Brief regering : Nationaal Programma Vitale Regio’s (NPVR)
29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
32 851
Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 161
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2025
Op 5 februari 2025 voerde ik met uw Kamer een debat over regio’s en grensoverstijgende
samenwerking (GROS) (Kamerstuk 29 697, nr. 160). In dit debat heb ik toegezegd u deze procesbrief over het Nationaal Programma Vitale
Regio’s (NPVR) te sturen voorafgaand aan het tweeminutendebat. De aanleiding hiervoor
was de behoefte om meer inzicht te krijgen in het proces om tot de in de brief van
20 december genoemde uitvoeringsagenda’s te komen. In deze brief kom ik terug op de
gedane toezeggingen en vragen die in het debat aan de orde zijn gekomen.
Ik kijk terug op een waardevol debat over het belang van de regio’s en de aanpak in
het kader van het NPVR en ben blij dat wij gezamenlijk veel waarde hechten aan de
kracht van de regio en werken aan een sterke samenwerking tussen Rijk en regio. Ik
ben erkentelijk voor uw steun aan het Nationaal Programma Vitale Regio’s en de doorontwikkeling
van de beleids- en investeringslogica. Dit is belangrijk om snel werk te maken van
verbeteringen in de kwaliteit van wonen, werken en leven voor onze inwoners in alle
regio’s.
Plannen voor de regio’s, uitvoeringsagenda’s en middelen
Ik heb uw zorg goed gehoord dat er straks ambitieuze plannen liggen, maar dat mogelijk
middelen voor de uitvoering ontbreken. Ook riep u mij op om richting de begrotingsbehandeling
in het najaar hier expliciet aandacht voor te hebben en vroeg u mij waar mogelijk
het proces om te komen tot langjarige agenda’s in de regio’s te versnellen.
Ik gaf u aan hier oog voor te hebben, waarbij voor mij het door de regio gewenste
en realistische tempo het uitgangspunt zal zijn. De ene regio is verder in het proces
dan de andere. We beginnen gelukkig niet vanaf nul. Enkele regio’s hebben zelf een
langjarige visie opgesteld die als startpunt voor het plan van de regio kan dienen.
De ambitie is om rond de zomer de plannen voor de meeste regio’s (het ontwikkelperspectief)
gereed te hebben, zodat de regio’s in staat worden gesteld om uitvoering te geven
aan projecten die staan verwoord in de langjarige agenda.
De realiteit zal ook zijn dat in een aantal regio’s de plannen wellicht later definitief
tot stand komen. Juist omdat recht moet worden gedaan aan het democratische proces
in bijvoorbeeld raden en staten en om jongeren, inwoners en andere partijen een goede
plek in het proces te geven. De verschillende bestuurslagen kennen hun eigen dynamiek
en de vraag is of de tucht van de tijd wel voldoende recht doet aan de processen die
doorlopen moeten worden. De regio bepaalt in overleg met het rijk het tempo.
Op basis van de plannen voor de regio en de opgaven die daaruit af te leiden zijn
stellen we als regio en rijk gezamenlijk een concrete uitvoeringsagenda voor de komende
vier jaar op. Deze uitvoeringsagenda’s verwacht ik voor de meeste regio’s omstreeks
de jaarwisseling.
Regionale inzet in en buiten de elf regio’s
Het lid Chakor vroeg tijdens het debat naar de mogelijkheden voor het «inritsen» van
andere regio’s buiten de 11 waar het NPVR zich op richt. Ik gaf hierop aan dat het
NPVR zich bewust toespitst op deze 11 regio’s, maar dat de doorwerking van lessen
uit deze regio’s tot nut is van alle regio’s. Specifieke lessen uit deze gebieden,
maar ook uit andere gebiedsgerichte aanpakken, worden betrokken bij de doorontwikkeling
van de beleids- en investeringslogica. Dit komt ten goede aan alle regio’s in Nederland.
Onderdeel van die plannen is ook de verdere versterking van de samenwerking tussen
het rijk, de gemeenten en provincies en de relevante overheden in de buurlanden en
naburige deelstaten of gewesten: Vlaanderen, Wallonië, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.
Bestaande samenwerkingsstructuren worden hiermee voortgezet. Op de grensoverstijgende
samenwerking ben ik bijvoorbeeld zelf betrokken bij de Vlaams-Nederlandse top, de
Grenslandconferentie Nederland – Noordrijn-Westfalen en Triloog Nederland – Nedersaksen.
Het kabinet maakt daarnaast werk van samenhang tussen de diverse gebiedsgerichte aanpakken.
Dit geldt onder meer voor het NPVR, de twee sporen van de NOVEX, NPLV en de Regiodeals.
In enkele regio’s lopen al specifieke trajecten, zoals Wind in de Zeilen (met spin-off
effecten voor heel Zeeland) en Nij Begun (Groningen en Noord-Drenthe). In een aantal
regio’s overlapt deze inzet geografisch en inhoudelijk. Er is in het proces ruimte
en aandacht om de nationale (ruimtelijke) opgaven en inzet te verbinden met de regionale
behoefte.
Onlangs zijn de regio’s bekend geworden die in aanmerking komen voor middelen uit
de 6e tranche Regio Deals. Met de Regio Deals die gaan plaatsvinden in de vitale regio’s
zal tezamen met betreffende regio’s worden bekeken hoe deze Regio Deals optimaal kunnen
aansluiten bij het traject van NPVR. Het gaat dan om de Regio’s Zuid-Limburg en Parkstad,
Noordoost-Fryslân, Noord-Groningen/ Eemsdelta, Zeeuws-Vlaanderen-Zeeland. In de overige
Regio’s lopen al Regio Deals in het kader van vierde of de vijfde tranche en ook daar
wordt in overleg met de regio gekeken hoe de trajecten goed aan elkaar verbonden kunnen
worden.
Betrokkenheid bij alle regio’s
Bij dezen wil ik ook graag mijn oproep aan uw Kamer herhalen om niet alleen met mij
in de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het debat te voeren,
maar (juist) ook met mijn ambtgenoten in uw andere commissies om er gezamenlijk voor
te zorgen dat signalen uit de regionale praktijk hun weg vinden naar beleid dat in
Den Haag is bedacht. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid dat beleid werkt
voor inwoners in alle regio’s.
Die verantwoordelijkheid draag ik ook binnen de ministerraad. Op 7 februari heb ik
in de ministerraad een terugkoppeling van ons debat gegeven. En hebben we als ministerraad
gezamenlijk (nogmaals) benadrukt dat het versterken van alle regio’s in Nederland
van groot belang is. Mijn collega’s zijn ook veelvuldig in het land te vinden. Voorbeelden
hiervan zijn het bezoek van de Minister-President aan sociaal ontwikkelingsbedrijf
Dokwurk in Dokkum, van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij de opening
van de sluis in Terneuzen en van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in
Kerkrade voor een ministeriële top met Duitse en Belgische collega’s over de Einstein
Telescoop.
Door alle collega’s is onderschreven om te gaan werken met een rijksvertegenwoordiger
(een DG van één van de departementen) voor de 11 regio’s, zoals ook beschreven in
de brief die in december aan uw Kamer is gestuurd. Het koppelen van bewindspersonen
aan specifieke regio’s past hier dan niet bij. Alle leden van het kabinet hechten
juist aan betrokkenheid bij alle regio’s van Nederland.
Vervolg
In het debat van 5 februari jl. gaf ik aan rond de zomer met een brief te komen over
de voortgang en de stand van zaken rondom het NPVR en de doorontwikkeling van de beleids-
en investeringslogica. In die brief zal ik per regio de stand van zaken opnemen. Als
dat mogelijk is – in antwoord op de oproep van het lid Bikker – vergezeld van een
bandbreedte omtrent de benodigde middelen. De 11 regio’s worden in elk geval via een
decentralisatie uitkering procesmiddelen ter beschikking gesteld, ter hoogte van 350.000
euro per jaar voor de duur van 3 jaar.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties