Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 678 Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (Wet implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
ALGEMEEN
§ 1. Inleiding
Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees
Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014,
Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking
tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PbEU 2022, L 322), hierna aangeduid
als richtlijn duurzaamheidsrapportering of richtlijn. Het wetsvoorstel strekt met
name ter implementatie van de wijzigingen die de richtlijn duurzaamheidsrapportering
brengt in de regelgeving voor accountantsorganisaties en externe accountants door
het voorgeschreven onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Ook implementeert het
wetsvoorstel de voorschriften over het algemeen beschikbaar stellen van de duurzaamheidsrapportering
door beursvennootschappen. In verband met de implementatie zijn diverse aanpassingen
in onderliggende besluiten nodig, zoals het Besluit toezicht accountantsorganisaties
(Bta). De inhoudelijke duurzaamheidsrapporteringsverplichtingen voor ondernemingen
zullen worden uitgevoerd in een algemene maatregel van bestuur gebaseerd op Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek. De richtlijn dient op 6 juli 2024 in nationale regelgeving
te zijn geïmplementeerd. Vanwege de in dit wetsvoorstel voorgestelde aanpassingen
in het Burgerlijk Wetboek (BW), is deze toelichting mede namens de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, opgesteld.
§ 2. Richtlijn duurzaamheidsrapportering
De richtlijn duurzaamheidsrapportering heeft tot doel om de kwaliteit en vergelijkbaarheid
van duurzaamheidsverslaggeving door ondernemingen te verbeteren. De richtlijn is opgesteld
in het kader van het actieplan voor de financiering van duurzame groei van de Europese
Commissie van 8 maart 2018.1 Voor het behalen van de doelstellingen van dat actieplan is openbaarmaking van informatie
over de duurzaamheidskwesties een noodzakelijke voorwaarde. Bovendien past de richtlijn
in de Europese Green Deal en sluit ze aan bij de duurzameontwikkelingsdoelstellingen
van de Verenigde Naties.2
Door de rapporteringsverplichting komt er jaarlijks gepaste, openbaar toegankelijke
informatie beschikbaar over de risico’s van duurzaamheidsaspecten voor ondernemingen
en over de effecten van ondernemingen zelf op de maatschappij en het milieu. De rapporteringsverplichting
vergroot het bewustzijn en de kennis over maatschappelijk verantwoord ondernemen bij
ondernemingen. Investeerders, consumenten en andere belanghebbenden zijn aan de hand
van die rapportering ook beter in staat om de duurzaamheidsprestaties en -impact van
ondernemingen te beoordelen en om die ondernemingen aan te moedigen om maatschappelijk
verantwoord te ondernemen. Zo hebben investeerders deze informatie nodig om aan hun
verplichtingen te kunnen voldoen op grond van Verordening 2019/2088 over informatieverschaffing
over duurzaamheid in de financiële dienstensector.3
De informatie waarover moet worden gerapporteerd is toegesneden op de informatiebehoeften
van de gebruikers en is door de toepassing van verplichte gemeenschappelijke duurzaamheidsrapporteringsstandaarden
vergelijkbaar, betrouwbaar en voor gebruikers gemakkelijk te vinden en te gebruiken.
De status van duurzaamheidsinformatie komt hiermee meer op één lijn te staan met die
van de financiële informatie in de jaarrekening.
Op grond van de Europese richtlijn 2014/95/EU zijn grote beursvennootschappen, banken
en verzekeringsmaatschappijen met meer dan 500 werknemers reeds verplicht om te rapporteren
over niet-financiële informatie in een niet-financiële verklaring in het bestuursverslag.4 Dit is geïmplementeerd in het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie.5 Het gaat onder andere om beleid ten aanzien van milieu sociale en personeelsaangelegenheden,
eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. De richtlijn
en de duurzaamheidsrapportering vervangen deze niet-financiële verklaring. De richtlijn
duurzaamheidsrapportering breidt het toepassingsbereik wat betreft rapporterende ondernemingen
uit. Beursvennootschappen (met uitzondering van micro-vennootschappen), alle andere
grote vennootschappen, beursgenoteerde banken of verzekeringsmaatschappijen ongeacht
hun rechtsvorm (met uitzondering van beursgenoteerde micro-banken en dito verzekeringsmaatschappijen)
en grote niet-beursgenoteerde banken en verzekeringsmaatschappijen dienen een duurzaamheidsrapportering
op te stellen. Grote rechtspersonen zijn rechtspersonen die op twee opeenvolgende
balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, voldoen aan
twee van de drie volgende criteria: balanstotaal meer dan € 25 miljoen, netto-omzet
meer dan € 50 miljoen en meer dan 250 werknemers. Voor middelgrote rechtspersonen
liggen de criteria op ten hoogste voornoemde bedragen en aantallen. Kleine rechtspersonen
voldoen aan twee van de drie volgende criteria: balanstotaal niet meer dan € 7,5 miljoen,
netto-omzet niet meer dan € 15 miljoen en minder dan 50 werknemers. Micro-rechtspersonen
voldoen aan twee van de drie volgende criteria: balanstotaal maximaal € 450.000, netto-omzet
maximaal € 900.000 en minder dan 10 werknemers. Vennootschappen, banken en verzekeringsmaatschappijen
die aan het hoofd staan van een grote groep, moeten een geconsolideerde duurzaamheidsrapportering
opstellen. Bovendien moeten grote niet-beursgenoteerde dochtermaatschappijen of beursgenoteerde
kleine, middelgrote of grote dochtermaatschappijen (die vennootschappen zijn) en moeten
bijkantoren met een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen, waarvan de zogenaamde uiteindelijke
moedermaatschappij (de topholding) buiten de Europese Unie (EU) en de Europese Economische
Ruimte (EER) is gevestigd en in de gehele EER een netto-omzet heeft van meer dan € 150
miljoen, een separaat verslag inzake duurzaamheid publiceren met informatie over een
aantal specifieke onderdelen uit de bredere rapportering. Die informatie dient betrekking
te hebben op de hele groep van die uiteindelijke moedermaatschappij.6
Verder wordt de duurzaamheidsinformatie die ondernemingen moeten rapporteren uitgebreid
en gestandaardiseerd en wordt bepaald hoe de informatie aan een assurance-onderzoek
moet worden onderworpen. De rapportering gaat over ecologische (milieu-), sociale
en mensenrechten, en governancefactoren, tezamen ook aangeduid als «duurzaamheidskwesties».
Daaronder worden ook werkgelegenheidszaken en de bestrijding van corruptie en omkoping
geschaard. Het gaat onder meer over informatie over het ondernemingsmodel, de doelstellingen
met betrekking tot duurzaamheidskwesties, de rol van het bestuur en de commissarissen
bij duurzaamheidskwesties, het beleid met betrekking tot duurzaamheidskwesties, eventuele
stimuleringsregelingen in verband met duurzaamheidskwesties, zorgvuldigheidsprocedures
(waarbij de negatieve effecten in de waardeketen van de onderneming moeten worden
beschreven) en risico’s. Voorgaande is in de richtlijn duurzaamheidsrapportering geregeld
door een wijziging van richtlijn 2013/34/EU (hierna: Jaarrekeningrichtlijn).7
Op grond van artikel 34 van de Jaarrekeningrichtlijn dient een externe accountant
een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering te verrichten. De accountant
dient op basis van een assurance-opdracht met een beperkte mate van zekerheid een
oordeel te geven over de overeenstemming van de duurzaamheidsrapportering met de daaraan
gestelde eisen uit de Jaarrekeningrichtlijn, waaronder de eisen wat betreft 1) de
overeenstemming van de duurzaamheidsrapportering met de door de Europese Commissie
vastgestelde duurzaamheidsrapporteringsstandaarden8, en het door de onderneming uitgevoerde proces om de op grond van die duurzaamheidsrapporteringsstandaarden
gerapporteerde informatie vast te stellen, 2) de naleving van het vereiste om de duurzaamheidsrapportering
te markeren overeenkomstig de richtlijn waardoor de rapportering machineleesbaar word
gemaakt9, en 3) de naleving van de rapporteringsvereisten op grond van artikel 8 van de Taxonomieverordening.10 De resultaten van het assurance-onderzoek worden weergegeven in een assuranceverklaring
over de duurzaamheidsrapportering.11
De richtlijn duurzaamheidsrapportering bepaalt dat het assurance-onderzoek van de
duurzaamheidsrapportering wordt uitgevoerd door dezelfde externe accountant als degene
die de wettelijke controle verricht. De richtlijn schrijft voor dat de regels die
gelden voor de controle van de jaarrekening ook van toepassing zijn indien de externe
accountant het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering verricht. Dit gebeurt
door wijziging van richtlijn 2006/43/EG (hierna: Auditrichtlijn).12 Het gaat dan onder meer om regels over beroepsethiek, onafhankelijkheid, objectiviteit,
vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim van accountants. Indien externe accountants
assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering willen verrichten, moeten zij
beschikken over de benodigde kennis en in staat zijn de kennis in de praktijk toe
te passen.
Verder wordt richtlijn 2004/109/EG (hierna: Transparantierichtlijn)13 aangepast waardoor beursvennootschappen verklaringen die zien op de duurzaamheidsrapportering
algemeen verkrijgbaar dienen te stellen.
§ 3. Omzetting van de richtlijn duurzaamheidsrapportering
Het wetsvoorstel richt zich vooral op de onderdelen van de richtlijn duurzaamheidsrapportering
die de Auditrichtlijn en de Transparantierichtlijn wijzigen.
De Auditrichtlijn en de Transparantierichtlijn zijn grotendeels uitgevoerd in de Wet
toezicht accountantsorganisaties (Wta), de Wet op het financieel toezicht (Wft), de
Wet op het accountantsberoep (Wab) en de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra).
De richtlijn zal ook leiden tot aanpassing van regelgeving op lager niveau, waaronder
het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta) en het Besluit accountantsopleiding
2013. Hieronder zal aandacht worden besteed aan de belangrijkste wijzigingen op wets-
en besluitniveau en aan relevante onderdelen van de richtlijn duurzaamheidsrapportering
die niet tot aanpassing van wetgeving leiden. Bij de implementatie van de richtlijn
wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande regelgeving voor accountants, accountantsorganisaties
en uitgevende instellingen, ook wat betreft het toezicht op de naleving van de regelgeving
voor deze partijen.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat thans een wetsvoorstel aanhangig is met maatregelen
ter verhoging van de kwaliteit van de wettelijke controle (Wijzigingswet accountancysector).14 Aan dat wetsvoorstel zal een bepaling worden toegevoegd om de samenloop met aanpassingen
door dit wetsvoorstel te regelen.
De wijziging van de Jaarrekeningrichtlijn betreffende de verplichting voor bepaalde
ondernemingen om in het bestuursverslag te rapporteren over duurzaamheidskwesties
wordt hoofdzakelijk geïmplementeerd in een algemene maatregel van bestuur die zijn
grondslag vindt in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de jaarrekening
en het bestuursverslag (hierna: Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering).
Op basis van artikel 2:391a, tweede lid, BW kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen
bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de verplichtingen
van bepaalde rechtspersonen en bijkantoren tot het opnemen van informatie in het bestuursverslag
en het openbaar maken van daarmee samenhangende verklaringen. Die regels kunnen met
name betrekking hebben op de inhoud van de informatie en de verklaringen, alsmede
op het laten onderzoeken van de informatie, de verklaringen door een accountant of
accountantsorganisatie of door een andere derde persoon of organisatie en op de openbaarmaking
van de uitkomsten van dat onderzoek.15 De wijzigingen van de Jaarrekeningrichtlijn zullen hoofdzakelijk worden geïmplementeerd
op basis van deze rechtsgrondslag.16 Het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie wordt daarbij ingetrokken. Enkele
wijzigingen van de Jaarrekeningenrichtlijn vergen een wijziging van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek respectievelijk de Wet op de ondernemingsraden. Het betreft hier
bijvoorbeeld de opdrachtverlening tot het onderzoek voor duurzaamheidsrapportering
en het informeren van en bespreken met de werknemersvertegenwoordiging van de duurzaamheidsrapportering.
De wijzigingen van deze wetten zijn in dit wetsvoorstel opgenomen (zie de Artikelen
IV en VIII van dit wetsvoorstel).
§ 3.1 Lidstaatopties assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering in Jaarrekeningrichtlijn
Zoals hierboven beschreven volgt uit de richtlijn duurzaamheidsrapportering dat het
assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering wordt uitgevoerd door de externe
accountant van de accountantsorganisatie die ook de wettelijke controle verricht.
De richtlijn bevat twee lidstaatopties die ruimte bieden om een andere partij de duurzaamheidsrapportering
te laten beoordelen.17
Het gebruik van deze lidstaatopties is relevant voor het effect op de accountancysector.
Ook leidt gebruik van deze lidstaatopties tot wijzigingen in de regelgeving voor accountants(organisaties),
zoals met betrekking tot het delen van vertrouwelijke informatie en regels omtrent
opdrachtverlening in het Burgerlijk Wetboek. Tijdens de consultatie van het voorontwerp
van dit wetsvoorstel is gevraagd naar reacties ten aanzien van het gebruik van deze
lidstaatopties. Zie hiervoor ook paragraaf 8.
§ 3.1.1 Andere externe accountant of accountantsorganisatie
Artikel 2, onderdeel 13, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering geeft in het nieuwe
derde lid van artikel 34 van de Jaarrekeningrichtlijn een lidstaatoptie om toe te
staan dat een andere externe accountant van dezelfde of van een andere accountantsorganisatie
het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering verricht dan de externe accountant
die de wettelijke controle van de jaarrekening uitvoert. De optie ziet ten eerste
op het verlenen van de opdracht voor het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
aan een andere externe accountant dan de externe accountant die de jaarrekening controleert,
waarbij de externe accountants beide bij dezelfde accountantsorganisatie werkzaam
zijn. Daarnaast ziet de optie op het verlenen van de opdracht aan een andere accountantsorganisatie,
dan de organisatie die de wettelijke controle van de jaarrekening verricht.
Er wordt voorgesteld om van deze lidstaatoptie gebruik te maken en daarmee deze keuzemogelijkheid
aan rapporterende ondernemingen te geven.
Wanneer de assurance-opdracht door een rapporterende onderneming aan een andere externe
accountant binnen dezelfde accountantsorganisatie kan worden verleend, biedt dit de
mogelijkheid voor accountantsorganisaties om de werkdruk tussen verschillende externe
accountants te verdelen. Ook kan er door externe accountants specialisme worden opgebouwd.
Wanneer de onderneming de opdracht tot wettelijke controle en de opdracht voor het
assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering aan verschillende accountantsorganisaties
kan verlenen, kan dit ertoe leiden dat accountantsorganisaties zich gaan toeleggen
op het verrichten van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsinformatie en zich daarin
specialiseren, wellicht zelfs voor specifieke sectoren, wat de kwaliteit van het assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering ten goede kan komen.
Gebruik van deze lidstaatoptie noodzaakt tot aanpassing van wetgeving over geheimhouding
en verstrekking van informatie om ervoor te zorgen dat beide externe accountants hun
opdracht goed kunnen uitvoeren. Artikel 20 Wta ten aanzien van accountantsorganisaties
en artikel 26 Wta ten aanzien van de externe accountant worden hiervoor aangepast.
Dit is onder meer nodig voor de toets van de verenigbaarheid van het bestuursverslag
met de jaarrekening, die de externe accountant op basis van artikel 2:393 leden 3
en 5, onderdelen f en g BW als onderdeel van de wettelijke controle uitvoert. Zie
ook de artikelsgewijze toelichting op de wijziging van deze artikelen in dit wetsvoorstel.
In dit kader is het ook van belang te noemen dat de accountants(organisaties) voor
wat betreft het verrichten van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
onder hetzelfde raamwerk vallen als accountants(organisaties) die de wettelijke controle
verrichten. Zij moeten aan dezelfde eisen voldoen voor het verkrijgen van een vergunning
voor het verrichten van wettelijke controles, en zullen aan aanvullende vereisten
moeten voldoen om assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering te mogen uitvoeren.
De kwaliteit van de dienstverlening is daarmee geborgd. De richtlijn heeft Verordening
(EU) 537/201418 (hierna Auditverordening), die extra waarborgen bevat voor de wettelijke controle
bij een organisatie van openbaar belang (hierna: oob) niet van toepassing verklaard
voor het verrichten van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering van
een oob.19 Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat het een oob betreft in de zin van de
Auditrichtlijn (en uitgewerkt in de Wta), welke verschilt van een oob in de zin van
de Jaarrekeningrichtlijn (en ter uitvoering daarvan in het BW). Het gaat bij extra
eisen bijvoorbeeld om de op grond van de Auditverordening verplichte opdrachtgerichte
kwaliteitsbeoordeling voor wettelijke controles bij oob’s die binnen de accountantsorganisatie
wordt uitgevoerd en waarmee de oordeelsvorming die leidt tot de controleverklaring
wordt geëvalueerd, de procedure die de oob moet doorlopen om een controleopdracht
te verlenen of de roulatietermijn van tien jaar. Dit betekent dat een accountantsorganisatie
die een vergunning heeft om wettelijke controles te verrichten, die niet mede strekt
tot het uitvoeren van wettelijke controles bij oob’s, met die vergunning wel assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapporteringen van een oob kan verrichten. Het gebruik van de lidstaatoptie
kan daarmee ook leiden tot een groter aanbod van accountantsorganisaties die assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering bij oob’s kunnen verrichten.
Het is mogelijk dat het inschakelen van twee verschillende accountantsorganisaties
tot hogere kosten voor de rapporterende onderneming leidt, bijvoorbeeld omdat door
de rapporterende onderneming informatie met verschillende partijen moet worden gedeeld
en doordat twee accountantsorganisaties een cliëntacceptatieproces als omschreven
in artikel 12 Besluit toezicht accountantsorganisaties dienen te doorlopen. Het is
aan de rapporterende ondernemingen om hierover een afweging te maken.
§ 3.1.2 Onafhankelijke verlener van assurancediensten
Artikel 2, onderdeel 13, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering voegt nieuwe leden
4 tot en met 6 toe aan artikel 34 van de Jaarrekeningrichtlijn. Daarin is de lidstaatoptie
opgenomen om toe te staan dat een onafhankelijke verlener van assurancediensten (independent assurance services provider, IASP) het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering mag verrichten.20 Uit de overwegingen bij de richtlijn volgt dat het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
door de externe accountant de samenhang tussen, en de consistentie van financiële
en duurzaamheidsinformatie zou helpen waarborgen, maar dat er ook een risico bestaat
op verdere concentratie van de auditmarkt. De mogelijkheid voor lidstaten om onafhankelijke
assurancedienstverleners te accrediteren kan tot een meer gediversifieerde auditmarkt
leiden. Bovendien kan aan ondernemingen zo een ruimere keuze worden geboden voor assurance-opdrachten
van duurzaamheidsrapportering.21 De lidstaten moeten vereisten vaststellen die de kwaliteit van de door onafhankelijke
verleners van assurancediensten uitgevoerde assurance van duurzaamheidsrapportering,
alsook consistente uitkomsten bij de assurance van duurzaamheidsrapportering waarborgen.
Deze dienstverleners moeten daarom aan vereisten voldoen die gelijkwaardig zijn aan
de vereisten die op basis van de Auditrichtlijn gelden voor accountantsorganisaties.
Dit zal ook zorgen voor een gelijk speelveld voor de partijen die door de lidstaten
zijn toegelaten voor het uitbrengen van een assurance-oordeel over de duurzaamheidsrapportering.
Indien er van deze keuzemogelijkheid gebruik wordt gemaakt, moet een lidstaat met
ingang van 6 januari 2027 ook geaccrediteerde dienstverleners uit andere lidstaten
toestaan.
Bij de afweging om al dan niet van deze lidstaatoptie gebruik te maken is het volgende
relevant.
Sinds 2017 zijn beursvennootschappen, banken en verzekeringsmaatschappijen met meer
dan 500 werknemers op grond van richtlijn 2014/95/EU verplicht om in hun bestuursverslag
een niet-financiële verklaring openbaar te maken. Ook deze richtlijn bevatte een lidstaatoptie
om voor te schrijven dat de niet-financiële informatie wordt gecontroleerd door een
onafhankelijke verlener van assurancediensten. Er is destijds niet voor gekozen om
andere dienstverleners dan accountants de verantwoordelijkheid te geven om de niet-financiële
informatie te controleren. Het zou lastiger zijn om de waarde van de verklaring van
die dienstverlener in te schatten en die verklaring te vergelijken met verklaringen
bij andere ondernemingen, die wellicht een ander soort dienstverlener hebben ingeschakeld.
Daarnaast zijn de werkzaamheden van de accountant met waarborgen omgeven door de regulering
van de beroepsgroep, het toezicht door de AFM en zelfregulering. Tot slot zou deze
dienstverlener zich eerst moet verdiepen in de onderneming om op hetzelfde kennisniveau
te komen als de accountant die de jaarrekening controleert, wat tot extra kosten kan
leiden.22
Vervolgens heeft de Commissie toekomst accountancysector (Cta) in opdracht van de
toenmalige Minister van Financiën aanbevelingen gedaan over aanvullende ingrepen in
de sector met als doel de kwaliteit van de wettelijke controle te verbeteren. In haar
eindrapport «Vertrouwen op controle» van 15 januari 2020 deed de Cta de aanbeveling
om de controle van niet-financiële informatie niet enkel voorbehouden te laten aan
accountants.23 De Cta stelde dat indien de betrokken partijen vinden dat de accountant, gezien de
specifieke situatie, het best geschikt is om de controle van niet-financiële informatie
uit te voeren, zij de accountant hier vrijelijk voor moeten kunnen inschakelen. De
Cta wees er echter ook op dat er situaties kunnen zijn waarin andere specialisten
even goed of zelfs beter in staat zijn om zekerheid te bieden over niet-financiële
informatie. Dit was voor het kabinet destijds onvoldoende reden om mogelijk te maken
dat de controle van niet-financiële informatie wordt uitgevoerd door anderen dan accountants.
Dit in lijn met de analyse bij de implementatie van de richtlijn 2014/95/EU.24
De richtlijn duurzaamheidsrapportering betekent een uitbreiding van het aantal ondernemingen
dat verplicht wordt om niet-financiële informatie te publiceren en een duurzaamheidsverslag
op te stellen. Daarnaast zal de richtlijn duurzaamheidsrapportering ook inhoudelijk
een uitbreiding zijn ten opzichte van de richtlijn niet-financiële informatie, mede
als gevolg van de introductie van duurzaamheidsrapporteringsstandaarden. Met de uitbreiding
van de reikwijdte en inhoudelijke uitbreiding van de rapportageverplichtingen zal
ook het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering substantieel in omvang
toenemen. Deze nieuwe situatie vergt een nieuwe weging van het vraagstuk of het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering moet worden voorbehouden aan accountants, of dat er
gebruik moet worden gemaakt van de lidstaatoptie in de richtlijn duurzaamheidsrapportering.
De belangrijkste overweging bij deze lidstaatoptie is het borgen van de kwaliteit
van het assurance-onderzoek en daarmee de kwaliteit van de duurzaamheidsverslaggeving.
De kwaliteit wordt in de richtlijn geborgd doordat de eisen voor de onafhankelijke
verleners van assurancediensten vergelijkbaar moeten zijn aan de eisen voor accountants(organisaties).
Op de lange termijn is het van belang dat er een breed aanbod van dienstverleners
is die deze assurance kunnen verlenen. Gebruikmaken van de lidstaatoptie zou het voor
gecontroleerde entiteiten makkelijker kunnen maken om een beoordelaar te vinden, gelet
op de schaarste aan accountants, zoals ook door de Kwartiermakers toekomst accountancysector
is gesteld in hun zesde voortgangsrapportage.25 Specialisme wat betreft het beoordelen van duurzaamheidsinformatie kan de kwaliteit
van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering ten goede komen. Daarnaast
verlicht de lidstaatoptie de werkdruk voor accountantsorganisaties.
Lidstaten zijn momenteel tegelijkertijd bezig met de implementatie van deze richtlijn,
waardoor het op dit moment nog niet bekend is hoeveel lidstaten gebruik zullen maken
van deze lidstaatoptie. In de praktijk zal moeten blijken of het gebruik van de lidstaatoptie
kan leiden tot lagere kosten voor het assurance-onderzoek. Een aandachtspunt daarbij
is dat ondernemingen reeds verplicht zijn een accountant in te schakelen voor de wettelijke
controle en de accountant het bedrijf daardoor al kent. Omdat onbekend is welke lidstaten
gebruik zullen maken van deze lidstaatoptie en of dit gebruik daar leidt tot lagere
kosten voor ondernemingen, kan er geen inschatting worden gemaakt van mogelijke effecten
van het wel of niet gebruikmaken van de lidstaatoptie op de concurrentiepositie van
Nederlandse bedrijven. In dit kader wordt opgemerkt dat de Europese Commissie vóór
31 december 2028 het concentratieniveau van de markt voor duurzaamheidsassurance dient
te evalueren. Bij die evaluatie wordt rekening gehouden met de nationale regelingen
die van toepassing zijn op onafhankelijke verleners van assurancediensten en wordt
beoordeeld of en in welke mate die nationale regelingen bijdragen tot de openstelling
van de assurancemarkt.26
Alles in overweging nemende, staat het kabinet positief tegenover deze lidstaatoptie.
De bepaling uit de richtlijn duurzaamheidsrapportering dat de eisen die worden gesteld
aan onafhankelijke verleners van assurancediensten gelijkwaardig zijn aan de eisen
die voor accountantsorganisaties gelden, is echter lastig binnen de korte implementatietermijn
door te voeren in de wetgeving. De eisen aan accountants en accountantsorganisaties
waar het over gaat, zijn eisen over opleidingen en examens, permanente scholing, kwaliteitsborgingsstelsels,
beroepsethiek, onafhankelijkheid, objectiviteit, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim,
benoeming en ontslag, onderzoeken en sancties, de organisatie van de werkzaamheden
van de onafhankelijke verlener van assurancediensten, met name wat betreft voldoende
middelen en personeel en het bijhouden van cliëntdossiers alsook het melden van onregelmatigheden.
In aanvulling dient ook het toezicht op deze instellingen te worden ingericht. De
wetgeving waarin dit raamwerk aan eisen voor accountants(organisaties) in Nederland
is vastgelegd is complex, bestaande uit toezichtwetgeving voor accountantsorganisaties,
wetgeving voor het accountantsberoep waarbij de beroepsregels zijn uitgewerkt door
de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en tuchtrecht
voor het handelen van accountants. Dit raamwerk is niet eenvoudig van toepassing te
verklaren op een andere beroepsgroep, zeker indien die geen onderdeel is van de beroepsvereniging
voor accountants. Gezien de korte implementatiedeadline is het niet realistisch om
een gelijkwaardig systeem te introduceren voor onafhankelijke verleners van assurancediensten
inclusief toezicht. Daarom wordt ervoor gekozen nu geen gebruik te maken van de lidstaatoptie.
Dit biedt tijd om te onderzoeken of en hoe er op dusdanige wijze gebruik kan worden
gemaakt van de lidstaatoptie dat de kwaliteit van het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
voldoende is geborgd en ook overigens wordt voldaan aan de kaders van de richtlijn.
Voor het gebruik van de lidstaatoptie zullen nadere wijzigingen op onder meer wetsniveau
vereist zijn.
§ 3.2 Wijziging Auditrichtlijn
§ 3.2.1 Het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
Een externe accountant of accountantsorganisatie kan naast te zijn toegelaten om de
wettelijke controle van de financiële overzichten te verrichten, ook worden toegelaten
om een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering uit te voeren.27 Dit assurance-onderzoek betreft het uitvoeren van procedures die leiden tot een oordeel
over de overeenstemming van de duurzaamheidsrapportering met de daaraan gestelde eisen
uit de Jaarrekeningrichtlijn waaronder de eisen wat betreft 1) de overeenstemming
van de duurzaamheidsrapportering met de door de Europese Commissie vastgestelde duurzaamheidsrapporteringsstandaarden,
en het door de onderneming uitgevoerde proces om de op grond van die duurzaamheidsrapporteringsstandaarden
gerapporteerde informatie vast te stellen, 2) de naleving van het vereiste om de duurzaamheidsrapportering
te markeren waardoor de rapportering machineleesbaar wordt gemaakt, en 3) de naleving
van de rapporteringsvereisten op grond van artikel 8 van de Taxonomieverordening.
Op grond van het nieuwe artikel 26 bis van de Auditrichtlijn moet de externe accountant
het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering uitvoeren met inachtneming
van de assurancestandaarden die zijn goedgekeurd door de Europese Commissie. Uit het
derde lid volgt dat de Europese Commissie uiterlijk 1 oktober 2026 standaarden vaststelt
die – als daaraan wordt voldaan – voorzien in een beperkte mate van zekerheid. Artikel
26 bis bepaalt dat lidstaten nationale standaarden mogen toepassen zolang de Europese
Commissie geen standaarden over hetzelfde onderwerp heeft vastgesteld. Dit maakt het
mogelijk om de nationale standaarden van de NBA over assurance-opdrachten inzake duurzaamheidsverslaggeving
toe te passen zolang er geen Europese assurancestandaarden zijn goedgekeurd.28 Artikel 25 Wta zal worden aangepast om ervoor te zorgen dat de assurancestandaarden
die door de Europese Commissie worden vastgesteld van toepassing zijn zodra zij zijn
vastgesteld.
§ 3.2.2 Vereisten voor het verrichten van assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering
De Auditrichtlijn stelt voorwaarden voor de toelating en registratie van externe accountants
en accountantsorganisaties die wettelijke controles van financiële verslaggeving uitvoeren.
Het betreft regels over onafhankelijkheid, objectiviteit en beroepsethiek, alsmede
het kader voor het publieke toezicht dat wordt uitgeoefend. Deze regels gaan ook gelden
wanneer zij assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering uitvoeren. Daarnaast
voegt de richtlijn duurzaamheidsrapportering ook vereisten toe indien externe accountants
tevens assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering verrichten. Deze voorschriften
worden hieronder besproken.
§ 3.2.3 Scholing en vakbekwaamheid
Artikel 6 van de Auditrichtlijn bevat voorschriften over de scholing van accountants.
Dit betreft de theoretische opleiding en de praktijkopleiding die de accountant moet
hebben gevolgd voor het behalen van een vakbekwaamheidsexamen. Op grond van de richtlijn
duurzaamheidsrapportering kan een accountant ook worden toegelaten om assurance-onderzoeken
van de duurzaamheidsrapportering te verrichten indien hij tevens voldoet aan de benodigde
eisen. Er is dus sprake van een nieuwe situatie waarbij kan worden gekozen om de accountantsopleiding
te volgen met of zonder het krijgen van een aantekening van bekwaamheid voor het verrichten
van assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering.
De eisen voor het mogen verrichten van assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering
zijn opgenomen in artikel 7, tweede lid, artikel 8, derde lid, artikel 10, eerste
lid, tweede alinea, en artikel 14, tweede lid, vierde alinea van de Auditrichtlijn.29 Deze vereisten worden hieronder toegelicht. Zij zullen op basis van de artikelen
25 onder b Wta, 35 Bta en 19 Wet op het accountantsberoep (Wab) in de beroepsreglementering
van de NBA worden opgenomen en in de eindtermen accountantsopleidingen die de Commissie
eindtermen accountantsopleiding (CEA) vaststelt. Uit artikel 49 Wab volgt dat de CEA
verantwoordelijk is voor het opstellen van de eindtermen voor de theoretische- en
de praktijkopleiding. Er zijn verder enkele wetswijzigingen vereist. Ook zal het Besluit
accountantsopleiding 2013 worden aangepast voor wat betreft de verplichte vakgebieden
van de theorieopleiding.
In artikel 7, tweede lid, van de Auditrichtlijn is opgenomen dat het voor het uitvoeren
van een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering nodig is dat het vakbekwaamheidsexamen
de garantie biedt dat de noodzakelijke theoretische kennis van vakgebieden, die voor
het uitvoeren van een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering van belang
zijn, aanwezig is en in de praktijk kan worden toegepast. Het examen moet ten minste
één schriftelijk gedeelte omvatten.
Door de richtlijn duurzaamheidsrapportering worden aan artikel 8 van de Auditrichtlijn
vakgebieden toegevoegd voor de opleiding tot het uitvoeren van assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering. Deze vakgebieden zijn in aanvulling op de vakgebieden
die vereist zijn in het kader van de wettelijke controle. Het nieuwe artikel 8, derde
lid, van de Auditrichtlijn bepaalt op welke vakgebieden de toetsing van de theoretische
kennis betrekking heeft. Het betreft wettelijke voorschriften en standaarden ten aanzien
van de opstelling van duurzaamheidsrapportering; duurzaamheidsanalyse; passende zorgvuldigheidsprocedures
met betrekking tot duurzaamheidskwesties; en wettelijke voorschriften en assurancestandaarden
voor de duurzaamheidsrapportering. Artikel 10 van de Auditrichtlijn ziet op de praktijkopleiding
van de accountant. Op grond van de Auditrichtlijn dient een praktijkopleiding van
ten minste drie jaar te worden gevolgd. De richtlijn duurzaamheidsrapportering voegt
hieraan toe dat wanneer een persoon kiest om ook opgeleid te worden ten behoeve van
het uitvoeren van assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering ten minste
acht maanden van de praktijkopleiding de assurance van duurzaamheidsrapportering of
andere duurzaamheidsgerelateerde diensten betreft ten behoeve van de toelating tot
het uitvoeren van een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Artikelen
46 en 47 Wab worden hiermee in overeenstemming gebracht.
Artikel 12 van de Auditrichtlijn bevat een lidstaatoptie om de praktijkopleiding en
de theoretische opleiding tot accountant te combineren. De richtlijn duurzaamheidsrapportering
verduidelijkt dat het gaat om de opleiding in het kader van het verrichten van de
wettelijke controle. Van deze lidstaatoptie is eerder geen gebruik gemaakt en de aanpassing
van de bepaling noopt daarom niet tot aanpassing van regelgeving.
Artikel 14 van de Auditrichtlijn betreft de toelating van wettelijke auditors uit
andere lidstaten. In Nederland kunnen dergelijke auditors worden toegelaten indien
zij beschikken over een verklaring van vakbekwaamheid. Dit is geregeld in artikel
54 Wab. Dit artikel wordt aangepast zodat er ook vereisten gesteld kunnen worden voor
de verklaring van vakbekwaamheid ten aanzien van het verrichten van assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering. Voor deze verklaring is het nodig dat de wettelijke
auditor een examen heeft afgelegd waarbij onder andere zijn kennis van het Nederlandse
recht is getoetst. Het examen dient op grond van de richtlijn duurzaamheidsrapportering
ook te zien op de kennis van de wet- en regelgeving van de lidstaat van ontvangst,
voor zover deze relevant is voor assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
Dit volgt uit het aangepaste artikel 14, tweede lid, van de Auditrichtlijn. Op grond
van het derde lid van artikel 54 Wab kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels
worden gesteld over het examen wat betreft de kennis van het Nederlandse recht. Het
vereiste omtrent de kennis van relevante duurzaamheidsregelgeving zal worden opgenomen
in het Besluit accountantsopleiding 2013.
De richtlijn duurzaamheidsrapportering voegt aan artikel 6, derde lid, van de Auditrichtlijn
toe dat de nationaal bevoegde autoriteiten bij hun samenwerking om tot convergentie
te komen van de scholingsvereisten voor de wettelijke controle van oob’s, ook samenwerken
ten behoeve van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Omdat dit een
opdracht aan de bevoegde autoriteiten betreft, voor Nederland is dat de AFM, behoeft
deze bepaling geen uitvoering in wetgeving.
§ 3.2.4 Overgangsregeling met betrekking tot de vereisten voor het verrichten van
een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
De richtlijn duurzaamheidsrapportering bepaalt dat accountants die vóór 1 januari
2024 reeds zijn toegelaten om wettelijke controles te verrichten, ook assurance-onderzoeken
van de duurzaamheidsrapportering kunnen uitvoeren, zonder aan de in de Auditrichtlijn
voor die assurance-onderzoeken gestelde eisen te voldoen. Ook personen die op 1 januari
2024 aan de opleiding voor accountant zijn begonnen en uiterlijk 1 januari 2026 hebben
afgerond, hoeven niet aan de vereisten te voldoen indien zij binnen twee jaar de opleiding
afronden en via permanente educatie kennis opdoen van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
Dit volgt uit het nieuwe artikel 14 bis van de Auditrichtlijn. Dit artikel zal worden
geïmplementeerd met twee nieuwe artikelen 74a en 74b Wab. De NBA verzorgt de permanente
educatie.
§ 3.2.5 Inschrijving in openbaar register
De artikelen 16 en 17 van de Auditrichtlijn zien op het openbare register waar externe
accountants en accountantsorganisaties worden ingeschreven. Op basis van de richtlijn
duurzaamheidsrapportering moet in het openbare register ook worden opgenomen of de
externe accountant of accountantsorganisatie is toegelaten tot uitvoering van assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering.
In Nederland bestaat een getrapt systeem van een NBA-register van personen die de
accountantstitel (RA of AA) mogen voeren en een register van de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) van organisaties die bepaalde controles mogen verrichten en de daaraan
verbonden personen die bij de organisaties de desbetreffende controles mogen verrichten.
Artikel 36 Wab dat gaat over de inhoud van het NBA-register zal worden aangepast,
zodat hierin een aantekening voor de accountant voor het uitvoeren van assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering kan worden opgenomen.
Op grond van artikel 11 Wta wordt een externe accountant in het AFM-register ingeschreven
op voordracht van de organisatie waar deze werkzaam is of aan verbonden is indien
hij voldoet aan de wettelijke vereisten. Voorgesteld wordt dit artikel 11 te wijzigen
zodat deze externe accountant ook een aantekening in het register kan krijgen voor
het uitvoeren van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Daarmee wordt
ook inzichtelijk welke accountantsorganisaties deze dienst willen aanbieden en hun
organisatie daarvoor moeten hebben ingericht.
§ 3.2.6 Organisatie van het werk
Artikel 24 ter van de Auditrichtlijn bevat voorschriften over hoe de wettelijke controle
wordt uitgevoerd. Dit artikel wordt door de richtlijn duurzaamheidsrapportering aangepast.
Dit betreft ten eerste het voorschrift dat een voornaamste duurzaamheidsvennoot betrokken
dient zijn bij het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering door een accountantsorganisatie.
De Auditrichtlijn kent reeds vergelijkbare voorschriften voor de betrokkenheid van
een voornaamste vennoot bij de wettelijke controle. Net zoals bij de voornaamste vennoot,
wordt onder voornaamste duurzaamheidsvennoot in de Nederlandse context een externe
accountant in de zin van de Wta verstaan die verantwoordelijk is voor de uitvoering
van het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering, en behoeft dit geen
aparte implementatie in de Wta.
Verder dient de externe accountant voldoende tijd te besteden aan het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering, in het cliëntdossier informatie op te nemen over de
in rekening gebrachte honoraria voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
en voor elke assuranceopdracht van duurzaamheidsrapportering een assurancedossier
te maken. Indien de wettelijke controle en het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
door dezelfde externe accountant worden verricht, kan het assurancedossier worden
opgenomen in het auditdossier voor de wettelijke controle.
Vergelijkbare vereisten gelden ook voor de wettelijke controle door de externe accountant.
Deze zijn in artikel 18 Wta gebracht onder het vereiste voor een accountsorganisatie
om te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing en in artikel 21 Wta onder
het vereiste van beheerste en integere bedrijfsvoering. Deze artikelen worden aangepast
voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Indien een accountantsorganisatie
ook dergelijke onderzoeken wil verrichten, moet deze ervoor zorgen dat het stelsel
van kwaliteitsbeheersing ook specifiek is gemaakt voor dergelijke assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering, zodat er ook maatregelen en waarborgen binnen de organisatie
zijn die ervoor zorgen dat de beoordeling van de duurzaamheidsinformatie op een vakbekwame
wijze geschiedt.
§ 3.2.7 Honoraria voor audit en assurance-onderzoek
Artikel 25 van de Auditrichtlijn is dusdanig aangepast dat de norm dat de door ondernemingen
te betalen honoraria voor het verrichten van wettelijke controles niet worden beïnvloed
of bepaald door het feit dat aan deze ondernemingen nevendiensten worden verleend,
noch dat de honoraria resultaatsgebonden zijn, ook gaat gelden voor het verrichten
van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Dit voorschrift is voor
de wettelijke controle reeds geïmplementeerd in artikel 29 Bta op grond van artikel
19 Wta. Artikel 29 Bta zal worden aangepast zodat het ook betrekking heeft op de honoraria
voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
§ 3.2.8 Beroepsethiek, onafhankelijkheid, objectiviteit, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim
Het nieuwe artikel 25 ter van de Auditrichtlijn verklaart de artikelen 21 tot en met
24 bis van overeenkomstige toepassing op het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering.
Op grond van artikel 21 van de Auditrichtlijn dienen voor externe accountants en accountantsorganisaties
beginselen van beroepsethiek te gelden en moeten zij een professioneel-kritische instelling
hebben. Artikel 22 van de Auditrichtlijn gaat over de onafhankelijkheid van de externe
accountant en de accountantsorganisatie ten opzichte van de cliënt. Artikel 22 bis
van de Auditrichtlijn geeft regels voor het dienstverband bij voormalige cliënten.
Artikel 22 ter van de Auditrichtlijn gaat over de toets die voorafgaand aan een wettelijke
controle moet worden gedaan om te beoordelen of de controle op een juiste en onafhankelijke
wijze kan worden uitgevoerd.
Artikel 23 van de Auditrichtlijn gaat over de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim
dat geldt ten aanzien van de informatie waartoe de externe accountant of de accountantsorganisatie
toegang krijgt in het kader van de wettelijke controle.
Artikel 24 van de Auditrichtlijn gaat over de onafhankelijkheid van de externe accountant
bij de wettelijke controle ten opzichte van de organisatie waar deze werkzaam is.
Artikel 24 bis betreft eisen aan de interne organisatie bij een wettelijke controle
zoals interne kwaliteitscontrolemechanismen.
Bovenstaande vereisten zijn voor de accountantsorganisaties uitgevoerd in afdeling
3.1 van de Wta. Artikel 18 Wta bepaalt dat de accountantsorganisatie beschikt over
een stelsel van kwaliteitsbeheersing. Artikelen 18a en 18b Wta zien op de uitbesteding
van werkzaamheden en het passende beloningsbeleid van de accountantsorganisatie. Artikel
19 Wta ziet op de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie van de cliënt. Artikel
20 Wta betreft de vertrouwelijkheid van gegevens en artikel 21 de beheerste en integere
bedrijfsuitoefening. Deze bepalingen zijn uitgewerkt in het Bta. De bepalingen zijn
gericht op de accountantsorganisatie en zullen zover nodig worden aangepast om te
verduidelijken dat zij ook gelden indien de accountantsorganisatie een assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering verricht, of zullen worden gespecificeerd voor een
dergelijk onderzoek.
In afdeling 3.2 van de Wta zijn bepalingen opgenomen over de externe accountant. In
artikel 25, onderdeel b, Wta is een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel
van bestuur regels te stellen over de vakbekwaamheid, objectiviteit, professioneel-kritische
instelling en integriteit van de externe accountant. Artikel 25a Wta betreft de onafhankelijkheid
van de externe accountant en artikel 26 Wta de vertrouwelijkheid van gegevens. Ook
deze bepalingen zijn uitgewerkt in het Bta. Artikel 29a Wta bepaalt dat een externe
accountant ten minste één jaar na het beëindigen van zijn werkzaamheden bij de cliënt
geen centrale leidinggevende functie mag aanvaarden. Ook deze bepalingen zullen zover
nodig worden aangepast zodat zij naast naar de wettelijke controle verwijzen naar
het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
§ 3.2.9 Verboden niet-controlediensten bij een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
bij een organisatie van openbaar belang
Een nieuw artikel 25 quater in de Auditrichtlijn bevat voorschriften over niet-controlediensten
die een externe accountant of accountantsorganisatie niet mag verrichten indien deze
een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering uitvoert bij een oob. Het gaat
om een oob in zin de zin van de Auditrichtlijn waarvoor aanvullende wettelijke waarborgen
voor de kwaliteit van de accountantscontrole gelden.
Artikel 25 quater van de Auditrichtlijn sluit aan bij de regeling die is opgenomen
in de Auditverordening. De Auditverordening geeft in aanvulling op de Auditrichtlijn
specifieke regels voor wettelijke controles bij oob’s. Artikel 5 van de Auditverordening
bevat een lijst met verboden niet-controlediensten en geeft aan in welke periode het
verbod van toepassing is. Op grond van de Auditverordening mogen lidstaten tevens
andere diensten verbieden om de onafhankelijkheid van accountantsorganisaties verder
te versterken. In Nederland geldt op basis van artikel 24b Wta een strikte scheiding
tussen wettelijke controles en andere werkzaamheden. Er geldt een algemeen verbod
op grond waarvan het verboden is om naast controlediensten andere werkzaamheden te
verrichten voor de oob en bepaalde gelieerde entiteiten van de oob.
Artikel 25 quater van de Auditrichtlijn bepaalt dat bepaalde diensten ook niet verricht
mogen worden naast het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Het gaat
om de diensten die zijn opgenomen in artikel 5, eerste lid, punten b, c en e tot en
met k, van de Auditverordening. Kortgezegd betreft het diensten ten aanzien van het
beheer van de cliënt, boekhouding, interne controle en risicobeheer, waarderingsdiensten,
bepaalde juridische diensten, diensten betreffende de interne controle, financiering
en handel in aandelen alsmede bepaalde personeelsdiensten.
Het publiek belang is erbij gediend dat de verslaggeving van oob’s met de hoogste
mate van onafhankelijkheid wordt beoordeeld door externe accountants van accountantsorganisaties.
Er wordt daarom voorgesteld om bij de implementatie van het verbod op niet-controlediensten
bij assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering van oob’s aan te sluiten bij
de bestaande regeling in artikel 24b Wta over verboden niet-controlediensten bij wettelijke
controles bij oob’s. Artikel 52 van de Auditrichtlijn waaruit volgt dat lidstaten
strengere voorschriften kunnen vaststellen dan beschreven in de Auditrichtlijn, biedt
ruimte om nationaal aanvullende diensten te verbieden en daarmee aan te sluiten bij
het Nederlandse beleid voor controles bij oob’s.
Deze nieuwe regeling is relevant voor een accountantsorganisatie die niet tevens de
wettelijke controle bij een oob verricht. Voor een accountantsorganisatie die ook
de wettelijke controle van de oob verricht, geldt immers al het verbod om andere werkzaamheden
te verrichten van artikel 24b Wta. Ook met deze regeling in het voorgestelde artikel
24e Wta wordt beoogd om de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie en de kwaliteit
van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering te bevorderen.
§ 3.2.10 Onregelmatigheden
Het nieuwe artikel 25 quinquies van de Auditrichtlijn verklaart artikel 7 van de Auditverordening
van overeenkomstige toepassing op de externe accountant of accountantsorganisatie
die een assurance-onderzoek verricht van de duurzaamheidsrapportering van een oob.
Uit artikel 7 van de Auditverordening volgt dat een externe accountant of accountantsorganisatie
die een wettelijke controle verricht bij een oob bij een vermoeden van onregelmatigheden,
waaronder fraude met betrekking tot de financiële overzichten van de gecontroleerde
entiteit, dit meldt aan de gecontroleerde entiteit en verzoekt om maatregelen te nemen.
Als de gecontroleerde entiteit niet tot onderzoek overgaat, meldt de accountant of
accountantsorganisatie dit bij de bevoegde autoriteiten. Artikel 25 quinquies van
de Auditrichtlijn zal wat betreft de externe accountant worden uitgevoerd in artikel
26 Wta. Voor accountantsorganisaties zal dit bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur worden uitgevoerd op basis van een grondslag in de nieuwe paragraaf 3.1.3a
Wta over aanvullende voorschriften ten aanzien van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
bij organisaties van openbaar belang.
§ 3.2.11 Kwaliteitsborging
Op grond van artikel 29 van de Auditrichtlijn moeten lidstaten erop toezien dat externe
accountants en accountantsorganisaties onder een kwaliteitsborgingsstelsel vallen.
De Auditrichtlijn bepaalt aan welke criteria het stelsel moet voldoen en dat hierop
kwaliteitsbeoordelingen worden uitgevoerd. Deze taak is op grond van artikel 48a Wta
belegd bij de AFM. De AFM beoordeelt ten minste eenmaal in de zes jaar op basis van
een risicoanalyse of een accountantsorganisatie aan de relevante wetgeving voldoet.
Bij een accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij een oob is dat
ten minste eenmaal in de drie jaar. De richtlijn duurzaamheidsrapportering zorgt ervoor
dat de kwaliteitsbeoordeling ook geldt voor het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
en dat de personen die de beoordelingen verrichten daarvoor ook over de benodigde
beroepskwalificaties, relevante beroepservaring en relevante kennis beschikken.
Hierbij kunnen lidstaten een overgangsregeling treffen waardoor het vereiste omtrent
relevante ervaring op het gebied van duurzaamheidsrapportering voor de personen die
de kwaliteitsbeoordelingen verrichten, pas geldt na 31 december 2025 (artikel 29,
tweede lid bis (nieuw) Auditrichtlijn). Van deze lidstaatoptie zal gebruik worden
gemaakt, zie hiervoor de toelichting op de wijziging van artikel 49a Wta.
De kwaliteitsbeoordeling moet plaatsvinden op basis van een toetsing van een selectie
van assurancedossiers. Artikel 48a Wta wordt hiermee in overeenstemming gebracht.
Dat de kwaliteitsbeoordeling een evaluatie omvat die ook ziet op de naleving van assurancestandaarden
en de in rekening gebrachte honoraria voor de assurance-opdracht van duurzaamheidsrapportering
(aanpassing van artikel 29, eerste lid, onder f van de Auditrichtlijn), zal reeds
uit het eerste lid van artikel 48a Wta volgen, waarin is opgenomen dat wordt beoordeeld
of door een accountantsorganisatie is voldaan aan het bij of krachtens de Wta en de
Auditverordening bepaalde. Ook het bepaalde dat de kwaliteitsbeoordelingen ten aanzien
van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering net zoals bij de wettelijke
controles ten minste om de zes jaar plaatsvinden (aanpassing van artikel 29, eerste
lid, onder h) volgt reeds uit artikel 48a.
§ 3.2.12 Handhaving en tuchtrecht
De richtlijn duurzaamheidsrapportering wijzigt hoofdstuk VII van de Auditrichtlijn
over onderzoek en sancties. Uit de aanpassing van de artikelen 30 en 30 bis van de
Auditrichtlijn volgt dat er ook effectieve handhavingsregelingen moeten zijn ten aanzien
van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering en dat er sancties kunnen
worden opgelegd indien deze onderzoeken niet volgens de voorschriften zijn uitgevoerd.
In paragraaf 5.2 Wta zijn de handhavingsbevoegdheden van de AFM opgenomen. Omdat de
AFM kan optreden bij overtreding van hetgeen bij of krachtens de Wta is bepaald, zal
dat ook het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering betreffen. Zie in dit
kader ook de voorgestelde wijziging van artikel 19a Wta. In paragraaf 3.2.5 is beschreven
dat een externe accountant op voordracht van de accountantsorganisatie een aantekening
in het AFM-register kan krijgen voor het uitvoeren van een assurance-onderzoek van
duurzaamheidsrapportering. Door de voordracht van externe accountants voor het uitvoeren
van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering krijgt de AFM inzicht in welke
accountantsorganisaties de desbetreffende dienst willen aanbieden en daarvoor hun
organisatie moeten hebben ingericht. De AFM kan daardoor ook toezicht houden op de
naleving van voorschriften die gelden voor deze dienstverlening. Aan de artikelen
53 en 54 Wta zullen artikelen met betrekking tot het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
worden toegevoegd zodat de AFM die voorschriften ook kan handhaven met een last onder
dwangsom of een bestuurlijke boete.
Op het handelen van accountants is tuchtrecht van toepassing. In de Wet tuchtrechtspraak
accountants (Wtra) zijn de procedures neergelegd, naast tuchtrechtelijke maatregelen
die kunnen worden opgelegd en bepalingen over de tenuitvoerlegging van uitspraken
van de Accountantskamer of het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
De Wtra sluit aan bij handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab
en de Wta (en de Auditverordening) bepaalde. Daaronder zal ook assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering gaan vallen, waarop de regels voor tuchtrechtspraak
ook van toepassing zullen zijn. Voorgesteld wordt om de Accountantskamer ook de bevoegdheid
te geven om de aantekening van de bevoegdheid van een accountant om assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering (tijdelijk) door te halen.
§ 3.2.13 Regelingen tussen de lidstaten met betrekking tot het assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering
In de artikelen 34 en 36 van de Auditrichtlijn zijn regels opgenomen over de wederzijdse
erkenning tussen lidstaten van wettelijke regelingen voor auditors en auditkantoren
en samenwerking tussen nationale bevoegde autoriteiten. Deze artikelen worden van
overeenkomstige toepassing verklaard voor assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
Afdeling 5c.1 Wta over samenwerking met toezichthoudende instanties van andere lidstaten
zal ook betrekking hebben op de taak van de AFM met betrekking tot het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering.
§ 3.3 Wijziging Transparantierichtlijn
Artikel 2 van de richtlijn duurzaamheidsrapportering wijzigt de Transparantierichtlijn.
De Transparantierichtlijn stelt transparantievereisten aan de verslaggeving door uitgevende
instellingen waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde
markt. Hiermee wordt de informatieverstrekking ten behoeve van beleggers verbeterd.
Zo moeten uitgevende instellingen binnen vier maanden na afloop van hun boekjaar hun
jaarlijkse financiële verslaggeving, bestaande uit de jaarrekening, het bestuursverslag
en verklaringen van de uitgevende instelling over deze stukken, algemeen verkrijgbaar
stellen. Op grond van de richtlijn duurzaamheidsrapportering dient de verklaring over
de verslaggeving voortaan ook te zien op de duurzaamheidsrapportering. Ook zal de
assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering algemeen verkrijgbaar worden
gesteld. Deze wijziging van de artikelen 2 en 4 van de Transparantierichtlijn leidt
tot aanpassing van de Wft in artikel I van het wetsvoorstel.
De richtlijn duurzaamheidsrapportering wijzigt ook artikel 23, vierde lid, van de
Transparantierichtlijn. Op grond van dit artikel kan de Europese Commissie reeds besluiten
nemen over de gelijkwaardigheid van jaarrekeningstandaarden die worden gehanteerd
door uitgevende instellingen van derde landen. De richtlijn duurzaamheidsrapportering
voegt hieraan toe dat de Europese Commissie ook kan besluiten over de gelijkwaardigheid
van duurzaamheidsrapporteringsstandaarden en specificeert de criteria die de Europese
Commissie daarbij moet hanteren.30 Artikel 5:25v Wft wordt in verband hiermee aangepast.
Ten slotte wordt een nieuw artikel 28 quinquies in de Transparantierichtlijn ingevoegd.
Dit betreft een bevoegdheid van de European Securities and Markets Authority (ESMA) om richtsnoeren uit te vaardigen voor het toezicht op duurzaamheidsrapportering
door de nationale autoriteiten. Deze bepaling leent zich niet voor omzetting.
§ 3.4 Wijziging Auditverordening
Artikel 4 van de richtlijn duurzaamheidsrapportering wijzigt de Auditverordening.
De Auditverordening richt zich specifiek op wettelijke controles van oob’s.31 De richtlijn duurzaamheidsrapportering wijzigt onderdelen van artikelen 4 en 5 van
de Auditverordening, betreffende de limiet voor vergoedingen die een accountantsorganisatie
voor niet-controlediensten bij oob’s mag vragen, respectievelijk de lijst van verboden
niet-controlediensten naast de wettelijke controle bij een oob. Omdat zoals hierboven
beschreven op grond van artikel 24b Wta in Nederland een geheel verbod geldt voor
het verrichten van andere werkzaamheden voor een oob naast controlediensten en ook
een verbod wordt voorgesteld voor het verrichten van andere diensten naast het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering, zijn deze wijzigingen voor de Nederlandse context niet
relevant.32
§ 3.5 Verhouding tot de Taxonomieverordening
De richtlijn duurzaamheidsrapportering heeft ook effect op het toepassingsbereik van
de verplichtingen die reeds bestaan op grond van de Taxonomieverordening.33 In deze verordening zijn de criteria vastgesteld om uit te maken of een economische
activiteit als ecologisch duurzaam kan worden aangemerkt, met het oog op het bepalen
van de mate waarin een belegging ecologisch duurzaam is. Ook kent de verordening een
rapporteringverplichting waarbij wordt aangesloten bij de Jaarrekeningrichtlijn. Uit
artikel 8 van de verordening volgt dat ondernemingen die op grond van artikel 19 bis
en artikel 29 bis van de Jaarrekeningrichtlijn verplicht zijn om duurzaamheidsinformatie
openbaar te maken, in die rapportage ook informatie moeten opnemen over hoe en in
welke mate de activiteiten van de onderneming verband houden met economische activiteiten
die als ecologisch duurzaam kunnen worden aangemerkt als bedoeld in die verordening.34 Op grond van het vierde lid van artikel 8 van de verordening zijn in een gedelegeerde
verordening voorschriften vastgesteld wat betreft de inhoud en presentatie van de
informatie die op basis van de verordening moet worden verstrekt.35
De ondernemingen die door de richtlijn duurzaamheidsrapportering aan het toepassingsbereik
van de rapporteringsverplichting in de Jaarrekeningrichtlijn worden toegevoegd, zullen
dus ook aan de verplichtingen op basis van artikel 8 van de verordening moeten voldoen.
Zie paragraaf 2 voor een beschrijving van de uitbreiding van het toepassingsbereik.
§ 4. Effecten bedrijfsleven; regeldrukkosten
In deze paragraaf worden de regeldrukkosten voor het bedrijfsleven, i.c. de accountantsorganisaties,
beschreven als gevolg van dit wetsvoorstel. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat
aan de regeldruk voor rapporterende ondernemingen aandacht wordt besteed in de toelichting
op het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering. Voor de berekening
van deze gevolgen is aangesloten bij het Handboek Meting Regeldrukkosten.36 Voor de berekening van de nalevingskosten is gebruik gemaakt van de handleiding Meten
inhoudelijke nalevingskosten bestaande regelgeving.
Een aantal factoren compliceert de berekening van de regeldrukkosten. Zo verschilt
het bijvoorbeeld per accountantsorganisatie of deze ook duurzaamheidsrapportering
zal beoordelen en hoeveel medewerkers de organisatie in dienst heeft. Hierdoor kunnen
de gemiddelde geschatte regeldrukkosten afwijken van de kosten die drukken op een
individuele accountantsorganisatie.
Uitgangspunt bij de implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering is om
de lasten zo beperkt mogelijk te houden. De richtlijn zorgt er echter voor dat een
groot aantal normen voor de controle van financiële verslaggeving wordt uitgebreid
naar het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. In die zin is er (op een
aantal keuzemogelijkheden voor lidstaten na) weinig ruimte voor alternatieven.
De implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering zal leiden tot initiële
lasten en structurele effecten voor het bedrijfsleven. Het gaat hierbij om de kosten
die samenhangen met de aanpassing van de bedrijfsvoering opdat de normen van deze
richtlijn worden nageleefd. Daarbij geldt wel dat een groot deel van de geregelde
onderwerpen in de praktijk al onderdeel vormen van de bestaande bedrijfsvoering van
accountantsorganisaties (op grond van bestaande wettelijke eisen of als gevolg van
de door de NBA vastgestelde beroepsreglementering). De eisen in artikel 29 (kwaliteitsborgingsstelsel
ook voor assurance-onderzoek duurzaamheidsrapportering) van de richtlijn zijn bijvoorbeeld
slechts gedeeltelijk aanvullend ten opzichte van de bestaande eisen en de bestaande
beroepsreglementering en zullen derhalve naar verwachting slechts leiden tot geringe
aanvullende kosten. Verondersteld mag immers worden dat deze normen grotendeels worden
toegepast in de bestaande bedrijfsvoering van accountantsorganisaties. Daarnaast zullen
eisen worden uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur. Dit zal gebeuren door
wijziging van het Bta. Indien de uitwerking van specifieke verplichtingen leidt tot
kosten, zal dit bij de wijziging van dit besluit in kaart worden gebracht. De overige
initiële en structurele effecten voor accountantsorganisaties zijn hierna afzonderlijk
weergegeven.
Initiële effecten accountants(organisaties)
De richtlijn duurzaamheidsrapportering legt regels op voor accountants en accountantsorganisaties
die assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering willen verrichten. Accountants
moeten in dat geval beschikken over de noodzakelijke theoretische kennis van vakgebieden
die voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportage van belang zijn, en in
staat zijn deze kennis in de praktijk toe te passen. Reeds erkende accountants dienen
via permanente educatie de nodige kennis te verwerven op het gebied van duurzaamheidsrapportering
en assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportage. In Nederland zijn ongeveer 21.000
registeraccountants en Accountant-Administratieconsulenten met certificeringsbevoegdheid
geregistreerd, waarvan zich naar verwachting een kwart via permanente scholing zal
moeten bekwamen om assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering te verrichten.
Gemiddeld gaat het om zestig uur per accountant met een kostprijs van 60 euro per
uur, oftewel 21.000 * 25% * 60 * 60 = 18,9 miljoen euro.
Structurele effecten accountants(organisaties)
De opleidingseisen zullen naar verwachting niet leiden tot structurele effecten voor
accountants en accountantsorganisaties die ook assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
willen gaan verrichten. Zo wordt de praktijkopleiding niet verlengd, maar zullen accountants
die deze onderzoeken willen gaan verrichten wel ten minste acht maanden van hun opleiding
moeten besteden aan assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
§ 5. Uitvoeringskosten
De implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering leidt tot initiële en
structurele uitvoeringskosten bij de NBA en de CEA. Deze worden hieronder kort toegelicht.
Verder wordt verwezen naar paragraaf 7 over de uitvoerings-en handhavingstoetsen.
De kosten van de NBA en de CEA worden door de sector gedragen. In de Wab is opgenomen
dat de beroepsorganisatie alle kosten draagt die uit de uitvoering van de wet voortvloeien
en van haar leden bijdragen kan heffen. Ten aanzien van de CEA bepaalt de Wab dat
deze commissie jaarlijks de kosten van de werkzaamheden die zij verricht in verband
met de uitoefening van haar taak op grond van deze wet in rekening brengt bij de beroepsorganisatie,
voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting.37
Initiële uitvoeringskosten
De NBA zal naar aanleiding van de richtlijn duurzaamheidsrapportering de regelgeving
moeten aanpassen zodat de beroepsregelgeving in lijn is met de richtlijn. Daarnaast
zal de NBA bezien of de eigen assurance standaard 3810N voor assurance-opdrachten
inzake duurzaamheidsverslaggeving aanpassing behoeft. Verder zal de NBA de permanente
educatie alsmede de praktijkopleiding moeten aanpassen conform de richtlijn. Ook dient
de inrichting van het accountantsregister aangepast te worden.
De CEA is verantwoordelijk voor de opleidingseisen voor accountants. De CEA zal naar
aanleiding van de additionele opleidingseisen die de richtlijn stelt nieuwe eindtermen
opstellen. De CEA schat in dat ter implementatie van de CSRD initieel 0,55 extra fte
nodig is.
Structurele uitvoeringskosten
De CEA zal doorlopend toezicht houden op de juiste implementatie van de eindtermen
inzake duurzaamheid door de opleidingsinstituten. De CEA verwacht hiervoor circa 1
extra fte nodig te hebben.
§ 6. Toezichtkosten
De implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering zal extra kosten met zich
meebrengen voor de AFM om adequaat toezicht op basis van de Wta te kunnen houden.
De AFM zal ook toezicht gaan houden op de toepassing van de vereisten voor het uitvoeren
van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering door accountantsorganisaties.
Deze taak zal leiden tot een significante uitbreiding van de door de AFM te onderzoeken
dossiers bij accountantsorganisaties. Tevens zal de AFM de kwaliteit van accountantsorganisaties
(die naast wettelijke controles ook assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
uitvoeren) op meer aspecten moeten onderzoeken en toetsen. De kosten van de AFM voor
de uitvoering van haar taken worden op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht
2019 gedragen door de sector.
De AFM heeft in de uitvoeringstoets een inschatting opgenomen voor de be-kostiging.
De AFM stelt dat zij in totaal 12 fte extra nodig heeft in 2024. Dit loopt in de jaren
na inwerkingtreding van de CSRD op tot 21 fte omdat de reikwijdte trapsgewijs wordt
vergroot. Deze capaciteitsinschatting geldt voor de verschillende toezichtterreinen
die worden geraakt door de richtlijn duurzaamheidsrapportering. Dit betreft het toezicht
op de duurzaamheidsrapportering van uitgevende instellingen zelf, het toezicht op
accountantsorganisaties die assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering verrichten,
het toezicht op prospectussen van beoogde uitgevende instellingen waarin ook duurzaamheidsinformatie
moet worden opgenomen, marktmisbruiktoezicht waarvoor ook duurzaamheidsinformatie
als voorwetenschap kan kwalificeren, alsmede toezicht op de deponering van verslaggeving
met daarin duurzaamheidsrapportering van uitgevende instellingen.
Het handelen van een accountant in het kader van het verrichten van een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering komt onder het tuchtrecht voor accountants te vallen
(vgl. paragraaf 3.2.12). Dit kan leiden tot een toename van klachten die op grond
van de Wtra in eerste aanleg bij de Accountantskamer en in hoger beroep bij het CBb
aanhangig worden gemaakt.
Uit het jaarverslag over 2022 van de Accountantskamer38 blijkt dat er in dat jaar 139 zaken bij haar aanhangig zijn gemaakt. In 2022 zijn
86 zaken behandeld, waarvan 84 klachten tegen accountants. Van die klachten betroffen
12 de (wettelijke) controle en 33 permanente educatie-verplichtingen. In 2022 is in
33 zaken hoger beroep bij het CBb ingesteld. Het CBb heeft in dat jaar 32 uitspraken
gedaan.
Door ondernemingen zal voor het eerst over boekjaar 2024 een duurzaamheidsrapportering
moeten worden opgesteld. In 2025 worden dan de eerste assuranceverklaringen over duurzaamheidsrapporteringen
afgegeven. Eventuele klachten daarover kunnen dan in de loop van 2025 of in 2026 bij
de Accountantskamer worden ingediend.
Of de nieuwe wettelijke taak van de accountant tot meer klachten bij de Accountantskamer
en het CBb zal leiden, kan op voorhand niet goed worden ingeschat. Gelet op het aantal
zaken dat nu aanhangig wordt gemaakt bij de Accountantskamer en de ervaring die moet
worden opgedaan met de nieuwe verslaggevingsvoorschriften en de beoordeling daarvan
door de accountant, zal de extra instroom aan klachten de eerste jaren naar verwachting
beperkt zijn.
§ 7. Uitvoerings- en handhavingstoets
Een concept van dit voorstel is in het kader van een uitvoerings- en handhavingstoets
voorgelegd aan de AFM, de NBA en de CEA.
De AFM houdt toezicht op accountantsorganisaties op basis van de Wta. Het toezicht
van de AFM gaat ook zien op de vereisten voor accountantsorganisaties indien zij assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering verrichten. Ook houdt de AFM toezicht op transparantieverplichtingen
voor uitgevende instellingen op basis van de Wft. Deze transparantieverplichtingen
worden door de richtlijn uitgebreid. Daarnaast heeft de AFM op basis van de Wet toezicht
financiële verslaggeving (Wtfv) bevoegdheden ten aanzien van de toepassing van verslaggevingsvoorschriften
door uitgevende instellingen, zoals vragen om (openbare) verduidelijking van de toepassing
van de voorschriften. De AFM kan bij tekortkomingen in de rapporteringverplichtingen
een procedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam entameren (artikelen
2:447 en 2:449–451 BW).
In de reactie op het voorgelegde concept van dit voorstel schrijft de AFM dat zij
haar taak wat betreft het toezicht op accountantsorganisaties slechts op ondoelmatige
wijze zou kunnen uitvoeren, omdat onduidelijkheid bestaat over in welke gevallen accountantsorganisaties
aan de vereisten ten aanzien van duurzaamheidsassurance dienen te voldoen. De AFM
pleit voor een aanmelding of een registratie bij de AFM van deze accountantsorganisaties.
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen door aanpassing van artikel 11 Wta.
Ten aanzien van het prospectustoezicht, marktmisbruiktoezicht en het deponeringstoezicht,
die impliciet geraakt worden door de uitbreiding van de duurzaamheidsrapporteringsverplichtingen
voor uitgevende instellingen, acht de AFM het wetsvoorstel voldoende uitvoerbaar.
De AFM meent dat het geconsulteerde wetsvoorstel slechts beperkt uitvoerbaar is voor
wat betreft het toezicht op de duurzaamheidsrapportering van uitgevende instellingen
op basis van de Wtfv. De AFM herhaalt hierbij haar wens om de civielrechtelijke basis
van het verslaggevingstoezicht te wijzigen in een bestuursrechtelijke basis, zoals
beschreven in haar wetgevingsbrief 2023.39 De AFM schrijft behoefte te hebben aan toezichtsbevoegdheden die doorgaans worden
geassocieerd met bestuursrechtelijk toezicht om effectief en efficiënt toezicht op
deze duurzaamheidsrapportering met meer diepgang en omvang te kunnen uitvoeren. De
AFM verzoekt om haar tenminste de bevoegdheid te geven om van eenieder informatie
te vorderen om de juistheid en volledigheid van duurzaamheidsrapportering te kunnen
beoordelen, indien het niet mogelijk is om voorgenoemde bestuursrechtelijke bevoegdheden
te regelen met dit wetsvoorstel.
Zoals in de reactie op deze wetgevingswens is beschreven, vereist het aan de AFM toekennen
van bestuursrechtelijke bevoegdheden, door de civielrechtelijke basis van het verslaggevingstoezicht
op grond van de Wtfv te wijzigen naar een bestuursrechtelijke basis, een fundamentele
(stelsel)wijziging van het toezicht op de (niet-)financiële verslaggeving. Dat vergt
een zorgvuldig proces, waaronder overleg met belanghebbenden en het Ministerie van
Justitie en Veiligheid. Het past daarom niet om bij de implementatie van de richtlijn
dergelijke fundamentele aanpassingen te verrichten aan het toezicht. Dat is voor de
implementatie van de richtlijn ook niet nodig. De richtlijn zal voor wat betreft het
toezicht door de AFM worden geïmplementeerd langs de lijnen van de bestaande systematiek
ten aanzien van de handhaving van de inrichting van de verslaggevingsverplichtingen.
Wel wordt een traject gestart om te bezien of een (stelsel)wijziging van het toezicht
op de Wtfv nodig of wenselijk is en zo ja, hoe deze wijziging gerealiseerd kan worden.
Daarbij zal ook worden gekeken of de informatiepositie van de AFM kan worden versterkt.
Verder vraagt de AFM in de uitvoeringstoets om aan artikel 2 Wtfv, waarin de wetgeving
is opgenomen waaraan zij het verslaggevingstoezicht kan toetsen, artikelen 29 ter
en 40 ter van de Jaarrekeningrichtlijn toe te voegen. Deze artikelen verwijzen naar
de door de Europese Commissie vast te stellen duurzaamheidsrapporteringsstandaarden.
Naar deze standaarden wordt verwezen in het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering.
Zij gaan daardoor deel uitmaken van de inrichtingsvoorschriften voor het bestuursverslag
op basis van Titel 9 van Boek 2 BW en vallen daarmee dus al onder artikel 2 Wtfv.
Aanpassing van artikel 2 Wtfv is derhalve niet nodig. De memorie van toelichting is
op dit punt verduidelijkt.
De AFM brengt ook een punt onder de aandacht dat niet ziet op de uitvoerbaarheid,
maar op het aantal instellingen dat onder AFM-toezicht valt. De AFM vraagt om artikel
5:25v Wft aan te passen omdat zij van mening is dat dat nodig is om de duurzaamheidsrapporteringsverplichting
ook te laten gelden voor uitgevende instellingen met zetel in een derde land waarvan
de verslaggevingsvoorschriften door een besluit van de Europese Commissie equivalent
zijn verklaard. Artikel 5:25v Wft is aangepast om te verduidelijken dat uitgevende
instellingen uit derde landen hun verslaggeving kunnen opmaken conform de voorschriften
in dat derde land indien zowel de jaarrekeningstandaarden als de duurzaamheidsstandaarden
door de Europese Commissie als equivalent zijn aangemerkt.
De AFM geeft in de uitvoeringstoets aan in 2024 kosten te maken voor (de voorbereidingen
op) het toezicht op de richtlijn duurzaamheidsrapportering. In verband daarmee en
met andere nieuwe taken voor de AFM is het kostenkader voor 2024 opgehoogd.40 De aanvullende capaciteit die de AFM na 2024 nodig acht voor de uitbreiding van haar
toezichttaken wordt meegenomen in het nieuwe kostenkader van de AFM voor de periode
2025–2028. De AFM is bij het opstellen van haar begroting gebonden aan het kostenkader.
De NBA is op grond van de Wet op het accountantsberoep verantwoordelijk voor het bevorderen
van de goede beroepsuitoefening van accountants. Zij stelt gedrags- en beroepsregels
vast, ziet toe op de permanente educatie en houdt het accountantsregister. De regels
omtrent deze onderwerpen worden aangepast ter implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering.
De NBA schrijft in de uitvoeringstoets dat zij bij het aanpassen van de beroepsreglementering
in beginsel geen uitvoeringsproblemen verwacht. De NBA merkt daarbij wel op dat het
analyseren van de noodzakelijke wijzigingen en het proces van goedkeuring daarvan
zorgvuldig moet plaatsvinden en veel tijd vergt. De NBA onderstreept daarvoor het
belang van het tijdig gereed zijn van de implementatiewetgeving.
De NBA schat in dat de reeds voorgeschreven Standaard 3810N over assurance-opdrachten
inzake duurzaamheidsverslaggeving als Nader Voorschrift aan haar leden voorgeschreven
in belangrijke mate al invulling geeft aan de eisen gesteld aan de assurance zoals
opgenomen in het wetsvoorstel. De NBA zal dit nader analyseren en eventuele aanpassingen
voorbereiden.
De NBA voorziet geen problemen met de uitvoerbaarheid van het aanpassen van het accountantsregister
en de nieuwe eisen aan permanente educatie en de opleiding. De NBA voorziet wel dat
de (tijdige) implementatie van deze aangepaste eisen van de NBA en CEA voor de betrokkenen
zoals opleidingsinstituten, stagebureaus, accountantsorganisaties en accountants en
studenten uitdagingen met zich mee kunnen brengen. Daarnaast merkt de NBA op dat bij
implementatie van de nieuwe eisen, er nog tal van praktische vragen zullen ontstaan.
De CEA is verantwoordelijk voor het vaststellen van de eindtermen, dat wil zeggen
de opleidingseisen voor zowel de theoretische opleiding als de praktijkopleiding tot
accountant. De richtlijn duurzaamheidsrapportering stelt vereisten aan de opleiding
voor het verrichten van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
De CEA licht in de uitvoeringstoets toe dat zij de theoretische eindtermen voor duurzaamheidsassurance
als integraal onderdeel aan de opleiding zal toevoegen omdat zij dit tot de basiskennis
van elke accountant vindt behoren. De CEA signaleert dat met het toevoegen van eindtermen
gericht op de CSRD-wetgeving in de theorieopleiding en het volgen van een praktijkopleiding
de studeerbaarheid van de accountantsopleiding verder onder druk komt te staan. De
CEA voorziet verder dat de gemiddelde doorlooptijd van de praktijkopleiding zal toenemen
indien er gekozen wordt om tijdens de praktijkopleiding het traject van acht maanden
voor assurance op duurzaamheidsinformatie te doorlopen. De CEA voorziet dat studenten
vanwege de studeerbaarheid eerst de praktijkopleiding zullen volgen, gericht op het
verkrijgen van praktijkervaring ter verkrijging van de accountantstitel (RA of AA)
gericht op de wettelijke controle van financiële verantwoordingen. Aansluitend zullen
zij de aanvullende praktijkopleiding volgen die vereist is voor de aanvullende aantekening
op grond waarvan accountants assurance mogen verstrekken bij wettelijk verplichte
duurzaamheidsverslagen. Naar aanleiding van het verzoek van de CEA hiertoe is in de
memorie van toelichting verduidelijkt dat op grond van artikel 47 Wab kan worden gekozen
om de opleiding met betrekking tot duurzaamheid tijdens de praktijkopleiding direct
te volgen of pas na het verkrijgen van de accountantstitel.
De CEA wijst er op dat studenten die vanaf 2023 zijn gestart met de praktijkopleiding
en na 1 januari 2026 afstuderen, niet onder de overgangsregeling vallen. De CEA heeft
voorbereidingen getroffen zodat duidelijk is aan welke eindtermen zij moeten voldoen.
Wel is verdere uitwerking en detaillering nodig. De CEA geeft daarbij aan dat tijdige
implementatie hiervan mogelijkerwijs in gevaar kan komen.
De CEA verwacht voldoende middelen te hebben voor de benodigde aanpassing van de eindtermen.
Ze verwacht wel dat het toezicht op de aangepaste eindtermen op de aangewezen onderwijsinstellingen
en de praktijkopleidingen extra activiteiten van de CEA vraagt. De CEA schat in dat
ter implementatie van de CSRD initieel 0,55 extra fte en daarna voor toezicht structureel
1,0 fte extra nodig is.
§ 8. Advies en consultatie
§ 8.1 Toetsing Adviescollege toetsing regeldruk
Een concept van dit voorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR). Het college adviseert om het voorstel niet in te dienen, tenzij met
de adviespunten rekening is gehouden. Het betreft de volgende adviezen en observaties.
Het ATR adviseert om inzichtelijk te maken welk effect wordt verwacht van de verplichte
duurzaamheidsrapportages op duurzaamheidsprestaties en dit effect te zijner tijd te
evalueren in internationaal perspectief.
Naar aanleiding van dit advies zijn het doel van de richtlijn en de verwachte effecten
in paragraaf 2 van de toelichting nader beschreven. Hierbij wordt ook opgemerkt dat
bij het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering, waarin de rapportageverplichting
wordt opgenomen, nader is ingegaan op het doel van de richtlijn. Daarbij wordt ook
aandacht besteed aan de beleidsalternatieven die de Europese Commissie in haar Impact
Assessment heeft onderzocht.41 Omdat de Europese Commissie verplicht is om de richtlijn iedere drie jaar te evalueren,
waarbij ook moet worden gekeken naar de verwezenlijking van de doelstellingen van
de richtlijn, lijkt een nationale evaluatie niet opportuun.
Het ATR heeft gekeken naar het gebruik van de lidstaatopties wat betreft het combineren
van de praktijkopleiding en de theoretische opleiding tot accountant (vgl. paragraaf
3.2.3) alsmede de mogelijkheid om een overgangsregeling te treffen voor de AFM in
het kader van de kwaliteitsbeoordelingen (vgl. artikel 49a en 86b Wta), en ziet geen
aanvullende mogelijkheden die minder belastend zijn.
Het college spreekt zijn zorg uit over de regeldruk voor MKB-bedrijven als gevolg
van de informatiebehoefte van rapportageplichtige grote ondernemingen. Het ATR adviseert
om niet-rapportageplichtige bedrijven in staat te stellen om verzoeken om informatie
voor duurzaamheidsrapportering globaal, per sector of met een schatting in formats
te kunnen beantwoorden. In de toelichting op het Implementatiebesluit wordt aandacht
besteed aan de lasten voor de waardeketen en aan de stimulatie en ondersteuning van
sectorale samenwerking.
Het ATR adviseert om de gevolgen voor de regeldruk in beeld te brengen conform de
Rijksbrede methodiek en om de gevolgen voor de regeldruk van de nog te stellen inhoudelijke
rapportageverplichtingen bij de hierna volgende AmvB in beeld te brengen en aan het
college voor advies voor te leggen. Naar aanleiding van het advies van de ATR is de
regeldruk paragraaf aangepast. Het implementatiebesluit met de rapportageverplichting
is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor advies aan het ATR voorgelegd.
Daarover heeft het ATR apart advies uitgebracht. Dat advies is behandeld in de toelichting
bij dat besluit.
§ 8.2 Advies Raad voor de rechtspraak
Aan de Raad voor de rechtspraak is verzocht om advies uit te brengen over het conceptwetsvoorstel
ter implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering wat betreft de mogelijke
gevolgen voor het CBb als hogerberoepsinstantie voor uitspraken van de accountantskamer.
Het wetsvoorstel geeft de Raad voor de rechtspraak geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen.42 De Raad benoemt dat de voorgestelde regelgeving gevolgen heeft voor de werklast van
het CBb. Omdat die gevolgen op voorhand niet bijzonder groot lijken verwacht de Raad
dat de werklastgevolgen in financiële zin niet substantieel zullen zijn.
§ 8.3 Openbare consultatie
Het wetsvoorstel is van 17 juli 2023 tot en met 10 september 2023 openbaar geconsulteerd.43 In de consultatie is gevraagd naar een reactie op het voorstel in zijn geheel en
is specifiek gevraagd naar het gebruik van de lidstaatopties die toestaan dat een
ander de duurzaamheidsrapportering van de rapporterende onderneming onderzoekt dan
de externe accountant van de accountantsorganisatie die de wettelijke controle van
de jaarrekening van die onderneming verricht.
Op de consultatie zijn 32 openbare reacties gekomen. Deze reacties zijn afkomstig
van Bluelakes.nl, NBA, SCCM, TIC Council Brussel, NVCi, AFM, Eumedion, Ernst & Young
Accountants LLP (verder EY), BDO, SRA, NVB, BSI Group, Baker Tilly, VEUO, Raad voor
de Jaarverslaggeving, KPMG, Dufas, Dekra, Flynth, Deloitte, Trust International Auditors
& Consultants, Kiwa Nederland, Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht, SKAO, Bureau
Veritas, PwC, De Brauw Blackstone Westbroek, Grant Thornton, Pensioenfederatie, Stichting
Duurzaam Verantwoord/MVO Prestatieladder en VNO-NW en MKB-Nederland.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de consultatiereacties. Naar aanleiding van deze
reacties zijn de wetstekst en de memorie van toelichting op verscheidene punten aangepast.
In het navolgende zullen de ontvangen reacties per thema worden beschreven. Reacties
die betrekking hebben op de verplichting om over duurzaamheidskwesties te rapporteren,
zoals het toepassingsbereik van deze verplichting, zijn betrokken bij het implementatiebesluit
richtlijn duurzaamheidsrapportering.
8.3.1 Integrale benadering richtlijnimplementatie
Verschillende respondenten hebben benadrukt dat de richtlijn duurzaamheidsrapportering
een grote impact zal hebben op de gehele verslaggevings- en controleketen. Er zijn
zorgen of de betrokken partijen voldoende voorbereid zijn op de nieuwe verplichtingen
en er wordt opgeroepen om ondernemingen te ondersteunen bij het implementeren van
duurzaamheidsrapportering. Ook is in dit kader opgemerkt dat de richtlijn met het
wetsvoorstel slechts deels wordt geïmplementeerd en is ervoor gepleit om verschillende
zaken zoals aan welke partijen de opdracht tot onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
mag worden verleend, op wetsniveau te regelen. Er is ook op gewezen dat in de consultatieversie
van het wetsvoorstel is opgenomen dat het gebruik van de lidstaatopties die het mogelijk
maken dat een ander de duurzaamheidsinformatie beoordeelt dan de externe accountant
die de wettelijke controle verricht, nog verder wordt verkend. Dit alles zou een goede
beoordeling van de implementatie bemoeilijken.
De richtlijn duurzaamheidsrapportering wordt inderdaad met verschillende wetgevingsinstrumenten
geïmplementeerd. Dat komt doordat de richtlijn zowel de inhoudelijke verslaggevingsvoorschriften
wijzigt als de regels voor de accountants(organisaties) die deze informatie beoordelen.
Deze onderwerpen zijn in de Nederlandse regelgeving reeds geregeld op wetsniveau en
op het niveau van een algemene maatregel van bestuur. Bij de implementatie van de
richtlijn wordt zoveel mogelijk bij de bestaande systematiek aangesloten. Er is begrip
voor de zorgen over het ontbreken van een compleet beeld van de implementatie. Daaraan
is tijdens de verwerking van de consultatiereacties bij zowel het Implementatiebesluit
richtlijn duurzaamheidsrapportering als het wetsvoorstel extra aandacht besteed. Daarnaast
is in de toelichting op het wetsvoorstel zoveel mogelijk uiteengezet wat nog in het
Bta en het Besluit accountantsopleiding 2013 wordt aangepast. Bij die aanpassing wordt
de huidige structuur van deze besluiten gevolgd. Aan de ondersteuning van het bedrijfsleven
dat de duurzaamheidsrapportering moet opstellen en daarvoor informatie moet aanleveren,
is aandacht besteed in de nota van toelichting bij het Implementatiebesluit richtlijn
duurzaamheidsrapportering.
8.3.2 Lidstaatopties met betrekking tot beoordeling duurzaamheidsrapportering
Andere externe accountant of accountantsorganisatie
In de consultatie is opgemerkt dat de lidstaatoptie van artikel 34, derde lid, van
de Jaarrekeningrichtlijn lidstaten niet alleen toestaat om de duurzaamheidsrapportering
door een andere accountantsorganisatie te laten beoordelen, dan de organisatie die
de wettelijke controle verricht, maar ook door een andere externe accountant binnen
dezelfde accountantsorganisatie.
Verschillende respondenten hebben zich uitgesproken voor de mogelijkheid om een andere
externe accountant van dezelfde accountantsorganisatie aan te kunnen wijzen voor de
beoordeling van de duurzaamheidsrapportering. Zo kunnen zoveel mogelijk accountants
bevoegd zijn om een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering te verrichten.
Hiermee kan de werkdruk over twee externe accountants worden verdeeld, wat de kwaliteit
ten goede kan komen. Hiervoor zou het wel nodig zijn om aanvullende waarborgen te
treffen met betrekking tot de benoeming van de accountant, de samenwerking en informatie-uitwisseling.
Wat betreft de mogelijkheid om een andere accountantsorganisatie de opdracht te geven
om de duurzaamheidsrapportering te beoordelen dan de accountantsorganisatie die de
wettelijke controle verricht, hebben verschillende respondenten erop gewezen dat veel
ondernemingen zullen kiezen voor één accountantsorganisatie die beide rapportages
beoordeelt. De opdracht wordt dan aan één partij verleend die al kennis van de onderneming
heeft. Tegelijkertijd is gewezen op de ruimere keuzevrijheid voor ondernemingen die
de lidstaatoptie biedt en de mogelijkheid tot het vergroten van de diversificatie
in de accountancymarkt. In dat kader is gewezen op de ervaren verminderde beschikbaarheid
van de accountant, terwijl het takenpakket van de accountant door de duurzaamheidsrapportering
zal toenemen, en de stijgende kosten van de controle. Een ruimere keuze kan een positieve
invloed hebben op prijsvorming en kwaliteit. Ook bij deze optie wordt erop gewezen
dat het nodig is wetgeving aan te passen om informatie-uitwisseling tussen beide accountantsorganisaties
mogelijk te maken.
Er is gewezen op mogelijk negatieve gevolgen wanneer meerdere partijen bij de beoordeling
betrokken zijn. In dat kader wordt gewezen op de verwevenheid tussen de financiële
en de niet-financiële informatie. Wanneer verschillende accountantsorganisaties apart
beschikken over hun deel van de informatie, lijkt dat niet tot integratie van beide
verslagen te leiden. De controle van de jaarrekening en het assurance-onderzoek van
de duurzaamheidsinformatie zou ook efficiënter kunnen geschieden door het totaaloverzicht
dat de accountant krijgt van een onderneming. Er is gewezen op de mogelijke lastenverzwaring
die de lidstaatoptie meebrengt voor rapporterende ondernemingen, onder andere door
de aanvullende afstemming en dubbele werkzaamheden van meerdere accountantsorganisaties.
Ook is opgemerkt dat het gebruik van de optie de capaciteit aan bevoegde organisaties
niet verder vergroot en de samenwerking tussen de betrokken accountants, die essentieel
is voor de kwaliteit van de accountantscontrole en de duurzaamheidsassurance, complexer
wordt en dus meer waarborgen vergt.
Ook is naar voren gebracht dat de externe accountant een verenigbaarheidstoets moet
uitvoeren over het bestuursverslag, en in dat kader ook in zal gaan op de vergelijkbaarheid
tussen de duurzaamheidsrapportering in het bestuursverslag en de jaarrekening. Op
grond van artikel 34 van de Jaarrekeningrichtlijn ligt de toets over de verenigbaarheid
van het bestuursverslag met de jaarrekening bij de externe accountant die de jaarrekening
controleert (zie de toelichting op artikel 2:393 BW hierna). Om te zorgen dat hij
deze toets goed kan uitvoeren, wordt voorgesteld in artikel 20 Wta een regeling op
te nemen op basis waarvan hij alle daarvoor benodigde informatie bij de accountantsorganisatie
die de duurzaamheidsrapportering beoordeelt, kan opvragen. Zie ook de toelichting
op artikel 20 Wta.
Er is ook opgemerkt dat er een geschil kan ontstaan over de verantwoordelijkheid voor
bepaalde werkzaamheden tussen de accountantsorganisaties. In dat kader is gevraagd
om bij gebruik van de lidstaatoptie de verantwoordelijkheden van beide accountantsorganisaties
wettelijk vast te leggen. De Jaarrekeningrichtlijn bepaalt enkel dat een andere accountant
het voorgeschreven oordeel over de duurzaamheidsrapportering kan uitbrengen. Het past
niet om nationaal verder de verantwoordelijkheden van de accountantsorganisaties uit
te werken. Betrokken partijen kunnen dit onderling regelen. Wel wordt voorgesteld
om de wetgeving zo aan te passen dat zij de voor het afgeven van hun verklaringen
benodigde informatie kunnen uitwisselen.
Onafhankelijke verlener van assurancediensten
In de consultatiereacties is erop gewezen dat de lidstaatoptie die het bedrijven toestaat
om de duurzaamheidsrapportering te laten beoordelen door een geaccrediteerde onafhankelijke
verlener van assurancediensten de beschikbaarheid van beoordelaars van de duurzaamheidsinformatie
vergroot en daarmee ook de keuzevrijheid van ondernemingen. Er is gewezen op de risico’s
van een verdere concentratie van de auditmarkt. Ook is aangevoerd dat specifieke kennis
nodig is voor het beoordelen van de duurzaamheidsrapportering. Verschillende respondenten
hebben gewezen op de onafhankelijke dienstverleners die al actief zijn. Zij hebben
ervaring en deskundigheid. Het toestaan van onafhankelijke dienstverleners stimuleert
de marktwerking volgens respondenten en kan tot lagere kosten voor bedrijven leiden
en betere dienstverlening.
Ook is gewezen op het belang van een level playing field tussen accountantsorganisaties en onafhankelijke verleners van assurancediensten,
zodat eenzelfde kwaliteitsniveau ontstaat. Verschillende respondenten hebben naar
voren gebracht dat de lidstaatoptie om een onafhankelijke verlener van assurancediensten
toe te laten nog veel onduidelijkheden kent. Het gaat dan onder andere om de vraag
of deze dienstverlener een organisatie of een natuurlijk persoon betreft, en aan welke
vergelijkbare eisen dan dient te worden voldaan. Deze dienstverleners vallen nu nog
niet onder regulering en toezicht waarmee de kwaliteit van de assurance wordt gewaarborgd.
Benadrukt wordt dat er daadwerkelijk sprake moet zijn van gelijkwaardigheid met het
hele framework dat geldt voor accountants en accountantsorganisaties met toezicht
door de AFM.
Ook bij gebruik van deze lidstaatoptie zal het nodig zijn om het mogelijk te maken
om vertrouwelijke gegevens uit te wisselen tussen de onafhankelijke verlener van assurancediensten
en de controleur van de financiële verslaggeving.
Een respondent stelt voor dat onafhankelijke verleners van assurancediensten verantwoordelijk
kunnen zijn voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering binnen dezelfde
accountantsorganisatie die de wettelijke controle uitvoert. Deze dienstverleners kunnen
specialisten zijn met kennis en ervaring van specifieke onderwerpen. De richtlijn
staat er niet aan in de weg dat er specialisten worden betrokken om de externe accountant
te ondersteunen bij het verrichten van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
Dit kunnen specialisten van binnen de eigen accountantsorganisatie zijn, maar ook
ingehuurde derden, zolang deze specialisten maar het stelsel van kwaliteitsbeheersing
van de accountantsorganisatie voor wat betreft het verrichten van het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering toepassen.
Verschillende respondenten hebben gewezen op mogelijk negatieve gevolgen van het gebruik
van deze lidstaatoptie. Daarbij worden grotendeels dezelfde argumenten genoemd als
bij de optie om toe te staan dat twee verschillende accountantsorganisaties de wettelijke
controle en het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering verrichten.
Ook is opgemerkt dat de voorgestelde mogelijkheid in artikel 5a, tweede lid, Wta om
bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat een onafhankelijke verlener van
assurancediensten de duurzaamheidsrapportering kan beoordelen niet voldoet, maar dat
nadere vereisten op wetsniveau nodig zijn.
Conclusie lidstaatopties met betrekking tot beoordeling duurzaamheidsrapportering
Naar aanleiding van de consultatiereacties is besloten om gebruik te maken van de
lidstaatoptie om toe te staan dat twee verschillende externe accountants binnen dezelfde
accountantsorganisatie kunnen worden aangewezen voor enerzijds de wettelijke controle
en anderzijds het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering of dat de opdracht
voor het verrichten van deze diensten aan twee verschillende accountantsorganisaties
kunnen worden verstrekt. Van de lidstaatoptie met betrekking tot een onafhankelijke
verlener van assurance-diensten zal in dit wetsvoorstel geen gebruik worden gemaakt.
De in de consultatieversie voorgestelde grondslag in artikel 5a, tweede lid, Wta,
die tot doel had om op een later moment gebruik te kunnen maken van deze lidstaatoptie
met een regeling op amvb-niveau, komt te vervallen. Voor gebruik van deze lidstaatoptie
is namelijk ook een regeling op wetsniveau vereist. Zie paragraaf 3.1 voor een uitgebreidere
toelichting.
8.3.3 Het verlenen van nevendiensten aan organisaties van openbaar belang
Met het voorgestelde artikel 24c Wta in het consultatiedocument werd het verrichten
van bepaalde nevendiensten verboden voor een accountantsorganisatie die een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering verricht bij een oob. In een aantal reacties wordt gevraagd
hoe deze regeling zich verhoudt tot artikel 24b Wta, dat een totaalverbod kent voor
het verrichten van nevendiensten voor accountantsorganisaties die wettelijke controles
bij oob’s verrichten en wordt gepleit om (op termijn) ook een verbod te laten gelden
voor accountantsorganisaties die assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
verrichten.
Naar aanleiding van deze reacties is de voorgestelde regeling aangepast, en is deze
bepaling vernummerd naar artikel 24e Wta. Wanneer de oob de opdracht voor het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering verleent aan een andere accountantsorganisatie dan de
organisatie die de wettelijke controle voor de oob verricht, zal ook voor deze accountantsorganisatie
een verbod gelden voor het verrichten van andere diensten. Net zoals bij de regeling
voor de wettelijke controle wordt hiermee beoogd om de onafhankelijkheid van externe
accountants te bevorderen en daarmee de kwaliteit van de beoordeling van de duurzaamheidsrapportering.
Verder wordt voorgesteld om de richtlijn duurzaamheidsrapportering te volgen wat betreft
het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering van oob’s. Accountantsorganisatie
zijn voor dit assurance-onderzoek niet automatisch gebonden aan de voorschriften in
de Auditrichtlijn en de Auditverordening die gelden voor wettelijke controles bij
oob’s. De richtlijn duurzaamheidsrapportering bepaalt specifiek welke voorschriften
gelden voor een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering bij oob’s (vgl.
artikel 25 quinquies Auditrichtlijn over onregelmatigheden).
8.3.4 Kenbaarheid bevoegdheid verrichten assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
en toepasselijkheid extra vereisten voor het verrichten van dit onderzoek
De NBA en de AFM hebben vragen over de registratie van accountants en accountantsorganisaties
waardoor kenbaar wordt dat zij bevoegd zijn om assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
te verrichten, en (alleen zij) aan de aanvullende vereisten daarvoor dienen te voldoen.
Zo mist de AFM in het wetsvoorstel een aanmelding of registratie voor accountantsorganisaties
die duurzaamheidsassurance willen verrichten, zodat dit vervolgens in het AFM-register
kan worden opgenomen. Ook wordt gevraagd of accountants die voldoen aan de eindtermen
voor het verrichten van assurance-onderzoek envan duurzaamheidsrapportering automatisch
in het accountantsregister worden opgenomen of op aanvraag.
Naar aanleiding van deze opmerkingen zijn de artikelen 11 Wta en artikel 36 Wab en
de toelichting daarop aangepast. Wanneer externe accountants hun opleiding afronden,
kunnen zij overeenkomstig artikel 38 Wab vragen om inschrijving in het NBA-register.
Zij krijgen een aantekening dat zij bevoegd zijn om assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
te verrichten indien zij voldoen aan de opleidingsvereisten. Zittende accountants
en accountants in opleiding die de aantekening hebben dat hun opleiding aan de eindtermen
voor wettelijke controles voldoet, en onder de overgangsregeling vallen (zie paragraaf
3.2.4) krijgen van het NBA een aantekening in het register, zie het voorgestelde artikel
36a Wta.
Accountantsorganisaties die assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering willen
verrichten, moeten hun externe accountants die bevoegd zijn om een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering uit te voeren, voordragen aan de AFM. Deze externe accountants
krijgen dan een aantekening voor het verrichten van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
Hierdoor krijgt de AFM inzicht in welke accountantsorganisaties deze dienst willen
aanbieden en daarvoor de benodigde aanpassingen in hun organisatie hebben doorgevoerd.
Verder is in de wettekst verduidelijkt dat de bepalingen omtrent assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering alleen van toepassing zijn indien een externe accountant
of een accountantsorganisatie dergelijk onderzoek verricht.
8.3.5 Opleiding ten behoeve van het verrichten van een assurance-onderzoek van de
duurzaamheidsrapportering
In verschillende consultatiereacties wordt aandacht gevraagd voor de opleidingsvereisten
voor de accountant die assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering wil verrichten.
Zo wordt gevraagd hoe de theoretische en de praktijkopleiding worden ingevuld. Ook
is niet duidelijk of de maanden die dienen te worden besteed aan assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsinformatie of andere duurzaamheidsgerelateerde diensten in plaats
komen voor de benodigde uren voor de controle van de jaarrekening, of in aanvulling
daarop. Verder is gesteld dat de praktijkopleiding voor accountants die geen assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering willen verrichten op gelijke wijze wordt verkort, zodat
sprake blijft van eenzelfde opleiding op het gebied van financiële informatie en overige
assurance. Ook is voorgesteld om theorie en praktijk in de opleiding te combineren.
Artikel 6, tweede lid, van de gewijzigde Auditrichtlijn bepaalt dat een natuurlijk
persoon naast te zijn toegelaten om wettelijke controles van jaarrekeningen te verrichten,
kan worden toegelaten om assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering te verrichten,
indien deze aan de in de richtlijn genoemde aanvullende specifieke vereisten voldoet.
In artikel 8, derde lid, van de Auditrichtlijn is bepaald op welke vakgebieden de
theoretische kennis wordt getoetst. Het betreft wettelijke voorschriften en standaarden
ten aanzien van de opstelling van duurzaamheidsrapportering; duurzaamheidsanalyse;
passende zorgvuldigheidsprocedures met betrekking tot duurzaamheidskwesties; en wettelijke
voorschriften en assurancestandaarden voor de duurzaamheidsrapportering. De CEA zal
de door haar op te stellen eindtermen daarmee in overeenstemming brengen.
Artikel 10 van de Auditrichtlijn ziet op de praktijkopleiding. Daaruit volgt dat indien
de accountant of de stagiair wil worden toegelaten tot het uitvoeren van assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering, ten minste acht maanden van de praktijkopleiding voor
de controle van de jaarrekening, assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
of andere duurzaamheidsgerelateerde diensten betreft. Dit betekent dat aan het opleidingsvereiste
voor het verrichten van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering kan worden
voldaan tijdens de algemene praktijkopleiding, maar ook dat eerst de opleiding kan
worden afgerond voor het verrichten van wettelijke controles, voordat de benodigde
opleiding wordt gevolgd voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
Wat betreft de onderdelen theorie en praktijk in de opleiding wordt aangesloten bij
het bestaande systeem. Wel wordt in het kader van de opvolging van de aanbevelingen
uit de slotrapportage van de Kwartiermakers toekomst accountancysector gekeken naar
het stelsel van opleiding en examinering in de accountancysector in het algemeen.44
Ook is in de consultatie ten aanzien de permanente educatie opgemerkt dat de inschatting
dat de scholingsbehoefte 40 uur zal bedragen, een te geringe inschatting is. Deze
inschatting is in paragraaf 4 verhoogd naar 60 uur. Vanzelfsprekend zal het per accountant
verschillen hoeveel tijd hieraan besteed moet worden.
8.3.6 Overige onderwerpen
Wet op het financieel toezicht
Bepaalde consultatiereacties hebben opgeroepen om in de Wft voortaan te spreken over
de «jaarlijkse verslaggeving» in plaats van de «jaarlijkse financiële verslaggeving»
van uitgevende instellingen. Voorgesteld wordt om dit over te nemen omdat in de verslaggeving
van uitgevende instellingen een prominente plek is voor niet-financiële duurzaamheidsverslaggeving.
Omdat in de Wtfv en enkele andere wetten wordt verwezen naar deze verslaggeving, worden
deze wetten hiermee tekstueel in overeenstemming gebracht. Ook zijn de bepalingen
omtrent het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering bij de onderdelen die
zien op het bestuursverslag geplaatst en is verduidelijkt dat over de duurzaamheidsrapportering
assurance moet zijn verleend.
Wet toezicht accountantsorganisaties
Een respondent heeft gevraagd of een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
bij oob’s alleen mag geschieden door accountantsorganisaties met een speciale vergunning
voor het verrichten van dit onderzoek bij oob’s. De respondent stelt voor om de vergunning
voor wettelijke controles bij oob’s in zijn geheel te heroverwegen. Er wordt voorgesteld
om op dit punt aan de sluiten bij de richtlijn, welke het regime dat geldt voor wettelijke
controles bij oob’s niet voorschrijft met betrekking tot assurance-onderzoeken van
duurzaamheidsrapportering. Een aanpassing van het Nederlandse systeem van vergunningen
is bij de implementatie van deze richtlijn niet nodig geacht om te kunnen voldoen
aan de vereisten uit de richtlijn. Wel wordt voorgesteld om de Nederlandse regeling
wat betreft het verbod om andere diensten te verlenen aan een oob, ook te laten gelden
bij het verrichten van een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering bij een
oob.
Naar aanleiding van verschillende consultatiereacties is de term «controlecliënt»
in de Wta vervangen door het woord «cliënt». Dit kan zowel de cliënt betreffen waarbij
de wettelijke controle wordt verricht als de klant waarbij het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering wordt verricht. Verschillende respondenten verzochten
om de term «controle» waarbij een redelijke mate van zekerheid wordt gegeven, niet
te gebruiken ten aanzien van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering,
waarvoor (voorlopig) een beperkte mate van zekerheid geldt. In verband hiermee is
ook de memorie van toelichting op dit punt aangepast.
Verder is gevraagd om de termen ten aanzien van de beoordeling van de duurzaamheidsrapportering
aan te passen aan de termen die worden gebruikt in de beroepsreglementering. Het betreft
onder meer het verzoek om niet te spreken over «assuranceverklaring» maar over een
«assurance-rapport». Met de richtlijn is nu een wettelijke regeling gekomen voor het
assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Bij de terminologie is ook gekeken
naar aansluiting bij begrippen in het Burgerlijk Wetboek over het onderzoek van de
jaarrekening. Daarnaast wijken momenteel ook termen in de beroepsreglementering af
van wettelijke termen en lijkt dit in de uitvoering niet tot problemen te leiden.
Wel is de term «jaarlijkse duurzaamheidsrapportering» vervangen door «duurzaamheidsrapportering»,
waarmee wordt aangesloten bij de terminologie met betrekking tot de (geconsolideerde)
jaarrekening in de Wta. Het gaat om de enkelvoudige duurzaamheidsrapportering van
de onderneming.
Naar aanleiding van opmerkingen van verschillende respondenten is in de toelichting
op de wijziging van artikel 18b Wta verduidelijkt dat het in dit artikel gaat om het
passende beloningsbeleid van de accountantsorganisatie in plaats van om regels over
honoraria voor wettelijke controles.
Verschillende artikelen in de Wta waren in het voorontwerp nog niet van toepassing
wanneer een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering wordt verricht of daar
nog niet voldoende of op een juiste wijze mee in overeenstemming gebracht. Dit is
alsnog gedaan. Het betreft onder meer de artikelen 14a en 25b Wta over de herstelplicht,
artikel 18 wat betreft de mogelijkheid om nadere regels te stellen ten aanzien van
de kwaliteitsbeheersing bij een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering,
artikel 25a over de onafhankelijkheid van de externe accountant en artikel 26 over
het vermoeden van fraude bij een onderneming die niet een oob is.
Wet op het accountantsberoep
Naar aanleiding van de consultatiereacties zijn de artikelen 39 en 54 Wab aangepast
voor auditors uit andere lidstaten die in Nederland assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
willen verrichten.
Boek 2 BW
Verschillende respondenten missen een aanpassing van het BW wat betreft de aanpassing
van het onderzoek van het bestuursverslag (met uitzondering van de duurzaamheidsrapporteringsvereisten)
en de opdrachtverlening voor het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering.
Bepalingen hierover zijn toegevoegd aan Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I (wijziging Wet op het financieel toezicht)
A en B
Ter implementatie van de Transparantierichtlijn zijn in hoofdstuk 5.1A van de Wft
reeds regels opgenomen over informatievoorziening door uitgevende instellingen. Onderdeel
hiervan is dat uitgevende instellingen binnen vier maanden na afloop van hun boekjaar
hun jaarlijkse financiële verslaggeving algemeen verkrijgbaar stellen. Omdat duurzaamheidsverslaggeving
een belangrijk onderdeel is van deze verslaggeving, wordt voorgesteld om de term «financiële
verslaggeving» in dit deel van de Wft te vervangen door «verslaggeving». Ook enkele
andere wetten worden op dit punt aangepast.
De voorschriften in artikel 5:25c worden aangepast voor uitgevende instellingen die
op grond van de Jaarrekeningrichtlijn duurzaamheidsrapportering opstellen. Uitgevende
instellingen die als micro-onderneming worden aangemerkt, vallen niet onder deze verplichting.
Voorts moet op grond van de Jaarrekeningrichtlijn en de Taxonomieverordening worden
bepaald of deze uitgevende instellingen de betreffende standaarden en specificaties
toepassen.
In artikel 5:25c, tweede lid, Wft is opgenomen wat onder de jaarlijkse verslaggeving
wordt verstaan. Dit betreft naast de jaarrekening en het bestuursverslag, verklaringen
van de bij de uitgevende instelling als ter zake verantwoordelijke personen omtrent
de juistheid en de getrouwheid van de gegevens in de jaarrekening en het bestuursverslag.
In het tweede lid, onderdeel b, wordt opgenomen dat het bestuursverslag (in voorkomend
geval) een duurzaamheidsrapportering bevat. De duurzaamheidsrapportering moet zijn
onderworpen aan een assurance-onderzoek (vergelijk artikel 4, vierde lid, vierde alinea
van de Transparantierichtlijn).
Op grond van de richtlijn duurzaamheidsrapportering zal de uitgevende instelling ook
moeten verklaren dat het bestuursverslag is opgesteld volgens de op grond van artikel
29 ter van de Jaarrekeningrichtlijn vastgestelde standaarden voor duurzaamheidsrapportering
en met de op grond van artikel 8, vierde lid, van de Taxonomieverordening vastgestelde
specificaties.45 Het gaat om de standaarden voor de duurzaamheidsrapportering en de invulling van
de informatievereisten op grond van artikel 8 van de Taxonomieverordening. Zie ook
paragraaf 2. Dit aanvullende vereiste voor een verklaring over het bestuursverslag
wordt opgenomen in het tweede lid, onderdeel c, van artikel 5:25c Wft. De richtlijn
verwijst alleen naar de duurzaamheidsrapporteringsstandaarden bedoeld in artikel 29
ter, maar het ligt voor de hand dat indien een (kleine of middelgrote) uitgevende
instelling de vereenvoudigde standaarden voor middelgrote en kleine ondernemingen
bedoeld in artikel 29 quater van de richtlijn toepast, de instelling naar deze standaarden
verwijst in de verklaring. Daarom is artikel 29 quater ook aan artikel 5:25c, tweede
lid, onderdeel c, toegevoegd.
Artikel 5:25c Wft regelt de transparantieverplichtingen voor uitgevende instellingen
die Nederland als lidstaat van herkomst hebben.46 Dit kunnen uitgevende instellingen zijn met statutaire zetel in Nederland, maar ook
uitgevende instellingen met zetel in een andere lidstaat of in een derde land.
In het derde lid, onderdeel b, van artikel 5:25c Wft is opgenomen wat onder het bestuursverslag
wordt verstaan voor uitgevende instellingen met statutaire zetel in Nederland. Hiervoor
wordt verwezen naar het bestuursverslag bedoeld in artikel 2:391 BW. Daaraan wordt
toegevoegd dat daarin, in voorkomend geval, ook een duurzaamheidsrapportering is opgenomen
als bedoeld in het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering (met grondslag
in artikel 2:391a BW). Uit de verwijzing naar het implementatiebesluit volgt dat uitgevende
instellingen die als micro-onderneming kwalificeren, geen duurzaamheidsrapportering
opstellen en er dus ook geen verplichting voor hen is om deze algemeen verkrijgbaar
te stellen. Omdat in het implementatiebesluit ook is verwezen naar de duurzaamheidsstandaarden
die op grond van de artikelen 29 ter, 29 quater en 40 ter van de Jaarrekeningrichtlijn
door de Europese Commissie worden vastgesteld, gaan die standaarden ook deel uitmaken
van de inrichtingsvoorschriften voor het bestuursverslag. De accountant moet een assurance-onderzoek
van die duurzaamheidsrapportering hebben verricht en daarover een assuranceverklaring
hebben verstrekt. Uit de aanpassing van de definitie van artikel 5:25a Wft volgt dat
het gaat om een accountant als bedoeld in artikel 2:393a BW die bevoegd is om assurance-onderzoeken
van de duurzaamheidsrapportering te verrichten. Op grond van artikel 4, vierde lid,
laatste alinea, van de Transparantierichtlijn dient de assuranceverklaring over de
duurzaamheidsrapportering ook algemeen verkrijgbaar te worden gesteld. In artikel
5:25c, derde lid, onderdeel a, wordt reeds verwezen naar de gegevens die op grond
van artikel 2:392, eerste lid, BW aan de jaarrekening en het bestuursverslag moeten
worden toegevoegd. Omdat daaronder ook de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering
gaat vallen (zie de wijziging van artikel 2:392 BW in artikel IV), wordt ook deze
als onderdeel van de jaarlijkse verslaggeving algemeen verkrijgbaar gesteld.
Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat het uitgangspunt van kracht blijft dat
met de op grond van artikel 5:25c Wft verlangde verklaringen niet beoogd wordt wijzigingen
aan te brengen in de aansprakelijkheidsregels ten aanzien van de jaarrekening van
Nederlandse vennootschappen zoals die in het bijzonder zijn neergelegd in de artikelen
2:139 en 2:150 BW.47
In het vierde lid, onderdeel b, van artikel 5:25c Wft is opgenomen wat onder het bestuursverslag
wordt verstaan indien de uitgevende instelling haar statutaire zetel in een andere
lidstaat heeft. In dit onderdeel is verduidelijkt dat het gaat om het bestuursverslag
dat ook ter implementatie van artikel 19 bis en 29 bis van de Jaarrekeningrichtlijn
(dat ziet op de duurzaamheidsrapportering) volgens het recht van de betreffende lidstaat
is opgesteld. Ook voor de uitgevende instelling uit een andere lidstaat geldt dat
de duurzaamheidsrapportering voorzien moet zijn van een assuranceverklaring. Die assuranceverklaring
kan zijn afgegeven door een accountant die overeenkomstig artikel 5:25a, eerste lid,
onderdeel b, in die andere lidstaat bevoegd is om assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering
te verrichten. Het is mogelijk dat een andere lidstaat gebruik heeft gemaakt van de
lidstaatoptie dat een onafhankelijke verlener van assurancediensten het assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering verricht. In dat geval kan de assuranceverklaring
ook door een dergelijke dienstverlener zijn afgegeven (vergelijk artikel 34, vierde
lid, van de Jaarrekeningrichtlijn). Omdat in de opsomming in het vierde lid, onderdeel
b, de verwijzing naar artikel 29 van de Jaarrekeningrichtlijn over het geconsolideerde
bestuursverslag ontbrak, is deze aan de opsomming toegevoegd.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat uit het vijfde lid van artikel 5:25c Wft
reeds volgt dat indien het gaat om uitgevende instellingen met Nederland als lidstaat
van herkomst en statutaire zetel in een derde land, deze instellingen voor de voorschriften
ten aanzien van de jaarrekening en het bestuursverslag overeenkomstige toepassing
geven aan de voorschriften die gelden voor uitgevende instellingen met statutaire
zetel in Nederland, waaronder ook, in voorkomend geval de duurzaamheidsrapportering.
Hierbij wordt verwezen naar de toelichting op de voorgestelde wijziging van het derde
lid. Voor deze groep uitgevende instellingen is daarom geen aparte aanpassing van
de voorschriften in artikel 5:25c Wft nodig.
C
In artikel 5:25d Wft wordt de term «halfjaarlijkse financiële verslaggeving» vervangen
door «halfjaarlijkse verslaggeving». Hoewel in deze halfjaarlijkse verslaggeving geen
duurzaamheidsrapportering hoeft te worden opgenomen, ligt het voor de hand om aan
te sluiten bij de aanpassing van de benaming van de jaarlijkse (financiële) verslaggeving.
D
Artikel 5:25v Wft geeft een regeling voor uitgevende instellingen met zetel in een
derde land waarvan de verslaggevingsvoorschriften door een besluit van de Europese
Commissie equivalent zijn verklaard. Artikel 5:25v Wft is aangepast om te verduidelijken
dat uitgevende instellingen uit derde landen hun verslaggeving kunnen opmaken conform
de voorschriften in dat derde land indien zowel de jaarrekeningstandaarden als de
duurzaamheidsstandaarden door de Europese Commissie als equivalent zijn aangemerkt.
Ook is verduidelijkt dat het ook mogelijk is dat de Europese Commissie toestemming
heeft gegeven om de eigen standaarden gedurende een overgangsperiode toe te passen,
indien de Commissie van oordeel is dat de standaarden voor jaarrekeningen of de duurzaamheidsrapporteringsstandaarden
van een derde land niet equivalent zijn.
Artikel II (wijziging Wet toezicht accountantsorganisaties)
A
In het voorgestelde onderdeel A worden de definities die worden gehanteerd in artikel
1 van de Wta aangepast aan de in artikel 2 van de Auditrichtlijn aangepaste definities,
zoals opgenomen in artikel 3, onderdeel 2, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering.
De wijzigingen zijn nodig omdat een externe accountant of accountantsorganisatie naast
het verrichten van de wettelijke controle van de financiële verantwoording van een
onderneming, ook een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering kan verrichten.
Het betreft in de eerste plaats de definitie van accountantsorganisatie in onderdeel
a van artikel 1, eerste lid Wta. Hiermee wordt reeds een onderneming of instelling
bedoeld die een vergunning van de AFM heeft om wettelijke controles te verrichten
bij ondernemingen met zetel in Nederland. De tekst wordt aangepast zodat duidelijk
wordt dat het ook mogelijk is dat deze onderneming of instelling assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering verricht.
Een soortgelijke aanpassing wordt voorgesteld voor de definitie van auditkantoor in
onderdeel c, waarbij het gaat om een auditkantoor dat door een toezichthoudende instantie
in een andere lidstaat is toegelaten om wettelijke controles te verrichten bij ondernemingen
met zetel in die lidstaat. Hieraan wordt toegevoegd dat dit auditkantoor in die lidstaat
tevens toegelaten kan zijn om een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
te verrichten.
In onderdeel e is de definitie van controlecliënt opgenomen, waarbij het gaat om de
onderneming of instelling die aan een accountantsorganisatie opdracht geeft tot een
wettelijke controle. Voorgesteld wordt om dit begrip te vervangen door het begrip
«cliënt», en aan de definitie toe te voegen dat het ook een cliënt kan betreffen die
opdracht geeft tot een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering.
Onderdeel f geeft de definitie van externe accountant. Er wordt toegevoegd dat de
externe accountant ook verantwoordelijk kan zijn voor de uitvoering van het assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering.
In onderdelen i en h wordt toegevoegd dat een auditorganisatie uit een derde land
respectievelijk een auditor van een derde land ook de organisatie of degene kan zijn
die assurance-onderzoeken van de duurzaamheidsrapportering verricht.
Er worden drie nieuwe definities aan het eerste lid van artikel 1 toegevoegd
Dit betreft in de eerste plaats de definitie van duurzaamheidsrapportering in het
nieuwe onderdeel r. Hierin wordt verwezen naar de duurzaamheidsrapportering zoals
die wordt voorgeschreven in het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering.
Ook wordt een definitie opgenomen van assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
in een nieuw onderdeel s. Daarbij wordt verwezen naar het onderzoek dat leidt tot
een oordeel over de duurzaamheidsrapportering zoals verplicht zal worden gesteld op
basis van het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering. Het betreft
een assurance-oordeel op basis van een assurance-opdracht met een beperkte mate van
zekerheid over de overeenstemming van de duurzaamheidsrapportering met de bij en krachtens
de wet gestelde voorschriften.
Ten slotte wordt een definitie toegevoegd van assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering
zoals wordt voorgeschreven in artikel 28 bis van de Auditrichtlijn. Voor de bewoording
is aangesloten bij de definitie van accountantsverklaring in artikel 1 Wta. Wat in
de assuranceverklaring dient te worden vermeld, is opgenomen in artikel 8 van het
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering. Het gaat onder meer om een
beschrijving van de reikwijdte van het hierboven genoemde oordeel over de duurzaamheidsrapportering.
De overige wijzigingen van definities in de Auditrichtlijn leiden niet tot aanpassing
van artikel 1 van de Wta. De aanpassing van de definitie van groepsauditor wordt verwerkt
in het Bta.
B
Artikel 4a strekt ter implementatie van artikel 34, vierde lid, van de Auditrichtlijn.
Artikel 34 wordt in het nieuwe artikel 36 bis (artikel 3, onderdeel 24, van de richtlijn
duurzaamheidsrapportering) van overeenkomstige toepassing verklaard op het assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering.
Op grond van artikel 4a Wta vallen accountantsorganisaties die in Nederland zijn toegelaten
tot het verrichten van wettelijke controles onder het toezicht van de AFM met betrekking
tot controles van financiële overzichten van vennootschappen met zetel in een staat
die geen lidstaat is, waarvan effecten zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt
in een andere lidstaat. Artikel 4a van de Wta geeft aan welke bepalingen van de Wta
van toepassing zijn op deze accountantsorganisaties. Voorgesteld wordt dergelijke
accountantsorganisaties wat betreft de assuranceverklaring over duurzaamheidsrapportering
ook onder toezicht van de AFM te brengen.
C
In onderdeel C wordt een nieuw artikel 5a voorgesteld in hoofdstuk 2 van de Wta. Dit
hoofdstuk gaat over toegang tot de markt. Op grond van artikel 5 Wta is het verboden
om een wettelijke controle te verrichten zonder een vergunning van de AFM. In het
nieuwe artikel 5a is opgenomen dat het verboden is om een assurance-onderzoek van
de duurzaamheidsrapportering te verrichten zonder vergunning van de AFM voor het verrichten
van wettelijke controles. Accountantsorganisaties met een vergunning om wettelijke
controles te verrichten kunnen ook bevoegd zijn om assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
te verrichten als zij voldoen aan de vereisten die daarvoor gesteld zijn in de relevante
artikelen in de Wta.
D
Artikel 11 Wta wordt aangepast ter implementatie van de wijziging van de artikelen
16 en 17 van de Auditrichtlijn. Op grond van de aanpassingen in artikel 11, eerste
lid, van de Wta dienen accountantsorganisaties en auditkantoren uit andere lidstaten
die assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering willen aanbieden tevens externe
accountants voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
voor te dragen aan de AFM, en dienen auditorganisaties van een derde land, auditors
van een derde land voor te dragen.
Een externe accountant kan in het openbare register van de AFM een aantekening krijgen
voor het uitvoeren van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering als
deze reeds als externe accountant voor het verrichten van wettelijke controles is
ingeschreven in dit register en daarnaast voldoet aan de voorwaarden voor het verrichten
van dit assurance-onderzoek. Vergelijkbaar met de aantekening van de bevoegdheid om
wettelijke controles bij oob’s te verrichten, zal uit het AFM-register blijken of
een accountantsorganisatie assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering aanbiedt.
In het vierde lid is opgenomen dat de AFM in het openbare register ook de tuchtrechtelijke
maatregelen opneemt die jegens een externe accountant zijn opgelegd. Daaraan wordt
toegevoegd dat het ook kan gaan om de tuchtrechtelijke maatregel van doorhaling van
de aantekening voor verrichten van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering.
De aantekening en de uitbreiding van de tuchtrechtelijke maatregelen ten aanzien van
het verrichten van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering worden
besproken bij de aanpassing van artikel 36 Wab en de aanpassing van de Wtra.
In het zesde lid wordt opgenomen dat ook de tuchtrechtelijke maatregel tot tijdelijke
doorhaling van de aantekening voor het verrichten van assurance-onderzoek tot vijf
jaar na het einde van de maatregel in het register wordt vermeld.
In het nieuwe negende lid is opgenomen dat de AFM de aantekening voor het verrichten
van assurance-onderzoek tijdelijk doorhaalt indien de accountantskamer de maatregel
van tijdelijke doorhaling van de aantekening heeft opgelegd. Dit sluit aan bij de
regeling in het achtste lid voor de tijdelijke doorhaling van de inschrijving van
de accountant in het register.
In het tiende lid (nieuw) is verduidelijkt dat dit lid betrekking heeft op doorhaling
van de inschrijving van een externe accountant voor het uitvoeren van wettelijke controles.
Naar het voorbeeld van dit tiende lid is namelijk een elfde lid toegevoegd voor de
doorhaling van de aantekening van een externe accountant voor het uitvoeren van assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering.
Het vijftiende lid (nieuw) wordt aangepast aan de vernummering van de leden van dit
artikel.
E en F
Met de wijzigingen van artikelen 12b en 12c Wta wordt artikel 3, onderdeel 28 van
de richtlijn duurzaamheidsrapportering uitgevoerd. Dit betreft een wijziging van artikel
45 van de Auditrichtlijn over de inschrijving van auditorganisaties en auditors van
derde landen in het register van de bevoegde autoriteiten.
Aan artikel 12b wordt toegevoegd dat een verklaring omtrent het assurance-onderzoek
door een auditorganisatie of een auditor van een derde land van de (geconsolideerde)
duurzaamheidsrapportering van een onderneming uit een derde land met in Nederland
uitgegeven effecten, alleen rechtsgevolg heeft indien de auditorganisatie of auditor
is ingeschreven in het register van de AFM. Dit is al op eenzelfde wijze geregeld
voor de controle van de (geconsolideerde) jaarrekening.
In artikel 12c Wta zijn de voorwaarden voor inschrijving van auditorganisaties en
auditors van derde landen in het register van de AFM opgenomen. Uit onderdeel a van
het eerste lid volgt dat niet tot inschrijving kan worden overgegaan indien van de
gecontroleerde onderneming obligaties van een bepaalde waarde tot de handel op een
gereglementeerde markt in Nederland zijn toegelaten. Er wordt aan dit onderdeel toegevoegd
dat het zowel om de controle van de (geconsolideerde) jaarrekening als om het assurance-onderzoek
van de (geconsolideerde) duurzaamheidsrapportering gaat.
In onderdeel c van artikel 12c Wta is opgenomen aan welke standaarden de controles
door de auditorganisaties en auditors van derde landen moeten voldoen. Voor het onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering zal worden verwezen naar de assurancestandaarden
bedoeld in artikel 26 bis van de Auditrichtlijn.
G en H
Artikelen 12e en 12f Wta implementeren artikel 34, eerste lid, van de Auditrichtlijn
(artikel 3, onderdeel 24, richtlijn duurzaamheidsrapportering). Daarin is bepaald
dat auditkantoren die wettelijke controles verrichten in een andere lidstaat overeenkomstig
artikel 3 bis van de Auditrichtlijn, onderworpen zijn aan een kwaliteitsbeoordeling
in de lidstaat van herkomst en aan toezicht in de lidstaat van ontvangst ten aanzien
van de in die lidstaat verrichte controles. Aan artikel 12e wordt toegevoegd dat een
auditkantoor uit een andere lidstaat een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
kan verrichten indien zij in overeenstemming met het gewijzigde artikel 11 Wta een
externe accountant heeft ingeschreven die voldoet aan de vereisten uit het nieuwe
artikel 27a Wta voor wat betreft het mogen verrichten van een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering.
In artikel 12f Wta zijn bepaalde artikelen van overeenkomstige toepassing verklaard
zodat de AFM toezicht kan houden op auditkantoren die Nederlandse wettelijke controles
verrichten. Dit artikel gaat ook gelden voor assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
Het gaat bijvoorbeeld om voorschriften over geheimhouding.
I en U
In de artikelen 14a en 25b Wta is een verplichting voor accountantsorganisaties dan
wel externe accountants opgenomen om tekortkomingen met betrekking tot het verrichten
van wettelijke controles te herstellen. Accountantsorganisaties dienen er zorg voor
te dragen dat in geval van geconstateerde tekortkomingen gepaste maatregelen worden
genomen om eventuele onregelmatigheden te herstellen en herhaling in de toekomst te
voorkomen. Op externe accountants rust de verplichting om de tekortkomingen te herstellen.48 Het ligt voor de hand om aan te sluiten bij dit bestaande systeem en een dergelijke
herstelplicht ook te laten gelden in het kader van het verrichten van assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering. Ook bij dit onderzoek kunnen tekortkomingen zowel gedurende
het verrichten van het onderzoek als achteraf geconstateerd worden. Het zal van de
aard en de omvang van de tekortkoming afhangen welke herstelmaatregelen passend en
proportioneel zijn.
J
In artikel 18 Wta is voorgeschreven dat een accountantsorganisatie beschikt over een
stelsel van kwaliteitsbeheersing. Dit betreft alle werkwijzen, procedures, maatregelen
en waarborgen binnen de accountantsorganisatie die er toe dienen te leiden dat de
accountant die uiteindelijk de accountantsverklaring afgeeft, dit kan doen op vakbekwame,
onafhankelijke, integere en herkenbare wijze.49 Dit artikel wordt ook van toepassing ten aanzien van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
indien de accountantsorganisatie dergelijke onderzoeken gaat verrichten. Accountantsorganisaties
met een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles mogen alleen ook assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering verrichten, indien zij voldoen aan de vereisten daarvoor.
Dit behelst onder andere dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing ook gericht moet
zijn op assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering. Accountantsorganisaties
die deze assurance-onderzoeken niet willen verrichten, hoeven hun stelsel daar niet
op aan te passen. De werkzaamheden in het kader van assurance-onderzoeken zullen net
als bij de wettelijke controles plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van een
externe accountant. Het tweede lid van artikel 18 wordt hiertoe aangepast. Ook kunnen
op grond van het derde lid van artikel 18 regels ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing
worden uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur. Hiermee wordt artikel 3, onderdeel
12, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering geïmplementeerd, dat artikel 24 ter
van de Auditrichtlijn wijzigt.
K
In artikel 18a is het eerste lid, onderdeel d, van artikel 24 bis van de Auditrichtlijn
geïmplementeerd dat gaat over uitbesteding van werkzaamheden. Een accountantsorganisatie
moet passende gedragslijnen en procedures vaststellen om te waarborgen dat zij belangrijke
controletaken niet op zodanige wijze uitbesteedt dat dit afbreuk doet aan de kwaliteit
van de interne kwaliteitscontrole van de accountantsorganisatie of aan het vermogen
van de bevoegde autoriteiten om toe te zien op de naleving van de verplichtingen door
de externe accountant of accountantsorganisatie.50 Omdat op grond van het nieuwe artikel 25 ter, artikel 24 bis van overeenkomstige
toepassing is op assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering (artikel 3, onderdeel
14, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering) gaat dit ook gelden voor assurancetaken,
wanneer de accountantsorganisatie dergelijke taken verricht.
De overige onderdelen van het eerste lid van artikel 24 bis, behoudens onderdeel j,
behoeven geen implementatie, omdat deze onderdelen reeds geregeld worden in de Wta
en het Bta, dan wel omdat het reeds mogelijk is ten aanzien van deze onderwerpen regels
te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur onder de bestaande grondslagen
van de artikelen 18, derde lid, en 21, tweede lid, Wta.
L
Met de wijziging van artikel 18b wordt onderdeel 14 van artikel 3 van de richtlijn
duurzaamheidsrapportering geïmplementeerd waarmee artikel 24 bis, eerste lid, onderdeel
j, Auditrichtlijn, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Het vereiste dat
een accountantsorganisatie een passend beloningsbeleid heeft dat voldoende prestatieprikkels
bevat om de kwaliteit van wettelijke controles te verzekeren, wordt uitgebreid zodat
het passend beloningsbeleid ook de kwaliteit van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
dient te verzekeren, wanneer de accountantsorganisatie dergelijke onderzoeken verricht.
M
Artikel 19 Wta ziet op de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie van de cliënt
waarbij een wettelijke controle van financiële verantwoording wordt verricht. Het
artikel wordt zo aangepast dat het onafhankelijkheidsvereiste ook geldt wanneer de
accountantsorganisatie een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering verricht
bij de cliënt. Hiermee wordt het nieuwe artikel 25 ter van de Auditrichtlijn geïmplementeerd,
dat artikel 22 Auditrichtlijn van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 3,
onderdeel 14, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering).
N
Aan artikel 19a Wta wordt een lid toegevoegd dat regelt dat een accountantsorganisatie
onverwijld gepaste maatregelen moet treffen indien een assuranceverklaring over de
duurzaamheidsrapportering niet voldoet aan de daaraan gestelde regels. Die regels
zijn neergelegd in het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering ter
implementatie van artikel 28 bis van de Auditrichtlijn. Een soortgelijke regeling
bestaat reeds in artikel 19a Wta voor de accountantsverklaring over de financiële
verslaggeving.
Net zoals voor de accountantsverklaring over de financiële verslaggeving geldt, is
het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de accountantsorganisatie om er
voor te zorgen dat de assuranceverklaring voldoet aan de wettelijke vereisten en dient
deze onverwijld gepaste maatregelen te nemen indien dit niet het geval is. Indien
de AFM constateert dat een assuranceverklaring niet voldoet aan de wettelijke eisen
en de accountantsorganisatie geen herstelmaatregelen treft, kan zij op grond van artikel
52 Wta een aanwijzing geven aan de desbetreffende accountantsorganisatie om een bepaalde
gedragslijn te volgen. De AFM kan in dit kader ook andere handhavingsmaatregelen treffen,
waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. Net
zoals bij de accountantsverklaring gaat hier om een formele toetsing, hetgeen betekent
dat de AFM controleert of de onderdelen die moeten worden vermeld in de verklaring,
worden geadresseerd.51 Hiermee wordt het gewijzigde artikel 30 bis van de Auditrichtlijn geïmplementeerd.
O en V
Met de aanpassing van de artikelen 20 en 26 Wta wordt artikel 25 ter van de Auditrichtlijn
geïmplementeerd. Dat artikel verklaart artikel 23 van de Auditrichtlijn over vertrouwelijkheid
en beroepsgeheim van overeenkomstige toepassing voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
Daarom hebben de accountantsorganisatie en de externe accountant ook een geheimhoudingsplicht
ten aanzien van vertrouwelijke gegevens waarover zijn in het kader van een assurance-opdracht
de beschikking krijgen.
Verder wordt artikel 20 Wta aangepast voor het geval dat rapporterende ondernemingen
gebruik maken van de mogelijkheid om een andere externe accountant of een andere accountantsorganisatie
aan te wijzen voor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering dan de accountant
of accountantsorganisatie die de wettelijke controle van de jaarrekening verricht.
De geheimhoudingsplicht kan worden doorbroken door deze externe accountant of organisatie
die over dezelfde verslaggevingsperiode bij dezelfde cliënt de diensten verrichten.
Dit is noodzakelijk ten behoeve van een goede taakuitoefening. Ook is een specifieke
regeling opgenomen voor de externe accountant of accountantsorganisatie die een oordeel
moet geven over de verenigbaarheid van de jaarrekening met het bestuursverslag en
een oordeel moet gegeven of er, in het licht van de tijdens het onderzoek van de jaarrekening
verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en zijn omgeving, materiële onjuistheden
in het bestuursverslag zijn gebleken onder opgave van de aard van die onjuistheden
op grond van artikel 2:393, vijfde lid onderdelen f en g BW. Deze kan alle informatie
die hij nodig heeft voor dat oordeel opvragen bij de account of accountantsorganisatie
die de duurzaamheidsrapportering beoordeelt.
P
In artikel 21 Wta is opgenomen dat een accountantsorganisatie de bedrijfsvoering zodanig
inricht dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.
Dit vereiste wordt van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het uitvoeren van
assurance-opdrachten van duurzaamheidsrapportering. Het tweede lid van artikel 21
biedt reeds de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere
regels te stellen over de integere bedrijfsvoering. Het tweede lid wordt zo aangepast
dat deze regels ook betrekking kunnen hebben op de bedrijfsvoering indien een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering wordt verricht. Het gaat onder meer om het vastleggen
van gegevens over de onafhankelijkheid en objectiviteit bij het uitvoeren van de taak.
Hiermee wordt het nieuwe artikel 25 ter van de Auditrichtlijn geïmplementeerd waarmee
verschillende artikelen van de Auditrichtlijn van overeenkomstige toepassing worden
verklaard ten aanzien van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Dit betreft
onder andere artikelen 21 en 22 van de Auditrichtlijn.
Q
Op grond van artikel 24b Wta mag een accountantsorganisatie die wettelijke controles
verricht bij een oob naast controlediensten reeds geen andere werkzaamheden verrichten
voor die oob. Onder controlediensten wordt daarbij onder andere verstaan de controle
van de jaarrekening en de verstrekking van assurance met betrekking tot het directieverslag,
het verslag corporate governance, het verslag risicomanagement en het verslag maatschappelijk
verantwoord ondernemen.52 Om te verduidelijken dat accountantsorganisaties bij oob’s naast de wettelijke controle
ook het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering mogen verrichten, wordt
een vijfde lid toegevoegd, waarmee het verrichten van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
onder de term «controlediensten» genoemd in het eerste en tweede lid wordt geschaard.
R
Er wordt voorgesteld om na paragraaf 3.1.3 Wta met aanvullende voorschriften ten aanzien
van wettelijke controles bij oob’s als bedoeld in de Wta een nieuwe paragraaf op te
nemen. Deze paragraaf 3.1.3a Wta bevat voorschriften voor het geval een accountantsorganisatie
assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering verricht bij een oob.
Wanneer deze accountantsorganisatie ook de wettelijke controle bij deze oob verricht,
is ook paragraaf 3.1.3 Wta van toepassing.
Oob’s moeten in beginsel een auditcommissie hebben. Dit is reeds geregeld in het Besluit
instelling auditcommissie. Op grond van de wijziging van artikel 39 van de Auditrichtlijn,
krijgt de auditcommissie ook taken met betrekking tot het assurance-onderzoek van
duurzaamheidsrapportering. Dit sluit aan bij de taken die de auditcommissie heeft
met betrekking tot de wettelijke controle. Het gaat bijvoorbeeld om het monitoren
van het proces van duurzaamheidsrapportering en het monitoren van de uitvoering van
het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Dit zal worden opgenomen in
het Besluit instelling auditcommissie. De grondslag van dit besluit is, naast de grondslag
in artikel 2:391a BW, opgenomen in artikel 21a Wta. Omdat artikel 21a Wta onderdeel
uitmaakt van paragraaf 3.1.3 Wta die specifiek ziet op wettelijke controles bij oob’s,
wordt voorgesteld in het nieuwe artikel 24c Wta de grondslag te verbreden, zodat de
nadere regels over de auditcommissie (of een ander orgaan) ook kunnen zien op assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering.
Het nieuwe artikel 24d biedt een grondslag om nadere regels te stellen ten aanzien
van kwaliteitsbeheersing en het stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantsorganisaties
die assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering van oob’s verrichten. Een
soortgelijke regeling is opgenomen in artikel 22 Wta met betrekking tot wettelijke
controles bij oob’s. De bepaling strekt ter implementatie van artikel 25 quinquies
van de Auditrichtlijn.
Het nieuwe artikel 25 quater in de Auditrichtlijn beschrijft dat een externe accountant
of accountantsorganisatie gedurende een bepaalde periode bepaalde diensten niet mag
verrichten indien hij assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering verricht bij
een oob. Er wordt voorgesteld om net zoals reeds op grond van artikel 24b Wta geldt
voor de wettelijke controle bij oob’s, in artikel 24e een regeling te treffen die
verbiedt dat een accountantsorganisatie die een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
van een oob verricht, andere diensten voor die oob verricht. De scheiding van assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering en andere werkzaamheden beoogt de onafhankelijkheid
van de accountantsorganisatie te waarborgen. Zie hiervoor paragraaf 3.2.9.
Voor de verboden samenloop tussen enerzijds wettelijke controle en andere controlediensten
en anderzijds niet-controlediensten bij een oob geldt al artikel 24b Wta, waarbij
met het toegevoegde vijfde lid onder het begrip controlediensten mede wordt verstaan
een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Het nieuwe artikel 24e Wta
is daarom alleen relevant voor die situaties waar niet sprake is van een wettelijke
controle bij een oob. Om onbedoelde samenloop en strijdigheid tussen artikelen 24b
en 24e te voorkomen, wordt in een nieuw vijfde lid opgenomen dat onder controlediensten
niet de wettelijke controle wordt verstaan.
Voor de periode dat het verbod geldt om andere diensten te verrichten wordt aangesloten
bij de richtlijn duurzaamheidsrapportering. Het betreft de periode tussen het begin
van de periode waarvoor het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering wordt
uitgevoerd en het uitbrengen van de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering.
Wanneer een accountantsorganisatie tijdens het boekjaar dat onmiddellijk voorafgaat
aan die periode, diensten heeft verleend aan de oob wat betreft het ontwikkelen en
ten uitvoer leggen van procedures voor interne controle en risicobeheer (artikel 5,
eerste lid, punt e van de Auditverordening), mag de accountantsorganisatie ook geen
assurance-onderzoek bij deze oob verrichten.
Ook wordt voorgesteld om aan te sluiten bij de regeling in artikel 24b Wta wat betreft
de reikwijdte van de regeling. Ook netwerkonderdelen van de vergunninghoudende accountantsorganisatie
mogen geen andere diensten aan de oob verlenen. En het verbod strekt zich ook uit
tot werkzaamheden die worden verricht ten behoeve van de aan de oob gelieerde entiteiten.
S
Met de voorgestelde wijziging van artikel 25 Wta wordt artikel 3, onderdeel 15, van
de richtlijn duurzaamheidsrapportering uitgevoerd dat een nieuw artikel 26 bis toevoegt
aan de Auditrichtlijn. Dit betreft de verplichting om assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
uit te voeren conform de door de Europese Commissie daarvoor vastgestelde assurancestandaarden.
Zie paragraaf 3.2.1 voor een toelichting op de assurancestandaarden. De Commissie
dient de assurancestandaarden uiterlijk op 1 oktober 2026 vast te stellen.
Om reeds rekening te houden met de vast te stellen standaarden wordt artikel 26 bis
van de Auditrichtlijn aan artikel 25 Wta toegevoegd, waardoor voor assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering de door de Commissie vast te stellen standaarden rechtstreeks
gaan gelden zodra deze zijn goedgekeurd.
T
Artikel 25a betreft de onafhankelijkheid van de externe accountant. Ook dit artikel
wordt aangepast zodat het niet langer alleen gericht is op de onafhankelijkheid van
de cliënt waarbij een wettelijke controle wordt verricht maar ook in het geval van
assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering. Hiermee wordt het nieuwe artikel
25 ter van de Auditrichtlijn in artikel 3, onderdeel 14, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering
geïmplementeerd, dat artikel 22 Auditrichtlijn van overeenkomstige toepassing verklaard
op de assurance van duurzaamheidsrapportering.
U
Zie voor de voorgestelde wijziging van artikel 25b de toelichting op onderdeel I.
V
De wijzigingen van artikel 26 Wta betreffen de geheimhouding door de externe accountant
van gegevens die zijn verkregen in het kader van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering.
Zie ook de toelichting op de voorgestelde wijziging van artikel 20 Wta voor de geheimhoudingsbepalingen
voor de accountantsorganisatie.
Op grond van het vijfde lid kan een externe accountant volgens bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur te stellen regels vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, verkregen
bij het verrichten van een wettelijke controle, verstrekken aan derden. Dit is uitgewerkt
in artikel 38a Bta. De grondslag in het vijfde lid van artikel 26 Wta wordt uitgebreid,
zodat ook gegevens of inlichtingen verkregen in het kader van een assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering met derden kan worden gedeeld. In het Bta zal een
soortgelijke regeling worden opgenomen als voorgesteld in artikel 20 Wta, die het
mogelijk maakt om ten behoeve van een goede taakuitoefening informatie uit te wisselen
wanneer verschillende externe accountants de wettelijke controle en het assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering van dezelfde onderneming verrichten.
Het nieuwe zesde lid van artikel 26 Wta strekt ter implementatie van artikel 3, onderdeel
14 van de richtlijn duurzaamheidsrapportering dat een nieuw artikel 25 quinquies toevoegt
aan de Auditrichtlijn. Artikel 25 quinquies verklaart artikel 7 van de Auditverordening
van overeenkomstige toepassing op de accountant of accountantsorganisatie die assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering verricht bij een oob. Dit is opgenomen in het voorgestelde
zesde lid van artikel 26 Wta voor de externe accountant. Het gaat om het melden van
onregelmatigheden, waaronder fraude met betrekking tot de door de accountant beoordeelde
informatie. Zie ook paragraaf 3.2.10 van het algemeen deel van de toelichting.
W
In het nieuwe artikel 27a Wta is opgenomen welke vereisten gelden voor een externe
accountant die een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering verricht. Het
gaat om een externe accountant in de zin van artikel 27 Wta, dat wil zeggen een accountant
die bevoegd is om wettelijke controles te verrichten en die tevens een aantekening
in het accountantsregister heeft dat hij bevoegd is om assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
uit te voeren. Ook in het openbare register dat wordt gehouden door de AFM zal inzichtelijk
zijn welke externe accountants van een accountantsorganisatie bevoegd zijn om assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering te verrichten. Indien het gaat om een wettelijke auditor
uit een andere lidstaat, moet deze in die lidstaat zijn toegelaten tot het uitvoeren
van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
X
Artikel 29 Wta betreft de ondertekening van de accountantsverklaring. Ook de assuranceverklaring
over duurzaamheidsrapportering zal door de externe accountant worden ondertekend.
Y
Artikel 29a Wta implementeert artikel 22 bis van de Auditrichtlijn en bepaalt dat
een externe accountant ten minste één jaar na het beëindigen van zijn werkzaamheden
bij de cliënt geen centrale leidinggevende functie bij deze cliënt mag aanvaarden.
Indien de cliënt een oob betreft, gaat het om een periode van ten minste twee jaar.
Deze bepaling zal ook gelden wanneer de externe accountant assurance-onderzoek van
duurzaamheidsrapportering heeft verricht bij de cliënt (artikel 25 ter Auditrichtlijn
dat artikel 22 bis van overeenkomstige toepassing verklaard).
Z
Artikel 30 Wta schrijft voor dat een externe accountant het aan zijn cliënt moet melden
indien hij in een tuchtrechtsgeding betrokken is zodat een cliënt weet dat zijn controledossier
bij de Accountantskamer ligt. Deze meldplicht gaat ook gelden indien het geding betrekking
heeft op een assurance-opdracht van duurzaamheidsrapportering omdat de tuchtrechtspraak
ook van toepassing zal zijn ten aanzien van dergelijke opdrachten.
AA
Met de wijziging van artikel 47, onderdeel a, wordt artikel 3, onderdeel 23 van de
richtlijn duurzaamheidsrapportering uitgevoerd. Dit onderdeel wijzigt artikel 32 van
de Auditrichtlijn dat ziet op het publiek toezicht op accountantsorganisaties. Voorgesteld
wordt om te bepalen dat leden van het bestuur van de AFM niet verantwoordelijk mogen
zijn voor assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering op het moment dat zij
bestuurslid zijn en de drie jaar daaraan voorafgaand. Ook wordt voorgesteld om te
expliciteren dat de leden voldoende bekend dienen te zijn met de relevante vakgebieden
voor wettelijke controles en assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
BB
In artikel 48a, derde lid, Wta staat dat de kwaliteitsbeoordeling van een accountantsorganisatie
door de AFM plaatsvindt op basis van een toetsing van een selectie van controledossiers.
In het Bta is controledossier gedefinieerd, waarbij wordt aangesloten bij de wettelijke
controle. Artikel 48a Wta behelst een implementatie van artikel 29 Auditrichtlijn,
waarin door de richtlijn duurzaamheidsrapportering het eerste lid, onderdeel f, dusdanig
wordt gewijzigd dat de kwaliteitsbeoordeling in het vervolg «in voorkomend geval»
ook een toetsing van assurancedossiers zal omvatten. Artikel 48a wordt zo aangepast
dat bij de kwaliteitsbeoordeling ook assurancedossiers worden getoetst, indien de
accountantsorganisatie ook assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering verricht.
Het Bta zal hiervoor ook worden aangepast. Ook in dit artikel wordt «controlecliënt»
vervangen door «cliënt».
In het zevende lid is een verplichting opgenomen voor een accountantsorganisatie om
een cliënt die een oob is op de hoogte te brengen van de bevindingen en conclusies
van de AFM na de toetsing van controledossiers. Deze bepaling wordt zo aangepast dat
de verplichting ook gaat gelden ten aanzien van de bevindingen van de AFM na de toetsing
van assurancedossiers.
CC en II
Artikel 49a Wta bepaalt aan welke vereisten de personen moeten voldoen die de kwaliteitsbeoordelingen
bij accountantsorganisaties verrichten. Artikel 49a wordt in overeenstemming met de
gewijzigde Auditrichtlijn aangepast zodat toezichthouders die bij de AFM als kwaliteitsbeoordelaar
werken ook over de nodige beroepskwalificaties en relevante beroepservaring op het
gebied van (assurance-onderzoeken van) duurzaamheidsrapportering beschikken. Hiermee
wordt aan artikel 3, onderdeel 19, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering geïmplementeerd
(aanpassing artikel 29, eerste lid, onder d en tweede lid, onder a van de Auditrichtlijn).
Zie ook paragraaf 3.2.11 van het algemeen deel van deze toelichting.
Er zal gebruik worden gemaakt van de lidstaatoptie in artikel 29, tweede lid bis,
Auditrichtlijn om personen die kwaliteitsbeoordelingen met betrekking tot assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering verrichten tot 31 december 2025 vrij te stellen van
het vereiste van relevante ervaring op het gebied van (assurance-onderzoeken van)
duurzaamheidsrapportering. Dit biedt de mogelijkheid aan kwaliteitsbeoordelaars om
de komende tijd de benodigde opleidingen te volgen. Dit zal worden opgenomen in een
nieuw artikel 86b Wta.
DD, EE en HH
De artikelen 53, 54 en 67 Wta worden gewijzigd ter implementatie van artikel 3, onderdeel
20, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering, dat artikel 30 van de Auditrichtlijn
wijzigt. In de artikelen 53 en 54 Wta is opgenomen ten aanzien van welke overtredingen
de AFM een last onder dwangsom respectievelijk een bestuurlijke boete kan opleggen.
Aan deze artikelen wordt toegevoegd de overtreding van het onbevoegd verrichten van
een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering (artikel 5a) en het verrichten
van verboden niet-controlediensten bij een oob (artikel 24e). Aan artikel 54 wordt
ook het nieuwe zesde lid van artikel 20 toegevoegd over het desgevraagd verstrekken
van vertrouwelijke informatie aan een andere accountantsorganisatie. Dit artikellid
komt inhoudelijk overeen met het derde lid van artikel 20, dat reeds in artikel 54
Wta is opgenomen. Voor de artikelen die ook van toepassing zullen zijn ten aanzien
van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering, zoals met betrekking tot het
stelsel van kwaliteitsbeheersing (artikel 18 Wta) kan een last onder dwangsom of bestuurlijke
boete worden opgelegd indien niet wordt voldaan aan de voorschriften voor dat onderzoek.
Artikel HH betreft een wijziging van artikel 67 Wta. In dit artikel is bepaald dat
de AFM besluiten tot het opleggen van bestuurlijke boetes van bepaalde overtredingen
openbaar maakt. Hierbij wordt de huidige systematiek gevolgd en worden overtreding
van het onbevoegd verrichten van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
(artikel 5a) en de voorschriften omtrent informatieverstrekking in artikel 20, zesde
lid, aan het artikel toegevoegd.
FF
Artikel 58 Wta strekt ter implementatie van artikel 38 van de Auditrichtlijn waarmee
een regeling wordt gegeven voor ontslag van de accountantsorganisatie door de AFM,
met toetsing door de rechter. Op basis van de aanpassing van artikel 38 van de Auditrichtlijn
(artikel 3, onderdeel 26 van de richtlijn duurzaamheidsrapportering) wordt deze regeling
ook van toepassing indien de accountantsorganisatie assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
verricht.
GG
Artikel 63j geeft een regeling voor de samenwerking tussen de AFM en toezichthoudende
instanties van derde landen. Het artikel wordt zo aangepast dat er ook informatie
kan worden verstrekt met betrekking tot assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
II
Zie voor het voorgestelde artikel 86b Wta de toelichting op artikel 49a Wta.
Artikel III (wijzigingen Wet op het accountantsberoep)
A
Aan artikel 1 van de Wab wordt de definitie van een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
toegevoegd waarbij wordt verwezen naar de Wta.
B
In artikel 22 Wab is de bevoegdheid van de NBA opgenomen om ontwerpverordeningen op
te stellen. Aan het artikel wordt toegevoegd dat de nadere voorschriften ook betrekking
kunnen hebben op assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
C en D
In het accountantsregister dat de NBA houdt zal ook worden vermeld of een accountant
bevoegd is om een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering te verrichten.
Artikel 36 Wab zal hiervoor worden aangepast. De accountants met deze aantekening
kunnen door accountantsorganisaties worden ingeschreven in het accountantsorganisatieregister
van de AFM als externe accountant voor het verrichten van een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering namens de desbetreffende accountantsorganisatie.
In lijn met de met de door de richtlijn duurzaamheidsrapportering gewijzigde artikelen
6 en 7 van de Auditrichtlijn, krijgt een accountant ingeschreven in het accountantsregister
deze aantekening allereerst indien de opleiding die de ingeschrevene heeft gevolgd
voldoet aan de eindtermen voor het uitvoeren van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
Deze aantekening zal worden opgenomen conform het voorgestelde onderdeel j van het
tweede lid van artikel 36.
Daarnaast krijgt een accountant op grond van het voorgestelde artikel 36a Wab overeenkomstig
het met de richtlijn duurzaamheidsrapportering toegevoegde artikel 14 bis van de auditrichtlijn
deze aantekening wanneer de ingeschrevene voor 1 januari 2024 een aantekening voor
het uitvoeren van wettelijke controles als bedoeld in onderdeel i (certificeringsbevoegdheid)
heeft of wanneer de ingeschrevene op 1 januari 2024 de opleiding tot accountant doorloopt
en uiterlijk op 1 januari 2026 heeft voldaan aan de eindtermen ten aanzien van wettelijke
controles. In die gevallen hoeft deze niet te voldoen aan de vereisten voor het mogen
uitvoeren van een assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering, dat wil zeggen
dat niet hoeft te worden voldaan aan de theoretische kennisvereisten en praktijkopleiding
voor het verrichten van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering. Een accountant
die de aantekening voor duurzaamheidsassurance in de praktijk wil gebruiken om werkzaamheden
ten aanzien van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering te verrichten, zal
permanente educatie op dit terrein moeten blijven volgen. Zie ook paragraaf 3.2.4
en de toelichting op onderdeel I.
Als de aantekening dat de accountant bevoegd is tot het uitvoeren van assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering wordt doorgehaald zal de datum van de doorhaling in
het accountantsregister worden vermeld. Dit is opgenomen in het voorgestelde artikel
36, tweede lid, onderdeel m.
E
Het nieuwe artikel 41a Wab betreft de situatie dat een accountant reeds is toegelaten
tot het uitvoeren van wettelijke controles en daarna assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
wil gaan verrichten. Hij kan dan bij het bestuur van de NBA een aanvraag indienen
ten behoeve van de aantekening in het accountantsregister van de NBA dat hij bevoegd
is tot het uitvoeren van dit assurance-onderzoek. Indien een persoon bij het afronden
van zijn opleiding zowel voldoet aan de vereisten voor het uitvoeren van wettelijke
controles als voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering,
kan de aantekening voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
direct bij de inschrijving in het accountantsregister conform artikel 36 Wab worden
opgenomen. Voor zittende accountants en accountants in opleiding geldt dat zij de
aantekening automatisch van de NBA krijgen, zoals hierboven beschreven.
Wat betreft de aanvraag voor het opnemen van de aantekening is aansluiting gezocht
bij artikel 38 Wab. Het wordt niet nodig geacht om opnieuw een verklaring omtrent
het gedrag te vragen bij het verzoek voor het opnemen van de aantekening in het register,
zoals wel vereist is voor de aanvankelijke inschrijving in het accountantsregister
op basis van artikel 38, tweede lid, onderdeel b, Wab.
In het voorgestelde derde lid is geregeld dat opname van de aantekening wordt geweigerd
indien de accountant niet voldoet aan opleidingsvereisten voor het verkrijgen van
de duurzaamheidsaantekening.
Het vierde en vijfde lid zien op het besluit van de NBA over het opnemen van de aantekening.
Dit besluit moet binnen acht weken na de aanvraag worden genomen. De aantekening moet
binnen drie werkdagen na het besluit in het accountantsregister worden opgenomen.
Ook hierbij is aangesloten bij de procedure voor de besluitvorming over de inschrijving
in het register, die is opgenomen in artikel 40 Wab.
F
Het voorgestelde artikel 45a Wab ziet op het doorhalen van de aantekening voor het
uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering in het accountantsregister.
Hiervoor is aansluiting gezocht bij de artikelen 43 en 44 Wab die betrekking hebben
op de situatie dat de gehele inschrijving in het accountantsregister wordt doorgehaald.
Wanneer een accountant (enkel) de duurzaamheidsaantekening wil doorhalen, kan hij
hierom verzoeken. De aantekening kan ook door de NBA worden doorgehaald als de Accountantskamer
de (tijdelijke) doorhaling als tuchtrechtelijke maatregel heeft opgelegd of als deze
door de Accountantskamer of het CBb als voorlopige voorziening is opgelegd. Op grond
van artikel 43 Wab kan ook de gehele inschrijving in het accountantsregister worden
doorgehaald als bijvoorbeeld de ingeschrevene in staat van faillissement verkeert.
Omdat deze omstandigheden grond kunnen zijn om de gehele inschrijving door te halen,
behoeven zij niet in artikel 45a Wab te worden opgenomen als grond om enkel de duurzaamheidsaantekening
door te halen.
De voorgestelde leden drie en vier zien op de situatie dat een accountant opnieuw
vraagt om een duurzaamheidsaantekening in het accountantsregister nadat deze aantekening
eerder is doorgehaald. Een dergelijke regeling is voor de herinschrijving in het accountantsregister
opgenomen in artikel 45 Wab. Een onderzoek naar de vakbekwaamheid van een accountant
wat betreft het verrichten van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportages
blijft bij een verzoek tot heropname van de duurzaamheidsaantekening in het register
achterwege. Voor accountants die onder de overgangsregeling van artikel 36a Wab vallen,
gelden de opleidingsvereisten voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken niet. Zij
hoeven bij een aanvraag om wederopname ook niet alsnog aan artikel 41a, tweede lid,
Wab te voldoen. Wel moeten zij permanente educatie met betrekking tot assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering volgen. Wanneer een duurzaamheidsaantekening is doorgehaald
vanwege een tuchtrechtelijke maatregel, past daarbij ook een verbod op het opnieuw
opnemen van deze aantekening totdat de sanctie is opgeheven.
G
Artikel 46 Wab bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur de vakgebieden
vast te stellen die voor controles van financiële verantwoordingen van belang zijn.
Dit artikel wordt aangepast zodat ook vakgebieden kunnen worden vastgesteld die van
belang zijn voor de het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering, indien
de accountant ook opgeleid wil worden om dat onderzoek te mogen uitvoeren. De vakgebieden
zijn opgenomen in het Besluit accountantsopleiding 2013. Hiermee wordt artikel 3,
onderdeel 5, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering geïmplementeerd, dat een nieuw
derde lid toevoegt aan artikel 8 van de Auditrichtlijn.
H
Artikel 47 Wab ziet op de praktijkopleiding tot accountant. Deze praktijkopleiding
duurt ten minste drie jaar. Op grond van de richtlijn duurzaamheidsrapportering worden
eisen gesteld ten aanzien van de praktijkopleiding indien degene die de opleiding
wil volgen ook assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering wil gaan uitvoeren.
Ten minste acht maanden van de opleiding dienen dan besteed te worden aan het assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering of duurzaamheidsgerelateerde diensten. Dit wordt opgenomen
in een nieuwe tweede zin van artikel 47, eerste lid, Wab. Bij duurzaamheidsgerelateerde
diensten gaat het om diensten die zijn gerelateerd aan duurzaamheidsrapportering,
maar niet het assurance-onderzoek zelf betreffen, zoals consulting diensten met betrekking
tot een duurzaamheidsverslag en de voorbereiding van duurzaamheidsverslagen. Hiermee
wordt artikel 3, onderdeel 6, van de richtlijn duurzaamheidsrapportering geïmplementeerd
dat artikel 10 van de Auditrichtlijn wijzigt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt
dat de richtlijn er niet aan in de weg staat om eerst de opleiding af te ronden die
leidt tot een accountantstitel voor het verrichten van wettelijke controles, alvorens
de benodigde opleiding te volgen voor het uitvoeren van het assurance-onderzoek van
duurzaamheidsrapportering. Zie het voorgestelde artikel 74a Wab voor de overgangsregeling
voor zittende accountants en accountants die reeds aan hun opleiding zijn begonnen.
I
Artikel 54 Wab betreft de verklaring van vakbekwaamheid voor de toelating van wettelijke
auditors uit de EU. Dit artikel wordt aangepast omdat het ook kan gaan om wettelijke
auditors die in een andere lidstaat zijn toegelaten tot het verrichten van assurance-onderzoeken
van duurzaamheidsrapportering.
J
In paragraaf 8.4 van de Wab zijn overgangsbepalingen opgenomen. Voorgesteld wordt
om aan die paragraaf twee nieuwe artikelen toe te voegen ter implementatie van het
nieuwe artikel 14 bis van de Auditrichtlijn, zie paragraaf 3.2.4. Op grond van het
nieuwe artikel 74b Wab hoeven accountants die op 1 januari 2024 reeds zijn toegelaten
tot dit beroep, en personen die op 1 januari 2024 reeds bezig zijn met de accountantsopleiding
en deze op 1 januari 2026 succesvol hebben afgerond, niet te voldoen aan de vereisten
voor het mogen uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering.
Dat wil zeggen dat zij niet hoeven te voldoen aan de theoretische kennisvereisten
en praktijkopleiding voor het verrichten van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
Het voorgestelde artikel 74a Wab bepaalt dat deze zittende accountants en accountants
in opleiding geacht worden te hebben voldaan aan een opleiding die voldoet aan de
eindtermen voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken. Deze bepaling is nodig omdat
voor het mogen verrichten van assurance-onderzoeken wordt verwezen naar de aantekening
die hiervoor is opgenomen in het accountantsregister van de NBA, bedoeld in artikel
36, tweede lid, onderdeel j, Wab, waarin wordt verwezen naar dit opleidingsvereiste.
Het vereiste dat deze zittende accountants of accountants in opleiding de nodige kennis
van duurzaamheidsrapportering en van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
krijgen via permanente educatie, zal de NBA betrekken bij haar regelgevende bevoegdheid
ten aanzien van permanente educatie op basis van artikel 19 Wab. Zie in dit verband
ook de toelichting op de voorgestelde wijziging van de Wtra.
In het voorgestelde artikel 74b Wab is opgenomen dat de opleidingsvereisten niet gelden
voor de personen die onder de overgangsregeling vallen.
Artikel IV (wijzigingen Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek)
A
In het tweede lid van de artikelen 2:129a BW (voor de naamloze vennootschap) en 2:239a
BW (voor de besloten vennootschap) is geregeld dat in geval van een monistisch bestuur,
de uitvoerende bestuurders in de bestuursvergadering niet deelnemen aan het overleg
en de besluitvorming over de vraag aan welke accountant de opdracht tot onderzoek
van de jaarrekening zal worden verleend. Deze situatie is alleen aan de orde als de
algemene vergadering die opdracht niet heeft verleend. Met het oog op de invoering
van de aanwijzing van de accountant die de duurzaamheidsrapportering moet onderzoeken
in artikel 2:393a BW, wordt voorgesteld ook de bemoeienis van de uitvoerende bestuurders
met het overleg en het besluit over die aanwijzing in dit tweede lid uit te sluiten.
B, I, eerste onderdeel, J, K, eerste onderdeel, en L
Zoals hierboven is toegelicht, wordt voorgesteld om niet langer te spreken over «financiële»
verslaggeving omdat duurzaamheidsverslaggeving een belangrijk onderdeel wordt van
de verslaggeving van beursvennootschappen. Daarom wordt voorgesteld om verwijzingen
naar de Wet toezicht financiële verslaggeving en de «financiële (halfjaarlijkse) verslaggeving»
aan te passen.
C
In lijn met artikel 1, vijfde lid, van de Jaarrekeningrichtlijn dient titel 9 van
Boek 2 BW van toepassing verklaard te worden op bijkantoren, voor zover dat bij of
krachtens die titel is bepaald. Dat betekent dat ook besluiten waarvoor de rechtsgrondslag
in titel 9 staat, zoals het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering,
van toepassing verklaard kunnen worden op bijkantoren. Deze bepaling is vooral relevant
voor het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering, omdat bijkantoren
onder enkele bepalingen van dat besluit vallen. Het is niet de strekking van het artikel
om titel 9 volledig op bijkantoren van toepassing te verklaren, het zijn geen rechtspersonen
en de eisen van de titel gaan voor hen doorgaans te ver. Op basis van de regels voor
de jaarrekeningen en bestuursverslagen worden zij al meegenomen in de jaarrekening
van de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht. Maar de rapporteringsvoorschriften
uit de richtlijn die betrekking hebben op ondernemingen uit derde landen, zijn ook
van toepassing op sommige bijkantoren, namelijk indien de vennootschap die het bijkantoor
oprichtte of de uiteindelijke moedermaatschappij van deze vennootschap buiten de EU
of EER is gevestigd en er in de EU of EER geen dochtermaatschappij is die aan de rapporteringsverplichting
in de EU kan voldoen.
D
In artikel 2:392 BW is neergelegd welke gegevens aan de jaarrekening en het bestuursverslag
moeten worden toegevoegd. Dit betreft onder andere de accountantsverklaring bij de
jaarrekening en het bestuursverslag. Voorgesteld wordt om artikel 2:392 BW aan te
passen zodat ook, in voorkomend geval, de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering
aan de jaarstukken dient te worden toegevoegd en via deponering bij het handelsregister
openbaar dient te worden gemaakt.
E
Artikel 393, derde lid en vijfde lid, onderdeel e, betreft onder meer het onderzoek
dat de accountant moet doen of de informatie in het bestuursverslag overeenkomstig
titel 9 van Boek 2 BW is opgesteld. Onderdeel E regelt dat de duurzaamheidsrapportering
is uitgezonderd van dat onderzoek, omdat de accountant over dat deel van het bestuursverslag
een assurance-oordeel opstelt (in lijn met artikel 34, eerste lid, onderdeel a, onder
ii, van de Jaarrekeningrichtlijn). Het assurance-onderzoek en de assuranceverklaring
over de duurzaamheidsrapportering worden geregeld in artikel 2:393a BW en in artikel
8 van het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering. Verder geldt op
grond van artikel 2:393, derde lid, BW overigens wel dat de accountant bij een controleopdracht
tot onderzoek van de jaarrekening onderzoekt of het bestuursverslag met de jaarrekening
verenigbaar is en of het verslag – in het licht van tijdens de controle van de jaarrekening
verkregen kennis en begrip – al dan niet materiële onjuistheden bevat. Dit onderzoek
strekt zich ook uit over de duurzaamheidsrapportering in het bestuursverslag.
F
De opdracht tot het verrichten van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
moet afzonderlijk worden verleend door de algemene vergadering, ook als de accountant
die het assurance-onderzoek gaat uitvoeren dezelfde is als de accountant die de jaarrekening
onderzoekt. Bovendien is in dit wetsvoorstel gebruik gemaakt van de optie om een andere
accountant te kunnen benoemen voor het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering
dan de accountant die de jaarrekening onderzoekt. Om die twee redenen is die opdracht
in een nieuw artikel 2:393a BW opgenomen. Het eerste lid regelt de opdrachtverlening,
die verder niet afwijkt van de procedure in artikel 2:393, eerste en tweede lid, BW.
In beginsel is de algemene vergadering bevoegd, en gaat die niet over tot opdrachtverlening,
dan is de raad van commissarissen bevoegd en als die ontbreekt, dan is het bestuur
bevoegd. Ook de regels over de voordracht voor de accountant en voor het intrekken
van de opdracht zijn van toepassing op de accountant die het assurance-onderzoek doet.
Het tweede lid is gelijk aan artikel 2:393, achtste lid, BW en betreft het vorderen
van nakoming van de verplichting om een assurance-onderzoek te laten verrichten, welke
vordering iedere belanghebbende toekomt.
In artikel XIII is een tijdelijke regeling opgenomen die voorziet in de mogelijkheid
om voor de boekjaren 2024 en 2025, als benoeming van de accountant door de algemene
vergadering niet mogelijk is geweest, dat de raad van commissarissen de opdracht kan
verlenen en als die ontbreekt, het bestuur dat kan doen. Zie de toelichting bij dat
artikel hieronder.
G
Onderdeel G betreft de implementatie van de tweede en vijfde alinea van artikel 30,
eerste lid, van de Jaarrekeningrichtlijn in artikel 2:394, vierde lid, BW.
De eerste zin die wordt toegevoegd regelt welke vennootschappen en rechtspersonen
geen beroep meer kunnen doen op de in dat lid opgenomen vrijstelling van het openbaar
maken van het bestuursverslag bij het handelsregister. Het gaat kort gezegd om de
vennootschappen en rechtspersonen die een duurzaamheidsrapportering moeten opnemen
in het bestuursverslag.
De tweede zin die in onderdeel G wordt toegevoegd implementeert de lidstaatoptie van
artikel 30, eerste lid, tweede alinea, van de Jaarrekeningrichtlijn – om vennootschappen
en rechtspersonen die een duurzaamheidsrapportering moeten opnemen in hun bestuursverslag,
te verplichten hun bestuursverslag kosteloos op hun website openbaar te maken. Indien
de vennootschap of rechtspersoon niet over een eigen website beschikt, verstrekt de
vennootschap of rechtspersoon op verzoek kosteloos een volledig of gedeeltelijk afschrift
van het bestuursverslag. Voorgesteld wordt om gebruik te maken van deze lidstaatoptie
omdat het van belang is dat het bestuursverslag van ondernemingen die een duurzaamheidsrapportering
opstellen, breed en gemakkelijk toegankelijk is voor belanghebbenden. Publicatie op
de website van een onderneming kan daaraan bijdragen. Tegelijkertijd zijn de administratieve
lasten die voortvloeien uit zo’n publicatieplicht van het bestuursverslag op de website
voor vennootschappen verwaarloosbaar. Het is bevorderlijk voor de transparantie als
het bestuursverslag zowel in het handelsregister als op de website van de vennootschap
zijn te vinden. Voor beursvennootschappen geldt de verplichting al om het bestuursverslag
op de website openbaar te maken. Zij moeten op grond van artikel 5:25c Wft hun jaarlijkse
financiële verslaggeving, waaronder het bestuursverslag, algemeen verkrijgbaar stellen
via een persbericht. Dat persbericht moet op grond van artikel 5:25m Wft verwijzen
naar de website van de beursvennootschap, waar de informatie volledig toegankelijk
moet zijn. Verder moeten beursvennootschappen op basis van artikel 5:25o Wft hun jaarrekening
en bestuursverslag aan de AFM zenden. De regeling in artikel 2:394, achtste lid, BW
zorgt ervoor dat zij aan de verplichting om de stukken bij het handelsregister te
deponeren voldoen. De AFM zend de stukken aan het handelsregister.53
H
Artikel 2:408 BW gaat over de vrijstelling voor tussenholdings om onder bepaalde voorwaarden
geen geconsolideerde jaarrekening en geen bestuursverslag over de eigen groep op te
stellen. Die vrijstelling is echter niet dezelfde als geldt voor het eventuele deel
van het bestuursverslag dat gaat over de duurzaamheidsrapportering. In artikel 23
van de Jaarrekeningrichtlijn, zoals gewijzigd door de CSRD, over de tussenconsolidatievrijstelling,
wordt artikel 29 bis van de richtlijn expliciet uitgesloten in de voorwaarden voor
de consolidatievrijstelling inzake jaarrekening en bestuursverslag. De vrijstelling
van artikel 408 BW en de vrijstelling van de geconsolideerde duurzaamheidsrapportage
zijn van elkaar losgekoppeld. Het gevolg kan zijn dat een rechtspersoon geen jaarrekening
en bestuursverslag hoeft op te stellen omdat haar gegevens zijn meegenomen in de geconsolideerde
jaarrekening en het bestuursverslag van de moeder, maar dat die rechtspersoon nog
wel een duurzaamheidsrapportering moet opstellen.
I, tweede onderdeel
Artikel 447, tweede lid, BW gaat over de gronden van het verzoek in een gerechtelijke
procedure voor de ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam tot het bevelen
van een onderneming om de jaarverslaggeving in te richten overeenkomstig bepaalde
regelgeving. Aan die regelgeving moeten ook de drie sets standaarden uit de richtlijn
worden toegevoegd, die de inhoud van de duurzaamheidsrapportering of het verslag inzake
de duurzaamheid bepalen. De regels uit het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering
zijn al begrepen onder de bij of krachtens deze titel gestelde voorschriften, zoals
vermeld in het tweede lid.
K, tweede onderdeel
Indien de zaak voor de ondernemingskamer gaat over de duurzaamheidsrap-portering,
dient ook de accountant die die rapportering heeft onderzocht, in de gelegenheid te
worden gesteld om te worden gehoord. Dit geldt ook bij de jaarrekening en de controlerend
accountant. Daartoe wordt voorgesteld artikel 2:450, vijfde lid, BW aan te vullen.
Artikel V (wijziging Wet op de economische delicten)
De strafrechtelijke handhaving van de jaarverslaggeving in de Wet op de economische
delicten (WED), heeft betrekking op het niet naleven van de verplichting tot het openbaar
maken van informatie (zie de vermelding van artikel 2:394, derde lid, BW in artikel
1, onderdeel 4°, WED). De vermelding in de WED van de rechtsgrondslag voor algemene
maatregelen van bestuur waarin EU-richtlijnen worden geïmplementeerd (artikel 2:391a
BW) die gaan over de inhoud van het bestuursverslag en de inhoud van andere bij de
jaarrekening te voegen jaarlijkse verslagen en verklaringen, lijkt per abuis te suggereren
dat de handhaving op basis van de WED ook op de inhoud van deze stukken betrekking
kan hebben. Daarvoor is echter een procedure ingericht voor alle belanghebbenden bij
de ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (artikel 2:447 e.v. BW). Daarom
wordt de vermelding van artikel 2:391a, tweede lid, BW in de WED aangepast. Daarnaast
wordt de niet-naleving van de in dit wetsvoorstel in artikel 2:393a, eerste lid, eerste
volzin, BW geïntroduceerde verplichting voor de rechtspersoon om opdracht tot assurance-onderzoek
van de duurzaamheidsrapportering te verlenen, toegevoegd aan artikel 1, onderdeel
4°, WED, in lijn met de bestaande sanctionering van het niet verlenen van een opdracht
tot onderzoek van de jaarrekening aan een accountant.
Artikel VI (wijzigingen Wet tuchtrechtspraak accountants)
A
In het algemeen deel van de toelichting is toegelicht dat de Wet tuchtrechtspraak
accountants (Wtra) ook van toepassing zal zijn met betrekking tot het uitvoeren van
assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering door de accountant. In artikel
1 van de Wtra is opgenomen wat wordt verstaan onder een accountant. Voor de beschrijving
van een wettelijke auditor die in een andere lidstaat is toegelaten tot het verrichten
van wettelijke controles wordt in overeenstemming met de richtlijn duurzaamheidsrapportering
toegevoegd dat het ook kan gaan om de toelating tot het verrichten van een assurance-onderzoek
van duurzaamheidsrapportering.
B
Op grond van de voorgestelde aanpassingen van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer
als tuchtrechtelijke maatregel het tijdelijk of permanent doorhalen van de aantekening
van de accountant voor het uitvoeren van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering
opleggen. Deze doorhaling heeft zowel betrekking op de aantekening voor het uitvoeren
van assurance-onderzoeken van duurzaamheidsrapportering in het accountantsregister
van de NBA (de aantekening als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel j, Wab)
alsmede, indien van toepassing, de aantekening voor de accountant voor het uitvoeren
van assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering in het register met accountantsorganisaties
van de AFM (de aantekening in het register als bedoeld in artikel 11 Wta).
De aanpassing van het tweede lid maakt het mogelijk dat een geldboete ook gezamenlijk
met een tijdelijke of permanente doorhaling van de aantekening voor het uitvoeren
van assurance-onderzoek kan worden opgelegd.
De Accountantskamer en het CBb kunnen op grond van artikel 41 respectievelijk artikel
44 in geval van een voorlopige voorziening een tijdelijke doorhaling in de registers
opleggen. Volgens het vierde lid van artikel 2 kan de periode van de tijdelijke doorhaling
opgelegd in de voorlopige voorziening in mindering worden gebracht op een definitief
opgelegde tijdelijke doorhaling in de registers. Met deze aanpassing van het vierde
lid van artikel 2 wordt deze mogelijkheid ook van toepassing op een in een voorlopige
voorziening opgelegde tijdelijke doorhaling van de aantekening voor het uitvoeren
van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering.
C en D
Artikelen 41 en 44 Wtra worden aangepast zodat in een voorlopige voorziening door
respectievelijk de Accountantskamer (artikel 41) en het CBb (artikel 44) ook een tijdelijke
doorhaling van de aantekening voor het uitvoeren van het assurance-onderzoek van duurzaamheidsrapportering
kan worden opgelegd.
Artikel VII (wijzigingen Wet toezicht financiële verslaggeving)
A en D
Voorgesteld wordt om in de Wtfv niet langer te spreken over «financiële verslaggeving»
maar over «verslaggeving». De niet-financiële duurzaamheidsinformatie is immers een
belangrijk onderdeel van de verslaggeving van uitgevende instellingen. Ook de titel
van de wet wordt dienovereenkomstig aangepast.
B
Op grond van artikel 6, derde lid, Wtfv kan de AFM (in afwijking van de geheimhoudingsbepalingen)
informatie uitwisselen met bepaalde instanties, die tot taak hebben om een eenvormige
toepassing van de standaarden voor de jaarrekening in internationaal verband te bevorderen
en een gemeenschappelijke aanpak op het vlak van de handhaving daarvan te ontwikkelen.
Deze bepaling wordt uitgebreid zodat de AFM voor deze doeleinden ook informatie kan
uitwisselen met instanties met betrekking tot standaarden voor de duurzaamheidsrapportering.
C
Met de aanpassing van artikel 30a wordt verduidelijkt dat de aanpassing van de wijziging
van de terminologie «financiële verslaggeving» geen inhoudelijke gevolgen heeft voor
het toezicht dat wordt uitgeoefend op deze verslaggeving, ook wat betreft de tijdens
de inwerkingtreding van deze implementatiewet lopende procedures.
Artikel VIII (wijzigingen Wet op de ondernemingsraden)
Artikel VIII dient ter implementatie van de artikelen 19 bis, vijfde lid, en 29 bis,
zesde lid, van de Jaarrekeningrichtlijn. Deze artikelen betreffen het informeren van
en bespreken met de werknemersvertegenwoordiging van de duurzaamheidsrapportering.
In onderdeel A is ter implementatie van deze bepalingen de verplichting neergelegd
in de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) voor de ondernemer om in een overlegvergadering
met de ondernemingsraad de relevante informatie te bespreken uit de enkelvoudige respectievelijk
de geconsolideerde duurzaamheidsrapportering en de manier waarop deze duurzaamheidsinformatie
wordt verkregen en geverifieerd. De voorgestelde wijziging heeft tot doel de WOR zodanig
aan te passen dat, kort gezegd, een jaarlijks gesprek tussen de bestuurder en de ondernemingsraad
over de duurzaamheidsrapportering verplicht wordt gesteld. De ondernemingsraad is
vervolgens bevoegd hierover standpunten kenbaar te maken.
In Onderdeel B wordt geregeld dat het voorgaande ook geldt voor de gevallen wanneer
er in de onderneming geen ondernemingsraad is maar wel een perso-neelsvertegenwoordiging.
Artikel IX
Artikel IX betreft de aanwijzing van de boekjaren waarop de wijziging van de artikelen
5:25c, 5:25d en 5:25v Wft van toepassing wordt. Omdat de duurzaamheidsrapportering
is opgenomen in het bestuursverslag dat over een bepaald boekjaar wordt opgesteld,
wordt bij het boekjaar aangesloten. In artikel 5 van de richtlijn duurzaamheidsrapportering
is opgenomen vanaf welke boekjaren de wijziging van de Transparantierichtlijn gaat
gelden voor welke groepen uitgevende instellingen. Hierbij wordt aangesloten. Het
gaat in eerste instantie om uitgevende instellingen die als groot worden beschouwd
op grond van het BW en meer dan 500 werknemers hebben. Voor hen geldt de verplichting
vanaf boekjaren die aanvangen op 1 januari 2024. Vanaf boekjaar 2025 geldt de verplichting
voor de overige grote uitgevende instellingen. Voor uitgevende instellingen die klein
of middelgroot zijn, geldt de verplichting vanaf boekjaar 2026. Dat geldt ook voor
uitgevende instellingen die kleine en niet-complexe instellingen zijn als bedoeld
in de verordening kapitaalvereisten (verordening (EU) nr. 575/2013) alsmede voor uitgevende
instellingen die als een verzekeringscaptive of als een herverzekeringscaptive als
bedoeld in de richtlijn solvabiliteit II (richtlijn 2009/138/EG) kwalificeren en klein,
middelgroot of groot zijn.
Artikel X
Artikel X betreft de aanwijzing van de boekjaren waarop de wijzigingen uit onderdeel
G van artikel IV (wijziging van artikel 2:394, vierde lid, BW) en artikel VIII (wijziging
van artikelen 23 en 35c van de Wet op de ondernemingsraden) van toepassing zullen
zijn. De gefaseerde toepassing van deze wijzigingen is gelijk aan de fasering die
wordt gehanteerd in het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering en
dient ter implementatie van artikel 5 van de richtlijn duurzaamheidsrapportering.
Er is voorzien in een gefaseerde toepassing van de regels, om bepaalde vennootschappen
en rechtspersonen langer de tijd te geven zich voor te bereiden op de voor hen nieuwe
duurzaamheidsrapportering. Daarom zijn de eerste vennootschappen en rechtspersonen
die aan het besluit moeten voldoen, degene die al eerder de niet-financiële informatie
in hun bestuursverslag moesten opnemen. Voor deze grote beursgenoteerde vennootschappen
met meer dan 500 werknemers en grote banken en verzekeraars (ongeacht beursnotering
of rechtsvorm) met meer dan 500 werknemers zijn deze wijzigingen van toepassing vanaf
boekjaren die starten op of na 1 januari 2024 (zie artikel VIII, tweede lid, onderdeel
a). Voor grote vennootschappen (ongeacht beursnotering) en grote banken en verzekeraars
(ongeacht beursnotering en rechtsvorm) die 500 werknemers of minder hebben, geldt
dat deze wijzigingen vanaf boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 van toepassing
zijn (zie artikel VIII, tweede lid, onderdeel c). Dezelfde gefaseerde inwerkingtreding
voor boekjaren 2024 en 2025 geldt, kort gezegd, ook voor moedermaatschappijen die
aan het hoofd staan van een grote groep met meer dan 500 werknemers respectievelijk
500 werknemers of minder (zie onderdelen b en d van artikel VIII, tweede lid).
Voor een groep organisaties, bestaande uit kleine en middelgrote beursgenoteerde vennootschappen
en kleine en middelgrote beursgenoteerde banken en verzekeraars (ongeacht rechtsvorm,)
kleine en niet-complexe kredietinstellingen en (her)verzekeringscaptives die óf kwalificeren
als groot, óf – als zij beursgenoteerd zijn – klein of middelgroot, geldt dat deze
wijziging vanaf boekjaren startend op of na 1 januari 2026 geldt (zie onderdelen e,
f en g van Artikel VIII, tweede lid).
Artikelen XI en XII
Zoals hiervoor beschreven wordt voorgesteld om de titel van de Wet toezicht financiële
verslaggeving te vervangen door Wet toezicht verslaggeving effectenuitgevende instellingen.
Deze wijziging wordt ook doorgevoerd in de bestaande verwijzingen naar deze wet in
de bijlagen van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet open overheid.
Artikel XIII en XIV, tweede onderdeel
Artikel XIII bevat een tijdelijke regeling die is opgenomen om tegemoet te komen aan
de praktijk. De benoeming van een accountant door de algemene vergadering vindt doorgaans
plaats voorafgaande aan of in het begin van het boekjaar waarover hij als eerste het
onderzoek van de jaarverslaggeving gaat doen. Voor ondernemingen die al over boekjaar
2024 een duurzaamheidsrapportering moeten opstellen en daarbij een accountant moeten
benoemen, is dat mogelijk niet haalbaar geweest en hetzelfde kan gelden voor boekjaar
2025. Daarom voorziet dit artikel in een regeling die is afgeleid van artikel 2:393,
tweede lid, BW. Dat betekent dat als de algemene vergadering niet is overgegaan tot
benoeming van een accountant, de raad van commissarissen de opdracht kan verlenen
en als die ontbreekt, het bestuur dat kan doen. Indien de algemene vergadering in
2023, 2024 of 2025 wel een opdracht tot het verrichten van een assuranceonderzoek
heeft verleend, dan is die opdracht geldig. Dat volgt uit de optionele formulering
van dit artikel. Indien de algemene vergadering niet in de gelegenheid is geweest
de opdracht te verlenen, dan moet de opdrachtverlening wel in de algemene vergadering
van het daaropvolgende jaar en uiterlijk in 2026 worden geagendeerd, zodat de algemene
vergadering haar bevoegdheid dan alsnog kan uitoefenen. De tijdelijke regeling kan
er daardoor niet toe leiden dat het bestuur van de vennootschap voor een aantal jaren
de accountant benoemt en de algemene vergadering van haar bevoegdheden tot benoeming
wordt uitgesloten. De tijdelijke regeling is enkel van toepassing op de boekjaren
2024 en 2025. Dat betekent dat de twee boekjaren die aanvangen op een datum vanaf
1 januari 2024 tot 1 januari 2026, eronder vallen. Dat geldt dus ook voor het boekjaar
dat aanvangt op bijvoorbeeld 1 december 2025. Vanwege deze betekenis van het eerste
boekjaar, dat dus tot eind 2026 kan lopen, vervalt het artikel op 1 januari 2027.
De inwerkingtreding van dit artikel heeft terugwerkende kracht gekregen tot 1 januari
2024, de ingangsdatum van het eerste boekjaar waarover de eerste rapporteringsverplichting
van toepassing is. Zie hiervoor artikel XIV, tweede lid.
Artikelen XIV en XV
De wetswijzigingen ter implementatie van de richtlijn duurzaamheidsrapportering treden
in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Hiermee wordt enige
flexibiliteit geboden. Dat is wenselijk, ook omdat de implementatie van de richtlijn
ook leidt tot nadere regelgeving. Alleen de tijdelijke regeling van artikel XIII (zie
hierboven) treedt direct na plaatsing van de wet in het Staatsblad in werking.
Accountants en accountantsorganisaties zullen veelal voorafgaand of aan het begin
van het boekjaar waarover zij de verslaggeving onderzoeken worden benoemd. De opdrachtaanvaarding
en de werkzaamheden in het kader van het assurance-onderzoek zullen daarom ook veelal
reeds geschied en aangevangen zijn voordat de onderhavige wetgeving in werking treedt.
Zolang de normen uit de Wta en het Bta voor het verrichten van assurance-onderzoeken
van de duurzaamheidsrapportering niet van toepassing zijn, worden deze opdrachten
uitgevoerd conform de regelgeving van de NBA, waaronder de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen
(NVKS) van de NBA. Gegeven de omstandigheden ligt het in de rede dat de NBA-regulering
voldoet bij het uitvoeren van een assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering,
tot het moment dat deze wet in werking treedt, en dat de AFM rekening zal houden met
deze overgangssituatie.
De citeertitel van de wetgeving is Wet implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
BIJLAGE. TRANSPONERINGSTABEL54
Bepaling EU-regeling
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling
Omschrijving beleidsruimte
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte
Artikel 1, onderdeel 1 (wijziging artikel 1 Jaarrekeningrichtlijn)
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering en artikel 2:360, vierde
lid, BW
Artikel 1, onderdelen 2 tot en met 7 (wijziging artikelen 2, 19, 19 bis, 20, 23 en
29 bis, Jaarrekeningrichtlijn)
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering, artikelen 2:408, eerste
lid, onderdeel c, en 2:447, tweede lid, BW, artikelen 23, tweede lid, en 35c, derde
lid, Wet op de ondernemingsraden en Besluit inhoud bestuursverslag
Artikel 1, onderdeel 8 (hoofdstuk 6 bis Jaarrekeningrichtlijn)
Behoeft geen implementatie, betreft taken voor de Europese Commissie
Artikel 1, onderdeel 9 (hoofdstuk 6ter Jaarrekeningrichtlijn)
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrappor-tering en Besluit elektronische
deponering handelsregister
Artikel 1, onderdeel 10 (wijziging artikel 30 Jaarrekeningrichtlijn)
artikel 2:394, vierde lid, BW
Lidstaatoptie om ondernemingen waarop de artikelen 19 bis en 29 bis van de Jaarrekeningrichtlijn
van toepassing zijn te verplichten het bestuursverslag op de website openbaar te maken.
Van deze lidstaatopties wordt gebruik gemaakt omdat het van belang is dat het bestuursverslag
van ondernemingen die een duurzaamheidsrapportering opstellen breed en gemakkelijk
toegankelijk is voor belanghebbenden.
Artikel 1, onderdeel 11 (wijziging artikel 33 Jaarrekeningrichtlijn)
Behoeft geen aparte implementatie
Artikel 1, onderdeel 12 (wijziging titel hoofdstuk 8 Jaarrekeningrichtlijn)
Behoeft geen implementatie
Artikel 1, onderdeel 13 (wijziging artikel 34 Jaarrekeningrichtlijn)
Artikelen 2:129a, tweede lid, 2:239a, tweede lid, 2:392, eerste lid, onderdeel a,
2:393, derde lid en vijfde lid, onderdeel e, 2:393a, 2:450, vijfde lid, BW en artikel
1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten
Lidstaatoptie om toe te staan dat een andere wettelijke auditor of een ander auditkantoor
dan de auditor die of het kantoor dat de wettelijke controle op de jaarrekening verricht,
het assurance-onderzoek bij de duurzaamheidsrapportering kan verrichten.
Lidstaatoptie om onafhankelijke verlener van assurancediensten voor duurzaamheidsrapportering
toe te laten.
Van deze lidstaatoptie wordt gebruik gemaakt zodat deze keuzemogelijkheid aan rapporterende
ondernemingen wordt doorgegeven.
Deze lidstaatoptie wordt verder verkend. Van deze optie wordt vooralsnog geen gebruik
gemaakt gelet op de vertraging die het zou opleveren voor de implementatie van de
richtlijn
Artikel 1, onderdeel 14 (hoofdstuk 9 bis Jaarrekeningrichtlijn)
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering
Artikel 1, onderdeel 15 (wijziging titel hoofdstuk 11 Jaarrekeningrichtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie.
Artikel 1, onderdeel 16 (artikel 48decies Jaarrekeningrichtlijn)
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering.
Artikel 1, onderdeel 17 (wijziging artikel 49 Jaarrekeningrichtlijn)
Behoeft geen implementatie.
Artikel 2, onderdeel 1 (wijziging artikel 2 Transparantierichtlijn)
Artikel 5:25c, tweede lid, onderdeel b, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, onderdeel
b, Wft
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 2, onderdeel 2, onder a (wijziging artikel 4, tweede lid, Transparantierichtlijn)
Artikel 5:25c, tweede lid, onderdeel c, Wft
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 2, onderdeel 2, onder b (wijziging artikel 4, vierde en vijfde lid, Transparantierichtlijn)
Artikel 5:25c, tweede lid, onderdeel b, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, onderdeel
b, Wft en artikel 5:25c, derde lid, onderdeel a, Wft juncto artikel 2:392, eerste
lid, BW
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 2, onderdeel 3, onder a (wijziging artikel 23, vierde lid, Transparantierichtlijn)
Artikel 5:25v, eerste lid, Wft
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 2, onderdeel 3, onder b (wijziging artikel 23, vierde lid, Transparantierichtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie (criteria voor uitoefening bevoegdheid Europese
Commissie)
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 2, onderdeel 4 (artikel 28 quinquies (nieuw) Transparantierichtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie (bevoegdheid ESMA om richtsnoeren uit te
vaardigen)
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 1 (wijziging artikel 1 Auditrichtlijn)
Behoeft geen implementatie (onderwerp Auditrichtlijn)
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 2 (wijzing artikel 2, punten 2 tot en met 6, Auditrichtlijn)
Artikel 1, eerste lid, onderdelen a, c, f, h en i, Wta en Bta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 2, onder b (artikel 2, punt 16 bis (nieuw) Auditrichtlijn
Behoeft geen implementatie (zie §3.2.6)
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 2, onder c (artikel 2, punten 21 tot en met 23 (nieuw) Auditrichtlijn
Artikel 1, eerste lid, onderdelen r en s, Wta
Definitie in verband met lidstaatoptie om onafhankelijke verlener van assurancediensten
voor duurzaamheidsrapportering toe te laten.
Zie hierboven.
Artikel 3, onderdeel 3 (wijziging artikel 6 Auditrichtlijn)
Artikel 6, tweede lid, Auditrichtlijn:
Zal o.b.v. bestaande artikelen 25 onder b Wta, 35 Bta en 19 Wab via beroepsreglementering
en in eindtermen worden omgezet;
Verder zie bij artikel 3, onderdelen 4, 5, 6 en 8, van de richtlijn, hieronder
Artikel 6, derde lid, Auditrichtlijn: behoeft geen implementatie (gericht aan bevoegde
autoriteiten)
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 4 (wijziging artikel 7 Auditrichtlijn)
Artikel 46 Wab en volgt reeds uit artikel 49 Wab
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 5 (wijziging artikel 8 Auditrichtlijn)
Artikel 46 Wab en Besluit accountantsopleiding 2013
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 6
(wijziging artikel 10 Auditrichtlijn)
Artikel 47, eerste lid, Wab
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 7 (wijziging artikel 12 Auditrichtlijn)
Behoeft geen implementatie
Verduidelijking dat lidstaatoptie m.b.t. combineren praktijk- en theorieopleiding
ziet op de opleiding t.b.v. de wettelijke controle
Eerder geen gebruik gemaakt van lidstaatoptie. Zie paragraaf 3.2.3.
Artikel 3, onderdeel 8 (wijziging artikel 14 Auditrichtlijn)
Artikel 54, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wab en Besluit accountantsopleiding
2013
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 9 (artikel 14 bis (nieuw) Auditrichtlijn)
Artikelen 74a en 74b Wab
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 10, onder a (wijziging artikel 16, eerste lid, Auditrichtlijn)
Artikel 11, eerste lid, Wta en Bta o.b.v. artikel 11, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 10, onder b (wijziging artikel 16, tweede lid, Auditrichtlijn)
Artikel 11,eerste lid, Wta en Bta o.b.v. artikel 11, derde lid, Wta,
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 11, onder a (wijziging artikel 17, eerste lid, punt e, Auditrichtlijn)
Artikel 11, eerste lid, Wta en Bta o.b.v. artikel 11, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 11, onder b (wijziging artikel 17, eerste lid, punt i, Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 11, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 12, onder a (wijziging artikel 24 ter, eerste lid, Auditrichtlijn)
Artikel 18 Wta en Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 12, onder b (artikel 24 ter, lid 2 bis (nieuw) Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 12, onder c (wijziging artikel 24 ter, vierde lid, Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 12, onder d (artikel 24 ter, lid 5 bis (nieuw) Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 12, onder e (wijziging artikel 24 ter, zesde lid, Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 13 (wijziging artikel 25 Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 19, vierde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 14 (artikel 25 ter (nieuw) Auditrichtlijn dat artikelen 21 tot
en met 24 bis van overeenkomstige toepassing verklaard en artikelen 25 quater en 25
quinquies invoegt)
Zie hieronder per artikel
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 21 Auditrichtlijn
Artikelen 21, tweede lid, onderdeel d, en 25, onderdeel b, Wta.
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 22 Auditrichtlijn
Artikelen 19, 21, tweede lid, onderdeel c, en 25a Wta en Bta.
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 22 bis Auditrichtlijn
Artikel 29a, eerste lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 22 ter Auditrichtlijn
Artikel 18, derde lid, Wta en Bta.
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 23 Auditrichtlijn
Artikelen 20 en 26, eerste tot en met vijfde lid Wta en Bta
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 24 Auditrichtlijn
Bta o.b.v. artikel 19, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 24 bis Auditrichtlijn
Artikel 18a Wta, Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta, 18b en 21a Wta en Bta o.b.v.
artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 25 quater (nieuw) Auditrichtlijn
artikel 24e Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 25 quinquies (nieuw) Auditrichtlijn
artikel 26, zesde lid, 24d Wta en Bta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 15 (artikel 26 bis (nieuw) Auditrichtlijn)
Artikel 25, onder a, Wta
Lidstaatoptie om nationale assurancestandaarden toe te passen zolang de Commissie
geen assurancestandaarden heeft vastgesteld.
De standaarden van de NBA kunnen worden toegepast.
Artikel 3, onderdeel 16 (artikel 27 bis (nieuw) Auditrichtlijn)
Bta o.b.v. artikel 18, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 17 (wijziging artikel 28, tweede lid, Auditrichtlijn)
Artikel 2:393, vijfde lid, onderdelen f en g, BW
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 18 (artikel 28 bis (nieuw) Auditrichtlijn)
Artikel 2:393a BW en Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering
Lidstaatoptie om voor te schrijven dat de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering
kan worden opgenomen als afzonderlijk onderdeel van de accountantsverklaring wanneer
de wettelijke controle van de jaarrekening en de assurance van de duurzaamheidsrapportering
door dezelfde auditor wordt uitgevoerd.
Van deze optie wordt gebruik gemaakt omdat er in de praktijk mogelijk behoefte bestaat
dat alle informatie omtrent de controle en het onderzoek door de accountant op een
plek te vinden is en als zodanig herkenbaar is.
Artikel 3, onderdeel 19, onder a (wijziging artikel 29, eerste lid, punt d, Auditrichtlijn)
Artikel 49a, onderdeel a, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 19, onder b (wijziging artikel 29, eerste lid, punt f, Auditrichtlijn)
Artikel 48a, derde lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 19, onder c (wijziging artikel 29, eerste lid, punt h, Auditrichtlijn)
Artikel 48a, eerste lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 19, onder d (wijziging artikel 29, tweede lid, Auditrichtlijn)
Artikel 49a, onderdeel a, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 19, onder e (artikel 29 lid 2bis (nieuw), Auditrichtlijn)
Artikel 86b Wta
Lidstaatoptie om personen die kwali-teitsbeoordelingen verrichten tot 31 december
2025 vrij te stellen van het vereiste van relevante ervaring op het gebied van duurzaamheids-rapportering.
Van deze lidstaat-optie zal gebruik worden gemaakt. Zie toelichting op artikel 86b
Wta.
Artikel 3, onderdeel 20 (wijziging artikel 30 Auditrichtlijn)
Paragraaf 5.2 Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 21 (wijziging artikel 30 bis, eerste lid, punt c bis, Auditrichtlijn)
Artikel 10 Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 22 (artikel 30 bis, eerste lid, punt d bis (nieuw), Auditrichtlijn)
Artikel 52 Wta jo artikel 19a, tweede lid, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 23, onder a (wijziging artikel 32, derde lid, Auditrichtlijn)
Artikel 47, onderdeel a, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 23, onder b (wijziging artikel 32, vierde lid, Auditrichtlijn)
Behoeft geen implementatie omdat de standaarden inzake assurance van duurzaamheidsrapportering
niet door de AFM worden vastgesteld
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 24 (artikel 36 bis (nieuw) Auditrichtlijn dat artikelen 34 en
36 van overeenkomstige toepassing verklaard)
Zie hieronder per artikel
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 34 Auditrichtlijn
Artikelen 12e, 12f, tweede lid, en 4a Wta
n.v.t.
n.v.t.
Van overeenkomstige toepassing artikel 36 Auditrichtlijn
Artikelen 63f, 63g, 63a, 63m 63i en 63h Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 25, onder a en b (wijziging artikel 37, eerste en tweede lid,
Auditrichtlijn)
Artikel 2:393a BW
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 25, onder c (wijziging artikel 37, derde lid, Auditrichtlijn)
Behoeft geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 26 (wijziging artikel 38 Auditrichtlijn)
Artikel 2:393a BW en artikel 58 Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 27, onder a (artikel 39, lid 4 bis (nieuw), Auditrichtlijn)
Besluit instelling auditcommissie o.b.v. artikel 24c Wta
Lidstaatoptie om audit van duurzaamheidsrapportering door bestuur/RvC of daartoe door
ingesteld orgaan toe te staan.
Van deze optie wordt gebruik gemaakt om zo toe te staan dat de in dit besluit aan
de auditcommissie toegekende taken met betrekking tot duurzaamheidsrapportering en
de assurance van de duurzaamheidsrapportering ook in het geheel kunnen worden uitgevoerd
door een andere commissie i.p.v. de auditcommissie
Artikel 3, onderdeel 27, onder b (wijziging artikel 39, zesde lid, Auditrichtlijn)
Besluit instelling auditcommissie o.b.v. artikel 24c Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 28, onder a
(wijziging artikel 45, eerste lid, Auditrichtlijn)
Artikelen 12c, eerste lid, onderdeel a, Wta
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 28, onder b (wijziging artikel 45, vierde, vijfde en zesde lid,
Auditrichtlijn)
Artikel 12b en 12c, eerste lid, onderdelen b, c en d, Wta.
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 3, onderdeel 29, onder a, b en c (wijziging artikel 48 bis, tweede, derde
en vijfde lid, Auditrichtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 4 (wijziging Auditverordening)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 5, eerste lid (implementatietermijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 5, tweede lid (omzetting wijziging Jaarrekeningrichtlijn)
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering en artikel X
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 5, tweede lid (omzetting wijziging Transparantierichtlijn)
Artikel IX
n.v.t.
n.v.t
Artikel 5, tweede lid (omzetting wijziging Auditrichtlijn)
Behoeft geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 5, derde en vierde lid (verwijzing)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 6 (evaluatie wijzigingsrichtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 7 (inwerkingtreding wijzigingsrichtlijn en toepassing wijzigingen Auditverordening)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Artikel 8 (adressaten richtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
n.v.t.
n.v.t.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.