Brief regering : Niet-overdraagbaarheid additionele handkokkelvergunningen
29 675 Zee- en kustvisserij
29 684 Waddenzeebeleid
Nr. 232 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2025
Tijdens het Commissiedebat voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 januari jl. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1697) heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de additionele handkokkelvergunningen.
Mevrouw Nijhof-Leeuw heeft tijdens dit debat geïnformeerd naar de mogelijkheden om
deze niet-overdraagbare vergunningen alsnog overdraagbaar te maken.
Over de aanleiding en uitgifte van deze persoonsgebonden «additionele» vergunningen
is de Kamer inmiddels meerdere malen geïnformeerd. Laatstelijk heeft de groep van
10 «additionele» handkokkelvissers eind 2023 een soortgelijk verzoek voor overdraagbaarheid
van deze «additionele» handkokkelvergunningen gericht aan de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Tweede Kamer. Dit verzoek is op 7 februari
2024 door mijn voorganger gemotiveerd afgewezen (Kamerstuk 29 675, nr. 229). In reactie op de laatstgenoemde brief heeft deze groep van 10 mijn voorganger verzocht
om een gesprek, teneinde hun verzoek toe te lichten. In een brief van eind maart 2024
aan de heer W.A. Schagen («woordvoerder van groep van 10») is nogmaals uitvoerig uiteen gezet dat een onderscheid tussen «additionele» (niet-overdraagbare)
en «reguliere» (overdraagbare) handkokkelvergunningen legitiem is.
Door het kabinetsbesluit in 2004 tot beëindiging van de mechanische kokkelvisserij
in Waddenzee bestond er juridische noodzaak voor nadeelcompensatie van bedrijven,
die destijds beschikten over een zogenaamde mechanische kokkelvergunning. Deze bedrijven
zijn destijds financieel gecompenseerd voor het verlies van hun vergunningen. Daarnaast
is deze bedrijven – als vergunninghouder – destijds de mogelijkheid geboden van een
sociaal plan ten behoeve van in dienst zijnde werknemers. Met dit sociaal plan is
door het Rijk circa € 7,5 miljoen vergoed.
De overheid heeft zich destijds niet bemoeid met de wijze waarop financiële middelen
van het sociaal plan zijn besteed. De betreffende mechanische kokkelbedrijven hebben
zelf een sociaal plan opgesteld voor werknemers binnen hun bedrijf. Het ging hierbij
onder meer om vergoedingen aan ontslagen werknemers, kosten outplacement/begeleiding
en salariskosten in verband met opzegtermijnen. Dit betreft dus besluiten van de individuele
mechanische kokkelbedrijven over werknemers, die destijds bij hen in dienst waren.
Vanuit het Rijk was er voor de werknemers van de mechanische kokkelbedrijven geen
keuzemogelijkheid voor financiële compensatie of een «additionele» handkokkelvergunning.
De nadeelcompensatie betrof immers de vergunningen, die aan de mechanische kokkelbedrijven
waren verleend. De compensatie/uitkoop was daarom uitsluitend voor deze bedrijven
en dus niet voor de werknemers in dienst bij deze bedrijven.
In 2006/2007 is uit coulance aan voormalige bemanningsleden van de mechanische kokkelvaartuigen
ten behoeve van maximaal 10 personen een niet-overdraagbare «additionele» handkokkelvergunning
aangeboden (Kamerstuk 29 684, nr. 54). Deze vergunning was persoonsgebonden, tijdelijk en zonder rechten voor de toekomst.
Op basis van de geldende criteria (Stcrt. 2006, nr. 156/pag.8) voldeden uiteindelijk 21 personen als voormalig bemanningslid. Aan de hand van een
loting door een erkend notaris is een prioritering aangebracht in de lijst van aanvragers.
Aan 10 personen is vervolgens een tijdelijke en niet-overdraagbare «additionele» handkokkelvergunning
verleend, terwijl de overige 11 personen op basis van de voornoemde loting zijn ingedeeld
op een prioritaire ranglijst («wachtlijst») onder nummer 11 tot en met 21 (Kamerstuk 29 684, nr. 59).
De uitgifte van deze vergunningen zou worden gecontinueerd tot en met het kokkelseizoen
2015/2016, derhalve tot en met 31 augustus 2016. Op basis van een evaluatie zou worden
bezien of dit uitgiftebeleid zou worden gecontinueerd en zo ja, onder welke voorwaarden.
Op basis van een evaluatie is in het voorjaar van 2016 besloten dit uitgiftebeleid
voort te zetten, waarbij de geldende voorwaarden gehandhaafd blijven (Kamerstuk 29 684, nr. 137). De «additionele» vergunningen blijven persoonsgebonden, tijdelijk, zonder rechten
voor de toekomst en niet-overdraagbaar.
Er was en is geen juridische noodzaak om personeelsleden – waaronder bemanningsleden –
van de voornoemde mechanische kokkelbedrijven vanuit het Rijk op enigerlei wijze te
compenseren. De huidige groep «additionele» handkokkelvissers zijn allen voormalige
bemanningsleden van de mechanische kokkelbedrijven. Er bestaat geen noodzaak (en het
is evenmin wenselijk) om de uit coulance verleende tijdelijke «additionele» handkokkelvergunning
om te zetten naar een permanente en (al dan niet in de familiesfeer) overdraagbare handkokkelvergunning. Vanaf het moment van uitgifte van deze additionele
vergunning in 2007 tot heden was (en is) bij de gebruikers bekend dat deze vergunning
persoonsgebonden, tijdelijk en niet-overdraagbaar is.
Inmiddels is de «wachtlijst» volledig afgewerkt. Dit betekent dat 11 voormalige bemanningsleden,
die gebruik maakten van een «additionele» handkokkelvergunning in de afgelopen periode
(vrijwillig) hebben afgezien van gebruik van deze tijdelijke en niet-overdraagbare
vergunning. Van de 21 voormalige bemanningsleden zijn er nu nog 10 vissers met een
dergelijke vergunning. Mocht de huidige tijdelijke en niet-overdraagbare vergunning
thans worden omgezet naar een permanente en overdraagbare vergunning (waardoor spontaan een aanzienlijk vermogensrecht ontstaat), dan is het niet onwaarschijnlijk dat (een deel van) de voornoemde 11 personen een
(forse) schadeclaim zullen indienen tegen het Ministerie van LVVN.
Gelet op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel,
is het in beginsel ongepast om tussentijds de spelregels en voorwaarden voor deze
«additionele» handkokkelvisserij te wijzigen. De huidige houders van een «additionele»
handkokkelvergunning zouden dan anders worden behandeld dan degenen die eerder een
«additionele» vergunning hadden of hiervoor in aanmerking kwamen, terwijl zij zich
in een gelijke positie bevinden.
Voorts hebben zowel een aantal «reguliere» handkokkelvissers als de NGO’s aangegeven
fel gekant te zijn tegen een besluit om deze «additionele» vergunningen overdraagbaar
te maken (ook indien dit uitsluitend zal zijn binnen de familie). In een dergelijke
situatie zijn zij voornemens hiertegen zo nodig gerechtelijke stappen te ondernemen.
Resumerend merk ik op dat in de periode vanaf 2006 ruime bekendheid is gegeven aan
het «additionele» handkokkelbeleid en het feit dat deze vergunningen persoonsgebonden,
tijdelijk en niet-overdraagbaar zijn, waardoor deze vergunningen zijn verleend zonder
rechten voor de toekomst. De huidige 10 «additionele« vergunninghouders kunnen de
komende jaren deze vergunning blijven gebruiken. De «additionele» vergunning komt
pas te vervallen op het moment dat deze vissers geen gebruik meer (wensen te) maken
van deze vergunning. Ik zie dan ook geen aanleiding om de huidige «additionele» handkokkelvergunningen
alsnog overdraagbaar te maken.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur