Brief regering : Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 10 maart 2025
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 780
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2025
Hierbij ontvangt u het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
van 10 maart jl. te Brussel. Tevens wordt een korte update gegeven over de onderhandelingen
over herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
Op de agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 10 maart jl.
in Brussel stonden een beleidsdebat over het Europees Semester en de aanname van diverse
stukken gerelateerd aan het Herfstpakket die voortkomen uit het Europees Semester
op de agenda.
Naast de plenaire Raadsbijeenkomst had ik een aantal bilaterale ontmoetingen met collega-Ministers
uit andere lidstaten. Tijdens deze gesprekken heb ik onder meer de Nederlandse prioriteiten
op het sociaal- en werkgelegenheidsgebied onder de aandacht gebracht, waaronder het
in goede banen leiden van arbeidsmigratie in de EU. Hiermee geef ik mede invulling
aan de motie Bikker1 en de motie Van Kent/Ceder2.
Agendapunt: beleidsdebat Europees Semester
De Raad hield een beleidsdebat over het stimuleren van arbeidsparticipatie van ouderen.
Tijdens het beleidsdebat is gesproken over de uitdagingen die vergrijzing met zich
meebrengt voor de Europese arbeidsmarkten. De focus lag op het stimuleren van langer
werken en het waarborgen van een inclusieve arbeidsmarkt voor ouderen. Alle lidstaten
benoemden het belang van het investeren in scholing en een leven lang leren om zo
de inzetbaarheid van ouderen te vergroten. Ook vroegen veel lidstaten aandacht voor
duurzame inzetbaarheid en kwaliteitsbanen, zodat werkenden in goede gezondheid actief
blijven op de arbeidsmarkt. Sommige lidstaten vroegen aandacht voor het gebruik van
flexibele pensioenregelingen, waarbij ouderen kunnen blijven werken naast hun pensioen.
Ook vroeg een aantal lidstaten aandacht voor sectorale verschillen, aangezien fysieke
en mentale belasting van werk varieert per sector.
Namens Nederland heb ik benadrukt dat het verhogen van de arbeidsparticipatie, met
name die van ouderen, een belangrijk element is om de vergrijzing van de beroepsbevolking
en de tekorten op de arbeidsmarkt te ondervangen. Ik heb toegelicht dat in Nederland
de afgelopen jaren verschillende maatregelen zijn genomen om mensen langer door te
laten werken, passend bij de stijgende levensverwachting. Een voorbeeld hiervan is
de 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting. Daarbij gaat het kabinet
uit van een brede aanpak rond gezond langer doorwerken met als stip op de horizon
dat uiteindelijk iedereen gezond werkend zijn of haar pensioen kan halen. Die aanpak
is in de eerste plaats gericht op duurzame inzetbaarheid, bijvoorbeeld via de subsidie
duurzame inzetbaarheid voor bedrijven (MDIEU). Voor mensen met zwaar werk die nog
niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd, en die op basis van hun inkomen
niet zelf de middelen hebben om eerder te kunnen stoppen met werken, ziet het kabinet
ruimte voor een voortzetting van een gerichte regeling vervroegd uittreden. Sinds
1 januari 2016 is het door de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, aantrekkelijker
geworden voor werkgevers om werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt in dienst
te nemen of te houden. Er is daarmee veel mogelijk voor hen die langer willen doorwerken
en voor werkgevers.
Agendapunt: aanname diverse stukken gerelateerd aan het Herfstpakket van het Europees
Semester
Op de agenda van de Raad stonden diverse stukken geagendeerd die voortkomen uit het
Herfstpakket van het Europees Semester3. De Raad keurde de werkgelegenheids- en sociale aspecten van het voorstel van de
Europese Commissie voor de aanbevelingen van de Raad voor het economisch beleid van
de eurozone in 2025 en 2026 goed. Hierin worden de gezamenlijke (beleids-)uitdagingen
voor het eurogebied geïdentificeerd.
Tevens bekrachtigde de Raad het voorstel voor het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport
2025 en nam de Raad de Raadsconclusies over het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport
2025 aan. Het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport schetst de belangrijkste ontwikkelingen
en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid in de lidstaten. De Raadsconclusies
onderstrepen de hoofdboodschappen van het rapport en benadrukken het belang van opwaartse
sociaaleconomische convergentie.
W.v.t.t.k.: Richtlijnvoorstel Gelijke behandeling buiten arbeid (art. 19 VWEU)
Op verzoek van Frankrijk sprak de Raad over het voornemen van de Commissie om het
Richtlijnvoorstel Gelijke behandeling buiten arbeid ongeacht godsdienst of levensovertuiging,
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid (COM 2008/426) in te trekken. Dit dossier
valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. De Commissie heeft dit voornemen kenbaar gemaakt vanwege het
ontbreken van zicht op een akkoord. Het richtlijnvoorstel stamt uit 2008 en ligt,
ondanks meerdere pogingen om tot een akkoord te komen, vanwege de vereiste unanimiteit
in de Raad vast door een blokkade van enkele lidstaten. Een grote groep lidstaten
(België, Estland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Malta, Nederland, Litouwen, Luxemburg,
Slovenië, Spanje en Zweden) heeft aangegeven grote waarde te hechten aan de bescherming
van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Deze lidstaten
hebben de Commissie opgeroepen om de intrekking te heroverwegen of om een alternatieve
aanpak te schetsen om de doelstellingen van de Richtlijn te kunnen verwezenlijken.
Update: Herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
Zoals vermeld in de Geannoteerde Agenda van deze Raad, was het Poolse voorzitterschap
voornemens de herziening van Verordening 883/2004 te bespreken tijdens een Coreper-overleg.
Deze bespreking heeft plaatsgevonden op 19 maart jl. Het overleg, dat oriënterend
van aard was, bood lidstaten de gelegenheid richting te geven aan het verdere proces4.
Voorafgaand aan het overleg werd een brief gedeeld van twaalf lidstaten: Bulgarije,
Kroatië, Tsjechië, Estland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Portugal, Roemenië, Slowakije,
Slovenië en Spanje. In deze brief onderstreepten zij het belang om tot een akkoord
te komen en riepen zij het voorzitterschap op om een nieuw Raadsmandaat te formaliseren
om de onderhandelingen met het Europees Parlement voort te zetten in de triloogfase.
Nederland heeft aangegeven dat het huidige voorstel tekortschiet in het bereiken van
de gewenste modernisering. Sinds de totstandkoming van het herzieningsvoorstel, is
de arbeidsmarkt significant veranderd door factoren zoals flexibilisering, digitalisering
en de toename van grensoverschrijdend werk. Dit leidt tot een toename van het aantal
en de complexiteit van grensoverschrijdende sociale zekerheidsvraagstukken. In dit
kader heeft Nederland verwezen naar haar non-paper met daarin een eerste set aan knelpunten
en oplossingsrichtingen voor een toekomstig voorstel5. Daarnaast heeft Nederland ingebracht niet te kunnen instemmen met de voorgestelde
verruiming van de export van werkloosheidsuitkeringen. Daarbij heeft Nederland ook
het belang benadrukt van effectieve afspraken over de begeleiding naar werk en controle
op de rechtmatigheid van de geëxporteerde uitkering.
Het voorzitterschap beraadt zich nu op vervolgstappen. Het krachtenveld blijft vanuit
Nederlands perspectief zeer uitdagend. Bij verdere ontwikkelingen wordt u nader geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid