Brief regering : Verzamelbrief brandweer, crisisbeheersing en meldkamers
29 517 Veiligheidsregio’s
Nr. 264 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2025
Met deze brief informeren wij uw Kamer over ontwikkelingen rondom het stelsel van
de brandweerzorg, crisisbeheersing meldkamers en alerteren. Duizenden hulpverleners
staan 24/7 klaar om in actie te komen wanneer zich een incident of crisis aandient.
Om dit ook in de toekomst goed te kunnen blijven doen, werken wij samen met alle partners
aan de versterking van bovengenoemde stelsels.
In deze brief informeren wij uw Kamer over de voortgang van de aanpassing van de Wet
veiligheidsregio’s, de schadeafhandeling in relatie tot de wateroverlast in Limburg,
de Wet tegemoetkoming schade, het onderzoek naar de samenwerking tussen waterschappen
en veiligheidsregio’s, de bewustwording rond (brand)veiligheid, de aanpak van PTSS
bij de brandweer, de brandweervrijwilligers en de brandweerkerndata. Daarnaast wordt
uw Kamer in deze brief geïnformeerd over de ontwikkelingen in het meldkamerdomein,
de ontwikkelingen op het alerteren van de burgerbevolking en tot slot de ontwikkeling
rondom missiekritische communicatie betreffende C2000 en haar opvolger.
Wetgevingstraject herziening Wet veiligheidsregio’s
De herziening van de Wet veiligheidsregio’s gebeurt in tranches, zoals de ambtsvoorganger
van de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer eerder heeft geïnformeerd1. Intussen zijn de wijzigingen die voorzien zijn voor de eerste tranche voorgelegd
aan de verschillende (crisis)partners en wordt de input van deze (crisis)partners
momenteel betrokken bij het opstellen van het wetsvoorstel. Daarna kan het wetsvoorstel
worden ingediend voor de internetconsultatie. Dit wordt voorzien voor de zomer van
2025.
Tijdens het commissiedebat Brandweer en crisisbeheersing op 1 februari 2023 heeft
de ambtsvoorganger van de Minister Justitie en Veiligheid toegezegd2 uw Kamer te informeren over het wetgevingstraject voordat de eerste tranche tot wijziging
van de Wet veiligheidsregio’s in consultatie gaat.
Op dit moment zijn de volgende onderwerpen voorzien voor de eerste tranche van de
herziening Wet veiligheidsregio’s in de Wet crisisbeheersing en brandweerzorg:
– aangepaste definitie crisis (in lijn met Veiligheidsstrategie);
– verankering nationale crisisstructuur, inclusief coördinerende rol van de Minister
van Justitie en Veiligheid;
– verankering landelijk beleidsplan en landelijke crisisplannen;
– directe aanwijzingsbevoegdheid Minister JenV;
– versterking democratische legitimiteit voorzitter veiligheidsregio bij langdurige
crises;
– bovenregionale brandweerzorg: landelijk dekkingsplan.
Aangaande dit wetstraject zijn twee moties ingediend. De eerste motie van het lid
Van Nispen3 betreft het vastleggen van de taak van de Reddingsbrigade in de aanpassing van de
Wet veiligheidsregio’s. Achterliggend doel van deze motie is dat de Reddingsbrigade
een belangrijke rol heeft in de crisisbeheersing en de wens deze rol te laten borgen.
De Reddingsbrigade heeft een dergelijke belangrijke rol samen met andere crisispartners.
Het voorstel is geen uitputtende opsomming in de wet te doen omdat deze niet compleet
kan zijn. Om de rol van de Reddingsbrigade en andere cruciale crisispartners wel te
borgen is het voorstel om deze op te nemen en uit te werken in relevante landelijke
crisisplannen. De inhoud van de motie wordt op deze manier ter harte genomen. De tweede
motie van de leden Van Nispen en van der Werf4 gaat over het waarborgen van de democratische legitimiteit van de veiligheidsregio’s.
Beide moties worden uitgevoerd. In het conceptwetsvoorstel wordt voorzien in een extra
verplichting voor de voorzitter van de Veiligheidsregio om onder bepaalde voorwaarden
periodiek verslag uit te brengen aan de raden van desbetreffende gemeenten.
Conform de toepassing van het principe comply or explain worden bij de wijziging van de Wet veiligheidsregio’s gelijktijdig de wijzigingen
in de Veiligheidswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) meegenomen.
Nadat de eerste tranche in consultatie is gebracht, zal verder worden gewerkt aan
het moderniseren van de onderliggende wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het
Besluit veiligheidsregio’s en het instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing.
Ook wordt er in de tussentijd verder gewerkt aan de tweede tranche herziening Wet
veiligheidsregio’s. Daarover vindt op dit moment al een intensieve afstemming plaats
met de verschillende (crisis)partners. Hier zullen naar verwachting onderwerpen zoals
bevolkingszorg, preventie ten aanzien van brandveiligheid, brandweeronderwijs, presterend
vermogen en de taken en governance van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid
(NIPV) onderdeel van zijn.
Afhandeling schade van de wateroverlast Limburg
Het is inmiddels drie en een half jaar geleden dat Limburg en delen van Noord-Brabant
zijn getroffen door extreme regenval en overstromingen. Op twee aanvragen na, zijn
alle aanvragen op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen afgehandeld. Er
is op dit moment in totaal 90 miljoen euro uitgekeerd op grond van de Wet tegemoetkoming
schade bij rampen. Er zijn mensen die nog steeds last hebben van de financiële en
psychische gevolgen van deze wateroverlast. De ambtsvoorganger van de Minister van
Justitie en Veiligheid heeft toegezegd om te kijken of er nog iets kan worden gedaan
voor mensen die in een schrijnende situatie zitten door de wateroverlast in juli 20215. Hiervoor is de beleidsregel «financiële nood als gevolg van de wateroverlast juli 2021» opgesteld.
Op basis van deze beleidsregel kan een financiële verstrekking beschikbaar worden
gesteld aan mensen die door de gevolgen van de wateroverlast in juli 2021 hun dubbele
woonlasten of herstelkosten van de gebruiksfunctie van hun woning niet kunnen betalen
of hiervoor een lening zijn aangegaan6. Deze beleidsregel is op 1 september 2024 in werking getreden en aanvragen kunnen
tot 1 maart van dit jaar worden ingediend.
Wet tegemoetkoming schade
In opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is de Wet tegemoetkoming
schade bij rampen geëvalueerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
(WODC). De uitkomsten van dit onderzoek zijn op 16 december 2024 aan uw Kamer verzonden7.
Mede naar aanleiding van de motie van het lid Mutluer8 die strekt tot het verkennen van een publiek-private samenwerking met als doel een
soepele en efficiënte afhandeling van schades na een overstromingsramp, wordt er een
onderzoek uitgevoerd naar de inrichting van één loketfunctie om de schade-afhandeling
voor gedupeerden zo eenvoudig mogelijk in te richten. Dit onderzoek zal begin 2025
zijn afgerond. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken wordt er met de betrokken
ministeries en de andere partners komend jaar bezien of en zo ja hoe de Wet tegemoetkoming
schade bij rampen moet worden herzien.
Onderzoek naar samenwerking tussen waterschappen en veiligheidsregio’s
Vanuit de aanbevelingen van de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater is in 2024,
in opdracht van mijn ministerie en de Unie van Waterschappen, gestart met een onderzoek
naar «hoe de positie van de waterschappen in de crisisvoorbereiding en crisisbeheersing
verstevigd kan worden, en daarmee de samenwerking tussen de waterschappen en de veiligheidsregio’s
te versterken». Dit onderzoek is in november 2024 afgerond. In bijlage 1 is het volledige rapport
opgenomen. Het rapport concludeert dat de huidige samenwerking tussen de waterschappen
en veiligheidsregio’s voldoende is om de crises van vandaag het hoofd te bieden. Echter
wordt er ook geconstateerd dat de crises van de toekomst een betere samenwerking vereisen.
Hiertoe doet het rapport dan ook een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden
gedaan onder andere aan de waterschappen, veiligheidsregio’s, waterbeheerders en het
Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Opvolging aanbevelingen aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid
Voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid hebben de aanbevelingen betrekking
tot aanpassingen van de Wet veiligheidsregio’s. Eén aanbeveling gaat over het behouden
van de vermelding van de waterschappen in de wet. De ander richt zich op het vergroten
van aandacht voor de versterking van de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en
crisispartners. Deze aanbevelingen worden meegenomen in het lopende traject van de
herziening van de Wet veiligheidsregio’s. Daarnaast wordt het rapport onder de aandacht
gebracht bij de veiligheidsregio’s. De Unie van Waterschappen zal dit doen voor de
waterschappen en eventuele andere voor de Unie van Waterschappen relevante partijen.
Brandveiligheid
Op donderdag 11 april 2024 heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspectie)
het rapport «Minder brand, minder slachtoffers en minder schade?» gepubliceerd9. De inspectie heeft onderzoek gedaan naar het programma Brandveilig leven van de
veiligheidsregio’s en de activiteiten voor het bevorderen van de bewustwording bij
het publiek rond (brand)veiligheid. De inspectie heeft aangegeven dat het belangrijk
is om in gezamenlijkheid te kijken hoe Brandveilig leven kan doorontwikkelen om daarmee
de samenhang tussen landelijk beleid, regionale beleid en de uitvoering te versterken.
Daarom is recent een brief10 gestuurd naar de voorzitter en de portefeuillehouder brandweerzorg van het Veiligheidsberaad
met het verzoek om de aanbevelingen van het inspectierapport gezamenlijk op te pakken.
Zij hebben mij laten weten dat besloten is om een landelijke programmatische aanpak
Brandveilig Leven te starten. De belangrijkste opdracht voor de komende periode is
om invulling te geven aan de aanbevelingen uit het inspectierapport. De Raad van Commandanten
en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) bewaakt hierbij de voortgang en dit zal periodiek
besproken worden in het landelijk platform brandveiligheid waarin alle betrokken partners
-decentraal en centraal- zijn vertegenwoordigd.
PTSS bij de brandweer
Het welzijn van brandweermensen gaat ons aan het hart. Het Veiligheidsberaad heeft
op 13 december 2024 ingestemd met de Regeling erkenning en aanspraken PTSS als beroepsziekte,
onder voorbehoud van een akkoord met de vakbonden en vervolgens vaststelling door
de 25 algemeen besturen veiligheidsregio.
Vanuit goed werkgeverschap zorgen de regio’s met deze regeling voor een eenduidige
aanpak van PTSS die niet alleen voor beroepskrachten maar ook voor vrijwilligers geldt.
De regeling maakt onderdeel uit van een breder pakket aan zowel preventieve maatregelen
als repressieve maatregelen op het vlak van opvang en nazorg. Met deze eenduidige
aanpak wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Mutluer c.s.11 en het verzoek van het lid Mutluer12 tijdens de procedurevergadering van 12 december 2024 om PTSS als beroepsziekte nadrukkelijk
te erkennen en te zorgen dat er gezamenlijk met de veiligheidsregio's een structurele
en eenduidige aanpak van PTSS komt ten behoeve van brandweerlieden, waar tevens het
bieden van recoverytrainingen in is opgenomen.
Op dit moment wordt er in overleg met de collega’s van het Ministerie van Defensie
en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewerkt aan de kabinetsreactie
op de initiatiefnota van het lid Boswijk c.s.13 over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen. De motie van het lid Mutluer
c.s.14 over het onderschrijven van een nationaal PTSS instituut wordt hierin meegenomen.
Naar verwachting wordt de kabinetsreactie voor de zomer 2025 naar uw Kamer gestuurd.
Behoud brandweervrijwilligheid
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld15, is het noodzakelijk dat het contrast tussen vrijwillige-en beroeps brandweermensen
verscherpt wordt om de vrijwilligheid bij de brandweer te kunnen behouden. Een oplossing
is erin gevonden dat veiligheidsregio’s niet meer werken met gekazerneerde en geconsigneerde
vrijwilligers. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de afgelopen jaren
samen met de veiligheidsregio’s gewerkt aan een implementatieplan om dat te realiseren16.
In diezelfde brief is aangegeven dat bij de uitwerking van het implementatieplan nog
openstaande juridische belemmeringen aan het licht zijn gekomen om de huidige gekazerneerde
en geconsigneerde vrijwilligers een (parttime) beroepscontract aan te bieden. Afgelopen
tijd is er door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de veiligheidsregio’s en
de vakbonden intensief gewerkt aan het oplossen van deze juridische problemen, waarbij
op onderdelen ook het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is betrokken.
De gesprekken hierover tussen de werkgevers, de vakbonden en het Ministerie van Justitie
en Veiligheid lopen nog. Tussen de sociale partners is het nog niet gelukt tot een
akkoord te komen.
Ontwikkelingen alerteren
Het waarschuwen van de bevolking bij een dreigende ramp of crisis is van cruciaal
belang. Hierbij is van belang dat niet alleen alarmering plaatsvindt, maar dat ook
voor de desbetreffende gebeurtenis toegesneden informatie wordt gedeeld. Zo kan direct
een passend handelingsperspectief worden geboden. NL-Alert is hiervoor het primaire
middel. Daarnaast is ook nog het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) operationeel,
maar de redenen van mijn voorganger om het systeem uit te faseren, met ruimte voor
maatwerk bij bepaalde hoog risico locaties, zijn in de basis nog hetzelfde. Dit systeem
is sterk verouderd en heeft het einde van zijn levensduur bereikt. NL-Alert kan voor
meer typen rampen en crisis worden ingezet dan het WAS omdat het de mogelijkheid heeft
om informatie met handelingsperspectief mee te sturen. Ook kan een NL-Alert naast
regionale inzet ook landelijk verstuurd worden en het heeft een groter bereik. Tot
slot heeft NL-Alert de mogelijkheid om de techniek verder te ontwikkelen, iets wat
bij het huidige WAS niet mogelijk is 17
Onderzoek Alertering bij scenario militaire dreiging
Gelet op de veranderende geopolitieke omstandigheden en in reactie op de motie Eerdmans18 is onderzoek gedaan naar alerteren van de burgerbevolking bij militaire dreiging.
Het onderzoek bevestigt dat NL-Alert volstaat als alerteringsmiddel in vredestijd,
maar ook kwetsbaar is in een extreem (hybride) militair scenario. De aanbeveling vanuit
het onderzoek is om in dat geval over een aanvullend middel te beschikken, waarbij
gedacht kan worden aan een sirenenetwerk19 en/of de inzet van regionale calamiteitenzenders via de FM-frequentie. Zie voor het
onderzoeksrapport bijlage 2.
Onderzoek Hoog risico locaties
Er is in navolging van het besluit tot uitfasering van het WAS-onderzoek uitgevoerd
naar de mogelijkheden van het verlenen van maatwerk bij hoog risico locaties. Dit
onderzoek heeft een aantal hoog risico locaties geïdentificeerd en ook de visie van
de Veiligheidsregio’s opgehaald ten aanzien van het verlenen van lokaal maatwerk.
Hieruit is naar voren gekomen dat met name bij locaties waar met gevaarlijke stoffen
of nucleair materiaal gewerkt wordt snelle(re) alarmering nodig is. Dit geldt ook
voor locaties die zich in de nabijheid van bewoond gebied bevinden, bijvoorbeeld chemische
clusters. Voor nu voorziet het WAS samen met NL-Alert in deze snelle alarmering, mits
effectief op elkaar afgestemd en met een eenduidig handelingsperspectief. Zie voor
het onderzoeksrapport bijlage 3.
Hoe verder?
De onderzoeken geven antwoord op een aantal vragen, maar de aanbevelingen maken ook
duidelijk dat nog het een en ander moet worden uitgezocht. Deze openstaande punten
worden de komende maanden verder uitgediept. Samen met het Ministerie van Defensie
en de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)
wordt in kaart gebracht wat nodig is voor de civiel-militaire waarschuwingsketen en
het proces vanaf de detectie van een raketdreiging tot aan het waarschuwen van burgers20. Daarnaast wordt gekeken naar de ketenafhankelijkheden en kwetsbaarheden bij onder
andere de uitval van stroom en telecom. Op basis van deze uitkomsten moet dan bepaald
worden welke stappen moeten en kunnen worden gezet. Dit inzicht wordt voor de zomer
van 2025 verwacht. Omdat dit proces tijd kost wordt de huidige wijze van onderhoud
van het WAS tijdelijk gecontinueerd voor de duur van twee jaar21, zoals ook benoemd in de brief over «weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen»
van 6 december 202422. Rond de zomer van dit jaar zal dan ook een besluit moeten worden genomen over de
uitfasering en ontmanteling van de WAS-palen na 1 januari 2028 dan wel het eventuele
gebruik van de infrastructuur van het WAS voor een toekomstig sirenenetwerk. Een feit
blijft immers dat het huidige WAS end-of-life is en ook in het geval van een militaire
dreiging niet is ingericht als middel dat effectief kan worden ingezet bij het waarschuwen
en informeren van de bevolking. Vaststaat dat er geen budgettaire ruimte is voor behoud
van de huidige vorm en doorontwikkeling van het alerteringsstelsel.
Doorontwikkeling NL-Alert
Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een verbeterde functionaliteit en robuustheid van
NL-Alert en de verschillende distributiekanalen die NL-Alert kent. Zo is in september
2024 de functionaliteit geofencing toegevoegd aan de infrastructuur van NL-Alert. Geofencing zorgt ervoor dat NL-Alerts doelmatiger en geografisch nauwkeuriger worden ontvangen,
zodat alleen mobiele telefoons die zich binnen het door de meldkamer aangegeven uitzendgebied
bevinden, een NL-Alert ontvangen. Deze toevoeging aan NL-Alert voorkomt dat mensen
buiten het uitzendgebied onnodig worden gewaarschuwd en geïnformeerd.
Voorheen was dit soms wel het geval en konden NL-Alerts (ruim) buiten het uitzendgebied
worden ontvangen. Het streven is dat deze functionaliteit de komende tijd wordt doorontwikkeld
om adequate communicatie naar burgers te optimaliseren naar een nog kleiner uitzendgebied.
Ontwikkelingen meldkamerdomein
Agenda van de toekomst meldkamerdomein
De ambulancezorg, de Koninklijke Marechaussee, de politie en de veiligheidsregio’s/brandweer
vervullen zowel individueel en gezamenlijk als in nauwe samenwerking met andere (regionale)
partijen een essentiële maatschappelijke functie in het meldkamerdomein om burgers
in nood zo snel mogelijk te helpen.
In juni 2025 vindt naar verwachting de laatste samenvoeging naar een gezamenlijke,
landelijke meldkamer plaats en wordt de vorming van een netwerk van tien robuuste
landelijke meldkamers voltooid. In opdracht van het Bestuurlijk Meldkamer Beraad is
een verkenning naar de toekomst van het meldkamerdomein uitgevoerd. Deze verkenning
heeft herbevestigd dat de partijen elkaar vinden in hun maatschappelijke opgave.
Voor komende periode zijn de twee belangrijkste vraagstukken voor het meldkamerdomein
1) de toekomstbestendigheid en robuustheid van de opschaling bij crises en rampen
en 2) informatiedeling in het meldkamerdomein.
De toekomstbestendigheid en robuustheid van de opschaling bij crises en rampen vergt
een scherpere vastlegging van de verantwoordelijkheidsdeling. Hierbij ligt het voor
de hand dat de veiligheidsregio’s primair verantwoordelijk zijn voor het coördineren
van de opschaling op de meldkamer ten behoeve van de crisisbeheersing. Daarnaast zal
het belang van informatiedeling voor de uitvoering van de meldkamerfunctie en voor
een goede meldkamersamenwerking alleen maar toenemen. Hiervoor wordt er ook gekeken
naar de kansen (en risico’s) die nieuwe technologieën bieden.
Opvolger Gemeenschappelijk Meldkamersysteem
Samenwerking op de meldkamer wordt onder meer gefaciliteerd door het gezamenlijke
meldkamersysteem, wat nu nog het Gemeenschappelijk Meldkamersysteem (GMS) is. Dit
systeem is end-of-life en moet worden vervangen. Eerder heeft de ambtsvoorganger van
de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd over het advies van Adviescollege
ICT-toetsing over de opvolger, het project Nationaal Meldkamer Systeem (NMS)23. De kern van het advies is dat de hulpdiensten op de meldkamer niet gediend zijn
met de aanbesteding van één gezamenlijk standaard systeem.
In de Kamerbrief van 29 september 202324 heeft de ambtsvoorganger van de Minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat
de conclusies en aanbevelingen vragen om een herbezinning op de uitgangspunten van
de meldkamerpartijen om te kiezen voor één meldkamersysteem en te onderzoeken hoe
er gekomen kan worden tot een nieuw meldkamersysteem. Hierbij wordt uw Kamer geïnformeerd
over de gekozen richting voor het nieuwe meldkamersysteem.
De meldkamerpartijen hebben afgelopen jaar in gezamenlijkheid onderzocht op welke
wijze een andere opzet van het nieuwe meldkamersysteem vorm moet worden gegeven. Gedurende
het onderzoek is de term Nationaal Meldkamer Systeem (NMS) vervangen door Adaptief
Basis Systeem (ABS), omdat dit meer passend is voor de nieuwe, meer flexibele inrichting
van het te verwerven product. Voorop blijft staan dat het uitvoeren van de meldkamerfunctie
en de informatie-uitwisseling tussen de hulpdiensten ten behoeve van de operatie op
straat, zo effectief en efficiënt mogelijk wordt ingericht. Het nieuwe systeem zal
bestaan uit verschillende lagen, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen generieke
functionaliteiten van het basissysteem die door alle disciplines worden gebruikt en
specifieke functionaliteiten voor één discipline.
Deze specifieke functionaliteiten worden als bouwblokken gekoppeld aan het ABS, waardoor
deze specifieke functionaliteiten ook eenvoudiger aan te passen zijn, zonder dat dit
gevolgen heeft voor de andere disciplines. Met deze gelaagdheid en flexibiliteit voor
de disciplines wordt tegemoetgekomen aan de aanbevelingen die door het Adviescollege
ICT-toetsing zijn gedaan, zonder het gezamenlijk belang uit het oog te verliezen.
Om te komen tot de verwerving van het ABS is aan de politie gevraagd, om via de Landelijke
Meldkamer Samenwerking (LMS), een projectorganisatie in te richten voor alle hulpdiensten
op de meldkamer.
De ambulancesector, verenigd onder de Ambulancezorg Nederland (AZN), is naast het
gezamenlijke onderzoek, een onderzoek gestart naar een eigenstandig ambulance meldkamersysteem.
AZN blijft betrokken bij het project voor een ABS, omdat het gebruik van het ABS voor
de ambulancesector een reëel scenario is, in het geval een ambulance meldkamersysteem
niet mogelijk wordt geacht. In het geval dat er een ambulance meldkamersysteem wordt
aangeschaft, zal er altijd een koppeling tussen het ambulance meldkamersysteem en
het ABS gemaakt worden om informatie tussen de hulpdiensten uit te kunnen blijven
wisselen.
Pilots meldkamerfunctie ambulance voor zorgcoördinatie
In het kader van zorgcoördinatie is er in het commissiedebat Brandweer en Crisisbeheersing
op 4 juni 2024 gesproken over de ruimte die door de ambtsvoorganger van de Minister
van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is
gegeven voor het verkennen van de mogelijkheden om de meldkamerfunctie ambulancezorg
geheel of gedeeltelijk buiten de (gezamenlijke) meldkamer uit te voeren.
Conform de motie van het lid Michon-Derkzen25 wordt uw Kamer gedurende de pilotperiode geïnformeerd over de voortgang.
Inmiddels zijn er twee pilotaanvragen, waarbij de aanname en uitgifte van 112 meldingen
voor de ambulance buiten de gezamenlijke meldkamer worden afgehandeld, door het Bestuurlijk
Meldkamer Beraad goedgekeurd.
De pilots starten beide in 2025 en afstemming over deze pilots vindt momenteel plaats
in lijn met de multidisciplinair vastgestelde kaders en randvoorwaarden. Tijdens de
uitvoering van deze pilots vindt voortdurend afstemming plaats tussen de regionale
meldkamerpartijen. Ook zijn er voor de monitoring en evaluatie van pilots landelijke
Kritieke Prestatie Indicatoren opgesteld en er is hiervoor een begeleidingscommissie
ingericht.
Informatiebeveiliging
Op 24 februari 2024 is de ministeriële regeling «strategisch kader informatiebeveiliging
meldkamervoorzieningen» gepubliceerd26. Met deze regeling is de organisatie en rolverdeling van informatiebeveiliging in
het meldkamerdomein uiteengezet. De partijen in het meldkamerdomein werken sindsdien
aan het uniformeren van het beveiligingsbeleid. Vanwege de toenemende dreiging van
statelijke actoren wordt gewerkt aan de realisatie van een hoger beveiligingsniveau.
De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) is hier de basis voor en de uitwerking
wordt in 2025 verwacht.
Missiekritische communicatie
Hulpverleners moeten kunnen vertrouwen op een adequaat functionerende communicatievoorziening,
zowel in de dagelijkse praktijk als in crisissituaties. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid is verantwoordelijk voor het continu verbeteren en versterken van de
stelsels van politie, brandweer, crisisbeheersing en meldkamers. Vanuit deze stelselverantwoordelijkheid
is het de taak van het ministerie om te zorgen voor de juiste randvoorwaarden voor
de werking binnen en tussen deze stelsels en dus ook om te zorgen voor een robuuste
multidisciplinaire, missiekritische communicatievoorziening. Op dit moment is C2000
die voorziening. Het is al langere tijd bekend dat C2000 nog niet vervangen kan worden.
Niet alleen omdat een passend alternatief niet direct voorhanden is, maar ook omdat
het Adviescollege ICT-toetsing (AC-ICT) de ambtsvoorganger van de Minister van Justitie
en Veiligheid in het najaar van 2023 heeft geadviseerd om eerst een stevig fundament
te leggen onder de vernieuwing van missiekritische communicatie, alvorens over te
gaan tot de ontwikkeling en aanschaf van een nieuwe voorziening27. Het AC-ICT heeft toen ook geadviseerd er vanuit te gaan dat C2000 nog tot zeker
na 2030 gebruikt moet kunnen worden.
De gebeurtenissen tijdens de jaarwisseling 2024–2025, waarin de werking van radiobediensysteem
eOCS ernstig verstoord raakte, hebben eens temeer duidelijk gemaakt dat C2000 alle
aandacht moet krijgen die het verdient, met alle investeringen die daarvoor nodig
zijn, om ervoor te zorgen dat het systeem voor de hulpverleners zo optimaal als mogelijk
functioneert28.
De gebeurtenissen maken eveneens duidelijk dat ook een goede werking en gebruik van
de beschikbare terugvaloptie cruciaal zijn voor het werk en de veiligheid van hulpverleners
en dat men altijd voorbereid moet zijn op het gebruik ervan. Hieronder wordt ingegaan
op de eis van de Nederlandse arbeidsinspectie, de optimalisatie van C2000, het borgen
van C2000 tot en met de opvolger en de vernieuwing missiekritische communicatie.
Optimalisatie van C2000
Op 13 maart 2023 hebben de politievakbonden in een gezamenlijke brief aan het Ministerie
van Justitie en Veiligheid hun zorgen geuit over voorvallen waarbij agenten geen contact
konden krijgen met collega’s en met de meldkamer29. Daaropvolgend hebben de politievakbonden op 15 maart 2023 een klacht ingediend bij
de Nederlandse arbeidsinspectie (NLA) over C200030. Naar aanleiding hiervan is de Arbeidsinspectie op 30 maart 2023 gestart met een
onderzoek naar C2000 in relatie tot de arbeidsveiligheid voor agenten.
Op basis van dit onderzoek heeft de NLA op 12 september 2023 een tweedelige eis tot
naleving aan de korpschef van politie opgelegd. De politie is daaropvolgend via briefings
medewerkers extra gaan inlichten over het gebruik van het C2000-systeem. Daarnaast
zijn de meldkamers uitgerust met kaarten waarop te zien is wanneer hulpverleners in
een gebied met verminderde dekking komen. Verder zijn vanaf december 2024 in diverse
opleidingen van de politie instructies opgenomen waardoor agenten leren wat ze moeten
doen als C2000 niet werkt, bijvoorbeeld in gebieden met verminderde dekking.
Aangezien de politie volgens de NLA niet tijdig heeft voldaan aan de gestelde eisen,
heeft de NLA op 31 oktober 2024 een beschikking tot last onder dwangsom opgelegd.
De NLA gaf de politie in eerste instantie tot en met 21 februari 2025 de tijd om maatregelen
te treffen. Na een verzoek van de politie aan, de NLA, heeft de NLA na een gesprek
hierover met de politie op 14 januari 2025 ingestemd met verlenging van de eis tot
8 juni 2025. Indien de overtreding niet opgeheven is, zal er een dwangsom opgelegd
worden. De hoogte van de dwangsom is 325.000 euro per twee maanden, met een maximum
van 975.000 euro. De gesprekken over de handelingsperspectieven en de juridische procedure
zijn geïntensiveerd om de snelheid erin te houden.
In lijn met de motie van het lid Helder31 wordt er hard gewerkt aan de optimalisatie van C2000 langs vier actielijnen32, waaronder het plaatsen van nieuwe opstelpunten in gebieden met verminderde dekking
op basis van de Dekkings Issue Prioriterings Procedure (DIPP).
Door het plaatsen van mobiele oplossingen, met een gemiddelde doorlooptijd van een
tot anderhalf jaar, kunnen bestaande opstelpunten verbeterd worden. Het plaatsen van
nieuwe opstelpunten heeft een doorlooptijd van twee tot drie jaar. Zodra een DIPP-gebied
in behandeling wordt genomen start de genoemde doorlooptijd.
Het aanpakken van DIPP-gebieden is maatwerk, waardoor de doorlooptijd langer kan zijn
dan hiervoor benoemd. Van de 95 gebieden zijn er momenteel 28 gebieden opgelost, waarvan
er 12 in 2024 opgelost zijn. Voor 2025 zijn er 3 ingepland om volledig opgelost te
worden. Het komende jaar zullen er naar verwachting meer locaties ingepland worden
waardoor het totale aantal nog op zal lopen. Hoewel gestreefd wordt naar het volledig
optimaliseren van de radiodekking van C2000 is 100% dekking niet mogelijk. Onder meer
door nieuwe bebouwing en/of nieuwe apparatuur die op de markt komt ontstaan er nieuwe
DIPP-gebieden. Dit wordt constant gemonitord en er wordt, waar mogelijk, ingegrepen.
Andere actielijnen zijn het optimaliseren van radiodekking door verstoringen optimizers
van zonnepanelen, het informeren van gebruikers over hoe veilig en verantwoord te
kunnen werken in gebieden met geen of verminderde dekking en het doorlopend onderzoeken
van technologische ontwikkelingen ten aanzien van het verbeteren van bereikbaarheid
en dekking. Vanuit een van de actielijnen wordt onder meer de dialoog met de Rijksdienst
voor Digitale Infrastructuur gevoerd om de problematiek omtrent optimizers van zonnepanelen
op te lossen.
Binnen de andere actielijnen werden vorig jaar verdiepende sessies georganiseerd met
gebruikers om onder meer na te denken over verbeteringen in het gebruik van C2000-apparatuur.
Ook werden relevante innovaties onder de loep genomen om die waar mogelijk toe te
passen. Bovendien heeft de politie zelf ook een programma in het leven geroepen om
de gebruikers, bijvoorbeeld via briefings, mee te nemen in manieren voor veilig en
verantwoord werken met C2000.
Borgen van C2000 tot en met implementatie opvolger
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is eigenaar van de contracten van C2000,
waarbij de LMS het strategisch en tactisch contractbeheer en -management uitvoert.
Deze contracten lopen uiterlijk in 2027 af. De dienstverlening voor C2000 moet worden
geborgd tot en met de implementatie van de opvolger.
Ter voorbereiding op het opnieuw borgen van de dienstverlening is, onder begeleiding
van KPMG en samen met de LMS, een overkoepelende sourcingstrategie voor de continuering
van C2000 opgesteld. Hierbij zijn uiteraard de gebruikers van C2000 betrokken.
Met dit proces wordt tevens beoogd om huidige knelpunten in de onderlinge samenwerking
tussen marktpartijen en de Landelijke Meldkamer Samenwerking op te lossen en C2000
zo optimaal mogelijk te laten functioneren. Met deze sourcingstrategie wordt ingezet
op minder contractpartijen (één hoofdleverancier en drie leveranciers van de huidige
onderdelen van C2000).
Daarmee wordt gezorgd voor meer samenhang en afstemming in het geheel van beheer en
onderhoud, wat bijdraagt aan meer gebruikersvriendelijkheid en -tevredenheid.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft in 2019 een risicoanalyse
uitgevoerd voor C2000. Met het oog op de nieuwe overeenkomsten is de AIVD verzocht
om deze risicoanalyse te herzien met aandacht voor de risico’s voor de nationale veiligheid
in het geval van het voortzetten van de contractuele dienstverlening voor C2000, mede
gelet op het feit dat het moederbedrijf van één van de huidige leveranciers in handen
is van een Chinese eigenaar. Op grond van de herziene risicoanalyse heeft de AIVD
beoordeeld dat het risico beperkt is. Daarmee staat een eventuele voortzetting van
de samenwerking met huidige partijen niet in de weg.
De daadwerkelijke verwerving moet voor 2027 zijn afgerond, zodat ruim voor het verstrijken
van de huidige contracten de nieuwe contracten gereed zijn. Daarmee is het gebruik
C2000 tot en met ingebruikname van de opvolger geborgd en is het geheel aan contractbeheer
en de samenwerking tussen partijen verbeterd.
Vernieuwing Missiekritische Communicatie
Het Adviescollege ICT-toetsing (AC-ICT) heeft de ambtsvoorganger van de Minister van
Justitie en Veiligheid in het najaar van 2023 geadviseerd33 om eerst een stevig fundament te leggen onder de vernieuwing van missiekritische
communicatie. In de verzamelbrief van maart 202434 is uw Kamer geïnformeerd over het aanstellen van de kwartiermaker met als taak een
governance op te zetten en het fundament te leggen onder de vernieuwing en een breed
gedragen visie op te halen bij de samenwerkingspartners (Brandweer, Politie, Defensie,
Ambulance zorg).
Sinds maart 2024 is hard gewerkt aan het opzetten van de Kwartiermakersorganisatie
Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX). De Kwartiermakersorganisatie heeft
samen met de betrokken partijen een nieuwe governance voor de vernieuwing ingericht,
zoals ook door het AC-ICT in oktober 2023 is aanbevolen. De eerste bestuurlijke overleggen
in de governance hebben plaatsgevonden.
De urgentie voor de vernieuwing van de missiekritische communicatievoorziening is
hier nogmaals onderkend en daarmee is het startsein gegeven om gezamenlijk met alle
betrokken partijen te werken aan de visievorming voor de vernieuwing van de missiekritische
communicatievoorziening. De komende periode zet de kwartiermakersorganisatie VMX zich
dan ook in om samen met de partners te komen tot een breed gedragen visie op de vernieuwing.
De transitie naar een nieuwe missiekritische voorziening is namelijk een ingewikkeld
proces. Vooralsnog is de start van het aanbestedingstraject voorzien voor eind 2025,
gevolgd door een periode van gunning en pilots. Een brede transitie start niet eerder
dan 2029.
En tot het moment dat de nieuwe voorziening in gebruik genomen is blijft het huidige
C2000 daarom alle aandacht krijgen die het verdient, en worden alle nodige investeringen
gedaan die binnen de gestelde financiële kaders realistisch zijn, om ervoor te zorgen
dat het systeem voor de hulpverleners zo optimaal als mogelijk functioneert. Een direct
inzetbaar alternatief is immers niet voorhanden.
Tot slot
In een veranderende maatschappij is de continue veerkracht en adaptiviteit van onze
hulpverleners nodig om de uitdagingen binnen het stelsel brandweerzorg, crisisbeheersing
en meldkamers aan te gaan. De afgelopen maanden zijn op de hierboven omschreven onderwerpen
goede resultaten geboekt. Wij blijven ons samen met alle partners inzetten om onze
burgers en hulpverleners – nu en in de toekomst – veilig te houden.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, I. Coenradie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid