Brief regering : Veerkracht en weerbaarheid in relatie tot buitenlandse inmenging
32 824 Integratiebeleid
Nr. 450
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2025
Ontwikkelingen en gebeurtenissen uit het buitenland kunnen van invloed zijn op de
Nederlandse samenleving, en kunnen leiden tot spanningen in onze samenleving. Dit
kan ook plaatsvinden als gevolg van het diasporabeleid van andere landen. Vrijwel
ieder land voert diasporabeleid. Dit kan zowel positief als negatief worden ervaren
en/of ongewenste uitkomsten hebben. Contact met het land van herkomst hoeft geen probleem
te zijn. Maar als het contact niet (meer) vrijwillig is, neerkomt op dwang vanuit
een andere staat of als activiteiten van andere staten onze rechtsstaat aantasten
dan kan dit leiden tot gevoelens van onveiligheid, spanningen en polarisatie binnen
en tussen groepen in onze samenleving veroorzaken en/of verder versterken.1 Dit is onacceptabel.
Ik sta voor een vrij Nederland waar iedereen zichzelf kan zijn, kan kiezen hoe hij
of zij het leven vormgeeft en in vrijheid met elkaar leeft. Het mag niet zo zijn dat
Nederlandse inwoners met wortels in het buitenland zich onveilig voelen door statelijke
inmenging en zich hierdoor bijvoorbeeld niet openlijk uit durven te spreken. Statelijke
actoren dienen zich te onthouden van bemoeienis met of beïnvloeding van de vrije keuzes
die Nederlandse inwoners maken. Het beschermen van onze vrijheden, de waarden en normen
die ons land kenmerken, en de sociale stabiliteit is een opgave van ons allemaal.
Om ongewenste buitenlandse inmenging (hierna: OBI) tegen te gaan, hanteert het kabinet
sinds 2018 een rijksbrede OBI-aanpak. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) maakt onderdeel uit van deze rijksbrede aanpak en geeft invulling aan het zogenoemde
weerbaarheidsspoor. In deze brief beschrijf ik hoe ik mijn rol binnen de kabinetsbrede
OBI-aanpak invul vanuit mijn opgave om polarisatie en (oplopende) sociale spanningen
tegen te gaan en de sociale stabiliteit van Nederland te bevorderen. In dit kader
zal ik stilstaan bij de bevindingen van twee recente publicaties, waarvan één in opdracht
van SZW.
Onderzoeken in het kader van de rijksbrede OBI-aanpak
Vanuit de rol van SZW om de veerkracht en weerbaarheid van gemeenschappen te vergroten
heeft het ministerie onderzoek laten doen naar de beschermende- en risicofactoren
ten aanzien van verschillende vormen van diasporabeleid. Het onderzoeksbureau Labyrinth
heeft dit onderzoek getiteld «Verbonden en Veerkrachtig, De dynamiek tussen gemeenschappen en hun land van herkomst» uitgevoerd2. Door middel van literatuuronderzoek, expertinterviews en 28 diepte-interviews met
leden van de Turks-, Marokkaans- en Eritrees-Nederlandse gemeenschappen is onderzocht
hoe verschillende vormen van invloed vanuit het land van herkomst kansen kunnen bieden,
maar ook spanningen kunnen veroorzaken.
Onderzoek naar het Turkse diasporabeleid
Daarnaast heeft het Instituut Clingendael via een subsidie van de NCTV en ten behoeve
van de rijsbrede OBI-aanpak het onderzoek «Patriottisme ontmoet pragmatisme- Het Turkse diasporabeleid in Nederland» uitgevoerd. Dit onderzoek bouwt voort op een eerste deel. In dit tweede deel is nader
gekeken naar 1) de ideologische drijfveren van het Turkse beleid en een korte vooruitblik
op de waarschijnlijke contouren van het Turkse diasporabeleid in de nabije toekomst
en 2) de impact van Turks diasporabeleid op de Turks Nederlandse gemeenschappen.
Overkoepelende conclusies en aanbevelingen
De onderzoeken geven inzicht op de impact van diasporabeleid op gemeenschappen in
Nederland, en hoe de vatbaarheid voor de onwenselijke aspecten (zoals statelijke inmenging)
kan worden verkleind. Ik zet hieronder de overkoepelende conclusies en aanbevelingen
uiteen:
1. Een inclusief integratie- en samenlevingsbeleid
Het onderzoek van Clingendael naar Turks diasporabeleid constateert ten aanzien van
de Turks-Nederlandse gemeenschap dat de diversiteit en pragmatische houding van de
Turks-Nederlandse gemeenschap ervoor zorgt dat het Turkse diasporabeleid moeilijker
voet aan de grond krijgt binnen de gemeenschap. Om de invloed die er wel is te verminderen,
geeft Clingendael aan dat de sleutel ligt bij zorgvuldig geformuleerd antidiscriminatie-
en integratiebeleid. Uit hun onderzoek blijkt namelijk dat er een sterk verband is
tussen de tevredenheid van de Turkse Nederlanders met het door de Nederlandse overheid
gevoerde integratie- en antidiscriminatiebeleid en hun ontvankelijkheid voor Turks
diasporabeleid. Ook het onderzoek van Labyrinth formuleert inclusie en anti-discriminatie
als belangrijke beschermende factoren om de veerkracht en weerbaarheid ten aanzien
van diasporabeleid te vergroten.
2. Contact en dialoog met gemeenschappen
Uit het Labyrinth-onderzoek blijkt dat de mate van betrokkenheid bij de Nederlandse
samenleving effect heeft op de weerbaarheid van individuen en gemeenschappen. Hoe
meer betrokken bij de Nederlandse samenleving, hoe groter de weerbaarheid tegen invloeden
vanuit het land van herkomst dat spanningen kan oproepen. Het Clingendael-onderzoek
onderschrijft dit als een verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid. De focus
zou moeten liggen op een inclusieve benadering en een actieve dialoog met de verschillende
gemeenschappen in de samenleving.
Dit om spanningen te doen verminderen, kennis over de Nederlandse samenleving te vergroten
en het wederzijds begrip te vergroten.
3. Voorkomen en tegengaan ongewenste polarisatie
Om ongewenste polarisatie door statelijke inmenging binnen gemeenschappen te voorkomen
en tegen te gaan is een combinatie van dialoog, inclusie en gerichte ondersteuning
nodig. Dat het belangrijk is dat gemeenschappen zich gewaardeerd en gehoord voelen,
blijkt uit het Clingendael onderzoek. Dit kan verwezenlijkt worden door onder andere
in te zetten op gelijke kansen, ondersteuning van jongeren bij hun identiteitsvorming
en dialoog met diaspora-organisaties. Ook is het volgens het onderzoek van Labyrinth
belangrijk dat ongewenste polarisatie voorkomen en tegengegaan wordt. Polarisatie
alsook discriminatie ondermijnen namelijk de veerkracht en weerbaarheid van gemeenschappen.
Uit dit rapport van Labyrinth blijkt dat hierin een effectieve beleidsaanpak nodig
is. Door ongewenste polarisatie en maatschappelijke spanningen tijdig te signaleren,
te agenderen en medeoverheden en gemeenschappen te faciliteren met bijvoorbeeld overlegstructuren,
kennisoverdracht, richtlijnen en beleidsadvies. Het beleidsadvies zou zich ook moeten
richten op inclusie. Het zou groepen moeten insluiten en hen duidelijk moeten maken
dat zij onderdeel zijn van de Nederlandse samenleving. Daarbij is het belangrijk dat
wordt ingezet op het vergroten van het vertrouwen in de overheid, in instituties en
het vertrouwen tussen verschillende gemeenschappen/bevolkingsgroepen.
4. Bewustwording van belang
Het onderzoek van Labyrinth beschrijft dat een extreme vorm van diasporabeleid onder
statelijke inmenging kan worden geschaard, omdat het de democratische rechtsorde ondermijnt
en de sociale stabiliteit bedreigt. Het gaat hier om bewuste en doelgerichte acties
vanuit het land van herkomst gericht op de gemeenschappen hier. Ook in de recent gepubliceerde
fenomeenanalyse van de AIVD en NCTV worden een aantal voorbeelden van statelijke inmenging
gericht op gemeenschappen in Nederland genoemd3.
Appreciatie
Allereerst wil ik onderstrepen dat de onderzoeksbevindingen zeer waardevol zijn en
belangrijke inzichten bieden. De onderzoeken maken opnieuw duidelijk dat diasporabeleid
zowel positieve als negatieve aspecten heeft. Diasporabeleid kan spanningen en polarisatie
creëren binnen de samenleving.
Veel van de conclusies komen grotendeels overeen met het beeld dat we al hadden en
wat onze netwerken met ons delen. Bovendien ondersteunen de aanbevelingen het huidige
beleid. Samen met andere ministeries, lokale overheden en professionals zet ik namelijk
al in op het voorkomen van ongewenste polarisatie en maatschappelijke spanningen door
onder andere statelijke inmenging. Deze kerntaken betreffen:
Signalering en preventie:tijdig ontvangen en herkennen van signalen.
De Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) heeft contacten met gemeenten, professionals
en gemeenschappen door heel het land. Zij kunnen daardoor tijdig spanningen en polarisatie
signaleren en delen met o.a. andere ministeries, gemeenten en professionals.
Dialoog en contact:verbinden van groepen.
Ik zet in op het versterken van de dialoog en het bevorderen van contact tussen gemeenschappen
onderling en tussen gemeenschappen en de overheid. Enerzijds om perspectieven en relevante
ontwikkelingen op te halen en anderzijds om bewustwording te vergroten over statelijke
inmenging en het tegengaan van ongewenste polarisatiedynamieken die hieruit kunnen
voortvloeien. Dit draagt bij aan een weerbare samenleving.
Ondersteuning van gemeenten:de lokale aanpak versterken.
Gemeenten komen vaak als eerste in aanraking met spanningen en polarisatie die voortkomen
uit statelijke inmenging. De afgelopen jaren is er al veel gedaan om hen zo goed mogelijk
te ondersteunen en adviseren bij deze taak, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van
kennisproducten en/of het organiseren van kennissessies. Op deze manier wordt inzicht
gegeven in de specifieke uitdagingen die statelijke inmenging met zich meebrengt op
lokaal niveau. Ook de komende tijd blijf ik me inzetten op kennisversterking bij gemeenten,
gemeenschappen en professionals door middel van informatiebladen, handreikingen, kennissessies,
praktische tips en advisering.
Overige appreciaties op de conclusies en bevindingen Clingendael onderzoek
Binding
Uit deel 1 van het Clingendael onderzoek blijkt dat circa 60% van de respondenten
zich primair met Turkije identificeert. Dit vind ik zorgelijk. Binding met Nederland
is essentieel voor een goede integratie. Zoals aangegeven in het Schriftelijk Overleg4 van 6 november jl. constateer ik dat een vergelijkbaar percentage zich óók verbonden
voelt met Nederland. Het Rotterdams Instituut voor Sociaal Beleidsonderzoek (2023)
laat zien dat de tweede generatie Turkse Nederlanders zich vaker zowel met Nederland
als met hun herkomstgroep identificeert. Dit is een positieve ontwikkeling die ik
graag wil onderstrepen. Om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving, is een
gezamenlijke inzet nodig van het Rijk, gemeenten, werkgevers en maatschappelijke organisaties,
maar ook van mensen zelf.
Spanningen rondom verkiezingen
Zoals ook geconcludeerd in deel 1 van het Clingendael onderzoek is het kabinet ervan
bewust dat verkiezingen in het buitenland spanningen in Nederland kunnen veroorzaken.
Daarom wordt hier scherp op toegezien, in nauwe samenwerking met lokale overheden
en maatschappelijke organisaties, zodat mogelijke spanningen vroegtijdig kunnen worden
gesignaleerd en aangepakt. Ik zal in overleg treden met de Minister van Buitenlandse
Zaken om te bezien of, binnen de kaders van het Verdrag van Wenen, de aanpak om stembusgangen
in Nederland bij buitenlandse verkiezingen ordentelijk te laten verlopen volstaat.
Alle vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid dienen vooraf melding te maken
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken indien zij voornemens zijn om naar Nederland
af te reizen voor een campagne-activiteit. Voor vertegenwoordigers van een buitenlandse
overheid van buiten de EU is het niet mogelijk om campagne te voeren in Nederland
vanaf drie maanden voorafgaand aan de verkiezingen in het betreffende land.
Diasporabeleid
In deel 2 van het Clingendael onderzoek wordt gesteld dat Turkije een ideologisch
gedreven diasporabeleid voert. Dit beleid heeft gemengde effecten op de Turks-Nederlandse
gemeenschap. De implementatie wordt bemoeilijkt door de diversiteit en pragmatische
houding van Turkse Nederlanders, die het beleid vooral beoordelen op praktisch nut.
Clingendael verwacht dat de koers van het Turkse diasporabeleid de komende jaren ongewijzigd
zal blijven.
Het kabinet herkent dat de Turkse regering al jaren openlijk een diasporabeleid voert
richting de Turkse diasporagemeenschappen, zowel in Nederland, als in andere landen.
Dat staat Turkije ook vrij, zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat
en het de participatie in de samenleving niet belemmert.
Het kabinet hanteert een rijksbrede en landenneutrale aanpak, waarin nauw wordt samengewerkt
met relevante partners om grip te houden op diasporabeleid en tijdig in te kunnen
grijpen bij ongewenste ontwikkelingen. Indien het kabinet constateert dat diasporabeleid
de grenzen van de rechtstaat overschrijdt, zal het niet aarzelen om de betreffende
autoriteiten daarop aan te spreken. Dit past binnen het rijksbrede beleid tegen statelijke
inmenging.
Statelijke inmenging is onacceptabel en wordt met kracht tegengegaan. Wanneer een
diasporagemeenschap niet langer vrijelijk met het land van herkomst kan omgaan, maar
onder druk wordt gezet, raakt dit de kernwaarden van onze samenleving. Het kabinet
neemt signalen over statelijke inmenging uiterst serieus en blijft zich inzetten voor
de bescherming van de vrijheid en veiligheid van alle Nederlandse ingezetenen.
Extra impuls vanuit SZW door middel van de Actieagenda Integratie en Open en Vrije
Samenleving
De onderzoeken maken ook duidelijk dat verdere uitwerking van het beleid nodig is.
De mate waarin diasporagemeenschappen kunnen omgaan met statelijke inmenging, wordt
onder andere bepaald door hun veerkracht en weerbaarheid. Door middel van de Actieagenda
Integratie en Open en Vrije Samenleving wil ik een extra impuls geven aan die veerkracht
en weerbaarheid. Dit ga ik doen aan de hand van drie lijnen:
1. Werk en taal: ik wil nieuwkomers zo snel mogelijk op een goede manier mee laten doen. Dit doe ik
door onder meer in te zetten op taal en werk voor nieuwkomers, zodat zij snel een
goede start kunnen maken, volwaardig mee kunnen doen en een bijdrage leveren aan Nederland.
2. Sterke samenleving: ik wil Nederland sterker maken tegen interne en externe conflicten en tegen statelijke
inmenging en beïnvloeding. Ik beoog daarvoor de bewustwording bij gemeenschappen te
vergroten over statelijke inmenging. Concreet wil ik dit doen door samen met maatschappelijke
organisaties bewustwordingscampagnes, dialoogsessies en herstelgerichte interventies
te ontwikkelen en uit te voeren.
3. Een goed integratie- en discriminatiebeleid: Voor het voeren van effectief integratiebeleid is een goede, feitelijke basis noodzakelijk.
Mede daarom zal worden verkend op welke wijze het bredere onderzoek naar waardenoriëntaties
over de open en vrije samenleving onder de gehele bevolking het beste vormgegeven
kan worden en hoe deze uitkomsten bij het integratiebeleid betrokken kunnen worden.
Verder komt het kabinet met een aanpak discriminatie en racisme. De aanpak is gericht
op het tegenaan van discriminatie en racisme op de arbeidsmarkt en breed in de samenleving.
De onderzoeken onderschrijven het ook, een goed integratie- en antidiscriminatiebeleid
is essentieel als tegengewicht tegen statelijke inmenging.
Met deze aanvullende actielijnen versterk ik de veerkracht en weerbaarheid van onze
samenleving. Zo draagt mijn ministerie bij aan de rijksbrede OBI-aanpak. Voor deze
aanpak verwijs graag naar de Kamerbrief die namens het kabinet op 17 oktober jl. is
verstuurd. In deze aanpak wordt onder andere ingegaan op de start van een pilot voor
een centraal OBI-meldpunt. Daarnaast wil de regering met het wetsvoorstel Wet transparantie
en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties meer instrumenten en
handelingsperspectief bieden voor het tegengaan van de risico’s op onwenselijke beïnvloeding
via geldstromen. Want beïnvloeding via geldstromen is onwenselijk, wanneer dit leidt
tot wetsovertredingen of ondermijnend gedrag. Dit zet onze rechtsstaat onder druk,
vergroot polarisatie en verdeeldheid, leidt tot aantastingen van onze openbare orde
en legt daarmee een grauwsluier over voor ons belangrijke waarden, zoals gelijkheid,
vrijheid, respect, tolerantie en empathie.
Tot slot
Ik zal mij door middel van de hierboven genoemde inzet de komende periode inzetten
om de verschillende gemeenschappen in Nederland veerkrachtig en weerbaar te maken
tegen ongewenste polarisatie en sociale spanningen als gevolg van ongewenste buitenlandse
inmenging en beïnvloeding. Samen met mijn collega’s in het kabinet vind ik het onacceptabel
dat acties vanuit andere statelijke actoren leiden tot gevoelens van onveiligheid,
ongewenste polarisatie en spanningen in Nederland.
Het kan niet zo zijn dat Nederlandse inwoners zich hier in Nederland onveilig voelen
door ervaren bemoeienis of intimidatie vanuit het land van herkomst. In ons land zijn
we allemaal vrij om onszelf te zijn en onze eigen keuzes te maken over hoe we ons
leven vormgeven, met respect voor de keuzes van een ander. De vrijheden die we in
Nederland hebben opgebouwd, zijn echter geen vanzelfsprekendheid. Op sommige terreinen
zien we dat die vrijheden onder druk staan en daarom moeten we ons blijven inzetten
voor een Nederland waarin iedereen in vrijheid met elkaar kan leven. Het beschermen
van onze vrijheden, van de waarden normen die ons land kenmerken, is een opgave waar
we met elkaar voor staan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid