Brief regering : Monitor implementatie kwaliteitseisen kinderopvang 2024
31 322 Kinderopvang
Nr. 552
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2024
Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang waarvan zij voor hun kind(eren)
gebruik maken, van goede kwaliteit is. Daarom hebben we kwaliteitseisen in wet- en
regelgeving, waar ook toezicht op plaatsvindt. Met de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
(IKK) zijn de kwaliteitseisen voor dagopvang en buitenschoolse opvang (bso) in de
Wet kinderopvang aangepast, om de kwaliteit te verbeteren. Nadat de Wet IKK in 2022
is geëvalueerd, zijn enkele knelpunten in de regelgeving aangepakt. Met als doel om
– met behoud van kwaliteit – de eisen beter te laten aansluiten bij de praktijk, de
personeelstekorten in de kinderopvang beter te kunnen ondervangen en ruimte te bieden
voor een verrijkt aanbod in de bso.
Dit jaar is de Monitor implementatie kwaliteitseisen kinderopvang gestart, om de (aangepaste)
kwaliteitseisen doorlopend te evalueren en zo structureel te volgen hoe ze uitpakken in de praktijk. De monitor
richt zich op de uitvoering van kwaliteitseisen die de afgelopen jaren zijn aangepast
(en de taaleis Nederlands die 1 januari 2025 ingaat) en op ervaringen bij overige
kwaliteitseisen en samenhang tussen eisen.
Met deze brief bied ik u het rapport aan van de eerste meting, uitgevoerd door Berenschot.
Hieronder ga ik in op de resultaten.
Resultaten eerste monitor (2024)
Voor mij staat het vasthouden van de goede kwaliteit van kinderopvang voorop, in het
belang van de kinderen en hun ouders. Hieraan werken dagelijks vele pedagogisch professionals,
groepshulpen, locatiemanagers, houders van kinderopvangorganisaties, toezichthouders
en handhavers. Vele betrokkenen in de kinderopvang hebben meegewerkt aan deze monitor.
Daarvoor ben ik hen zeer erkentelijk.
In het vervolg van deze brief ga ik in op de onderzochte aanpassingen in kwaliteitseisen
sinds 2022. Allereerst op de aanpassingen die van toepassing zijn op dagopvang en
bso, daarna op de aanpassingen die alleen van toepassing zijn op de dagopvang en vervolgens
op de aanpassingen die van toepassing zijn op bso. Tot slot ga ik in op kwaliteitseisen
die afgelopen jaren niet gewijzigd zijn en de samenhang tussen eisen.
Aanpassingen voor dagopvang en bso
Kinderopvanglocaties mogen sinds 1 januari 2022 meer beroepskrachten in opleiding
(BIO’s) formatief inzetten (tot 50% van het totaal aantal beroepskrachten dat wordt
ingezet). Dit is een tijdelijke maatregel, tot 1 juli 2026. De meeste kinderopvangorganisaties
gebruiken de mogelijkheid om meer BIO’s in te zetten niet op structurele basis. Als
zij meer BIO’s inzetten doen ze dat meestal als aanvulling op de gediplomeerde pedagogisch
professionals en niet als vervanging daarvan. Kinderopvangorganisaties ervaren door
de verruiming wel meer flexibiliteit, doordat zij bij ziekte of vakantie van een pedagogisch
professional de BIO mogen meetellen voor de beroepskracht-kindratio. Ondervraagde
pedagogisch professionals ervaren soms een hogere werkdruk als zij met een BIO moeten
werken, tegelijkertijd werkt het merendeel liever met een BIO dan met een invalkracht
of zzp’er. Kinderopvangorganisaties letten op de capaciteiten van de BIO om te bepalen
hoe deze kan worden ingezet op de groep. Over de begeleiding van de BIO maken de opleidingsbegeleider,
stagebegeleider en BIO afspraken in het verplichte begeleidingsplan.
Een kwaliteitseis die per 1 januari 2025 in werking treedt is de taaleis Nederlands.
Deze is vastgesteld in 2017. De huidige stand van zaken van de implementatie is uitgevraagd
in de monitor. Dit omdat de datum nadert waarop medewerkers eraan moeten voldoen.
De meeste kinderopvangorganisaties hebben er al voor gezorgd dat medewerkers bewijsstukken
hebben. Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van de pedagogisch professionals
(84%) voldoet aan het voor de dagopvang vereiste niveau 3F (en 7% weet het niet).
Een klein deel van de pedagogisch professionals (9%) heeft nog niet aantoonbaar dit
niveau 3F. Kinderopvangorganisaties blijven die medewerkers bijscholen tot ze het
halen. Als dat niet lukt, zoeken zij naar andere oplossingen. Ze zetten een medewerker
bijvoorbeeld in de bso in (waar de lagere taaleis 2F gaat gelden) of bovenformatief
in de dagopvang. Slechts enkele malen benoemen locatiemanagers dat zij verwachten
dat een medewerker uit dienst zal treden vanwege het niet behalen van de taaleis.
Van de locatiemanagers verwacht 91% dat alle medewerkers op 1 januari 2025 voldoen
aan de taaleis, 4% verwacht dat er enkele medewerkers zijn die de taaleis nog niet
hebben gehaald en 5% weet het niet. Uit een recente peiling van KinderopvangWerkt!
volgt een vergelijkbaar beeld. Bij ongeveer 1% van het totaal aantal medewerkers is
het de verwachting dat zij per 1 januari 2025 nog niet zullen voldoen aan de taaleis
Nederlands.
Kinderopvangorganisaties kunnen sinds 1 juli 2023 flexibeler gebruikmaken van de mogelijkheid
om maximaal 3 uur per dag (bijvoorbeeld tijdens pauzes of aan de randen van de dag)
af te wijken van de beroepskracht-kindratio. Deze wijziging geeft meer mogelijkheden
om in te spelen op de behoefte van de kinderen in het verloop van de dag, zonder inbreuk
te maken op de kwaliteit van de kinderopvang. Over deze aanpassing zijn de deelnemers
aan het onderzoek het meest positief, omdat deze eis nu beter aansluit bij de dagelijkse
praktijk.
Aanpassingen voor alleen dagopvang
Het tijdelijk afwijken van het vaste-gezichtencriterium (de «ziek- en piek regeling»)
is mogelijk sinds 1 juli 2023. Locatiemanagers en pedagogisch professionals ervaren
meer flexibiliteit en positieve gevolgen voor de continuïteit. Ouders merken geen
duidelijke effecten en toezichthouders zien meer flexibiliteit bij de inzet van personeel
en vermindering van administratieve lasten.
Houders kunnen sinds 1 juli 2024 een BIO inzetten als vast gezicht. Organisaties met
hoog ziekteverzuim of veel personeelsverloop maken vaak gebruik van die mogelijkheid.
Er zijn wisselende geluiden over het effect van de inzet van een BIO als vast gezicht
op de stabiliteit. Locatiemanagers vinden een BIO vaak nog niet volledig geschikt
om als vast gezicht in te zetten.
Aanpassingen voor alleen bso
Houders berekenen de beroepskracht-kindratio voor de bso sinds 1 juli 2024 op locatieniveau
in plaats van op groepsniveau. De implementatie van deze aanpassing is nog volop in
ontwikkeling, zo is voor kinderopvangorganisaties niet altijd duidelijk wat zij hierover
moeten opnemen in het pedagogisch beleidsplan. De eerste resultaten geven echter aan
dat houders hierdoor beter kunnen inspelen op de behoeften van kinderen en dat er
meer oog is voor hun ontwikkeling bij het indelen van de basisgroepen.
Ook kunnen houders sinds 1 juli 2024 andersgekwalificeerde beroepskrachten formatief
inzetten in de bso. Pedagogisch professionals ervaren hogere werkdruk, maar zijn wel
blij met de flexibiliteit die het met zich meebrengt. Over het algemeen wordt de wijziging
als positief gezien, maar de praktische uitvoering (werving, werkuren en salaris)
is een uitdaging.
Houders kunnen sinds 1 juli 2024 tijdens schoolvrije dagen eenvoudiger kinderen opvangen
op een andere locatie van dezelfde houder. De benodigde aanpassing van het pedagogisch
beleidsplan vraagt eenmalig een administratieve investering. De ervaringen zijn tot
nu toe beperkt.
Overige kwaliteitseisen en samenhang tussen eisen
De ervaringen met de andere – niet gewijzigde – kwaliteitseisen zijn divers en leveren
nog geen gestructureerd beeld van breed gedeelde knelpunten op. Ook over ervaringen
en mogelijke knelpunten bij de samenhang tussen eisen is in deze eerste meting nog niet veel informatie naar voren gekomen.
Tot slot
De aanpassingen in kwaliteitseisen zijn bedoeld om – met behoud van kwaliteit – de
eisen beter te laten aansluiten bij de praktijk, de personeelstekorten in de kinderopvang
beter te kunnen ondervangen en ruimte te bieden voor een verrijkt aanbod in de bso.
De onderzoekers constateren dat de verschillende wijzigingen van kwaliteitseisen (in
potentie) positieve effecten laten zien. Onderzoekers zien ook dat de wijzigingen
voor verschillende partijen (inclusief toezicht en handhaving) kunnen leiden tot het
ervaren van meer administratieve lasten.
Deze eerste meting van de Monitor implementatie kwaliteitseisen kinderopvang heeft
een grote oogst aan reacties en ervaringen opgeleverd, die de onderzoekers in de volgende
monitors verder verkennen en uitdiepen. In 2025 zal ik wederom de implementatie van
de kwaliteitseisen laten monitoren en ik streef ernaar de resultaten najaar 2025 aan
uw Kamer aan te bieden.
Ook de uitvoering van wijzigingen in kwaliteitseisen voor gastouderopvang ben ik voornemens te monitoren. Dit is gekoppeld aan het wetsvoorstel Verbetermaatregelen
gastouderopvang.1
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Indieners
-
Indiener
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid