Brief regering : Voortgang implementatie Omgevingswet vierde kwartaal 2024
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 287
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2025
Aanleiding
2024 vormde het eerste jaar waarin alle betrokkenen werkten met de Omgevingswet, één
van de grootste stelselwijzigingen uit de parlementaire historie van Nederland. De
Omgevingswet biedt het wettelijke instrumentarium passend bij de grote opgaven waar
ons land voor staat. Inmiddels ligt het vierde kwartaal van 2024 achter ons en zijn
alle betrokkenen met elkaar een jaar onderweg. Een jaar dat, mede door de toewijding
en inzet van alle betrokkenen, over het algemeen rustig en stabiel is verlopen. De
beslissing, mede van uw Kamer, om de Omgevingswet per 1 januari 2024 inwerking te
laten treden, was dan ook verantwoord. Ik wil graag alle betrokkenen bedanken voor
hun inzet, welke heeft bijgedragen aan de over het algemeen succesvolle start van
de invoering van de Omgevingswet. Met het verloop van het eerste jaar van inwerkingtreding
is een stevige basis gelegd voor de toekomst. Dit betekent niet dat het werk af is.
De komende periode blijf ik samen met alle betrokken partijen onverminderd doorwerken
aan deze grote stelselherziening en het doorvoeren van verbeteringen in het (digitale)
stelsel. Met als doel een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een zo goed mogelijke
dienstverlening vanuit de overheid naar burgers en bedrijven.
Leeswijzer
Zoals u gewend bent, geef ik in deze vierde voortgangsbrief eerst een beknopt en algemeen
overzicht van de voortgang van de uitvoering en implementatie op basis van de ervaringen
en monitoring in het vierde kwartaal van 2024. Verder ga ik in deze voortgangsbrief
in op de stand van zaken rondom de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO.
Ook neem ik u graag mee in mijn eigen eerste korte reflectie, nu ik een klein half
jaar als Minister op dit dossier actief ben. Daarbij sta ik stil bij een aantal plannen
voor de komende periode, bijvoorbeeld om de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket
verder te verbeteren. In bijlage 1 vindt u een (cijfermatige) verdieping over de ervaringen
van het vierde kwartaal. In bijlage 2 is de voortgang van een aantal (specifieke)
punten van het afgelopen kwartaal verder uitgewerkt. In deze bijlage staan ook recente
en toekomstige activiteiten. Deze hebben onder meer te maken met verschillende toezeggingen
en aangenomen moties.
Werkwijze
Terugkijken op het gehele jaar 2024 gebeurt via de Monitor Werking Omgevingswet. Deze
monitor kijkt naar de werking van het instrumentarium van de Omgevingswet, waaronder
het gebruik van de (kern)instrumenten van de wet en het behalen van de verbeterdoelen
van de wet.1 Medio 2025 ontvangt u van mij de monitoringsrapportage over 2024. De onafhankelijke
evaluatiecommissie voorziet deze rapportage van haar reflectie. Tegelijkertijd wordt
dit jaar (2025) verder gewerkt aan de invoeringstoets Omgevingswet. Op basis van de
gehele monitoringsrapportage 2024 en de invoeringstoets kan ik later mogelijk eerste
(voorzichtige) conclusies trekken. Het is op dit moment daarvoor nog te vroeg. De
andere manier van werken en andere houding die de Omgevingswet vraagt, kost, zoals
vooraf voorzien, tijd en we moeten bevoegde gezagen de ruimte geven om in de praktijk
te (leren) werken met de Omgevingswet.2
Stand van zaken vierde kwartaal 2024
Algemeen
Ik kijk met een positief gevoel terug op het afgelopen jaar. De stabiliteit en werking
van de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (hierna: DSO-LV)
waren ook in het vierde kwartaal goed. Ondanks enkele kortdurende verstoringen voldeed
het systeem ruimschoots aan de gemaakte afspraken. Het DSO-LV was in 2024 gemiddeld
97% van de tijd stabiel beschikbaar voor gebruikers. Het calamiteitenteam, dat voor
de inwerkingtreding was ingesteld, heeft het afgelopen jaar niet in actie hoeven te
komen. De reguliere beheerprotocollen waren voldoende om problemen tijdig op te lossen.
Professionele en particuliere gebruikers hebben het Omgevingsloket in het vierde kwartaal
wederom goed weten te vinden. Het Omgevingsloket heeft in 2024 in totaal ruim 2,1
miljoen unieke bezoekers gehad. De gebruikscijfers van het Omgevingsloket liggen ruim
boven de cijfers van de oude voorzieningen OLO en AIM. Het Informatiepunt Leefomgeving
(hierna: IPLO) is daarbij als vraagbaak voor bevoegde gezagen en het bedrijfsleven
belangrijk. Het IPLO beantwoordde in 2024 in totaal bijna 42.000 vragen. De ontvangen
vragen zijn binnen de daarvoor afgesproken termijn beantwoord. Hierbij wordt de dienstverlening
van het IPLO als goed gewaardeerd. Ik zie verder ook een gestaagde groei in de mate
waarin bevoegde gezagen gebruikmaken van de nieuwe (kern)instrumenten. In bijlage
1 vindt u de nadere cijfers over onder andere de stabiliteit en werking van het DSO-LV,
de signalen en vragen die bij het IPLO zijn binnengekomen en de inzet van de nieuwe
(kern)instrumenten.
Werking drie ketens (VTH-keten, planketen, toepasbareregel-keten)
Bevoegde gezagen werken sinds de inwerkingtreding, vanuit hun eigen systemen, actief
in alle drie de ketens die samen het digitale stelsel omgevingswet (DSO) vormen: van
idee tot afhandeling (Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen, kortweg VTH-keten),
van plan tot publicatie (Planketen) en van vraag tot informatie (Toepasbareregel-keten).
In de drie ketens maken ze gebruik van de onder de Omgevingswet aangewezen (kern)instrumenten.
De VTH-keten werkte, net als in de eerste kwartalen, naar behoren. Steeds vaker wordt
daarbij, via de functionaliteiten in het DSO-LV, de samenwerking en afstemming tussen
bevoegde gezagen opgezocht. Het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning voor
een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) lag daarbij het afgelopen kwartaal
wederom hoog. In de planketen laten de cijfers zien dat de stijgende lijn uit de voorgaande
kwartalen zich doorzet; steeds meer bevoegde gezagen werken met én aan de verschillende
(kern)instrumenten. Zo is in het afgelopen kwartaal een duidelijke stijging te zien
in het aantal publicaties van programma’s door gemeenten. In de basis betekent het
dat de planketen naar behoren werkt. Daarbij wordt nog steeds in verschillende mate
door bevoegde gezagen gebruik gemaakt van het Hoofdspoor of de Tijdelijke Alternatieve
Maatregelen (hierna: TAM). Een aandachtspunt voor de komende periode blijft de mate
waarin bevoegde gezagen in staat zijn om te werken aan omgevingsdocumenten via het
zogenaamde hoofdspoor. In bijlage 1 ga ik hier nader op in aan de hand van cijfers.
Voor wat betreft de toepasbareregel-keten merk ik dat bevoegde gezagen steeds meer
leren over het maken en beheren van toepasbare regels. In dit kader werk ik momenteel
samen met de (inter)bestuurlijke partners aan een herijking van het handboek Toepasbare
Regels. Dit handboek zal ik via IPLO ter beschikking stellen aan alle bevoegde gezagen.
Ik vind het van essentieel belang dat bevoegde gezagen de stijgende lijn in de drie
ketens doorzetten. Na het eerste jaar waarin alle betrokkenen hebben moeten wennen
aan het nieuwe stelsel, is het voor het succesvol verder implementeren van de Omgevingswet
van groot belang dat de eerste stappen van 2024 een goed vervolg krijgen in 2025.
Ik blijf mij proactief inzetten om deze stijgende lijn door te trekken. Dit wordt
onder meer gedaan door het aanreiken van verschillende handvatten en het bieden van
kennis en expertise van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet en de VNG.
Implementatieondersteuning
Ik constateer dat de meeste bevoegde gezagen de uitvoering van hun taken onder de
Omgevingswet, voorheen uitgevoerd door tijdelijke programma- en projectmanagers, inmiddels
hebben opgenomen in hun reguliere werkzaamheden. Op basis van onder meer het aantal
vragen dat het IPLO in het afgelopen kwartaal heeft ontvangen, constateer ik echter
dat de behoefte aan inhoudelijke ondersteuning onverminderd groot blijft. In die vraag
naar ondersteuning zit een verschuiving van uitleg over de wet- en regelgeving en
het DSO, naar het anders en integraal werken onder de Omgevingswet. Ik verwacht dat
dit ook zo zal zijn na het per 1 juli stopzetten van de ondersteuning via een apart
interbestuurlijk programma.
Een te snelle of volledige afbouw van de ondersteuning is daarmee niet verantwoord.
Dit brengt een te groot risico met zich mee voor de noodzakelijke vergunningverlening
en planvorming. Daarom werk ik momenteel aan een voorstel hoe de tijdelijke implementatieondersteuning
per medio 2025 onder te brengen in de lijnorganisatie van mijn Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening, waarmee ik ook de afspraken en toezeggingen aan de Eerste
Kamer in het kader van de implementatieondersteuning kan nakomen.3 Hierbij heb ik aandacht voor hoe de schaarse (externe) kennis – waar in de afgelopen
jaren sterk op is geleund – zo goed mogelijk binnen mijn ministerie opgebouwd en verankerd
kan worden. Ik moet dit doen met schaarse financiële middelen en kijk dan ook naar
de eventuele financiële consequenties daarvan. Indien noodzakelijk zal ik dit dan
ook inbrengen bij de voorjaarsbesluitvorming over de rijksbegroting.
Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw DSO
Het afgelopen kwartaal is door veel partijen onverminderd doorgewerkt aan de doorontwikkeling,
afbouw en uitbouw van het DSO. Het DSO is in de afgelopen jaren via een flexibele
en iteratieve manier van werken (agile-werkwijze) ontwikkeld waarbij, door de betrokken
partijen, per kwartaal bepaald wordt welke ontwikkelstappen gezet moeten worden. Dit
alles met als doel om op basis van deze werkwijze het afgesproken «basisniveau DSO-LV»4 en vervolgens het bestuurlijke eindambitieniveau (scenario 3), vastgelegd in de «Bestuurlijke
Agenda Uitbouw DSO-LV»5, te bereiken. Met inspanningen van alle betrokken partijen, is het gelukt om voor
het grootste deel te voldoen aan de bestuurlijke afspraak om één jaar na inwerkingtreding
het onderling afgesproken basisniveau gerealiseerd te hebben. Helaas geldt dit niet
voor alle onderdelen. Dit kent diverse oorzaken, waar ik in bijlage 2 nader op in
ga.
Het DSO is een stelsel dat afhankelijkheden kent van diverse andere overheidssystemen
en -voorzieningen die elk hun eigen uitdaging(en), ontwikkeling en sturing kennen.
Zo is het aankoppelen van eIDAS voor bedrijven van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties pas in 2026 mogelijk. Deze afhankelijkheden spelen ook
(deels) mee bij de implementatie van de STOP 1.4-standaard. De functionaliteiten horende
bij deze standaard zijn voor een deel noodzakelijk voor de realisatie van het eerdergenoemde
basisniveau. De standaard is in het vierde kwartaal van 2024 opgeleverd en ondersteund
onder andere «complexe mutatiescenario’s» en het zogenaamd parallel publiceren voor
bevoegde gezagen.6 Nu de STOP 1.4-standaard het afgelopen kwartaal is vastgesteld, kan de implementatie
beginnen. Op dit moment wordt hiervoor een roadmap opgesteld en de Landelijke Voorziening
bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB) gereedgemaakt.7 In bijlage 2 ga ik nader in op de stappen die gezet worden en nodig zijn voor een
succesvolle implementatie van de STOP 1.4-standaard en de afhankelijkheden met betrekking
tot de LVBB.
Naast de vertraging op onderdelen vallen ook de totale kosten voor de geplande afbouw
van het DSO-LV hoger uit. Een belangrijke reden hiervoor is gelegen in het eerdere
uitstel van de inwerkingtreding8, bijvoorbeeld doordat productieteams langer moesten draaien. Op dit moment wordt
de laatste hand gelegd aan het opleveren van de kostenramingen. Een herijkte planning
voor de afbouw, inclusief de financiële gevolgen daarbij, alsmede de roadmap voor
de verdere gefaseerde implementatie van STOP 1.4 worden naar verwachting dit kwartaal
allemaal voor besluitvorming voorgelegd aan de (inter)bestuurlijke partijen. Over
deze besluitvorming en eventuele (financiële) gevolgen, zal ik uw Kamer uiteraard
via mijn voortgangsbrieven informeren. In bijlage 2 sta ik verder stil bij de stand
van zaken rondom de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO.
Feedback monitoring en evaluatie
Veel van mijn toezeggingen aan de Eerste Kamer hebben betrekking op de monitoring
en evaluatie die in de komende jaren worden uitgevoerd om de voortgang in de stelselherziening
te kunnen volgen. Deze toezeggingen zijn meegenomen in het plan van aanpak van de
Monitor Werking Omgevingswet.9 In voorbereiding daarop heb ik afgelopen jaar zorggedragen voor een goede inrichting
van deze monitoring en evaluatie. Via de monitoring en evaluatie wordt onder andere
zicht gehouden op de werking van de Omgevingswet en het behalen van de doelen van
de wet. De monitoring en evaluatie is in de volgende fase van de stelselontwikkeling
doorslaggevend voor verdere verbeteringen. Als er op basis hiervan zaken naar voren
komen die op de korte termijn verbeterd kunnen worden, worden deze binnen de lopende
trajecten opgepakt.
Terugblik
Ik ben inmiddels een klein half jaar actief op dit dossier en op basis hiervan deel
ik graag een aantal van mijn eerste bevindingen. Deze bevindingen geven deels richting
aan waar de komende tijd (meer) aandacht, inzet en tijd voor nodig is. Sinds mijn
aantreden heb ik mij verdiept in het DSO-LV en het gebruik daarvan. In het DSO-LV
is sinds 1 januari 2024 de regelgeving ten aanzien van onze fysieke leefomgeving aan
de voorkant voor eenieder zichtbaar. Dit maakt enerzijds zichtbaar welke regelgeving
op een initiatief van toepassing is en versterkt daarmee de informatiepositie en rechtszekerheid
van burgers en bedrijven, maar maakt anderzijds ook de veelheid aan regels zichtbaar.
Ik heb dit tijdens het mondeling overleg met de commissie Infrastructuur en Waterstaat/Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) van de Eerste Kamer op 10 december jl. ook wel de
tragiek van de goede bedoelingen genoemd; elke wet- en beleidsregel heeft zijn eigen
legitieme doel, maar de stapeling van al deze regelgeving maakt dat deze ten eerste
voor gewone burgers en bedrijven ondoorgrondelijk is. Ten tweede levert deze stapeling
een ruimtelijke ordening op waarin dusdanig complexheid en afhankelijkheden in de
regelgeving ontstaan dat initiatieven en ambities in onze leefomgeving tijdrovend
en in toenemende mate kostbaar zijn om te materialiseren. Het ontsluiten van de regelgeving
op één plek biedt evenwel de mogelijkheid om te kijken of deze regels beter op elkaar
kunnen worden afgestemd en eenvoudiger te maken zijn. Zo kan efficiënter en transparanter
gewerkt worden. Via het Programma STOER (Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen
in Regelgeving) wil ik belemmeringen in regelgeving opheffen om zo sneller nieuwe
woningen te realiseren. Daar waar het regels betreft die niet onder mijn verantwoordelijkheid
vallen zal ik vanuit mijn coördinerende rol als Minister dit agenderen bij mijn collega
bewindspersonen en/of andere bestuursorganen.
Ik heb ook geconstateerd dat de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket verbetering
vereist. Burgers, bedrijven en medeoverheden ervaren uitdagingen die het gebruik van
het Omgevingsloket lastig maken. De aanpak ter verbetering van de gebruikersvriendelijkheid
van het loket valt uiteen in inhoudelijke aandacht voor wet- en regelgeving, toegankelijk
en begrijpelijk taalgebruik door alle partijen en technische oplossingen. Belangrijk
hierbij is dat alle partijen zich er bewust van zijn dat hun inbreng de werking van
het loket voor burgers en bedrijven kan verbeteren. Samen met de bevoegde gezagen
en andere partijen, zoals het bedrijfsleven, wil ik bezien hoe we hierin de komende
jaren slagen kunnen maken.
Mijn laatste constatering is dat de echte meerwaarde en maatschappelijke baten nog
moeten komen en afhangen van de toepassing van het (kern)instrumentarium. Ik roep
de bevoegde gezagen echt op om de toepassing van dit instrumentarium niet te laten
bepalen door de uiterste grenzen van het overgangsrecht. De grote maatschappelijke
vraagstukken kunnen nu al voortvarend ter hand genomen worden. Resultaten uit bijvoorbeeld
het ketentesten laten zien dat bij het werken met de nieuwe (kern)instrumenten steeds
minder vaak de techniek blokkerend is. Aandacht is vooral nodig voor het kennisniveau
bij bevoegde gezagen en het intern goed georganiseerd zijn voor het werken met de
Omgevingswet.10 De komende tijd blijft daarom extra aandacht nodig voor het – vergroten van het –
kennisniveau bij bevoegde gezagen. Op welke manier ik de komende periode meer aandacht,
inzet en tijd aan deze bevindingen ga besteden, licht ik verder toe in bijlage 1 en
2.
Vooruitblik
Het eerste jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geeft mij vertrouwen voor
de toekomst. De bestuurlijke partners en ik streven voortdurend naar verbetering in
onze samenwerking. We signaleren gezamenlijk de knelpunten, onder andere binnen uitvoeringsorganisaties,
in een vroeg stadium. Vanuit de doelen van de Omgevingswet verkennen we mogelijke
oplossingen en voeren we gesprekken over maatschappelijke ontwikkelingen die mogelijk
aanleiding geven tot aanpassingen in beleid, regelgeving of uitvoering. Daarbij gaat
het onder meer over: het uitfaseren van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM),
de nieuwe ontwikkelingen van de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het
DSO, de ontwikkeling van de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen
(LVBB) en het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket. In
het afgelopen jaar is op diverse wijzen zorggedragen voor monitoring op hoe initiatiefnemers
gebruikmaken van het Omgevingsloket. Dit heeft waardevolle inzichten over het gebruik
opgeleverd. Op basis daarvan worden in de doorontwikkeling van het Omgevingsloket
nu verbeteringen aangebracht om gebruikers een zo vloeiend mogelijke gebruikerservaring
te geven. Alle bestuurlijke partners hebben aangegeven dat het verbeteren van de gebruikerservaring
prioriteit heeft in 2025 en verder. Op basis hiervan treft u in deze brief bij bijna
alle onderwerpen het thema gebruiksvriendelijkheid aan. Dit onderstreept hoe diepgaand
het onderwerp is opgepakt. In bijlagen 1 en 2 geef ik in aanvulling daarop verdere
voorbeelden van hoe dit onderwerp is behandeld. Daarnaast geeft ik in bijlage 2 een
nadere toelichting op de andere onderwerpen die de komende periode aandacht vragen.
Tot slot
Aan het einde van het vierde kwartaal kijk ik terug op een positief eerste jaar van
inwerkingtreding, dat rustig en zonder grote obstakels is verlopen. De inwerkingtreding
heeft op een verantwoorde wijze plaatsgevonden. Het geeft mij en de bestuurlijke partners
vertrouwen voor de verdere toekomst. Een toekomst waarin, zoals eerder al aangegeven,
nog veel werk te doen is met elkaar. Werk dat bijdraagt aan het verder optimaliseren
van het DSO en het werken aan de opgaven waar we in Nederland voor staan. Daarin komen
we naast de reeds aanwezige hobbels naar verwachting ook nog nieuwe hobbels tegen.
Het eerste jaar inwerkingtreding laat zien dat betrokken partijen goed in staat zijn
om nieuwe vraagstukken en problemen effectief op te pakken en op te lossen. Samen
met de bestuurlijke partners blijf ik mij volledig inzetten om de uitvoering te verbeteren.
Ook blijf ik, zoals eerder aangegeven, samen met hen vinger aan de pols houden. Uiteraard
zal ik uw Kamer zoals toegezegd blijven informeren over de voortgang van de implementatie
en de resultaten van de monitoring en evaluatie.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
BIJLAGE 1: ERVARINGEN IMPLEMENTATIE OMGEVINGSWET, VIERDE KWARTAAL 2024
In deze bijlage neem ik uw Kamer mee in de meer concrete ervaringen tijdens het vierde
kwartaal van 2024. Dit doe ik waar mogelijk cijfermatig. Ook maak ik een vergelijking
– waar van toepassing – met de opgedane ervaringen in het eerste, tweede en derde
kwartaal. Allereerst geef ik een verdieping op de stand van zaken over het vierde
kwartaal 2024. Vervolgens ligt de focus in deze bijlage enerzijds op de constateringen
en ervaringen van bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties (de uitvoeringspraktijk)
en anderzijds op die van burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven.
In de uitvoeringspraktijk ligt de focus op de vraag of alle betrokkenen, samen of
apart, kunnen werken binnen de drie ketens. Naast de werking van de drie ketens sta
ik ook stil bij de inspanning die wordt geleverd voor de implementatieondersteuning
(ondersteuning in de uitvoering). Bij burgers, (maatschappelijke) organisaties en
bedrijven wordt er vooral op gelet of zij makkelijk meldingen kunnen doen, vergunningen
kunnen aanvragen en plannen kunnen maken. Deze opzet is bewust gekozen en vormt (mede)
de opmaat naar de invoeringstoets die in 2025 wordt uitgevoerd.
Verdieping stand van zaken vierde kwartaal 2024
Het vierde kwartaal van 2024 wordt wederom gekenmerkt door een rustig en stabiel verloop.
De cijfers die dit beeld ondersteunen worden hieronder verder toegelicht.
Gebruik Omgevingsloket
Het vierde kwartaal laat wederom een stabiel patroon zien in het gebruik van het Omgevingsloket.
Er waren in het vierde kwartaal ruim 1,6 miljoen sessies en ruim 590 duizend unieke
bezoekers. Voor heel 2024 komt dit neer op ruim 6 miljoen sessies en 2,1 miljoen unieke
bezoekers die het Omgevingsloket hebben bezocht. Deze cijfers rondom het gebruik van
het Omgevingsloket liggen ruim boven de cijfers van de oude voorzieningen (OLO en
AIM). Binnen het Omgevingsloket zijn er in het laatste kwartaal 46 duizend omgevingsvergunningaanvragen
gedaan, 35 duizend meldingen en 21 duizend informatieplichten. Daarmee zijn er in
totaal sinds inwerkingtreding 193 duizend omgevingsvergunningen aangevraagd, 147 duizend
meldingen gedaan en 73 duizend keer aan informatieplichten voldaan.
Stabiliteit en werking DSO-LV
Ook in het laatste kwartaal van 2024 werkte de DSO-LV naar behoren. De DSO-LV is stabiel
en er is sprake van ruim voldoende capaciteit om het gebruik op te vangen. Het aantal
verstoringen11 in het DSO is het vierde kwartaal nagenoeg gelijk aan het derde kwartaal. In het
vierde kwartaal waren er 226 verstoringen, tegenover 217 in het derde kwartaal. Het
overgrote deel van de verstoringen het afgelopen kwartaal betrof relatief kleine verstoringen.
Het aantal verstoringen ligt daarmee wederom lager dan in het eerste kwartaal (413
verstoringen) en het tweede kwartaal (295 verstoringen). De toename van het gebruik
van het DSO-LV in 2024, afgezet tegen het aantal verstoringen sinds inwerkingtreding,
onderstreept de stabiliteit van het DSO-LV als centrale voorziening in de keten. Voor
een technische voorziening van deze complexiteit, die zich in zijn eerste operationele
jaar bevindt, zijn deze prestaties zeer positief en vertrouwenwekkend voor de toekomst.
In het vierde kwartaal zijn 4 verstoringen opgetreden die met de hoogste prioriteit
zijn afgehandeld (prioriteit 1). Gebruikers hebben hierdoor (bepaalde) functionaliteiten
korte tijd niet kunnen gebruiken. Hiervoor was het niet nodig om het calamiteitenmanagement
in te schakelen, daar deze verstoringen tijdig konden worden opgelost en daarmee de
impact op de dienstverlening beperkt bleef. De verstoringen zijn met de hoogste prioriteit
en op korte termijn opgelost. Daardoor hebben de gebruikers slechts beperkte hinder
ondervonden, hoewel natuurlijk iedere verstoring vervelend is.
Daarnaast waren er nog 5 andere verstoringen met een hoge prioriteit, maar een kleinere
impact. Ook deze zijn snel en binnen de termijnen van de zogenaamde servicelevel afspraken
(SLA) opgelost. Dit aantal is zeer verantwoord en zal naar verwachting ook niet verder
dalen, omdat het stelsel voortdurend wordt (door)ontwikkeld. Daarbij zijn enige verstoringen
met gebruikersimpact niet uit te sluiten. Het DSO-LV was in het laatste kwartaal gemiddeld
98% van de tijd beschikbaar. De beschikbaarheid van het DSO-LV is in 2024 ruim binnen
de kaders gebleven en lag gemiddeld op ruim 97%. Dit betekent dat DSO-LV 97% van de
tijd stabiel beschikbaar was voor gebruikers.
Er is een daling zichtbaar in het aantal wijzigingsverzoeken. Met zulke verzoeken
geven gebruikers aan welke aanpassingen zij wensen. In het vierde kwartaal ging het
om 78 verzoeken, in vergelijking met 91 in het derde kwartaal, 177 in het tweede kwartaal
en 234 in het eerste kwartaal. Deze verzoeken worden behandeld, op prioriteit gezet
en, indien gewenst, uitgevoerd. De cijfers over het laatste kwartaal, maar ook over
het gehele jaar, laten zien dat er goede stappen worden gezet in het inspelen op de
wensen en behoeften uit de praktijk. Vanzelfsprekend is er nog ontwikkelwerk te doen.
Het gebruik van de landelijke voorziening en het presteren van de verschillende onderdelen
blijven nauwgezet gemonitord worden.
Gebruik Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)
Het aantal gestelde vragen aan IPLO nam in het vierde kwartaal toe, na een rustiger
derde kwartaal in verband met de zomerperiode. Het IPLO ontving in totaal in het vierde
kwartaal ongeveer 9.000 vragen, wat neerkomt op een wekelijks gemiddelde van 750 vragen
(uitgezonderd week 51 en 52). Dat is meer dan in de zomerperiode, en net iets minder
dan in het tweede kwartaal. Vooral het aantal vragen over milieubelastende activiteiten,
geluid en de instrumenten en procedures namen toe na de zomer. Het IPLO beantwoordde
in 2024 in totaal bijna 42.000 vragen van bevoegde gezagen, waaronder ketenpartners
zoals omgevingsdiensten, en vanuit het bedrijfsleven en particulieren. Net als in
het derde kwartaal is er in het vierde kwartaal geen grote verschuiving in percentages
tussen de verschillende inhoudelijke onderwerpen. In het vierde kwartaal ging zo’n
65% van de vragen over inhoudelijke onderwerpen als bouwen, graven in de grond en
milieubelastende activiteiten. Daarnaast ging 35% van de vragen over het DSO. In de
eerste periode na inwerkingtreding gingen de vragen voor het grootste deel nog over
processen, procedures en het DSO. De procentuele verdeling van vragen over de verschillende
onderwerpen is hieronder in figuur 1 weergegeven.
Figuur 1: verdeling vragen per onderwerp IPLO (Q4 2024)
De website van het IPLO is het afgelopen kwartaal onverminderd goed gebruikt. De website
kende 800.000 bezoeken, waarbij ruim 2,4 miljoen pagina’s bezocht werden. De IPLO-website
blijft daarmee een belangrijke centrale kennisbron en steun voor alle partijen in
de fysieke leefomgeving. Net als in de eerdere kwartalen zijn de meest bezochte onderdelen
op de website vooral de uitleg van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarnaast werden de pagina’s met het stappenplan
vergunningvrij bouwen en de pagina’s over vergunning of melding bij de technische
bouwactiviteit goed bezocht. Het bezoek aan de pagina’s over het DSO en het Omgevingsloket
is stabiel gebleven. Bij de inhoudelijke thema’s Water en Lucht zien we flinke stijgingen
vergeleken met het derde kwartaal. Bij Lucht wordt dit met name veroorzaakt door de
campagne «Houtstook» en de informatie hierover op de IPLO-website. Bij Water is een
deel van de oorzaak de integratie van de website Helpdesk Water in de IPLO-website.
Bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties
Werking en testen DSO-ketens (IKT)
Om goed met het stelsel van de Omgevingswet te kunnen werken, is het voor bevoegde
gezagen en uitvoeringsorganisaties van belang dat de drie ketens in het DSO12 goed functioneren. De werking van het DSO en de drie ketens is de afgelopen jaren
getest middels de Interbestuurlijke Ketentesten (IKT). Het project IKT, gestart op
basis van enkele adviezen van het Adviescollege ICT (Ac-ICT), is mede vanwege de werkwijze
een waardevolle toevoeging gebleken op de DSO-testmaatregelen. Samen met de (inter)bestuurlijke
partners was eerder afgesproken om het principe van het ketentesten te behouden. Daarnaast
werd afgesproken te onderzoeken hoe het ketentesten een vaste plek kon krijgen in
het geheel aan kwaliteitsmaatregelen voor het DSO.13 Het afgelopen kwartaal zijn hierover tussen de (inter)bestuurlijke partijen afspraken
gemaakt.
Het Indringend Ketentesten is omgedoopt tot Interbestuurlijk Ketentesten (IKT). De
naamswijziging verwijst naar het feit dat de koepels het voortouw hebben genomen in
het vormgeven van het testen over de gehele keten. De Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) vult dit opdrachtgeverschap in namens de koepels. Verder is de organisatie achter
IKT compacter gemaakt. Dit sluit aan bij de afnemende vraag naar IKT-testen. Hiermee
is geborgd dat het ketentesten wordt doorgezet. Op dit moment wordt de laatste hand
gelegd aan de IKT-10 rapportage en loopt de IKT-11 testfase. Omdat het opdrachtgeverschap
van IKT nu belegd is bij de koepels, stuur ik de IKT-rapportages, zoals eerder al
aangekondigd, niet meer mee met mijn voortgangsbrieven.14 Mijn toezegging op dit punt beschouw ik hiermee dan ook als afgedaan.15 Wanneer IKT-rapportages gereed zijn, worden deze gepubliceerd op de website van Aan
de Slag met de Omgevingswet.16 In mijn voortgangsbrieven blijf ik uiteraard wel, mits relevant, de resultaten van
het ketentesten betrekken.
De Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten)
Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet werkt de ontvangst van ingediende vergunningaanvragen,
meldingen en informatieplichten door de bevoegde gezagen via het DSO goed. Tegelijkertijd
is de overstap van het oude wettelijke regime en de oude voorzieningen naar de nieuwe
situatie voor zowel bevoegde gezagen als initiatiefnemers een grote stap geweest die
nog altijd aandacht vraagt. Ook het vierde kwartaal laat zien dat het af en toe met
vallen en opstaan gaat, maar dat er tegelijkertijd ook al veel (direct) goed gaat.
Net als in het derde kwartaal zien bevoegde gezagen in het afgelopen kwartaal dat
aanvragen niet altijd in één keer volledig en/of juist worden ingevuld. Ook ontvangen
bevoegde gezagen minder gecombineerde aanvragen dan vooraf werd verwacht. Hierdoor
is regelmatig intensiever contact nodig tussen overheden onderling, bijvoorbeeld tussen
gemeenten en omgevingsdiensten, maar ook tussen bevoegde gezagen en initiatiefnemers.
In het afgelopen kwartaal is hier aandacht aan besteed, bijvoorbeeld door in de ondersteuning
vanuit het programma Aan de Slag met de Omgevingswet extra focus te leggen op het
annoteren17 van omgevingsdocumenten.Door juridische regels te annoteren maken bevoegde gezagen
hun regels digitaal leesbaar. Door goed te annoteren wordt het voor initiatiefnemers
makkelijker om te bepalen voor welke activiteiten zij allemaal een aanvraag moeten
indienen en welke gegevens daarbij moeten worden aangeleverd. Dit draagt bij aan de
gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket.
Daarnaast vindt ondersteuning plaats bij het verder vormgeven van de interbestuurlijke
samenwerking in de regio tussen overheden. Daarbij heb ik, samen met de VNG en de
softwareleveranciers, in het afgelopen kwartaal veel aandacht gehad voor het ondersteunen
bij het werken met de nieuwe samenwerkingsfunctionaliteit. Dit heeft er mede voor
gezorgd dat er het afgelopen jaar ruim 85.000 samenwerkingen tussen bevoegde gezagen
en ketenpartners zijn gestart via deze samenwerkingsfunctionaliteit. Het illustreert
hoe het DSO verbetering heeft aangebracht ten opzichte van de oude voorzieningen en
hoe het DSO de samenwerking tussen overheidspartijen faciliteert. Zo is de overheidsbrede
ambitie in de praktijk gebracht om initiatiefnemers via één loket als één overheid
te gaan bedienen. De cijfers laten zien dat het integraal en anders samenwerken in
deze keten vorm begint te krijgen. Langs deze weg ontstaat ook zicht op de nodige
vervolgstappen. De samenwerkingsfunctionaliteit ziet bijvoorbeeld op dit moment enkel
nog toe op vergunningverlening. Er wordt gewerkt om vanuit het integraal samenwerken
ook het toezicht en de handhaving aan deze functionaliteit toe te voegen.
In het vierde kwartaal is het aanvragen voor omgevingsvergunningen voor een buitenplanse
omgevingsplanactiviteit (BOPA) verder toegenomen. In het afgelopen kwartaal zijn er
1.312 BOPA’s aangevraagd, ten opzichte van 1.047 BOPA’s in het derde kwartaal. Het
totaal voor 2024 komt uit op 3.061 BOPA’s. Het aantal BOPA’s is voornamelijk te verklaren
doordat gemeenten voor «kleinschalige» ontwikkelingen vaak kiezen voor een BOPA in
plaats van het (direct) wijzigen van het omgevingsplan. Ook vallen veel «kleinschalige»
activiteiten, die onder de voormalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
als zogenaamd «kruimelgeval» waren bestempeld, nu vaak onder de reikwijdte van de
BOPA. Uiteindelijk zullen veel van deze BOPA’s integraal verwerkt moeten worden in
het omgevingsplan.
De planketen
De cijfers over de planketen, die hieronder nader worden toegelicht, laten zien dat
in het vierde kwartaal bevoegde gezagen steeds meer gebruik maken van de (kern)instrumenten18 in de planketen. Daarmee zet de stijgende lijn uit de eerste drie kwartalen zich
voorzichtig door. Een deel van de bevoegde gezagen kan inmiddels via het hoofdspoor
in de planketen werken – en doet dit ook. Dit geldt bijvoorbeeld voor alle waterschappen,
de meeste provincies en langzaamaan ook steeds meer gemeenten. Een deel is helaas
nog niet in staat om via het hoofdspoor in de planketen te werken – en valt daarom
terug op de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM).
Voor het instrument omgevingsplan, een belangrijk instrument voor de gemeenten, geldt
dat het aantal ontwerp-omgevingsplannen dat wordt gepubliceerd in de nieuwe standaard
(STOP/TPOD) gestaag toeneemt. In het vierde kwartaal zijn er 120 ontwerp-omgevingsplannen
gepubliceerd, waarvan 19 via het hoofdspoor en 101 met behulp van de TAM. Het totaal
aantal ontwerp-omgevingsplannen in 2024 komt daarmee uit op 199, waarvan 48 via het
hoofspoor en 151 met behulp van de TAM. In het vierde kwartaal zijn ook 61 wijzigingen
van omgevingsplannen vastgesteld door verschillende gemeenten. Hierbij ging het 22
keer om een vaststelling waarbij de TAM is toegepast en 39 keer om een vaststelling
via het hoofdspoor.
Dat gemeenten nog relatief vaak terugvallen op de TAM sluit aan bij de bevindingen
over de planketen uit de laatste IKT-rapportage (IKT-9).19 Dit blijft dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de komende periode. Gemeenten
moeten om verschillende redenen nog terugvallen op de TAM. Ik constateer dat het DSO-LV
hierin niet blokkerend is. Er zijn af en toe issues in het DSO-LV waar gemeenten last
van hebben, maar deze worden over het algemeen snel opgelost. Om ervoor te zorgen
dat alle bevoegde gezagen zo snel mogelijk ook in staat zijn te werken via het hoofdspoor,
is er de komende periode vooral aandacht nodig voor het gereedkomen van verschillende
functionaliteiten in de lokale software en voor het vergroten van het kennisniveau.
Dit ziet op zowel het kunnen werken met de nieuwe techniek en de functionaliteiten
als in het aanpassen van werkprocessen. Bevoegde gezagen blijken helaas nog niet altijd
over voldoende kennis te beschikken om de nieuwe instrumenten en techniek in de praktijk
ook daadwerkelijk toe te passen. Beide punten kwamen naar voren gedurende IKT-9. Via
het leveranciersmanagement blijft er onverminderd aandacht voor de ontwikkelingen
bij de (lokale) softwareleveranciers. Via de implementatieondersteuning, waar ik verderop
ook nog op in ga, is extra aandacht voor de wijze waarop de kennis en expertise de
komende tijd verder vergroot kan worden.
Door de provincies is in het vierde kwartaal twee keer een ontwerp-omgevingsverordening
gepubliceerd. Hierbij is één keer het hoofdspoor toegepast en één keer is gebruik
gemaakt van de TAM. Daarnaast is 13 keer een (wijziging van een) omgevingsverordening
vastgesteld. Hierbij is 12 keer het hoofdspoor gebruikt en één keer de TAM. Voor de
waterschappen geldt dat in het vierde kwartaal zes keer een ontwerp-waterschapsverordening
is gepubliceerd en 21 keer een (wijziging van een) waterschapsverordening. In alle
gevallen is daarbij het hoofdspoor toegepast. Wat betreft de inzet van de andere instrumenten,
zoals de omgevingsvisie, het programma en het voorbereidingsbesluit, is het gebruik
binnen de diverse bestuurslagen in het vierde kwartaal weer verder toegenomen. Onder
de gemeenten is een duidelijke stijging te zien in het gebruik van het instrument
programma. Het afgelopen kwartaal zijn door gemeenten 41 programma’s volgens de STOP
standaard gepubliceerd.
Net als in eerdere kwartalen is in het vierde kwartaal vanuit de implementatieondersteuning
ingezet op het vergroten van kennis en expertise in de planketen. Dit gebeurde met
behulp van verschillende ondersteuningsproducten en op basis van bevindingen uit het
ketentesten (IKT). De focus lag op het opstellen en gebruiken van de diverse (kern)instrumenten
in de nieuwe software en op het (samen)werken in de planketen. Het programma Aan de
Slag met de Omgevingswet en de koepels ondersteunen bij het werken met de planketen
met werkplaatsen en kennissessies. Ook blijft het mogelijk om omgevingsdocumenten
voor advies voor te leggen aan experts, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor annoteren20 en de eventuele doorwerking naar toepasbare regels. Door de VNG is onlangs de tool
«Grip op transitie van de planketen» gelanceerd.21 Deze tool helpt gemeenten om overzicht en inzicht te krijgen over de onderwerpen
in de planketen en hun, soms ingewikkelde, samenhang. De tool geeft zicht op de keuzes
en de afhankelijkheden tussen keuzes. Daarnaast bevat de tool een quickscan waarmee
gemeenten kunnen bepalen waar zij staan in de transitie van de planketen en wat de
acties en prioriteiten zijn. Daarnaast biedt het programma Aan de Slag met de Omgevingswet
een Leerkring Verdieping Programma aan om het werken met het instrument programma
verder te ondersteunen. De ondersteuning helpt bevoegde gezagen om kennis en expertise
te vergroten, waardoor het gebruik van nieuwe standaarden wordt bevorderd en inzet
van de TAM uiteindelijk niet meer nodig is.
De toepasbareregel-keten
De kennis en kunde over het maken en beheren van toepasbare regels neemt toe. Het
opstellen van toepasbare regels is niet verplicht gesteld onder de Omgevingswet, vanuit
de gedachte dat het de taak van ieder bevoegd gezag is om zich in initiatiefnemers
te verplaatsen en beleid en regelgeving altijd toepasbaar en begrijpelijk kenbaar
te maken. Deze cultuuropgave werd als onderdeel van het verdere transitie pad in het
derde kwartaal goed zichtbaar en is in het vierde kwartaal verder doorgezet. Bijna
90% van alle gemeenten heeft inmiddels deze ambitie opgepakt en gewerkt aan het opstellen
van toepasbare regels. Bij het Rijk, waterschappen en provincies was al meer kennis
en ervaring aanwezig. Bij gemeenten lag in de aanvangsfase de focus hoofdzakelijk
op het goed technisch in beheer nemen van de bruidsschat en de eerste aanpassingen
van het omgevingsplan. Nu vrijwel alle gemeenten de bruidsschat technisch in beheer
hebben genomen, ontstaat meer ruimte om met toepasbare regels aan de slag te gaan.
Stap voor stap neemt hierdoor verdere kennisopbouw toe en ontstaat meer uitwisseling
van ervaringen tussen bevoegde gezagen en betrokken partijen. Vanuit het programma
Aan de Slag met de Omgevingswet, de koepels en de bevoegde gezagen zelf worden actief
voorbeelden en geleerde lessen gedeeld in een online community over toepasbare regels.
Hier is ook aandacht voor de relatie tussen toepasbare regels en de kwaliteit van
de dienstverlening. Als ook voor de samenhang tussen toepasbare regels en de doorwerking
van de verschillende (kern)instrumenten in de beleidscyclus.
Toepasbare regels spelen een belangrijke rol bij het verbeteren van de dienstverlening
via het Omgevingsloket. Interbestuurlijk samenwerken in de toepasbareregel-keten is
hierbij van belang, zeker als het gaat om het gebruikersvriendelijker maken van het
Omgevingsloket. Bijvoorbeeld door te kijken naar onduidelijke toelichtingen op regels
en tegenstrijdige regels tussen bevoegde gezagen, ontstaat meer consistentie in regelgeving
wat leidt tot een directe verbetering van informatie in het Omgevingsloket. Hierdoor
krijgen initiatiefnemers bijvoorbeeld minder vragen gesteld bij het doorlopen van
een vergunningaanvraag. In verschillende regio’s wordt op regelmatige basis interbestuurlijk
samengewerkt aan toepasbare regels. Doordat het bewustzijn over de effecten van goede
toepasbare regels groeit, neemt in steeds meer regio’s deze samenwerking toe. Hiernaast
wordt gewerkt aan het actualiseren van het «Handboek Toepasbare Regels».
Implementatieondersteuning
De behoefte aan ondersteuning die wordt geboden vanuit het programma Aan de Slag met
de Omgevingswet, en vanuit de koepels zelf, was in het vierde kwartaal onverminderd
aanwezig. Bevoegde gezagen hebben naast (technische) ondersteuning steeds meer behoefte
aan inhoudelijke ondersteuning bij het werken met de Omgevingswet en de bijbehorende
veranderopgave. De complexiteit van de stelselverandering, zowel met de wet zelf,
de techniek en de wijze waarop bevoegde gezagen anders moeten werken, heeft impact
op hun organisatie en bedrijfsvoering. Daarnaast blijft de behoefte aan ondersteuning
bij het gebruik en het implementeren van nieuwe functionaliteiten van het DSO(-LV)
onveranderd aanwezig. Deze lijn uit het derde kwartaal is in het vierde kwartaal verder
doorgezet.
Ik blijf met de bestuurlijke partners voortdurend in gesprek om te bepalen wat aanvullend
op het bestaande aanbod van implementatieondersteuning gedaan moet worden. Deze ondersteuning
bestaat onder andere uit: het bieden van interbestuurlijke werkplaatsen, het bieden
van expertise op VTH-, plan- en toepasbare regel-onderwerpen, het faciliteren van
kennisoverdracht en het delen van lessen en tips (bijvoorbeeld via de online communities)
en een interbestuurlijke leergang voor DSO-professionals. In het vierde kwartaal is volop gebruikgemaakt van ondersteuning rond
onderwerpen zoals regionale samenwerking en het werken volgens de beleidscyclus van
de Omgevingswet (binnen en tussen overheden). Het gebruik van de (kern)instrumenten
van de Omgevingswet geeft bevoegde gezagen handvatten om met maatschappelijke opgaven
aan de slag te gaan. Ook maakt het (regionale) ontwikkelingen mogelijk en draagt het
bij om ambities rond dienstverlening op te pakken. Zo zijn er in het afgelopen kwartaal
drie interbestuurlijke werkplaatsen doorlopen. Waarbij het werken volgens de beleidscyclus
van de Omgevingswet in de praktijk is geoefend aan de hand van een inhoudelijk thema
(in de regio Achterhoek: woningbouw, regio IJsselland: omgevingsveiligheid en regio
Limburg: woningbouw). Zoals hiervoor al aangegeven wordt de implementatieondersteuning
in de loop van 2025 overgedragen aan de lijnorganisatie bij het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening. Dit is gelet op de (voorlopig) blijvende behoefte aan ondersteuning
en de constatering dat meer aandacht nodig is voor voldoende kennis bij bevoegde gezagen
van belang.22 Hiermee wordt blijvend invulling gegeven aan de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt
en geef ik invulling aan een tweetal toezeggingen.23
Burgers, (maatschappelijke) organisaties en bedrijfsleven
Sinds de inwerkingtreding is sprake van een stabiel bezoekerspatroon in het Omgevingsloket.
Verder is er een stabiel patroon van ingediende omgevingsvergunningaanvragen en gedane
meldingen. Ook in het vierde kwartaal hebben burgers, (maatschappelijke) organisaties
en het bedrijfsleven het Omgevingsloket goed kunnen vinden. Net als in eerdere kwartalen
is in het afgelopen kwartaal kwantitatief en kwalitatief onderzoek gedaan naar de
beleving en het gedrag van gebruikers in het Omgevingsloket. De informatie die uit
deze onderzoeken naar voren komt, wordt gebruikt om de gebruiksvriendelijkheid van
het Omgevingsloket verder te vergroten. Ook wordt de klanttevredenheid in bepaalde
gevallen direct gemeten in het Omgevingsloket.
Het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket heeft, zoals
op diverse plekken in deze brief gemeld, mijn volle aandacht. Het DSO laat voor het
eerst de samenhang en complexiteit van alle regels in het omgevingsrecht zien, ontsloten
door verschillende bestuurslagen. Al deze regels zorgen in bepaalde gevallen voor
complexe situaties en zijn voor initiatiefnemers soms moeilijk te doorgronden. Deze
situatie komt de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket niet ten goede. Het
aanpakken van de regeldruk vormt voor mij een belangrijk speerpunt. In het kader van
de woningbouw heb ik het programma STOER gestart. In het kader van de gebruiksvriendelijkheid
van het Omgevingsloket zet ik daarnaast ook verdere stappen. Op basis van de actuele
inzichten van gebruikersgedrag en de wensen die hieruit naar voren komen, werk ik
in de loop van 2025 verder aan de ontwikkeling van het Omgevingsloket. Hierbij staat
het perspectief van incidentele gebruikers (vaak burgers) voorop. Deze gebruikers
worden ook in de ontwikkeling van deze functionaliteiten betrokken om te begrijpen
wat hun gebruikersbehoeften zijn. Via implementatieondersteuning worden bevoegde gezagen
actief uitgenodigd om in gesprek te gaan en te blijven over de afstemming van regels
en het vereenvoudigen van vragenbomen.
Het voortdurende proces van toetsen en verbeteren van het Omgevingsloket past goed
in het portfolioproces waarin, in samenwerking met de bestuurlijke partners, gewerkt
wordt aan afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO-LV. Ik heb met de bestuurlijke
partners en rijkspartijen een traject vormgegeven om gebruiksvriendelijkheid meer
aandacht te geven. Daarbij sluit ik aan bij al lopende generieke trajecten zoals Gebruiker
Centraal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ieder
bevoegd gezag heeft als opgave wet- en regelgeving inzichtelijk, toepasbaar, begrijpelijk
en voorspelbaar vorm te geven. Dat geldt ook voor wetgeving op nationaal niveau.
Het bedrijfsleven kon in het vierde kwartaal goed overweg met het Omgevingsloket,
net als in eerdere kwartalen. Het DSO is werkbaar en er worden geen grote problemen
gesignaleerd. Via periodieke stakeholdertafels en gebruikersoverleggen wordt vinger
aan de pols gehouden bij koepel- en brancheorganisaties van het bedrijfsleven. Bedrijven
kunnen met vragen terecht bij de brancheorganisaties en bij het IPLO en doen dit ook.
Ondernemers vormen een grote groep vragenstellers bij IPLO, waar ze tijdig en voldoende
worden geholpen. Het merendeel van de vragen gaat over de inhoud van de regelgeving,
waar dit in eerdere kwartalen nog vooral ging over de techniek van het DSO. Ook bij
deze groep is een verschuiving zichtbaar van techniek naar inhoudelijke onderwerpen.
Eén van de inhoudelijke onderwerpen die bij bedrijven en adviesbureaus (en ook bevoegde
gezagen) nog om gewenning vraagt is het loslaten van de zogenaamde onlosmakelijkheid.24 Met het loslaten van de onlosmakelijkheid is meer flexibiliteit gecreëerd in de wijze
waarop initiatiefnemers hun aanvraag kunnen indienen. Dit vraagt wel om een andere
afstemming tussen partijen en doet een beroep op de inspanningsverplichting van bevoegde
gezagen. De initiatiefnemer is uiteindelijk zelf eindverantwoordelijk voor het aanvragen
van alle benodigde activiteiten, waarbij in alle gevallen geldt dat pas mag worden
gestart als alle vereiste vergunningen zijn verleend.25
BIJLAGE 2: STAND VAN ZAKEN (VERDERE) IMPLEMENTATIE OMGEVINGSWET
In deze bijlage neem ik u mee in voortgang en laatste stand van zaken van een aantal
specifieke onderwerpen na het vierde kwartaal sinds de invoering van de Omgevingswet.
Daarbij bespreek ik ook de voortgang – waar voortgang op te melden is – van verschillende
toezeggingen en aangenomen moties. Ook geef ik een vooruitblik op toekomstige activiteiten
en ontwikkelingen.
Gebruiksvriendelijkheid
Met de komst van het Digitale Stelsel Omgevingswet, waar het Omgevingsloket onderdeel
van is, is voor het eerst zicht op het geheel aan regels, beleid en plannen. Met het
DSO als stelsel kunnen alle overheden achter het Omgevingsloket nu ook als één overheid
samenwerken. Daarmee is met het DSO binnen de overheid concreet en zichtbaar invulling
gegeven aan de één loket gedachte als het gaat om het verbeteren van de samenwerking
binnen de overheid en de dienstverlening richting burgers en bedrijven door de overheid.
Alle overheden hebben zich hiertoe ingespannen. Op ICT-gebied, via het verbeteren
van hun samenwerking en via het ontsluiten van hun beleid en regels. Op basis van
het resultaat kunnen we zeggen dat de komst van het DSO veel heeft verbeterd. Tegelijkertijd
geeft het ook scherper zicht op wat nog moet gebeuren. De gezamenlijke ambitie is
onverminderd om het omgevingsrecht voor burgers en bedrijven voorspelbaarder, begrijpelijker
en inzichtelijker te maken. Om als overheid dienstbaarder te zijn aan initiatieven
en behoeften in de maatschappij. En zo ook de zelfredzaamheid van burgers te vergroten.
Vanuit inwoners, ondernemers en overheden zelf horen wij nu terug waar men nog onvoldoende
uit de voeten kan. Zowel met het Omgevingsrecht als de geboden digitale voorzieningen.
Men verwacht dat we ons vanaf nu blijven verbeteren. In wet- en regelgeving, in werkwijze
en tenslotte ook in onze digitale voorzieningen.
Daartoe evalueren, monitoren en analyseren we hoe het nu gaat. Op diverse wijzen is
in het afgelopen jaar zorggedragen voor monitoring op hoe initiatiefnemers gebruikmaken
van het Omgevingsloket. We halen continu feedback op. Zo wordt steeds inzichtelijker
welke verbeteringen op welke plek in het stelsel nodig zijn. Daar sturen we op bij.
We werken nauwer en beter samen, maken nieuwe werkafspraken en voeren verbeteringen
door. Om zo bijvoorbeeld de regeldruk verder te verminderen. Ik kijk met de samenwerkende
overheden naar de mogelijkheden om het Omgevingsloket door te ontwikkelen en te verbeteren.
Hiertoe wordt breed gekeken. Van het goed doorverwijzen naar het Omgevingsloket vanuit
gemeentelijke internetpagina’s tot aan het verbeteren van de ontvangst-pagina’s van
het Omgevingsloket en het toevoegen van nieuwe technische functionaliteiten.
In deze activiteiten is bij alle partijen de bewustwording ontstaan dat de wijze waarop
informatie het DSO wordt ingebracht, bepalend is voor de gebruikerservaring van het
Omgevingsloket (garbage in, garbage out). Zodra een bevoegd gezag bijvoorbeeld een
heel ambtsgebied heeft aangewezen dan krijgt iedere inwoner van dat gebied alle vragen
voor dat gebied te zien – zelfs als deze niet relevant zijn voor hun initiatief. Door
werkingsgebieden scherp af te bakenen, worden gebruikers minder belast met onnodige
vragen. Vanuit eenzelfde gedachte wordt ook gekeken naar onbegrijpelijk jargon, onduidelijke
toelichtingen en tegensstrijdige instructies tussen bevoegde gezagen. Dit doe ik bijvoorbeeld
via zogenaamde zelfanalyses. In het afgelopen jaar hebben diverse gemeenten, waterschappen,
provincies en rijkspartijen analyses uitgevoerd op hun «content» in de vergunningcheck
van het Omgevingsloket. Dit gebeurde vanuit een gebruikersperspectief. De analyses
werden begeleid door DSO-experts en koepelorganisaties. Hiermee zijn deze organisaties
zich bewuster geworden van hoe hun informatie op een gebruiker overkomt. Hoe hun inhoudelijke
overheidsperspectief onbedoeld soms belemmeringen en onzekerheden oproept bij burgers
en bedrijven die initiatieven willen ontplooien. Dit leidt bij die organisaties vaak
tot directe verbetering van hun informatie in het Omgevingsloket. Ze zien waar initiatiefnemers
vastlopen en kunnen gerichter informatie verbeteren. Uit dergelijke analyses zijn
ook verbetermogelijkheden geïdentificeerd op het gebied van landelijke wet- en regelgeving.
Waar dit het geval is agendeer ik deze bij de betreffende departementen.
Via onder meer openbare gebruikerstesten met burgers wordt momenteel gekeken naar
verbetermogelijkheden van de meest in het Omgevingsloket aangevraagde werkzaamheden.26 Op basis van voorstellen door bevoegde gezagen worden basissets van toepasbare regels
opgesteld – die daarna in het gebruik worden getest. Na oplevering kunnen bevoegde
gezagen deze vervolgens gebruiken bij het ontsluiten van hun regels in het Omgevingsloket.
Dit wordt verwerkt in de herijking van het Handboek Toepasbare Regels. Het opsporen
van al deze verbeterpunten gebeurt in nauw overleg met bevoegde gezagen en met ondersteuning
van de samenwerkende overheden. Alle bestuurlijke partners hebben aangegeven dat het
verbeteren van de gebruikerservaring prioriteit heeft in 2025 en verder.
Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw DSO
Om het afgesproken «basisniveau DSO-LV»27 te bereiken en vervolgens het bestuurlijke eindambitieniveau (scenario 3), vastgelegd
in de «Bestuurlijke Agenda Uitbouw DSO-LV»,28 is in 2024 door alle betrokkenen hard gewerkt aan de afbouw, doorontwikkeling en
uitbouw van het DSO. In het vierde kwartaal van vorig jaar zijn hier wederom goede
stappen in gezet, waarbij de continue verbetering van het DSO-LV en het Omgevingsloket
centraal staat. Hieronder licht ik de belangrijkste ontwikkelingen uit het afgelopen
kwartaal aan uw Kamer toe. Voor een volledig overzicht van alle ontwikkelingen in
en van het DSO verwijs ik u graag naar de webpagina «Plannen voor ontwikkeling DSO»
van het IPLO.29
Afbouw – Basisniveau DSO-LV
In mijn vorige voortgangsbrief gaf ik aan dat de planning om het afgesproken basisniveau
te bereiken mogelijk herijkt moest worden. Ik kan u inmiddels melden dat dit inderdaad
het geval is. Het is helaas niet gelukt om het gehele afgesproken basisniveau binnen
één jaar na inwerkingtreding te behalen. Hier liggen meerdere oorzaken aan ten grondslag,
waaronder diverse malen uitstel van de inwerkingtreding en beperkte ontwikkelcapaciteit
(krapte op de arbeidsmarkt), welke ik in mijn vorige voortgangsbrief grotendeels al
heb benoemd.30 Een andere oorzaak komt voort uit de flexibele en iteratieve manier van werken waarlangs
het DSO wordt ontwikkeld. Deze werkwijze zorgt er onder andere voor dat op basis van
opgedane praktijkervaringen, de ontwikkeling van functionaliteiten die tot de uitbouwagenda
behoren, naar voren zijn gehaald. Dergelijke verschuivingen sluiten namelijk beter
aan bij de behoeften en wensen van de betrokken partijen. Hierdoor wordt gelijktijdig
gewerkt aan de resterende afbouw, alsmede de uitbouw. Gelet op de beperkte ontwikkelcapaciteit
betekent dit gelijktijdig wel dat er vertraging ontstaat in de afbouw, omdat ontwikkelcapaciteit
wordt gebruikt voor functionaliteiten uit de uitbouwagenda. Afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw lopen dan ook meer en meer gelijktijdig (parallel) op. Dit zorgt er, in
combinatie met de eerder aan uw Kamer al gemelde beperkte ontwikkelcapaciteit, voor
dat de eerdere planning rondom afbouw op onderdelen herijkt moet worden, maar dit
sluit beter aan bij de behoeften en wensen van betrokken partijen in de praktijk.
Het afgelopen kwartaal is samen met de betrokken partijen gewerkt aan deze herijking.
Bij het bepalen van het nieuwe tempo waarin het basisniveau gerealiseerd wordt, speelt
de roadmap voor de implementatie van Standaard Officiële Publicaties (STOP) versie 1.4
in de Landelijke Voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB) een belangrijke,
centrale rol. De implementatie van de STOP 1.4-standaard valt gedeeltelijk onder het
basisniveau DSO-LV. Over deze roadmap en de implementatie van deze standaard geef
ik hieronder meer informatie. De herijkte planning voor de afbouw wordt naar verwachting
in het eerste kwartaal van 2025 ter besluitvorming aan de bestuurlijke partners voorgelegd.
Naast het herijken van de planning, vallen ook de kosten voor de voorgenomen afbouw
hoger uit dan eerder begroot. Vanwege de financiële impact van het extra uitstel van
de inwerkingtreding van de Omgevingswet en hogere kosten als gevolg van prijsstijgingen
is er een negatief effect op de kosten. Op dit moment wordt nog hard gewerkt om de
ramingen op te leveren. De financiële gevolgen zijn onderdeel van voorgenoemde interbestuurlijke
besluitvorming. Over de uitkomsten van deze interbestuurlijke besluitvorming zal ik
u via mijn voortgangsbrieven informeren.
Standaard Officiële Publicaties (STOP) versie 1.4
Ik kan u melden dat de Release B versie 1.4 van de STOP-standaard (hierna: STOP 1.4-standaard)
het afgelopen kwartaal interbestuurlijk is vastgesteld. De vaststelling vormt een
eerste belangrijke stap in de implementatie van deze nieuwe STOP standaard. Deze versie
van de STOP standaard bevat alle scenario’s die nodig zijn voor bevoegde gezagen om
de Omgevingswet goed uit te kunnen voeren. Ook de meest complexe scenario’s.31 Complexe mutaties zijn mutaties in de planvorming die elkaar niet logisch opvolgen
in de tijd. Daarnaast ondersteunt deze standaard ook het zogenaamd parallel publiceren
voor bevoegde gezagen.32 De verschillende scenario’s worden stapsgewijs ingevoerd in de Landelijke Voorziening
Bekendmaken en Beschikbaar stellen (LVBB) en het DSO.
Op dit moment wordt de LVBB hiervoor gereed gemaakt. Ook wordt gekeken welke eventuele
aanpassingen nog meer noodzakelijk zijn in de LVBB. De LVBB, welke valt onder de verantwoordelijkheid
van de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijkrelaties, is de afgelopen jaren
onder tijdsdruk doorontwikkeld, met haar eigen uitdagingen. Om de LVBB goed te blijven
exploiteren bij toenemend gebruik en verder te ontwikkelen, moet het fundament van
de LVBB worden bijgewerkt. Door het Kennis- en exploitatiecentrum officiële overheidspublicaties
(KOOP) wordt gewerkt aan een bouwplan dat inzicht geeft in het tempo en omvang van
dit life cycle management, maar ook welke activiteiten (eventueel) nodig zijn om de
randvoorwaarden voor de implementatie van de STOP versie 1.4 goed door te kunnen voeren.
Het DSO-LV, de verdere stelselherziening en de verdere implementatie van de STOP 1.4-standaard
zijn daarmee op onderdelen afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de LVBB. Op
basis van het bouwplan en de impact op het DSO bepaal ik samen met de Staatssecretaris
en betrokken partijen welke stappen eventueel nodig zijn. Uiteraard zal ik uw Kamer
hierover – indien van toepassing – informeren via mijn voortgangsbrieven.
Op basis van onder meer het bouwplan wordt naar verwachting in de loop van het eerste
kwartaal dit jaar een roadmap voor besluitvorming voorgelegd aan de interbestuurlijke
partners. Deze roadmap beschrijft de fasering waarin de verschillende scenario’s in
de STOP 1.4-standaard – rekening houdend met eventueel noodzakelijk aanpassingen in
de LVBB – worden geïmplementeerd. Hierbij zijn ook de lokale plansoftwareleveranciers
actief betrokken. Over de besluitvorming en daarmee de duur van het gehele implementatietraject
rondom de STOP 1.4-standaard zal ik u via mijn voortgangsbrieven informeren.
Beheerbegroting DSO-LV
In november is de deelbegroting voor beheer en doorontwikkeling DSO-LV voor het jaar
2025 door de interbestuurlijke partners vastgesteld. Zij hebben ook ingestemd met
de inhoud van de deelbegroting Vernieuwing DSO-LV 2025 (Afbouw en Uitbouw). Daarnaast
is akkoord gegeven op de deelbegroting voor aanvullende posten in 2025, zoals het
interbestuurlijk ketentesten (IKT) en het stimuleren van het Open Stelsel voor Derden.
De beheerpartijen werken de komende periode aan een meerjarenbegroting voor beheer
en doorontwikkeling. Hierin wordt rekening gehouden met de meerjarige ontwikkeling
van de beheerlast, inclusief mogelijke risico’s en onzekerheden. Over de uitkomst
van deze meerjarenbegroting informeer ik uw Kamer via de komende voortgangsbrieven.
Overige ontwikkelingen DSO
Leverancierstestomgeving
In het vierde kwartaal van 2024 is de eerste fase van de toegezegde leverancierstestomgeving
(hierna: LTO) opgeleverd.33 In deze aparte testomgeving kunnen leveranciers functies testen die hiervoor werden
uitgevoerd in de pre-productie omgeving. Zoals in mijn vorige voortgangsbrief al aangegeven
wordt de LTO op het moment nog weinig gebruikt.34 Het gebruik van de LTO wordt belangrijk op het moment dat de STOP 1.4-standaard daadwerkelijk
geïmplementeerd gaat worden. Zoals hierboven reeds aangegeven onder het kopje «Standaard
Officiële Publicaties (STOP) versie 1.4» wordt over de roadmap voor de implementatie
van deze standaard dit kwartaal door mij en de (inter)bestuurlijke partners besloten.
Over de planning van fase 2 en 3 van de LTO ben ik op dit moment nog in gesprek met
de betrokken partijen. Een belangrijke notie blijft verder dat de LTO niet per definitie
een permanente omgeving is, maar dat deze voortdurend in relatie tot andere omgevingen
geëvalueerd en aangepast zal worden.
Aansluiten externe informatiebronnen
Goede en volledige informatie over de leefomgeving is essentieel om de Omgevingswet
goed te laten werken. Er wordt stap voor stap gewerkt aan een Omgevingsloket waar
initiatiefnemer alle relevante informatie over de fysieke leefomgeving op één plek
kan vinden. Het afgelopen kwartaal zijn proof of concepts ontwikkeld voor het ontsluiten
van het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV) en de Centrale Voorziening Geluidgegevens
(CVGG). Door deze externe bronnen aan te sluiten, kunnen initiatiefnemers deze informatie
eenvoudiger meenemen bij een vergunningscheck of aanvraag.
Omgevingsvergunning zichtbaar in DSO-LV
Er loopt een analyse naar de haalbaarheid om omgevingsvergunningen digitaal te ontsluiten
via het Omgevingsloket. Het digitaal ontsluiten van verleende omgevingsvergunningen
biedt een aantal voordelen. In de eerste plaats vergroot dit de transparantie voor
belanghebbenden en bevoegde gezagen onderling. Zij kunnen dan verleende omgevingsvergunningen
immers op één plek, via het Omgevingsloket, raadplegen. Ook kan deze digitaal beschikbare
informatie goed worden toegepast bij de uitvoering van toezicht en handhaving.
Open stelsel voor derden
De landelijke voorziening van het DSO is ontwikkeld als een «open» stelsel. Het betekent
dat het stelsel onder andere gebruikmaakt van open standaarden en open data. Het DSO-LV
biedt derde partijen de mogelijkheid om, met behulp van het DSO-LV, API’s, data en
functionaliteiten, in de eigen software te integreren. Dit stelt gebruikers in staat
om data in het DSO-LV te combineren met eigen data. Diverse grote marktpartijen, bijvoorbeeld
de Gasunie, hebben het afgelopen jaar de eigen software al gekoppeld aan het DSO-LV.
Hierdoor kunnen complexe ruimtelijke vraagstukken in de toekomst sneller en nauwkeuriger
worden beoordeeld. Daardoor kunnen overheden en bedrijven efficiënter werken. Vanuit
de beheerorganisaties wordt het Open Stelsel beleid dan ook actief uitgedragen en
wordt ondersteuning verleend aan deze derde partijen.
Verken uw idee
In mijn vorige voortgangsbrief melde ik u dat fase 1 van de functionaliteit «verken
uw idee» is opgeleverd.35 Via deze functionaliteit is het voor overheden en initiatiefnemers, waaronder niet-ingezetenen,
mogelijk om op een laagdrempelige manier zo vroeg mogelijk met elkaar in contact te
komen over initiatieven en ideeën binnen de fysieke leefomgeving. In het afgelopen
kwartaal is voor deze functionaliteit een nieuwe versie van de STAM-standaard (Standaard
aanvragen en meldingen) in productie genomen, versie 5.0. De nieuwe versie STAM 5.0
introduceert onder andere nieuwe soorten verzoekberichten, zoals het bericht dat hoort
bij «Verken uw idee». Om deze verzoeken te ontvangen, moet het zaak- of vergunningensysteem
van een organisatie STAM 5.0 ondersteunen. Met de functionaliteit «verken uw idee»
hoeven er niet direct volledig uitgewerkte plannen te worden opgestuurd naar het bevoegd
gezag. Dit verbetert de gebruikservaring en draagt bij aan de gebruiksvriendelijkheid
van het Omgevingsloket. Het is daarnaast ook noodzakelijk om invulling te geven aan
de Single Digital Gateway verordening36.
Overige onderwerpen, moties en toezeggingen
Uitfaseren Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s)
Omdat vorig jaar nog niet alle bevoegde gezagen in staat waren om te werken volgens
de nieuwe technische standaarden, heb ik medio vorig jaar, samen met de bestuurlijke
partners, besloten om de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM) daar waar nodig
met een jaar te verlengen.37 Daarmee beschikken deze bevoegde gezagen ook dit jaar (2025) nog over een terugvaloptie.
Dit geeft deze bevoegde gezagen de benodigde extra tijd om de techniek en kennis op
peil te brengen om zo snel mogelijk wel met de nieuwe (technische) standaarden te
kunnen werken. In verband met deze verlenging is het overgangsrecht in het Besluit
elektronische publicaties aangepast.38 Met de aanpassing van dit Besluit beschouw ik mijn toezeggingen aan de Eerste Kamer
ten aanzien van de TAM en het moment van uitfaseren als afgedaan.39
Governance
In de afgelopen voortgangsbrief heb ik u op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen
rondom het herijken, optimaliseren en vereenvoudigen van de bestaande governance.
Dit leidt tot efficiëntere besluitvorming, grotere transparantie en verbeterde samenwerking.
Om dit te bewerkstelligen is een procesbegeleider aangewezen. De procesbegeleider
voert een brede verkenning uit onder de gemeenten, waterschappen, provincies, het
Rijk en beheerorganisaties. Hierbij staan drie onderwerpen centraal. Het eerste onderwerp
gaat over de uitbouw en doorontwikkeling van de DSO-Landelijke Voorziening en de werking
van het DSO binnen de keten. Het tweede onderwerp focust zich op de aandacht voor
de ondersteuning van bevoegde gezagen tijdens de transitiefase. Het laatste onderwerp
gaat over het inzetten op het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid voor eindgebruikers.
De verkenning brengt de financiën in kaart en kan leiden tot een aanpassing van de
governance en de interbestuurlijke afspraken over deze onderwerpen. Als er relevant
nieuws is, breng ik u op de hoogte via mijn voortgangsbrieven.
Opvolging motie Moonen c.s.
De motie Moonen c.s. betreft het bevorderen van participatie door a) het beschikbaar
maken van de «kennisgeving voornemen», het zogenaamde «vlaggetje» – vergelijkbaar
met de huidige vooraankondiging – en b) concepten van regelingen in de viewers van
het DSO-LV zichtbaar te maken. In het kader van het «vlaggetje» heb ik u in een eerder
stadium aangegeven dat de realisatie hiervan meegenomen wordt in de planning. Als
eerste stap wordt nu gewerkt aan een technisch ontwerp van deze functionaliteit welke
naar verwachting in Q1 2025 gereed is. Het ontwerp wordt daarna getoetst om zeker
te stellen dat het de informatiepositie van de gebruikers versterkt en geen onverwacht
negatief effect heeft op de gebruiksvriendelijkheid van de viewers. Na deze tests
volgt de implementatie van de functionaliteit.
In het kader van de «conceptregelingen» heb ik al aangegeven dat de realisatie van
deze functionaliteit op dit moment niet passend is. Deze extra gewenste functionaliteit
mag namelijk niet ten koste gaan van zaken die eerder met de bestuurlijke partijen
zijn afgesproken, bijvoorbeeld voor de verdere afbouw en de implementatie van STOP 1.4.
Daarbij komt dat er in de markt op dit moment ook al technische oplossingen aanwezig
zijn om concepten te kunnen ontsluiten op andere manieren. Ook betekent dit dat dergelijke
regelingen aan de voorgeschreven standaarden moeten gaan voldoen en dat heeft impact
op de vormvrijheid die bevoegde gezagen nu hebben. Op dit moment wordt verder gewerkt
aan een uitgebreidere impactanalyse. In deze impactanalyse wordt onder andere verder
gekeken naar de beleidsmatige verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheden, de
wenselijkheid en de mogelijke impact op de gebruiksvriendelijkheid. Daarnaast vraagt
het realiseren van een functionaliteit als deze om veel middelen en capaciteit, welke
begrotingstechnisch niet voorzien zijn. De impactanalyse wordt in overleg met alle
betrokken partijen opgesteld, waarna de vervolgstappen worden bepaald. Ook hiervoor
geldt dat deze impactanalyse naar verwachting in Q1 2025 opgeleverd wordt. Ik blijf
u via mijn voortgangsbrieven informeren over de voortgang en de wijze waarop ik aan
deze motie uitvoering geef.
Wetgeving en rechtspraak
De aanvullingen op de invoeringswetgeving die via de Vangnetregeling Omgevingswet
zijn vastgesteld, worden meegenomen in een voorstel voor een technische verzamelwet
dat tot en met 8 maart 2025 ter consultatie ligt.40 Daarnaast wordt nog een tweede wijziging van deze vangnetregeling voorbereid. Ook
de eerdergenoemde wijziging van het Besluit elektronische publicaties is vastgesteld
vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid. Daarnaast zijn er vanuit de beleidsverantwoordelijkheid
van verschillende bewindspersonen in 2024 in totaal 27 wijzigingen van het stelsel
bekendgemaakt (3 wetswijzigingen, 12 AMvB-wijzigingen en 12 wijzigingen van de Omgevingsregeling).
Belangrijke voorbeelden zijn de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en
de Wet uitvoering Europese verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten.41 Maar het gaat ook om technische aanpassingen, zoals een verzamelwet. Die aantallen
zijn vergelijkbaar met de wijzigingen die in de jaren voor de inwerkingtreding van
het stelsel werden gepubliceerd (25 in 2022 en 33 in 2023).
De regeringscommissaris voor de Omgevingswet heeft een eerste advies gegeven, dat
enkele aanbevelingen bevat over het «Varkens in Nood» reparatiewetsvoorstel. Dat voorstel
zal de Omgevingswet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een aantal andere omgevingsrechtelijke
wetten wijzigen.42 Het advies wordt verwerkt in een voorstel dat zich op dit moment nog in de fase van
ambtelijke voorbereiding bevindt. Het advies wordt samen met de aanbieding voor advisering
aan de Raad van State gepubliceerd.
Op 18 december heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een eerste
uitspraak gedaan over een wijziging van een omgevingsplan (gemeente Aalsmeer).43 Daarin gaat de Afdeling in op het toetsingskader dat zij hierbij hanteert. In het
stelsel gaat het niet meer om de «goede ruimtelijke ordening», maar een «evenwichtige
toedeling van functies aan locaties». In totaal hebben de rechtbanken en de Afdeling
enkele duizenden rechterlijke uitspraken gedaan die het stelsel raken, maar het overgrote
deel gaat nog over het overgangsrecht en dus de toepassing van het oude recht.
Monitoring en evaluatie stelsel Omgevingswet
Sinds 1 januari 2024 maken de bestuurlijke partners en ik voortdurend gebruik van
de monitors die voor de inwerkingtreding zijn ingericht. Via deze monitors wordt zicht
gehouden op de werking van de Omgevingswet. Eventuele knelpunten worden zo ook in
een vroegtijdig stadium gesignaleerd. Verder wordt de monitoring gebruikt om uiteindelijk
de werking van de wet op verschillende momenten te evalueren. Nu het eerste jaar onder
de Omgevingswet achter ons ligt, kunt u van mij in het kader van de monitoring en
evaluatie de komende periode verschillende rapportages verwachten.
In lijn met het plan van aanpak van de Monitor Werking Omgevingswet44 ontvangt uw Kamer in juni 2025 de eerste monitoringsrapportage (over 2024) van mij.
De ingestelde onafhankelijke Evaluatiecommissie Omgevingswet (hierna: EcO) reflecteert
op deze rapportage. Een dergelijke monitoringsrapportage inclusief reflectie van de
EcO ontvangt u de komende jaren elk jaar van mij. Voor de financiële monitoring ontvangt
u in het eerste kwartaal van 2025 de resultaten van het onderzoek naar de transitiekosten.
Daarna volgen nog twee integrale financiële evaluaties. Tot slot wordt het komende
jaar gewerkt aan de toegezegde invoeringstoets. De uitkomsten hiervan verwacht ik
u aan het einde van 2025 te kunnen toesturen.
Evaluatiecommissie Omgevingswet
Naast het reflecteren op de jaarlijkse monitoringsrapportage, laat de onafhankelijke
Evaluatiecommissie Omgevingswet ook eigen onderzoeken uitvoeren. In het eerste kwartaal
van 2025 ontvang ik de eerste rapportage over 2024 van de EcO. De rapportage stuur
ik in een later stadium naar uw Kamers toe. Deze rapportage bevat twee deelonderzoeken
die de EcO in 2024 heeft laten uitvoeren over de werking van de kerninstrumenten «decentrale
regels» en «buitenplanse omgevingsplanactiviteit» (BOPA). In totaal voert de EcO acht
deelonderzoeken uit tussen 2024 en 2027, met een herhaalonderzoek in 2028. Elk jaar
publiceren zij een rapportage over de uitgevoerde deelonderzoeken. In 2029 publiceren
zij de eindevaluatie, dit is vijf jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening