Brief regering : Aanpak spitsspreiden en -mijden
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 483 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2024
Comfortabel en vlot van A naar B reizen, zonder oponthoud, dat is de ideale situatie.
Onze infrastructuur behoort tot één van de beste ter wereld en dat willen we zo houden.
Wij vinden het belangrijk dat iedereen mee kan doen in de samenleving en in de economie.
Wij investeren dan ook in de bereikbaarheid van Nederland. Toch staan veel mensen
tijdens de spitsuren vast op de weg, of dicht tegen elkaar aan in de trein. Spitsuren
ontstaan als heel veel mensen tegelijkertijd kiezen de weg op te gaan of in de trein
te stappen. Voor veel reizigers is dat geen vrije keuze: de winkel moet open, de leerkracht
moet op tijd voor de klas staan, de ronde van de wijkverpleger begint op tijd, enzovoort.
Tegelijkertijd hoeven niet alle mensen die nu in de spits reizen, per se op dat tijdstip
of op die dag te reizen. Zo merkten we bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie dat
veel mensen een aantal dagen per week thuis konden werken.
De spitsproblematiek dreigt structureel groter te worden. Het is nu al zo druk op
sommige plekken dat de reis lang(er) of oncomfortabel(er) en de reistijd onvoorspelbaarder
wordt. De komende jaren zal dit alleen maar verder toenemen door een groeiend aantal
mensen dat wil en zal gaan reizen, maar ook door de toename van noodzakelijke werkzaamheden
aan de weg en aan het spoor. Dit leidt tot overlast. Werkplekken worden minder bereikbaar
in de spits. Snel de capaciteit van het mobiliteitssysteem vergroten is onmogelijk
vanwege beperkingen op het gebied van financiën, stikstofruimte en capaciteit. Daarnaast
neemt de voorbereiding en realisatie ook de nodige jaren in beslag. Andersoortige
maatregelen zijn nodig om de bereikbaarheid op korte(re) termijn te borgen. Eerdere
onderzoeken hebben aangetoond dat deze type maatregelen effectief kunnen zijn in het
bereiken van beleidsdoelstellingen t.b.v. bereikbaarheid, leefbaarheid en duurzaamheid.1, 2
We kunnen met zijn allen echter weldegelijk iets doen om die groeiende spitsproblematiek
af te remmen. Specifieke groepen mensen kunnen hun reistijden over de week verspreiden
en spitsuren of -dagen mijden. Een halfuurtje eerder of later vertrekken met de auto,
of met de trein op woensdag of vrijdag reizen in plaats van op de drukkere maandag,
dinsdag en donderdag doet al een boel.3 Daarmee geven we de mensen die hun reistijden niet zelf kunnen kiezen meer ruimte
op de weg (het hoofdwegennet) en in de trein (het hoofdrailnet). Zodat mensen die
in de spits moeten reizen, dat ook beter kunnen. Zo houdt iedereen de mogelijkheid
om te werken, ondernemen, leren en ontspannen.
De nood van deze interventie: het is vaak al te druk, overlast zal de komende jaren
naar verwachting verder toenemen
Het is op bijna alle dagen van de werkweek druk in de spits op het hoofdwegennet.
Ook in de trein is duidelijk sprake van piekbelasting in de ochtend- en avondspits,
vooral op de dinsdag en donderdag. Op andere momenten is het relatief rustig op de
weg en het spoor. Dit is in één oogopslag zichtbaar met de «spitsfactor» (het aandeel
afgelegde kilometers in de spitsuren4 ten opzichte van de overige uren van de dag5). Nu ligt de spitsfactor gemiddeld op de weg op 1.5 en op het spoor zelfs op 2. Een
spitsfactor van 2 betekent er 2 keer zoveel kilometers worden afgelegd als je gemiddeld
genomen zou verwachten op basis van afgelegde kilometers per dag en een ideale verdeling
daarvan over de dag. Hoe hoger de spitsfactor, hoe meer mensen tijdens de spits reizen
in plaats van er buiten. Het is dus druk in de spits én er is ruimte om juist búiten
de spits te reizen. De komende jaren wordt er veel aan het spoor gewerkt én wordt
door economische en- bevolkingsgroei, naar verwachting meer gereisd (Integrale Mobiliteitsanalyse
(IMA))6. De piekdrukte, de werkzaamheden en de verwachte opgaven in de groei van personenvervoer
komen samen op trajecten in de Randstad en de aanvoerlijnen naar de Randstad. 80%
van de de grootste knelpunten liggen in de Randstad of op de aanvoerlijnen daar naar
toe. Onderstaande kaartjes laten dit zien.
Links de geplande wegwerkzaamheden [grote werkzaamheden de komende jaren7], in het midden de geplande spoorwerkzaamheden [geplande grote werkzaamheden tijdens
de spits in 20258] en rechts de verwachte opgave in personenvervoer door economische en- bevolkingsgroei
in IMA scenario Hoog. Samen vormen deze kaartjes het beeld dat de komende jaren in
de Randstad en op de aanvoerlijnen naar de Randstad de overlast zal toenemen.
De bestemmingen van reizigers kunnen invloed hebben op het moment waarop men reist.
Zo is voor de weg in de ochtendspits bijvoorbeeld 57% van de autoverplaatsingen werk
gerelateerd en 8% onderwijs gerelateerd, voor de trein gaat het om 68% werk gerelateerd
en 25% onderwijs gerelateerd.9 De middagspits laat een diffuser beeld zien. Dat betekent dat bijvoorbeeld werkgerelateerde
mobiliteit, zowel last heeft van de piekdrukte, als veroorzaker is van de piekdrukte.
We willen ook voor de middellange termijn werken aan bereikbaarheid: niet alleen door
te bouwen maar ook het stimuleren van bewuste mobiliteitskeuzes over de dag en de
week. In 2025 wordt ontworpen hoe dit effectief kan
Doel en doelgroepen
Het doel is om de spitsfactor met 10% over 10 jaar op de 10 drukste trajecten op de
weg en het spoor te verlagen en op maatregelen die bijdragen om de verdeling van treinverplaatsingen
in de ochtend- en avondspits op maandag, dinsdag en donderdag t.o.v. woensdag en vrijdag
is met 8% af te laten nemen in 10 jaar. Daarnaast is het streven dat de ervaren hinder
bij toenemende wegwerkzaamheden en woon-werkreistevredenheid de komende 10 jaar stabiel
blijft, ondanks de vele werkzaamheden. Door bewuste(re) mobiliteitskeuzes bij reizigers
te stimuleren, wordt gekeken naar wat reizigers ook zelf kunnen doen om hinder beheersbaar
te houden.
Hierbij zal de focus ook liggen op de groepen met het grootste aandeel reizigers in
de spits: werkgevers (waaronder overheden), werknemers (waaronder ambtenaren) en onderwijsinstellingen,
studenten en scholieren.
Methode
De beoogde doelen vragen dat in 2025 een gerichte en samenhangende manier wordt ontwikkeld
met relevante partijen om de spitsdrukte te spreiden door nieuwe (gezamenlijke) keuzes
te bieden. In 2025 wordt samen met decentrale overheden gewerkt aan een landelijke
en regionale aanpak spitsspreiden en -mijden. Via deze aanpak wordt ingezet op het
spreiden en mijden van reizen tijdens de spitsdrukte, zowel over de dag als over de
week. Hierbij ligt de focus op de grootste knelpunten op het hoofdwegennet en hoofdrailnet.
Hiermee geven wij uitvoering aan de motie Olger van Dijk10 – die hierbij ook een voorbeeldrol voor de Rijksoverheid zelf ziet – en het regeerprogramma.
We kiezen voor het versterken van bestaande maatregelen, het ontwikkelen van nieuwe
maatregelen en het nauwkeurig monitoren van de voortgang en van de effecten (voor
zover mogelijk binnen de juridische kaders). Spitsmijden en -spreiden is niet nieuw.
Er bestaat al veel kennis over. Die zal worden gebruikt en aangevuld met datagedreven
monitoring om ook te kunnen bijsturen als maatregelen desondanks onverhoopt te weinig
of ongewenste effecten sorteren. We zullen daarnaast de omvang van dit probleem in
2025 bij verschillende partijen blijven agenderen en met hen in gesprek treden over
wat zij hier ook concreet aan kunnen doen. Denk daarbij aan regionale overheden, vervoerders,
werkgevers, werknemers, onderwijsinstellingen en andere departementen. Als alle maatschappelijke
sectoren een steentje bijdragen kan de spitsdrukte daadwerkelijk verbeteren.
Financiën
De inzet is dat dit in het eerste kwartaal van 2025 leidt tot concrete plannen binnen
de beschikbare middelen om op korte termijn de spitsdrukte te verminderen, met een
focus op realisatie in 2025. Er is € 16 mln. gereserveerd voor de aanpak spitsspreiden
en -mijden in 2025. Verschillende regio’s ontvangen daarnaast in totaal € 13 mln.
om via bestaande en al lopende trajecten en in cofinanciering te blijven werken aan
spitsspreiden en -mijden en beter de bestaande mobiliteitssystemen te gebruiken. Deze
afspraken hebben we met de regio’s gemaakt op het BO MIRT van november jl.11
Parallel werken de decentrale overheden aan gebiedsspecifieke plannen van aanpak voor
2026 en verder, gevoed door in 2025 op ingezet wordt en wat uit eerste monitoringsresultaten
komt. De intentie is om deze plannen te betrekken bij de voorjaarbesluitvorming van
2025 over de begroting van IenW. Het streven is om deze plannen uiterlijk in het BO
MIRT van 2025 vast te stellen, inclusief eventuele bijbehorende financiering van Rijk
en regio.
Mogelijke maatregelen: de plannen die in 2025 worden uitgewerkt, bevatten vaste onderdelen
en ruimte voor innovatie
We verwachten – mede op basis van de kennis die is opgedaan in eerdere trajecten –
ten minste vier type maatregelen terug te zien in de plannen die de komende maanden
worden uitgewerkt. Daarbij wordt een impuls gegeven aan bestaande maatregelen en willen
we nieuwe maatregelen opstarten waar mogelijk om zo de keuzemogelijkheden van reizigers
te vergroten en reizigers te motiveren om – waar mogelijk – andere keuzes te maken:
1. Verkeersmanagement. Dit zijn maatregelen om het verkeer op de weg in goede banen te leiden en om snel
op te treden bij verstoringen (zoals pech- en ongevallen). We gaan samen met relevante
partijen, zoals wegbeheerders, verkennen welke verkeersmanagementmaatregelen onder
welke condities en in welke context doelmatig zijn tijdens spitstijden en op piekdagen
(maatregelen om het verkeer op de weg in goede banen te leiden en om snel op te treden
bij verstoringen (zoals pech- en ongevallen), zoals, toeritdosering en de mogelijkheden
die worden ontwikkeld op het vlak van slimme verkeersinformatie).
2. Mobiliteitsmanagement. Dit zijn maatregelen om de keuzeruimte van reizigers te verruimen door reizen via
alternatieve modaliteiten mogelijk te maken en te stimuleren via werkgevers, onderwijsinstellingen
en in woonwijken (bijvoorbeeld via financiële prikkels). Dit kan bijvoorbeeld door
het stimuleren van fietsen voor korte afstanden, aanbieden van deelmobiliteit en nieuwe
bewoners informeren over de verschillende opties om te reizen. Bestaande regionale
(werkgevers)aanpakken willen we hier ook voor inzetten. Daarnaast kan worden geïnvesteerd in ondersteunende
faciliteiten, zoals fietsstallingen en overstapplekken bij de geïdentificeerde knelpunten.
3. Optimaliseren van de Hinderaanpak. Er zullen gesprekken worden gevoerd met ProRail en RWS over communicatie en effectieve
maatregelen, voorafgaand en tijdens wegwerkzaamheden. Met als doel om mensen structureel
op een andere manier te laten reizen na werkzaamheden op de weg of op het spoor, bijvoorbeeld
door forenzen tijdig te informeren over toekomstige wegwerkzaamheden en alternatieve
mogelijkheden om te reizen.
4. Innovatieve maatregelen. In 2025 starten we het inhoudelijke gesprek met een wetenschappelijke klankbordgroep.
De klankbordgroep gaat zich in een rondetafelsetting buigen over de geconstateerde
problemen. Zij zullen (internationale) kennis inbrengen over nieuwe en innovatieve,
bij voorkeur reeds bewezen, maatregelen. Deze inzichten kunnen worden gebruikt bij
de verdere planuitwerking. Hierbij wordt vooruitlopend op de eerste bijeenkomst van
de klankbordgroep gedacht aan het experimenteren met een puntenspaarsystemen, het
introduceren van een ruimte voetafdruk bij onderwijsinstellingen en werkgevers, en
het inzetten van pendelbusjes voor het verbreden van last-mile opties naar grote werklocaties.
Deze maatregelen worden ondersteund met communicatie over welke keuzes je kunt maken
als reiziger. Er wordt onder andere gestart met de campagne «Rij spitsvrij». Deze
campagne ondersteunt op een positieve manier de beleidsaanpak: «Moeten we altijd in
de spits reizen of zijn er ook andere mogelijkheden?»
De Rijksoverheid als werkgever
De Rijksoverheid heeft ook een rol als werkgever. Als Rijksoverheid dragen wij óók
bij aan de spitsdrukte en zetten stappen die bijdragen aan het verminderen hiervan.
Voorzieningen om hybride te werken bieden de mogelijkheid tot betere spreiding van
de aanwezigheid over de werkweek en tot betere spreiding van de rijkswerkplekken over
Nederland en dragen daarmee bij aan het doel om de spitsdrukte te verminderen. Ook
het mobiliteitsbeleid en de voorzieningen hiervoor dragen bij.
Hybride werken is sinds 2021 het uitgangspunt voor werken bij het Rijk en wordt positief
ervaren.12 Departementen bepalen daarbij zelf welke specifieke invulling zij hieraan geven.
Zo worden teams gestimuleerd en ondersteund om afspraken te maken over momenten waarop
men naar kantoor komt. Hiervoor kunnen zij gebruik maken van Cao-afspraken rondom
thuiswerken en gebruik van (elektrische) fiets en OV.
Ook zijn er, op inmiddels 7 locaties in het land, Rijksontmoetingspleinen (kantoorlocaties)
geopend.13 Hierdoor kunnen medewerkers eenvoudig dichter bij huis ontmoeten en werken. De komende
jaren worden nog eens 8 Rijksontmoetingspleinen geopend, waarvan de eerstvolgende
in het eerste kwartaal van 2025. De Rijksontmoetingspleinen ondersteunen een betere
spreiding van de rijkswerkgelegenheid over Nederland. Deze spreiding draagt ten eerste
bij aan de economische en maatschappelijk ontwikkeling van de regio’s en ten tweede
aan het beperken van de groei van de Randstad. Hiermee wordt indirect bijgedragen
aan spreiding van de mobiliteit en spitsdrukte. Vanuit BZK wordt, in het kader van
de Pilot Duurzame CAO Rijk gewerkt aan twee projecten: spreiding van aanwezigheid
over de werkweek en stimuleren deelvervoer.
Alle voorzieningen die afgelopen jaren zijn toegevoegd, dragen eraan bij om de mobiliteitsdruk
te verminderen. Binnen IenW zijn we aan het onderzoeken hoe we kunnen starten een
kleinschalige pilot, op basis van vrijwilligheid, om het gebruik van het OV in de
spits meer te spreiden over de dag en de week. Het gaat dan om de OV-trajecten van
en naar Den Haag.
De stand van zaken op relevante toezeggingen en moties
De Kamer heeft met de motie-Minhas c.s.14 de regering verzocht om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar een betere
spreiding van treinreizigers in de spits. Tevens verzocht de Kamer met de motie-Van
der Graaf/Krul15 de regering om bij het onderzoek naar de tariefstelling van de NS mogelijkheden te
betrekken om scholieren korting te bieden op abonnementen. De Kamer is eerder geïnformeerd16 dat beide moties betrokken zouden worden bij het onderzoek naar het spreiden van
reizigers en het verlichten van de spits.
Eind april jl. heeft het KiM17 een overzicht van 25 factsheets gepubliceerd waarin bestaande kennis over de effecten
van verschillende type maatregelen op doorstroming en verduurzaming van reisgedrag
inzichtelijk worden gemaakt. Daarmee zijn de vragen uit de genoemde moties deels beantwoord.
De inzichten uit het rapport tonen aan dat de effectiviteit van maatregelen sterk
afhankelijk is van de context en geven reden voor meer onderzoek naar de effecten
van regionale specifieke maatregelen. Het KiM start in aanvulling hierop begin 2025
een onderzoek naar de reisbewegingen van studenten en scholieren. Daar schenken zij
ook aandacht aan mogelijkheden om deze doelgroep beter te spreiden over de dag en
de week. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek, wordt verkend of nader onderzoek
naar kortingen op abonnementen voor deze doelgroepen opportuun is en hoe invulling
is gegeven aan beide moties.
Vervolg
De komende maanden werken wij de plannen voor 2025 verder uit. Ons doel is om in 2025
aan de slag te gaan met kleine, maar effectieve, factbased maatregelen waarmee de
spitsdrukte daadwerkelijk wordt aangepast. De intentie is om dit te betrekken bij
de voorjaarbesluitvorming van 2025 over de begroting van IenW. Via de MIRT-cyclus
zullen wij uw Kamer hierover op de hoogte houden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat