Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 29 januari 2025, over RES en wind op zee
33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)
Nr. 83 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 10 maart 2025
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 29 januari 2025 overleg gevoerd
met mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President,
over:
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 16 oktober 2023 inzake voortgang
realisatie windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 59);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 30 oktober 2023 inzake actualisatie
ontwikkelkader windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 60);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 21 december 2023 inzake voortgang
Regionale Energiestrategieën (RES) (Kamerstuk 32 813, nr. 1342);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 25 april 2024 inzake update
aanvullende routekaart wind op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 61);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 13 mei 2024 inzake toekomstig
stimuleringsbeleid zon-PV en windenergie op land na de SDE++ (Kamerstuk 31 239, nr. 393);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 31 mei 2024 inzake vergunningverlening
windenergie op zee (4 GW): IJmuiden Ver kavel Gamma en Nederwiek kavel I (Kamerstuk
33 561, nr. 62);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 6 juni 2024 inzake Energie Infrastructuur
Plan Noordzee 2050 (Kamerstuk 33 561, nr. 63);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 11 juni 2024 inzake uitslag
vergunningverlening windenergie op zee (4 GW): IJmuiden Ver kavels Alpha en Beta (Kamerstuk
33 561, nr. 65);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 11 juni 2024 inzake reactie
op verzoek commissie over het verslag «Hernieuwbare offshore-energie in de EU» van
de ERK (Kamerstuk 22 112, nr. 3953);
– de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 21 november 2024 inzake
update routekaart wind op zee en waterstofdemonstratieproject 1 (Kamerstuk 33 561, nr. 66);
– de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 20 december 2024 inzake
wijziging ontwikkelkader windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 67);
– de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 20 december 2024 inzake
toekomst van de SDE++ (Klaar voor de volgende fase van de energietransitie) (Kamerstuk
31 239, nr. 403);
– de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 december 2024 inzake
resultaten SCE 2024 en openstelling 2025 (Kamerstuk 31 239, nr. 402);
– de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 december 2024 inzake
verloop openstelling SDE++ 2024 (Kamerstuk 31 239, nr. 401).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Valize
Griffier: Teske
Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Eerdmans, Erkens, Flach,
Grinwis, Koekkoek, Kops, Kröger, Postma, Rooderkerk, Valize, Vermeer en De Vos,
en mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Een hele goede ochtend, allemaal. Welkom op deze woensdagochtend 29 januari. Het is
10.00 uur. Op de agenda staat het commissiedebat van de commissie voor Klimaat en
Groene Groei. Het onderwerp van de dag is Regionale Energiestrategie en wind op zee.
Aan de zijde van de Kamer, mijn linkerzijde, maar voor de mensen thuis en op de tribune
is het rechts, is mevrouw Rooderkerk aangeschoven namens D66. Die zal het eerste kwartier
aanwezig zijn. Daarna moet zij eventjes weg in verband met verplichtingen, maar ze
keert weder. Dan hebben we de heer Kops van de PVV. Die moet ons ook over 30 minuten
ongeveer, om 10.45 uur, verlaten. Hij zal dus ook eventjes opstaan en de zaal uit
lopen. Dan hebben we mevrouw Postma namens Nieuw Sociaal Contract. Zij blijft wel
gedurende het hele debat aanwezig. Dan hebben we mevrouw De Vos namens Forum voor
Democratie. Ook zij zal aanwezig blijven gedurende het debat. De heer Eerdmans zal
namens JA21 ook aanwezig zijn gedurende het gehele debat. En mevrouw Kröger namens
GroenLinks-PvdA zal ook aanwezig blijven gedurende het hele debat. Aan de rechterzijde
is aangeschoven de Minister van Klimaat en Groene Groei, mevrouw Hermans.
De Kamer heeft per spreker vijf minuten spreektijd. Ik stel voor dat wij ... De Minister
bevestigt dat ook zij tijdens het hele debat gewoon keurig netjes aanwezig blijft.
Er is dus vijf minuten spreektijd per spreker en ik stel voor dat we vier interrupties
aanhouden. Ik zie ook nog dat namens de ChristenUnie de heer Grinwis aanschuift. Welkom
in ons midden, heer Grinwis. Dan stel ik voor dat we beginnen met mevrouw Rooderkerk,
die zo meteen al verstek moet laten gaan.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. De reden dat ik zo even wegga, is omdat ik moties moet indienen
in de plenaire zaal. Ik kom daarna zo snel mogelijk terug.
Voorzitter. Goedemorgen, allen. Het worden spannende tijden. Eind april is het namelijk
D-day voor het klimaat. Minister Hermans komt dan met haar klimaatpakket. Dat is een
belangrijk moment voor Nederland. Onder het vorige kabinet, met Minister Rob Jetten
aan het roer, waren de klimaatdoelen nog in het zicht. Nu niet meer. Afgelopen oktober
kreeg dit kabinet een dikke onvoldoende voor het klimaatbeleid. Deze Minister heeft
straks bijna een jaar de tijd gehad om met goed beleid te komen. Dat moet niet langer
duren. 80% van de Nederlanders maakt zich zorgen om klimaatverandering. Zij willen
dat hun kinderen een schone, veilige toekomst hebben. Zij willen een betaalbare energierekening.
Ook bedrijven willen duidelijkheid en een einde aan het zwabberbeleid. Mijn vraag
aan de Minister is of zij genoeg steun voelt vanuit de coalitie en binnen haar kabinet
om in april een ambitieus klimaatpakket op tafel te leggen. Wat vindt zij van de uitspraken
van Geert Wilders dat er geen extra geld naar klimaat mag dit voorjaar en ook van
BBB, die klimaatvertraging als strategie gebruikt om onder de eigen afspraken uit
te komen?
Dan het onderwerp van vandaag. De opwek van schone energie is een no-brainer. Als
windmolens en zonnepanelen eenmaal aanstaan, leveren ze vrijwel gratis energie van
onze eigen Hollandse bodem.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Vermeer, BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zou graag even van mevrouw Rooderkerk horen wat haar definitie is van «klimaatvertraging»,
die zij mij aanwrijft.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Over klimaatvertraging is onlangs een heel interessant rapport verschenen van Cambridge.
Daarin worden strategieën onderscheiden om afdoende maatregelen te nemen om klimaatverandering
tegen te gaan. Daarin wordt klimaatontkenning onderscheiden; dat zien we hier veel
gebeuren, bijvoorbeeld in het debat dat ik onlangs nog daarover had met Minister Madlener
in de plenaire zaal. Maar daarin wordt ook klimaatvertraging onderscheiden. Ik denk
dat dit rapport de heer Vermeer wel kan interesseren, want ik hoor hem dat eigenlijk
stelselmatig doen. Zodra het gaat over iets wat nodig is om onze klimaatdoelen te
halen, gaat hij heel vaak zand in de wielen strooien en zeggen: laten wij dat nou
maar niet doen, want anders gaan andere landen wel vervuilen. Dat zijn allemaal manieren
waarop je vertraging aanbrengt en dus niet met afdoende maatregelen komt. Daarvan
zou ik vanuit D66 zeggen: laten we dat niet doen. Laten we zorgen dat we toekomst
schoner en veiliger maken voor onze kinderen.
De voorzitter:
Ik zie geen vervolgvraag. Dan mag u uw betoog continueren.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zei het al: dankzij de schone energie van zon en wind worden we onafhankelijk van
landen als Rusland. Goedkope wind- en zonnestroom dempen de hoge energierekening.
Toch loopt het vast. Dat komt doordat het kabinet niet genoeg doorpakt met de overstap
naar schone energie op drie plaatsen: te land, ter zee en in de lucht. Ik zal ze ook
in die volgorde nagaan.
Ik begin met te land. Het ziet er niet echt rooskleurig uit voor wind op land, want
we wachten nog steeds op nieuwe normen voor de afstand van windmolens. In afwachting
daarvan droogt de pijplijn met projecten op. Snelheid is dus geboden. Waarom duurt
het zo lang en wanneer komen die normen naar de Kamer? Zonne-energie op land is ook
belangrijk. Twee jaar geleden vroeg D66 om ervoor te zorgen dat grote parkeerplaatsen
worden overdekt met zonnepanelen. Het is goed om te zien dat de Minister werkt aan
een subsidie, maar waarom wordt dit niet ook in de Omgevingswet vastgelegd?
Dan ter zee. Naast wind op land stokt ook de vraag naar stroom uit wind en zon in
de industrie, de mobiliteit en gebouwen. Daardoor staat de verdere ontwikkeling van
wind op zee onder druk en dreigen bouwers af te haken. Deelt de Minister het beeld
vanuit de sector dat wind op zee vertraging zal oplopen als zij niet ingrijpt? Hoe
gaat zij de elektrificatie van de industrie een boost geven, zodat wind op zee volgens
planning kan worden uitgevoerd? En waarom schiet het niet op met het vergroten van
de vraag, bijvoorbeeld door waterstofprojecten of grootschalige opslag?
Dan in de lucht. De olifant in de kamer is stikstof. Nederland zit op slot. Ik kan
me voorstellen dat de Minister ervan baalt dat haar collega's niet met goed stikstofbeleid
komen. Ze wordt namelijk dubbel geraakt, ten eerste omdat energieprojecten stil komen
te liggen en ten tweede omdat de landbouw ook een grote CO2- en methaanuitstoter is en er geen plan ligt om dat te verbeteren. Steunt Minister
Hermans haar collega-Minister Wiersma in haar stikstofaanpak, of vindt zij dat zij
tekortschiet in het helpen van boeren richting de transitie? Wat moet er volgens de
Minister gebeuren zodat energieprojecten doorgang kunnen vinden en zij de klimaatdoelen
kan halen? Welke bijdrage verwacht zij van de landbouw aan het halen van die klimaatdoelen?
Wat D66 betreft gaan we voortvarend aan de slag met meer schone energie, te land,
ter zee en in de lucht.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Rooderkerk heel hartelijk voor haar inbreng. Ik zie dat de heer Flach
van de SGP wil interrumperen.
De heer Flach (SGP):
Met name over dat laatste stuk, over dat ook de energietransitie last heeft van de
stikstofregels. Inmiddels langer dan een halfjaar geleden heb ik een motie ingediend,
die ook is aangenomen, om een vrijstelling te verlenen voor energieprojecten. Zou
dat niet een veel eenvoudiger oplossing zijn in dit debat dan dit helemaal op te hangen
aan het complexe stikstofvraagstuk?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Volgens mij zijn er twee zaken. Het eerste is het gegeven dat energieprojecten stil
komen te liggen. Daarnaast is er het hele vraagstuk van de bijdrage van de landbouw.
Ten aanzien van het eerste heb ik vragen gesteld aan de Minister. Ik heb gevraagd
hoe zij erover denkt. Er ligt dus een motie. Ik ben dan benieuwd hoe het met de uitvoering
ervan staat. Ik denk dat het belangrijk is dat we ervoor zorgen dat projecten die
op termijn zorgen voor het vergroenen van de economie en het verschonen van de lucht,
doorgang kunnen vinden. Dan is wel echt stikstofbeleid nodig dat dit niet in de weg
staat. Ik ben benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt.
De voorzitter:
De heer Flach heeft nog een vervolgvraag.
De heer Flach (SGP):
Ik ga straks zeker vragen hoe het staat met de uitwerking van die motie. Maar ik zou
willen voorkomen dat we in ieder debat, of het nou bij woningbouw is of bij energietransitie,
de landbouw er als het ware met de haren bijslepen en impliciet dan wel expliciet
er de schuld van geven dat dingen op slot gaan. Vandaar dat ik zeg: laten we het eenvoudig
houden. We kunnen voor die vergroeningsprojecten gewoon een vrijstelling regelen.
Daar zal ik straks ook op aandringen. We moeten niet iedere keer de landbouw erbij
halen als zwartepiet.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De landbouw heeft een grote bijdrage aan onze CO2-uitstoot en ook nog eens, via de mest, aan de uitstoot van methaan, een enorm heftig
broeikasgas. De waterkwaliteit staat onder druk. We kunnen het hier wel hebben over
regels en over uitzonderingen, maar ik heb het over de natuur. Ik heb het over het
beschermen van ons klimaat, over ervoor zorgen dat wij een leefbare natuur en een
leefbare planeet voor onze kinderen hebben. Ik zal het hier elke keer over hebben,
totdat we afdoende beleid hebben en er een klimaatpakket ligt dat ervoor zorgt dat
de landbouw, de industrie en de woningbouw bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. O, meneer Kops?
De heer Kops (PVV):
Nee, ik ging alvast klaarzitten.
De voorzitter:
Excuseer. Dan wens ik mevrouw Rooderkerk dadelijk heel veel succes bij het indienen
van haar moties bij de tweeminutendebatten. Ik stel snel nog even de heren en dames
voor die zijn aangeschoven: de heer Grinwis van de ChristenUnie, de heer Vermeer namens
de BBB, de heer Flach namens de SGP, mevrouw Koekkoek namens Volt en de heer Bontenbal
namens het CDA. Dadelijk zal ook de heer Erkens nog aanschuiven namens de VVD. We
zijn dus goed vertegenwoordigd. Ik geef het woord aan de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Eergisteren hebben we van de Minister een brief ontvangen
met daarin de voortgang van de Regionale Energiestrategie, de RES. Bij die RES zijn
twee zaken uiteraard heel belangrijk. Eén: grond, ruimte en keuzes die daar gemaakt
moeten worden. Twee: gezondheid. Daar kom ik later op terug.
Voorzitter. Dan citeer ik nu misschien wel het meest saaie stuk uit de brief van de
Minister, namelijk: «Op 19 december 2024 is een nieuwe interbestuurlijke samenwerkingsagenda
met afspraken voor het energiesysteem van de toekomst vastgesteld.» Hoe saai zo'n
interbestuurlijke samenwerkingsagenda dan ook mag klinken, die is wel heel bepalend.
Want, zo lezen we, «er zullen afspraken worden gemaakt over nieuwe projecten», «er
zullen zoekgebieden worden gerealiseerd», en «er wordt gekeken naar ruimtelijke planning,
want er zijn ook andere opgaven die veel ruimte wensen». «Eén. In het hoofdlijnenakkoord
is vastgesteld dat in nieuw te bestemmen gebieden woningbouw, in geval van concurrentie
om grond, boven windmolens gaat. Twee. Het kabinet werkt aan een afstandsnorm voor
windturbines op land.»
Voorzitter. Daarover het volgende. In november vorig jaar is er een PVV-motie aangenomen
die zegt: zorg er nou voor dat dat uitgangspunt, woningbouw boven windmolens bij concurrentie
om grond, doorwerkt in de Regionale Energiestrategie, en roep tegelijkertijd de decentrale
overheden op hier in de tussentijd alvast naar te handelen. Mijn vraag is hoe die
motie nu precies wordt uitgevoerd, want ik zie dat niet terug. In de brief van de
Minister, die nota bene gaat over de voortgang van de RES, zie ik dat in ieder geval
niet terug. Dus hoe gaat dit in de praktijk? Heeft de Minister de decentrale overheden,
met wie zij na het aannemen van deze motie dus een interbestuurlijke samenwerkingsagenda
heeft vastgesteld, opgeroepen om nu al volgens deze motie te werk te gaan? Graag een
reactie.
Voorzitter. Dan de afstandsnorm voor windturbines op land, waar het kabinet dus blijkbaar
aan werkt. In maart vorig jaar heeft de PVV al schriftelijke vragen gesteld aan de
toenmalige Minister over het zogeheten Ontwerpbesluit windturbines leefomgeving. Mijn
eerste vraag is nu wat daar momenteel de status van is. Ja, het kabinet werkt eraan.
Maar waar blijft die afstandsnorm nu? En welke norm heeft deze Minister dan in gedachten?
Voorzitter. In november vorig jaar heeft dokter Gommers een zienswijze ingediend bij
de gemeenteraad van Amsterdam. Is de Minister bekend met dat stuk? In zijn stuk waarschuwt
hij voor gezondheidsklachten, zoals slaapstoornissen, angst, stress, concentratieverlies,
verminderde afweer en zelfs depressie. Dat is nogal wat. Hoe reageert de Minister
hierop? Deelt zij zijn zorgen en ook zeker de zorgen van omwonenden? Graag een reactie.
In zijn zienswijze haalt dokter Gommers een onderzoek aan waaruit blijkt dat er een
lineaire relatie bestaat tussen a de afstand tot en het geluidsniveau van windturbines
en b slaapstoornissen. Oftewel: hoe korter de afstand tot en hoe harder het geluid
van een windturbine, hoe vaker slaapstoornissen voorkomen. Een paar cijfers. De prevalentie
van slaapstoornissen onder omwonenden bij een afstand van 500 meter bedraagt maar
liefst 79%. Bij een afstand tussen de 500 meter en 1.000 meter is dat nog altijd 65%.
Vindt de Minister dat niet heel zorgwekkend? Graag een reactie.
Voorzitter. Dokter Gommers spreekt van een gezonde norm van 2 kilometer afstand tot
omwonenden. 2 kilometer! Hoe verhoudt zich dat dan tot de in het ontwerpbesluit genoemde
afstand van ten minste twee keer de tiphoogte? Dat is toch heel wat anders?
Voorzitter. Citerende uit antwoorden op eerder gestelde Kamervragen: tot de inwerkingtreding
van het definitieve Besluit windturbines leefomgeving is het aan decentrale overheden
om hiervoor lokale milieunormen op te stellen, op basis van een zorgvuldige motivering
en afweging. Maar ja, hoe gaat dat dan nu? Hoe wordt die zorgvuldige motivering en
afweging dan eigenlijk gemaakt? Concreet: hoe worden omwonenden momenteel beschermd?
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
De heer Kops (PVV):
Dat gaat lukken, voorzitter. Dank u.
Voorzitter. Dan zou ik van de Minister ook nog graag een update willen krijgen over
het volgende. Hoeveel windturbines, in aantallen maar ook in vermogen, staan er momenteel
op land? Wat is momenteel de gemiddelde tiphoogte en de gemiddelde masthoogte? Wat
is nu de gemiddelde afstand tot omwonenden? Kan de Minister die cijfers verstrekken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. U heeft nog een interruptie van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb een vraag over Trump. De wereld is in beweging. We weten dat Trump Amerika
per decreet uit het klimaatakkoord van Parijs heeft gehaald. Het is iemand die vaak
wordt bejubeld door de partij van de heer Kops, maar het zal nog wel wat verschuivingen
gaan opleveren, zo wordt gevreesd in Europa. Uiteindelijk zullen de CO2-uitstootcijfers moeten worden gecompenseerd, als je de doelstellingen van Parijs
wilt halen, door zwaarder bij Europa om de nek te gaan hangen. Mijn vraag aan de heer
Kops en de PVV is: is de PVV bereid om er ook als Nederland uit te stappen? Want dit
wordt een economische nekslag.
De heer Kops (PVV):
Als de heer Eerdmans ons verkiezingsprogramma had gelezen, had hij het antwoord op
die vraag natuurlijk geweten, want volgens mij staat het daar letterlijk in. Wij willen
ons terugtrekken uit dat akkoord. Die vraag heeft de heer Eerdmans in eerdere debatten
ook gesteld. Wij hebben ons verbonden aan het hoofdlijnenakkoord, waarin we andere
afspraken hebben gemaakt. Dat is de realiteit, maar het staat in ons verkiezingsprogramma,
dus: ja.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Het valt mij de hele tijd op bij de heer Kops dat hij meestribbelt, zoals Pieter Derks
het met oud en nieuw noemde. Meestribbelen betekent dat je tegelijkertijd mee- en
tegenstribbelt. U wilt niet, maar gaat toch verder. Dat levert natuurlijk heel veel
onduidelijkheid op, in ieder geval bij JA21, want ik denk dan: waar sta je nou voor?
De PVV wil van alles: uit het VN-verdrag, uit het VN-klimaatakkoord, intrekking van
de Klimaatwet, uit het Klimaatfonds stappen, geen turbines, ook niet eens op zee – we
hebben het nu over land, maar ook niet op zee – en lagere belastingen. Kijk, als we
zo doorgaan in Nederland, gelet op de positie van Trump en Amerika, en vele andere
landen – dan gaan we absoluut de lasten neerleggen bij de bewoners en bedrijven van
Nederland. Over dat laatste zal ik zo nog wat zeggen. Maar het gaat niet goed. Ik
vraag me zeer af ... Ik zag dat Wilders vandaag weer heeft getweet: als het asielprobleem
niet wordt opgelost, stappen we eruit; mijn geduld is op. Hoe zit het voor de PVV
dan met het klimaat en de wurggreep van het klimaatakkoord? Wanneer is op dat vlak
het geduld op en wordt de burger te hard geraakt? Want ik voel nu gewoon een D66-beleid,
uitgevoerd door de heer Kops. Dat bevalt mij niet.
De heer Kops (PVV):
Nou, dat is zeker niet waar. In het hoofdlijnenakkoord hebben we concessies moeten
doen. Touché, helemaal gelijk. Maar in het hoofdlijnenakkoord staan ook hele goede
dingen, namelijk dat windturbines, áls je ze moet plaatsen, zo veel mogelijk op zee
moeten komen in plaats van op land. Er staat bijvoorbeeld ook in dat op land woningbouw
boven windmolens gaat in het geval van concurrentie om grond. Er moet ook een afstandsnorm
komen. Daarom ben ik nu zo kritisch – ja, toch! – in dit debat, omdat de Minister
wel moet leveren op die punten. Zij moet concreet leveren. Dat zijn de vragen die
ik nu stel. Inderdaad, woningbouw gaat boven windmolens. Daarover is een motie aangenomen,
die gewoon in lijn is met het hoofdlijnenakkoord. Daarom vraag ik de Minister: waar
blijft die uitvoering dan, hoe staat het ermee? Waar blijft de norm voor een bepaalde
afstand tot omwonenden? Want omwonenden hebben inderdaad last van windmolens. Dat
klopt. Zij worden daar ziek van. Ondertussen worden er wel nog steeds windmolens gebouwd.
Projecten drogen weliswaar op – ja, dat klopt – maar die windmolens worden nog steeds
gebouwd en mensen hebben daar last van. Daar ben ik als PVV heel kritisch op.
De voorzitter:
Dit wordt uw derde interruptie. Gewoon een hele korte vraag, want een inleiding maakt
de vraag wel heel lang.
De heer Eerdmans (JA21):
U weet mijn inleiding al? Nee, het gaat hierom. Ik ben het er helemaal mee eens. Ik
ben ook ongeduldig en ik vind het bewonderenswaardig hoelang de PVV het volhoudt,
omdat zij zelf zo'n grote partij is. Het gaat mij erom dat er nu al fabrieken zijn
die sluiten. De Duitse industrie krimpt nu voor het tweede opeenvolgende jaar, dus
we zien de gevolgen nu al in Europa en dus ook in Nederland. Door de groene druk op
bedrijven, die daar ook door deze Minister op wordt gelegd, is het al bijna niet te
doen. Het geduld van de heer Kops kan wel op zijn, maar intussen sluiten bedrijven
gewoon de deuren of vertrekken ze, omdat de belasting bij ons nog veel hoger is dan
in Duitsland en België. Wij duwen onszelf dus al in de strop. Mijn vraag is dus, nog
één keer: waar ligt dan de grens, wanneer is het genoeg voor de PVV in dit moeras
waar we met elkaar op afstevenen?
De heer Kops (PVV):
Ja, touché. Wat de heer Eerdmans zegt, klopt natuurlijk. Die ontwikkelingen zijn ook
niet goed. Zeker. Daarom hebben we in een eerder debat, dat volgens mij ging over
het aanstaande aanvullende klimaatpakket waar de Minister aan werkt, heel concreet
gezegd: misschien moeten we ons eens even gaan bezinnen. Dat klopt. Want hoever kun
je gaan met dat klimaatbeleid? Wanneer gaat het fout? Toen hebben we letterlijk tegen
de Minister gezegd dat wij ons in ieder geval gaan bezinnen, met welk aanvullend pakket
zij ook moge komen. Wat je ook wilt, het moet allemaal wel haalbaar zijn. Het moet
allemaal wel betaalbaar zijn. Nogmaals, als het niet werkt, moeten we ons bezinnen.
Dat klopt. Dat gaan we de komende tijd zien. Zo simpel is het.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben blij dat de heer Kops zich zo bekommert om de nachtrust van veel mensen in
de buurt van windturbines. Onlangs was er een Minister van de partij van de heer Kops,
nu natuurlijk in dienst van de Kroon, die zei: als je last hebt van te veel geluid,
moet je maar verhuizen. Dat was in relatie tot Schiphol. Dus ik ben benieuwd hoe consistent
de benadering van de PVV is inzake wind en vliegtuigen. Maar mijn vraag is tot welke
afstandsnorm dit gaat leiden wat de PVV betreft. De PVV stelt vragen aan de Minister.
Ik denk dat de Minister daar wel raad mee weet, maar mijn interpretatie van de bijdrage
van de heer Kops is een beetje: weet je wat, de afstandsnorm moet zo zijn dat de westkant
de kustlijn is, de oostkant de grens met Duitsland en de zuidkant de grens met België.
Is dat een juiste interpretatie van de wens van de PVV?
De heer Kops (PVV):
De vraag van de heer Grinwis begon vrij serieus, maar hij maakte daar vervolgens een
grapje van. Dan zou ik daar vervolgens op kunnen antwoorden: was het maar zo, inderdaad.
Dat klopt. Ik heb het over een gezonde afstandsnorm gehad. Die norm is er helemaal
niet. Ik heb het gehad over het ontwerpbesluit, waarin dan genoemd wordt: twee keer
de tiphoogte. Daar heb ik een vraag over gesteld. We kunnen hier wel allerlei afstanden
gaan plakken op zo'n gezonde afstandsnorm, maar uiteindelijk zijn het wel de experts
en vooral de wetenschappers – ik heb er een aangehaald – die daar heel veel verstand
van hebben en er adviezen over geven. Hij heeft het dan bijvoorbeeld over een afstand
van 2 kilometer. Dat is nogal wat.
Begin vorig jaar was er sprake van de hoogste windmolens ooit op land. Dat gaat om
het windpark Echteld-Lienden, in de provincie Gelderland. Daar is heel veel verzet
tegen. Het gaat om zeven megawindturbines, de hoogste van het land, met een tiphoogte
van bijna 270 meter. Als je dan rekent met de afstandsnorm die er nu is in het ontwerpbesluit,
kom je op een afstand van 450 meter, terwijl de heer Gommers dus 2 kilometer adviseert.
Dat is nogal een verschil. Die vragen leg ik dus voor aan de Minister. Als je met
een afstandsnorm komt, zorg er dan voor dat het een deugdelijke afstandsnorm is, zodat
mensen er niet alsnog ziek van worden. Want de gezondheid van die mensen, die omwonenden,
die echt kampen met slaapstoornissen, depressie, angst en wat al niet meer, moeten
we heel serieus nemen. Gezondheid moet prevaleren.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat begrijp ik. Daar ben ik het op zich ook best wel mee eens. We moeten dit op basis
van objectieve gegevens goed wegen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister
op de in die zin terechte vragen. Maar! Natuurlijk maakte ik er een beetje een geintje
van, maar er zit een serieuze ondertoon onder. De PVV-fractie maakt zich bij monde
van de heer Kops enorm zorgen over de gezondheid van mensen in relatie tot de windturbines,
wind op land, en de afspraken die zijn gemaakt in het hoofdlijnenakkoord door onder
andere de partij van de heer Kops. Maar anderzijds wordt bij Schiphol eigenlijk alles
gebagatelliseerd, want «vliegen is zo belangrijk». Dus snapt de heer Kops dat ik een
beetje met een vraagteken zit: hoe verhoudt zijn verhaal zich tot het verhaal van
zijn collega bij de IenW-commissie in relatie tot Schiphol en geluid, en de reacties
van de heer Madlener daarop? Er moet toch een beetje consistentie zijn tussen hoe
je de overlast van vliegtuigen en de overlast van windturbines benadert? Of niet?
De voorzitter:
Een heldere vraag. Het woord is aan de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
U zegt dat het een heldere vraag is, voorzitter, maar je kunt je heel goed afvragen
of die vergelijking wel correct is: Schiphol, een enorme luchthaven, vergelijken met
een paar windturbines. Misschien druk ik mezelf ook niet heel goed uit, maar het is
nogal een verschil. Als vaststaat dat mensen last hebben van die windturbines, zeker
op een korte afstand tot bebouwing, zou je toch nu het besluit moeten nemen om het
in ieder geval niet meer op die te korte afstand te doen? Dan kun je wel vergelijkingen
trekken met Schiphol of met andere overlast. Dat is allemaal prima. Maar kijk heel
simpel naar die windturbines, naar die projecten die worden uitgerold. Dan moet je
toch nu concluderen dat we het sowieso niet gaan doen op te korte afstand tot bebouwing?
Maar het gebeurt nog steeds. Dat is het punt. Daar gaat het om, welke vergelijking
de heer Grinwis ook wil maken.
De voorzitter:
Ik dank u zeer voor uw inbreng. Ik zie geen verdere interrupties. Dan kan ik het woord
geven aan mevrouw Postma namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Vorige week kwam ik op X de absurde post van Elon Musk tegen waarin
hij een deel van de Noordzee had omgedoopt tot het Washington Kanaal. Het schijnt
aan de andere kant van de plas nu even een ding te zijn om wateren een nieuwe naam
te geven. Amerika lijkt wat moeite te hebben met het erkennen van zijn eigen grenzen.
Daarom is het van belang dat wij als Nederland kunnen voorzien in onze eigen energievoorziening.
We moeten niet afhankelijk zijn van andere landen, zoals Rusland, maar dus ook niet
van Amerika. Wat NSC betreft is het daarom noodzakelijk dat we als Nederland doorgaan
met de ambities die we hebben met wind op zee.
De Minister schetst in haar brief een aantal dilemma's waar we bij wind op zee tegenaan
lopen. Ik wil er een aantal uit halen en een paar toevoegen. De Minister geeft in
haar brief aan te kijken naar eventuele two-sided contracts for difference. Dat lijkt
onze fractie een goed idee. Op dit moment is de belangrijkste uitdaging ervoor zorgen
dat vraag en aanbod van duurzame elektriciteit tijdig op elkaar zijn afgestemd. Die
tijdigheid, dat moment waarop extra duurzame energie nodig is, is door de vertraging
van de maatwerkafspraken nu onduidelijk. Daar moet meer zicht op komen. Kan de Minister
een routekaart voor elektrificatie van de industrie opstellen, aangevuld met een monitoringsmechanisme?
De windsector vraagt daarnaast naar de mogelijkheid om een aansprakelijkheidslimiet
van 50 tot 100 miljoen per bieding in te voeren. Kan de Minister hier een reactie
op geven? Verhoogt dit, zoals zij aangeven, de kans op een succesvolle tender? Is
dit een mogelijkheid die de Minister wil uitwerken?
Voorzitter. Dan de ontwikkeling van onze zeehavens. De windmolens moeten wel gebouwd
en onderhouden kunnen worden. Daarvoor is het belangrijk dat onze zeehavens dat aankunnen.
We krijgen signalen dat de havens nog niet klaar zijn voor alle grote «wind op zee»-projecten
die nu op de planning staan. Klopt dit? Wat wordt daaraan gedaan?
Dan de ecologie. De Noordzee is qua natuur in slechte staat. Dat geeft de Minister
ook aan in haar brieven. Het is dus belangrijk om de ecologische criteria mee te blijven
nemen in de tenders. De Minister geeft aan de natuurversterkende erosiebescherming
van windmolens van 20% naar 40% te willen brengen, maar waarom niet naar 100%? Het
is immers geen moeilijke techniek. Graag een reactie.
Voorzitter. Dan de veiligheid. Heeft de Minister genoeg aandacht voor de veiligheid
van de kabels en onze energiesystemen in de Noordzee? De Minister geeft aan dat ze
onderzoekt of er ook actieve vormen van visserij kunnen plaatsvinden tussen windmolens.
Wordt er ook een analyse gemaakt van wat bodemberoering kan doen met de geplaatste
kabels tussen windmolens? Is dat veilig voor zowel de schipper en zijn bemanning als
onze energievoorziening? Hoe is Defensie in staat schepen te monitoren die kwaadwillend
zijn als er overal schepen tussen onze vitale infrastructuur, tussen onze windmolens,
varen? Kan de Minister dat voldoende in de gaten houden? Graag een reactie.
Dan wil ik naar wind op land en de RES'en. Uit de RES-monitor blijkt dat de 35 terawattuur
ruimschoots gehaald wordt. Dat is een compliment naar alle lokale overheden waard.
Zij hebben vaak voor de moeilijke opgave gestaan om de plekken te vinden voor de projecten
en dit af te stemmen met omwonenden. Wat NSC betreft gaan we verder met de uitrol
op land, maar we willen de regie graag bij de decentrale overheden laten. Daarbij
is het belangrijk dat lokale initiatieven ruimte kunnen krijgen. Denk aan energiecorporaties
en vergroening op bedrijventerreinen. Zonnepanelen moeten wat ons betreft op daken
worden gelegd en niet op velden. Zo staat het ook in het hoofdlijnenakkoord. In het
Klimaatakkoord is afgesproken dat kleinschalige zon-PV onder voorwaarden mag meetellen
voor de RES-doelstelling, maar wat ziet de Minister als kleinschalige zon-PV? Vallen
huishoudens met een paar, tien of twaalf, panelen daar ook onder en, zo nee, kan dat
het geval zijn?
De nieuwe voorkeursvolgorde zon stelt dat nieuwe zonparken voornamelijk op daken ontwikkeld
moeten worden, terwijl het grootste deel van de nieuwe projectinitiatieven en resterende
ambitie uit zonnevelden bestaan. Kan de Minister aangeven hoe zon op daken nog meer
kan worden gestimuleerd? Hoewel het dus de voorkeur heeft, geeft de monitor aan dat
de projecten richting grote zonnevelden gaan. De monitor heeft het daarnaast over
rechtvaardigheid in de regionale energietransitie. Kan de Minister aangeven hoe ze
hier vorm aan wil geven?
Ik kom tot een afronding, voorzitter. De milieu en geluidsnormen voor wind op land
zijn al een tijdje in de maak. Kan de Minister aangeven wanneer die met de Kamer gedeeld
worden? Er is vanuit veel organisaties weerstand tegen een afstandsnorm en er zijn
organisaties die juist een afstandsnorm willen. Als je alle onderzoeken naast elkaar
legt, wat is dan uiteindelijk, alles overwegend, de meest passende afstandsnorm? Kan
de Minister daar een reactie op geven?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw bijdrage. Die was exact binnen de tijd. Ik kijk even rond en ik
zie dat er geen interrupties zijn, dus u heeft een heel helder verhaal gehouden. Dan
mag ik het woord geven aan mevrouw De Vos namens Forum voor Democratie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Al sinds mijn kinderjaren hebben de duinen en de Noordzee
een speciaal plekje in mijn hart. Ik groeide op in de stadsdrukte van Den Haag. Ik
was gewend altijd en overal mensen om mij heen te hebben, menselijke invloeden te
zien. De kust was in mijn nabije omgeving dan ook de enige plek waar je die invloed
even weg kon denken, waar je je, op een langsrijdende fietser na, helemaal in de natuur
kon onderdompelen en waar je afgezien van een zo nu en dan voorbijvarend schip de
oneindigheid van de horizon kon ervaren om daarna met nieuwe energie weer terug te
keren naar de bewoonde wereld.
Voorzitter. Aan die ervaring wordt door dit kabinet een einde gemaakt. Op dit moment
staan er 670 windturbines in onze Noordzee, verspreid over tien windturbineparken.
Deze windturbines hebben bij elkaar een opgesteld vermogen – dat is dus het vermogen
dat zij in theorie kunnen leveren – van 4,7 gigawatt. In 2032 wil dit kabinet het
vermogen hebben verviervoudigd naar 21 gigawatt, in 2035 naar 35, in 2040 naar 50
en uiteindelijk in 2050 naar 70 gigawatt. Dat is een vervijftienvoudiging in 25 jaar.
Om die doelstelling te bereiken moet onze Noordzee van noord tot zuid en van oost
tot west worden volgebouwd met duizenden megawindturbines. Nederlands grootste natuurgebied
verandert in een industrieterrein. De oneindige horizon is niet meer.
Nu zou ik met de persoonlijke nadelen die mij dat oplevert wel kunnen leven als er
ook voordelen aan deze exercitie zaten. Maar die zijn er helaas niet. VVD-Minister
Hermans schrijft in haar brief dat de energietransitie Nederland zekerheid, onafhankelijkheid
en duurzaamheid moet opleveren. Maar windenergie is per definitie onzeker. Als het
waait, heb je stroom en anders niet. Zo simpel is het. Voor windstille uren heb je
daarom altijd een back-up nodig, zoals bijvoorbeeld de bruinkoolcentrales in Duitsland
die daarvoor gebruikt worden. Netbeheerder TenneT waarschuwt dat de onzekerheid van
wind- en zonne-energie in 2030 zelfs kan leiden tot stroomuitval.
Windenergie maakt ons ook niet onafhankelijker. Sinds de start van de energietransitie
is Nederland juist drie keer afhankelijker geworden van het buitenland, met als belangrijkste
oorzaak de sluiting van de Groninger gaskraan. Als dit kabinet echt minder afhankelijk
wil worden, zou het veel beter de Groningers ruimhartig kunnen compenseren, hun huizen
bevingsbestendig kunnen maken en door kunnen gaan met boren, met daarbij winstdeling
voor de Groningers. Maar in plaats daarvan worden gasputten op dit moment dichtgestort
met 500 meter cement en wordt de gehele winningsinfrastructuur afgebroken. Voor de
bouw van windturbines zijn bovendien zeldzame grondstoffen nodig zoals mangaan, waarover
Nederland zelf niet beschikt en waarvoor we dus ook weer afhankelijk zijn van het
buitenland.
Dan de duurzaamheid. De woordenboekdefinitie van dit woord is «langdurend» of «weinig
aan slijtage of bederf onderhevig». Laat windturbines dat nu net niet zijn. Een windturbine
is voortdurend aan slijtage onderhevig, waarbij schadelijke delen vrijkomen, zoals
glasvezels. Dat zijn vezels die niet gerecycled kunnen worden, die in zee terechtkomen
en daar niet kunnen afbreken. Door deze slijtage is de levensduur van een windturbine
slechts twintig jaar en op zee zelfs nog korter, doordat het zout de materialen aantast.
Met iedere vervanging, net als met de geplande plaatsing van de duizenden nieuwe turbines,
worden palen in de zeebodem geslagen, een proces dat enorme overlast veroorzaakt voor
vissen en andere zeedieren. Dat verstoort de echolocatie tussen bijvoorbeeld bruinvissen
en brengt de wieren, planten en schelpen die zich in twintig jaar tijd net een beetje
hadden kunnen nestelen op de fundering weer terug bij af.
Dat de Minister haar beleid ondanks deze economische en ecologische nadelen en risico's
toch doorzet, is te wijten aan haar heilige geloof in het klimaatbeleid, aan de tunnelvisie
genaamd «een klimaatneutraal Nederland in 2050». Terwijl de rest van de wereld doorgaat
met het bouwen van kolencentrales en de Verenigde Staten onder Trump uit het Klimaatakkoord
stappen, gaat Nederland door op de ingeslagen doodlopende weg. Graag een reactie daarop
van de Minister.
Voorzitter. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: er is geen klimaatprobleem. Klimaatverandering
is van alle tijden en de verandering die we nu zien, geeft geen enkele reden tot zorg.
De voorzitter:
U heeft nog iets minder dan een halve minuut.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik ben bijna klaar. Forum voor Democratie zal zich dan ook altijd blijven verzetten
tegen de energietransitie. Wij blijven pleiten voor een betrouwbaar energiesysteem,
voor bescherming van de Noordzee en voor het behoud van de oneindige horizon aan de
Nederlandse kust.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank voor uw inbreng. Ik zie dat mevrouw Postma een interruptie heeft.
Mevrouw Postma (NSC):
Bescherming van de Noordzee is volgens mij altijd goed, zeker voor de Noordzeenatuur.
Mevrouw De Vos had het al even over de natuur die mooi aan die windmolenpalen blijft
zitten en eigenlijk zorgt voor een versterking van de biodiversiteit. Is mevrouw De
Vos dan ook voorstander van bekijken of je die palen niet moeten ontmantelen, maar
gewoon moet laten staan na het einde van de levensduur, zodat dit eigenlijk een mooie
habitat blijft voor de vissen en alle natuur die er in de Noordzee zit?
Mevrouw De Vos (FVD):
Zoals ik in mijn betoog heb aangegeven, zijn er heel veel nadelen aan de uitrol van
de windturbineparken op de Noordzee, dus wij zijn hoe dan ook tegenstander van de
uitrol daarvan. In de situatie waar we nu in zitten is het natuurlijk altijd beter
om de schade zo veel mogelijk te beperken. Als er mogelijkheden zijn om die fundering
zo veel mogelijk intact te laten en daarbovenop te vervangen, is dat beter dan die
in het geheel te vervangen. Maar mijn punt blijft staan dat we überhaupt geen voorstander
zijn van deze windturbineparken.
De voorzitter:
Dan kijk ik rond en zie ik nog een vraag van de heer Bontenbal, CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik vind het leuk om toch ook nog even een vraag te stellen. Er staan wereldwijd 12.000
boorplatforms op zee, waarvan zo'n 600 op de Noordzee. Moeten die ook allemaal weg?
Mevrouw De Vos (FVD):
Nee, zeker niet. Ook hier is weer het verschil dat bepaalde risico's ... Je maakt
uiteindelijk een afweging. Is het risico van de inbreuk op het ecosysteem van de Noordzee
de voordelen die dat oplevert, waard? Windenergie is geen voordelige energiebron.
Windenergie heeft altijd een back-up nodig, zoals ik heb aangegeven. Daarbij komt
een enorm groot deel van de Noordzee vol te staan met die parken, terwijl boorplatforms
toch een meer gelokaliseerd deel van de Noordzee innemen. Dat is denk ik wel een heel
belangrijk verschil om ook te benoemen.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Nog even door op die mooie Noordzee. Mevrouw De Vos zei terecht dat bruinvissen last
kunnen hebben van sonarverstoring. Dat is natuurlijk helemaal zo wanneer je windmolens
gaat bouwen. We hebben afgesproken dat we in tenders de ecologische criteria opnemen.
Dit houdt in dat je aan de slag gaat met bubbelschermen, manieren om de bruinvissen
echt even weg te jagen, zodat ze geen hinder ondervinden, geen schadelijke hinder,
dus geen gehoorverlies, en ze niet sterven bij het plaatsen van de windmolens. Is
mevrouw De Vos het met me eens dat we die ecologische criteria dus moeten blijven
toepassen bij elke tender die we doen op de Noordzee?
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik denk dat ik een beetje in herhaling ga vallen. Ik gaf net al aan in antwoord op
de vorige vraag van mevrouw Postma dat het binnen de kaders waar we nu in zitten,
beter is om te kijken hoe we de schade zo veel mogelijk kunnen beperken. Maar Forum
voor Democratie blijft gewoon tegenstander van deze hele exercitie. Wij geloven niet
dat die energietransitie nodig is, wij geloven niet dat klimaatverandering nu anders
is dan die altijd is geweest. Dus is de transitie van het hele energiesysteem – met
alle kosten die daarbij komen kijken, met de ecologische schade, met de verstoring
van het landschap – niet nodig. Die is niet nodig, dus wij willen die niet.
De voorzitter:
Dan zie ik nog een vervolgvraag van mevrouw Postma. Dat is haar derde interruptie.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat snap ik; dat standpunt is bekend. Maar als we het dan toch doen – er is een meerderheid
om door te gaan met de transitie van wind op zee – is het wat uw partij betreft dan
een voorwaarde dat we de ecologische criteria in de tenders meenemen?
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik geloof niet dat ik de vraag van mevrouw Postma helemaal goed begrijp. Wat stelt
zij nu precies voor?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik gaf aan dat ik zie waar uw partij voor staat. U heeft dat net ook weer aangegeven.
Maar feit is op dit moment wel dat we aan het bouwen zijn op de Noordzee. Dus als
je toch windmolens bouwt op de Noordzee, bent u het dan met mij eens dat het wel belangrijk
is om de ecologische voorwaarden, dus die zorgen voor de natuur, mee te nemen in de
voorwaarden bij de bouw?
De voorzitter:
Via de voorzitter. Dan is nu het woord aan mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dat lijkt me absoluut, ja.
De voorzitter:
Dan zie ik geen verdere interrupties en geef ik het woord aan de heer Eerdmans, die
namens JA21 zijn inbreng zal leveren.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Een paar punten. Ik begin met netcongestie. We slaan rood
uit. Twee derde van de capaciteitskaart van Nederland is diep-, dieprood. Oftewel:
er is een groot tekort aan transportcapaciteit, met een enorme wachtrij. De wachtrij
is inmiddels opgelopen tot 10.000 bedrijven. Sla een willekeurige krant open en je
wordt geconfronteerd met grote frustratie van ondernemers. Want de ondernemers willen
vooruit, net als wij allemaal, maar zij moeten dus wachten. Er ligt bij bedrijven
een grote interesse om te innoveren, maar dat lukt natuurlijk niet als je constant
wordt tegengewerkt en voorbij wordt gestreefd door andere grootmachten, waaronder
China. Dat is denk ik een teken aan de wand, waar we ons zeer bewust van moeten zijn.
Voorzitter. Gisteren kwam het bericht op de NOS van het zogenaamde cluster 6-verband.
In de regio kan driekwart van de verduurzamingsprojecten van grote industriële bedrijven
in de kartonindustrie, de glasfabrieken en noem maar op, niet meer gerealiseerd worden
voor 2030. Dan hebben we het dus over 400 bedrijven die kant-en-klare projecten hebben
liggen, die zijn ingediend, maar geen nieuwe of zwaardere aansluiting op het elektriciteitsnet
kunnen krijgen. Ze krijgen dus geen stroom, maar moeten wel extra CO2-belasting betalen; die komt namelijk boven op het ETS. Terwijl overal in Europa de
energiekosten al veel hoger zijn dan in de VS en Azië, zijn ze in Nederland nog een
stuk hoger dan in Duitsland of in België. Je wordt als ondernemer dus gewoon gestraft
als je wilt verduurzamen. Graag een reactie daarop van de Minister.
Voorzitter. Dan ga ik naar Trump. Ik zei het al: de VS zijn per decreet uit het klimaatakkoord
van Parijs gestapt. De motivatie van Trump was, zoals altijd, vrij helder: de VS zullen
niet hun eigen industrie saboteren terwijl China onbeschaamd vervuilt. De Europese
industrie ligt op apegapen, zoals ik net al zei in het interruptiedebatje met de heer
Kops. Meerdere fabrieken moeten sluiten vanwege enorme stroomprijzen. Ze sluiten de
deuren. De Duitse industrie krimpt al voor het tweede jaar op rij. Amerika gaat uit
het klimaatakkoord van Parijs stappen. Amerika zou 15% van de CO2-uitstoot voor zijn rekening nemen, maar dat vervalt dus. Valt het te verwachten dat
die daling moet worden gecompenseerd door de EU? Gaat Nederland hiervoor aan de bak?
Dat wil ik graag weten.
Voorzitter. Dan kom ik bij de windturbines. Waar blijven de afstandsnormen? Die vraag
heeft JA21 ook. Wij vinden windturbines op land – en op zee – lelijk en ze belasten
onze grondpositie, want waar een windturbine staat, is geen ruimte voor wonen of recreatie.
Het gezoem van een 210 meter hoge turbine – ik heb er een nachtje naast doorgebracht –
is inderdaad ongekend belastend voor omwonenden binnen 500 meter. Ruzies, scheidingen,
slapeloosheid, duizeligheid: het hoort allemaal bij het windturbinesyndroom. Dat is
vastgesteld in Frankrijk. De enige norm voor JA21 is tien keer de masthoogte; dat
zeg ik maar heel duidelijk. Gommers was inderdaad in Amsterdam, heel interessant.
Hij heeft met andere bewoners ingesproken tegen windturbines in het stadsdeel Zuidoost.
Gommers zegt: het heeft een heel hoog wc-eendgehalte; het onderzoek naar de geluidsmodellen
is niet betrouwbaar; geluidsnormen zijn een farce. Daar ben ik het helemaal mee eens.
Wij moeten niet toe naar geluidsnormen, want het is allemaal gemiddeld. 's Nachts
slapen de mensen er niet door, maar dat wordt dan overdag gecompenseerd. Dat is een
farce. We moeten toe naar afstandsnormen. Zullen we eerst eens alle gezondheidsgevolgen
onderzoeken alvorens we weer nieuwe windturbines op land gaan neerzetten? Daar zou
ik graag een antwoord op willen, want anders ga ik nadenken over een motie.
Voorzitter. Tot slot het Groningse gas. Afgelopen zondag hoorden we de heer David
Smulders, hoogleraar, bij WNL zeggen dat het een grote fout is geweest om het Groningenveld
voorgoed te sluiten. Het is namelijk dom om de inlogcodes voor je spaarrekening weg
te gooien. Wat mooi gezegd. Gaswinning voor altijd onmogelijk maken is zeer gevaarlijk
en naïef, zeker aangezien de Minister in haar brief over onafhankelijkheid schrijft.
Hoe kunnen wij nou onafhankelijk zijn als we al dat vloeibare gas importeren uit Amerika
en weet ik waarvandaan? Straks zegt Amerika: «Weet je wat? We hebben het eigenlijk
zelf nodig.» En dan? Hoe gaat het dan? Hoe kijkt u naar dat scenario? Deelt u de mening
van JA21 dat we inderdaad een grote fout hebben gemaakt door het Groningenveld definitief
te sluiten? Ziet u nog een weg terug? Mijn laatste vraag: is het voor dit kabinet
een taboe om het Groningenveld ooit weer, misschien op korte termijn, te openen?
Voorzitter, daar laat ik het bij. Dank je wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. U heeft nog 30 seconden over. U mag de microfoon uitzetten.
Ik zie geen interrupties. Dan kan ik het woord geven aan mevrouw Kröger namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De geopolitieke en klimatologische noodzaak om van fossiel
over te stappen op duurzame energie wordt met de dag groter. Onze veiligheid staat
op het spel, niets meer en niets minder dan dat. Zon en wind zijn de trekpaarden,
de kampioenen; ze zijn het fundament van een duurzaam energiesysteem. Dat zien we
wereldwijd. Ook in Nederland wordt er hard aan de weg getimmerd, maar dan kunnen we
geen tegenwind gebruiken. We hebben een versnelling nodig. Dit is absoluut niet het
moment om de boel op de rem te zitten, maar dat dreigt wel te gebeuren. Ik neem aan
dat de Minister vasthoudt aan het doel van klimaatneutrale elektriciteit in 2035.
Dan weet ook zij dat er werk aan de winkel is en dat er in het voorjaar een stevig
pakket moet liggen, inclusief geld, als dat nodig is. Ik heb in debatten vaker gepleit
voor een decentraal energiesysteem, opwek dicht bij gebruik en zo veel mogelijk in
lokaal eigendom. Dat is een oplossing voor netcongestie, een oplossing voor al die
nieuwe woonwijken die elektriciteit nodig hebben, vraagcongestie, en voor al die bedrijventerreinen
die willen elektrificeren. Het draait nu vast. Ik vraag de Minister: wat gaat ze doen
om dit mogelijk te maken? Daarvoor zijn snel werkbare normen cruciaal. Ik zag vandaag
de oproep van IPO, VNG, VNO-NCW en nog een heleboel anderen. Hoe gaat ze de gemeenten
en provincies ondersteunen? Hoe pakt ze regie? Ziet ze ook dat het juist bij bedrijventerreinen
en nieuwe woonwijken cruciaal is om ook lokale opwek te realiseren? Hoe zorgen we
ervoor dat dit soort kleinere industrie en bedrijventerreinen geholpen worden met
lokale opwek? Welke mogelijkheden ziet de Minister voor boeren die ook zon willen
oogsten en voor grootschalige zonnedaken op bestaande bedrijfspanden? Kan dit ook
genormeerd? Hoe gaat ze zorgen voor meer lokaal eigendom? Hoe gaat ze ervoor zorgen
dat natuurinclusieve projecten de norm worden? Zet de Minister het kwaliteitsbudget,
dat er door een amendement van ons is gekomen, door? Hoe gaat ze lokaal eigendom aanjagen?
We zien in de praktijk dat de SCE niet goed genoeg aansluit bij de financieringsnoden
van coöperaties. Ik heb daar vaak aandacht voor gevraagd en doe dat nu weer. Zorg
ervoor dat de SDE++, een vervolg daarop, juist lokaal eigendom, natuurinclusief en
opslag kan stimuleren. Zorg ervoor dat je met subsidies het lokale, decentrale energiesysteem
ondersteunt, dus juist met ontwikkelfondsen voor lokale energiegemeenschappen. Hoe
staat het met de OER-projecten? Hoe wordt lokaal eigendom daar nou echt in geborgd?
Zorg dat je stuurt op de meest efficiënte inzet van energie.
Tot slot op dit punt. Zorg ervoor dat de niet uitgekeerde subsidies, of het nou gaat
om de SCE of de SDE, beschikbaar blijven voor verduurzaming. Daar zijn ze immers voor
bedoeld. Daar is het geld voor opgehaald.
Dan wind op zee. Dat is een gouden kans voor Nederland. Maar op dit moment is er niet
genoeg zekerheid in de markt. Ook hier worden weer allerlei obstakels opgeworpen.
We hebben duidelijke afspraken nodig over de elektrificatie van de industrie, met
PPA's en contracts for difference, en een tenderachtige systematiek voor opslag, om
ook de productie van waterstof of andere opslag vlot te trekken. Hoe gaat de Minister
de vraag aanjagen?
Over de financiering. Hoe staat de Minister tegenover het idee van lagere rentes voor
duurzame energieprojecten? Wil ze dit verder opnemen met de Minister van Financiën?
We spraken eerder over de noodzaak van diepe aanlanding. Nu de Delta Rhine Corridor
wegvalt – ik ben daar nog steeds verbaasd over – hoe gaat de Minister zorgen voor
versnelling in de planning van een alternatief?
Dan het ruimtelijke aspect. Kan ze garanderen dat duurzaam echt boven fossiel gaat,
dus dat gaswinning niet opeens prioriteit krijgt op de Noordzee? Natuurversterking
moet meegenomen worden in de criteria. Dat is belangrijk. Daar liggen allerlei pilots
voor. Maar trek dit dan ook door en zet het vast.
De Minister is ook bezig om te kijken naar actieve visserij binnen wind op zee. Hoe
ziet ze dat voor zich? Wat betekent dat voor het juiste borgen van die natuurwaarden?
Tot slot, voorzitter. Wij zien als fractie coöperatief eigendom als een belangrijk
onderdeel van de energietransitie, op land, voor draagvlak en eigenaarschap, maar
ook op zee. België ging ons voor. Denemarken doet het ook. Kan de Minister er bij
nieuwe windparken voor zorgen dat een aandeel coöperatief eigendom onderdeel wordt
van de tender, zodat burgers en lokale ondernemers via een energiegemeenschap ook
goedkope wind van de Noordzee kunnen oogsten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Kröger, voor uw bijdrage. Ik kijk even rond. Ik zie een interruptie
van mevrouw Postma. O, ze trekt ’m in. Dan mag ik het woord geven aan de heer Grinwis
namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel daarvoor. We staan op een belangrijk kruispunt in de ontwikkeling
van wind op zee. Afgelopen jaren heeft de energie afkomstig van wind op zee een enorme
vlucht genomen. Dat is best logisch met zo'n ondiepe zee voor de deur. Tegelijkertijd
zijn er ook andere belangen op zee – ze kwamen al langs – zoals scheepvaart, visserij,
natuur en horizon. Mijn vraag aan de Minister is: hoe weegt deze Minister al die belangen?
Inmiddels lijkt de transitie ook op zee te stokken. Het investeringsklimaat voor windparken
is niet goed. Dat ziet de Minister gelukkig ook. Moet er niet snel gewerkt worden
met contracts for difference, wil de verdere uitbreiding van wind op zee niet stokken?
Want toewerken naar een klimaatneutrale samenleving en economie kan niet zonder wind
op zee voor Nederland. Het is dan ook aan deze Minister om keuzes te maken, en niet
pas over een halfjaar maar de komende weken. Zij schrijft in haar brieven over duidelijkheid
in dit voorjaar. Mijn vraag is: is dat wel op tijd, met het oog op de gunningsronde
die komend najaar sluit? Ook begreep ik dat als we gaan werken met contracts for difference,
dat misschien wijzigingen in wetgeving maar in ieder geval wijzigingen in nadere regelgeving
betekent. Kan de Minister daar klare wijn over schenken? Als we de conclusie trekken
dat we op het een andere manier gaan doen dan nu, met contracts for difference, wat
is daar dan qua regelgeving voor nodig? Wat is het tijdpad? En wanneer moeten bijvoorbeeld
wij als Kamer, als medewetgever, in actie komen?
Voorzitter. Even over de nettarieven. De komende jaren worden vele miljarden geïnvesteerd
in netverzwaring. Daarvan komt een aanzienlijk deel in zee te liggen. Dat vertaalt
zich in nettarieven die fors zijn. De ACM verwacht dat de kosten de komende 25 jaar
voor alle gebruikers zullen stijgen van circa 7 miljard euro naar 18 miljard tot 25 miljard euro
per jaar. Voor een huishouden betekent het dat de kosten zullen stijgen van gemiddeld
€ 250 naar € 600 tot € 800 per jaar. Dat is zeer fors. Het merendeel van de miljardeninvesteringen
van TenneT de komende jaren heeft ook te maken met wind op zee, met het net op zee.
Als Kamer maken we al een langer een punt van de hoge tarieven, waarbij de Minister
eigenlijk uitsluitend toezegt om te blijven overleggen en de ACM vooralsnog geen spier
vertrekt, terwijl de hoge tarieven echt merkbaar zijn. Het is slecht voor huishoudens
en slecht voor de industrie, voor onze concurrentiepositie en voor verduurzaming.
We delen allemaal dezelfde probleemanalyse, maar hoe wil de Minister voorkomen dat
we hiertegenaan blijven lopen? Ik verwacht daadkracht en keuzes van de Minister. Een
oproep die ik hoor, is het deels bekostigen van de netverzwaringen uit algemene middelen,
zoals dit pleidooi ook klinkt bij warmtenetten. Ik ben benieuwd naar de visie van
de Minister hierop. Dit is een van de grootste verbouwingen van Nederland. Dat wordt
keer op keer benadrukt. Zou de Nederlandse overheid niet eenmalig meer moeten investeren
in elektriciteits- en warmtenetten om deze taaie kwesties verder te helpen, vergelijkbaar
met de uitrol van het aardgasnet in de jaren zestig? Graag een reactie.
Voorzitter. Hiermee kom ik op het volgende punt. Veel industriebedrijven willen wel
elektrificeren, maar kunnen dat niet vanwege netcongestie. Daar is al diverse keren
over gesproken, ook in relatie tot bijvoorbeeld een CO2-heffing. Is er geen hardheidsclausule nodig voor dit feit? Tegelijkertijd moet vergroting
van het aanbod van elektriciteit middels wind op zee gelijk oplopen met het vergroten
van de vraag middels grootschalige elektrificatie, dus het is ook noodzakelijk. Het
is hier ook een kip-eikwestie. Hoe wil de Minister dit samenspel borgen en goed vormgeven?
Hoe kijkt ze bijvoorbeeld aan tegen een routekaart industriële elektrificatie? Kan
ze daarbij ook specifiek ingaan op de zorgen inzake het zesde cluster, die ook collega
Eerdmans al aan de orde stelde?
Dan afstandsnormen inzake wind op land. Hoe reflecteert de Minister op de kritiek
van VNG en IPO? Het is toch niet wenselijk dat we op an sich prima plekken, bijvoorbeeld
bij industrie- en bedrijventerreinen, door generieke normen geen windmolens meer kunnen
herbergen? Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Wat betekent dat voor de keuze inzake
een norm die zij gaat maken? Dat betekent concreet dat je dan dus wel een afstandsnorm
zou gaan hanteren van bijvoorbeeld enkele keren de tiphoogte tot woonwijken, maar
niet in relatie tot bedrijventerreinen en industrie. Hoe weegt de Minister dit?
Dan ... Ben ik door mijn tijd heen of mag ik nog één vraag stellen?
De voorzitter:
Nog 45 seconden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, mooi, dan ga ik nog één punt aan de orde stellen. Er stond ook een brief over
de SDE++ op de agenda. In de brief van de Minister lees ik allemaal heel verstandige
overwegingen. Ze schrijft dat ze aanpassingen aan het verkennen is. Samen met collega
Erkens, die inmiddels ook binnen is, zie ik – hij is natuurlijk een hardwerkende Nederlander,
die op meerdere plekken tegelijk moet zijn; dat begrijp ik – bepleit ik al langer
dat systeemkosten nadrukkelijk meegewogen moeten worden in deze regeling. Maar dat
gebeurt maar niet. Mijn vraag: kan de Minister toezeggen om in subsidieregelingen
zoals de SDE++ netefficiëntie als voorwaarde te stellen?
Ten slotte ben ik ook benieuwd hoe het allemaal gaat met de hekjes. Dat is bedoeld
om de energietransitie niet alleen in gang te houden door onrendabele toppen af te
financieren, maar ook daadwerkelijk de beweging ...
De voorzitter:
U loopt uit de tijd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
... te krijgen die we nodig hebben, zoals bij warmtenetten.
We zijn erdoorheen? Dan laat ik het hierbij, voorzitter. Dank.
De voorzitter:
Helder. Dank voor uw betoog. Ik zie nog een interruptie van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
De heer Grinwis bracht terecht de hoge nettarieven in Nederland ter sprake. Een van
de opties daarvoor is inderdaad om als overheid een deel van de rekening naar je toe
te trekken. Maar een andere optie zou natuurlijk kunnen zijn om te kijken naar andere
afschrijvingstermijnen en dergelijke. Welke andere opties ziet de heer Grinwis nog
meer om de nettarieven in de komende jaren te drukken?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb nu niet scherp wat de som is van het verschil tussen economische en technische
levensduur, en hoe de afschrijving plaatsvindt. Het lijkt mij logisch dat als een
nieuwe netinfrastructuur bij wijze van spreken 50 jaar meegaat in plaats van 30 jaar,
je de nieuwe investering afschrijft in de buurt van die 50 jaar en niet in de buurt
van die 30 jaar. Daar begint het mee. Dus inderdaad: reken jezelf niet arm. De Rijksoverheid
is aandeelhouder van TenneT, dus zij kan via die lijn haar invloed aanwenden. Als
wij nu niet op voorhand ik-weet-niet-hoeveel geld uit publieke middelen hoeven aan
te wenden, maar dit vanuit normale bedrijfseconomische inzichten kan worden getackeld,
is dat prima. Maar het lijkt me sterk dat dat het hele antwoord is. Ik ben bang dat
we met elkaar de discussie moeten gaan voeren over warmtenetten en elektriciteitsnetten.
Moeten we dat helemaal verschmerzen en socialiseren over energierekeningen of moeten
wij daar, à la de aardgasnetten in de jaren zestig, toch op een andere manier naar
kijken?
De voorzitter:
Dan heeft de heer Flach ook nog een interruptie voor u.
De heer Flach (SGP):
Ik denk dat het terecht is dat de heer Grinwis voorstelt om bij de SDE-subsidies meer
te gaan kijken naar netbelasting en -ontlasting. Hoe ziet hij dat voor zich? We zien
nu de referentie aan de hoge gasprijs, waardoor op dit moment bijvoorbeeld e-boilers
uit staan. Er stond vandaag een boeiend artikel in Energeia, waarin staat dat een
grote aardappelzetmeelfabrikant zijn doelstelling gewoon echt niet gaat halen, vanwege
die koppeling aan de gasprijs en omdat de bijdrage aan het ontlasten van het net op
geen enkele manier verdisconteerd wordt in die subsidie. Hoe ziet de heer Grinwis
de aanpassing van de SDE precies voor zich, kijkende naar deze problemen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Niet om het af te schuiven, maar dit lijkt me een hele terechte vraag voor de Minister
om zo meteen haar tanden in te zetten. Dit is namelijk een oud punt. We hebben dit
al heel vaak aangedragen, volgens mij ook met gezamenlijke moties in de afgelopen
paar jaar. Is die referentie aan de gasprijs wel zo logisch, met het oog op bijvoorbeeld
investeringszekerheid?
Hoe je die systeemkosten zou moeten verschmerzen in zo'n SDE-regeling is een lastig
vraagstuk. Tot nu toe zijn aangenomen moties ook een beetje afgewimpeld onder het
mom van «lastig, lastig, lastig». Er wordt inderdaad sec gekeken naar gasprijzen en
het verschil, en dan wordt die onrendabele top afgefinancierd. Het is een vrij simpele
rechttoe-rechtaanmethode, waarbij je andere aspecten van de werkelijkheid gewoon veronachtzaamt.
Daardoor kun je een enorm wispelturige financiering krijgen, zoals bij Avebe. Daar
doelt de heer Flach volgens mij op.
Ik geef dus even niet direct een antwoord in de zin van «het zou zo of zo kunnen».
Ik heb de meest minimale variant voorgesteld met mijn vraag om een helder afwegingscriterium
te maken. Tom Poes, verzin een list: als er een slimme rekentruc is om dat beter te
doen, be my guest. Het allerbeste zou zijn als je een soort transparante rekentool
zou hebben waarin je verdisconteert voor systeemkosten en bijdragen aan het systeem.
Dat is voor een aspect als de investeringszekerheid lastiger.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een laatste interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Als ik hoor wat de heer Grinwis allemaal voor bezwaren noemt ten opzichte van het
huidige SDE++-systeem, dan rijst bij mij de vraag of we dan niet per direct moeten
stoppen met het toewijzen van nieuwe subsidies en, zo nee, waarom niet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is gelijk helemaal de andere kant op. Het gegeven dat ik kritische vragen stel
of kritische kanttekeningen maak bij het functioneren van de SDE++, betekent niet
dat het een waardeloos instrument is. De SDE++ is volgens mij in de afgelopen jaren
dé motor geweest achter de energietransitie in Nederland. Die heeft daar een heel
belangrijke rol in gespeeld en heeft heel veel initiatieven verder geholpen. Het affinancieren
van onrendabele toppen is niet onbelangrijk; dat heeft een hele belangrijke rol gespeeld.
Alleen, wij constateerden in het verleden al dat de SDE++ onvolkomen was. Ik heb mij
bijvoorbeeld samen met collega Bontenbal ingespannen om een zogenaamd hek in de SDE++
te zetten, zodat niet alles op basis van efficiencyoverwegingen naar de bronnen van
energie met de laagste onrendabele top zou gaan, maar dat je ook ziet dat je op het
gebied van warmte wat moet doen, wat helaas wat duurder is. Ik denk dat je daar serieus
werk van moet maken nu het systeem, de netten en het functioneren van de netten steeds
grotere issues worden. Dat moet je verdisconteren in de SDE++. Dus nee, we moeten
hier niet per direct mee stoppen of een soort moratorium instellen. We moeten alle
energie inzetten om de SDE++ weer bij de tijd te brengen.
De voorzitter:
Er zijn geen verdere interrupties. Dan geef ik het woord aan de heer Vermeer, die
spreekt namens de BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste moet ik melden dat ik iets over 11.30 uur weg moet
uit dit debat, in verband met een plenair debat over Groningen. Alvast mijn excuses
daarvoor.
Voorzitter. Als we naar de agenda van vandaag kijken, zien we dat bijna alle stukken
nog afkomstig zijn van voormalig Minister Jetten. Slechts één punt lijkt specifiek
de stempel van dit kabinet te dragen. Daarom wil ik de Minister vragen op welke wijze
en op welke punten het beleid van dit kabinet afwijkt van dat van het vorige kabinet.
Kan zij dat aangeven?
Voorzitter. BBB heeft in de formatie hard geknokt voor realistisch, uitvoerbaar en
betaalbaar beleid waarin de belangen van burgers, boeren en ondernemers centraal staan.
Toch constateren we in de praktijk dat deze afspraken onder druk staan; beleid lijkt
soms haaks te staan op de gemaakte afspraken, met name in de visserijsector en bij
de rol van regionale energieprojecten.
Voorzitter. Recent bleek uit cijfers van de RVO dat Nederland het doel van 35 terawattuur
aan hernieuwbare energie uit wind op land en zon-PV in 2030, zoals afgesproken in
het Klimaatakkoord, ruim gaat halen, zelfs met een afschakeling van 10% tot 15% van
de productietijd. De RES-doelstellingen voor wind en zon zijn gehaald. Dit zijn wat
ons betreft dus geen argumenten meer om windturbines en zonneparken toch door te drukken,
tegen de wens van inwoners in. In de provincie Utrecht doen ze dat wel, en worden
afspraken volledig genegeerd. Gemeenten als Oudewater, Montfoort en Stichtse Vecht
hebben in overleg met inwoners gekozen voor zonne-energie in plaats van windturbines.
Toch heeft de provincie deze plannen van tafel geschoven en eigenhandig nieuwe locaties
voor windturbines aangewezen, tot grote frustratie van gemeentebesturen en inwoners.
Dit druist niet alleen in tegen de principes van het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma,
maar het ondermijnt ook het vertrouwen in democratische processen. Daarom heb ik de
volgende vraag aan de Minister. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de provincie
Utrecht zich houdt aan de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
In de stukken die we bij dit debat hebben gekregen, valt ook te lezen dat Nederland
zijn duurzame energiedoelstellingen niet gaat halen. In het hoofdlijnenakkoord is
niet afgesproken om daarvan af te wijken, dus ik ga ervan uit dat kabinet dat wil.
Dan moet collega Vermeer duidelijk gaan maken hoe hij denkt de duurzame energiedoelstellingen
wel te kunnen gaan halen met maatregelen waarvan hij steeds zegt dat ze niet moeten
worden genomen. Hij schrapt vooral heel veel, ook nu weer als het gaat om de RES-gebieden.
Dan wil ik een overtuigend verhaal hoe we de duurzame energiedoelstellingen gaan halen
waar hij voor getekend heeft.
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb net in mijn bijdrage nog helemaal niets geschrapt. Ik heb alleen gemeld dat
we een bepaald doel gehaald hebben. Dat is punt één. Punt twee. We hebben ook vastgesteld
dat we, als de doelstellingen niet gehaald worden met de huidige instrumenten, naar
nieuwe instrumenten moeten kijken en die moeten toepassen. Dat is ook een van de redenen
dat er extra ingezet wordt op kernenergie. Dat zal wat ons betreft nog veel meer aandacht,
urgentie en budget moeten krijgen. Dat zal ten koste moeten gaan van de inzet van
windturbines en zonne-energie, met name omdat dat weersafhankelijke energiebronnen
zijn, die zorgen voor een hele zware belasting van ons stroomnetwerk, voor netcongestie
en voor hele hoge netwerkkosten voor burgers en bedrijven.
Naast de afschrijftermijn die gehanteerd wordt bij die netwerkinvesteringen, hebben
we ook nog te maken met hetgeen de heer Bontenbal vorig jaar zomer zelf boven tafel
bracht. De heer Grinwis kaartte dat net ook al even aan. De heer Bontenbal stelde
toen vragen over de netwerkkosten van stroom die opgewekt wordt op de Noordzee en
vervolgens geëxporteerd wordt naar Duitsland. Wij kunnen als Nederland op geen enkele
manier de kosten van die export doorberekenen. Daardoor betalen burgers en ondernemers
gewoon de rekening van de export van stroom. Volgens de laatste CBS-cijfers wordt
er op dit moment al meer geëxporteerd dan geïmporteerd. Wij zijn dus gewoon als burgers
en ondernemers via de netwerktarieven de export van stroom aan het financieren. Dat
lijkt ons niet de juiste financieringsstructuur.
De heer Bontenbal (CDA):
Het CDA is ook voor de bouw van kerncentrales. In de vorige coalitie hebben we dat
samen met de VVD in het coalitieakkoord onderhandeld. Feit is echter dat ze er niet
voor 2030 staan. Feit is ook dat kernenergie op dit moment niet gerekend wordt tot
duurzame energie. Kernenergie gaat dus voor de duurzame-energiedoelstelling voor 2030,
die u heeft ondertekend, geen bijdrage leveren. Dus dan is, nogmaals, het volgende
de vraag. Volgens mij zijn er twee keuzes. Of u komt met een overtuigend verhaal over
hoe u denkt de doelstellingen wel te gaan halen, want ik hoor de BBB nu vooral heel
veel schrappen. De BBB is ook weer kritisch op de RES-systematiek. Daar kan je ook
kritisch op zijn. Daar ben ik ook best wel kritisch op, trouwens. Of u moet gewoon
zeggen: ik schrap die doelstelling. Maar het is van tweeën één. Je kan niet elk debat
hier van alles bekritiseren en dan wel steeds blijven zeggen dat je de doelen haalt.
Ik wil dus gewoon klare wijn en ik wil dat u er niet langer omheen draait.
De heer Vermeer (BBB):
Kernenergie is zeker wel duurzame energie, alleen wordt ze in de RES-doelstellingen
niet gerekend tot een duurzame bron. Daarin gaat het alleen over zon en wind. Wij
moeten niet alleen kijken naar de RES'en, want de RES-doelstelling is gehaald. Natuurlijk
zijn er ook biedingen geweest van provincies die verder gingen dan die 35 terawattuur,
maar die zijn niet in de wet of zo vastgelegd. Dat is gewoon een streefdoel en niet
meer dan dat. Daarom hebben wij juist afgesproken: als wij het op manier één niet
halen, moeten we naar manier twee. Wij zullen volop aan de slag moeten met mestvergisting.
Dat hebben wij ook nodig voor onze groengasproductie. Daar kunnen wij ook nog veel
halen. En wij moeten belemmeringen weghalen, bijvoorbeeld bij de uitrol van warmtenetten,
want dat stokt volledig, puur omdat we een publiek belang willen van 50% plus één.
Dat zorgt er gewoon voor dat al die projecten stokken en dat de grote investeerders
zich daaruit aan het terugtrekken zijn. Er is dus genoeg te doen om op een andere
manier de doelstellingen te halen.
De voorzitter:
Dan mag u verder met uw betoog. O, u heeft nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Er wordt zo veel gezegd wat ook feitelijk niet klopt. Op dit moment zijn we niet op
weg om genoeg duurzame energie op te wekken, wat nodig is vanuit Europa en vanuit
de doelstellingen van dit eigen kabinet, waar BBB in zit. Daarom is zon en wind op
land hard nodig. De Minister geeft dat ook aan. Maar ik ben toch benieuwd hoe de heer
Vermeer dan kijkt naar zo'n oproep van onder andere VNO en een heleboel lokale ondernemers,
die zeggen: geef nou juist lokale opwek bij bedrijventerreinen de ruimte, want dat
lost netcongestie op en dat geeft goedkope duurzame elektriciteit, die we keihard
nodig hebben. Dat zijn gewoon ondernemers die ongelofelijk graag zo'n windmolen willen
bij een bedrijventerrein. Dus wat zegt de heer Vermeer nu tegen hen? Dat hij een soort
principieel punt heeft? Dat hij zijn strijd aan het voeren is en daarom gewoon niet
naar hun belangen kijkt?
De heer Vermeer (BBB):
Dat zeg ik totaal niet. Ik ben ervoor dat er uitzonderingen komen voor windmolens
op bedrijventerreinen en dat er dan ook rekening gehouden wordt met de situatie, zodat
er een heel andere weging plaatsvindt als daar een bedrijfswoning staat dan in het
geval van een normale woonwijk. Ik ben dus zeer voor lokale opwek. Ik ben zeer voor
energyhubs die door bedrijven op bedrijventerreinen worden opgezet. Daar ben ik hartstikke
voor en ik heb ook nergens in mijn betoog gezegd dat dat niet aan de orde is. In het
geval van de gemeenten Oudewater, Montfoort en Stichtse Vecht die ik noemde, gaat
het niet over bedrijventerreinen. Dat gaat gewoon over het juist op de provinciegrens
neerzetten van windturbines in het open landschap en in de buurt van dorpen en normale
woonhuizen en niet over bedrijfswoningen op industrieterreinen, dus als mevrouw Kröger
al zegt dat er veel is wat niet klopt – u probeerde mij dat net aan te wrijven – klopt
dat in ieder geval inderdaad niet.
De voorzitter:
Dan heeft u weer een vervolgvraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de heer Vermeer ook horen betogen dat er maar helemaal een stop moet komen
op wind en zon op land, dat er een rem moet op alle klimaatmaatregelen en dat we alles
eigenlijk in moeten zetten op kerncentrales, waarvan iedereen, en zeker de lokale
ondernemer, weet dat die voor de komende jaren geen oplossing bieden. Ik vraag dus
nogmaals: sluit de heer Vermeer zich dan aan bij de oproep van onder andere VNO om
juist die lokale opwek echt mogelijk te maken? Ik hoop dus eigenlijk dat dat het geval
is, als ik de heer Vermeer zo hoor.
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Kröger heeft inmiddels goed begrepen wat ik zeg, namelijk dat er een onderscheid
is tussen windturbineparken in het open landschap in de buurt van woonhuizen versus
lokale opwek op een bedrijventerrein of boerenerf in het buitengebied, met kleinschalige
windmolens tot 25 meter hoog, die even hoog zijn als de bomen die er staan. Dat is
allemaal geen enkel probleem. Dat moeten we op de juiste manier inzetten. Maar wij
vinden dat er eigenlijk een dikke streep moet door die grootschalige windparken in
het open landschap in de buurt van woonhuizen. Niet voor niets hebben we dat ook laten
opnemen in ons akkoord.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw betoog.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Ik was gebleven bij de provincie Utrecht. Ik wilde net vragen of de Minister
bereid is om de provincie Utrecht tot de orde te roepen en die windmolenprojecten
te laten schrappen. Welke garanties kan de Minister bieden dat andere provincies niet
dezelfde koers gaan varen?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begrijp de vraag van de heer Vermeer heel goed. Want hoe durven ze dat prachtige
Papekop, dat kleine mooie dorpje in de gemeente Oudewater, zo te behandelen, terwijl
daar van onderop een prachtig proces heeft plaatsgevonden en er de mogelijkheid is
om heel veel zonnepanelen neer te leggen? Ik ben het dus helemaal eens. Maar de BBB
zit met een grotere fractie dan de ChristenUnie in de Staten. Waarom lukt het niet
om dat gewoon op het niveau van de provincie zelf uit te knokken? Ik ben het helemaal
eens, maar waarom moet de Minister daar weer voor in stelling worden gebracht?
De heer Vermeer (BBB):
Dat is heel simpel: zo werkt ons democratische stelsel. De kiezer heeft BBB weliswaar
in alle provincies de grootste partij gemaakt, maar nergens de absolute meerderheid
gegeven. In Utrecht zijn we ook geen onderdeel van de coalitie. Dat is dus ook de
reden waarom ik hier wat extra gas geef, zodat het gebrek aan slagkracht dat we daar
helaas hebben, op deze manier bijgezet kan worden.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Volgens ons is het ook nog zo dat er op dit moment juridisch gezien feitelijk
geen nieuwe vergunningen voor windturbines afgegeven kunnen worden. Dat is ook een
groot probleem voor de windturbines op bedrijventerreinen. Er zijn namelijk nog geen
nieuwe normen vastgesteld die gebaseerd zijn op Nederlands milieu en gezondheidsonderzoek.
Er is hier ook al eerder over de afstandsnormen gepraat. Volgens de uitspraken op
21 juni, over onder andere Delfzijl Zuid, liggen er toch wel grote juridische problemen
op de loer. Daarom is het ook helemaal niet zo evident dat het goedkeuren en plaatsen
van nieuwe windturbines sneller zal gaan dan kernenergie opschalen. 2030 is inmiddels
namelijk ook voor windturbines nauwelijks haalbaar.
Voorzitter. Visserij en wind op zee. De visserij is essentieel voor de voedselzekerheid
en een onmisbaar onderdeel van onze cultuur. Het hoofdlijnenakkoord is helder: er
moet een zorgvuldige balans zijn tussen windparken op zee en visserijbelangen, waarbij
vissers toegang blijven houden tot hun visgronden. Echter, in het meest recente ontwikkelkader
windenergie op zee ontbreekt de impact op de visserijsector volledig, ondanks de expliciete
prioritering van de sector, die ook in het regeerprogramma staat. Ik heb hier ook
al schriftelijke vragen over gesteld, maar in verkorte vorm vraag ik de Minister waarom
in het ontwikkelkader windenergie op zee geen aandacht wordt besteed aan de impact
op de visserijsector. Hoe wordt voorkomen dat nieuwe windenergieprojecten niet ten
koste gaan van de economische positie van de visserij, zoals in het regeerprogramma
ook is vermeld?
Voorzitter, ik sluit af. De energietransitie kan alleen slagen met respect voor lokale
keuzes, draagvlak onder de bevolking en bescherming van de visserijsector. Daarom
roepen wij de Minister en het kabinet ook op om volgens het akkoord en het programma
te handelen, de visserijsector beter te beschermen en inwoners en lokale gemeenschappen
een echte stem te geven in de energietransitie.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft nog een tweetal interrupties, van de heer Erkens en van mevrouw De Vos. De
heer Erkens was net iets eerder.
De heer Erkens (VVD):
De heer Vermeer had het inderdaad over duidelijkheid voor de wind-op-zeeagenda. Dat
is volgens mij ook belangrijk. Voor zowel de visserijsector als de wind-op-zeesector
bestaat nu al lang onduidelijkheid, waarover volgens mij aan beide kanten veel frustratie
ontstaan is. Is de heer Vermeer het er dan ook over eens dat het kabinet hier zo snel
mogelijk duidelijkheid over moet gaan verschaffen? Dat is ook in lijn met de motie
die hij en ik hierover vorig jaar juni samen met NSC en PVV hebben ingediend.
De heer Vermeer (BBB):
Dank aan de heer Erkens voor deze voorzet voor open doel, die ik graag inkop. Het
antwoord is ja.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw De Vos namens Forum voor Democratie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik hoor de heer Vermeer in zijn betoog uitleggen dat hij de energietransitie graag
realistisch, uitvoerbaar en betaalbaar wil houden. Maar is BBB het met Forum voor
Democratie eens dat de uitrol van de energietransitie uiteindelijk, linksom of rechtsom,
een totale transformatie van ons energiesysteem betekent, met alle kosten en landschappelijke
impact die daarbij komen kijken?
De heer Vermeer (BBB):
Het woord «transitie» zegt het al: het is een transformatie naar iets nieuws. Voor
BBB is daarbij het allerbelangrijkste dat wij moeten proberen onze strategische afhankelijkheid
van regimes waar we eigenlijk geen zaken mee willen doen, moeten beperken en het liefst
helemaal weghalen. Dat lukt nog niet helemaal. We hebben dat namelijk niet bereikt
als we olie inwisselen voor lng uit dezelfde staten. Maar wij zullen toe moeten naar
een situatie waarin wij niet of minder afhankelijk zijn van landen waar we liever
geen zaken meer mee doen. Dat moet wat ons betreft in een realistisch, haalbaar en
betaalbaar tempo gebeuren. Maar uiteindelijk zullen we wat ons betreft een keer, vooral
om strategische redenen, van fossiele brandstoffen af moeten. Maar volgens mij gaat
dat, als we realistisch zijn, nog heel lang duren.
De voorzitter:
Dan zie ik nog een vervolgvraag van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik heb in mijn betoog ook toegelicht dat we in de afgelopen tien jaar juist veel afhankelijker
zijn geworden van het buitenland. Onze eigen energieproductie is met twee derde afgenomen.
Volgens mij gaat het argument van de heer Vermeer dus niet op. Mijn vraag is: wat
is dan uiteindelijk de reden dat BBB dit zo graag wil? Staat BBB ook achter de klimaatdoelstellingen
in het klimaatakkoord van Parijs?
De voorzitter:
Dat was een relatief korte vraag. Hopelijk komt er ook een kort antwoord van de heer
Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Toch is het een best complexe vraag; u kunt die «eenvoudig» noemen, maar de vraag
was in ieder geval kort. Maar dit gaat om meer. Mevrouw De Vos vraagt: bent u het
ermee eens dat het op dit moment eigenlijk niet helemaal lukt om onafhankelijker te
worden? Daarin heeft ze gelijk. Maar we zitten ook in een transitieperiode. We gaan
dat niet zomaar van de ene op de andere dag bereiken. Doordat we parallel daaraan
gekozen hebben voor de veiligheid van de inwoners bij het Groninger gasveld, heeft
dat gevolgen voor onze eigen positie. Je moet daar vanuit de politiek verantwoordelijkheid
voor nemen, ook voor de inwoners van Groningen en Noord-Drenthe. Daarnaast hebben
wij in de formatie de handtekening gezet onder het hoofdlijnenakkoord, en daarmee
onder de verdragen en doelen zoals die zijn vastgesteld. En als je samen een afspraak
maakt, dan kom je die na.
De voorzitter:
Dan is er toch nog een vervolgvraag van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik wil even terugkomen op Groningen. We zijn het erover eens. Forum voor Democratie
vindt ook dat de Groningers tegemoetgekomen moeten worden, dat die ruimhartig gecompenseerd
moeten worden. Maar dat wil niet zeggen dat je daar niet door kunt gaan met boren
als je het gebied aardbevingsbestendig maakt. Het is natuurlijk een heel rare volgorde
om eerst je energieproductie terug te schroeven, terwijl je nog geen alternatief hebt
en je in de verste verte geen vooruitzicht hebt op een zinnig alternatief. Forum voor
Democratie blijft dus gewoon voorstander van boren naar aardgas. Maar ik krijg toch
niet echt een duidelijk antwoord op mijn laatste vraag. Is BBB nu wel of geen voorstander
van het klimaatakkoord? De heer Vermeer verschuilt zich nu achter het regeerakkoord,
maar hoe denkt BBB hier zelf over?
De heer Vermeer (BBB):
Ik verschuil mij nergens achter; ik zeg gewoon wat wij afgesproken hebben. Mevrouw
De Vos zegt dat er op dit moment geen alternatief is voor het Gronings gas. Dat is
gewoon niet waar; het is een keuze. We importeren nu parallel lng uit het buitenland,
ter compensatie. Dat gebeurt wel. We winnen ook nog gas uit andere velden, zowel in
Nederland op het land als op de Noordzee. Daarnaast is de volgorde die mevrouw De
Vos voorstelt onmenselijk richting Groningen. Er moet eerst versterkt worden. Eerst
moeten de problemen opgelost worden. Zolang dat allemaal nog niet gebeurd is, is het
onmenselijk om te praten over toch weer gas gaan winnen bij dat Groninger gasveld.
Dat is het volkomen negeren van de veiligheidsrisico's en de ellende van de Groningers.
Daar kan Forum voor Democratie wel voor kiezen, maar wij kiezen daar niet voor.
De voorzitter:
Uw allerlaatste interruptie, mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Het is natuurlijk niet waar dat als de gasproductie stopt, de aardbevingen dan ook
van de ene op de andere dag stoppen. Dus volgens mij kun je prima een parallel project
starten waarbij je op heel korte termijn mensen compenseert en de woningen aardbevingsbestendig
maakt. Er liggen ook al allerlei innovatieve oplossingen op de plank; de spouwdonut
is daar een heel mooi voorbeeld van. Dus dat argument gaat volgens mij niet op. Dan
over dat alternatief. We importeren nu inderdaad lng, maar het aardgas in Groningen
was de meest betrouwbare en goedkope energiebron die Nederland had. Het was goed voor
het grootste deel van onze energieproductie en nu hebben we het gewoon afgeschaft.
Dat is heel onverstandig. Ik vind het verder jammer om te horen dat BBB niet met een
duidelijk antwoord komt op mijn vraag of ze nu wel of niet voorstander zijn van het
klimaatakkoord.
De voorzitter:
De heer Vermeer. Voorstander, ja of nee?
De heer Vermeer (BBB):
Of je wel of niet voorstander bent van welk verdrag of akkoord dan ook maakt niet
meer uit zodra je in een hoofdlijnenakkoord in een coalitie afspreekt dat je die doelen
gaat halen en je daar je handtekening onder zet. Zo werkt coalitievorming, zo werkt
verantwoordelijkheid nemen. Daarnaast heb ik absoluut niet gezegd dat de aardbevingen
stoppen zodra er gestopt wordt met winning. Mevrouw De Vos kan me dat wel aanwrijven,
maar ik doe niet mee aan dat soort spelletjes. Eerst moeten die problemen daar opgelost
worden en daarom ga ik over tien minuten naar het debat over Groningen in de plenaire
zaal. Ik hoop u daar ook te zien.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw bijdrage. Ik zie toch nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Er is toch één vraag die bij mij blijft hangen, ook naar aanleiding van interviews
die de heer Vermeer eerder gegeven heeft en uitspraken van andere collega's eerder
in dit debat, waarin eigenlijk het onafhankelijke wetenschappelijk onderzoek van onder
andere het RIVM in twijfel wordt getrokken. Is voor de heer Vermeer bij het vaststellen
van normen voor wind op land het onafhankelijke wetenschappelijk onderzoek dat door
het RIVM bijeen wordt gebracht leidend? Onderschrijft hij dat?
De heer Vermeer (BBB):
We moeten kijken naar de totale onderzoeken die straks op tafel liggen, versus de
normen die vanuit het kabinet worden voorgesteld. En u moet ook gewoon toegeven – dat
hoop ik in ieder geval – dat bij die uitspraak van Delfzijl Zuid in juni ’21 ook duidelijk
is gesteld dat de strategische milieubeoordeling daar niet goed gedaan is, dat daar
nog te veel onduidelijkheid over is en dat die eerst helder moet zijn. Ook uit de
gezondheidsonderzoeken van Nivel blijkt dat zolang er geen goede locatie is, ook voor
huisartsen, om aan te geven of bepaalde klachten te maken kunnen hebben met windturbines,
je daar nog geen goede beoordeling van kunt geven.
Wat betreft de geluidsnorm waar net wat over gezegd werd, ben ik het er volstrekt
mee eens dat het onacceptabel is dat je een geluidsnorm hanteert die een gemiddelde
over een jaar geeft. Dat is alsof ik geen snelheidsboetes meer krijg omdat mijn gemiddelde
snelheid op de snelweg altijd 10 kilometer per uur onder de maximumsnelheid zit. Zo
werkt dat daar niet, dus zo mag dat hier ook niet werken bij geluidsoverlast. Dat
doen we ook niet met auto's die op de snelweg langs een woonhuis rijden. Het gaat
niet alleen om de onderzoeken die eronder liggen, maar ook om normen die rechtvaardig
en eerlijk moeten zijn en de gezondheidsrisico's voor omwonenden maximaal beperken.
De voorzitter:
Dat nodigt uit tot de allerlaatste interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Met betrekking tot normen die rechtvaardig zijn en het beschermen van de gezondheid
van mensen, ben ik heel benieuwd hoe de BBB zich gaat opstellen in het Schipholdebat,
want ik voel behoorlijk dat er wordt gemeten met twee maten. De vraag is of de heer
Vermeer het ermee eens dat de Minister zich bij het vaststellen van de normen baseert
op het RIVM qua gezondheidsonderzoek, aangezien dat het onafhankelijke wetenschappelijke
instituut is dat al die wereldwijde onderzoeken bijhoudt en monitort. Is de heer Vermeer
dat met me eens, dus dat dat de instantie is en dat het niet om een n=1 van een huisarts ...
Het is geen huisarts, sorry, want de heer Gommers is internist. Maar hij is dus absoluut
geen geluidsexpert.
De heer Vermeer (BBB):
Er kan nooit afgegaan worden op slechts één bron. Alle gekheid op een stokje, het
kan nooit gaan om één bron die geraadpleegd moet worden. Wij moeten ook kijken wat
de onderbouwing van het kabinet is als er straks nieuwe afstandsnormen komen en met
welke rapporten het RIVM op dat moment komt. Tot nog toe zijn de onderzoeken niet
gebaseerd op de Nederlandse situatie, met windturbines die een tiphoogte hebben van
boven de 200 meter. Het gaat allemaal om oudere onderzoeken met kleinere windmolens.
Wij moeten dat allemaal goed gaan bekijken, waarbij met name die lage tonen meer aandacht
krijgen, omdat dat een heel ander type klachten geeft dan het geluid dat wij hier
vandaag produceren.
De voorzitter:
Helder. Dank voor uw bijdrage. Zo, dan mogen we eindelijk door naar de Staatkundig
Gereformeerde Partij. De heer Flach, namens de SGP.
De heer Flach (SGP):
Dank u wel, voorzitter. De energietransitie zit op een scharnierpunt. Het is complex.
Daarom moeten we verder kijken naar gigawatts en CO2-ambities. Het gaat om een goede inbedding van maatregelen in het energiesysteem en
afstemming van opwek en gebruik, maar ook om het meenemen van bedrijven en huishoudens.
Het beleid moet zorgen voor herkenning en aanhaken, in plaats van afschrikking en
afhaken. Daarbij heb ik enkele zorgen en vragen.
Het kabinet wil naar 70 gigawatt wind op zee, een veelvoud van de huidige tien windparken.
Terugkijkend zie ik verschillende weken waarin het heel weinig waait en wind op zee
nauwelijks stroom produceert. Ik moet dan denken aan de mooie term van mevrouw Postma:
dunkelflaute. Wat betekent het voor de leveringszekerheid van het energiesysteem in
de weken met mist en weinig wind als we gaan leunen op wind op zee? Hoe gaat de Minister
onderschatting van de gevolgen voor leveringszekerheid en het energiesysteem voorkomen?
Daarbij komt dat het net op zee de komende decennia 40 miljard euro meer kost dan
gedacht. Rekent de Minister die systeemkosten integraal mee bij het kostenplaatje
van wind op zee?
De SGP wil niet eenzijdig leunen op wind op zee en pleit voor verbreding van de energiemix.
Het kabinet wil zo veel mogelijk windturbines op zee en minder op land. Tegelijkertijd
wordt er gewaarschuwd voor de gevolgen voor de zeebodem en het zeeleven. Er lopen
verschillende onderzoeken. Wanneer kan hier meer inzicht in worden gegeven en wordt
er gezorgd voor de hand aan de kraan? Dat is geen goede term bij windmolens, maar
ik kon geen betere bedenken.
Deze vragen nemen niet weg dat we komende jaren moeten werken aan meer wind op zee.
Die ontwikkeling is afhankelijk van industriële elektrificatie en andersom. Hoe zorgt
de Minister ervoor dat dit samen opgaat? De businesscase verslechtert zienderogen.
Hoe gaat de Minister hiermee om? Er ligt een routekaart voor industriële elektrificatie
uit 2021. Wordt deze bijgesteld? Gaat de Minister elektrolyse en waterstofproductie
meenemen in de routekaart wind op zee? Worden hier ook tenders voor opgesteld?
Dan gaan we naar het land. Wind-op-landprojecten hikken aan tegen de onduidelijkheid
rondom de milieunorm. Waarom duurt dat zo lang? De SGP wil met het oog op behoud van
draagvlak betere bescherming – het is er al genoeg over gegaan bij collega's – van
omwonenden tegen onder meer laagfrequent geluid. Ik roep het kabinet op om te kiezen
voor adequate geluidsnormering en een duidelijk onderbouwde afstandsnorm.
RES'en gaan vliegen als de kracht van de samenleving benut wordt. Laatst hoorde ik
over een gemeente waar felle discussie was over de plaatsing van enkele grote windturbines.
Toen het alternatief van meer, maar kleinere windturbines bij het lokale bedrijventerrein
op tafel werd gelegd, draaide de discussie als een blad in de wind. Ondernemers werden
enthousiast omdat ze zo kunnen werken aan energiehubs waarmee het net ontlast wordt
en zij kunnen verduurzamen. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de samenleving
meegenomen wordt en er gestuurd wordt op het combineren van lokale opwek en gebruik?
Ook energiecoöperaties kunnen een belangrijke rol spelen. We willen niet dat vooral
buitenlandse investeerders er met onze SDE-subsidies vandoor gaan. Ik kreeg het signaal
dat bij duurzame energieprojecten op rijksgronden energiecoöperaties regelmatig het
nakijken hebben. Dat is een gemiste kans. Kan er voorrang worden gegeven aan energiecoöperaties?
Kies bij het OER-programma voor oer-Hollandse productie.
In de RES'en gaat het veel over wind en zon. Ik zie graag meer inzet op duurzame warmteproductie.
Gelet op de congestieproblematiek hebben we dat keihard nodig. Er is veel potentie
voor kleinschalige warmteprojecten, maar de instrumenten zijn hier niet op toegesneden.
Zo las ik dat er in Twente veel potentieel is voor ondiepe geothermie, maar niemand
voelt zich geroepen om te investeren in een eerste demonstratieproject. Op nationaal
niveau zie ik dat twee jaar geleden een Taskforce Versnelling geothermie is gestart,
maar daar zit voor mijn gevoel niet zo veel schot meer in. Hoe gaat de Minister duurzame
warmteproductie aanjagen?
Energieprojecten hadden al problemen door de stikstofproblematiek. Dat is er bepaald
niet beter op geworden, terwijl die projecten onder aan de streep juist zorgen voor
stikstofreductie. Een stikstofslot voor deze projecten kan niet waar zijn. De Kamer
heeft een halfjaar geleden per motie gevraagd om een vrijstelling, zoals ik net al
heb benoemd. Wat ligt er nu concreet op tafel? Zorg ervoor dat dit niet wordt doorgeschoven.
Ik sluit af met de vloeibare biomassa. Tijdens een eerder debat heb ik een punt gemaakt
van het SDE-knelpunt voor duurzame warmte uit vloeibare biomassa. Bij mijn weten is
daar toen geen reactie op gekomen. Daarom leg ik het nogmaals voor. Projecten voor
duurzame warmte uit vloeibare biomassa hebben een probleem. Ze hebben te maken met
een forse kostenverhoging door de afschaffing van het verlaagde accijnstarief voor
de zware stookolie. De fiscus maakt namelijk nog geen verschil tussen groene en fossiele
stookolie. Ondertussen gaat de SDE-subsidie naar nul vanwege de gasreferentie. Kan
de Minister ervoor zorgen dat er gecorrigeerd wordt voor de accijnsverhoging?
De voorzitter:
Ik dank u voor uw bijdrage. Ik zie geen interrupties, dus we kunnen direct door naar
mevrouw Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Vorig jaar werd meer dan de helft van de elektriciteit opgewekt
uit hernieuwbare bronnen. Dat hebben we vooral te danken aan de vele windparken op
zee, die zo'n 16% van de elektriciteit van huishoudens en bedrijven verzorgen. Dat
is dus goed nieuws en dat mag ook weleens gezegd worden. Onze windparken bewijzen
dat het dus wel kan, maar dat gaat niet vanzelf. Investeren in duurzame energie loont.
Laten we deze lijn dus vooral voortzetten en zelfs versnellen. Want hoe goed het ook
lijkt te gaan, we zijn er nog niet.
Nu zet dit kabinet de komende jaren in op energie op zee, maar laat het wind op land
verwaaien. Is dat wel verstandig? Terwijl we steeds vaker de verwoestende uitwerking
van klimaatverandering zien, zien we ook de uitdagingen rondom netcongestie, energieopslag
en aansluiting die urgent blijven. Bovendien dreigt de pijplijn met nieuwe projecten
na 2030 op te drogen. Het Planbureau voor de Leefomgeving, het PBL, waarschuwt in
de Monitor RES 2024 dat vooral windenergie achterblijft, mede door strengere locatie-eisen
en netcongestie. Tegelijkertijd zal de elektriciteitsaanvraag tot 2050 naar verwachting
drie tot vijf keer zo hoog worden. Dat vraagt dus om een integrale aanpak, meer aandacht
voor infrastructuur en opslag en slimmere afstemming van vraag en aanbod.
We willen zo snel mogelijk af van fossiele brandstoffen en daarom moeten we ook blijven
investeren in wind op land. Onder de Regionale Energiestrategie hebben regio's het
afgelopen jaar 3 terawattuur aan extra groene stroom gerealiseerd. Dat is twee keer
het totale verbruik van de grootste stroomverbruiker van Nederland: de NS. Energie
op land loont dus. Hoewel die 35 terawattuur hoogstwaarschijnlijk wordt gehaald, lijkt
het kabinet de ambitie van 55 terawattuur hernieuwbare energie op land los te laten.
Dit moeten we niet willen. De streefwaarde van 55 moet niet steeds een richtlijn zijn,
maar een ambitieuze doelstelling. Daarom heb ik de volgende vraag. Welke aanvullende
instrumenten, naast de stimuleringssubsidies en contracts for difference, acht de
Minister noodzakelijk om dit doel te bereiken?
Tegelijkertijd wordt het veel moeilijker om nieuwe wind- en zonneparken te realiseren,
onder andere door extra regelgeving vanuit het Rijk, provincies en gemeenten. Denk
daarbij aan strategische plekken als langs het spoor en bij industrieterreinen. Dit
is een belemmering voor de ontwikkeling van energiehubs. Net als een aantal collega's
vraag ik de Minister wat zij hieraan kan en gaat doen.
Windparken op de Noordzee bieden niet alleen kansen voor energieopwekking, maar kunnen
ook bijdragen aan duurzame voedselwinning en natuurherstel. Sterker nog, het herstel
van de Noordzee kan zelfs samengaan met voedselzekerheid. Dat zien we bijvoorbeeld
bij windpark Hollandse Kust Zuid, waar windenergie met zeewierteelt wordt gecombineerd.
Ik roep de Minister dan ook op om verder te kijken dan gangbare visserij en ook in
te zetten op een duurzamere alternatieven, zoals zeewierteelt. Zeewier legt niet alleen
CO2 vast, het kan ook de biodiversiteit versterken en een belangrijke grondstof zijn
voor voeding, bouwmaterialen of zelfs bioenergie.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Ik sloeg even aan op de zin dat de Minister verder zou moeten kijken dan gangbare
visserij. Dat klinkt een beetje als «laat dat maar waaien, dat is zo ongeveer wel
voorbij; we gaan wel aan het wier». Tegelijkertijd is vis een enorm gezond onderdeel
van onze voeding. We zouden met z'n allen toch niet willen dat vis alleen nog maar
uit kweekhuizen komt. Met andere woorden, is het voor Volt ook een punt om er ondanks
wind op zee voor te zorgen dat er een duidelijke ruimtelijke ordening is op zee, waarbij
er ook ruimte blijft voor onze visserij?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank voor de vraag. We krijgen nu – dat gebeurt vaker in dit huis – een soort tegenstelling
tussen wind op zee en traditionele visserij als onderdeel van de Nederlandse cultuur.
Die wil ik voorkomen. Ik wil voorkomen dat we zeggen: we kunnen wind op zee eigenlijk
maar voor één ding gebruiken. Daar ziet dit op. Als we niet oppassen, zitten we straks
in een volgende impasse. Daarom zeg ik: stimuleer aquacultuur binnen windmolenparken.
Bij wind op zee heb ik eenzelfde zorg als de zorg die collega Postma aanstipte. Dat
heeft te maken met de veiligheid: hoe ga je om met de veiligheid rondom die cruciale
infrastructuur van windmolens op zee als daar ook boten zijn die vissen, boten die
bovendien mogelijk de biodiversiteit verstoren die juist kan opbloeien bij windmolens
op zee? Daar ziet mijn vraag op. Moeten al die vissers dan weg? Nee, zeker niet. Maar
ik denk dat je in hoe wij omgaan met ruimte op zee ook een verandering ziet. We kunnen
beter anticiperen op die ruimte dan een nieuwe tegenstelling creëren, wat nu lijkt
te gebeuren in dit huis.
De voorzitter:
Dan mag u verder met uw betoog.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik probeer een goed bruggetje te vinden. Ik zei al dat CO2 wordt vastgelegd en dat de biodiversiteit wordt versterkt. De visserij heeft een
veelbelovende toekomst, juist door de aanleg van windparken. Ik ben dan ook benieuwd
welke ambities de Minister heeft met betrekking tot aquacultuur en in het bijzonder
zeewierteelt. Even ter verduidelijking: aquacultuur is bijvoorbeeld ook een mosselpark
of een oesterpark. Die zou je ook heel goed tussen windmolens op zee kunnen aanleggen.
Zeewier wordt volgens mij onvoldoende benut, vandaar de vraag aan het kabinet.
Wind op zee is een fantastische uitkomst voor duurzame energie, maar mag natuurlijk
niet ten koste gaan van het unieke ecosysteem van de Noordzee. Ik juich de plannen
van de Minister toe om kwalitatieve eisen mee te nemen bij het verdelen van de kavels,
maar ik heb wel vragen bij de invulling van die ecologische eisen. Zijn de juridische
verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Natuurherstelwet en de OSPAR
Quality Status Reports – ik verzin de namen ook niet, voorzitter – over de staat van
de Noordzee onderdeel van die ecologische eisen?
Voorzitter. Dan de langetermijnvisie. Dat blijft keer op keer een knelpunt bij dit
kabinet. Zowel natuurorganisaties als de Europese Rekenkamer maken zich zorgen over
het gebrek aan een langetermijnvisie op de Noordzee. Wat willen we als Nederland met
het grootste natuurgebied dat we hebben? Daarom de volgende vragen aan de Minister.
Wanneer kunnen we de routekaart windenergie verwachten die toereikend is tot ten minste
2040? Wanneer verschijnt er een nieuw programma Noordzee, dat verder kijkt dan 2027?
Wat is de stand van zaken van internationale projecten zoals de hybride interconnector
met het Verenigd Koninkrijk en de verkenning naar energieknooppunten op zee met Denemarken?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw bijdrage. Ik kijk even rond. Ik zie geen verdere interrupties.
Dan mag ik het woord geven aan de heer Bontenbal namens het Christen Democratisch
Appèl.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat had ook Erkens mogen wezen, maar prima.
Voorzitter. We zijn op het punt gekomen in onze energietransitie waarop het buigen
of breken is. Het is spannend. Er is druk op de transitie. Onder andere op het gebied
van geopolitiek, concurrentievermogen, onze economie en onze industrie en ook in de
uitvoering zijn er obstakels. Dat zien we terug bij de ontwikkeling van wind op zee.
In Denemarken zien we tenders van zo'n 3 gigawatt waarvoor gewoon geen inschrijvingen
zijn. De markt ligt dus op zijn gat. Er zijn veel zorgen over, omdat allerlei kosten
stijgen en de elektriciteitsvraag vanuit de industrie achterblijft. Vanuit de sector
worden er voorstellen gedaan om het mislukken van de tender te voorkomen. Is de Minister
met deze sector in gesprek? Hebben die gesprekken al wat opgeleverd?
Er zijn ook zorgen over maatregelen zoals het herzien van biedzones en het introduceren
van een invoeringstarief. Hoe neemt de Minister in de besluitvorming de effecten mee
die deze maatregelen kunnen hebben op de investeringszekerheid voor wind op zee? Wordt
er ook nagedacht over hoe ongewenste effecten kunnen worden gecompenseerd? Wat doet
de Minister om de industriële elektriciteitsvraag op gang te brengen, zodat de stroom
die op zee wordt opgewekt ook wordt gebruikt en onze industrie helpt om te verduurzamen?
Welke maatregelen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat de vraag naar duurzame
elektriciteit vanuit de industrie in balans komt met de elektriciteitsproductie vanuit
wind op zee?
Mijn tweede punt is het ingraven van kabels op zee. We moeten de nieuwe geopolitieke
werkelijkheid serieus nemen. We zien in het nieuws om de haverklap berichten over
sabotage van zeekabels. Ik heb gesproken met wat bedrijven die zeekabels kunnen ingraven
en die zeggen: dat is helemaal niet zo moeilijk. Alleen, we versleutelen het niet
in de tenders. Dat is eigenlijk mijn vraag aan de Minister. Kunnen we het risico op
het beschadigen van kabels meenemen in de tenders voor wind op zee? Ik weet niet hoeveel
dat kost, maar als dat niet al te veel kost, zou ik zeggen: stop het in een tender,
zodat het gelijk kan worden meegenomen.
Dan het doel voor hernieuwbare energie in 2030. Ik had het daar net al even over met
collega Vermeer. Dat doel lijken we niet te gaan halen, en flink niet. Kan de Minister
toelichten wat er gebeurt als we dat doel niet halen? Gaan we dan weer werken met
statistische overdracht? Dat wordt dan wel weer de vraag. Dat hebben we de vorige
keer ook gedaan. Ik denk dat we erover na moeten denken wat we daarmee gaan doen.
Mijn vierde punt gaat over de verduurzaming van de industrie. Dat betreft de CO2-heffing.
De voorzitter:
Meneer Bontenbal, er is een interruptie van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb een wat bredere vraag over de Renewable Energy Directive. Het klopt inderdaad
dat we niet op koers liggen om de doelen te halen. Ik ben ook benieuwd naar de antwoorden
van de Minister op dat vlak. Wat betekent dat? Hoe zit het met de statistische overdracht
et cetera? Maar het is natuurlijk wel vrij gek dat Europa stuurt op techniekkeuze
in het kader van een CO2-neutrale energievoorziening. Zou een van de inzetten van het kabinet richting de
nieuwe Commissie niet moeten zijn om de richtlijnen, zoals de Renewable Energy Directive,
meer techniekneutraal te maken? Kernenergie zou bijvoorbeeld kunnen helpen. Ik denk
niet dat dat het per se makkelijker maakt om de doelen voor 2030 te halen, maar het
is natuurlijk wel heel gek dat je gaat sturen op energiebronnen. Landen zoals Frankrijk,
die een CO2-neutrale energievoorziening hebben, kunnen ook niet voldoen aan dit soort richtlijnen.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zou inderdaad willen dat dit soort richtlijnen zich zouden richten op koolstofarme
CO2-neutrale energiebronnen. Kernenergie zou daar ook onder vallen. Dat zou mijn voorkeur
hebben. Misschien kan Europa nog eens goed kijken naar de Green Deal. Ik zou zeggen:
houd de klimaatdoelen overeind en ga niet, zoals collega Eerdmans zegt, beknibbelen
op de ambities; zorg er juist voor dat er heel veel geïnvesteerd wordt in clean tech
in Europa. Maar het lijkt me wel de route vooruit om allerlei red tape, onzinregels
en complexiteit te snoeien. In die zin kunnen Nederland en Europa misschien iets leren
van de Verenigde Staten, waar ze met de Inflation Reduction Act heel veel duurzame
bedrijven hebben weten te lokken. Misschien zijn die nu niet meer zo aantrekkelijk
voor de Verenigde Staten, dus dan kunnen ze allemaal weer mooi terug naar Europa.
Denk aan bedrijven zoals Northvolt en dat soort jongens.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik kom op de verduurzaming van de industrie. De Minister stelt in de brief terecht
dat voor veel technieken die passen bij de ontwikkelrichting van ons energiesysteem
richting 2050, die onder andere in het NPE wordt geschetst, geldt dat de kosten nog
te hoog zijn. Daar komt nog bij dat investeringen in elektrificatie minder aantrekkelijk
worden door de combinatie van Europese staatssteunkaders en het doel van de SDE+.
Dit maakt het moeilijk voor bedrijven om in Nederland te verduurzamen, terwijl die
verduurzaming door het volle stroomnet en de lange vergunningstrajecten al moeilijk
genoeg is. Het is net ook al genoemd: een heel deel van de cluster 6-bedrijven gaat
het gewoon niet redden om op tijd te verduurzamen. Ik moet heel eerlijk zeggen dat
ik schrok van het getal, van het percentage. Deze bedrijven gaan het gewoon niet op
tijd kunnen doen. Als we deze bedrijven geen uitzondering kunnen bieden bij de nationale
CO2-heffing, begin ik me zo langzamerhand af te vragen of die CO2-heffing wel houdbaar is. Is de Minister het met mij eens dat we, in plaats van het
wegjagen van de industrie, veel meer moeten investeren in groene technologie en groene
industrie?
Mijn vijfde punt is de Clean Industrial Deal. Welke input geeft Nederland de Commissie
daarover? Het CDA wil de Minister vragen om ten minste de volgende twee concrete punten
mee te geven aan de Commissie. In de eerste plaats willen wij een Europees initiatief
om de grootschalige ontwikkeling en uitrol van kleine modulaire kernreactoren te bespoedigen.
In de tweede plaats zou het CDA graag zien dat de maatwerkafspraken met grote bedrijven
op Europees niveau worden uitgerold, het liefst met de top 100 van de grootste uitstoters.
Deze top 100 is namelijk verantwoordelijk voor bijna 40% van de uitstoot van de Europese
industrie en 20% van de totale CO2-uitstoot van de EU. Ik zou graag de toezegging hebben dat we de aanpak die we in
Nederland zijn gestart op de een of andere manier doorzetten op een hoger niveau,
want volgens mij biedt dat enorm veel kansen.
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat komt helemaal goed. Ik heb tot slot een laatste punt over zon op land en agri-PV.
Dat biedt kansen, maar het heeft geen categorie in de SDE++. Er is ook nog niet altijd
duidelijkheid over de definitie van agri-PV en wat het dan voor effect heeft op allerlei
fiscale zaken en mestrechten. Kan de Minister toelichten hoe zij wil gaan inzetten
op het stimuleren van agri-PV en hoe ze ervoor gaat zorgen dat de randvoorwaarden
die nodig zijn voor het uitrollen op orde komen?
Dat was mijn bijdrage, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Ik zie geen interrupties. Dan geef ik het woord aan de heer
Erkens namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. De VVD ziet de energietransitie als een kans om meer Nederlandse
energie op te wekken, zodat we energieonafhankelijker worden. Hernieuwbare energie
op zee en land speelt hierin een belangrijke rol. Met de uitrol van hernieuwbare energie
zorgen we ervoor dat we een schonere energievoorziening krijgen en minder importeren
uit landen als Qatar. Tegelijkertijd zien we dat de uitrol van hernieuwbare energie
stokt door netcongestie en dat het draagvlak voor met name windparken op land tot
een dieptepunt is gedaald. De overheid en de politiek hebben de laatste jaren het
draagvlak brozer gemaakt door de toenemende onzekerheid die op dit dossier gecreëerd
is.
Voorzitter. Allereerst de motie-Erkens/Leijten die nu drieënhalf jaar geleden opriep
tot het uitwerken en invoeren van een afstandsnorm voor wind op land. Het draagvlak
is broos. De vorige normen waren dusdanig slecht onderbouwd dat de Raad van State
deze met het Nevele-arrest ongeldig heeft verklaard. De langdurige onduidelijkheid
over nieuwe normen zorgt ervoor dat de uitrol van wind op land op veel plekken is
stilgevallen. De onduidelijkheid leidt ook tot onzekerheid bij veel omwonenden van
mogelijke projecten en tot veel onrust. Het wordt tijd voor duidelijkheid. Vanaf welke
afstandsnorm wordt de gezondheid van omwonenden geborgd? Wanneer kan de Kamer deze
normen verwachten? Hoelang liggen deze normen al ter besluitvorming bij het kabinet?
Het is tijd om helderheid te creëren, dus ik hoor graag van de Minister hoe ze hiernaar
kijkt.
Voorzitter. Naast de onzekerheid over wind op land bestaat er ook onzekerheid over
wind op zee. Daar hadden een aantal Kamerleden het net ook over. Er is nog steeds
geen duidelijkheid over het beleid voor wind op zee voor de komende jaren, ondanks
de coalitiemotie waarin VVD, NSC, BBB en PVV in juni gezamenlijk opriepen tot duidelijkheid.
Onze enorme afhankelijkheid van energie-import uit andere landen noopt ook tot haast.
Zonder eigen energieproductie krijgen we immers ook niet meer energieonafhankelijkheid
en geen lagere energierekeningen. Wanneer kan de Kamer hier helderheid over verwachten?
Hoe staat het met de huidige routekaart voor wind op zee en de plannen tot 2032? Wanneer
worden de wind-op-zeeplannen doorvertaald in de partiële herziening van het Programma
Noordzee? Wanneer kan de Kamer de nieuwe routekaart voor wind op zee verwachten?
Voorzitter. Dan de RES-regio's. De RES-regio's zijn via het Klimaatakkoord in het
leven geroepen om de uitrol van hernieuwbare energie op land vorm te geven. In 2030
loopt het mandaat van de RES-regio's af en zijn de doelen die gesteld werden – het
doel was toentertijd 35 terawattuur – ook gehaald. Wat de VVD betreft eindigt het
daar ook voor de RES-regio's. De RES-regio's zijn een extra bestuurslaag wiens rol
ook prima vervuld had kunnen worden door de bevoegdheden op de juiste manier te beleggen
bij gemeentes en provincies, die ook democratische legitimiteit hebben. Bovendien
zorgt versnippering in de RES-regio's ook voor inconsistent energiebeleid. Het is
immers logischer om op een aantal plekken in Nederland met draagvlak in te zetten
op grote windparken, dan om in elke regio losse subdoelen te hebben en ontzettend
grote, politiek moeilijke kwesties te creëren die zorgen voor onrust onder omwonenden,
terwijl het in sommige gebieden maar om een of twee windmolens gaat. Hoe kijkt de
Minister hiernaar? Hoe zou zij de bevoegdheden van de RES-regio's verdelen over gemeentes
en provincies? Wat is er na 2030 nodig in het kader van meer ...
De voorzitter:
Meneer Erkens, u heeft een interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Zal ik dit punt even afronden? Het hoeft niet, maar ...
De voorzitter:
Rond maar af.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb nog één zin bij dit punt. Dat is misschien makkelijker. Wat is er na 2030 nodig
in het kader van meer nationale coördinatie, ook voor de uitrol van hernieuwbare energie
op land, zodat die niet stopt?
De voorzitter:
Dan heeft u een interruptie. Dat is de laatste interruptie van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik hoor het pleidooi van de VVD voor het afschaffen van de RES-regio's, in combinatie
met 2030. Ik zou zeggen: de hernieuwbare energieopgave is niet in 2030 klaar. Ik snap
wel uw pleidooi voor het koppelen van de RES-regio's aan de bestuurslagen. Is het
dan niet beter om nu een pad te onderzoeken waarmee we de RES-regio's gelijktrekken
met de provincies en om daar gewoon de rol neer te leggen? Dat is een bestuurslaag
die op heel veel plekken bezig is met ruimtelijke ordening. Laten we niet wachten
tot 2030, maar de komende maanden gewoon de gesprekken openen over de vraag of de
provincies deze taak op zich moeten nemen. Dan verzinnen we langzamerhand een pad
om de RES-regio's die kant op te krijgen. Dat hoeft dan ook niet in 2030 te stoppen.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij zijn de heer Bontenbal en ik het grotendeels eens. In 2030 loopt het huidige
mandaat voor de RES-regio's af. Wij zeggen: we gaan dat mandaat niet verlengen; wij
gaan dus niet door met de huidige systematiek. Maar het lijkt mij logisch dat je dan
al eerder kijkt hoe die bevoegdheden overgaan en hoe je de expertise behoudt die bij
de RES-regio's zit. Volgens mij zijn provincies de juiste bestuurslaag daarvoor, omdat
zij veel van dat soort vraagstukken al behandelen. Volgens mij is een van de huidige
problemen met de RES-regio's dat ze niet overeenkomen met de provinciegrenzen, dat
provincies dan weer mensen in dienst moeten nemen om deel te nemen in de RES-regio's,
dat gemeentes daar ook mensen voor aanstellen, dat die ook moeten vergaderen met elkaar,
dat het Rijk ook met drie lagen moet coördineren op dit vlak – gemeentes, provincies
en RES-regio's. Ik denk dat we die tussenlaag, die onnodig was, als je het mij vraagt,
beter grotendeels kunnen laten opgaan in de provincies, al moet je dan wel checken
of een deel van die bevoegdheden niet beter bij de gemeentes past, want die kennen
de lokale omstandigheden beter. Maar volgens mij zijn wij het eens.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Veel in de bijdrage van de heer Erkens ging over versnelling en over zorgen dat wind
op land voor elkaar komt. Dat steunen wij natuurlijk. Maar dit plan ... Wij streven
ernaar om in 2035 een CO2-vrije elektriciteitsvoorziening te hebben. Dan heb je nog vijf jaar waarin het cruciaal
is dat er voortgang wordt gemaakt, ook op wind op land. Als je die RES wilt afschaffen,
moet daar natuurlijk iets nieuws voor terugkomen. Mijn zorg is dat dit juist tot vertraging
leidt. Heeft de heer Erkens daar geen zorgen over?
De heer Erkens (VVD):
Nee, volgens mij zei ik dat ook al in een interruptiedebat met de heer Bontenbal.
Volgens mij moet je kijken naar wie die bevoegdheden kunnen overgaan. Je gaat dus
niet iets opheffen om daarna het wiel weer opnieuw uit te vinden. Volgens mij moet
je een extra laag die er nu inzit en die het complexer maakt, eruit halen en dan zou
een deel van die mensen aan de slag kunnen gaan bij de provincie of bij gemeentes.
Je wilt immers voorkomen dat je iets afschaft en daarna niet meer weet hoe het verder
zou moeten. Het lijkt me wel een mooie kans om het verder te simplificeren, want we
hebben het wel ontzettend complex gemaakt in Nederland.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vervolgvraag van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voor mijn gevoel hebben we dan toch niet geleerd van de lessen uit het verleden. Die
RES-regio's zijn er juist gekomen om te zorgen dat er beter zou worden samengewerkt
en dat er ook voortgang zou worden gemaakt met windprojecten op land. Ik heb er dus
ernstige twijfels bij of dit het proces gaat verbeteren. Ik denk juist: laten we voortgang
maken. Ik steun ook helemaal de oproep om daar meer nationale coördinatie op te hebben.
Maar ik zou het zonde vinden om nu iets overboord te gooien, terwijl wij bezig zijn
om in 2035 CO2-vrije elektriciteitsvoorziening voor elkaar te krijgen.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij zijn wij het op dit punt niet eens met D66. De energietransitie is in
Nederland op een aantal dossiers aan het vastlopen en dat heeft ook te maken met het
feit dat wij als politiek en overheid zaken te complex hebben gemaakt. Dat gaat over
de extra bestuurslagen, adviesorganen en alles wat we daaromheen geplust hebben, waarin
we vooral bezig zijn met vergaderen in plaats van dat we investeringen voor elkaar
krijgen. Het heeft misschien ook te maken met wet- en regelgeving, waarin we tot op
detailniveau proberen te sturen hoe een ondernemer zijn project moet vormgeven. Het
heeft ook te maken met wat de heer Bontenbal net zei, dat wij zo veel verschillende
fiscale en subsidie-instrumenten inzetten, dat ondernemers eigenlijk ook geen businesscase
rond gerekend krijgen. Ik denk dus juist dat we de energietransitie een plezier doen
door die bureaucratie te verminderen en het een heel stuk simpeler te maken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Kijk, destijds noemde Wiebes het een juridische bulldozer om landelijk aan te gaan
wijzen waar die windmolens moesten komen te staan. Dat is de hele reden dat die RES-regio's
er zijn gekomen. Ik zeg niet dat die perfect werken, maar ik weet niet of het zin
heeft om dat weer aan te gaan passen en dingen bij de provincie te beleggen. Ik denk
zelfs dat dat juist vertraging oplevert. Het verschilt ook nogal per provincie hoe
er gedacht wordt over deze zaken. Ik voorzie vooral dat dit tot vertraging gaat leiden
en ik denk niet dat dat is wat de VVD hier wil voorstellen.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb net bepleit hoe we het sneller kunnen realiseren. Dat kan volgens mij door
de complexiteit te verminderen die we in de energietransitie in Nederland zien. Tegelijkertijd
staat het provincies vrij om er anders over te denken. Zo werkt het ook in een democratie.
Ik vind het heel raar dat wij met elkaar een tussenlaag hebben opgericht hebben, de
RES-regio's, waar geen democratische legitimiteit zit, terwijl toch heel veel mensen
geconfronteerd worden met de besluiten ervan. Er zijn in gemeentes colleges gevallen
over de vraag waar windmolens wel of niet geplaatst mogen worden. Ik denk juist dat
het draagvlak voor de lange termijn beter geborgd wordt als je dat soort besluiten
legt bij de bestuursorganen die ze daarna ook aan de kiezers moeten uitleggen.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Grinwis. Dit is zijn laatste interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het treft, want de heer Erkens is ook de laatste spreker in dit rondje. Volgens mij
is dat ondemocratische RES-proces ingericht in de tijd dat de VVD ook de verantwoordelijke
Minister leverde, maar dat terzijde. Destijds heb ik me er als gemeenteraadslid inderdaad
echt gruwelijk aan geërgerd dat je wel zogenaamd een mening mocht geven, maar dat
er vriendelijk werd geknikt en men gewoon doorging. Mijn vraag is als volgt. Een van
de issues waar nu een knoop over moet worden doorgehakt, is een afstandsnorm voor
windturbines. Dat staat ook in het hoofdlijnenakkoord. We hebben het verhaal van collega
Kops gehoord, die er nu even niet is, maar wat is de lijn van de VVD-fractie? Ik heb
daarvoor een suggestie gegeven aan de Minister, namelijk dat je misschien moet differentiëren
tussen woonwijken, industrie- en bedrijventerreinen. Wat is op dit punt het idee van
de VVD-fractie? Hoe moet het kabinet deze opdracht uit het coalitieakkoord gaan invullen?
De heer Erkens (VVD):
Ik ben blij dat collega Grinwis me deze vraag stelt. Zoals ik net al zei, was het
de motie-Erkens/Leijten die vroeg om afstandsnormen. Ik kan dan volgens mij ook goed
toelichten wat de bedoeling was van het initiatief dat nu uitgewerkt is. Het heeft
te maken met twee zaken. Het heeft te maken met normen die juridisch houdbaar zijn,
omdat ze gebaseerd zijn op degelijk onderzoek. De huidige normen zijn door de Raad
van State ongeldig verklaard, dus er moet iets nieuws komen. Wij hebben daarbij gezegd:
kies ervoor om gecombineerde geluids- en afstandsnormen te maken. Geluidsnormen zijn
namelijk vaak gebaseerd op gezondheidsonderzoek, maar een afstandsnorm kan duidelijkheid
verschaffen aan omwonenden en kan zekerheid geven over de gekozen koers bij het plaatsen
van windturbines rondom woonwijken. Dat betekent wat mij betreft niet dat het onmogelijk
gemaakt moet worden om op bedrijventerreinen aan de slag te gaan met windmolens. Het
gaat ons hierbij specifiek om hoe dicht ze op woonwijken en woonkernen geplaatst worden
en dus inderdaad om mensen die geconfronteerd worden met het achtergrondgeluid, het
gezoem, de slagschaduw et cetera.
De voorzitter:
U mag uw betoog continueren.
De heer Erkens (VVD):
De komende jaren kunnen de RES-regio's nog wel helpen met iets wat wij heel belangrijk
vinden, voordat zij, als het aan ons ligt, overgaan in de provincies. Ze kunnen helpen
bij het inventariseren van waar de productie van groen gas kan plaatsvinden. Wij horen
vanuit verschillende regio's in het land dat daar nog nationale coördinatie op ontbreekt,
terwijl de bijmengverplichting voor groen gas wel spoedig naar de Kamer zal komen.
Is de Minister bereid om voor de groen gasproductie ook aan RES-regio's, in combinatie
met de provincies, te vragen waar productieopschaling de komende jaren mogelijk kan
zijn.
Voorzitter, als laatste. We hebben in het kerstreces kunnen lezen dat TenneT onderdelen
van het stroomnet aanbesteedt bij bedrijven die produceren in Xinjiang, in China.
Die bedrijven worden door de Amerikaanse politiek in de ban gedaan. Dit gebeurt, terwijl
we in Nederland en Europa bedrijven hebben die dit zelf kunnen produceren. Maar die
bedrijven laten nu weten dat zij hun orders buiten Europa zoeken, omdat TenneT bijvoorbeeld
onderdelen uit Xinjiang aan het kopen is. Dit moeten we niet willen. Wat gaat de Minister
dus doen om zo veel mogelijk van de investeringen in ons stroomnet te laten neerdalen
bij onze lokale maakindustrie, Nederlands en Europees? Het gaat hier immers om forse
bedragen mogelijk oplopend tot 220 miljard tot 2040, voor de verzwaring van het stroomnet.
Dat zijn enorme bedragen, die ook terecht kunnen komen bij onze eigen industrie en
hopelijk niet allemaal verdwijnen naar China. Hoe gaat de Minister er dus voor zorgen
dat dit idealiter leidt tot meer bedrijvigheid in Nederland? Gaat zij TenneT en de
netbeheerders hierop aanspreken? Kan zij hierop gaan sturen, bijvoorbeeld door informatie
transparant te maken? Hoeveel contracten van de netbeheerders worden bijvoorbeeld
aanbesteed bij Nederlandse en Europese producenten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw bijdrage. Ik zie dat er geen interrupties meer zijn. Ik had net
even kort overlegd. Ik stel voor een halfuurtje te schorsen. Ik stel voor dat we om
12.30 uur weer terugkeren in deze zaal. Dan schors ik nu de zitting.
De vergadering wordt van 12.00 uur tot 12.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Een hele goede middag, allemaal. Het is ietsje later geworden dan 12.30 uur. Dat komt
doordat we toch nog heel even kort gewacht hebben tot de leden van de Kamer zouden
aanschuiven. De heer Erkens is inmiddels gearriveerd. De Minister is aanwezig voor
haar eerste termijn in de beantwoording. Gelet op de tijd zou ik zeggen: laten we
meteen van start gaan; de beantwoording kan nu beginnen. Zoals de heer Erkens zegt,
komen de moeilijkste vragen als eerste aan bod, en waarschijnlijk zijn vragen ook.
Nee, alle gekheid op een stokje. We staan in totaal per lid drie interrupties toe.
Dat zal ik ook nog even toelichten als er nog iemand aanschuift. Dan geef ik nu het
woord aan de Minister.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank u wel. Het is inderdaad wat gek: een hele lege kant van de tafel.
Ik ga echter gewoon beginnen en dan zien we iedereen zo wel weer verschijnen.
Voorzitter. Het was een interessant debat aan de zijde van de Kamer over wind op zee,
wind op land en zon op land. Dat zijn eigenlijk al die vormen van energie die we zo
hard nodig hebben, enerzijds om onafhankelijk te worden en anderzijds om schone energie
in eigen land op te wekken. Het is namelijk – dat werd in verschillende contexten
benoemd door meerdere Kamerleden – belangrijk: die onafhankelijkheid waarin we in
een mix van eigen opgewekte energie in onze energiebehoefte voorzien. Schone energie
is belangrijk omdat we daarmee de klimaatdoelstellingen weer dichterbij gaan brengen.
Voorzitter. Die schone energie, wind op zee, wind op land, en zon ... Goedemiddag,
zeg ik tegen de arriverende leden. Ik sprak nog allerlei inleidende woorden over het
belang van het doorgaan met de transitie waar wij in zitten, in het kader van onafhankelijkheid
en veiligheid – dat is vandaag meermaals door mevrouw Kröger benoemd – maar ook met
het oog op het halen van de klimaat- en energiedoelstellingen. Wind op zee, wind op
land en zon, al die onderwerpen die vandaag de revue gepasseerd zijn, zijn daar zo
belangrijk in, ondanks de problemen die we nu daarbij zien. Ik zal er uitgebreid op
ingaan naar aanleiding van alle vragen die gesteld zijn.
Het is belangrijk dat we daar voortvarend mee verder gaan, en dat allemaal in de wetenschap
dat we een nieuw energiesysteem bouwen. Dat systeem is inderdaad nog steeds centraal
gestuurd en heeft nog steeds centrale voorzieningen. Denk aan wind op zee. Ook de
decentrale energievoorziening is ontzettend belangrijk. Dat noemden mevrouw Kröger,
de heer Grinwis, de heer Bontenbal en misschien wel iedereen. Het is aan de ene kant
belangrijk om pieken en dalen op te kunnen vangen. Aan de andere kant is het belangrijk
om dicht bij de vraag, dicht bij waar mensen echt energie nodig hebben, die energie
op te wekken en eventueel op te kunnen slaan, om het transport van energie te beperken.
Dat draagt bij aan het oplossen of het aanpakken van netcongestie.
Als je dan decentraal en dicht bij de vraag met energieprojecten aan de slag gaat,
vraagt dat natuurlijk ook iets aan lokale participatie. Het gaat over lokaal eigendom
en het vraagt de betrokkenheid van decentrale bestuurslagen en natuurlijk van mensen
die in die gemeenten en provincies wonen. Kortom, dit zijn algemene doelen voor het
helemaal opnieuw vormgeven van ons energiesysteem. Het is een weg die we ingeslagen
zijn en waar we ook onverminderd op doorgaan, zeg ik in de richting van mevrouw De
Vos. Ik ga nu alle vragen beantwoorden die in dat kader gesteld zijn, over hoe we
de voortgang op die weg ook voort kunnen zetten en hoe we daaraan werken.
Voorzitter. Ik begin met het blokje wind op zee. Daarna zal ik de vragen over wind
op land beantwoorden. Dan is er een aantal vragen over zon, dan over de RES-regio's
en de interbestuurlijke samenwerking. Tot slot is er een mapje overig. Ik zeg direct
dat wat mij betreft de vragen in het mapje overig niet minder belangrijk zijn. Ze
konden echter niet op een of andere logische manier gevat worden in een van de vier
blokjes die ik hiervoor noemde.
Voorzitter, wind op zee. Ik begin even met de vraag van de heer Erkens. Hij zei: wanneer
kan er nou helderheid komen; er is namelijk onduidelijkheid. Ik denk dat het belangrijk
is om het beeld dat er onduidelijkheid is even weg te nemen. Ik deel het helemaal
met de Kamer dat er vragen zijn over de investeringszekerheid, en ik ga daar zo op
in. Maar ik geef even helderheid over het proces. Afgelopen december is er een ontwikkelkader
met de Kamer gedeeld. Ik ga zo in op een vraag van de heer Vermeer daarover. We liggen
op schema om de planning van de huidige routekaart, de routekaart 2032, te halen.
Nog dit jaar zullen twee grote windparken vergund worden die invulling moeten geven
aan de ambities uit de routekaart 2032. Om in de periode na 2033 koers te houden zal
het kabinet komend voorjaar nieuwe windgebieden aanwijzen. Het zal daarbij rekening
houden met de visserij, zeg ik tegen de heer Flach en de heer Vermeer, die daar vragen
over stelden. Eind dit jaar, dus in Q4 van 2025, volgt de routekaart voor 2040. Daarmee
voldoen we aan de afgesproken planning en aan de afspraken uit het regeerprogramma.
Daarover is dus geen onduidelijkheid of onzekerheid. Voor het zetten van de stappen
in die planning – wat moet wanneer gepubliceerd worden? – liggen we nu op koers.
De heer Erkens en mevrouw Koekkoek vroegen naar de partiële herziening. De partiële
herziening en de routekaart stellen wij vast aan het eind van het jaar. Die partiële
herziening is nodig. Er loopt nu een Programma Noordzee. Daarin zijn natuurlijk ook
een heel aantal afspraken gemaakt over wind op zee. Er komt een nieuw programma Noordzee.
Daar starten we mee in 2026 en dat moet ingaan in 2027. Het zijn even mijn woorden,
maar dat zou net een beetje een gat veroorzaken in onze planning voor wind op zee.
Vandaar dat die partiële herziening er is. Die ziet echt alleen op de ambities inzake
wind op zee. Daarover lopen nu gesprekken. Die moeten in het voorjaar leiden tot het
aanwijzen van gebieden.
Voorzitter. Bij het maken van de routekaart, bij het vormgeven van het plan, wegen
we de verschillende belangen. De heer Grinwis vroeg daar heel expliciet naar. Daarbij
gaat het om álle belangen die wat betreft de Noordzee spelen: de zeevaart, het opslaan
van CO2, CCS, gaswinning, wind op zee en natuurlijk ook de visserij. Al die belangen worden
dus gewogen. We houden daar natuurlijk zo veel mogelijk rekening mee bij het vaststellen
van dat programma.
De heer Vermeer vroeg mij – deze vraag voeg ik hier maar even tussen – op welke wijze
en op welke punten het beleid van dit kabinet inzake wind op zee afwijkt van het beleid
van het vorige kabinet; alle brieven die er nu liggen, zijn immers nog van het vorige
kabinet. Ja, dat is gewoon een praktisch gevolg van een kabinetswissel. Dan liggen
er soms ook nog brieven van het vorige kabinet. Tegelijkertijd zet dit kabinet op
het gebied van klimaat een heleboel plannen, ambities en uitvoeringsprogramma's gewoon
door. Dat geldt ook voor de doelen en de ambities met wind op zee. Ik benadruk wel
dat wij de afspraak hebben gemaakt goed rekening te houden met de belangen van de
visserij.
Mevrouw Rooderkerk vroeg hoe de Minister kijkt naar de investeringsonzekerheid die
er bij de sector is en of daar niet op moet worden ingegrepen. Eigenlijk vroegen meerdere
Kamerleden dat. Laat ik beginnen met te zeggen dat het vorige kabinet en dit kabinet
erkennen dat er echt serieuze uitdagingen zijn voor de businesscase van windparken
op zee. Dat komt aan de ene kant door de hoge kosten en de hoge rentetarieven en anderzijds
door het achterblijven van de ontwikkeling van de vraag. Ook dat is al door veel Kamerleden
benoemd. Het is dus heel belangrijk dat wij de desbetreffende tenders en de besluiten
die wij nemen zo vormgeven dat er voor partijen ruimte blijft om te bieden en wij
die tenders ook daadwerkelijk kunnen vergunnen. Het kabinet, en ikzelf dus ook, let
scherp op de signalen die wij van de markt krijgen. Een voorbeeld daarvan is dat wij
bij de tenderregeling hebben gekozen voor een splitsing in drie keer 1 gigawatt. Door
die splitsing maken we de financiële risico's kleiner en de investeringsbereidheid
en de mogelijkheid om dit gefinancierd te krijgen hopelijk groter. Tot en met deze
week loopt de marktconsultatie over de haalbaarheid van de tenders. Daaruit komen
mogelijk nog andere signalen en suggesties om de businesscase verder te verbeteren.
Daar waar dat kan, zal ik dat ook doen en zal ik dat meenemen in de definitieve vormgeving
van de tenders. Daarbij merk ik wel op dat we natuurlijk de kwaliteit van de tenders
en de kwaliteit van de bouw van de windparken overeind moeten houden. Maar we doen
die marktconsultatie niet voor niks, dus signalen die daaruit komen, zullen we wegen
en meenemen.
In dat kader vroeg de heer Bontenbal of ik ook in gesprek ben met de sector over de
zorgen die daar leven over de investeringsbereidheid en de financieringsmogelijkheden.
Ja, kan ik zeggen tegen de heer Bontenbal, er worden gesprekken gevoerd met de sector,
ook over dit type marktsignalen. Daar is onder andere de splitsing van de tender uit
voortgekomen. Ik sprak al over de marktconsultatie. Een deel van die gesprekken levert
waarschijnlijk dezelfde signalen op als de marktconsultatie die nu loopt, maar dat
leggen we allemaal bij elkaar en gebruiken we bij het vormgeven van de definitieve
tender.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Bontenbal. Ik herhaal nog eventjes dat we drie
interrupties hebben per lid, aangezien we nog minder dan anderhalf uur hebben. Er
zijn toch tien leden hier, dus 10 keer 3 is 30 interrupties. Dan raken we echt buiten
de tijd. De heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik laat ’m wel even zitten.
De voorzitter:
Helemaal goed. Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
De heer Bontenbal kwam ook met een aantal suggesties voor wat je zou kunnen doen om
de investeringszekerheid te vergroten, bijvoorbeeld biedzones of het invoeren van
een invoedingstarief. Ik zei al dat we de zorgen over de businesscase helemaal erkennen.
In het ibo wordt breed gekeken naar de stijging van de nettarieven en ook naar wat
je eraan kunt doen. Daarin wordt ook gekeken naar een producententarief. Ook de financiële
compensatie voor windparken wordt nader onderzocht. Dus dat zal allemaal meegenomen
worden in reactie op het ibo, dat eind volgende maand of begin maart klaar is, denk
ik. De impact van offshore biedzones zal ik meenemen in een besluit over de procedurekeuze
voor de tender van Nederwiek 3, waar een hybride interconnector met het Verenigd Koninkrijk
ook onderdeel van uitmaakt. Daarmee beantwoord ik alvast een deel van de vraag van
mevrouw Koekkoek.
Dan vroeg mevrouw Postma mij naar de mogelijkheid van een aansprakelijkheidslimiet
van 50 tot 100 miljoen per bieding. Kan dit de kans op een succesvolle tender verhogen?
De marktconsultatie loopt tot het einde van deze week. Uit die consultatie en de gesprekken
herkennen we ook wel het signaal dat zo'n aansprakelijkheidslimiet de slagingskansen
zou kunnen vergroten, dus die optie zal ik ook bekijken. Ik gaf net ook in de richting
van mevrouw Rooderkerk aan dat ik het, als het effectief is en opweegt tegen eventuele
nadelen – we moeten het natuurlijk in een breder palet bezien – eind maart zal betrekken
in de definitieve tenderregeling.
Mevrouw Kröger en de heer Grinwis vroegen mij naar de contracts for difference. We
werken die optie van een contract for difference nu uit. Of dat gaat lukken voor de
tenders van dit jaar, blijft heel spannend. Heel eerlijk gezegd denk ik dat we dat
niet gaan halen. Dat is niet omdat we dat niet willen, maar het uitwerken van deze
vorm moet ook zijn plek krijgen in wet- en regelgeving. Dat zal even tijd nodig hebben.
We moeten daar overigens ook nog toestemming voor krijgen uit Europa. De inschatting
is nu dat we het pas per 2027 kunnen invoeren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is spijtig dat het nog zo lang gaat duren, omdat de voorspelling een aantal jaar
geleden al was dat 2025 het kanteljaar wordt waarin je waarschijnlijk niet meer op
de oude manier subsidieloos windparken kunt aanbesteden. Het wordt heel spannend of
het dan nog gaat lukken. De heer Bontenbal noemde in zijn termijn al het voorbeeld
van Denemarken. Wat betekent dat voor de tenders die nu lopen en in het najaar in
principe sluiten? Komt er überhaupt nog iemand opdagen om zich in te schrijven onder
het huidige gesternte met de huidige voorwaarden? Of moet er misschien extra tempo
op die contracts for difference en moet de inschrijftermijn wat worden verlengd?
Minister Hermans:
Even op dat laatste. Het is niet dat ik niet sneller zou willen met die contracts
for difference. Daar zit niet iets achter in de zin van dat ik ze liever niet wil
en dus vertraag. Maar we moeten naar Europa en er is een wetgevingstraject. Dat kan
ik gewoon niet mooier maken. Tegelijk is de vraag van de heer Grinwis of partijen
zich dan wel gaan inschrijven. Ik zie de zorgen en de businesscase die onder druk
staat, dus ik deel met de heer Grinwis dat we moeten doen wat we kunnen om het zo
aantrekkelijk mogelijk te maken en risico's te verkleinen. Een van de acties hebben
we al gedaan door die tender te splitsen in drie keer 1 gigawatt. Uit de marktconsultatie
die nu loopt en de gesprekken die hebben plaatsgevonden, komen een aantal suggesties
en ideeën naar boven die hopelijk een bijdrage kunnen leveren aan het succesvol laten
verlopen van de tender en daarmee aan het succesvol kunnen vergunnen in de loop van
2025.
Voorzitter. De windmolens moeten ook onderhouden worden en de zeehavens moeten dat
aankunnen; daar vroeg mevrouw Postma naar. Het klopt dat uit onderzoek blijkt dat
er richting 2030 en de jaren daarna niet voldoende havencapaciteit is voor de aanbouw
en het onderhoud van windparken op de Noordzee. Dit is potentieel ook weer een rem
op de uitrol van wind op zee. Het kabinet is daarom in gesprek met de havens van Rotterdam,
IJmuiden en Den Helder. Gelukkig liggen er bij deze havens al plannen voor de uitbreiding
van kades om ze geschikt te maken voor de installatie en het onderhoud van wind op
zee. De verwachting is dat de havencapaciteit op het juiste niveau komt om de ambities
voor wind op zee bij te benen. Met de regionale initiatiefnemers, met de havens, houden
we dat nauwlettend in de gaten. Als daar weer ontwikkelingen in zijn, zal ik de Kamer
daarover informeren.
Mevrouw Postma vroeg mij ook iets over natuurinclusief bouwen. Die ambitie hebben
we net verhoogd van 20% naar 40%. Zij vroeg waarom dat niet verder kan naar 100%.
Maatregelen zoals natuurinclusief bouwen moeten natuurlijk effectief technisch haalbaar
en financieel haalbaar zijn om ze als randvoorwaarde op te kunnen nemen voor de bouw
van windparken; we hadden het net al over de businesscase. In de laatste ronde heeft
die verhoging plaatsgevonden. In de ene tender zetten we vooral in op systeemontwikkelingen,
in de andere juist op ecologie. In de ecologietenders krijgen partijen punten als
zij verder kunnen gaan naar bijvoorbeeld 100% natuurinclusief bouwen. Op die manier
wordt dat wel gestimuleerd en beloond. We zullen in de volgende ronde windparken – dat
is Nederwiek Noord – onderzoeken of we deze maatregel nog verder kunnen aanscherpen
naar boven die grens van 40%. Daar zullen we ook steeds de uitkomsten van de ecologietenders
die gelopen hebben en nu lopen bij betrekken.
Mevrouw Kröger vroeg mij naar coöperatief eigendom bij wind op zee. Even heel technisch:
coöperatief eigendom is al mogelijk, want energiecoöperaties kunnen participeren in
ons huidige systeem, ook in windparken op zee. We zien in de praktijk dat het zulke
grote projecten zijn dat ook de kleinere kavels een miljardeninvestering vragen. Daarmee
zijn ze voor coöperaties vaak te duur en te complex, wijst de praktijk op dit moment
uit. Dus je ziet nu in de praktijk dat coöperatief eigendom vooral bij lokale projecten
op land – daar vindt het ook al plaats – meer kans van slagen heeft.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat was een adequate beschrijving van de realiteit door de Minister. Mijn vraag was
natuurlijk wat we eraan gaan doen. Hoe kunnen we zorgen voor coöperatief eigendom
bij wind op zee? Het gaat dus niet om een geheel park, maar een percentage. Dat zou
je mee kunnen nemen in een tender. Daar zijn allerlei verschillende opties voor. België
doet het, Denemarken doet het, dus graag een antwoord op de vraag: wat gaat de Minister
doen?
Minister Hermans:
Dat was mijn volgende punt: Denemarken en België. Maar ik zag aan de non-verbale communicatie
van mevrouw Kröger dat zij een interruptie had, vandaar dat ik even inhield. Denemarken
en België doen dit, maar ik wil graag bij hen nagaan wat nou de succesvoorwaarden
zijn waardoor dit bij hen lukt. Wat moet je daarvoor vormgeven, wat zou je daarvoor
moeten in tenders? Dat wil ik nagaan en die informatie zal ik natuurlijk met de Kamer
delen. Ik vind het wel belangrijk om daar een kleine kanttekening of winstwaarschuwing
bij te geven, namelijk wat ik zonet tegen mevrouw Postma zei. We zien die businesscase
onder druk staan, dus ik vind ook dat we steeds goed moeten afwegen wat voor effect
aanvullende criteria op de businesscase hebben. Wat is dan de afweging en is dat het
ons dan waard? Dat neemt niet weg dat ik de vraag hoe ze dat nou in België en Denemarken
doen en of wij daar wat van kunnen leren, zal stellen aan mijn collega's.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik krijg ook brieven van organisaties en bedrijven die willen tenderen en die zeggen:
laat die ecologische criteria alsjeblieft even varen, want het is al duur genoeg.
Maar als we kijken naar de biodiversiteit in de Noordzee, naar uitspraken die onlangs
in Nederland zijn geweest, dan lijkt het me enorm zinnig om die ecologische criteria
erin te blijven schrijven, in eigenlijk alle tenders. Anders is het een beetje zoals
de Britten zo mooi zeggen: penny wise, pound foolish. Ik zou toch graag van de Minister
willen horen dat zij die ecologische criteria verplicht stelt in alle tenders die
we doen.
Minister Hermans:
In de kavelbesluiten leg je vast welke eisen we in tenders ook ten aanzien van natuurvergunningen
stellen. Daar zit een ondergrens in die voor alle tenders geldt, ook ten aanzien van
de ecologie. In sommige tenders doen we daar nog een schepje bovenop, omdat je daar
aanvullend juist op ecologie wilt inzetten aan de ene kant of op systeemontwikkeling
en systeemintegratie van wind op zee in ons bredere energiesysteem aan de andere kant.
Voorzitter. De heer Flach stelde in het kader van milieu en ecologie dat er wordt
gewaarschuwd voor de gevolgen voor de zeebodem en voor het zeeleven. Er lopen verschillende
onderzoeken, en hij vraagt wanneer we daar meer inzicht in kunnen geven en hoe het
hand-aan-de-windmolenprincipe hierbij wordt toegepast. Dat ook wind op zee, net als
allerlei andere factoren en activiteiten op de Noordzee, effect heeft op de zeebodem
en het zeeleven, daarover zijn wij het eens. Om de gevolgen van wind op zee goed in
beeld te kunnen brengen en die effecten weg te kunnen nemen in de toekomst, voert
Rijkswaterstaat het langjarige Wind op zee ecologisch programma, Wozep, uit. Daarmee
houden ze in de gaten wat er gebeurt en wat de effecten zijn. Bij elk kavelbesluit
wordt er een milieueffectrapportage opgesteld. Het kabinet neemt alleen kavelbesluiten
wanneer uit de rapportages en onderzoeken blijkt dat het besluit binnen de ecologische
draagkracht van de Noordzee blijft. Daarmee houd ik de hand aan de kraan.
De voorzitter:
Dat roept een interruptie op bij de heer Flach.
Minister Hermans:
Mag ik nog één ding toevoegen? Want de heer Flach vroeg ook wanneer daar weer informatie
over komt.
De voorzitter:
Toegestaan.
Minister Hermans:
Het Wozep, dat onderzoeksprogramma dat ik net noemde, loopt sinds 2016. Daar worden
doorlopend onderzoeken gedaan, die ook doorlopend worden gepubliceerd. In 2023 is
er nog een onderzoek naar ecosysteemeffecten opgeleverd. Als de heer Flach nog preciezer
wil weten wat er nu nog loopt en wat daaruit komt, dan zou ik dat na moeten gaan.
De voorzitter:
Heeft u daar nog een interruptie op, meneer Flach?
De heer Flach (SGP):
Dat is op zich een helder antwoord. Ik ben vooral benieuwd naar het volgende. Er zijn
schommelingen in visstanden die moeilijk verklaarbaar zijn. Daar kunnen meerdere oorzaken
voor zijn. Daar zijn dus ook langjarige onderzoeken voor nodig. Ik kan niet helemaal
bepalen of dit de onderzoeken zijn die daarbij horen, maar ik zou de Minister willen
vragen om ook in overleg met haar collega's van het departement van LVVN blijvend
te kijken naar de gevolgen voor de zeebodem en het zeeleven, zodat we – daar zijn
wij voorstander van – op een gegeven moment toe kunnen naar een soort van ruimtelijke
ordening op zee, waarbij dit soort langetermijneffecten op het bodem- en waterleven
zijn meegenomen.
Minister Hermans:
Daarvoor zou ik moeten nagaan, ook bij LVVN, welke langlopende onderzoeken daarnaar
gaande zijn. Het Programma Noordzee, dat we nu partieel herzien en dat in 2027 geheel
vernieuwd wordt, gaat natuurlijk ook hierover. Dat gaat over het in balans brengen
van al die belangen op de Noordzee, waaronder de visserij. Over het specifieke punt
van welke onderzoeken daar nu lopen, zal ik navraag doen en de Kamer uiteraard informeren.
Mevrouw Koekkoek vroeg mij of de juridische verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn,
de natuurherstelwetgeving en het OSPAR's Quality Status Report onderdeel zijn van
de ecologische eisen bij tenders. Ik zei net al dat in het kavelbesluit wordt bepaald
onder welke voorwaarden een windpark gebouwd en geëxploiteerd mag worden. Die kavelbesluiten
worden getoetst aan de relevante natuurwetgeving. Daar kunnen dan ook weer ecologische
eisen uit volgen die worden opgenomen in de kavelbesluiten. Aanvullend stelt het kabinet
dus ook extra eisen, die niet per se nodig zijn om aan de natuurwetgeving te voldoen,
maar die wel de staat van de natuur kunnen verbeteren.
Mevrouw Koekkoek vroeg mij ook nog wat mijn ambitie is met betrekking tot aquacultuur,
zeewier in het bijzonder, en de biodiversiteit bij wind op zee. Aquacultuur is een
van de vier vormen van medegebruik in de ruimte tussen windmolens, exclusief de veiligheidszone
natuurlijk. Daar hoort zeewierteelt ook bij. We werken mee aan pilots voor passieve
visserij en aquacultuur in bestaande windparken. De inzichten uit die pilots worden
in de loop van dit jaar verwacht. Ik zorg er dan ook weer voor dat die aansluiten
bij de ecologievoorschriften in de kavelbesluiten voor de tenders later dit jaar.
De ambitie op aquacultuur als vorm van medegebruik is een verantwoordelijkheid die
bij de Staatssecretaris van LVVN ligt. Het Programma Noordzee heeft ook geld beschikbaar,
199 miljoen euro om precies te zijn, voor de transitie naar een duurzame voedselvoorziening.
De Staatssecretaris werkt nu uit welk deel hiervan specifiek aan aquacultuur kan worden
besteed.
De heer Flach stelde mij een aantal vragen over de leveringszekerheid. Hoe is de leveringszekerheid
in weken dat er weinig wind is en we zo leunen op wind op zee? Het goede nieuws is
dat wind op zee een groot aantal uren, een groot deel van het jaar, energie levert,
waardoor het een sterke bijdrage levert aan onze leveringszekerheid. Maar de heer
Flach noemde zelf ook de dunkelflaute, waar we de afgelopen kerstperiode mee te maken
hebben gehad. Dat maakt dat we niet alleen op wind op zee moeten bouwen in onze energiemix.
Dat doen we dus ook niet. De energiemix nu al maar ook die van de toekomst, is dus
een mix van verschillende vormen van energie. Elektriciteit is daar belangrijk bij
en wind op zee is daar zeker een belangrijke bron voor, nu nog aangevuld met lng-import
en gas dat we zelf winnen, in elektriciteitscentrales die nu nog op aardgas lopen
en straks op waterstof. In de toekomst komt daar natuurlijk ook kernenergie bij. Maar
ik ben het met de heer Flach eens dat juist die mix van energievormen belangrijk is
voor de leveringszekerheid. Je moet niet eenzijdig leunen op wind op zee; dat ben
ik eens met de heer Flach.
De heer Flach vroeg hoe we voorkomen dat we dit vraagstuk onderschatten. Onderschatting
mag er nooit zijn, want leveringszekerheid is om een heleboel redenen van groot belang.
Het wordt daarom ook jaarlijks door TenneT en de Gasunie beoordeeld. Daarbij kijken
we ook verder dan alleen het komende jaar of de komende winter. Het is echt een doorkijk
naar 2030 en verder. Als het nodig is en als de analyses aanleiding geven tot aanvullende
maatregelen of acties, op de korte of de lange termijn, dan zullen we die uiteraard
nemen.
Mevrouw Postma vroeg net als de heer Bontenbal naar de beveiliging van de kabels in
de Noordzee. Ik begin met mevrouw Postma, die een link legde met bodem beroerende
visserij, want zij zei: als je bodem beroerende visserij bij windparken hebt, hoe
verhoudt zich dat dan tot het belang van de veiligheid van die kabels? Heeft Defensie
verder wel de mogelijkheid om te monitoren wat er allemaal gebeurt en welke schepen
er allemaal tussen die windparken door varen?
Om te beginnen. De motie-Van der Plas is aangenomen door de Tweede Kamer en naar aanleiding
daarvan doet het kabinet onderzoek naar de mogelijkheden van bodem beroerende visserij
in windparken. Op dit moment mag dat niet, want alleen passieve visserij is toegestaan.
Dat onderzoek wordt juist gedaan om te zien wat het effect op de veiligheid en op
mogelijke beschadigingen van kabels is. Ik verwacht dat we eind dit jaar de eerste
resultaten van dat onderzoek hebben en die zullen dan ook betrokken worden bij de
toekomstige vergunningverlening voor windparken op zee.
Mevrouw Postma en de heer Bontenbal verwezen naar de recente sabotage van kabels en
infrastructuur op zee. Dat laat zien hoe belangrijk en hoe cruciaal het is dat we
die beveiliging op orde hebben. Het gaat om onze weerbaarheid en onze nationale veiligheid.
Daarvoor werkt het Rijk, de Rijksoverheid, heel nauw samen met netbeheerders en veiligheidsdiensten.
We doen dat in de eerste plaats om ervoor te zorgen dat beveiliging en security meegenomen
worden bij de aanleg van windparken op zee en van energie-infrastructuur. Verder wordt
er doorgewerkt aan, laat ik het zo zeggen, het robuuster maken van de aanpak om de
infrastructuur, als die er eenmaal ligt, daadwerkelijk te borgen en waar nodig te
verbeteren.
Hoe Defensie de monitoring van schepen exact geregeld heeft, moet ik echt even navragen.
Dit komt nauw en daarom wil ik het echt even navragen bij de Minister van Defensie.
Ik wil checken of hij van plan is om de Kamer daarover op korte termijn te informeren.
Zo ja, dan vraag ik hem om deze vraag daar ook bij te betrekken. Zo niet, dan zal
ik het meenemen in een volgende brief hierover. Uiteraard alleen als de Kamer dat
goedvindt!
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zou iets meer stevigheid willen in de antwoorden. We hebben het hier al heel lang
over en elke keer dat er iets kapot wordt getrokken, zeggen we: ja, er moet toch wel
iets aan gebeuren. Voor bestaande kabels snap ik dat, maar we leggen ook gewoon nieuwe
kabels aan. De vraag is dus of we in de nieuwe tenders rekening gaan houden met veiligheid.
Je kunt een kabel bijvoorbeeld een halve meter dieper ingraven, want er zijn schepen
die dat kunnen. Er zijn bedrijven die dat kunnen. Het zal een beetje extra geld kosten,
maar ...
Ik hoor dat het onderzoek aan het eind van het jaar klaar is, maar volgens mij is
dit iets wat je in vier weken kunt weten. Ik zou daarom gewoon de toezegging willen
dat u dit serieus meeneemt en spoedig gaat bekijken of dit in tenders in is te passen.
Het lijkt me het beste om te beginnen met wat je allemaal gaat aanleggen.
Minister Hermans:
Die vraag heb ik hier nog liggen. Misschien in aanvulling op wat ik net zei: ik ben
het helemaal met de heer Bontenbal eens dat dit niet iets kan zijn van «we zien wel
hoe het loopt». Dat was ook niet de intentie. Althans, dat was niet wat ik over wilde
brengen. Ik vind dit echt een ongelooflijk belangrijk onderwerp, maar ik vind ook
dat ik daarom zorgvuldig moet zijn in wat ik zeg over hoe Defensie de schepen monitort
die tussen die windparken door varen. Er is een Programma Bescherming Noordzee infrastructuur.
Dat loopt en dat programma hoeft dus niet opgesteld te worden. Het onderzoek waarnaar
ik verwees, moet helpen om dat programma verder aan te scherpen.
Over de specifieke vraag naar de aanleg van nieuwe kabels en wat je daar kunt doen,
zou ik de heer Bontenbal willen toezeggen dat ik met TenneT in gesprek ga om te kijken
wat we extra kunnen doen bij de aanleg om sabotage te voorkomen en wat daarvan de
eventuele kosten zijn. Maar laten we beginnen met te kijken wat de mogelijkheden zijn.
De voorzitter:
U heeft daar een interruptie op van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank voor deze toezegging, waarbij ik wel wil opmerken dat TenneT de keuze uiteindelijk
niet maakt. TenneT zegt misschien wel: dit is lastig voor ons, want het kost een beetje
extra. Dit is een politieke keuze en het gaat ook nog eens over veiligheid. TenneT
mag informatie aanleveren enzovoorts, maar uiteindelijk maakt de politiek een keuze
en maken de Minister en het kabinet de keuze om het wel of niet te doen. Als dat het
kabinet, al dan niet gecontroleerd door de Kamer, de baas is, onderdeel is van die
toezegging, dan zou mij dat wel wat waard zijn.
Minister Hermans:
Zeker. Heel veel aspecten hiervan zijn politieke keuzes, maar ik vind het wel belangrijk
om met TenneT, de partij die dit voor ons aanlegt, een gesprek te voeren over wat
er kan, wat de opties zijn en wat de inschatting van TenneT is. Die informatie is
nodig om een goed politiek besluit te kunnen nemen.
Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de businesscase van wind op zee en
de afhankelijkheid daarvan voor hoe het verdergaat met de elektrificatie van de industrie,
het punt van de ontwikkeling van de vraag. Een aantal Kamerleden vroeg daarbij naar
de routekaart voor industriële elektrificatie. Die is er, want die is in 2021 gemaakt.
Maar ik ben het met iedereen die dat impliciet of expliciet zei, eens dat 2021 vier
jaar geleden is en dat er in de tussentijd een heleboel is gebeurd, zie bijvoorbeeld
de berichtgeving over de cluster 6-bedrijven van de afgelopen dagen en überhaupt de
berichtgeving over het tempo dat er gemaakt wordt bij de verduurzaming van de industrie.
Daar valt ook weer een hele hoop over te zeggen, maar specifiek deze routekaart, die
ook belangrijk is voor wind op zee, wordt naar aanleiding van de motie-Boswijk – dat
moet ik er wel bij zeggen – op dit moment aangepast en bijgesteld naar de laatste
inzichten en de stand van zaken. De planning is om die in het tweede kwartaal van
2025 aan de Kamer te sturen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is mooi, dus dank voor de toezegging dat het wordt toegestuurd. Ik verwacht helaas
dat de maatwerkafspraken nog wat vertraging zullen oplopen en dat er altijd wel ergens
een kink in de kabel zal komen. Ik ga er daarom van uit dat de routekaart regelmatig
gemonitord en geüpdatet wordt. Het is in dit geval echt enorm belangrijk om vraag
en aanbod zo nauwkeurig mogelijk op elkaar af te kunnen stemmen. Mijn vraag is dan
ook toe te zeggen dat die regelmatig een update krijgt, bijvoorbeeld elk kwartaal
of elk halfjaar, zodat we niet pas na drie of vier jaar een update krijgen.
Minister Hermans:
De routekaart elektrificatie van de industrie gaat natuurlijk breder dan alleen de
relatie met wind op zee. Het betreft alle ontwikkelingen. We rapporteren natuurlijk
al jaarlijks in de Energienota over de voortgang nationaal programma energiestructuur.
Als mevrouw Postma dat goedvindt, zou ik willen kijken of we het daarin een plek kunnen
geven om te voorkomen dat we weer een aparte monitor ontwikkelen voor iets waarover
we toch al – en dat vind ik ook logisch – jaarlijks rapporteren.
De voorzitter:
Mevrouw Postma heeft daar nog een interruptie op.
Mevrouw Postma (NSC):
Wat daarbij belangrijk is, is dat het bedrijfsleven kan zien wanneer het aanbod gaat
groeien. Als in die monitor een inschatting van de omvang zou staan en een inschatting
van wanneer een en ander plaats gaat vinden, is dat waar we volgens mij naar op zoek
zijn. Als dat het is, is het prima.
Minister Hermans:
De routekaart wordt nu bijgesteld en komt in het tweede kwartaal naar de Kamer. Het
lijkt me het beste dat ik dan ook opschrijf hoe we de voortgang meenemen, hoe we daarnaar
kijken en hoe we daarover gaan rapporteren in de Energienota.
Een heel aantal Kamerleden vroeg hoe we de elektrificatie van de industrie een boost
gaan geven, zodat de planning van wind op zee door kan gaan. Mevrouw Rooderkerk vroeg
daarnaar, maar ook mevrouw Postma, de heer Grinwis en ... Ik vergeet vast iemand,
maar ... Mevrouw Kröger en meneer Bontenbal en meneer Erkens! Iedereen dus. Ik proefde
in ieder geval bij iedereen de urgentie en het belang van het ontwikkelen van die
vraag, want we hebben daarvoor de elektrificatie van de industrie nodig.
Een aantal elementen is daarvoor belangrijk. Geen enkele van die elementen is zaligmakend,
want de combinatie daarvan moet de elektrificatie op gang houden. Het begint met de
elektriciteitsprijzen en de nettarieven. Daarnaar loopt een ibo; het is al een aantal
keer in verschillende debatten naar voren gekomen. In het ibo zullen suggesties staan
en de manier waarop het kabinet daarmee omgaat, zal meegenomen worden in de voorjaarsbesluitvorming.
Dat is één.
Het tweede waar we naar kijken, is hoe we de businesscase van elektrificatie kunnen
verbeteren door de SDE-++-regelingen aan te passen. In het eerste kwartaal wordt de
Kamer geïnformeerd over herziening van de SDE-++ en daarin zal ook hiervoor aandacht
zijn.
Bij het vormgeven van de tenders voor wind op zee worden criteria meegenomen die ook
weer de inpassing van het hele systeem op land stimuleren. Ik had het zojuist al met
mevrouw Postma over die systeemintegratietenders.
Daarnaast spant het kabinet zich in om de investeringsbereidheid in groene waterstof
te vergroten. Stimulering van de waterstofproductie moet namelijk hand in hand gaan
met de ontwikkeling van de finale vraag naar waterstof.
De heer Flach vroeg mij nog of ik elektrolyse en waterstofproductie meeneem in de
routekaart wind op zee en of dit ook onderdeel kan zijn van de tenders. Ja, in de
laatste tender voor wind op zee is systeemintegratie als criterium meegenomen. Een
voorbeeld waaraan je dan moet denken, en dat ook een plek zal krijgen in zo'n tender,
zo'n vergunning, is dat er bij het windpark ook elektrolysecapaciteit komt of een
elektrolyser die zich aanpast aan het productieprofiel van het windpark en dus meebeweegt
met de productie van het windpark. Ook in de tenders die we het komende jaar gaan
uitschrijven, wil ik stimuleren dat elektrolyse of andere vormen die het elektriciteitsnet
ontlasten een plek krijgen, want daar is het uiteindelijk allemaal voor bedoeld. De
eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat we dat inderdaad meenemen in de criteria voor
die systeemintegratie, maar dat de onder druk staande businesscase en het achterblijven
van de waterstofproductie ook meespelen. Ik weet daardoor natuurlijk niet of partijen
dit criterium gaan invullen, want het is een vorm waar je vrijwillig vorm aan kunt
geven in zo'n systeemintegratietender.
Mevrouw Koekkoek vroeg naar de hybride interconnector met het Verenigd Koninkrijk.
De ontwikkeling van die connector, het LionLink-project, verloopt als voorzien. Afgelopen
december is de investering voor dit project opgenomen in het ontwikkelkader windenergie
op zee en ook aan de Britse kant heeft de toezichthouder de benodigde goedkeuringen
gegeven voor het project. Daarmee kan het project verder ontwikkeld worden. Er is
voorzien dat het wordt opgeleverd in 2032.
Dan de meerkosten van het net op zee. Dat betreft de 40 miljard waarnaar de heer Grinwis
en de heer Flach naar verwezen. Zij vroegen wat we met die systeemkosten doen. De
kosten van het net op zee zijn gestegen door verschillende oorzaken: de grondstofprijzen
en personeelskosten die omhoog zijn gegaan, en de hogere rentes. Die worden allemaal
meegenomen in het kostenplaatje voor wind op zee. In het ibo dat in het voorjaar komt
– ik moet misschien «volgende maand» zeggen, want het is al bijna voorjaar – wordt
het hele fenomeen van de gestegen kosten meegenomen. Wij gaan bekijken hoe we meer
grip kunnen krijgen op die kosten.
De heer Grinwis vroeg mij, volgens mij naar aanleiding van een interruptiedebat met
de heer Flach of de heer Bontenbal, of je dat kunt meenemen in de SDE++, ook met een
referentie aan de gasprijzen. Zoals ik al zei komt er op korte termijn een brief over
SDE naar de Kamer. Dit is een vrij technisch vraagstuk, dat ik ook echt even goed
wil overleggen. Mijn voorstel is dat ik de beantwoording op deze vraag meeneem in
de SDE++-brief, die volgens mij volgende maand, in februari, naar de Kamer komt. Of
is dat begin Q2? Ik dubbelcheck even wanneer die brief komt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Even scherp voor de toezeggingen, want ik zag de griffier al vragend kijken hoe we
dit precies opschrijven. Het gaat er dus over dat er expliciet wordt ingegaan op de
vraag hoe systeemkosten kunnen worden meegenomen in de SDE++-regeling.
Minister Hermans:
Ja. We gaan de SDE++ herzien. Daar gaat de brief ook over. Dit aspect zal ik daarin
meenemen, als voorbeeld van een herziening. Het gaat dan over de vraag hoe dat eruit
zou kunnen zien, wat het betekent, wat de effecten en de voor- en nadelen zijn et
cetera. De brief komt overigens half februari.
Dan vroeg mevrouw Kröger nog naar de diepe aanlanding, die met het besluit over het
DRC-project is weggevallen. Zij vroeg wat ik doe om het alsnog zo snel mogelijk van
de grond te krijgen. Daarvoor ben ik direct nadat het besluit over DRC genomen is
een traject met TenneT gestart, waarin we de alternatieve mogelijkheden voor de aanlanding
van die stroomkabels onderzoeken. Het loopt vertraging op. Dat kan ik niet mooier
maken. Maar ik ben het helemaal eens met mevrouw Kröger dat we die vertraging zo beperkt
mogelijk moeten zien te houden.
Dan stelde de heer Vermeer mij nog een vraag – ik hecht er waarde aan om die te beantwoorden,
ook al is hij er niet – over het ontwikkelkader windenergie op zee en waarom daarin
geen aandacht wordt besteed aan de impact op de visserij. In december is het ontwikkelkader
wind op zee naar de Kamer gestuurd. Het ontwikkelkader betreft de functionele eisen
voor de aansluiting van windparken op het net, zodat we ook daadwerkelijk gebruik
kunnen maken van wat er op die windparken wordt opgewekt. Dat zijn dus echt functionele,
technische eisen die gaan over de opleverdata van die windparken, dus over de reservering
van klantaansluitingen en over hoe je meerdere gebruikers op zo'n platform kunt aansluiten
– op een zo'n stopcontact, als ik het zo mag zeggen. Dat zijn dus echt technische,
functionele eisen. Dat heeft geen betrekking op visserij en raakt op die manier de
visserij niet. Maar er komen nog allerlei stappen. In het proces werd en wordt er
wel degelijk al rekening mee gehouden. In de toekomst zal er nog meer rekening mee
gehouden worden. Of het nou gaat om het aanwijzen van gebieden, het nemen van de kavelbesluiten
of het vormgeven van tenders is: in al die stappen is aandacht voor de visserij en
de balans van al die activiteiten die op de Noordzee plaatsvinden.
Voorzitter, dit was het blokje wind op zee.
De voorzitter:
Dank voor dit blokje. Ik hoop dat de volgende blokjes iets korter zijn.
Minister Hermans:
Ja, die mapjes zijn wel iets dunner.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik dacht dat we de interrupties aan het einde zouden doen. Ik wilde nog even terug
naar het antwoord dat de Minister gaf over het Programma Noordzee. Ik wilde vragen
naar wanneer de pilots dan rond zijn en daar dus de oplevering van de ideeën uit komen
en daaraan gekoppeld wanneer de strategie komt die Staatssecretaris Rummenie dan aan
het uitwerken is. Als je integraal of tussen de departementen bezig bent, heb je weleens
het risico dat dingen niet gelijklopen en dat je dus niet aan de gang kan. Daar ziet
mijn vraag op toe. Is daar zicht op? Loopt dat in zoverre gelijk dat je bijvoorbeeld
nog dit jaar aan de gang kan als je een bedrijf van die pilot bent en wil doorstarten
en door wil in die zeewierteelt? Wat zijn daar de verwachtingen over?
Minister Hermans:
Dan gaat het over of al die trajecten nou goed in de tijd lopen, of ze niet langs
of door elkaar heen gaan lopen. Bij mijn beste weten – ik wil dit natuurlijk nagaan –
komt de visie van de Staatssecretaris die hiervoor relevant is in de zomer en worden
in het najaar die routekaart en die partiële herziening vastgesteld. Daarna begint
de herziening überhaupt van het Programma Noordzee. Dat loopt dus allemaal in de tijd,
voor zover ik het kan overzien. Als mevrouw Koekkoek daar prijs op stelt, kan ik het
natuurlijk altijd nog even precies nagaan. Ik heb namelijk niet alle deadlines van
de Staatssecretaris van LVVN in mijn hoofd.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank voor dat aanbod. Ik begrijp het uiteraard, want daar gaat de Staatssecretaris
over. De Minister gaf aan: er lopen nu pilots en daar komen dan in de loop van het
jaar de lessons learned uit. Naar die samenhang ben ik wel benieuwd. Dus als de Minister
zegt dat zij daar navraag naar kan doen en dat dan kan delen, dan heel graag.
Minister Hermans:
De uitkomsten van de pilot zeewier, als ik die zo even mag omschrijven, zijn sowieso
op tijd om mee te lopen in het volgende Programma Noordzee.
Voorzitter. Dan ben ik bij wind op land. Er zijn eigenlijk door alle Kamerleden vragen
gesteld over de normen, geluidsnormen en afstandsnormen: wanneer die komen en hoe
dat nu precies zit. Dus als u het mij toestaat, voorzitter, beantwoord ik al die vragen
bij elkaar en dan zie ik zo of ik vragen gemist heb.
De voorzitter:
U heeft in de tussentijd nog een vraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik had nog een vraag over zon op zee, maar ik weet niet onder welk blokje die valt.
Minister Hermans:
Ik heb een apart blokje zon. Ik vermoed of weet bijna zeker dat dat ik ’m daarin voorbij
heb zien komen.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja, en anders pakken we ’m wel bij overig. Prima.
Minister Hermans:
Waarom liggen die normen nog niet bij de Kamer? Even vooraf. Het klopt inderdaad.
Er is een motie-Erkens/Leijten al van enige tijd geleden, na een uitspraak van de
Raad van State dat die normen echt goed en robuust moeten worden vastgelegd. We hebben
heel veel wensen en belangen in dit kleine landje. Er moeten woningen bijgebouwd worden.
Er is behoefte aan ruimte voor economische activiteit en uitbreiding ook van die economische
activiteit. Het verduurzamen van de economie kost ook ruimte. En we hebben schone
energie nodig, die ook moet komen van wind op land. Al die belangen moeten in balans
worden gebracht en moeten tot uiting komen in de normen die we vaststellen. Dat is
best een ingewikkelde puzzel waar nu in het kabinet aan gewerkt wordt, waaraan ik
samen met collega's werk.
Wel even belangrijk: de Staatssecretaris van IenW komt met die normen en stelt die
normen ook vast. Maar ik en de Minister van VRO hebben er natuurlijk ook belang bij
dat die normen op zo'n manier worden vormgegeven dat de ambities die ik heb met wind
op land en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met sowieso de
ruimtelijke ordening en Nederland, maar ook met de woningbouw, daar onderdeel van
zijn. Dus dat even waarom het lang duurt en best een ingewikkelde puzzel is. Ik vind
het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt, want die vraag wordt gesteld door gemeentes
en provincies, maar ook VNO en MKB Nederland vragen daarom, juist ook omdat je – ik
dacht dat mevrouw Kröger daar nog een vraag over stelde – die decentrale opwekking,
dicht bij die vraag, dicht bij zo'n industrie- of bedrijventerrein, ook heel hard
nodig hebt. Ik ga daar zo nog specifieker op in, maar dit even waarom ik het belangrijk
vind dat er snel duidelijkheid komt.
In het verlengde van die vragen werd gevraagd wat nou een afstandsnorm is die de gezondheidsnorm
van omwonenden borgt. Als je alle onderzoeken naast elkaar legt – zo stelde mevrouw
Postma mij de vraag – wat is dan, alles overwegende, de meest passende afstandsnorm?
In een planMER-traject dat gelopen heeft, hebben wij het volgende gedaan. Zowel twee
als drie als vier keer de tiphoogte is bekeken. De tiphoogte is de lengte van een
blad aan een windmolen, zeg ik even voor de minder ingevoerden in dit dossier. Daaruit
blijkt – ik hecht eraan om te zeggen dat dit een feitelijke constatering is – dat
twee keer de tiphoogte tegen de geluidsnorm aan zit. Daarmee biedt die ook de zogenaamde
milieubescherming die we op grond van die eisen moeten bieden. Dat is dus wat daar
is uitgekomen. Maar daar zeg ik dus bij dat het gesprek en de discussie gaan over,
en de balans waarnaar we zoeken betrekking heeft op, een afstandsnorm en geluidsnormen
die aan alle belangen zoals ik die zojuist schetste, invulling geven. Dat gesprek
is nu gaande.
De voorzitter:
Mag ik u vragen om iets kernachtiger op de materie in te gaan, dus niet te zeer uit
te wijden over dit en dat en zus en zo? Kunt u gewoon echt kernachtig blijven? Want
we beginnen echt uit de tijd te lopen.
Minister Hermans:
Voorzitter, dat wil ik heel graag doen, maar als mij gevraagd wordt ... De vraag die
mij gesteld is, is echt specifiek. Dan krijg ik het verwijt van de Kamer dat ik geen
antwoord geef op de vraag, en terecht. Ik zal het allemaal zo kernachtig als mogelijk
doen, maar de vraag die gesteld is, is wel echt concreet.
Voorzitter. Dan ...
De voorzitter:
Een kleine interruptie van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik begrijp dat de Minister vasthoudt aan geluidsnormen én afstandsnormen. Dat terwijl
we weten, niet alleen door Gommers, maar door vele anderen ... Zij zeggen dat geluidsnormen
zeer discutabel zijn, omdat het een gemiddelde is. Als het 's nachts helemaal windstil
is in plaats van dat het hard waait of als het juist heel hard waait en men op één
oor ligt, gaat het juist mis. Daardoor komen de klachten. Die zijn talrijk. Ook leiden
ze tot gezondheidsproblemen van mensen. Dat is ook allang onderzocht. De vraag van
JA21 is dus: wil de Minister zich alleen focussen op de afstandsnorm? Die zal wat
mij betreft groter en verder moeten zijn dan wat de Minister net zei, want de gezondheidsgevolgen
van geluid zijn gewoon heel groot.
Minister Hermans:
De milieunormen die opnieuw moeten worden vastgesteld, gaan over geluid, veiligheid
en slagschaduw. Dat is om de leefomgeving te beschermen. De afstandsnorm helpt daarbij.
Daarom hebben we, zoals ik net zei, van de verschillende afstandsnormen onderzocht
hoe ze zich verhouden tot de milieubeschermingsnormen. Maar de afstandsnormen geven
ook een ruimtelijke beperking. Aan de ene kant helpt dat, want het helpt met het inrichten
van de ruimte, die schaars is. Aan de andere kant moeten we dus goed kijken hoe je
met zo'n afstandsnorm al die belangen in evenwicht houdt.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
En als Diederik Gommers zegt dat een gezonde geluidsnorm een afstand zou zijn van
2 kilometer tot de dichtstbijzijnde windturbine, wat zegt de Minister daar dan op?
Minister Hermans:
Dan ga ik gelijk even naar de vragen die volgens mij de heer Kops mij stelde over
het onderzoek van de heer Gommers. Ik ben bekend met dat onderzoek, dat door de heer
Gommers in Amsterdam gepresenteerd is. Ik en het kabinet hebben aandacht voor de zorgen
over de mogelijke gezondheidseffecten van windturbines of het dicht bij windturbines
wonen. Om die reden komen er ook strengere geluidsnormen in de nieuwe AMvB. Het is
wel van belang dat we besluiten nemen op grond van goede en objectieve kennis. We
moeten die blijven analyseren en die kennis blijven aanvullen waar dat nodig is. Op
dit moment voert het RIVM in opdracht van IenW en KGG een uitgebreid gezondheidsonderzoek
uit. Dat is een zogenaamde «dosiseffectstudie», waarbij verschillende factoren en
kenmerken van windturbinegeluid worden meegenomen, zodat de mate van de effecten van
hinder ook gemeten kunnen worden. Die resultaten worden eind 2026 verwacht. Het is
niet zo dat er in de tussentijd niks gebeurt. Het RIVM houdt de internationale stand
van de kennis over de gezondheidseffecten namelijk gewoon actueel. Elke drie maanden
publiceert het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid een overzicht van nieuwe wetenschappelijke
artikelen en andere relevante informatie over windturbines en gezondheid.
Voorzitter. Dan ...
De voorzitter:
Excuseer, een kleine interruptie. U heeft echt al drie interrupties gehad, meneer
Eerdmans. We hebben ze geturfd. O, ik word gecorrigeerd: eentje was een verhelderende
vraag. Dan mag u nog één vraag stellen.
De heer Eerdmans (JA21):
Nog even over de afstandsnormen. Ik denk juist dat het heel belangrijk is dat er even
niets gebeurt. Is de Minister het met mij eens dat we moeten wachten met het plaatsen
van nieuwe turbines op land totdat de gezondheidsgevolgen goed zijn onderzocht? We
gaan toch geen turbines plaatsen waar mensen depressies, slapeloze nachten en echtscheidingen
van krijgen? Dat wil de Minister toch niet op haar geweten hebben?
Minister Hermans:
De geluidsnormen gaan strenger worden, precies om de redenen die de heer Eerdmans
noemt. Wachten? Ik geloof niet dat we die luxe hebben. Ik geloof ook niet dat dat
nodig is op grond van de kennis die er nu is. Er zit een heel aantal projecten in
de pijplijn. We hopen ook dat de pijplijn weer voller komt te zitten; daar ga ik zo
op in. Het is van groot van belang voor het halen van de energiedoelen die we met
elkaar hebben gesteld. Ik weet dat de heer Eerdmans kritisch is over klimaatdoelen.
Dat is zijn goed recht. Daar kunnen we inhoudelijk het debat over voeren. Maar dit
gaat echt over het straks kunnen verwarmen en verlichten van nieuwe woonwijken die
gebouwd worden, van industrieterreinen in provincies en gemeenten en van uitbreidingen
van industrie. Dat moet echt mogelijk zijn. Daarvoor hebben we ook windenergie op
land nodig.
Omdat, en nu kom ik bij de vraag van mevrouw Kröger ...
De voorzitter:
Voordat u bij de vraag van mevrouw Kröger komt, is er ook nog een interruptie van
de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Even naar aanleiding van het interruptiedebat van zojuist. Het is natuurlijk een onjuiste
voorstelling van zaken als we ervan uitgaan dat als wij vanuit het Rijk geen nieuwe
normen stellen, er geen nieuwe projecten doorgaan. Op dit moment, sinds de Raad van
State-uitspraak, zijn er geen normen vanuit het Rijk. Daardoor hanteren gemeentes
bij verschillende projecten allemaal verschillende standaarden. Dat creëert onduidelijkheid.
Het kan zomaar zijn dat een project in gemeente A wel door kan gaan, terwijl gemeente
B, die ernaast ligt, met andere normen en een andere onderbouwing richting de inwoners,
een project stopt. Volgens mij is dat heel dodelijk voor het draagvlak. Mijn vraag
aan de Minister zou dus als volgt zijn. Wordt door het onderzoek over de geluids-
en afstandsnormen dat zij nu heeft – volgens mij noemde ze twee keer de tiphoogte –
aangetoond dat er dan voldoende bescherming voor omwonenden is?
Minister Hermans:
Ik refereerde aan de planMER. In dat traject zijn twee keer, drie keer en vier keer
de tiphoogte bekeken. Daaruit blijkt dat je met twee keer de tiphoogte bij een geluidsnorm
zit die past binnen de milieubeschermingsnormen waaraan we invulling moeten geven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik stel het heel scherp. Dat zijn strengere normen dan in het verleden. Dat betekent
waarschijnlijk dat er, als je zou kiezen voor de normen die in het conceptvoorstel
stonden, een aantal projecten op een aantal plekken waar nu windmolens op land gepland
worden, niet zouden doorgaan, omdat de normen worden aangescherpt. Klopt dat?
Minister Hermans:
Ik ken niet alle ins en outs. Ik heb geschetst welke belangen er allemaal in overweging
moeten worden genomen bij het vaststellen van de nieuwe normen. De geluidsnormen gaan
strenger worden. Er komt ook een afstandsnorm, naar aanleiding van de motie van de
heer Erkens en toenmalig Kamerlid mevrouw Leijten. Over wat die afstand precies moet
zijn, vindt nu overleg plaats. Ik ben het er helemaal mee eens dat er snel duidelijkheid
moet komen. Voor mij, maar ik denk – nee, ik weet het eigenlijk zeker – ook voor mijn
collega's in het kabinet, is het belang dat je de mogelijkheden behoudt voor lokale
opwek dicht bij de vraag. Ik noem de plekken waar industrieterreinen zitten, maar
het kan ook op het erf bij een boer zijn.
De voorzitter:
U heeft wederom een interruptie van de heer Erkens. Dat is zijn laatste interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Daar was ik al bang voor, voorzitter. Het gaat mij om het volgende. We hebben die
motie toentertijd ingediend om duidelijkheid te verschaffen en te zeggen: het moet
scherper, omdat het draagvlak heel broos wordt. Misschien kan de Minister hier in
de tweede termijn op terugkomen. Ik ben gewoon heel erg benieuwd wat de voorgestelde
normen, dus die van het conceptvoorstel dat in consultatie gegaan is, zouden betekenen
voor bijvoorbeeld de zoekgebieden in Nederland. Zouden wij aantoonbaar kunnen maken
dat dit een aanscherping is van het beleid ten opzichte van het verleden?
Minister Hermans:
Ik moet nagaan of ik al die cijfers zo paraat heb, althans hier op dit moment, want
ze zijn er natuurlijk wel. Ik ben het ermee eens dat die normen duidelijkheid moeten
geven, en ook een bepaalde mate van bescherming. Daarom stellen we ze ook vast. Draagvlak
voor die lokale energieprojecten is ongelofelijk belangrijk. Daarvoor moet je overleggen
en afstemmen. Dan vind ik het ook belangrijk om dat systeem van afstemming en overleg
dat we hebben vormgegeven in die RES-regio's voort te zetten; daar kom ik straks op
als we het over de RES gaan hebben. Daarmee geef je gehoor en invulling aan de mogelijkheden
voor participatie, en dan bedoel ik niet de vorm van participatie waar mevrouw Kröger
mij naar vroeg, maar echt participatie over wat wel of niet een goede plek is voor
die projecten in de gemeente.
Die geluidsnormen gaan sowieso strenger worden, dat kan ik zeggen. Ik moet nog nagaan
wat dat betekent voor de exacte effecten van het plaatsen van windparken en voor mogelijkheden
voor woningbouw.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Laat ik eerst opmerken dat drie interrupties voor zo'n belangrijk onderwerp, terwijl
we al zo lang hebben gewacht op dit debat, uitermate weinig is, maar daar kan de Minister
niks aan doen. Ik probeer te begrijpen wat ik de Minister hoor zeggen. Er is geconsulteerd
over de normen en er is heel veel onderzoek gedaan door het RIVM. Er is een heel duidelijke
oproep van een heel breed scala aan maatschappelijke partners, zoals het IPO, de VNG
en VNO-NCW, om te zorgen dat die normen wel mogelijk maken om de lokale opwek en de
lokale vraag bij elkaar te brengen. Nu zegt de Minister in een traject te zitten en
aan het onderhandelen te zijn. Ik neem aan dat dit een soort onderhandeling is tussen
de Ministers van KGG, IenW en VRO. Maar we wachten hier al heel lang op en er wordt
ongelofelijk veel belemmerd door die duidelijkheid; economisch, woningbouw, netcongestie.
Wat zegt de Minister nou concreet over de snelle duidelijkheid en met name over de
mogelijkheden voor bijvoorbeeld een bakkerij in Friesland die zegt lokale opwek te
willen hebben, omdat ze dan door kunnen?
De voorzitter:
Vier is inderdaad weinig voor een debat van deze omvang. Dat kan meegenomen worden
met de strategische procedurevergadering. Ik geef het woord aan de Minister voor de
beantwoording.
Minister Hermans:
Sorry, voorzitter. Ik was even afgeleid. Ik ben het volledig eens met mevrouw Kröger
dat er snel duidelijkheid moet komen op alle fronten, of het nou gaat over lokale
opwek of over uitbreiding van woonwijken. Je wil gewoon weten wat waar wel of niet
kan als gevolg van deze normen. Het overleg in het kabinet is mij en ook de collega's
een lief ding waard. We willen hier snel uit komen met elkaar.
Veel interruptiedebatten gingen over uw laatste punt; of je onderscheid kan maken
bij hoe zo'n norm uitpakt voor waar mensen wonen. Hoe houd je dan wel lokale opwek
mogelijk dichtbij een industrieterrein of een bedrijventerrein, waar soms ook nog
mensen wonen, of op het boerenerf? Op dat punt zijn door verschillende Kamerleden
vragen gesteld, in verschillende formuleringen. Dat zou ik graag willen betrekken
bij de gesprekken die ik nu voer. Kan je dat onderscheid maken, zodat je zo veel mogelijk
ruim baan geeft aan die lokale opwek, en ook bescherming geeft aan mensen en huishoudens
die misschien niet heel dicht in hun achtertuin een windmolen willen zien verrijzen?
Ik wil dus ook heel graag snel die duidelijkheid, maar ik kan nu niet een datum noemen.
Dat punt van het onderscheid vind ik belangrijk, dus die suggestie wil ik graag inbrengen
in de gesprekken.
De voorzitter:
Vervolgt u de eerste termijn.
Minister Hermans:
Dat was ook in reactie op de vraag van de heer Grinwis, ook naar aanleiding van de
kritiek van IPO en VNG. Ik hoop dat ik daarmee ook die vragen beantwoord heb.
De heer Kops stelde nog een aantal feitelijke vragen. Hoeveel windturbines staan er
op land en wat zijn de gemiddelde tiphoogtes? Er staan op dit moment ruim 2.500 windmolens
op land. De gemiddelde tiphoogte is 135 meter. Nieuwe molens zijn gemiddeld wat hoger
dan de oudere molens; 188 meter tegenover 100 meter. Nieuwe molens zijn ook stiller
dan de oude molens. De afstandsnorm zal in de toekomst dus de beperkende norm in termen
van ruimte worden, terwijl de beschermende milieunormen ruim gehaald worden op die
afstand. Dat in antwoord op die feitelijke vragen.
De heer Flach vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat er bij de duurzame energieprojecten
op rijksgronden meer ruimte komt voor, of misschien ook wel voorrang wordt gegeven
aan de energiecoöperaties. In het OER-programma, zoals dat heet, wordt gewerkt met
een open tender, dus er wordt niet specifiek voorrang verleend aan coöperaties. Maar
het uitgangspunt van het programma is wel 50% lokaal eigendom. Vanuit het programma
RES wordt kennis gedeeld met de regio's over hoe je lokaal eigendom verder kan stimuleren.
Daar is ook een handreiking voor. Ik ben vanmiddag op bezoek bij het congres van het
NP RES, dus ik zal dit specifieke punt daar nog een keer onder de aandacht brengen,
omdat ik daar vanmiddag ook met u over gesproken heb.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Dank voor dit antwoord. De vraag blijft hangen waarom we nog geen voorrang geven aan
die energiecoöperaties. Dat zijn vaak lokaal gewortelde groepen die ook in staat zijn
om draagvlak te creëren. Vaak zijn ze heel enthousiast en actief, op vrijwillige basis.
Waarom zouden we juist dat soort kleinere groepen, die in een tender toch wat minder
kansrijk zijn, niet gewoon voorrang geven?
Minister Hermans:
Ik zei al dat het een open tender is, waarin je een zo goed mogelijke prijs voor elkaar
wil krijgen. Ik vermoed dat dat een reden is die erachter zit. Een andere reden is
dat het weliswaar kleinschaligere projecten zijn dan wind op zee, maar nog steeds
vaak best grootschalig. Misschien zijn het ook niet altijd projecten die zich ervoor
lenen. Ik zeg nu even wat mijn veronderstelling is, maar ik zeg erbij tegen de heer
Flach, en ook tegen mevrouw Kröger, dat er in reactie op de initiatiefnota van mevrouw
Kröger nog een kabinetsvisie komt op de rol van energiegemeenschappen en coöperaties
in het energiesysteem. Daarin kan ik ook ingaan op wat we nog meer kunnen doen. Wat
kunnen we doen om dat lokaal eigendom bij dit soort tenders en dit soort projecten
meer tot zijn recht te laten komen of meer een plek te geven? En vanmiddag ga ik er
ook over spreken.
De voorzitter:
Er is volgens mij nog een verhelderende vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wanneer komt die brief? Die was leuk geweest voor dit debat.
Minister Hermans:
Rond de zomer, heb ik hier staan.
Voorzitter. Tot slot in dit blokje. De heer Flach vroeg mij ook nog hoe wij duurzame
warmteproductie gaan aanjagen. Daar wordt door gemeenten aan gewerkt in het warmteprogramma,
dat de opvolger is van de transitievisie warmte. Samen met gemeenten en provincies,
en natuurlijk de waterschappen, bekijk ik bij de interbestuurlijke samenwerkingsagenda
hoe we verschillende vraagstukken, zoals lokale opwek of de warmtetransitie, op een
goede manier bij elkaar kunnen brengen, zodat we die ook kunnen versnellen. Dit zeg
ik ook tegen de heer Kops: het is misschien een saai woord, maar er schuilt een wereld
achter en wat mij betreft is het ongelofelijk belangrijk om in samenwerking met de
waterschappen, de provincies en de gemeenten de energietransitie de komende jaren
verder vorm te geven.
Voorzitter. Dan ben ik bij het onderwerp zon. Ik begin met een technische vraag van
mevrouw Postma. Zij vroeg wat ik zie als kleinschalige zon, en of huishoudens daar
ook onder vallen. Kleinschalige zon is een zon-PV-installatie met een gerealiseerd
vermogen kleiner dan 15 kilowatt. Voor het behalen van het RES-bod telt kleinschalige
zon mee, mits die meer dan 7 terawattuur is en het RES-doel van 35 terawattuur door
de grootschalige zon en wind wordt behaald. Dit zijn echt heel veel getallen in een
hele korte tijd, maar kleinschalige zon is dus een installatie met een gerealiseerd
vermogen kleiner dan 15 kilowatt. Mevrouw Postma wil weten of huishoudens daaronder
vallen. Ik zou zeggen: ja. Ik dubbelcheck dat.
Mevrouw Postma vroeg mij ook hoe ik zon op daken nog meer kan stimuleren. Ze had het
over de voorkeursvolgorde en zei dat de meeste projecten nu nog plaatsvinden op gronden.
Dat komt doordat de projecten voor de niet-gebouwgebonden zon-PV die de komende jaren
nog worden gerealiseerd, al vergund waren of onder een van de uitzonderingsgronden
onder de voorkeursvolgorde vallen. Wat betreft het stimuleren blijven de bestaande
stimuleringsinstrumenten voor de realisatie van zon-PV bestaan. We houden daar ook
aan vast. We zien nu geen redenen om extra te stimuleren.
Huishoudens vallen inderdaad onder de kleinschalige zon.
Mevrouw Kröger vroeg naar lokaal eigendom. Ze vroeg wat ik nog kan doen om het achterblijvende
lokaal eigendom verder te stimuleren. Ik heb daar net al iets over toegezegd. Ik ga
na hoe het in Denemarken en België gaat, maar dat gaat over wind op zee. Een motie
van mevrouw Kröger en de heer Grinwis ging over het kwaliteitsbudget. Aan die motie
wordt nu uitvoering gegeven. We zullen kijken of dat ook kan helpen om lokaal eigendom
verder te stimuleren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Eigenlijk is het versterken van lokaal eigendom een deel van de oplossing voor bijna
alle issues die hier vandaag aangedragen worden. Het creëert draagvlak. Het jaagt
lokale opwek aan. Ik kan nog een hele trits noemen. We hebben hier vaak met elkaar
over gewisseld. Ik ben eigenlijk teleurgesteld dat die brief pas tegen de zomer komt.
Ik wil de Minister eigenlijk een aantal dingen vragen. We hebben al eerder gewisseld
over het lokaal eigendom bij wind op zee, dus dat zou toch echt wat sneller moeten
kunnen. Geef bij de Voorjaarsnota richting aan hoe het kwaliteitsbudget gecontinueerd
gaat worden. Op het moment dat de SCE-regeling niet goed blijkt aan te sluiten bij
de financieringsbehoefte van energiegemeenschappen, ga daar dan mee aan de slag. Dit
zijn allemaal concrete stappen, maar het begint ermee dat deze Minister zegt: de percentages
van lokaal eigendom moeten omhoog en we zetten de energiegemeenschappen centraal aan
de bak.
Minister Hermans:
Het is niet zo dat alles vooruit wordt geschoven. Het ging net even specifiek over
de OER-projecten en wat ik daar nog in kan doen. Dat neem ik mee in de visie die voor
de zomer komt. Ik kan eerder navraag doen bij mijn collega's in België en Denemarken.
Dat hoeft niet op de visie te wachten. Dat ga ik zo snel als mogelijk doen. We zijn
natuurlijk continu aan het kijken naar hoe we een regeling als de SCE-regeling kunnen
verbeteren om ook de aspecten van lokaal eigendom en lokale participatie een plek
te geven. Het kwaliteitsbudget hoeft ook niet te wachten op de visie, maar hoe we
daar precies uitvoering aan gaan geven, is nu ook nog een work in progress. We voegen
soms ook iets toe aan een traject terwijl het loopt. Dat vind ik heel begrijpelijk
en heel logisch. Ik vind het kwaliteitsbudget ook best een logische route. Maar het
vergt wel goed inpassen, zodat we niet het andere doel, dat wij hadden en dat u ook
had bij de indiening van het amendement, in de wielen gaan rijden. Mevrouw Kröger
zegt terecht dat lokaal eigendom een deel van de oplossing is voor het verzet of de
tegenzin die er soms zijn. Maar het kan projecten en procedures soms ook lastiger
maken. Daarmee zeg ik niet dat je daarvoor weg moet duiken, maar dat moeten we wel
allemaal in ogenschouw nemen. Ik zet dus allerlei verschillende stappen op verschillende
momenten in de tijd, maar dat ene punt van de OER komt later. Die visie komt pas voor
de zomer en daarin zal ik het OER-punt meenemen.
Dan vroeg de heer Bontenbal mij nog naar het stimuleren van agri-PV en hoe we de randvoorwaarden
voor het uitrollen van agri-PV op orde brengen. Op dit moment zijn we daar samen met
LVVN en de Wageningse universiteit naar aan het kijken: wat is de huidige situatie,
waar lopen we tegenaan, wat moeten voor de toekomst anders of beter organiseren en
op welke manier kunnen we wat daaruit komt, een plek geven in het kader van de middelen
die specifiek voor dit doel gereserveerd zijn in het Klimaatfonds? Daarover kunnen
we op zijn vroegst bij de Voorjaarsnota een besluit nemen. Op de mogelijkheden die
de SDE++ biedt, zal ik ingaan in de openstellingsbrief voor de SDE++ voor 2025.
Dan kom ik op zon bij parkeerplaatsen. Daar vroeg mevrouw Rooderkerk mij naar: waarom
wordt dat niet in de Omgevingswet vastgelegd? Ook hier is het streven om zon-PV in
het algemeen zo gericht mogelijk in te passen, op de plekken waar er vraag naar elektriciteit
is. Dat is bijvoorbeeld bij parkeerplaatsen. Er is een motie ingediend door twee voormalige
collega's van mevrouw Rooderkerk, Boulakjar en Boucke, over een verplichting voor
zon-PV boven parkeerterreinen. Het kabinet kijkt nu naar deze motie: wat is het effect
op het eigendomsrecht en hoe kan dit landen binnen de Omgevingswet? De Minister van
VRO zal de Kamer hierover informeren. Nu gaat u mij, terecht, vragen wanneer die informatie
uw kant op komt. Dat wordt nu even nagevraagd en daar geef ik u zo antwoord op.
Dan had de heer Eerdmans mij nog een vraag gesteld over zon op zee. Aan dat antwoord
wordt nog gewerkt, dus dat krijgt u zo.
Dan ga ik door met de RES'en. Ik begin met de vraag van de heer Erkens: is het niet
logischer om in te zetten op grote windparken op een aantal plekken waar daar draagvlak
voor is, in plaats van dat men in elke regio gaat «aanklooien», in zijn woorden, met
een paar losse windmolens, met alle onrust van dien? Daarna ontstond een interruptiedebat
over de vraag of de RES-regio's nuttig zijn of niet. Hier zit natuurlijk een dilemma.
Het leidt tot een indeling in regio's waarbij de grenzen net anders zijn dan de provinciegrenzen.
Dat vraagt om afstemming tussen provincies en gemeenten, die niet per se allemaal
in diezelfde provincie vallen. Maar deze manier van werken is wel ergens vandaan gekomen.
Voordat we de RES-regio's hadden – volgens mij begon mevrouw Kröger daarover – werden
deze wind-op-landprojecten heel erg top-down toegewezen in het land. Ik herinner mij
– waarschijnlijk herinnert u zich dat allemaal – heel veel gedoe naar aanleiding van
de manier waarop zo'n project in Drenthe geland is. Daar is die RES-samenwerking uit
voortgekomen.
Het is een informele samenwerking. Het is dus geen bestuurslaag en er zitten ook geen
bevoegdheden in. Uiteindelijk wordt er democratisch, in de provinciale staten en gemeenteraden,
besloten over de plannen. De RES-verbanden werken met een lerende aanpak. Een belangrijk
voorbeeld daarvan is dat er in het begin van die aanpak eigenlijk helemaal geen contact
was tussen de RES-regio's en de netbeheerders. Dat contact is er nu veel meer. Dat
is ongelofelijk belangrijk om de ontwikkeling van projecten die in de RES-overleggen
tot stand komen, op de goede plek te kunnen realiseren, zodat dat bijdraagt aan het
verzachten of verminderen van netcongesties. Ik ben dus persoonlijk geen voorstander
van het nu opzijzetten van die samenwerking in RES-regio's. Ik zie wel dat die verbeterd
kan worden. Ook zitten we nu in een fase van de transitie waarin we vraagstukken meer
moeten bundelen, bijvoorbeeld bij de warmtetransitie, waar ook de heer Flach naar
vroeg. Daarom hebben we ook die interbestuurlijke samenwerkingsagenda. De contouren
daarvan zijn afgesproken in december. Die agenda wordt nu verder uitgewerkt en die
zal ook zijn beslag moeten krijgen in hoe die RES-regio's in de toekomst hun taak
verder gaan invullen.
Dan vroeg de heer Erkens mij of ik de productiedoelen voor groen gas aan de RES'en
toe kan voegen, totdat die in 2030 zijn afgerond. Dat kwam volgens mij ook in het
debat over groen gas, twee weken geleden, aan de orde. Ik zie daar op dit moment geen
ruimte voor. Daar is over gesproken. Daar heeft een bestuurlijk traject over plaatsgevonden
met het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Daarvoor is op dit moment geen draagvlak
bij de medeoverheden. In die interbestuurlijke agenda waar we nu aan werken, betrek
ik ook de vraag of er na 2030 andersoortige doelen dan alleen de opwekking op land
wenselijk en haalbaar zijn. Daar kan groen gas dan onderdeel van uitmaken.
De heer Kops vroeg mij nog hoe ik uitvoering geef aan de motie die hij samen met de
heer Vermeer indiende bij de begroting. Dit deed hij naar aanleiding van het regeerakkoord,
waarin staat dat windmolens zo veel mogelijk op zee moeten en dat bij concurrentie
om grond woningbouw voor windmolens gaat. Dat is een uitgangspunt dat ik hanteer bij
het uitwerken van die samenwerkingsagenda en in de projecten die in de tussentijd
plaatsvinden. Dit uitgangspunt heb ik natuurlijk ook gedeeld in mijn bestuurlijk overleg
met de medeoverheden. Daar wordt dan ook zo veel als mogelijk rekening mee gehouden.
Voorzitter. Dan kom ik nu bij het laatste blokje. Dat is het blokje overig. Dan begin
ik met de vragen van mevrouw Rooderkerk en de heer Flach over de stikstofvrijstelling.
Mevrouw Rooderkerk vroeg eigenlijk meer in het algemeen wat er nu gebeurt op stikstof.
Zij gaf aan dat ook die energieprojecten doorgang moeten vinden. Zij vroeg zich af
hoe het kabinet daaraan werkt. In een brief van december vorig jaar heb ik de Kamer
laten weten dat een vrijstelling, echt een algehele stikstofvrijstelling, juridisch
niet haalbaar is, maar dat er wel gezocht is naar juridisch haalbare alternatieven,
dat daarvoor de ADC-toets het meest haalbare alternatief is en dat dat op dit moment
ook verder uitgewerkt wordt. Dat is dus niet per se eenvoudig, maar vanuit de wens
en het belang van het door kunnen gaan van die energieprojecten begrijp ik deze vraag
heel goed. We werken dit dus absoluut verder uit.
In antwoord op mevrouw Rooderkerk kan ik alleen maar zeggen: die beide uitspraken
hebben het belang van een pakket aan maatregelen of een set aan maatregelen, hoe je
het maar wil noemen, om juist ook die energieprojecten door te kunnen laten gaan,
alleen maar urgenter gemaakt. Op dit moment kunnen namelijk ook projecten die juist
bedoeld zijn om de stikstofuitstoot te gaan verlagen niet doorgaan, omdat ze met dat
probleem van intern salderen te maken hebben. Dus ik heb er ook vanuit mijn eigen
portefeuille ongelofelijk veel belang bij dat we hier snel tot een oplossing komen
die de ruimte geeft, zodat die projecten gewoon door kunnen gaan. U kunt ervan op
aan dat ik mij dus ook vanuit mijn belang en vanuit mijn portefeuille daar hard voor
maak en voor inzet.
De voorzitter:
Excuseer, u heeft een interruptie van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Ik heb een korte vraag. De Minister gaf aan dat een algehele vrijstelling juridisch
niet mogelijk is. Mijn vraag is: is het niet mogelijk binnen de huidige wetgeving
of is het ook niet mogelijk als we de wet bijvoorbeeld aanpassen op dat punt? Dat
zijn twee verschillende manieren waarop het juridisch niet mogelijk zou kunnen zijn.
Minister Hermans:
Op grond van hoe de regels nu zijn, kan een vrijstelling niet. Dat is juridisch niet
mogelijk. We hebben dus gekeken wat er binnen de huidige wet- en regelgeving mogelijk
is om aan dit verzoek tegemoet te komen. Er zijn verschillende alternatieven onderzocht.
Daar is de ADC-toets als voorkeursalternatief van de zijde van het kabinet uit gekomen.
Voorzitter. Dan de cluster 6-bedrijven. Daar vroegen de heren Eerdmans en Grinwis
naar. Ik denk dat de berichtgeving van gisteren en eergisteren heel duidelijk is.
Het baart mij natuurlijk ook zorgen, want het laat zien dat het handelingsperspectief
ook voor deze bedrijven, zou ik willen zeggen, onder druk staat, terwijl daar een
enorm potentieel zit voor CO2-besparing. Daarnaast zijn het natuurlijk ook bedrijven die heel belangrijk zijn voor
de regionale economie, voor de werkgelegenheid en daarmee voor Nederland. Het Landelijk
Actieprogramma Netcongestie moet dus bijdragen aan het sneller beschikbaar maken van
meer netcapaciteit, juist ook voor cluster 6-bedrijven. We hebben het Actieplan cluster
6, waarin ik samen met de bedrijven, de netbeheerders en de decentrale overheden van
de plaatsen waar die bedrijven gevestigd zijn, kijk hoe we de knelpunten voor deze
specifieke groep zo snel mogelijk kunnen oplossen. Nog dit voorjaar komt versie 2.0
van dit actieplan voor cluster 6 naar de Tweede Kamer.
Dan had ik de vraag van de heer Grinwis over de SDE++ beantwoord. Hij vroeg mij ook
nog naar de hekjes. Daar zal ik in diezelfde brief op ingaan. Dat lijkt mij logisch,
want die gaat helemaal over de werking en het functioneren van de SDE.
De heer Eerdmans vroeg: de VS zijn uit het klimaatakkoord gestapt; betekent dat nou
dat datgene wat de VS niet gaan realiseren, de EU of Nederland moet gaan doen? Nee,
dit besluit betekent niet dat Nederland nu extra inspanning moet leveren. De Nederlandse
bijdrage aan het voorkomen van de opwarming van de aarde, aan het realiseren van de
afspraken die we in Parijs gemaakt hebben, is onderdeel van de Europese doelen die
we hebben. Die veranderen hier niet door.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik had overigens zelf ook een vraag gesteld over de effecten van de herverkiezing
van Donald Trump in Amerika. Ik weet niet of de Minister van plan was daarop te reageren;
anders stel ik die vraag bij dezen alsnog. Wat denkt de Minister precies te gaan bereiken
met het doorgaan met de energietransitie, als we zien dat de VS uit het klimaatakkoord
stappen? Als je al gelooft dat de mens invloed heeft op klimaatverandering, weten
we dat Nederland met zijn energietransitie 0,00007 graden effect gaat hebben op het
klimaat. Wat denkt de Minister te gaan bereiken als de VS uit het klimaatakkoord stappen
en onze eventuele bijdrage aan de effecten van de transitie bij voorbaat al teniet
gaan doen?
Minister Hermans:
Ik vind het teleurstellend dat de VS uit het klimaatakkoord van Parijs zijn gestapt.
Ik vind het echt niet goed voor de afspraken die we gemaakt hebben, voor de wereldwijde
aanpak. Laat ik het zo zeggen: ook zonder de VS als lid van het klimaatakkoord van
Parijs blijft 90% van de gemaakte afspraken overeind. Dat vind ik meer, maar dan ook
meer dan genoeg om mij hard voor te maken, mij voor in te zetten en als Nederland
ook verantwoordelijkheid voor te nemen. Nederland gaat als op zichzelf staand land,
maar ook als onderdeel van de Europese Unie, onverminderd door met het uitvoeren van
de afspraken die we gemaakt hebben.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vervolgvraag van mevrouw De Vos en een verhelderende vraag van
mevrouw Kröger. U mag onderling afstemmen wie er eerst gaat.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb eigenlijk puur een punt van orde. Het is 14.05 uur. Er zijn volgens mij nog
flink wat vragen onbeantwoord. Ik zoek even naar wat we aan het doen zijn. Gaan we
gewoon nog even door? Dat vind ik prima.
De voorzitter:
Heel goed punt. Hoeveel tijd verwacht de Minister nog nodig te hebben voor de beantwoording
van de vragen?
Minister Hermans:
Ik heb hier nog een paar vragen voor mij liggen, een stuk of vijf à zes.
De voorzitter:
Dan maken we die nog even af, stel ik voor, want dan kunnen we daarna de termijn openen
voor de aanvraag van een tweeminutendebat. Minister, u heeft nog een interruptie van
mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
De Minister stelt dus eigenlijk dat Nederland doorgaat met het transformeren van onze
totale energievoorziening voor een bijdrage van 0,00007 graden aan eventuele klimaatverandering,
terwijl de Verenigde Staten precies de andere kant op gaan en al onze maatregelen
totaal teniet gaan doen. Is dat inderdaad de visie van de Minister?
Minister Hermans:
Nederland gaat inderdaad door met het uitvoeren van beleid dat ten grondslag ligt
aan de afspraken die we onder andere in het klimaatakkoord van Parijs gemaakt hebben.
Dat doen we vanuit klimaatoverwegingen, omdat we ons land schoon door willen geven.
De energietransitie heeft ook een veiligheidsaspect, namelijk dat we zo snel mogelijk
onafhankelijk willen worden in onze energievoorziening. Om die twee redenen gaan we
door met wat we aan het doen zijn.
Mevrouw De Vos (FVD):
Die onafhankelijkheid ...
De voorzitter:
Dan heeft mevrouw De Vos nog een allerlaatste interruptie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik heb hier al een paar keer gezegd dat die onafhankelijkheid alleen maar kleiner
wordt. Sinds we zijn gestart met die energietransitie is die met twee derde afgenomen.
Dat argument gaat dus gewoon niet op. Wat betreft het schoon doorgeven is het enige
dat vaststaat dat we als we op deze manier verdergaan, een heel arm land doorgeven
aan de volgende generatie.
Minister Hermans:
Ik heb volgens mij twee weken geleden een soortgelijk debat met mevrouw De Vos gevoerd.
We kunnen erover van mening verschillen of dit wel of niet moet gebeuren. Nou, dat
doen wij daadwerkelijk. Ik vind het van groot belang dat wij als deze generatie politici
onze verantwoordelijkheid nemen als we zien dat er een probleem is. Als we zien dat
de opwarming van de aarde gevolgen heeft die schade veroorzaken aan onze gezondheid
en leefomgeving, dan vind ik dat we daar wat aan moeten doen, in combinatie met die
energieonafhankelijkheid. Daar ga ik als Minister van Klimaat en Groene Groei mee
door. Dat doe ik met mijn collega's in het kabinet. Ook al hebben we regelmatig discussie
over waar iets sneller, langzamer of scherper kan, zijn gelukkig heel veel leden in
de Kamer het ermee eens dat we dit beleid moeten voortzetten.
Dan heb ik nog één vraag van de heer Eerdmans. Die beantwoord ik nu gelijk, omdat
hij volgens mij aangaf weg te moeten. De vraag is of er een taboe rust op heropening
van het Groningenveld. De gaswinning uit het Groningenveld is definitief beëindigd.
Dat is ook vastgelegd in de wet. Dat hebben we gedaan vanuit veiligheidsoogpunt. Die
wet is met een ruime, ruimte meerderheid door beide Kamers aangenomen. Ik zeg dat
nu, maar dat is gebeurd door heel hard en onverwoestbaar doorwerken van de heer Vijlbrief,
de voormalig Staatssecretaris. Dit kabinet blijft bij het standpunt dat er geen gas
meer gewonnen gaat worden uit het Groningenveld. Dat is kort en goed het antwoord
op de vraag van de heer Eerdmans.
De heer Flach is nu weg, maar ik ga zijn vraag over vloeibare biomassa en het probleem
met de hogere accijnzen toch beantwoorden. Ik wil voorkomen dat hij de volgende keer
zegt dat ik die vraag weer niet beantwoord heb. Hij heeft gelijk dat door een stijging
van de accijnstarieven per januari 2024 de inkoopkosten voor projecten die gebruikmaken
van vloeibare biomassa gestegen zijn. De bestaande projecten hebben nog een beschikking
met een lager basisbedrag, want daarbij is uitgegaan van een lagere accijns. Dat heeft
ook als gevolg gehad dat bestaande projecten stil zijn gevallen. Ik ben hierover in
gesprek met de Staatssecretaris Fiscaliteit. Ik verwacht de Kamer in februari te kunnen
informeren over wat daaruit is gekomen.
De voorzitter:
Ik dacht dat u nog een verhelderende vraag had van mevrouw Kröger? Nee, mevrouw Kröger?
Oké.
Minister Hermans:
Dan heb ik nog een vraag van de heer Erkens over het laten neerdalen van de investeringen
in ons stroomnet bij de lokale maakindustrie. Nederlandse en Europese partijen kunnen
via aanbestedingen meedingen naar contracten. Een groot deel van de kabels van TenneT
wordt in Europa geproduceerd. Circa een derde van de uitgaven van TenneT gaat naar
Nederlandse partijen en twee derde leidt tot omzet bij buitenlandse bedrijven. Dat
zijn vrijwel allemaal Europese bedrijven. Binnen de gecontracteerde consortia kunnen
productielocaties vanwege specialistische kennis of capaciteit wel weer buiten Europa
liggen. Op grond van de Aanbestedingswet kan TenneT nog eisen stellen, bijvoorbeeld
dat niet meer dan 50% van het product uit een derde land mag komen. Op het gebied
van veiligheid kunnen er natuurlijk ook eisen gesteld worden. Daar refereerde de heer
Erkens ook aan. Een derde komt op dit moment dus bij de industrie in Nederland terechtkomt,
en twee derde leidt tot omzet bij bedrijven; grotendeels zijn die Europees.
De heer Bontenbal vroeg of we statistische overdracht gaan doen als we de doelen voor
hernieuwbare energie in 2030 niet gaan halen. Hij zei: dat zouden we toch eigenlijk
niet moeten willen? Ik ben het met de heer Bontenbal eens dat we dat niet moeten willen.
Gelukkig hoeven we die keuze op dit moment niet te maken. Dat komt echt pas kort voor
2030 aan de orde. We werken keihard aan maatregelen en het uitvoeren van beleid om
het doel te halen. Er komen aanvullende acties als dat doel niet wordt gehaald of
buiten bereik komt te liggen.
Volgens mij heb ik nu alles beantwoord.
De voorzitter:
Dan mag de microfoon uit en heeft mevrouw Kröger nog een vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik mis het antwoord op twee vragen. Ik had een vraag gesteld over grootschalige zonnedaken
op bestaande bedrijfspanden normeren. De andere vraag ging over de niet-uitgekeerde
SCE-subsidies omdat er overduidelijk een mismatch is tussen wat de coöperaties aan
financiering nodig hebben en de vraag of de systematiek wel bewaard blijft voor later
om alsnog uit te kunnen keren aan energiecoöperaties.
Minister Hermans:
Ik dacht dat ik de vraag over normeren had gezien. Ja, die heb ik hier ook liggen.
Er zat ook een vraag over lokaal eigendom bij, vandaar dat ik waarschijnlijk dacht
dat ik dit blaadje al behandeld had. Het volgende over de normering. In de richting
van mevrouw Rooderkerk zei ik volgens mij al dat het de inzet is om dat te realiseren,
ook voor zon-PV. Dat moet ook zo dicht mogelijk bij de vraag liggen. Zon op daken
blijft daarbij een gewenste ontwikkeling. De Minister van VRO werkt de nieuwe verplichtingen
die volgen uit de EPBD, die ook zien op de zonne-energie in de gebouwde omgeving,
op dit moment uit. Die zullen daar dus meer richting en invulling aan geven. Mevrouw
Kröger gaat mij waarschijnlijk vragen wanneer de Minister van VRO met die uitwerking
komt. Dat check ik, dus ik hoop dat ik dat zo nog even kan zeggen. Hoe kunnen we SCE
nog meer stimuleren? Op die vraag zou ik in een brief graag willen terugkomen, als
mevrouw Kröger dat goedvindt. Dat kan op korte termijn.
De voorzitter:
Dan dank ik de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik kijk even naar de
Kamerleden aan mijn linkerzijde voor de tweede termijn, en voor de aanvraag van een
tweeminutendebat. Mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Precies! Dat zou ik willen doen, een tweeminutendebat aanvragen. Dan spreken we er
vast over verder.
De voorzitter:
Dan zal ik nog even kort recapituleren wat we hebben afgesproken.
– In het vierde kwartaal van 2025 informeert de Minister de Kamer met een routekaart
voor wind op zee voor 2040.
– De bijgestelde routekaart voor de elektrificatie van de industrie wordt in het tweede
kwartaal naar de Kamer gestuurd en de Kamer wordt geïnformeerd over hoe deze actueel
wordt gehouden. Dat is een toezegging aan mevrouw Postma.
– In februari gaat de Minister in de volgende brief over de SDE++ expliciet in op hoe
systeemkosten kunnen worden meegenomen in de SDE++-regeling. Dat is een toezegging
aan de heer Grinwis.
Minister Hermans:
Ja, ik maak duidelijk hoe, maar dat betekent niet dat ik dat het daarmee ook daadwerkelijk
direct ga doen. Het is bedoeld als optie voor hoe je dat kan vormgeven. Ik vind dat
wel belangrijk om te zeggen, zodat we niet straks de toezegging op een andere manier
lezen.
De voorzitter:
Aldus genoteerd.
– Rond de zomer stuurt de Minister een brief over het versterken van lokaal eigendom
rond de OER.
Is dit volledig?
Minister Hermans:
Ik stuur een visie op de energiegemeenschappen en daarin ga ik ook in op het versterken
van lokaal eigendom en in het bijzonder op de vraag wat we extra kunnen doen in het
kader van OER.
De voorzitter:
Aldus besproken.
– De Minister informeert de Kamer over de succesvoorwaarden voor coöperatief eigendom
voor wind op zee naar aanleiding van dergelijke tendensen in België en Denemarken.
Dat is een toezegging aan mevrouw Kröger.
Op welke termijn kunnen wij dit verwachten?
Minister Hermans:
In de volgende tenderbrief? Die komt vlak voor de zomer. De tender in België loopt
nog. Die in Denemarken is niet helemaal gelukt.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, over de timing van de brief. Als wij die brief vlak voor de zomer krijgen, zijn
wij dan te laat voor de tenders die nog uitgezet gaan worden?
Minister Hermans:
Onze eigen tenders, bedoelt u? De marktconsultatie loopt nu, maar de tenders gaan
natuurlijk al in het voorjaar ... O, die gaan in het najaar. Dan gaat het goed, jajaja.
De voorzitter:
Aldus genoteerd. Dus de termijn is dan voor de zomer. Dan hebben we nog de volgende
toezeggingen.
– De Minister gaat in op mogelijkheden voor agri-PV in een brief over openstelling van
de SDE++ voor 2025.
– In het voorjaar stuurt de Minister het cluster 6-actieplan 2.0 naar de Kamer.
– Op zeer korte termijn wordt de Kamer geïnformeerd over de SCE.
Minister Hermans:
Nee, op zeer korte termijn over die biomassa, die accijnsverhoging en het effect op
biomassaprojecten, vloeibare biomassa. Dat was naar aanleiding van de vraag van de
heer Flach. Die brief over de SCE heb ik toegezegd en die komt er ook snel aan. Eind
februari? Ja, heel snel.
De voorzitter:
Aldus genoteerd. Dan zie ik dat er verder geen opmerkingen meer zijn. Missen wij nog
een toezegging?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik begreep dat de Minister zei dat zij niks over de tijdlijn kan zeggen, maar volgens
mij zegt iedereen: snel duidelijkheid over de normen voor wind op land. Maar daar
kan de Minister voor de rest niks over zeggen qua tijd?
Minister Hermans:
Dat durf ik niet te doen, nee.
De voorzitter:
Dat is dan helder. Dan zou ik zeggen: dank aan alle aanwezigen en de Minister voor
dit debat, en in het bijzonder ook de kijkers thuis en de mensen op de tribune. Dan
sluit ik bij dezen de vergadering.
Sluiting 14.20 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.