Brief regering : Rapport 'Onderzoek zorg voor personeel en bedrijfsvoering Landelijke Cliëntenraad'
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1270
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2025
Met deze brief informeren wij uw Kamer over het rapport «Onderzoek zorg voor persoon
en bedrijfsvoering Landelijke Cliëntenraad». Dit onderzoek is tot stand gekomen n.a.v.
zorgen over het personeel en de bedrijfsvoering van het secretariaat van de Landelijke
Cliëntenraad (hierna LCR) en de verhouding met het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (hierna Ministerie van SZW) en het secretariaat van de Sociaal-Economische
Raad (hierna SER). Bij alle drie de organisaties bestond een gezamenlijke behoefte
om meer inzicht te krijgen in de feitelijke situatie binnen het secretariaat van de
LCR en de oorzaken daarvan. Het onderzoek is in opdracht van het Ministerie van SZW,
en in afstemming met het dagelijks bestuur van de LCR en de algemeen secretaris van
de SER, uitgevoerd door adviesbureau Berenschot.
Een samenvatting van dit rapport is bijgevoegd. Het volledige rapport is vertrouwelijk,
omdat dit informatie bevat die herleidbaar is tot personen en openbaarmaking van het
rapport de privacy van deze personen aantast. Om deze reden is ervoor gekozen om het
volledige rapport vanaf 4 maart 2025 vertrouwelijk ter inzage te leggen aan uw Kamer1.
Landelijke Cliëntenraad
De LCR ontleent zijn bestaansrecht aan artikel 8 van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie
Werk en Inkomen. De LCR is een overlegorgaan van cliëntenbelangenorganisaties en vervult
een rol met betrekking tot de inbreng van cliënten op de beleidsterreinen werk en
inkomen, waaronder het arbeidsmarktbeleid, het re-integratiebeleid en de uitwerking
van cliëntenparticipatie. De LCR biedt een kader voor integrale betrokkenheid van
de representatieve cliëntenorganisaties van pensioen- en uitkeringsgerechtigden en
mensen met een handicap of chronische ziekte bij beleidsontwikkeling.
Samenvatting van het rapport
Op dit moment heeft de LCR bedrijfsmatig een wankele basis. Enerzijds komt dit doordat
de LCR navigeert in een complexe driehoeksverhouding (LCR-SER-SZW) waarbij het niet
zelfstandig kan deelnemen aan het rechtsverkeer en voor financiering afhankelijk is
van het Ministerie van SZW.
Daarbij was de wijze van financiering vanuit het Ministerie van SZW en de taakverdeling
tussen de LCR en SER (als formeel werkgever van de medewerkers van de LCR) niet altijd
duidelijk.
Anderzijds is de LCR een organisatie in ontwikkeling. De LCR is stormachtig gegroeid
terwijl het fundament niet op orde was. Diverse medewerkers (van de LCR) zijn hier
niet ongeschonden uitgekomen. Over de groei waren geen afspraken met het Ministerie
van SZW, de structurele formatie werd deels bekostigd met incidentele financiering
en de verwachtingen bij medewerkers (over de rol en wettelijke taak van de LCR) klopten
niet altijd. Daarbij was ook de bedrijfsvoering niet op orde.
In het rapport wordt opgemerkt dat er sprake is van een verharding in de relatie tussen
de drie betrokken partijen. Deze verharding zorgt ervoor dat problemen niet opgelost
worden maar zich enkel opstapelen.
In het rapport komt Berenschot tot de volgende drie conclusies:
1. De zorg voor het personeel laat op onderdelen te wensen over.
2. De bedrijfsvoering van de LCR is niet op orde.
3. De verantwoordelijkheid voor de zorg voor het personeel en de bedrijfsvoering ligt
primair bij de LCR, maar het Ministerie van SZW en SER hebben ook een rol gespeeld
in het ontstaan van de huidige situatie.
Berenschot concludeert het rapport met drie aanbevelingen:
1. Het is van belang dit rapport te beschouwen als een beginpunt voor verbetering. Daarvoor
is het wel nodig dat partijen gezamenlijk een streep zetten onder het verleden en
de uitkomsten van dit rapport omarmen.
2. Het is van belang om rust te brengen binnen het secretariaat van de LCR en de verhoudingen
te normaliseren. Het ligt voor de hand om de inspanningen die daar momenteel op worden
gepleegd te continueren. Daarnaast is het van belang om op korte termijn de werkafspraken
tussen LCR en SER vast te stellen.
3. Berenschot beveelt aan om tot een gezamenlijke opvatting te komen over de taak en
rol van de LCR. Daarbij is wel van belang om aan te geven dat het uiteindelijk de
wetgever is die over de rol van de LCR gaat. Mede vanuit het oogpunt van de zorg voor
personeel en de bedrijfsvoering is cruciaal dat hier op zo kort mogelijk termijn uitsluitsel
over is. Werk daarbij volgens het principe «structure follows strategy». Dus eerst
tot een gezamenlijke opvatting komen over de rol en taak van de LCR en vervolgens
pas het gesprek voeren over het construct, de financiering en de formatie.
Opvolging van het rapport
Op 14 januari en 5 februari jl. hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de drie organisaties
over de inhoud van het rapport. Deze gesprekken hebben vooral in het teken gestaan
van de toekomst. Alle drie de partijen zijn bereid om hun verantwoordelijkheid te
pakken, het rapport te omarmen en een streep te zetten onder het verleden en te kijken
naar de toekomst. Daarom hebben de drie partijen afgesproken gezamenlijk opvolging
te geven aan de aanbevelingen die in het rapport staan opgenomen.
De inspanningen die zijn ingezet om rust en continuïteit te brengen binnen het secretariaat
van de LCR worden gecontinueerd, de werkafspraken tussen de LCR en SER zijn vastgesteld
en het Ministerie van SZW start op korte termijn een traject om de rol en (wettelijke)
taak van de LCR te bepalen. Hierna wordt gekeken naar een bijpassende governance.
De LCR wordt hierbij actief betrokken.
Uw kamer wordt in het vierde kwartaal van 2025 via een Kamerbrief geïnformeerd over
de uitkomsten van dit traject.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid