Ik ben het met u eens dat het niet alleen maar hierover moet gaan, dus daar zal ik op toezien. Tegelijkertijd vind ik het ook aan de collega's van NSC om aan te geven dat ze vinden dat ze voldoende op een vraag hebben geantwoord.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik vraag naar een actualiteit die de PVV-woordvoerder zelf heeft ingebracht. Mevrouw Palmen zegt daarvan: we hebben hiervan geleerd en gaan hier harder op normeren. Maar wat betekent dat dan?
Mevrouw Palmen (NSC):
Op het moment dat er een concreet voorstel wordt ingediend, bijvoorbeeld een wetsvoorstel, dan zullen wij allemaal met elkaar kijken of dat voldoet aan wet- en regelgeving en die rechtsstaatverklaring. Dat is een heel concreet voorbeeld van waar wij op zullen toezien. Daarnaast worden er heel veel gesprekken gevoerd, ook achter de schermen. Ik denk dat dat ook belangrijk is om mee te geven. Ik denk ook dat het heel belangrijk is om nu verder over dit belangrijke onderwerp te spreken en het nu te gaan hebben over de begroting van Justitie en Veiligheid.
De heer Boswijk (CDA):
Ik heb er ook mee zitten worstelen of ik het bij dit debat moest doen, maar het raakt wel degelijk aan de rechtsstaat. Dan is dit wel het debat waar het het dichtst bij komt, dus ik wil toch verdergaan op wat collega Lahlah net zei. Wij hebben allemaal het hoofdlijnenakkoord gezien en onze zorgen enzovoort allemaal gedeeld. En wij werden continu gerustgesteld met de woorden: er is een rechtsstaatverklaring. Maar eerlijk is eerlijk, tot op de dag van vandaag blijkt dat toch een dode letter te zijn. Wij hebben nu allemaal voorbeelden waarbij naar de PVV wordt gewezen, maar ik noem maar even een ander voorbeeld dat terloops erin wordt gegooid, namelijk: Oekraïne moet maar een bufferstaat zijn. Dat is een opmerking die ingaat tegen alle verdragen die Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog heeft getekend. In het Handvest van Parijs is bijvoorbeeld vastgelegd dat democratische landen zelf over hun toekomst gaan. Dat staat haaks op een bufferstaat.
De voorzitter:
Komt u tot uw vraag, anders telt hij voor twee.
De heer Boswijk (CDA):
Het gebeurt eigenlijk aan de lopende band. Het zijn niet de dingen die allemaal in het nieuws komen, maar aan de lopende band wordt die rechtsstaatverklaring ondermijnd. Ik hoor mevrouw Palmen wel zeggen: we gaan pas acteren als er daadwerkelijk een wetsvoorstel voorligt. Maar ik denk dat het aan ons allemaal is, maar in het bijzonder aan NSC — want de handtekening van NSC staat onder die rechtsstaatverklaring — om ook te normeren en om veel harder te zijn als er zulke suggesties worden gedaan. Tot nu toe is dat onvoldoende gebeurd en wordt er toch een loopje genomen met NSC.
De voorzitter:
Ik heb twee interrupties genoteerd, want u heeft dit echt uitgebreid gedaan. Ik kijk of mevrouw Palmen nog iets toe te voegen heeft aan hetgeen zij eerder heeft gezegd.
Mevrouw Palmen (NSC):
Nee. Ik zal hetgeen de heer Boswijk aangeeft, meenemen in de overwegingen en in de besprekingen die wij voeren met de samenwerkende partners. Dank u wel. Ik wil er verder niets aan toevoegen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag. Maar nogmaals, het gaat hier niet over de rechtsstaatverklaring. Het gaat hier over de begroting JenV. Uiteraard is het aanpalend en actueel, dus ik laat enige ruimte. Maar het debat gaat wel over de begroting.
De heer Boswijk (CDA):
Dat begrijp ik helemaal, voorzitter. Ik ga nu een interruptie doen. Het is zonde van mijn tijd enzovoort, maar ik wil het toch markeren. We werden allemaal zoet gehouden met dingen als: het is extraparlementair; we kunnen het over alles hebben en we gaan wisselende samenwerkingen aan. Ik heb nog nooit zo'n dichtgetimmerde coalitie gezien. Waarom moet ik het hier agenderen? Omdat vervolgens bij de begroting Buitenlandse Zaken BBB, die die opmerkingen maakte, niet aanwezig is en omdat een debat dat wordt aangevraagd over de rechtsstaatverklaring wordt geblokkeerd. Wij kunnen het er gewoon niet over hebben. En dan stel ik een keer een vraag omdat hier diegene zit die zegt van de rechtsstaat te zijn, en dan krijg ik geen antwoord en wordt er gezegd: we kijken ernaar. Begrijpt mevrouw Palmen dat ik daar een beetje moedeloos van word?
Mevrouw Palmen (NSC):
Dat zijn uw woorden. Ik vind het heel vervelend om die te horen. Ik trek ze mij aan.
De voorzitter:
De heer El Albassi namens DENK. Voor u geldt uiteraard hetzelfde: u kunt uiteraard uw vraag nog stellen, maar we gaan niet zeven interrupties doen. Ik zeg niet dat u dat wilt doen, maar dat zeg ik alvast als vooraankondiging over dit thema.
De heer El Abassi (DENK):
Nee, ik ben ook niet van plan om hieraan zeven interrupties te verspillen. Ik heb er nog vijf overigens. Dat NSC het spijtig, jammer, vindt dat Kamerleden en de staatssecretaris vertrokken zijn, snap ik. Dat vinden we allemaal verschrikkelijk. Daar zal ik ook iets over vertellen in mijn bijdrage. Wat we niet snappen, en dat is hoogst ongebruikelijk, is dat NSC nu voor een keuze stond, namelijk: polarisatie of verbinding. Toch koos NSC voor de weg van polarisatie. Dat gebeurde ondanks het feit dat het constant heeft gezien dat het niet is gelukt. Ik zou toch willen vragen of NSC nog steeds van mening is dat het gaat lukken om de polarisatie die nu toeneemt juist om te buigen?
Mevrouw Palmen (NSC):
Wij hebben met de fractie de afweging gemaakt. We zijn gezamenlijk tot het besluit gekomen dat we nog niet klaar zijn met het werk dat wij hier te verrichten hebben. Daar willen we graag mee doorgaan. Het is natuurlijk wel zo dat op het moment dat je wat dichter met je handen bij het stuurwiel zit, je ook makkelijker de auto recht kunt houden. Het is wel iets waar we voor waken. En nee, wij kiezen niet voor polarisatie. Ik vind het namelijk net zo afschuwelijk als u dat vindt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer El Abassi (DENK):
Het enige wat ik eerder heb geconstateerd, is dat partijen in dezelfde of soortgelijke omstandigheden gekozen hebben voor hun eigen staatssecretaris, hun eigen minister of hun eigen Kamerleden. NSC besluit om dat niet te doen. Dat is zijn goed recht.
Ik zal overgaan naar het onderwerp van vandaag, namelijk de verkeersboetes. Ik hoorde NSC daarover. Ik zou NSC willen vragen wat het bijvoorbeeld vindt van het rechtsstatelijk advies van het OM om de boetes te verlagen met 30% tot 40%. De Raad van State adviseert om het uitsluitend voor verkeersveiligheid in te zetten. Wat vindt NSC daarvan?
Mevrouw Palmen (NSC):
Ook dat vind ik hele waardevolle adviezen en toevoegingen. Ik denk ook dat we daar graag naartoe zouden willen werken. Tegelijkertijd zullen we ook realistisch moeten zijn. Vandaar dat ik ook richting de staatssecretarissen kijk om te zien wat mogelijk is en daarom ook de moties om extra dekking te zoeken daar waar mogelijk.
De heer El Abassi (DENK):
Iets is rechtsstatelijk of is het niet. Daar hebben we geen dekking voor nodig. Als iets niet mag, als iets niet kan, dan doen we dat niet. Begrijp ik het antwoord van NSC goed? We willen ons best aan de rechtsstaat houden en we willen ons best aan het advies van het OM houden en ook aan de mening van de Raad van State, maar alleen als het betaalbaar is. Is dat hoe ik het mag interpreteren?
Mevrouw Palmen (NSC):
Nee, zo mag u dat niet interpreteren. U weet zelf als geen ander dat dit een proces is dat in de loop der jaren is ontstaan. De laatste tijd zien we steeds meer dat verkeersboetes en de opbrengsten daarvan gebruikt worden om begrotingen te dichten. Ik vind dat een kwalijke ontwikkeling. Ik zou niets liever willen dan teruggaan naar de oorspronkelijke doelstelling, namelijk het stimuleren van de verkeersveiligheid.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Palmen voor haar inbreng namens Nieuw Sociaal Contract en nodig mevrouw Bruyning uit om ook haar inbreng voor Nieuw Sociaal Contract te doen. Ik kreeg al wat vragen van leden of ik nog ga schorsen voor een dinerpauze, maar ik zou dit debat eerst willen afronden, omdat een aantal van u ook het volgende debat moet doen. Dan kunnen we een uur schorsen en kunnen die mensen rustig eten. Dus we maken dit debat helemaal af voordat we gaan schorsen.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Kinderen en jongeren hebben ook een stem. Zij kunnen vaak ook iets vertellen over hun situatie. Maar wordt er wel afdoende naar hen geluisterd? Juist bij uithuisplaatsingen en diverse vormen van hulpverlening is het van groot belang dat de stem van kinderen wordt gewaarborgd in beslissingen die hen aangaan. Het hoorrecht is verankerd in artikel 12 van het IVRK, dat stelt dat kinderen gehoord moeten worden en dat hun mening serieus genomen moet worden, afgestemd op hun leeftijd en hun begrip. Hierbij is de belangrijkste taak om ervoor te zorgen dat kinderen veilig hun mening kunnen delen. Veiligheid staat op gelijke voet met kindvriendelijkheid. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de betrokken mensen om het kind heen, zowel professionals als mensen in een andere hoedanigheid. Het is van cruciaal belang dat kinderen begrijpen hoe hun verhaal en hun gevoelens in beslissingen zijn verwerkt. NSC is dan ook voor het uitbreiden en doorontwikkelen van de waarborging en toepassing van het hoorrecht voor kinderen binnen de jeugdbescherming. Kan de staatssecretaris aangeven wat zijn visie hierop is en of er al maatregelen dan wel plannen liggen om het te verbeteren?
Ik blijf even bij de jeugd en ga naar het jeugdstrafrecht. Het pedagogisch uitgangspunt dat een centrale rol speelt binnen het jeugdstrafrecht, staat onder druk. De toenemende focus op repressie en strafmaatregelen dreigt ten koste te gaan van het oorspronkelijke doel, de rehabilitatie en herintegratie van de jeugdigen, makkelijker verwoord: de jeugdigen een tweede kans bieden. De potentiële jeugdige verdachte van vandaag kan met de juiste aanpak en kansen, wie weet, wel het Kamerlid van morgen zijn. Een aantal factoren speelt een grote rol bij het waarborgen van het pedagogische uitgangspunt. Allereerst zijn dat de snelheid en passendheid. De tijd tussen het gepleegde strafbare feit en de strafoplegging mag niet te lang zijn. Hoe langer de tijd ertussen, hoe minder de effectiviteit van de leercurve wordt. Hoe minder effectief de leercurve is, hoe groter de kans op recidive. In het gelijknamige rapport, Pedagogisch uitgangspunt onder druk, wordt gesteld dat jeugdigen nu vaak negen tot twaalf maanden op een uitspraak van de rechter moeten wachten, en dan moet ook nog de straf aanvangen. Dit is zeer onwenselijk, in het belang van de jongeren en de samenleving. De jongere in kwestie leeft in onzekerheid en kan zijn of haar leven eigenlijk niet oppakken tot de uitspraak en de eventuele straf die volgt. Hierin schuilt het gevaar dat die jongere nog verder afglijdt en in de tussentijd recidiveert, wat de samenleving absoluut niet ten goede komt. Heeft de staatssecretaris al plannen of maatregelen om de wachttijd binnen de jeugdstrafrechtsketen te verkorten? Wat hierin ook een grote rol speelt is de waarborging van specialistische kennis van de doelgroep en het jeugdstrafrecht. Deze lijkt in de huidige situatie in het gedrang te komen. Wat is de visie van de staatssecretaris op de waarborging van dit specialisme en kan de staatssecretaris iets zeggen over hoe dit vormgegeven kan worden?
Ook is de samenwerking binnen de jeugdstrafrechtsketen van groot belang. Als er een gecoördineerde en duurzame aanpak vanuit het ministerie van JenV op de organisaties binnen de jeugdstrafrechtketen zou komen, waarbij de belangen van de jeugdige de eerste prioriteit zijn, zou de maatschappelijke opdracht die zij hebben beter vervuld worden. NSC ziet hier een faciliterende en aansturende rol voor de staatssecretaris Rechtsbescherming weggelegd. Deelt de staatssecretaris deze visie ook? Zo ja, hoe zou zo'n aanpak eruit moeten zien volgens de staatssecretaris?
Tot slot brengen voorgaande en nog vele andere factoren de rechtspositie van de jongere binnen het jeugdstrafrecht in gevaar. Dat kan leiden tot afbreuk van de rechtsbescherming van de jeugdige verdachte. De staatssecretaris is onlangs een grootse aanpak ten aanzien van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming begonnen, waarbij de rechtsbescherming beter wordt gewaarborgd in wet- en regelgeving. Is de staatssecretaris van mening dat er ook binnen het jeugdstrafrecht naar zo'n aanpak moet worden gekeken?
Tot slot wil ik het onderwerp femicide uitlichten. Op 16 oktober jongstleden hebben we een commissiedebat hierover gehad. Dat de aanhouder grote verandering teweeg kan brengen in gezamenlijkheid is wel gebleken. Oud-Kamerleden en vele collega's hebben zich met hart en ziel jarenlang ingezet voor de zelfstandige strafbaarstelling van psychisch geweld, een van de grootste rode vlaggen bij femicide. De staatssecretaris voelde de urgentie ook en komt met een wetsvoorstel. Dit is een grote stap in de goede richting.
Toch wil ik met enige urgentie wijzen op de volgende twee punten. In Nederland hebben we inmiddels, recentelijk, namelijk succesvol seksuele intimidatie strafbaar gesteld, maar tot doodslag en moord zit er een leemte wat betreft femicide. Juist het opvullen van die leemte is van groot belang. Daarnaast wijs ik op de schotten tussen het strafrecht en het familierecht. Uiteraard moeten die er zijn, maar in het licht van femicide is het vaak een grijs gebied. Soms worden vrouwen geconfronteerd met het feit dat zij in het strafrecht niet serieus worden genomen en in het familierecht dan alsnog, in het belang van het kind of de kinderen, contact met de ex-partner moeten hebben, waarbij de voortzetting van het psychisch geweld alle ruimte krijgt. Ik vertrouw erop dat het eerstgenoemde punt in het ontwerpen van het wetsvoorstel zal worden meegenomen. Over het tweede punt heb ik nog een vraag aan de staatssecretarissen. Zijn de staatssecretarissen op de hoogte van dit probleem? Zijn zij bereid om onderzoek te doen naar dit probleem?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning, voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Ik kijk even of er nog een interruptie komt, maar die komt niet. Dan nodig ik de heer Van Nispen uit om namens de SP zijn inbreng te komen doen.
De heer Van Nispen (SP):
De toegang tot het recht is het fundament van onze rechtsstaat. Iedereen heeft recht op recht. Maar je recht halen is duur, duurt lang en is te ingewikkeld. Want waar moet je naartoe als je een probleem hebt? Het Juridisch Loket is helaas niet overal aanwezig. Wat de SP betreft breiden we het uit en zorgen we dat het Juridisch Loket het eerste aanspreekpunt is. Om te zorgen voor een stabiele financiering voor de toenemende vraag moet erin geïnvesteerd worden. Daarom hebben wij een amendement ingediend.
Maar met alleen het Juridisch Loket ben je er nog niet. Er zal lokaal samenwerking moeten zijn tussen alle partijen die een rol kunnen spelen bij een oplossing voor de mens met een probleem, bijvoorbeeld zoals in Heerlen. Daar is het eerste Huis van het Recht is opgericht. Ook in Breda wordt daar nu aan gewerkt. Het is een idee van de SP: een laagdrempelige voorziening in de buurt, waar mensen hun verhaal kunnen doen en de juiste hulp georganiseerd wordt, om escalatie van het probleem te voorkomen. Het werkt, zo weten we uit de evaluatie. Waarom organiseren we niet op nog veel meer plekken dit soort voorzieningen? Mensen die een brief niet begrijpen, kunnen er binnenlopen en mensen worden geholpen bij het bereiken van een oplossing voordat problemen erger worden. Het gaat om het organiseren en bevorderen van samenwerking tussen instanties. Is de staatssecretaris bereid hierin de regie te nemen en het aantal Huizen van het Recht uit te breiden, te beginnen in de wijken waar de problemen het grootst zijn? Zo versterken we de rechtsstaat concreet en dragen we bij aan het vertrouwen dat mensen in de overheid zouden moeten kunnen hebben. Ik sluit me aan bij wat mevrouw Palmen daarover zei.
Soms kan een probleem eenvoudig worden opgelost, maar soms ook niet. Als er een advocaat nodig is, dan moet die er wel zijn. Voor de mensen met lage inkomens staat dat ernstig onder druk. De sociaal advocaat dreigt uit te sterven. Het beroep vergrijst: er is nauwelijks jonge aanwas en het vak is niet meer aantrekkelijk. Vooral in toeslagenzaken en sociale zekerheid is er geen advocaat meer te vinden. Mijn vraag is of dat doelbewust beleid is, zodat mensen het niet meer tegen de overheid kunnen opnemen. Want als dat niet het geval is, waar blijven dan de grootse plannen van de staatssecretaris om het tij te keren? Hoe kan het dat er geen budget is uitgetrokken voor de commissie-Van der Meer II, terwijl we weten en zien aankomen dat de tarieven bij de tijd zullen moeten worden gebracht? Ook hier heb ik een amendement over ingediend, want een sterke rechtsstaat kan niet zonder sociale advocatuur.
We hebben in Nederland sociale advocatuur, nog wel, gelukkig, maar waarom hebben we eigenlijk geen sociaal notariaat? De initiatiefnota van de SP leidde tot nader onderzoek. Daaruit blijkt dat ook mensen met lage inkomens ergens terecht moeten kunnen om zaken vast te leggen of goed te regelen. Rechtszekerheid is niet alleen voor de rijkeren. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat dit nu echt opgepakt wordt en in overleg te treden met het notariaat om hierin stappen te zetten en met scenario's te komen van hoe zo'n sociaal notariaat eruit zou kunnen zien en welke budgettaire consequenties dat heeft?
Er is een woord voor als alleen mensen die heel veel geld hebben, hun zaken goed kunnen regelen, advocaten kunnen inhuren en rechtszaken kunnen voeren. Dat is "klassenjustitie": ongelijkheid in het recht, waarbij mensen met hogere inkomens of een hogere sociaal-economische klasse bevoordeeld worden ten opzichte van mensen met lage inkomens of uit een lagere sociaal-economische klasse. Die klassenjustitie is breder dan de toegang tot het recht. Het zit ook in het strafrecht. Praktisch opgeleide verdachten met een migratieachtergrond worden zwaarder gestraft. Ze hebben meer kans op vervolging door het OM en meer kans op gevangenisstraf bij de rechter. Minister, dit kan toch niet? Als je een witteboordencrimineel bent, erop los fraudeert of belastingen ontduikt, dan kom je er waarschijnlijk gewoon mee weg. Dat blijkt uit onderzoek van het FD bij de FIOD, het OM en experts. Waarom staan we toe dat witteboordencriminelen er zo vaak mee wegkomen? Het is een ernstig verwijt dat ik maak: klassenjustitie in Nederland. Wat is de reactie van de bewindspersonen hierop? Wat gaan zij hieraan doen? De minister van Justitie en Veiligheid zou geen klassenjustitie moeten accepteren. Een staatssecretaris Rechtsbescherming moet het zich enorm aantrekken dat mensen met weinig geld vaak geen schijn van kans hebben in onze rechtsstaat. Ik ben erg benieuwd naar hun reactie.
Ondertussen procedeert de Staat er met behulp van een omstreden en zeer dikbetaalde landsadvocaat nog lustig op los tegen toeslagenouders, Groningers en geadopteerden. De SP vindt al veel langer dat we afscheid moeten nemen van de landsadvocaat. We kunnen prima verder zonder Pels Rijcken. Tot die tijd moet het echt een tandje minder. Ik vind het niet uit te leggen dat er tientallen miljoenen euro's per jaar naar de landsadvocaat gaan. Stop daarmee. Versterk de rechtsstaat. Houd op met die onnodige procedures.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Ellian van de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Ik moest lachen, want meneer Van Nispen begon over de landsadvocaat, maar mijn vraag ziet daar niet op. Ik heb een moment gevonden waarop ik als VVD'er een keer aan meneer Van Nispen iets kan vragen over klassenjustitie vanuit ons perspectief. Het punt is namelijk vrij fundamenteel. Ik heb daar vragen over gesteld aan de minister, maar we wachten nog op antwoorden. Wat vindt meneer Van Nispen van grote drugscriminelen — het gaat dus over internationale drugshandelaren — die relatief hoge bedragen betalen aan het OM en dan met procesafspraken een lagere straf krijgen? Die schutter of die jongen die geronseld wordt uit de wijk heeft die mogelijkheden en dat geld niet. Is dat ook een vorm van klassenjustitie?
De heer Van Nispen (SP):
Dat zou inderdaad kunnen. Ik ken de discussie over procesafspraken een beetje. Ik denk dat u daar meer van weet dan ik. Er is veel over gepubliceerd. De discussie wordt ook gevoerd in de discussie over het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Ik heb inderdaad wel moeite met die procesafspraken. Ik vind het wel ingewikkeld. Het zou inderdaad zo kunnen zijn dat de uithalers, de straatschoffies die gezwicht zijn voor het grote geld, gewoon een dikke straf krijgen en de grote bazen erachter er door afspraken met een relatief lichtere straf dan de uithalers mee wegkomen. Dat is dan een groot probleem. Dat zij vaak niet tot op de laatste cent financieel kaalgeplukt worden, is ook een groot probleem. Daar maken we natuurlijk ook vaak een probleem van. Dus ja, ik zie het probleem.
Ik moet het een klein beetje nuanceren. Ja sorry, we moeten hier allemaal geen nuance hebben natuurlijk. Maar ik snap aan de andere kant wel dat er bij het OM en bij de rechtspraak wordt nagedacht over de proceseconomie, want de wacht- en doorlooptijden lopen op. Het is ons ook allemaal een doorn in het oog dat de zaken zich maar opstapelen op de plank. Dus ik begrijp wel weer dat er wordt nagedacht over het sneller afdoen van zaken. Maar het is wel goed dat we de discussie over klassenjustitie eindelijk zo goed kunnen voeren. Dat is hartstikke goed.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Gerechtstolken en vertalers zijn cruciaal in onze rechtsstaat. We kunnen niet zonder de tolken van de politietaps bij het OM en in de rechtszaal, maar zij zijn overgeleverd aan de grillen van de markt. De vorige minister heeft er commerciële bemiddelaars tussengeplaatst die aanbestedingen moeten winnen en er ook aan moeten verdienen, waardoor de tarieven natuurlijk nog verder onder druk zijn komen te staan. Wie verzint dit? De mensen die het werk doen, zijn zwaar de dupe. Ze komen in actie, terecht, en ze weigeren nu opdrachten van het OM omdat er geen boterham meer aan te verdienen is. Waarom doen de bewindspersonen hier niets aan? Gaat u er weer voor zorgen dat tolken weer voorrijkosten en wachttijden betaald krijgen, gaat u tolkdiensten weer vergoeden per begonnen halfuur en voert u voor vertalingen de betaling per normregel in? De beroepsgroep zou er namelijk niet op achteruitgaan. Dat hebben we hier in deze Kamer afgesproken, maar het gebeurt nu wél. Lang leve de marktwerking, zeg ik cynisch. Grijp in, zeg ik tegen de bewindspersonen. Ik bied u hierbij allemaal, de bewindspersonen voorop maar ook de leden, de enquête van de tolken aan waaruit de hele grote problemen blijken. Neemt u hier alstublieft kennis van en doe er wat aan.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Nispen (SP):
Over de kansspelen: we zijn niet verbaasd door de evaluatie, waaruit blijkt dat de opening van de gokmarkt een ramp is geworden. Er liggen natuurlijk al aangenomen voorstellen vanuit de Kamer van de SP, van de ChristenUnie en ook van het CDA, maar het duurt ons te lang. Daarom kondigen we vandaag een initiatiefwet aan. Die is vooral bedoeld om de staatssecretaris tot nog meer spoed te manen, zodat hij sneller is dan wij, maar we gaan ons best doen.
Een vraag nog aan de andere staatssecretaris, over Veldzicht. Wij zijn er niet gerust op dat onze motie ruimhartig wordt uitgevoerd en dat er geen tikkende tijdbommen de straat opgaan of terug moeten naar de COA-locaties. Mag ik de garantie dat dezelfde doelgroep opgevangen blijft worden, ook na 1 december, zodat we ongelukken kunnen voorkomen?
Tenslotte moet me nog iets van het hart. Er zitten hier drie bewindspersonen een begroting te verdedigen waarin toch best wel botte bezuinigingen zitten op allerlei zaken die we met elkaar hier belangrijk vinden. De subsidies van de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, de club die de aanpak van mensenhandel coördineert, dus CoMensha, het Meldpunt Kinderporno van Offlimits, het Rode Kruis, vrijwilligerswerk bij gedetineerden en de reclassering op Bonaire worden gekort. Er wordt zelfs bezuinigd op het budget van de brandweer en de crisisbestrijding. Laten we daar iets aan gaan doen. Doet de inhoud er nou nog toe of zijn we hier met elkaar echt slaaf geworden van de financiële plaat en de ondoordachte afspraken die gemaakt zijn bij het hoofdlijnenakkoord? De SP gaat hier in ieder geval niet mee akkoord. Hier gaat echt ellende van komen en we weten dat met elkaar; dat zeg ik ook tegen alle Kamerleden hier. Dus laten we er samen wat aan doen, want dit kan zo niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nog een interruptie van de heer Diederik van Dijk van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil even terugkomen op de kansspelen. Ik zag in de media het initiatief van de heer Van Nispen en de ChristenUnie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik weet wat u gaat vragen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Heel erg goed dat jullie je hiervoor inzetten. Ik denk dat we aan dezelfde kant van het touw trekken. Het viel me wel op dat beide initiatiefnemers aangaven dat we eigenlijk een verbod zouden moeten hebben, maar dat dit nog niet haalbaar is. Mijn vraag is: legt de heer Van Nispen nu niet te snel het hoofd in de schoot? Is het risico niet dat we aan de gang gaan met een wetsvoorstel dat een verbod, dat misschien echt zoden aan de dijk zou zetten, verder buiten beeld brengt? Ziet hij dat risico?
De heer Van Nispen (SP):
In mijn ideaal zou online gokken niet plaats moeten vinden. Ik zie dat daar te veel risico's aan zitten. Daar zijn we het denk ik snel over eens. Ik weet wel dat het gebeurt. Dat was ook voor de opening van de onlinekansspelmarkt al zo. Toen werd er illegaal gegokt. Het gebeurde. Toen is ervoor gekozen om het te reguleren. Onze houding is steeds iets opener geweest dan die van de fractie van de SGP, denk ik. Nogmaals, daar heb ik alle begrip en respect voor. Wij hebben wel nagedacht over de vraag hoe je een vorm met regulering kunt vinden waarbij de risico's in toom worden gehouden en er wordt gekanaliseerd naar het legale aanbod, weg bij het illegale aanbod. Wij hebben gewaarschuwd: doe het niet op deze manier. Daar hebben we helaas gelijk in gekregen. Wij kiezen er nu voor om te werken aan heel strenge regulering, met stevig toezicht waarbij kansspelaanbieders die zich niet aan de regels houden, eerder hun vergunningen verliezen. We willen ook veel meer aandacht voor preventie. Onze voorstellen zijn inmiddels openbaar. Dit is een bekende discussie. Ik snap het standpunt van de heer Diederik van Dijk heel goed, maar dit is de route die wij nu kiezen. Wij denken namelijk dat het nu niet realistisch is om terug te gaan naar een totaalverbod omdat we daar ook de zeer negatieve effecten van hebben gezien.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Helder. Dank voor het antwoord. Ik had uit de media begrepen, maar misschien heb ik me vergist of niet goed gelezen, dat het ook de wens van de SP is om op een verbod uit te komen. Maar ik begrijp dat u naar de meest strakke regulering zoekt. Dat is dus het standpunt van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Van Dijk heeft het absoluut goed gelezen. Het eerlijke verhaal is dat er bij mij persoonlijk en bij mijn partij een worsteling is rond de vraag wat nou een verstandige route is. Ik kies er nu voor om met heel strakke regulering te komen. Dat is het voorstel dat we hebben neergelegd.
De voorzitter:
Dank voor die nadere toelichting. Ik dank u voor uw inbreng namens de SP. We gaan door naar mevrouw Helder, die zal spreken namens de BBB.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van al lang Kamerlid zijn, is dat je ook over een lange periode kunt terugkijken om te bezien of het beleid beter is geworden. Soms is dat — dat moet ik erkennen — een recept voor teleurstelling, want sommige punten van kritiek keren jaarlijks terug. Ik noem de structurele financiële tekorten bij de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, in combinatie met steeds meer taken, die ook nog eens in omvang groeiden, en natuurlijk de prestaties in de strafrechtketen. Gelukkig heeft mijn fractie ervoor kunnen zorgen dat er geld bij komt in overleg met de coalitiepartners. Het gaat om structureel 280 miljoen. Maar het is geen geheim dat BBB dat te weinig vond. Gelukkig is er daarna nog structureel 100 miljoen bij gekomen. Dat is niet genoeg, maar wel een goed begin. Gezien de nota van wijziging wordt dit ook goed besteed.
Geld is natuurlijk ook niet de enige oplossing. Er moet efficiënt met bijvoorbeeld de schaarse politiecapaciteit worden omgegaan. Ook waardering speelt een rol. In dat kader mag er dan ook wel haast worden gemaakt met het wetsvoorstel voor een taakstrafverbod bij geweld tegen agenten, ambulancepersoneel en brandweerlieden. Graag krijg ik een reactie van de minister op het feit dat er blijkbaar weinig draagvlak is bij het Openbaar Ministerie voor nota bene haar eigen richtlijn die voorschrijft dat er een hogere straf wordt geëist bij geweld tegen hulpverleners. Het Openbaar Ministerie laat aangiftes van politieagenten lang liggen, geeft vervolgens nauwelijks tot geen informatie over de betreffende strafzaak, maar gaat wel snel tot vervolging over als de agent in haar ogen de fout in is gegaan. Graag een reactie van de minister op deze vier kritiekpunten.
Voorzitter. Ik noemde net al de politiecapaciteit. Dan bedoel ik de operationele bezetting. Die wordt al jaren niet gehaald. In 2021 zei de vorige minister te verwachten dat een formatie van 52.000 fte, en dan citeer ik, "naar verwachting in 2024 volledig is bezet". Maar uit de laatste jaarverantwoording van de politie blijkt dat dit bij lange na niet is gehaald. Er zijn nog ruim 1.000 agenten te weinig en dan moet je dus, zoals ik al zei, efficiënt met de inzet van agenten omgaan. Maar dat gebeurt niet. De politie is nog steeds de eerstverantwoordelijke voor de problematiek inzake de verwarde personen. Dat is wat mijn fractie betreft volstrekt onterecht en ook onhoudbaar. Inmiddels zijn er meer dan 138.000 incidenten per jaar ofwel 378 per dag. In de beleidsreactie van maandag staat als reactie op mijn aangenomen motie over de behandelteams naar het voorbeeld van de teams in San Diego — met een mooi Nederlands woord "Mobile Crisis Response Teams"; ik kan het niet helpen — dat een direct causaal verband tussen de inzet van deze teams en de afname van de inzet van de politie niet is aangetoond. Dat geldt dáár, maar ik denk dat dit causale verband in Nederland wel degelijk aangetoond kan worden als we dit gaan proberen. Ten eerste hebben die teams dáár namelijk een eigen meldnummer en wordt hier standaard de politie gebeld. In San Diego zijn er ook plekken waar een verward persoon naartoe gebracht kan worden, maar hier is dat vaak helaas nog noodgedwongen de politiecel en dat is voor niemand wenselijk. De inzichten die in San Diego zijn opgedaan, worden gelukkig wel verder uitgewerkt, maar ik zou graag een deadline hebben, want dit duurt inmiddels heel lang.
Voorzitter. De politie is ook geen wegsleepdienst of boksbal bij demonstraties. De politie pakt mensen op, maar het Openbaar Ministerie zegt dan: ja, wij gaan ze niet vervolgen. De politie zit dus altijd tussen twee vuren in. Van de burgemeester moeten mensen eigenlijk worden opgepakt vanwege de openbare orde, maar het Openbaar Ministerie, dat over de strafrechtkant gaat, zegt: wij gaan ze niet vervolgen. Ik weet dat de minister wacht op het gevraagde WODC-rapport dat eind dit jaar komt, maar kan hij alvast een tijdlijn aangeven van hoe het dan verdergaat? Dan kunnen we de minister aan de hand daarvan controleren, want ook dit duurt lang. Zoals ik al zei, moeten we zuinig zijn op onze agenten. Hun inzet gaat helaas steeds ten koste van andere taken, onder andere de zichtbaarheid in de wijk.
Voorzitter. Een ander punt van ergernis dat ook capaciteit kost en volgens mij snel verholpen kan worden, is het volgende. Politieagenten hebben via de diensttelefoon toegang tot verschillende databases, waaronder de Gemeentelijke Basisadministratie, het rijbewijsregister en het strafrechtregister. Wanneer iemand staande wordt gehouden die geen identiteitsbewijs bij zich heeft, kan op basis van naam en geboortedatum via de GBA de identiteit worden vastgesteld, maar de GBA biedt dan weer geen toegang tot de foto die gekoppeld is aan iemands paspoort of ID-kaart. De enige databases waarin wel een foto beschikbaar is, zijn het rijbewijsregister en het strafrechtregister. Als de betreffende persoon geen rijbewijs heeft en niet bekend is in het strafrechtregister, dan kan er geen foto van de staande gehouden persoon worden gevonden. Dat is zeer onhandig en beperkt de politieagenten in het snel en accuraat vaststellen van iemands identiteit. Ik vraag aan de minister of mogelijk aan zijn collega van Binnenlandse Zaken of hij ervoor kan zorgen dat de GBA ook toegang biedt tot de foto die al gekoppeld is aan iemands paspoort of ID-kaart. Die foto bestaat immers al en dezelfde systematiek wordt ook al gebruikt bij het rijbewijsregister. Mijn fractie denkt dat dit een aanzienlijke verbetering is voor het werken op straat. Uit navraag blijk dat dit wel gedeeld wordt.
Voorzitter. In het kader van capaciteit en efficiëntie is artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ook niet houdbaar in deze tijd, want dat zegt dat een aangehouden verdachte ten spoedigste wordt overgebracht naar de plaats voor verhoor ter voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie. Die plaats van verhoor is in de regel een politiebureau. Het wringt tegenwoordig aan twee kanten: te weinig agenten en het aantal politiebureaus neemt af. Ik geef een simpel voorbeeld. Een aanhouding bij een winkeldiefstal, hoe klein het bedrag ook, leidt tot de inzet van politie en vervoer naar het politiebureau. Ik vraag dus aan de minister: kan dat niet anders? Ik overweeg op dat punt een motie, om iets van beleid te bedenken of om dat wetsartikel aan te passen.
Voorzitter. Ik blijf het zeggen: het verdwijnen van politiebureaus is mijn fractie een doorn in het oog. Dan wijs ik naar het nog steeds actuele artikel van oktober 2021 met de veelzeggende titel Hoe Den Haag uit Nederland verdween. Plattelandsregio's zagen hun toegang tot de voorzieningen nog sneller dalen dan randstedelingen of inwoners van groeikernen. Gaat de minister deze negatieve spiraal doorbreken en ze weer terug in de wijk brengen of in ieder geval het huidige aantal behouden? Want het gebrek aan politiecapaciteit en politiebureaus heeft niet alleen gevolgen voor het veiligheidsgevoel, maar ook voor de pakkans en voor zwaarder straffen. BBB is blij met de extra investering in technisch hoogwaardige middelen voor de politie om de pakkans te vergroten, maar zonder politiebureaus — ik zei het al — zal dat niet lukken, want je moet een aangehouden verdachte ook ergens weer opbergen.
En dan een bruggetje, wel vrij groot, naar het volgende punt.
De voorzitter:
Voordat u dat doet wil ik de heer Van Nispen de gelegenheid geven om zijn laatste interruptie te plegen namens de SP.
Mevrouw Helder (BBB):
O, dat is een hele eer.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, die besteed ik graag aan mevrouw Helder. Over het niet sluiten van de politiebureaus hebben we recent een motie aangenomen. Nogmaals, dank voor de steun daarvoor. We hebben gevraagd om een pas op de plaats, want het kan inderdaad niet dat je in het coalitieakkoord opschrijft dat het belangrijk is dat de politie bereikbaar en nabij is, maar vervolgens wel toestaat dat je doorgaat met het sluiten van bureaus. Dat hebben we eigenlijk gekeerd door een Kamermotie aan te nemen. Waar ik nou zo bang voor ben, is dat er straks bijvoorbeeld door de minister gezegd gaat worden "ja, we moeten toch wat, het is of stenen of mensen", en dat het dan toch ten koste gaat van de politiecapaciteit, terwijl we dat allemaal niet willen. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Helder dat ziet. We weten dat er eigenlijk nu al een tekort is op de politiebegroting. Dat valt nog niet zo op, omdat er te weinig mensen worden gevonden; daardoor gaat het nog wel. Maar als gebeurt wat we allemaal hopen, dat er wel weer mensen worden gevonden, dan is er meteen een tekort. Wat doen we dan? Dit is een ingewikkelde vraag en mevrouw Helder is niet de minister — dat snap ik — maar ik wil haar toch in de gelegenheid stellen om er haar visie op te geven.
Mevrouw Helder (BBB):
Dat wil ik namens mijn fractie graag doen. Het klopt dat er een tekort is, zoals collega Van Nispen signaleert. Dat is zelfs 200 miljoen, dus dat is geen kattenpis, in net Nederlands. Maar goed, ik ben inderdaad niet de minister, maar ik wil wel antwoord geven. Het is niet zo zwart-wit dat het mensen of stenen zijn. Stenen om de stenen wil mijn fractie ook niet. Daarom heb ik dit ook genoemd. Op sommige plekken heb je gewoon een politiebureau nodig. Je moet een aangehouden verdachte wel ergens naartoe brengen. Op dit moment worden verwarde personen er soms ook ondergebracht. Dat wil mijn fractie beslist niet. Daarom hebben we op dat punt ook meegedacht. Maar mijn fractie kan geen keuze maken tussen mensen of middelen, waarbij die middelen dan de politiebureaus zouden zijn. Ze blijven nodig en wenselijk, net als een ziekenhuis. Je hoopt het nooit nodig te hebben, maar het moet er wel zijn. Er moet een gezonde balans worden gevonden.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Helder (BBB):
Het was een vrij grote brug, want ik sla het Openbaar Ministerie over, behalve de kritiek die ik er net even op heb geventileerd. Als er eenmaal een straf is opgelegd, moet die natuurlijk wel worden ondergaan of uitgezeten in geval van een gevangenisstraf. Maar als de veroordeelde zich hieraan onttrekt, is dat niet strafbaar. Degene die daar hulp bij biedt, is dat wel, maar de veroordeelde dus niet. Dat gebrek in de wet zou mijn fractie graag willen herstellen. Is de minister dat met ons eens? Op dat punt heb ik ook een motie klaarliggen.
Nu we er toch over spreken, wat is de stand van zaken naar aanleiding van mijn eerder aangenomen motie, samen met collega Ellian, om het verwijderen van de elektronische enkelband strafbaar te stellen? Na het zomerreces zouden wij daar een reactie op krijgen.
Voorzitter, tot slot, ik blijf het altijd noemen: de langlopende PTSS-dossiers en de onterechte verrekening van toegekende immateriële schadevergoeding. Maar liefst twee ministers hebben dit laten lopen. Driemaal is scheepsrecht, dus mijn hoop is gevestigd op deze minister. Het kost niet veel geld om dit uiteindelijk af te ronden conform de wens van de Kamer. Ik had hiervoor een amendement in voorbereiding, dat al door vele collega's gesteund zou worden, maar dan zou de Kamer de keus moeten maken waar het van afgaat, want bijna alle uitgaven van de politie zijn juridisch verplicht. Dat is niet fair, want dat treft in de regel de werkvloer. Het is ook onterecht, want de korpsleiding is hier aan zet. Ze hebben dat steeds laten lopen, terwijl de wens van de Kamer duidelijk is, en die van de agenten met PTSS ook. Ik doe dus een beroep op deze minister: kan hij de korpschef ervan overtuigen dat dit nu eindelijk moet worden afgehandeld?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Helder, voor uw inbreng namens BBB. Dan is nu het woord aan de heer El Abassi namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Dank, voorzitter. "Discriminatie heeft een gezicht gekregen", aldus een vertrekkend NSC-Kamerlid. In een land waar je "minder, minder Marokkanen" kan roepen en dan nog de grootste partij kan worden, is het een Marokkaans-Nederlandse vrouw gelukt om advocaat, politierechercheur, officier van justitie, rechter en ook staatssecretaris te worden. Nora Achahbar presteerde het zelfs om al deze functies te bekleden. En toch worden deze rolmodellen weggezet als onderdeel van een zogenaamd integratieprobleem, nota bene door een politicus die zelf veroordeeld is voor racisme.
Voorzitter. Deze zondebokpolitiek kan de ware crisis in dit land niet verhullen. Er is namelijk geen integratieprobleem; we hebben een acceptatieprobleem. Een racismeacceptatieprobleem, om precies te zijn. Dat zien we terugkomen in dit kabinet, een kabinet dat ruimte geeft aan partijen die getrouwd zijn met moslimhaat en xenofobie, partijen die minderheden beledigen, ophitsen, extremistische tweets plaatsen en debatten ontregelen. Dit zijn ook woorden van de twee inmiddels voormalige NSC-Kamerleden. Ze zagen eindelijk het gezicht van discriminatie. Maar laten we wel eerlijk zijn: dat was er al vanaf het begin, maar het was een keuze van deze coalitie om dat niet te zien. Ze dachten dat ze het monster van discriminatie en racisme konden temmen met een inlegvelletje over grondrechten, maar in plaats daarvan wordt onze rechtsstaat van binnenuit opgegeten. Wie had dat zien aankomen?
Voorzitter. Ik wil een aantal thema's aan de kaak stellen ter bescherming van onze rechtsstaat. Allereerst wil ik het hebben over onterechte signaleringen op allerhande terrorismelijsten. De Nationale ombudsman publiceerde vorige week het rapport Blind vertrouwen. De bevindingen zijn een bevestiging van wat DENK steevast heeft ingebracht. Burgers worden onterecht op terrorisme- en extremismelijsten geplaatst en leven gevangen achter wat een onzichtbare muur lijkt, met verstrekkende gevolgen voor hun vrijheid en rechtsbescherming. Burgers hebben er geen enkel zicht op of en waar ze geregistreerd staan, met wie die informatie gedeeld wordt en welke landen daar vervolgens consequenties aan verbinden. Dit is staatsburgerschap zonder rechtsbescherming. Het systeem faalt. Mensen blijven eindeloos vastzitten in een wirwar van registraties, signaleringen en bureaucratie, zelfs als daar geen enkele rechtvaardiging meer voor is. Hoe kan dit, wil ik vragen aan de minister.
De Ombudsman roept op tot onafhankelijk en structureel toezicht op de CTER-registraties. De minister heeft in zijn beleidsreactie op het rapport van de Ombudsman aangegeven samen met de relevante toezichthouders te verkennen of en, zo ja, hoe toezicht op de signalering en registraties van betrokken instanties versterkt moeten worden. Wanneer gaat de minister ervoor zorgen dat deze aanbevelingen worden uitgevoerd? Wanneer kan de Kamer hier een terugkoppeling over verwachten?
Voorzitter. Zoals de negentiende-eeuwse Duits-Joodse dichter Heinrich Heine ooit voorspelde: daar waar boeken worden verbrand, zullen uiteindelijk mensen worden verbrand. Deze waarschuwing viel in dovemansoren, getuige de vele anti-Joodse boekverbrandingen een eeuw later. Toen ik aanwezig was bij een koranverbranding, voelde het als een symbolische aanval op mij en miljoenen anderen. De verbranding van de koran is niet alleen een handeling tegen een boek, maar ook tegen de gehele islamitische gemeenschap. Het is een daad van haat, bedoeld om de islam te marginaliseren en zijn volgelingen uit te sluiten.
Voorzitter. Net zoals de naziboekverbrandingen het Jodendom in rook lieten opgaan, passen koranverbrandingen in een gelijke islamofobe context, waarin de islam als een bedreiging wordt gepresenteerd. Het normaliseren van zulke handelingen versterkt extremisme en polarisatie, wat leidt tot meer haat en onverdraagzaamheid. Wat gaat de minister doen om deze haatuitingen te voorkomen? Kan de minister toezeggen alles te doen aan het voorkomen van deze uitingsvorm van haat? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Voorzitter. De angst binnen de Joodse gemeenschap moeten we bloedserieus nemen. Antisemitisme moet, net als alle andere vormen van haat, op alle manieren bestreden worden. Tegelijkertijd moeten we oppassen dat incidenten niet worden misbruikt om angst te zaaien en groepen als zondebok aan te wijzen. Politici misbruiken de zorgen over antisemitisme om een vijand te creëren, en moslims en Marokkaanse Nederlanders worden in het bijzonder tot dader gemaakt.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Boswijk namens het CDA. Het is zijn zevende interruptie.
De heer Boswijk (CDA):
Ik deel de walging van mensen die de Koran verbranden; dat heb ik continu gezegd. Tegelijkertijd vind ik niet dat we het moeten gaan verbieden, omdat dat uiteindelijk ook weer een recht van demonstratie inperkt. Het is een ingewikkelde balans. Stel je voor dat iemand een Bijbel gaat verbranden. Dat zou dan voor mij net zo veel pijn doen, schat ik zo in. De beste manier om dit te bestrijden is als geloofsgemeenschappen dit gewoon compleet negeren. Zou DENK hierin een rol kunnen spelen, door juist als dit soort dingen gebeuren te zeggen dat het verschrikkelijk is, maar ook richting hun achterban te zeggen: negeer die gozer, want het is een triest figuur? Zou dat niet beter zijn dan dat er wordt gereld en de politie daartussen moet komen? Zou DENK bereid zijn om op dat soort momenten te de-escaleren?
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoorde het CDA niet over negeren toen hooligans aangevallen werden in Amsterdam. Het heeft niet lang geduurd voordat woorden als antisemitisme en andere woorden in de mond zijn gelegd. Ik geloof niet in negeren. We zijn al een hele tijd aan het negeren. Het enige dat we zien is dat het rechtervak iedere keer groter wordt. Ik denk dat we juist te lang onze kop in het zand hebben gestoken. Ik denk dat het tijd wordt dat er nu iets gaat gebeuren, zolang we hier nog een meerderheid hebben die tegen haat is, tegen polarisatie en tegen discriminatie. We zijn al te laat. We moeten onze handen ineenslaan. Ik zou het CDA willen vragen om op te staan als vanaf de rechterkant mensen opnieuw dat hatelijke en polariserende geluid, dat we de afgelopen weken hebben gehoord, willen laten horen.
De voorzitter:
Vervolgt uw betoog.
De heer El Abassi (DENK):
Dit vergroot niet alleen de kloof in onze samenleving, maar het doet ook geen recht aan de strijd tegen antisemitisme. Minister, vindt u ook dat we die term niet moeten gebruiken voor politieke doeleinden, aangezien dit de strijd tegen werkelijk antisemitisme bemoeilijkt? Hiermee bedoel ik dan bijvoorbeeld het valselijk gebruiken van de term pogrom. Deelt de minister de uitspraak van de Amsterdamse burgemeester dat de gebeurtenissen rondom Maccabi niet geduid kunnen worden als een pogrom? Is de minister het ook met de Amsterdamse burgemeester eens dat de term door politici wordt gebruikt als propaganda om te discrimineren?
Voorzitter. Een maand geleden kwam in een Europees rapport naar voren dat de helft van de moslims in Nederland discriminatie ervaart. Deze conclusies hoeven ons niet te verbazen als we lezen dat moslimhaat zonder gêne uitgesproken wordt door ministers. Snapt de minister dat er wantrouwen heerst over dit kabinet? Deelt de minister dat er vragen zijn over in hoeverre dit kabinet moslimhaat serieus neemt en bereid is om dit effectief te bestrijden? Welke maatregelen uit de voorgenomen aanpak tegen antisemitisme gaat hij ook uitbreiden naar moslimhaat?
Voorzitter. Vanaf eind volgend jaar geldt het landelijk beleid dat wijkagenten en boa's geen hoofddoek of keppeltje mogen dragen. Deze religieuze uitingen zouden namelijk niet neutraal zijn. Via een AMvB wil de minister zich zelfs gaan bemoeien met lokale wetgeving om de hoofddoek te weren. Terwijl dit kabinet wegkijkt bij discriminatie en moslimhaat binnen de eigen gelederen en er een schreeuwend tekort is aan boa's en politieagenten in de wijk, is het blijkbaar topprioriteit van dit kabinet om moslims die een hoofddoek dragen verdacht te maken. Want laten we eerlijk zijn: het verbod op religieuze uitingen gaat niet om het keppeltje of het kruisje. De echte weerstand zit tegen de islamitische zichtbaarheid. Waarom, vraag ik de minister. Waarom zo hijgerig op zoek naar manieren om vrouwen met een hoofddoek, die willen bijdragen aan onze samenleving, uit te sluiten?
Dank u wel, voorzitter. Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer El Abassi, voor uw bijdrage namens DENK. Ik zie mevrouw Teunissen al naar voren lopen. Zij zal spreken namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Een kabinet dat mensenrechtenverdragen en de Grondwet niet voor alle mensen verdedigt, respecteert onze democratische rechtsstaat niet en is zelfs een bedreiging voor onze democratische rechtsstaat. Een kabinet dat alle randen van de rechtsstaat opzoekt: dat hebben we de afgelopen weken gezien. Er hangt nu een zweem van uitsluiting, van chaos en van polarisatie rond dit kabinet, en dat is wel het laatste wat we kunnen gebruiken. We hebben een regering nodig die pal staat voor onze democratische rechtsstaat. Ik zou daarom aandacht willen vragen voor het demonstratierecht.
Het demonstratierecht staat onder druk. Rapporten van onder meer Amnesty zijn daar helder over. Het is in de rechtsstaat de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat grondrechten worden gerespecteerd. En we hebben een minister nodig die dit belangrijke recht verdedigt, respecteert, eerbiedigt en beschermt. Het is een recht dat burgers en minderheden de mogelijkheid geeft hun standpunten buiten verkiezingstijd te uiten, problemen aan de kaak te stellen en aandacht te vragen als de regering bijvoorbeeld ronduit weigert te luisteren naar de wetenschappelijke consensus over het existentiële gevaar van klimaatontwrichting. Dat is cruciaal in een democratie.
De verschillende uitspraken van de minister over het demonstratierecht maken het er niet geloofwaardiger op dat hij ook daadwerkelijk het demonstratierecht wil beschermen. In de media heeft de minister namelijk de uitspraak gedaan: "Ik wil kijken of we binnen het demonstratierecht grenzen kunnen stellen." In het hoofdlijnenakkoord staat: scherper onderscheid maken tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties. En precies dat onderscheid betekent de facto een inperking van het demonstratierecht. Vorige week zei de minister van Justitie dan weer: "Ik zit helemaal niet te praten over het inperken van het demonstratierecht en ik ben gehouden aan het EVRM." Als je die lijn volgt, kan er inderdaad weinig, zoals zijn juridische adviseurs net als de onafhankelijke ngo's hem kunnen uitleggen. Graag wil ik dus in dit debat een precieze duiding van deze minister. Wat wil de minister nou precies met het demonstratierecht en erkent de minister het cruciale belang ervan?
Voorzitter. Een andere oorzaak waardoor het demonstratierecht onder druk staat, is volgens mensenrechtenorganisaties het gebrek aan kennis bij de overheid over het belang en de reikwijdte van het demonstratierecht. Daardoor worden bijvoorbeeld burgemeesters onder druk gezet om preventief in te grijpen op demonstraties. Dus mijn vraag is: op welke manier gaat de minister kennis over het demonstratierecht en de reikwijdte daarvan vergroten?
De voorzitter:
Voor u vervolgt, u heeft een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik weet niet beter dan dat we nog voor kerst een apart debat hebben over demonstraties. Ik zie de minister knikken, maar het is goed dat mevrouw Teunissen dit onderwerp nu al aanroert, want daardoor komen we straks wellicht beter beslagen ten ijs. Ik zou mevrouw Teunissen willen vragen of zij vindt dat het demonstratierecht, het uitoefenen van je demonstratierecht, betekent dat je bijvoorbeeld altijd op een snelweg mag gaan staan, ongeacht waar je voor demonstreert. Overigens wil volgens mij iedereen dat recht beschermen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
In het demonstratierecht zijn een aantal voorwaarden opgenomen waaronder een demonstratie mogelijk is. Het is niet aan mij om te oordelen of je altijd op een snelweg zou mogen demonstreren. Dat is aan de driehoek en dat hebben we daarmee ook heel goed geregeld binnen onze wetgeving. Ik zou daarom willen pleiten voor de drie voorwaarden die er nu al worden gesteld. Dat in het belang van het verkeer een demonstratie kan worden beperkt, is een van de zaken die de driehoek al meeweegt. In mijn ogen zijn er dus genoeg middelen om bij demonstraties te handhaven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat vind ik eerlijk gezegd een heel hoopgevend antwoord, want demonstreren is natuurlijk per definitie een middel om aandacht voor je zaak te vragen. Je krijgt meer aandacht voor je zaak als je op een snelweg staat dan als je op het Malieveld staat; dat is een feit. De driehoek hier in Den Haag heeft nog geen enkele keer expliciet toestemming gegeven om op de snelweg te gaan staan. Toch zien we dat keer op keer gebeuren. Een driehoek zit dus eigenlijk met de handen in het haar wat betreft hoe die demonstraties in goede banen te leiden. Vindt mevrouw Teunissen dat de bepalingen die we in de Wet openbare manifestaties hebben, leidend moeten zijn en blijven als randvoorwaarden voor begrenzing — dat is het ook, hè — van demonstraties?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ten eerste deel ik niet de analyse dat de driehoek met de handen in het haar zou zitten. We hebben hele degelijke wetgeving omtrent het demonstratierecht. Een van die zaken is dat demonstranten binnen gehoorafstand van degene die het betreft zouden moeten kunnen demonstreren. Als dat op een vreedzame manier gebeurt, dan zou je dat als gemeente moeten faciliteren. Dat is in ieder geval het uitgangspunt, ook van de wet. Nogmaals, het is dus niet aan ons om te bepalen of dat mag. Het is aan de driehoek om te bepalen of je mag demonstreren op een snelweg. Wij hebben bepaalde wettelijke kaders waarbinnen dat kan plaatsvinden. Ik vind het heel risicovol als het Rijk probeert om daar beperkingen aan te stellen; dat is precies wat er nu gebeurt. Wij hebben het demonstratierecht in Nederland namelijk op een goede manier geregeld, maar in de uitvoering staat het onder druk.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen voor haar zevende interruptie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja. Ik hecht eraan om hier wel op te reageren, want er zitten twee fouten in het betoog van mevrouw Teunissen en dit luistert nauw. Het is namelijk niet aan de driehoek om te bepalen waar het mag. Je mag altijd demonstreren. We hebben in de Wet openbare manifestaties kaders. Eén daarvan is verkeer. In ieder geval bij alle demonstraties die hier op de snelweg hebben plaatsgevonden, is ook helemaal niet vooraf met de driehoek overlegd. Die zijn dus niet niet toegestaan en ook niet wel toegestaan. Ik hecht eraan om mevrouw Teunissen nog één keer het volgende te vragen. Ik wil graag van haar weten of het huidige wettelijk kader voor demonstraties wat haar betreft voldoende is om het demonstratierecht te borgen, te beschermen, te bewaken of welk woord je daar ook maar aan wil plakken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind dat het huidige wettelijke kader op sommige punten beter kan en dat dat nu nog te beperkend werkt. Dat zeg ík niet alleen, maar dat zeggen ook mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty. Die zeggen dat een aantal punten weleens worden geïnterpreteerd alsof die allesbepalend zouden zijn, bijvoorbeeld het belang van het verkeer. Dat is volgens mensenrechtenorganisaties als je internationale verdragen doorvertaalt, niet in alle gevallen het geval. Dus in principe steunen wij de huidige wettelijke kaders, maar zelfs daarin zitten nog een aantal dingen die verruimd zouden kunnen worden om het vreedzaam demonstreren — dat zeg ik met nadruk — beter mogelijk te maken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Ik wil nog even het punt toegang tot het recht benoemen. Daar hebben al veel collega's het over gehad. Dat zou uiteraard de topprioriteit van deze minister moeten zijn. Dat betekent dus een sterke sociale advocatuur, een goed functionerend tolkenapparaat en geen klassenjustitie. Ik vraag de minister daarop te reflecteren. Ik sluit me aan bij de vragen die daarover al door collega's zijn gesteld.
Voorzitter. Dan heb ik een belangrijk punt over de mestfraude. Zoals de minister hopelijk weet, produceren zo'n 100 miljoen dieren onder de meest verschrikkelijke omstandigheden samen een gigantische hoeveelheid mest, veel meer mest dan ons land aankan. Door de afwezigheid van beleid van uw collega, de minister van Landbouw, hebben veehouders nu twee keuzes: óf dieren afvoeren naar de slacht, óf illegaal mest uitrijden. Ook de minister van Justitie wordt al heel lang voor deze fraude gewaarschuwd, onder andere door het OM en de politie. Die zeggen: er is in Nederland een onverantwoord mestoverschot en de hele mestketen is gevoelig voor fraude. Er ligt hier dus ook voor de minister van Justitie een verantwoordelijkheid om te voorkomen dat er volgend jaar massaal mestfraude wordt gepleegd. Ik wil dus graag van de minister weten of hij met de landbouwminister heeft gesproken over het voorkomen van deze mestfraude. Erkent hij dat mestfraude volgend jaar flink kan toenemen, waarvoor ook de RVO waarschuwt? Wat gaat deze minister doen om dit te voorkomen?
Tot slot op dit punt, voorzitter. Het Openbaar Ministerie stelt: de enige manier om mestfraude werkelijk tegen te gaan, is krimp van de veestapel. Erkent ook de minister van Justitie dat? Gaat hij hierover in overleg met zijn collega van Landbouw?
Voorzitter. Tot slot wil ik het hebben over dierenmishandeling. Begin dit jaar is de Wet aanpak dierenmishandeling in werking getreden. De Tweede Kamer heeft bijna unaniem dit wetsvoorstel flink aangescherpt. We zien nu ook dat handhavingsinstanties steeds meer gebruikmaken van de nieuwe bevoegdheden die zij hebben gekregen. De eerste houdverboden aan dierenbeulen zijn ook al opgelegd. Dat is een grote vooruitgang. Maar helaas blijken er wel problemen in de uitvoering, want het OM en de politie zetten het opsporen van dierenmishandeling helemaal onderaan hun prioriteitenlijstje. Dat is niet wat de Kamer wil. Wat gaat de minister dus doen om ervoor te zorgen dat de aanpak van dierenmishandeling ook de aandacht krijgt die het verdient?
We hebben ook grote zorgen over het meldpunt 144, waar burgers dierenmishandeling bij kunnen melden. We krijgen signalen dat dit nummer volledig wordt uitgekleed, terwijl het werk dat ze doen zo belangrijk en effectief is. Bij 144 kwam vorig jaar een recordaantal meldingen binnen, niet alleen van dierenmishandeling, maar vaak ook van kinderverwaarlozing en huiselijk geweld. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen die dieren mishandelen, vaak ook hun partner of kind mishandelen, of dat in de toekomst gaan doen. In plaats van dat de minister nu zegt dat dit meldpunt een groot succes is en superbelangrijk, en dat we ervoor moeten zorgen dat ze hun werk goed en zorgvuldig kunnen doen, hebben ze sinds 2011 niet meer capaciteit gekregen, terwijl vorig jaar de politie zelf ook nog opriep het meldpunt flink uit te breiden met meer medewerkers. Dat is echt schandalig. Dus ik vraag de minister: waarom is de Kamer er niet over geïnformeerd dat meldpunt 144 wordt afgeschaald? Dat hebben we namelijk van het meldpunt zelf begrepen.
Bij feitelijke vragen heb ik er zelfs ook nog naar gevraagd. Het enige antwoord dat we kregen, was: er wordt gewerkt aan een businesscase voor de toekomst van meldpunt 144. Een businesscase? Nee, het meldpunt wordt nu dus helemaal uitgekleed. Dat is onacceptabel. Daarom heb ik een amendement ingediend om het meldpunt ook structureel met 2 miljoen euro extra per jaar te financieren, zodat er meer medewerkers in dienst kunnen komen en er weer 24/7 bereikbaarheid is. Ik ga ervan uit dat dit amendement kan rekenen op steun van de minister en deze Kamer, want dierenmishandeling moet worden gesignaleerd en aangepakt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties. Ik dank mevrouw Teunissen voor haar inbreng namens de Partij voor de Dieren. Dan zijn we toe aan de inbreng van de heer Diederik van Dijk, die het woord gaat voeren namens de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Wie beschermt hen die ons beschermen? Het werk van politiemensen is onmisbaar. In het heetst van de strijd houden zij ons land veilig. Wie beschermt hen als zij belaagd en mishandeld worden? Het OM houdt zich niet aan de richtlijn voor een driedubbele strafeis in geval van delicten tegen mensen met een publieke taak. Maar als een politieagent geweld gebruikt, volgt er binnen een week een klacht tegen diens optreden. Deze dubbele maat is een klap in de gezichten van agenten en hulpverleners. We moeten ons afvragen of een onderzoek naar vermeend geweldsmisbruik zomaar op zijn plaats is bij verboden demonstraties. Wanneer gaat de minister serieus werk maken van het wetsvoorstel Wet uitbreiding taakstrafverbod? Gaat hij stevig met het OM in gesprek om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor het naleven van de driedubbele strafeis?
Voorzitter. De laatste jaren wordt de politie steeds meer gezien als wegsleepdienst voor demonstraties en als taxibedrijf voor verwarde personen. Maar de rek is eruit en aangiftes blijven liggen. Welke maatregelen neemt de minister om wijkagenten meer in de wijk te laten opereren? Voorts doe ik een beroep op de minister om alle wettelijke instrumentaria te benutten om antisemitisme buiten de deur te houden. Is hij bereid om de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding vaker in te zetten ingeval een spoedeisende situatie dat vergt?
Voorzitter. Dat de strafrechtketen piept en kraakt, zien we ook in de afhandeling van het aantal zaken. Wat de SGP betreft moet het kabinet zo snel mogelijk maatregelen treffen om misbruik van de rechtsgang te voorkomen. Zo raakt de rechtspraak onder andere belast door de enorme hoeveelheid dwangsommen. Dit kost de Staat miljoenen, die niet terechtkomen bij de burger, maar bij bemiddelingsbureaus. Dat gaat ten koste van efficiënt beleid. Uit onderzoek — ik verwijs onder meer naar artikelen op de website mr-online.nl — blijkt dat de financiële prikkel onvoldoende effectief is voor overheidsorganen, maar dat dit de belastingbetaler enorm veel kost. Is de staatssecretaris bereid om te verkennen of op alternatieve wijze invulling gegeven kan worden aan effectieve rechtsbescherming, met het oog op mogelijke afschaffing dan wel beperking van de dwangsom?
Voorzitter. De SGP juicht het voornemen van het kabinet toe om de leeftijd voor prostitutie te verhogen. Wat de SGP betreft kan die leeftijd niet hoog genoeg liggen. Wanneer kunnen we dit wetsvoorstel tegemoetzien? Helaas zien we verder weinig inzet van dit kabinet op het tegengaan van prostitutie. Het kabinet zet meer in op het destigmatiseren van sekswerk. Dat is een verkeerde prioriteit, wat de SGP betreft. Sekswerk is geen normaal beroep. Ook in de zaal zullen ongetwijfeld ouders zitten met een dochter. Niemand van ons wil dat hun dochter in die sector verstrikt raakt. Het is een illusie dat prostitutie wordt bedreven door de mondige, vrije vrouw die zelf beschikt over het gebruik van haar lichaam. In de meeste gevallen gaat het om seksuele uitbuiting van kwetsbare vrouwen. Dat is moderne slavernij. Het is helaas onmogelijk om de legale en de illegale componenten uit elkaar te houden. Ik ontvang graag een reactie op mijn amendement om meer in te zetten op uitstaporganisaties in plaats van op destigmatisering.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Tseggai namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat de heer Van Dijk hier dus echt perfect laat zien waarom het ontzettend goed is om meer geld in te zetten voor het destigmatiseren van sekswerkers.
De voorzitter:
Ik hoor daar niet per se een vraag in, maar als u wil, mag u reageren.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik hoor inderdaad geen vraag. Ik zie het maar als een uitnodiging om nog een keer door te praten met collega Tseggai zodat zij zich ervan op de hoogte kan stellen hoe het er in die sector aan toegaat en wat "vrouwvriendelijkheid" werkelijk wel of niet betekent.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik ga verder.
Voorzitter. Naast de aanpak van grote criminele drugsbendes, die zich steeds vaker in het straatbeeld laten zien, krijgen we steeds meer te maken met een nieuw probleem: legale middelen die dezelfde werking hebben als illegale drugs. Eerder werden nieuwe psychoactieve stoffen verboden, maar de SGP maakt zich ook zorgen over de opmars van synthetische opiaten zoals fentanyl, een legale pijnstiller — de heer Sneller wees er terecht nog even op — die net als andere synthetische opiaten ook illegaal wordt geproduceerd. Dit middel is zo sterk dat het versnijden van heroïne of cocaïne met fentanyl al snel tot overdosering leidt. In de VS stierven in 2023 bijna 108.000 mensen aan een overdosis van dit middel. Heeft de minister voldoende wettelijke handvatten om dergelijke legale middelen met een vernietigende werking zo snel als mogelijk is op de opiumlijst te zetten?
Voorzitter. Het kabinet zet in zijn drugsbeleid in op preventie met gezag en het ontmoedigen van drugsgebruik onder jongeren. In het regeerprogramma geeft het kabinet aan dat drugsbezit, -verkoop en -productie verboden blijven. Heel goed. Tegelijkertijd echter gaat het kabinet door met het normaliseren van softdrugs, door het experiment met de gesloten coffeeshopketen voort te zetten. Wat de SGP betreft zetten we daadwerkelijk in op drugspreventie en het denormaliseren van drugsgebruik, en stoppen we met het experiment dat drugsgebruik verder normaliseert. Graag ontvang ik een reactie van de minister op het amendement dat ik samen met collega's Krul en Ceder heb ingediend.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Diederik van Dijk, voor uw inbreng namens de SGP. U refereerde al aan de heer Ceder. Hij komt naar voren lopen om zijn inbreng te doen namens de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag staan recht en gerechtigheid centraal. De keuzes die we maken in deze begroting laten zien wat we bedoelen met de rechtvaardige samenleving en hoe die te bereiken. De ChristenUnie heeft complimenten voor deze bewindslieden, maar zeker ook verbeterpunten.
Allereerst het deltaplan drugs. Nederland wordt geteisterd door criminele ondermijning. Op steeds meer plekken komt de onderwereld bovengronds. Dat is het directe gevolg van naïef drugsgebruik dat criminelen spekt en zo de samenleving sloopt. Moeten we naast het aanbod ook niet de vraag aanpakken? Denk naast het aanpakken van criminelen bijvoorbeeld aan een landelijke campagne tegen het gebruik van drugs. Want drugs gebruiken is het faciliteren van liquidaties, aanslagen in wijken, dumpings van drugsafval en ontploffende laboratoria in woonwijken. Ik vraag het kabinet of het de handschoen wil oppakken wat betreft die campagne. Daarbij denk ik ook aan de kleinere zeehavens, zoals Scheveningen, IJmuiden en Vlissingen. De gemeenten met kleine zeehavens richten een platform tegen ondermijning van kleine zeehavens op, om kennis te kunnen delen en de krachten te kunnen bundelen. Steunt de minister dit platform? Wat gaat hij doen om te voorkomen dat de criminaliteit voet aan wal krijgt in de kleinere zeehavens?
Hierbij is de wijkagent ook van groot belang. Die zit in de haarvaten van een buurt, is daarin bekend en wordt daarin ook vertrouwd. Die wijkagent vormt de eerste linie in de strijd tegen ondermijning, criminaliteit, afglijdende jongeren en andere maatschappelijke problemen. Wat de ChristenUnie betreft, geven we de wijkagent dus prioriteit. Het is heel goed dat het kabinet 300 miljoen extra uittrekt voor nationale veiligheid, maar het is des te frappanter dat het woord wijkagent ontbreekt in de begroting. Dat moet beter. Laten we dat geld deels inzetten om de positie van de wijkagent te verstevigen. Is de minister het daarmee eens?
Voorzitter. Daarnaast is er al langer ophef over politie-inzet bij voetbalwedstrijden, met name bij de risicowedstrijden. Wat ons betreft kunnen de clubs ook een financiële bijdrage leveren. Is de minister bereid om dat verder te verkennen?
Voorzitter. Dan iets ten aanzien van gokken. De Evaluatie van de Wet kansspelen op afstand legt op gestructureerde wijze bloot wat we eigenlijk al wisten: spelers worden gewoon niet voldoende beschermd en de zorgplicht van aanbieders is een wassen neus. Het aantal verslaafden neemt toe, de gokbazen worden rijker en rijker en de handhaving is echt nog niet voldoende. In navolging van een vooraanstaande Britse commissie zou ik willen zeggen: behandel de gokindustrie als de tabaksindustrie. Dat betekent dat je niet moet inzetten op groei, maar op beperking. Voer een totaal lobbyverbod in. Al met al is het tijd voor scherpere wetgeving. Ik begrijp dat de staatssecretaris van goede wil is wat betreft het aanpassen van de wet. Met alle slachtoffers van de gokindustrie in gedachten, kan ik het niet uitstaan dat het zo lang duurt. Zoals vandaag aangekondigd, werkt mijn fractie daarom samen met de SP aan een initiatiefwet. Ik hoop van harte dat de staatssecretaris ons inhaalt en nu al de eerste aanpassing in de wetgeving wil doen. Welke aanbevelingen uit de evaluatie kan de staatssecretaris nu al overnemen?
Dan mensenhandel. Voor het actieplan van het programma Samen tegen Mensenhandel is nu jaarlijks 2,5 miljoen euro beschikbaar. Dat is echt niet genoeg om met enige ambitie te kunnen strijden tegen mensenhandel. Daarom heeft mijn fractie een amendement ingediend om dit te verhogen met een half miljoen euro. Er zijn zo veel misstanden dat je eigenlijk niet om de conclusie heen kunt dat mensenhandel en prostitutie hand in hand gaan. Het is dus belangrijk dat er vaart wordt gemaakt met de Wrs. Voelt de minister deze urgentie ook?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Boswijk van het CDA. Dat is zijn laatste.
De heer Boswijk (CDA):
Het is een mooi betoog. Wat betreft het gokken trekken wij samen op. Daar zijn wij altijd tegen geweest, ook toen het door de vorige coalitie werd gelegaliseerd. Toen hebben wij allebei gewaarschuwd voor de desastreuze gevolgen, die we nu helaas ook bevestigd krijgen. Ik ken de ChristenUnie als een hele principiële partij. Op het spectrum van pragmatisch en principieel zit de ChristenUnie vaak meer aan de principiële kant dan, zoals mijn partij, aan de pragmatische kant. Maar dan verbaast het me toch dat de ChristenUnie nu met een wetsvoorstel komt dat eigenlijk veel minder ver gaat dan het initiatiefvoorstel van collega Van Dijk en mij. Daarom is mijn vraag: legt de ChristenUnie zich neer bij wat op dit moment de realiteit is en gedogen ze daarmee toch de legalisatie van het online gokken? Dat zou toch echt heel verdrietig zijn. Of kunnen we toch nog op steun rekenen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij dat de heer Boswijk de ChristenUnie inschat als een principiële partij. Dat hopen we uit te dragen en ik denk dat dat lukt. In uw nota staan heldere noties die wij ook onderschrijven. Wat ons betreft had dit nooit mogen gebeuren. We hebben hiervoor gewaarschuwd en het CDA ook. We hebben gezegd: doe dit nou niet. Er waren hier partijen die daar niet vatbaar voor waren. De gevolgen zijn enorm, niet alleen financieel, maar het maakt ook gezinnen kapot. We spekken hiermee het bedrijfsleven, maar de lasten zijn afgewenteld op de maatschappij. Ik vind dat de Kamer gewoon heeft lopen slapen en zich kapot moet schamen. Dat dit hersteld moet worden, ben ik met u eens. U heeft een nota waarin u daarvoor scherpe voorstellen doet. We moeten de behandeling afwachten, maar ik denk dat we elkaar daarin vinden. In ieder geval zijn wij voor de voorstellen die u doet. Ik constateer wel dat dat volgens mij te ver gaat voor de rest van de Kamer. Ik ben niet in de politiek gegaan om als een soort profeet te roepen: dat is de weg en of u nou luistert of niet, u bekijkt het maar. Af en toe deel ik wel een Bijbeltekst, zoals we hier weten. Ik ben ook in de politiek gegaan om te kijken: waar kan je afbuigen wanneer dat kan en waar zorg je dat iets wat heel slecht is minder slecht wordt, waardoor er perspectief wordt geboden dat het op termijn goed kan worden? Dat moet je per keer inschatten, maar ik denk dat de initiatiefwet, het wetsvoorstel samen met de heer Van Nispen, echt kans maakt. Laten wij dat dus op tafel neerleggen. Ik heb aangegeven dat ik hoop dat de minister na mijn en uw betoog zegt: volgens mij moeten we het gewoon zelf doen. Want het is een slecht plan; het had nooit mogen gebeuren. Eigenlijk moeten we hier excuses aanbieden aan de maatschappij. Dit had nooit mogen gebeuren.
De voorzitter:
Ik heb slecht nieuws en goed nieuws voor de heer Boswijk. Het slechte nieuws is dat hij door zijn interrupties is en dat ik ook niet meer ...
De heer Boswijk (CDA):
Nee ...
De voorzitter:
Hij was door zijn interrupties, maar het goede nieuws is dat we nog een heel debat gaan voeren over het initiatiefvoorstel. Dan krijgt u alle ... Nee, we gaan niet via een persoonlijk feit ... Ik ben al heel coulant geweest en de heer Ceder heeft een heel uitvoerig antwoord gegeven.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar ik ben echt benieuwd wat de heer Boswijk te zeggen heeft.
De voorzitter:
U zit vlak naast elkaar in de zaal, dus ik doe die suggestie. En nogmaals, er komt nog een heel debat over de initiatiefnota. Meneer Ceder, vervolgt u uw betoog.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot de kinderautoriteit persoonsgegevens. Kinderen zijn online nog onvoldoende beschermd. Mijn fractie heeft eerder gevraagd om meer toezicht op de bescherming van onlinegegevens van kinderen te faciliteren, bijvoorbeeld met de kinderautoriteit persoonsgegevens. De AP heeft nu 1,5 fte daarvoor beschikbaar gesteld. Dat is helaas bij lange niet genoeg. Daarom hebben wij een amendement ingediend dat ervoor zorgt dat hier komend jaar werk van wordt gemaakt. Mijn vraag is of de staatssecretaris dit amendement wil omarmen.
Dank u wel, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank aan de heer Ceder voor zijn inbreng namens de ChristenUnie. Dan zijn we nu aanbeland bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is in dit geval de heer Eerdmans namens JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Ik zie negen minuten staan. Ik dacht dat ik er elf had, maar dat is dan ook voor de tweede termijn. Ik kijk wel even hoe snel ik praat.
Voorzitter. Code rood in het gevangeniswezen, laat ik daarmee starten. Een gigantisch personeelstekort in Engeland heeft daar nog niet zo lang geleden geleid tot het gedwongen vrijlaten van 2.000 criminelen. Gelukkig heeft de Kamer onlangs mijn motie overgenomen die het kabinet in ieder geval vroeg om te garanderen dat dat in Nederland niet gaat gebeuren. Bij ons blijven wel 3.500 criminelen buiten de gevangenis. Ik denk dat het waar is dat straffeloosheid zaagt aan het vertrouwen in de rechtsstaat. Hetzelfde geldt voor het naar huis sturen met een enkelband ter vervanging van de cel, zeg maar de methode-Weerwind. Hoe staat het nu met het opplussen van het gevangenispersoneel, de inzet van meerpersoonscellen en de deal met Estland?
Voorzitter. Het conflict in het Midden-Oosten echoot na in de straten van Amsterdam. Daarover hebben wij vorige week een heel indringend debat gehad met de minister naar aanleiding van de Jodenjacht in Amsterdam. Ondanks een noodbevel mochten honderden demonstranten toch urenlang op de Dam staan. De politie was weg. Het was tenenkrommend en ons gezag werd getart. Was dit eens maar nooit weer, als het aan de minister en het kabinet ligt? Hoe gaat het kabinet uitvoering geven aan de aangenomen motie-Eerdmans om in het voorjaar een wetsvoorstel uit te werken over gezichtsbedekkende kleding niet toestaan bij demonstraties?
Voorzitter. Antisemitisme is een probleem uit de huidige tijd. Het wordt zoals wij weten zelden bestraft, als het al voor de rechter komt. Daarom zal volgens JA21 de pakkans fors omhoog moeten. Vindt de minister het een goed idee dat wij agenten de straat op sturen met een keppeltje op of met een Israëlische vlag, met een pakkans van 100% als zij agressief of gewelddadig worden benaderd, zoals het voorstel voor een "lokjood", dat voormalig collega Marcouch indiende in 2010? Overigens was toenmalig minister Hirsch Ballin daar niet negatief over. Ik zal daarover een motie indienen.
Wie barmhartig is voor de wolven doet onrecht aan de schapen; dat was het motto in 2007 toen ik het Burgercomité tegen Onrecht startte om de scheve verhouding tussen dader en slachtoffer meer in balans te krijgen. En ik moet zeggen: in de tussentijd is er enorm veel ten goede veranderd, al zou ik nog steeds heel graag willen zien dat slachtoffers meer inspraak krijgen bij vervolgingshandelingen in strafzaken. Ik zou heel graag twee momenten hebben, ook in het spreekrecht: eentje voor het vonnis en eentje erna.
Voorzitter. Als je kijkt naar het strafrecht, moet je ook vaststellen dat er over de hele linie zwaarder wordt gestraft — dat was een groot probleem, ik denk zeker vijftien jaar geleden — mede dankzij de verhoging van de strafmaxima, zoals in deze Kamer uiteindelijk is besloten. In 2005 deed ik zelf onderzoek naar de gemiddelde straf in Nederland voor moord en doodslag. Ik schrok van de resultaten. Er bleek dat er voor moord netto zesenhalf jaar overblijft en voor doodslag drie jaar en drie maanden. Dat vond ik, ons comité, bijzonder schokkend. Ik denk dat de straffen op de zwaarste delicten zijn verhoogd, maar ik vrees dat er voor moord nog steeds een forse kloof bestaat tussen 30 jaar of levenslang en de praktijk. Ik blijf dus ook voorstander van een minimumstraf op de zwaarste delicten die wij kennen. Ik zou zeggen: minimaal vijftien jaar voor moord en tien jaar voor doodslag. Een aanzienlijk aantal landen werkt met minimumstraffen: Noorwegen, Denemarken, Zweden, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zwitserland, Italië, Frankrijk, België, Duitsland, Engeland en Wales. Nou, wie weet nog landen in Europa die niet een minimumstraf hebben? Die kennen dus allemaal een systeem van minimumstraffen voor ernstige strafbare feiten.
Voorzitter. Dan ga ik naar de politie, want ik denk dat we over dit thema best nog wel een keer met elkaar in een apart debat gaan zitten. JA21 constateert een gezagscrisis in Nederland. Het respect voor het uniform, voor functionarissen in uniform, of dat nou een boa, militair, agent, ambulancebroeder of tramconducteur is, komt steeds meer onder druk te staan. Ook de agressie neemt toe, zowel tegen hulpverleners als tegen de politie. In 2023 kregen 13.000 agenten te maken met een vorm van agressie of geweld, waaronder 150 pogingen tot zware mishandeling. Dat geldt ook voor het spoor. Acht op de tien NS-conducteurs wordt lastiggevallen of erger. In oktober ben ik zelf een avondje meegegaan in de trein op het probleemtraject Dordrecht-Den Haag. Je schrikt gewoon van de verhalen die de conducteurs je vertellen. Het gaat om pesterijen en bedreigingen. Het gaat soms ook echt om zeer angstige momenten. Dat is de reden voor ons om een plan te maken: een plan voor het uniform. Ik wil dat eigenlijk aanbieden. Dat gaat dus over meer dan alleen de politie, bijvoorbeeld ook over de boa en de ambulancebroeder. Ik heb eigenlijk drie exemplaren. Als u het goedvindt, wil ik die via de bode aan de drie bewindslieden overhandigen. Ik zou het prettig vinden om daar op een later moment met elkaar over door te praten. Eén punt wil ik er uitpikken. Dat is het Blue Light United Event.
De voorzitter:
Voor u naar het Blue Light United Event gaat, zie ik de heer El Abassi naar voren komen namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Het siert de heer Eerdmans hoe hij opkomt tegen Jodenhaat, maar ik zou hem willen vragen wat hij ervan vindt dat Palestijnse vlaggen van gevels worden getrokken en wat hij vindt van genocidale leuzen als "dood aan de Arabieren", "fuck Palestine", "geen scholen meer in Gaza, want geen kinderen meer", "IDF moeten winnen" en "neuk de Arabieren". Wat vindt de heer Eerdmans daarvan?
De heer Eerdmans (JA21):
Sommige dingen vind ik uitermate slecht en lijken mij strafbaar. Andere zaken vind ik onsmakelijk. Daar heb ik geen positief woord voor.
De voorzitter:
Vervolgvraag.
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoor de heer Eerdmans dat niet meenemen in zijn bijdrage. Dat vind ik opmerkelijk. Ik zie hem ook geen moties indienen over deze verwerpelijke, racistische, genocidale leuzen. Waarom horen we de heer Eerdmans niet over deze vorm van antisemitisme — want het is op de Palestijnen gericht — en waarom dient hij hier geen moties over in?
De heer Eerdmans (JA21):
Zegt de heer El Abassi nou "een vorm van antisemitisme gericht op de Palestijnen"? Dat is wel heel bijzonder.
De voorzitter:
Ik zie hem ja knikken.
De heer Eerdmans (JA21):
Een bijzondere term. Dan kan ik DENK vragen: waarom dient u geen motie in tegen antisemitisme of tegen de gruweldaden van Hamas? Ik heb met hangen en wurgen een reactie daarop kunnen ontlokken van uw fractievoorzitter. Dat ging niet vanzelf, dus de houding van DENK in het hele conflict is bijzonder aanmatigend, opruiend, conflictopzoekend. Dus ik heb helemaal geen zin om op dit soort spelletjes in te gaan. Wij staan voor onze zaak. Ik keur de agressie van beide kanten totaal af. Ik heb alleen wel geconstateerd dat de agressie van de Maccabi-supporters niet in enige verhouding stond tot de Jodenjacht die vervolgens is ontstaan in Amsterdam en alle gevolgen daaromheen. Neem ook de Palestijnse demonstraties, die uit de klauwen zijn gelopen. Je kunt niet zeggen dat Joden zich daaraan te buiten gaan. Dus ik denk dat u de verhoudingen even zoek bent, meneer El Abassi.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
De heer Eerdmans ziet die verhouding inderdaad niet op de juiste manier. Er was sprake van provocatie. De heer Eerdmans was toen stil. Er werd met kettingen en riemen op taxichauffeurs in geslagen. Er werden genocidale leuzen verkondigd. De heer Eerdmans was muisstil. Wanneer minderjarige kinderen daarop reageren, horen we de heer Eerdmans ineens. Ik zal de heer Eerdmans aangeven waarom ik hierop doel. Mevrouw Sanne van Oosten heeft namelijk een stuk geschreven over judeonationalisme. We weten al dat JA21 bekend staat om de tweets van mevrouw Nanninga, waarvan nog steeds niet stellig afstand genomen is, en waarin verschrikkelijke, walgelijke woorden over Joden staan. Mevrouw Sanne van Oosten geeft eigenlijk aan dat een groot deel in de rechter hoek eigenlijk keer op keer in periodes afwisselt van Jodenhaat naar moslimhaat en dan weer terug naar Jodenhaat.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer El Abassi (DENK):
Herkent de heer Eerdmans dit patroon?
De heer Eerdmans (JA21):
Ik vind het een heel warrig verhaal. Gelukkig is het de laatste interruptie van DENK. In het hele debat over antisemitisme heb ik allang afstand genomen van de agressie vanuit Maccabi-supporters. Dat is al lang en breed gewisseld hier en dat wordt me nu in de schoenen geschoven, aangewreven. Het staat alleen in geen enkele verhouding tot wat er daarna gebeurd is. Het is de mug en de olifant. Als de heer El Abassi op zoek is naar excuses van mevrouw Nanninga, dan zeg ik dat er al zo'n tweeënhalfhonderd keer uitgelegd is dat dat sarcasme was en dat dit cynische tweets waren. Het waren namelijk uitspraken van Hans Teeuwen over de vrijheid van meningsuiting. Dat is allemaal rechtgezet in een column in het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Dat weet u allang. Bovendien zie ik u er eerder voor aan dat u, wat van Hans Teeuwen sarcastische uitspraken waren, serieus vindt. Het gaat, zoals gebruikelijk bij DENK, weer helemaal nergens over.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Eerdmans (JA21):
Maar daar was u ook al achter gekomen. Daarom zal ik verdergaan met het Blue Light United Event. Dat wordt jaarlijks georganiseerd. Het is een sport- en ontmoetingsevent voor hulpverleners, politie, douane, DJI, ambulancepersoneel en boa's. Het is dit jaar in Apeldoorn op 23 en 24 mei. Hartstikke goed. Maar het heeft een financieel probleem. Het gaat om een financieel tekort van 1,5 ton. Nou, ik denk dat dit geen hobbel in het vloerkleed mag zijn. Dus JA21 roept het kabinet op om deze financiering mogelijk te maken, zodat het event kan plaatsvinden. Ik heb daarvoor een amendement ingediend en dat breng ik graag onder de aandacht van de collega's.
Dan heb ik nog een vraag over het preventief fouilleren. Ik hoor dat de effectiviteit van het preventief fouilleren in sommige gemeenten afneemt vanwege de zogenaamde derde waarnemer. De derde waarnemer is de derde agent die erop moet toezien dat de twee andere agenten, om het maar even heel kort door de bocht te zeggen, niet racistisch zijn, of ze wel echt preventief fouilleren zonder aanziens des persoons. Zij moeten dus meekijken met het werk van hun collega's. Nou zie je in Rotterdam dat dit tot enorme problemen leidt bij de acties zelf. Ze dalen namelijk in aantal. Ze gaan van 725 vorig jaar naar nog maar 484 keer. Het aantal mensen dat wordt gefouilleerd gaat enorm achteruit. Er worden dus minder vuurwapens en steekwapens gevonden. Mijn vraag is eigenlijk waarom er, als je al twee agenten hebt, nog een derde bij moet. Is dat niet een motie van wantrouwen tegen het politieapparaat, en tegen het professioneel en op basis van objectieve criteria fouilleren? Wat kan de minister of staatssecretaris doen om dat wantrouwen weg te nemen en die derde waarnemer bij het preventief fouilleren weg te halen?
Tot slot het vuurwerk en dan bedoel ik natuurlijk niet het vuurwerk in dit debat, maar de jaarwisseling. Zoals bekend is het in Nederland verboden om tijdens de jaarwisseling nog iets anders dan F1- en F2-vuurwerk af te steken. U weet: F1- en F2-vuurwerk zijn de knalerwtjes, sterretjes, grondbloemen, kleine fonteintjes, kortom: in feite helemaal niks. Je mag niet meer knallen. Nou, daar kan ik wel mee leven. Maar je mag dus ook niet meer een romeinse kaars zoals we die vroeger hadden, een fontein of een vuurpijl afsteken. Dit staat los van het lokale vuurwerkverbod. Dit is gewoon landelijk afgesproken. Dus een mooie pot of een mooie vuurpijl mag niet meer. Nou, ik ben dus voor een knalverbod, maar ik ben eigenlijk tegen siervuurwerkverboden in die zin. Ik heb ook gezegd: illegaal vuurwerk moet je keihard aanpakken. Daar hebben we ook een motie rond de grenscontroles met België voor ingediend. Maar waarom zou je nou voor de deur geen Bengaalse fonteinpot of een vuurpijl mogen afsteken? Tijdens nieuwjaarsnacht staat 11% van de incidenten te boek als vuurwerkgerelateerd en dus 89% niet. De rest wordt veroorzaakt door alcohol, drugs of een combinatie daarvan. Het lokale vuurwerkverbod kennen we natuurlijk ook in achttien gemeentes. Dat wordt massaal genegeerd. In Rotterdam zijn er nul boetes uitgedeeld afgelopen jaarwisseling. Het is een complete farce. Iedereen steekt er dus toch af. Staat de minister open voor het weer toestaan van siervuurwerk voor particulieren uit de categorie F2, zoals de potten en de pijlen?
Voorzitter. Tot slot lees ik een klein stukje voor uit een mail die ik kreeg van een vuurwerkondernemer. "Er zijn genoeg mensen die de jaarwisseling willen vieren met het zelf afsteken van vuurwerk en zich heel netjes gedragen. Waarom moeten deze welwillenden nou gestraft worden met een verbod? De echte raddraaiers gaan zich er toch niks van aantrekken en zullen op zoek gaan naar alternatieven zoals zwaarder illegaal vuurwerk, stenen of zelfgemaakte experimenten. Zij hebben geen respect voor de politie en de hulpdiensten, en dat staat helemaal los van vuurwerk en de vuurwerktraditie." Amen, zou ik willen zeggen.
Voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eerdmans. Ik kijk nog heel even rond. Er zijn verder geen interrupties. Dat betekent dat wij aan het einde zijn gekomen van dit deel van de begrotingsbehandeling. Ik wil u allen hartelijk danken, want volgens mij hebben we er een mooi en inhoudelijk debat van gemaakt. Ook complimenten voor het feit dat u allemaal de interrupties kort gehouden heeft, dus ik verheug me al op morgenmiddag. Dan hoop ik u allemaal weer te zien, in dezelfde samenstelling. Nee, u krijgt niet de volgende keer tien interrupties, meneer Sneller! Ik dank u voor uw inbreng en ik dank de bewindspersonen, en ik richt zeker ook even een speciaal woord van dank aan de meneer op de tribune, die al de hele middag en avond tegenover mij heeft gezeten. Goed dat u het heeft volgehouden!
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Even aan de mensen voor het volgende debat: het debat is weer teruggeplaatst naar 20.00 uur. Ik schors tot 20.00 uur.
De vergadering wordt van 19.04 uur tot 20.02 uur geschorst.