Brief regering : Kabinetsreactie SER briefadvies sociaaleconomische gezondheidsverschillen: Beleidsagenda ‘Gezondheid in alle beleidsdomeinen’
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 794
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER
EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2024
Een goede gezondheid is voor veel Nederlanders het belangrijkste in hun leven.1 Gelukkig gaat het gemiddeld genomen goed met onze gezondheid.2 Maar er bestaan wel grote en hardnekkige verschillen tussen groepen en regio’s.3 De Sociaal-Economische Raad (SER) geeft aan dat in Nederland de 20 procent meest
welvarende mensen in Nederland ruim 8 jaar ouder worden en 24 jaar langer in goede
gezondheid leven in vergelijking tot de 20 procent minst welvarende mensen in Nederland.4 Dit zijn schrijnende verschillen die vaak samenhangen met de omstandigheden waarin
mensen leven.5 Denk aan werkeloos zijn, moeilijk kunnen rondkomen, ongezond werk en/of een slechte
woonsituatie.
De invloed van gezondheidsverschillen op het leven van mensen en hun omgeving is groot.
Grote kans dat je niet het leven kan leiden zoals je zou willen. Dat je niet of minder
kan werken, geen vrijwilligerswerk kan doen of minder goed kan zorgen voor je kinderen
of ouders. Maar ook de maatschappelijke en economische gevolgen van gezondheidsproblemen-
en verschillen zijn groot. Het kost de samenleving en werkgevers jaarlijks tientallen
miljarden, denk aan uitgaven zoals toeslagen, uitkeringen en de kosten van ziekteverzuim.6 Ook leidt het tot toenemende druk op de gezondheidszorg en voor krapte op de arbeidsmarkt.
Volgens het Centraal Planbureau (CPB) draagt een gezondere bevolking bij aan een hogere
welvaart, door hogere arbeidsdeelname, meer arbeidsproductiviteit en een hoger opleidingsniveau.7
Voor het kabinet is het bevorderen van gezondheid en specifiek het verkleinen van
sociaaleconomische gezondheidsverschillen een belangrijke opgave. Dit gaan we doen
in lijn met het briefadvies van de (SER) «Gezond opgroeien, wonen en werken».8 Door de achterliggende maatschappelijke oorzaken van een slechte gezondheid en gezondheidsverschillen
aan te pakken, zonder voorbij te gaan aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen.
In het regeerprogramma hebben we afgesproken dat het kabinet afspraken gaat maken
hoe beleid op andere terreinen de gezondheid kan bevorderen, zoals aanpak van schimmelwoningen,
goede luchtkwaliteit en effectieve schuldhulpverlening. Daarnaast is het van groot
belang dat wanneer mensen in een kwetsbare situatie gezondheidsklachten krijgen zij
een lagere drempel ervaren om tijdig een beroep op de zorg te doen. Dit kabinet zet
zich daarom in voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg door het eigen risico te
verlagen naar 165 euro in 2027. Voorafgaand aan deze verlaging wordt in 2025 en 2026
het verplicht eigen risico bevroren. En in 2025 wordt er voor circa € 3,4 miljard
aan lastenverlichting gegeven in box 1 van de inkomstenbelasting, oplopend naar bijna
€ 4,8 miljard in 2028. Bovendien heeft het kabinet ook circa € 800 miljoen structureel
uitgetrokken voor de vereenvoudiging en verhoging van de huurtoeslag en een verhoging
van het kindgebonden budget, en zijn er middelen vrijgemaakt voor groepen in de knel.
Hierdoor gaan zowel lage als middeninkomens er netto op vooruit.
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris Participatie en Integratie presenteren met deze brief de eerste
contouren van een beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen». Hiermee geven
we als kabinet ook een eerste uitwerking aan het eerdergenoemde SER-advies. We zijn
de SER erkentelijk voor dit advies. Het verbeteren van de gezondheid en het terugdringen
van gezondheidsverschillen is, zoals de SER terecht opmerkt, vooral een gezamenlijke
opgave van zowel de Rijksoverheid, gemeenten, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven,
werkgevers en mensen zelf. Het advies bevestigt tevens de noodzaak van een domeinoverstijgende
aanpak voor gezondheid, via verschillende thema’s zoals werk, sociale zekerheid, onderwijs,
leefomgeving en zorg. Dit levert niet alleen gezondheidswinst op, maar heeft vaak
ook nog eens positieve effecten op andere domeinen, denk aan meer arbeidsparticipatie
en betere schoolprestaties. Er is vaak sprake van wederkerigheid tussen gezondheid
en andere beleidsdoelen. Dit komt ook in deze beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen»
tot uitdrukking.
Voor we ingaan op de wijze waarop het kabinet aan de slag gaat met het SER-advies
in de vorm van de beleidsagenda, schetsen we eerst nog kort de factoren («determinanten»)
die de gezondheid en het ontstaan van sociaaleconomische gezondheidsverschillen beïnvloeden.
Gezondheid: een brede opgave
Gezond zijn en blijven is niet vanzelfsprekend.9 Zo heeft volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 1 op de
3 jongeren mentale klachten, bewegen vooral jongvolwassen te weinig, is het aantal
jongeren dat vapet de laatste vier jaar meer dan verviervoudigd en daalt de vaccinatiegraad
onder kinderen in Nederland.10 Op dit moment heeft 1 op de 5 werknemers burn-out klachten.11 En door vergrijzing en arbeidskrapte is de verwachting dat werkstress, met name bij
zorgmedewerkers en werkende mantelzorgers, de komende jaren nog verder toeneemt.12 Zowel onze fysieke als mentale gezondheid (hierna: gezondheid) staan dus onder druk.
En wat zorgen baart zijn de eerdergenoemde aanhoudende verschillen in levensverwachting
en gezondheid tussen groepen. Deze verschillen hangen vaak samen met iemands maatschappelijke
positie, vaak uitgedrukt in sociaaleconomische status (SES) op basis van opleiding
en inkomen. Het is een feit dat wie rijker en beter opgeleid is gemiddeld langer leeft
en in betere gezondheid leeft.13
De omstandigheden waarin je wordt geboren, opgroeit, woont en werkt hebben grote impact
op je gezondheid, naast bijvoorbeeld erfelijke ziektes. Gezondheid wordt beïnvloed
door een ingewikkeld samenspel van verschillende factoren (zie figuur 1).14
Figuur 1: Brede determinanten van gezondheid1
1 RIVM (2021), Factsheet Impactvolle Determinanten van gezondheid
De oorzaken en dus ook de oplossingen van gezondheidsproblemen liggen grotendeels
buiten het domein van de zorg. Schimmels in je huurhuis, stress door geldzorgen, een
slechte luchtkwaliteit omdat je naast de snelweg woont, een beperkt aanbod van gezond
eten in de winkels in je buurt, of weinig mogelijkheden voor kinderen om te spelen
in de wijk: het zijn allemaal voorbeelden van hoe iemands leefomgeving doorwerkt op
de gezondheid. Slechte leefomstandigheden en bestaanszekerheid zijn de belangrijkste
oorzaken van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.15 Het hebben van een betaalde baan in goede werkomstandigheden is belangrijk om gezond
te zijn en te blijven. Mensen die werken, hebben over het algemeen een betere gezondheid
dan mensen die niet werken.16 Kwalitatief goed werk kan daarnaast bijdragen aan zingeving, werkplezier en het werk
langer vol te houden.
Natuurlijk dragen mensen allereerst zelf een verantwoordelijkheid voor hun gezondheid
en levensstijl. Zeker wanneer beleid de persoonlijke levenssfeer raakt, rijzen fundamentele
vragen op over de verantwoordelijkheidsverdeling van overheid, individu en samenleving.
Tegelijk laat het SER-advies heel duidelijk zien dat veel oorzaken van gezondheidsverschillen
niet (alleen) bij het individu zelf liggen, maar bij de omstandigheden waarin mensen
opgroeien, wonen en werken. En de wisselwerking daartussen. Daarnaast beschikt niet
iedereen over gezondheidsvaardigheden, heeft de mogelijkheden of bevindt zich in de
maatschappelijke omstandigheden om gezonde keuzes te kunnen maken. En soms krijg je
te maken met ziekte zonder dat je daar wat aan kunt doen. Zelf verantwoordelijkheid
nemen over de eigen gezondheid is dus niet eenvoudig. Zo heeft de helft van de Nederlandse
bevolking moeite om zelf de regie te voeren over gezondheid, ziekte en zorg. Volgens
de SER worden gezondheidsproblemen van mensen in een kwetsbare positie versterkt doordat
zij vastlopen in ingewikkelde systemen en regelingen. Ook ontbreekt het hen vaak aan
grip op hun eigen situatie.17
Eerste contouren van een beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen»
Het belang van een domeinoverstijgende aanpak van gezondheid en gezondheidsachterstanden
is, zoals de SER ook aangeeft, al langer bekend.
Het Rijk zet samen met andere partijen al enige tijd in op de achterliggende oorzaken
van gezondheidsrisico’s- en achterstanden.18 Dat gebeurt niet alleen vanuit het belang van gezondheid, maar bijvoorbeeld ook met
als doel het voorkomen van uitval op werk of school. Als we kijken naar het SER-advies
en de ontwikkeling van sociaaleconomische gezondheidsverschillen in Nederland blijkt
echter dat er meer nodig is. Uw Kamer heeft hiertoe al eerder opgeroepen, via de motie
Leijten en van der Laan19, en via de motie Slagt-Tichelman20 om met een integraal lange termijn aanpak te komen, gericht op de achterliggende
oorzaken van gezondheidsachterstanden.
In het regeerprogramma is opgenomen dat afspraken worden gemaakt over hoe beleid op
andere terreinen de gezondheid kan bevorderen, zoals beleid rond een goede luchtkwaliteit,
effectieve schuldhulpverlening en de aanpak van schimmelwoningen. Met deze beleidsagenda
geeft het kabinet hier de eerste invulling aan. Het is een eerste stap en een levend
document. De beleidsagenda is ook een afspraak uit het Gezond en Actief Leven Akkoord
(GALA) en aan uw Kamer is eerder toegezegd dat het terugdringen van sociaaleconomische
gezondheidsverschillen hierin nadrukkelijk aandacht krijgt.21 Het doel van deze agenda is de gezondheid van iedereen – en in het bijzonder die
van mensen in een kwetsbare situatie – in de basis te verbeteren en om gezondheidsachterstanden
terug te dringen.
Tegelijkertijd moeten we ook realistisch zijn in onze ambitie. Er is geen «quick-fix»
voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden. Het gaat om een grote en complexe
maatschappelijke opgave waarbij sprake is van een stapeling van en interactie tussen
problemen op diverse leefgebieden. Het kabinet neemt deze opgave serieus. Tegelijkertijd
zien wij ons ook geconfronteerd met de noodzaak om spaarzaam om te gaan met schaarse
financiële middelen mede in het licht van andere prangende maatschappelijke opgaven,
zoals arbeidsmarktkrapte. Met deze beleidsagenda zetten we de eerste stappen vooruit
en gaan we de komende periode werken aan een duurzame aanpak van gezondheidsachterstanden
en gezondheidsbevordering. Door jaarlijks te rapporteren zorgen we ook voor een continu
gesprek over deze aanpak.
«Gezondheid in alle beleidsdomeinen» vraagt om een lange adem en een gezamenlijke
inzet. Het Rijk kan dit niet alleen. Gemeenten en GGD’en hebben nu al een belangrijke
rol bij het lokaal verbeteren van de gezondheid van inwoners en het aanpakken van
gezondheidsachterstanden. Ook bij de toekomstige inzet wordt er veel gevraagd van
gemeenten. De verdere uitwerking van deze beleidsagenda wordt daarom ook in gezamenlijkheid
met gemeenten gedaan. Hierbij zal nadrukkelijk aandacht zijn voor het aspect van uitvoerbaarheid
van beleid met een balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht. De
aanbeveling van de SER om urgentie te geven aan de meest kwetsbare wijken en regio’s
en de inzet op de lange termijn zal in de verdere uitwerking van de beleidsagenda
worden meegenomen. Programma zoals de sociale agenda Groningen en Noord-Drenthe en
het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid zijn hiervan goede voorbeelden.
Om gezondheidsachterstanden tegen te gaan moeten we volhardend zijn, daarom hebben
deze programma’s een langdurige aanpak.
Naast gemeenten en regio’s is ook de inzet van partijen zoals sociale partners, bedrijfsleven
en maatschappelijke organisaties van belang. Daarom gaan wij, met de Staatssecretaris
Jeugd, Preventie en Sport als coördinerend bewindspersoon van de aanpak «Gezondheid
in alle beleidsdomeinen», de komende periode in gesprek met deze partijen. Ook zullen
we in 2025 in overleg met de SER een brede bijeenkomst organiseren met betrokken partijen
over de verdere doorontwikkeling van een gezamenlijke aanpak. Bijvoorbeeld met deskundigen
uit verschillende disciplines, ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigers van de planbureaus
en kennisinstituten. De uitkomsten hiervan worden benut voor een volgende versie van
de beleidsagenda. Hiermee kunnen we meer focus krijgen en bepalen op welke langere
termijndoelen we de komende tijd gaan inzetten.
Naast het betrekken van gemeenten, sociale partners, bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties is het natuurlijk ook van belang om oog te hebben voor de groep die onze
specifieke aandacht heeft en waar we met de aanpak impact willen realiseren, namelijk
mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) die kampen met gezondheidsachterstanden.
In de verdere uitwerking van de beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen»
houden we, bij maatregelen waar dat aan de orde is, rekening met de situatie van mensen
en de mate waarin zij in staat zijn om maatregelen in hun dagelijkse leven toe te
passen.
De beleidsagenda bevat een overzicht van lopende en nieuwe maatregelen van dit kabinet
op impactvolle beleidsthema’s voor gezondheid en gezondheidsachterstanden (lijn A).
Verder is een aantal trajecten ingezet die bouwstenen moeten opleveren voor een meer
fundamentele aanpak voor de lange termijn (lijn B en C). De eerste contouren van deze
beleidsagenda zijn grotendeels gebaseerd op beleidsrichtingen- en aanbevelingen van
de SER. Hierbij gaat het kabinet niet, zoals gebruikelijk bij kabinetsreacties op
SER-adviezen, apart in op alle specifieke aanbevelingen. Maar ze vormen wel degelijk
de basis van deze eerste beleidsagenda en het kabinet neemt alle aanbevelingen bij
de verdere uitwerking uitdrukkelijk mee.
Dit zijn de drie lijnen van de beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen»:
A. Kansrijke beleidsthema’s: uitvoeren van maatregelen met impact op gezondheid(sachterstanden)
en verkennen verdere inzet
Net als de SER vindt dit kabinet de volgende vier beleidsthema’s impactvol. Beleid
op deze thema’s heeft een wezenlijke invloed op het beperken van gezondheidsrisico’s
en het terugdringen van gezondheidsachterstanden:
1) Bestaanszekerheid en werk
Voor het kabinet is bestaanszekerheid een van de speerpunten. Dit gaat verder dan
alleen financiële zekerheid: het omvat alle aspecten van het dagelijks leven. In lijn
met de aanbevelingen van de SER is er speciale aandacht voor kwetsbare groepen, omdat
hier veel gezondheidswinst te behalen valt. Dit willen we doen door bestaanszekerheid
te verbeteren en daarmee ook armoede terug te dringen. Net als de SER vindt het kabinet
het belangrijk dat iedereen zoveel mogelijk meedoet in de samenleving, dat werk gezond
is en dat mensen een vangnet hebben wanneer het nodig is. Werk draagt doorgaans bij
aan de fysieke en mentale gezondheid, mits het werk aansluit bij iemands capaciteiten,
veilig is en stabiliteit biedt. Veel mensen zijn nog afhankelijk van tijdelijke of
onzekere contracten, wat vaak gepaard gaat met een laag en onzeker inkomen. Deze groep loopt bovendien een groter risico op het mislopen van toeslagen of het
terugvorderen ervan, wat de kans op armoede en schulden verder vergroot. Ook hebben
sommige mensen onvoldoende toegang tot sociale verzekeringen, scholing en pensioen. Hun bestaanszekerheid, en daarmee hun gezondheid, staat daarmee onder druk. Het
arbeidsmarktpakket bevat een aantal maatregelen die hierop aangrijpen, bijvoorbeeld
het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. Ook kan meer uren werken mensen helpen
om uit de armoede te komen. Daarvoor moet meer werken ook meer lonen. Want inkomen
uit werk is een belangrijke bron van bestaanszekerheid. Het kabinet gaat hier onder
andere verder op in de Agenda voor werkend Nederland, die uw Kamer recent heeft ontvangen.22 Om niet-gebruik van inkomensondersteunende maatregelen terug te dringen bereiden
we het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening voor. Voor de lange termijn ontwikkelt
het kabinet een hervormingsagenda voor de sociale zekerheid, toeslagen en het belastingstelsel.
De drie doelen zijn daarbij: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden, makkelijk
te begrijpen zijn en (meer) werken moet lonen. In de hervormingsagenda schenkt het
kabinet waar nodig aandacht aan de relatie tussen het toeslagen- en belastingstelsel,
het minimumloon en de sociale zekerheid.
2) Een gezonde generatie
Voor het kabinet is een goede start voor elk kind van groot belang. Hoe iemand opgroeit
heeft een levenslang effect op de gezondheid en ontwikkeling, zo stelt ook de SER.
Dit begint al vóór de zwangerschap, denk aan de invloed van stress door bijvoorbeeld
geldzorgen of mentale problemen. Ook onderwijs, een gezonde school- en voedselomgeving
en tegengaan van middelengebruik zijn belangrijke elementen om in te zetten voor een
gezonde generatie. Daarom heeft dit kabinet besloten door te gaan met het programma
schoolmaaltijden en is in het regeerprogramma afgesproken dat de (kinder)armoedecijfers
niet hoger mogen zijn ten opzichte van het referentiejaar 2024. Ook is in het regeerprogramma
afgesproken dat er een samenhangende effectieve preventiestrategie wordt uitgewerkt.
Daarvan zullen onder andere het actieplan vapen en wettelijke maatregelen om marketing
van ongezonde producten gericht op kinderen en jongeren tegen te gaan, onderdeel uitmaken.
Deze strategie ontvangt uw Kamer in het eerste kwartaal van 2025.
3) Een gezonde fysieke leefomgeving
Het kabinet onderschrijft de conclusie van de SER dat de inrichting en kwaliteit van
de omgeving waarin mensen wonen een grote impact hebben op de gezondheid en gedrag.
De World Health Organization (WHO) benoemt het zelfs als een van de oorzaken achter
de hardnekkige verschillen in gezondheid tussen sociaaleconomische groepen.23 Klimaatverandering zal de komende decennia een steeds grotere impact hebben op de
volksgezondheid. Ook in Nederland.24 Onze steden worden in het voorjaar en zomer steeds heter, vooral wanneer de buitenruimte
sterk versteend is. Met name ouderen en chronisch zieken hebben veel last van hittestress.
Door oplopende temperaturen wordt Nederland geschikter voor verspreiding van sommige
infectieziekten, bijvoorbeeld ziekten die worden overgebracht door (tijger)muggen.
Ook zullen we bijvoorbeeld in de toekomst vaker te maken krijgen met de effecten van
bijvoorbeeld overstromingen en ander extreem weer. Het is ook goed om te beseffen
dat zelfs als alle milieunormen gehaald worden, er nog steeds gezondheidsschade kan
zijn. Zo liggen de normen voor luchtkwaliteit ver boven de advieswaarden die de WHO
hanteert. Deze normen komen namelijk tot stand op basis van een afweging van belangen
waarvan gezondheid er één is. De inrichting van de omgeving waarin mensen wonen en
werken, inclusief binnenklimaat, kan de gezondheid sterk bevorderen. Meerdere departementen
werken hier op verschillende manieren aan.
4) Van zorg naar gezondheid en welzijn
Mensen in een kwetsbare situatie hebben vaker te maken met gezondheidsproblemen. De
SER adviseert in dit kader om in te zetten op een transitie van een zorgsysteem naar
een gezondheidssysteem, met uitdrukkelijke aandacht voor chronische stress, bestaansonzekerheid
en ongezonde prikkels in de sociale en fysieke leefomgeving. Het kabinet wil met het
GALA, en de Hervormingsagenda Jeugd, Integraal Zorgakkoord (IZA) en aanvullend zorg- en welzijnsakkoord gezondheid
bevorderen en (zwaardere) zorg voorkomen. Hierbij spelen de concrete aanbevelingen
die de SER doet ten aanzien van de zorg en het snijvlak met gezondheid en andere domeinen
een rol.
Deze vier beleidsthema’s omvatten beleid dat wordt uitgevoerd door individuele departementen
en/of door samenwerking van verschillende departementen. Bij dit beleid is gezondheidsbevordering-
of bescherming niet altijd het primaire doel, maar levert daar wel een significante
bijdrage aan. In de bijlage van deze brief beschrijven we voor elk van de vier thema’s
wat de belangrijkste lopende maatregelen zijn en, waar aan de orde, welke aanvullende
acties in gang zijn of worden gezet door dit kabinet. Voor het beleidsthema fysieke
leefomgeving geven wij hiermee ook invulling aan de toezegging om uw Kamer te informeren
over de inzet op de gezonde leefomgeving.
Verdiepende verkenning beleidsthema’s
Daarnaast is het Ministerie van VWS met verschillende departementen in gesprek om
te kijken welke kansen er op de bovengenoemde beleidsterreinen nog meer zijn om gezondheid
verder te bevorderen en gezondheidsachterstanden terug te dringen. Hiervoor wordt
een aantal verdiepende werksessies georganiseerd, waarbij ook externe partijen worden
betrokken. De specifieke aanbevelingen van de SER worden hierin meegenomen.
B. Verkennen beleidsinstrumentarium om effecten op gezondheid nadrukkelijker mee te wegen
in Rijksbeleid
De SER adviseert om de aandacht voor gezondheid(sachterstanden) in al het Rijksbeleid
te versterken. Hiervoor zijn verschillende scenario’s of instrumenten denkbaar, van
vrijblijvend tot meer bindend. Bijvoorbeeld door gezondheid een betere plek te geven
in de interdepartementale spelregels voor het uitvoeren van maatschappelijke kosten-baten
analyses (MKBA) en het benutten van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) van
het RIVM voor het signaleren van kansen en bedreigingen van/voor de gezondheid.25
Het Ministerie van VWS heeft ABDTOPConsult gevraagd om te verkennen welke kansrijke
manieren en/of beleidsinstrumenten er zijn om gezondheid een stevigere plek te geven
in besluitvorming. Daarbij wordt ook gekeken wat geleerd kan worden van andere integrale
opgaves die beleidsdomeinen overstijgen, denk aan duurzaamheid, natuur en klimaat.
De uitkomst van deze verkenning wordt begin 2025 verwacht. Hierbij merken we op dat
dit niet betekent dat andere beleidsdoelen minder belangrijk worden of dat gezondheid
altijd op de eerste plaats moet staan. De Rijksoverheid moet keuzes maken, rekening
houdend met beperkte financiële middelen, inzet van arbeid en verschillende beleidsdoelen.
Daarbij geldt wel dat beleidsdoelen gelukkig meestal gelijk opgaan: wat goed is voor
milieu en klimaat is vaak ook goed voor gezondheid, en een gezond arbeidspotentieel
draagt bij aan economische groei.
C. Gezamenlijke kennisopbouw: waarderen van gezondheid
Investeringsmodel voor preventie
Het regeerprogramma erkent dat het onvoldoende lukt om investeringen in preventie
vooraf te relateren aan besparingen in de zorg. Daarnaast komen de baten van preventie
vaak niet terecht bij degenen die voor de kosten opdraaien. Daarom werkt de Staatssecretaris
van Jeugd, Preventie en Sport samen met organisaties in de zorg aan een investeringsmodel
voor preventie. In dit te ontwikkelen investeringsmodel voor preventie wordt bezien
hoe kostenbesparingen die over de tijd worden gerealiseerd binnen het betreffende
beleidsterrein gebruikt kunnen worden voor de financiering van preventieve maatregelen.
Binnen dit model wordt verkend hoe risico’s tussen betrokken partijen duidelijk in
kaart gebracht kunnen worden en effectief gespreid, zodat financiële en maatschappelijke
voordelen evenwichtig kunnen worden benut.26
De SER wijst erop dat de aandacht voor gezondheidsimplicaties van overheidsbeleid
versterkt moet worden en structureel moet worden ingebed. Ook uw Kamer heeft verschillende
moties27 ingediend die het kabinet vragen om een instrumentarium28 te ontwikkelen waarmee de brede kosten en baten van preventie op korte, middellange
en lange termijn gekwantificeerd kunnen worden. In de bijlage gaan we nader in op
dit instrumentarium en andere kennistrajecten die lopen in relatie tot het waarderen
van gezondheid.
Slot
Met deze beleidsagenda presenteert het kabinet de eerste contouren van een rijksbrede
«Gezondheid in alle beleidsdomeinen» aanpak, conform ook de oproep van de SER. Het
vormt een startpunt waarbij we, zoals al eerder aangegeven in deze brief, onder coördinatie
van de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de komende periode in gesprek gaan
met verschillende partijen. Er zijn trajecten in gang gezet voor een meer fundamentele
aanpak voor gezondheid(sachterstanden) binnen de Rijksoverheid. Daarbij zijn we ook
benieuwd naar de vervolgactiviteiten die de SER heeft aangekondigd in haar briefadvies
en blijven wij hierover graag in gesprek. Jaarlijks zullen we uw Kamer informeren
over de voortgang van de beleidsagenda, de eerste keer in het najaar van 2025. In
de eerste voortgangsrapportage zal, naast de stand van de maatregelen in deze brief,
in ieder geval specifiek worden ingegaan op uitkomsten van de brede bijeenkomst «Gezondheid
in alle beleidsdomeinen» in 2025 en de vervolgstappen naar aanleiding van de verkenning
van ABDTOPConsult.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
BIJLAGE
A. Kansrijke beleidsthema’s; uitvoeren van maatregelen met impact op gezondheid(sachterstanden)
1) Bestaanszekerheid en werk
Met de volgende nieuwe acties vergroot het kabinet de bestaanszekerheid en werkzekerheid:
• Het kabinet werkt aan inkomenszekerheid. Werken moet lonen en mensen moeten kunnen
rondkomen van hun inkomen. Hiervoor zet het kabinet op de korte termijn al een aantal
stappen:
○ Een lastenverlichting van 4 miljard euro en verhoging van toeslagen in 2025. Het kabinet
heeft een reservering gemaakt voor 2025 en 2026 van 60 miljoen euro uit voor een energiefonds
dat steun biedt aan huishoudens die de energierekening niet kunnen betalen.
○ Daarnaast zet het kabinet in om ook de lange termijngevolgen van armoede tegen te
gaan en werkt verder aan de basisdienstverlening voor schuldhulp en scherpt de (wettelijke)
kwaliteitseisen voor schuldhulpverlening aan. Het kabinet stelt hiervoor aanvullende
middelen beschikbaar.
○ Het kabinet komt met het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening om niet-gebruik van
inkomensondersteunende regelingen terug te dringen.
○ In het voorjaar 2025 komt het kabinet met het Nationale Programma Armoede en Schulden.
○ Het kabinet heeft een Agenda voor werkend Nederland opgesteld.29
• Het kabinet ontwikkelt een hervormingsagenda voor de sociale zekerheid, toeslagen
en het belastingstelsel.
○ Voor de lange termijn wordt een (gedeeltelijke) vervanging van heffingskortingen,
aftrekposten en toeslagen door inkomensonafhankelijke toeslagen en andere belastingtarieven
in samenhang verkend. De inzet is minder terugvorderingen en niet-gebruik en vermindering
van de marginale druk voor werkenden.
○ Gezondheidsproblemen van mensen in een kwetsbare positie worden versterkt doordat
zij vastlopen in ingewikkelde systemen en regelingen.30 Het kabinet gaat op de middellange termijn stappen zetten door verschillende toeslagen
te herzien en de sociale zekerheid te vereenvoudigen. Op het gebied van toeslagen
zet dit kabinet hiervoor eerste concrete stappen met het vervangen van de kinderopvangtoeslag
door een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders, die rechtstreeks
zal worden overgemaakt aan kinderopvangorganisaties. Binnen de sociale zekerheid streeft
het kabinet met de Participatiewet in Balans naar een eenvoudigere wet.
• Werk is de basis van bestaanszekerheid, daarom gaat het Ministerie van SZW de werkzekerheid
vergroten. Verlaging van de marginale druk wordt meegenomen in de bovengenoemde hervormingsagenda.
Daarnaast zet het Ministerie van SZW de uitwerking van het arbeidsmarktpakket door.
Dit pakket stimuleert duurzame arbeidsrelaties binnen wendbare ondernemingen, door
enerzijds de zekerheid van werkenden, en anderzijds de wendbaarheid van werkgevers,
te vergroten. De beweging van flexibele naar meer duurzame arbeidsrelaties geven meer
zekerheid van inkomen, bevorderen duurzame inzetbaarheid door wederzijdse investeringen
in scholing en gezond en veilig werken, en verbetert de mentale gezondheid.31 Ook komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
De volgende acties zet het kabinet voort:
• Het Ministerie van SZW werkt verder aan de Arbovisie 2040.32 De missie van de Arbovisie 2040 is dat er geen mensen meer overlijden door slechte
arbeidsomstandigheden en dat het aantal arbeidsongevallen en zieken door en op het
werk significant daalt. Om dit te bereiken leven alle werkgevers, opdrachtgevers en
werkenden de arboregelgeving na.
• Het kabinet vindt het belangrijk dat arbeidsmigranten in gezonde en veilige werkomstandigheden
kunnen werken. We zetten hierop in via de aanpak «Gerichter en Selectiever arbeidsmigratiebeleid»
die uw Kamer november jl. heeft ontvangen.33 Zo werken de Arbeidsinspectie, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), het UWV en de Belastingdienst
samen bij het aanpakken van misstanden bij uitzendbureaus.
• In het kader van het vraagstuk «gezond naar het pensioen» werken het Ministerie van
SZW en sociale partners een gezamenlijke agenda uit voor duurzame inzetbaarheid om
zoveel mogelijk mensen in staat te stellen gezond werkend het pensioen te bereiken.
• Bij de evaluatie van de werkkostenregeling wordt ook meegenomen of werkgevers fiscaal
gestimuleerd moeten en kunnen worden om te investeren in de gezondheid en vitaliteit
van medewerkers. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie kan overwogen worden
om de werkkostenregeling aan te passen. Het kabinet gaat de uitkomsten van de evaluatie
bespreken met sociale partners.
• Het Ministerie van SZW werkt samen met stakeholders in de Brede Maatschappelijke Samenwerking
burn-out (BMS) aan de preventie van werkstress en burn-outklachten, ter ondersteuning
van zowel werkgevers als werknemers. De komende tijd is specifieke aandacht voor het
verminderen van werkstress en burn-outklachten onder werkende ouders met jonge kinderen.
De stichting werkende ouders ontwikkelt een ouderschapstoolbox om werkenden te ondersteunen
bij het voeren van gesprekken en het maken van afspraken op maat met hun werkgever.
• Het Ministerie van SZW blijft werken aan de herziening van de Participatiewet. Recent
is het wetsvoorstel spoor 1 van Participatiewet in Balans aan uw Kamer verzonden34 waarmee de eerste aanpassingen van de wet mogelijk worden gemaakt. Onderdeel van
het wetsvoorstel is onder meer om te komen tot één bijverdiengrens van 15% van de
arbeidsinkomsten voor de duur van één jaar. Ook krijgen bijstandsgerechtigden die
niet (direct) kunnen werken meer ruimte om maatschappelijk te participeren.
• Ondertussen werkt het Ministerie van SZW aan een fundamentele herziening van de wet
in spoor 2. Dit spoor heeft mede tot doel om de stap naar (meer) werk of participatie
voor mensen makkelijker te maken. Dit leidt tot meer zelfstandigheid, een grotere
eigenwaarde, meer zekerheid en grotere vrijheid.
• Blijvende en slimme inzet op een leven lang ontwikkelen (LLO) is nodig om onze brede
welvaart te behouden, onze maatschappelijke opgaven en transities te kunnen aanpakken
en onze cruciale dienstverlening overeind te houden. Om ervoor te zorgen dat mensen
aangesloten blijven op deze ontwikkelingen, is het belangrijk dat zij zich blijven
ontwikkelen en de mogelijkheid hebben om op tijd de overstap naar ander werk te kunnen
maken. Bijvoorbeeld via een scholingsfaciliteit voor maatschappelijk cruciale sectoren
of door de SLIM-regeling gericht op het MKB.
2) Gezonde generatie
Dit kabinet zet hiervoor onderstaande maatregelen voort, die waar nodig verder geconcretiseerd
of geïntensiveerd worden:
Kinderopvang en schoolomgeving
• De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil voorkomen dat kinderen
aan hun schooltijd beginnen met een achterstand. Daarom laat de Staatssecretaris onderzoeken
wat effectief is om achterstanden te voorkomen, en ook wat de overheid hierin kan
doen. Ze laat in ieder geval onderzoeken wat het effect zou zijn als de leerplicht
zou worden verlaagd naar vier jaar. Een kleine groep kleuters van 4 jaar gaat op dit
moment nog niet naar school. Hierdoor kunnen ze misschien moeilijker meekomen als
ze op hun vijfde wel starten in het onderwijs. Ook onderzoekt de Staatssecretaris
of voorschoolse educatie voor peuters vanaf 2,5 jaar verplicht kan worden gesteld.
Uit onderzoek weten we namelijk dat kinderen die hier gebruik van maken hun achterstanden
goed in weten te lopen. Haar reactie op het onderzoek wordt begin 2025 met de Tweede
Kamer gedeeld. Het Ministerie van OCW heeft ook een ex ante beleidsevaluatie uitgevoerd
naar aanleiding van het rapport van de Onderwijsraad «Later selecteren, beter differentiëren».
De beleidsreactie hierop is recent aangeboden aan uw Kamer.35
• Voor het onderwijs ligt de prioriteit op het investeren in de basisvaardigheden, zoals
lezen en rekenen, om daarmee de onderwijsprestaties te verhogen. Dat vraagt ten eerste
voldoende en goed opgeleid personeel. Hierover en over onderstaande maatregelen, blijft
het Ministerie van OCW met onder andere de PO-Raad en VO-raad in gesprek.
• Met de gezonde kinderopvang- en gezonde schoolaanpak stimuleert het kabinet dat gezonde
leefstijl voor kinderen en jongeren de norm is. Opvangorganisaties en scholen kunnen
aan de slag met verschillende thema’s zoals voeding, bewegen, mediawijsheid, middelengebruik
en welbevinden.
• Het kabinet zet, conform het regeerprogramma, de financiering van de gratis schoolmaaltijden
structureel door. De Ministeries van OCW en SZW streven met het programma Schoolmaaltijden
verschillende doelen na: kansengelijkheid, armoedebestrijding en gezondheidsbevordering.
Scholen in het basis- en middelbaar onderwijs komen in aanmerking voor het programma
Schoolmaaltijden wanneer minimaal 30% van de leerlingen op de school uit een gezin
met een laag inkomen komt. Een kwart van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs
doet inmiddels mee. Hiermee worden op dit moment ruim 300.000 leerlingen ondersteund
met een dagelijkse schoolmaaltijd. Uit onderzoek blijkt dat de doelen van het programma
Schoolmaaltijden grotendeels worden behaald. De meerderheid van de scholen ervaart
dat leerlingen met meer energie in de klas zitten, en het programma verlicht stress
rondom voedselonzekerheid in gezinnen.
• Met het programma School en Omgeving van het Ministerie van OCW bieden coalities van
scholen, gemeenten en andere organisaties (zoals sportverenigingen, sport- en cultuurondernemers)
een buitenschools aanbod in het primair en voortgezet onderwijs. Het aanbod richt
zich op kinderen die hier vanuit huis niet of minder toegang toe hebben, bijvoorbeeld
omdat er veel armoede en stress is in het gezin, met prioriteit voor de scholen met
de 5% relatief hoogste onderwijsachterstanden.
• Sinds 1 januari 2024 is het gebruik van mobiele telefoons niet meer toegestaan op
middelbare scholen. Vanaf het nieuwe schooljaar (2024–2025) is het gebruik van mobiele
telefoons ook niet meer toegestaan op basisscholen en het (voortgezet) speciaal (basis)
onderwijs.
• Vanuit het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is er veel aandacht voor mentale gezondheid.
Kinderen en jongeren
• Het Ministerie van VWS stimuleert met het actieprogramma Kansrijke Start lokale coalities
waarin gemeenten en professionals uit het medisch en sociaal domein samenwerken rondom
de 1e 1.000 dagen van een kind.
• Binnen het actieprogramma Kansrijke Start is ook specifiek aandacht voor de periode
vóór de zwangerschap. Voor diegenen in zeer kwetsbare omstandigheden gebeurt dit via
de Nu Niet Zwanger Aanpak.
• Met de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
werkt het Ministerie van VWS met partijen onder meer aan het beter borgen van de belangen
van kinderen op zogenoemde ouderdomeinen zoals financiën, wonen en mentale gezondheid.
Ook wordt ingezet op het versterken van het sociale netwerk van ouders. Het kabinet
wil interdepartementaal en met gemeenten het beleid om (kinder-) armoede aan te pakken
verbeteren, mede in navolging van de Europese kindergarantie.
• De Ministeries van VWS en OCW voeren samen met het Fonds voor Cultuurparticipatie
(FCP) een regeling uit voor de verbetering van de mentale gezondheid van jongeren
door de inzet van cultuur. Afgelopen jaar is deze regeling verbreed waardoor deze
van toepassing is op ouderen én jongeren, met name mensen in een sociaaleconomisch
kwetsbare positie. Ook uit onderzoek in het vakgebied Arts and Health blijkt dat cultuur
een bijdrage kan leveren aan gezondheid en verminderen van zorg.
• Daarnaast richt dit kabinet zich op een gezonde voedselomgeving en het tegengaan van
middelengebruik, waarbij veelal extra aandacht is voor kinderen en jongeren. Deze
onderdelen zullen terugkomen in de uitwerking van de samenhangende effectieve preventiestrategie
aangekondigd in het regeerprogramma.
3) Een gezonde fysieke leefomgeving
Tijdens het commissiedebat over leefstijlpreventie op 16 mei 2024 (Kamerstuk 32 793, nr. 779) zei de toenmalige Staatssecretaris van VWS uw Kamer informatie toe over de inzet
op gezonde leefomgeving. Om deze toezegging gestand te doen gaat het kabinet hieronder
eerst in op een aantal belangrijke lopende initiatieven. Daarbij willen we niet de
illusie wekken uitputtend te zijn, gezondheid is een belangrijke pijler van onder
andere het milieu- en omgevingsbeleid en meerdere departementen werken hier dus op
vele manieren aan. Hierbij is ook oog voor het feit dat naast gezondheid vaak ook
andere aspecten zoals werkgelegenheid belangrijk zijn. Het gaat er om dat gezondheid
meer expliciet en volwaardig wordt meegenomen en afgewogen in het rijksbeleid. Het
streven is een win-win-situatie en om zoveel mogelijk negatieve effecten te voorkomen.
• Bij de uitwerking van de Nota Ruimte worden de lessen en ervaringen benut die de programmatische
aanpak Groen in en om de Stad, Programma Mooi NL en City Deals zoals de City Deals
Ruimte voor Lopen en Gezonde en Duurzame Voedselomgeving al hebben opgeleverd.
• Met de GGD’en en gemeenten verkent het Ministerie van VWS op welke manier de positie
en adviesrol van de GGD kan worden versterkt bij besluiten, onder andere via vergunningverlening
en ruimtelijke plannen over de inrichting van de leefomgeving.
• Het RIVM en ZonMw voeren tot en met 2025 in opdracht van het Ministerie van VWS het
Programma Gezonde Leefomgeving uit.36 Onder de vlag van dit programma zijn door ZonMw 25 projecten gesubsidieerd waarmee
kennis wordt opgedaan over hoe de leefomgeving gezonder kan worden ingericht. Door
het RIVM worden instrumenten die helpen gezondheid mee te wegen in ruimtelijke besluitvorming
(door)ontwikkeld en ontsloten zodat ze voor de doelgroep vindbaar en bruikbaar zijn.
• Het Schone Lucht Akkoord (SLA) tussen Rijk, alle provincies en meer dan honderd gemeenten
streeft naar het permanent verbeteren van de luchtkwaliteit in ons land en het realiseren
van 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016. Dit gebeurt door de aanpak
van binnenlandse bronnen van luchtvervuilende emissies. Nederland ligt op koers om
deze doelen te halen.37
• Op 30 juni 2022 ondertekende de toenmalige Minister voor VRO samen met Aedes, Woonbond
en VNG de Nationale Prestatieafspraken. Deze zien onder andere toe op extra investeringen
in de aanpak van vocht- en schimmelproblematiek. De komende maanden wordt gewerkt
aan een herijking van de Nationale Prestatieafspraken. Met de koepelorganisaties bespreekt
het Ministerie van VRO hoe vocht- en schimmelproblematiek beter onder de aandacht
te brengen bij corporaties, huurders en gemeenten. In de herziene handreiking voor
de lokale prestatieafspraken wordt in elk geval extra aandacht gevraagd voor vocht-
en schimmelproblematiek.
• Met de Actieagenda Industrie en Omwonenden zet het Ministerie van IenW in op een betere
bescherming van de gezondheid van omwonenden van industrie en dit draagt breder bij
aan een schoon en gezond Nederland. De kennisbasis wordt de komende tijd verder verstevigd
om bevoegde gezag beter te ondersteunen. In Europa is afgesproken dat in 2050 emissies
naar het milieu teruggebracht zijn naar een niveau dat niet langer schadelijk is voor
mens en natuur, en op weg hiernaartoe brengt het Ministerie van IenW concrete tussendoelen
en -stappen in kaart. Ook werkt het Ministerie van IenW aan verbetering met het Impulsprogramma
Chemische Stoffen en het Interbestuurlijk Programma Vergunning-verlening, Toezicht
en Handhaving (VTH).
• Bij de maatwerkafspraken die gemaakt worden met grote uitstoters van broeikasgassen
kijken de Ministeries van KGG en IenW ook welke andere emissies dan broeikasgassen
schadelijk zijn voor de gezondheid en hoe deze verder teruggedrongen kunnen worden.
Bij Tata Steel Nederland wordt nu verkend welke rol een gezondheidseffectrapportage
hierbij kan hebben. Dit kan worden gezien als een pilot voor het beter meenemen van
de gezondheidseffecten bij het beoordelen omgevingsvergunningen.38
• Het Ministerie van VWS voert verkennend onderzoek uit naar de mate waarin ruimte voor
sport, bewegen en buitenspelen in Nederland onder druk staat.
• Samen met het Ministerie van VRO gaat het Ministerie van VWS in gesprek met de Raad
voor Volksgezondheid & Samenleving, de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
en de Nederlandse Sportraad naar aanleiding van de brief «Zorg voor gezond bewegen».39 Hierin roepen zij het kabinet op zich in te zetten voor een groene en beweegvriendelijke
leefomgeving, die uitnodigend is voor mensen om te bewegen en anderen te ontmoeten.
• Op dit moment voeren de Ministeries van LVVN en VWS een nationaal actieplan «One Health»
uit (leefomgeving, veterinair en humaan). Het doel is om risico’s op het ontstaan
en verspreiding van zoönosen in de toekomst verder te verkleinen en voorbereid te
zijn op een eventuele uitbraak. 40
In de komende periode bezien de betrokken ministeries waar extra inzet nodig is op
bovenstaande lopende maatregelen. Een nieuwe actie die het kabinet inzet is, zoals
ook is aangekondigd in het regeerprogramma, het opstellen van een actieagenda hitte.
4) Van zorg naar gezondheid en welzijn
Het kabinet zet hiertoe de volgende acties voort en in gang:
• In het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid voert het Ministerie
van VWS een verkenning uit naar het terugdringen van gezondheidsachterstanden. De
verkenning kijkt onder andere naar wat werkzame elementen uit verschillende aanpakken
zijn en hoe de verschillende domeinen (waaronder de zorg en het sociaal domein) hierin
kunnen samenwerken. Hierbij wordt ook gekeken wat dat betekent voor de financiering
en welke rol bijvoorbeeld gemeenten en zorgverzekeraars daarin kunnen hebben.
• Met het traject Elke regio Telt werkt het kabinet aan de brede beweging om in beleid
beter rekening te houden met regionale verschillen, brede welvaart en maatschappelijke
impact. Specifiek wordt nu gewerkt aan een gebiedsgericht programma dat zich richt
op elf regio’s aan de randen van Nederland. In deze regio’s stapelen complexe fysiek-ruimtelijke
en (intergenerationele) sociaal-maatschappelijke opgaven zich. Denk hierbij aan opgaven
rondom gezondheidsachterstanden, armoede, schulden, gezonde leefomgeving, mismatch
tussen onderwijs en arbeidsmarkt, bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen,
slechte woningvoorraad wat onder andere kansenongelijkheid en ongewenste regionale
verschillen tot gevolg heeft. Het gebiedsgerichte programma gaat inzetten op de verbetering
van de kwaliteit van leven, wonen en werken en brede welvaart in deze regio’s nu en
in de toekomst. In dit programma werken de departementen BZK, VRO, VWS, OCW, IenW,
EZ, JenV nauw samen.
• Het is van groot belang dat wanneer mensen in een kwetsbare situatie gezondheidsklachten
krijgen, zij een lagere drempel ervaren om tijdig een beroep op de zorg te doen. Dit
kabinet zet zich daarom in voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg door het eigen
risico te verlagen naar 165 euro in 2027. Voorafgaand aan deze verlaging wordt in
2025 en 2026 het verplicht eigen risico bevroren. En in de jaren 2025 en 2026 wordt
de eerste schijf van de inkomstenbelasting met 2,5 miljard euro verlaagd. Hier heeft
iedereen profijt van.
• Het Ministerie van VWS werkt aan een aanvullend zorg- en welzijnsakkoord waarin gelijkwaardigere
toegang tot zorg en welzijn en het afwenden van het arbeidsmarkttekort centraal staan.
• Met partijen uit de zorg en het sociaal domein41 heeft het Ministerie van VWS afspraken gemaakt zodat mensen met complexe problematiek
snel de juiste hulp krijgen. Er komen lokaal, in de wijken, hechte samenwerkingsverbanden
van ten minste de huisarts, wijkverpleging, apotheekzorg en het sociaal domein (waaronder
jeugdgezondheidszorg, schuldhulpverlening, inkomensondersteuning, jeugd- en gezinsondersteuning
en GGD’en). Dit hechte wijkverband bespreekt onder de meer de zorg rondom complexe
problematiek van inwoners in de wijk.42 Een zogeheten Sociaal Hospitaal is ook een mooi voorbeeld. Daar wordt breder gekeken
dan alleen ziekenhuiszorg en wordt passende ondersteuning geboden aan mensen die meerdere
problemen tegelijk hebben zoals schulden, armoede en gezondheidsproblemen.
• Met de uitvoering van afspraken uit het IZA en het GALA zet het Ministerie van VWS
in op het beter organiseren van zorg, welzijn en gezondheid op lokaal en regionaal
niveau. Gemeenten beschikken jaarlijks over structurele middelen om op regionaal niveau
arrangementen te ontwikkelen om de transitie en transformatie van zorg, ondersteuning
en welzijn te bevorderen. Het «verkennend gesprek ggz» is hier een voorbeeld van.
In een dergelijk gesprek komen een ggz-behandelaar, een professional uit het sociaal
domein en zo mogelijk een ervaringsdeskundige samen met de cliënt om diens hulpvraag
te doorgronden.
• Met het GALA worden, tot 2026, middelen beschikbaar gesteld op lokaal niveau om o.a.
de sociale basis te versterken en «welzijn op recept» uit te voeren. Ook wordt ingezet
om respijtzorgaanbod te verbeteren. Eenzaamheid, zeker als het langdurig aanhoudt,
leidt tot gezondheidsrisico’s en minder meedoen in de samenleving. Het actieprogramma
Eén tegen eenzaamheid43 zet het Ministerie van VWS onverminderd voort om eenzaamheid in Nederland te verminderen.
Dit doen we door de bewustwording in de samenleving over eenzaamheid te verhogen,
kennisontwikkeling, versterken van maatschappelijk initiatieven en stimuleren we dat
alle gemeenten een lokale aanpak eenzaamheid ontwikkelen.
• In 2025 wordt het IBO Mentale gezondheid en ggz uitgevoerd. Een IBO is een ambtelijk,
onafhankelijk onderzoek. Dit IBO gaat over de ondersteuning en zorg rondom mentale
klachten en psychische aandoeningen die geleverd wordt in de Zvw, Wlz, Wmo, Jeugdwet
en de Wpg. Omdat veel factoren van invloed zijn op de mentale gezondheid, die ook
overlappen en interactie hebben met elkaar, worden in dit IBO maximaal vier factoren
meegenomen, waaronder bestaanszekerheid (wonen, armoede en schulden), schoolomgeving
of studie en werk en arbeidsparticipatie.
• Het Ministerie van VWS presenteert in 2025 een werkagenda mentale gezondheid en ggz
met een samenhangende aanpak, van preventie tot zorg. Deze agenda draagt bij aan een
betere mentale gezondheid, weerbaarheid en passende zorg en ondersteuning voor wie
dat nodig heeft.
• De wet Integrale Suïcidepreventie geeft de overheid handvatten om over domeinen heen
te werken aan minder suïcides in Nederland.
• Het Ministeries van SZW en VWS zetten in op de integratie van arbeidsgeneeskundige
zorg in de algemene gezondheidszorg mede naar aanleiding van de motie van het lid
Weyenberg c.s.44 Waarbij tijdens de behandeling en nazorg de relatie met werk zoveel mogelijk in stand
blijft. Mensen stromen dan eerder terug in het werkproces («werk als medicijn»). Hiermee
wordt mede invulling gegeven aan het IZA om «passende zorg» in domeinoverstijgende
regionale netwerken te bieden. Dit krijgt ook een plek in de Arbovisie 2040. In een
eerste advies van de SER op de Arbovisie 2040, benoemde de SER dit onderwerp van arbeidsgerichte
zorg in de algemene gezondheidszorg ook als een belangrijk thema en zal hier in een
tweede advies nader op ingaan. Uitgaand van de Juiste Zorg Op de Juiste Plek wordt
preventie, zelf- en mantelzorg en betere samenwerking met het sociaal domein ondersteunt,
waardoor het beroep op de zorg beter beheersbaar wordt en de toegankelijkheid behouden
blijft.
• Het Ministerie van VWS stimuleert op verschillende manieren aandacht voor diversiteit
in de zorg. Zo is dit jaar een ZonMw-programma «diversiteitsensitief werken in de
zorg» gestart, als onderdeel van de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen.
In dit programma gaat het niet alleen om etnisch-culturele achtergronden, maar ook
iemands gender, seksualiteit of andere facetten die iemand maken tot wie die is. Daarnaast
wordt gewerkt aan de ondersteuning van zorgorganisaties om een gezondheidsvaardige
organisatie te worden. Pharos heeft hiervoor een model ontwikkeld.45 Ook ontvangt de Alliantie Gezondheidsvaardigheden extra subsidie van het Ministerie
van VWS om kennis te delen en samenwerking te versterken op dit thema. Verder neemt
Nederland (RIVM en NIVEL) deel aan het Europese WHO-Action Network on Measuring Population
and Organizational Health Literacy (M-POHL). Op dit moment loopt een onderzoek naar
gezondheidsvaardigheden in Nederland en de mate waarin zorgorganisaties aansluiten
bij de groep met beperkte gezondheidsvaardigheden. De uitkomsten hiervan worden vervolgens
op internationaal niveau vergeleken. De eerste resultaten worden begin 2026 verwacht
en geven naar verwachting handvatten voor het aanscherpen van het beleid gericht op
het verbeteren van de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van zorg. Ook wordt ingezet
op het toegankelijk maken van digitale zorg voor mensen met lage gezondheids- en digitale
vaardigheden. Hiervoor heeft bijvoorbeeld Pharos een handreiking gemaakt.46
C. Gezamenlijke kennisopbouw: waarderen van gezondheid
Het Ministerie van VWS ziet samen met uw Kamer47 de waarde om tot een instrumentarium te komen, zodat we beter de doelmatigheid van
beleid kunnen onderbouwen en kunnen kwantificeren wat investeren in gezondheid oplevert,
wat de gezondheidseffecten- en baten van verschillend beleid binnen en buiten VWS
zijn en hoe hiermee de druk op het zorgpersoneel kan worden verminderd. Het Ministerie
van VWS is in overleg met partijen zoals het RIVM over de voorwaarden die nodig zijn
om een model te kunnen maken om alle maatregelen die gezondheidsbevordering of ziektepreventie
tot doel of neveneffect hebben te kunnen doorrekenen op het beleidsterrein van ons
ministerie en die van andere ministeries, zodat er ook gedragen duidelijkheid is over
de financiële effecten naast de gezondheidseffecten. Daarnaast bereidt het RIVM zich
momenteel voort op werkzaamheden die aansluiten op de wens van uw Kamer om periodiek
zicht te krijgen op mogelijke effecten op verschillende beleidsterreinen.
Het mogelijk maken van een breed model is belangrijk en zal inzicht geven in de kosten
en baten van maatregelen, zowel binnen als buiten de zorg. Het is echter ook een grote
verandering voor de betrokken kennisinstellingen. Alle partijen zijn echter overtuigd
van de noodzaak van deze ontwikkeling. De bewindspersonen van VWS hebben u vorige
maand nader geïnformeerd over de ontwikkeling van dit model en onder andere de inrichting
van een gezaghebbende commissie in 2025. Deze commissie krijgt de technische opdracht
om te adviseren welke kosten en baten kunnen dienen als passend bewijs om de effectiviteit,
kosten en opbrengsten van gezondheidsmaatregelen te onderbouwen, zodat er overeenstemming
is over de uitgangspunten voor het investeringsmodel.48
Kennisopbouw door het CPB
Het Centraal Plan Bureau (CPB) is in 2024 gestart met een meerjarige onderzoekslijn
over preventie en gezondheidsbeleid. Dit project beoogt meer inzicht te krijgen in
kansrijk preventiebeleid. Dit doet het CPB langs drie lijnen. Ten eerste ontwikkelt
het CPB een conceptueel model dat weergeeft hoe preventie en gezondheid vanuit economisch
perspectief benaderd kunnen worden. Ten tweede brengt het CPB de brede effecten van
preventiebeleid in kaart, waarbij zowel directe kosten en baten als bredere maatschappelijke
overwegingen worden meegenomen. Dit project richt zich op preventiebeleid in den brede
(gerangschikt naar type preventie of programma’s) in plaats van op het niveau van
individuele maatregelen. Speciale aandacht wordt besteed aan verdelingseffecten en
gezondheidseffecten. Tot slot onderzoekt het CPB de (financiële) prikkels voor preventie
en brengt hun onderlinge afstemming in kaart.
Andere voorbeelden van kennisopbouw
Daarnaast lopen er nog andere trajecten in relatie tot het waarderen van gezondheid.
Zo houdt het Kennisplatform voor Preventie (KPP) zich in opdracht van het Ministerie
van VWS bezig met het verbeteren van de aansluiting tussen kennis, beleid en praktijk.
Eind vorig jaar hebben zij het advies Preventie op waarde schatten opgeleverd.49 Het KPP is recent gevraagd om, in relatie tot Health in/for all Policies, een advies
op te stellen over de commerciële determinanten van gezondheid. Recent is hierover
een rapport van de WHO50 verschenen en ook het manifest van de Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF)51 van juni 2024 gaat in op de invloed van commerciële bedrijven en activiteiten op
de gezondheid. Aan het KPP is gevraagd nader in te gaan op de betekenis van deze rapporten
voor de Nederlandse context en de belangrijkste kennishiaten en aanbevelingen voor
beleid te identificeren.
De Ministeries van SZW en VWS willen meer inzicht krijgen in de ontwikkeling van de
gezondheid van mensen met een WIA-uitkering (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
en wat onderdelen van het WIA-stelsel voor gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid
van WIA-gerechtigden. In dat onderzoek wordt ook gekeken of de gezondheid, en de effecten
van de WIA daarop, anders uitpakken voor mensen in verschillende sociaaleconomische
omstandigheden. Dit onderzoek wordt naar verwachting afgerond in de eerste helft van
2025.
Het Preventieprogramma van ZonMw levert via het stimuleren van kennisbenutting, effectiviteit-
en innovatieonderzoek een bijdrage aan het behoud en de bevordering van gezondheid
van burgers. Recent heeft ZonMw subsidiemiddelen beschikbaar gesteld voor het versterken
van lokale en regionale intersectorale aanpakken voor bestaanszekerheid in relatie
tot gezondheid en het versterken van de verbinding tussen onderzoek en beleid hierin.52
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.