Brief regering : Rapportage Woo-bemiddeling van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI)
32 802 Toepassing van de Wet open overheid
Nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2025
Hierbij bied ik u de rapportage «Woo-bemiddeling door het ACOI» van het Adviescollege
Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) aan.
Aanleiding
Op 4 april 2023 heeft uw Kamer de gewijzigde motie Bushoff c.s. (Kamerstuk 32 802, nr. 65) aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat redelijkerwijs
zoveel mogelijk van de adviezen van het ACOI naar aanleiding van bemiddelingszaken
worden opgevolgd en dat het niet opvolgen aan de Kamer gemeld wordt met een deugdelijke
motivering. In reactie op het indienen van deze motie heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven
dat op het moment dat er door het adviescollege een substantieel aantal adviezen is
uitgebracht in bemiddelingszaken, er over de inhoud van deze adviezen een beeld kan
worden gevormd en de Kamer hierover geïnformeerd zal worden.1 In dit kader heb ik het ACOI verzocht om een rapportage over hun bemiddelingstaak
op te stellen.
Rapportage en vervolg
Uit de rapportage blijkt dat het ACOI tot op heden 33 bemiddelingszaken heeft afgerond.
In 17 van deze zaken is er overeenstemming bereikt, in 8 gevallen is de bemiddeling
afgerond met een praktische interventie, in 6 gevallen is de bemiddeling geëindigd
met een advies aan het bestuursorgaan en 2 bemiddelingsverzoeken zijn ingetrokken.
Hieruit maak ik op dat het overgrote deel van de bemiddelingszaken op een succesvolle
wijze wordt afgerond. Daarnaast geeft het ACOI aan dat er door de bemiddeling meer
ruimte ontstaat voor begrip, samenwerking en het maken van afspraken. Ik vind het
positief om te zien dat beroepsmatige verzoekers de weg naar het ACOI weten te vinden
als de behandeling van een Woo-verzoek spaak loopt en dat dit veelal resulteert in
een betere verstandhouding tussen bestuursorgaan en verzoeker.
Tegelijkertijd geeft het ACOI ook aan dat zij drie uitdagingen zien waar verzoekers
tegenaanlopen bij bestuursorganen (rode draden), namelijk dat (1) termijnen veelal
overschreden worden, (2) verzoekers te weinig op de hoogte worden gehouden over de
voortgang van verzoeken en (3) de inzet van de uitzonderingsgronden. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid
voor de Woo herken ik het beeld dat termijnen veelal overschreden worden en contact
met verzoekers verbeterd kan worden. In de kabinetsreactie op de Woo-invoeringstoets
zijn verschillende maatregelen aangekondigd om deze beide zaken te verbeteren, zoals
het Rijksdashboard Woo-verzoeken2, efficiëntere en responsievere Woo-processen en het versterken van de positie van
de Woo-contactpersoon.3 Ook werken we aan een algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarin nadere regels
worden gesteld die gericht zijn op verbetering van het proces en het gesprek met verzoekers.
De uitkomsten van de Samenwerkwijzer die het ACOI momenteel ontwikkelt, zal ik betrekken bij de ontwikkeling van deze AMvB.
Voor wat betreft de toepassing van de uitzonderingsgronden zijn bestuursorganen zelf
verantwoordelijk voor de toepassing en motivering hiervan. Vanuit mijn positie kan
ik daarom geen oordeel vellen over het gebruik van uitzonderingsgronden in individuele
casussen, omdat ik geen zicht heb op de inhoud van de besluiten en de overwegingen
die daaraan ten grondslag liggen en omdat het uiteindelijk aan de rechter is om te
toetsen of er op een juiste wijze toepassing is gegeven aan de uitzonderingsgronden.
Wel onderschrijf ik met het ACOI volledig het uitgangspunt van de Woo dat overheidsinformatie
«openbaar, tenzij» is en dat de inzet van een uitzonderingsgrond goed en begrijpelijk
gemotiveerd dient te worden.
Tot slot geeft het ACOI in de rapportage aan dat bestuursorganen de adviezen van het
college nog niet altijd (volledig) opvolgen. Hierbij wil ik allereerst benadrukken
dat het aan ieder individueel bestuursorgaan is op welke wijze zij opvolging geven
aan de adviezen naar aanleiding van een bemiddelingszaak. In algemene zin vind ik
het vanuit mijn verantwoordelijkheid wel van belang dat bestuursorganen de adviezen
zoveel als redelijkerwijs mogelijk opvolgen en het niet opvolgen voorzien van een
deugdelijke motivering.
In dat kader heb ik ter uitvoering van de motie Bushoff in de geactualiseerde Woo-instructie4 opgenomen dat uw Kamer geïnformeerd wordt over Woo-besluiten of beslissingen op bezwaar
waarbij het ACOI een advies naar aanleiding van een bemiddelingszaak heeft uitgebracht.
Hierbij gaat het betreffende bestuursorgaan expliciet in op het advies, inclusief
een deugdelijke motivering bij het niet opvolgen van een advies.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Indieners
-
Indiener
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties