Brief regering : Resultaten van de eerste trechtering van de locatie-alternatieven uit het NPRD voor de behoeftes uitbreiding jachtvliegtuigcapaciteit en een korte onverharde landingsbaan (herdruk)
36 592 Defensienota 2024 – Sterk, slim en samen
Nr. 10 HERDRUK1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2024
Op 12 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de locaties die Defensie in het
kader van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) wel en niet verder zal
onderzoeken (Kamerstuk 36 592, nr. 7). In die brief ontbraken de resultaten van het onderzoek naar de behoeftes voor uitbreiding
van de jachtvliegtuigcapaciteit en een korte onverharde landingsbaan voor tactisch
luchttransport. Deze resultaten zijn nu wel beschikbaar. Met deze brief informeer
ik uw Kamer welke locatie-alternatieven voor deze twee behoeftes wel en niet verder
worden onderzocht.
Defensie spant zich in om betrokkenen zo snel en duidelijk mogelijk van informatie
over het NPRD te voorzien. Dit doet Defensie door beantwoording van ontvangen zienswijzen
en het organiseren van informatieavonden in alle provincies en in veel van betrokken
gemeenten. Daarnaast onderschrijf ik de oproep van betrokkenen om zo spoedig mogelijk
duidelijkheid te geven aan andere overheden, burgers en bedrijven. Met name over de
behoefte uitbreiding jachtvliegtuigcapaciteit zijn begin dit jaar veel zienswijzen
op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) ontvangen. Tijdens de informatiebijeenkomsten
waren er veel vragen en zorgen over beide behoeftes. Voor de uitbreiding van jachtvliegtuigcapaciteit
hadden deze met name betrekking op de toename van geluidsoverlast en de mogelijke
effecten op leefbaarheid en gezondheid. Met betrekking tot de behoefte voor een korte
onverharde landingsbaan voor tactisch luchttransport kwamen met name zorgen en vragen
over geluid, het milieu, de gezondheid van omwonenden en toekomstige (woningbouw)plannen
naar voren. Ik begrijp deze zorgen goed. Daarom zijn deze elementen als belangrijk
onderdeel in het planMER meegenomen.
Aan de hand van de beschikbare planMER-resultaten is een eerste trechtering gemaakt
om te bepalen welke locatie-alternatieven wel en niet verder zullen worden onderzocht.
Dit betekent niet dat de locatie-alternatieven die in de huidige fase van het NPRD
niet verder worden onderzocht, definitief afvallen. Dat gebeurt als de Beleidsvisie
Ruimte voor Defensie in 2025 door het kabinet definitief wordt vastgesteld. De reden
hiervoor is dat bij het verschijnen van het planMER voor iedereen inzichtelijk moet
zijn hoe alle locatie-alternatieven die in de NRD (NRD; kamerstuk 36 124 nr. 41) en in de Nota van Antwoord (kamerstuk 36 124, nr. 44) zijn opgenomen, zijn beoordeeld. Het planMER moet dus aansluiten bij de door het
kabinet vastgestelde NRD voor alle locatie-alternatieven.
Eerste trechtering behoefte uitbreiding jachtvliegtuigcapaciteit
Het is noodzakelijk om activiteiten met jachtvliegtuigen binnen Nederland uit te breiden.
Ondanks intensief gebruik van simulatoren en oefeningen in het buitenland zijn er
momenteel onvoldoende mogelijkheden binnen Nederland. De uitbreiding is nodig voor
de geoefendheid van onze vliegers. Ook is extra capaciteit nodig voor tijdelijke stationering
van jachtvliegtuigen van bondgenoten («bed-down») en voor tactische spreiding van
eigen jachtvliegtuigen en van bondgenoten op basis van het «Agile Combat Employment»
(ACE) concept van de NAVO. Daarnaast is extra capaciteit nodig vanwege de bijdrage
van Nederland aan grootschalige NAVO-oefeningen als Frisian Flag en NATO-flag.
De totale uitbreiding van jachtvliegtuigactiviteiten die Defensie voor ogen heeft,
komt neer op 2.300 sorties (start en landing) op jaarbasis. Dit komt bovenop de huidige
beschikbare ruimte van 5.200 sorties per jaar, en telt dus op tot een totaal van 7.500
sorties per jaar verspreid over Nederland.
Voor deze behoefte is gekeken naar zes militaire luchthavens/locaties. Aanvullend
zijn drie civiele luchthavens beschouwd. Dit heeft geresulteerd in de volgende alternatieven:
• Uitbreiding van de bestaande jachtvliegtuiglocaties (vliegbases Leeuwarden en Volkel).
• Toevoegen van één extra jachtvliegtuiglocatie:
○ Uitbreiding op vliegbasis Eindhoven, vliegbasis Gilze-Rijen, vliegbasis Woensdrecht,
vliegbasis de Peel heropenen of samenwerking met een civiele luchthaven.
• Toevoegen van twee extra jachtvliegtuiglocaties:
○ Uitbreiding op twee locaties: vliegbasis Eindhoven, vliegbasis Gilze-Rijen, vliegbasis
Woensdrecht, vliegbasis de Peel heropenen en/of samenwerking met een civiele luchthaven.
Per luchthaven is omwille van de objectieve vergelijking gekeken naar twee scenario’s:
• 1.150 extra sorties (halve behoefte);
• 2.300 extra sorties (hele behoefte).
De resultaten van de eerste trechtering voor deze locatie-alternatieven zijn samengevat
in de volgende tabel:
Behoefte
Verder te onderzoeken locatie-alternatieven
Niet verder te onderzoeken locatie-alternatieven
Jachtvliegtuigcapaciteit
• De Peel (Luitenant-Generaal Bestkazerne), Groningen Airport Eelde en Lelystad Airport
(hele en halve behoefte)
• Vliegbasis Woensdrecht en Twente Airport (maximaal halve behoefte)
• Vliegbasis Volkel
• Vliegbasis Leeuwarden
• Vliegbasis Gilze-Rijen
• Vliegbasis Eindhoven
Geluidshinder kwam als grote zorg in de vragen en zorgen van omwonenden naar voren.
Het aantal geluidgehinderde woningen is daarom als belangrijk aspect in het planMER
meegenomen. Uit de planMER-resultaten blijken deze uitkomsten ook duidelijk onderscheidend
voor de onderzochte alternatieven.
Lelystad Airport heeft significant de minste negatieve geluidseffecten op woningen.
Zowel bij een hele als een halve behoefte. Voormalig vliegbasis De Peel en daarna
Groningen Eelde Airport volgen als minst slechte alternatieven op het gebied van geluidshinder.
Hierbij heeft Groningen Eelde Airport ten opzichte van De Peel meer woningen met een
hoge (> 55 dB) tot zeer hoge geluidsbelasting (> 70 dB) en scoort daarom per saldo
relatief slechter (ook al heeft De Peel dan weer meer woningen in de laagste geluidbelastingklassen).
Deze drie luchthavens hebben over het geheel bezien significant minder geluidbelaste
woningen dan de overige luchthavens en zullen daarom verder worden onderzocht voor
de capaciteit van zowel de hele behoefte als maximaal een halve behoefte.
Twente Airport en vliegbasis Woensdrecht hebben significant meer geluidgehinderde
woningen in lagere geluidsklassen (48 – 55 dB) dan de hiervoor genoemde drie luchthavens.
Hierbij heeft Twente Airport relatief meer woningen in de geluidsklassen tot 70 dB
dan Woensdrecht en Woensdrecht juist meer woningen in de hoogste geluidklasse. Bij
beide luchthavens is het verschil tussen een halve en hele behoefte aanzienlijk. Daarom
worden deze luchthavens voor maximaal een halve behoefte verder onderzocht. Bij Twente
Airport zijn voorgenomen woningbouwplannen een aandachtspunt.
De militaire luchthavens Volkel en Leeuwarden hebben duidelijk de hoogste aantallen
geluidgehinderde woningen in alle geluidsklassen en scoren het slechtst op dit aspect.
De militaire luchthavens Gilze-Rijen en Eindhoven scoren ook slechter, met name omdat
zij vanwege hun ligging in een stedelijke omgeving substantieel hogere aantallen gehinderden
hebben. Ook is in deze stedelijke regio’s veel nieuwbouw gepland.
Eerste trechtering behoefte korte onverharde landingsbaan
Voor het oefenen van tactische landingen met transportvliegtuigen heeft Defensie de
behoefte aan een korte/smalle onverharde landingsbaan (een zogenoemde «dirt strip»).
Deze behoefte is nodig om vliegtuigbemanningen te kunnen trainen in het landen en
opstijgen van een dergelijke baan. Ook gaat het om het opleiden en trainen van het
snel prepareren en herstellen van deze «dirt strips» door de 11e Luchtmobiele Brigade en het Korps Commando Troepen.
De kwantitatieve behoefte is minimaal 240 vliegtuigbewegingen per jaar. Dit aantal
beperkt zich tot trainingen vlak voor inzet. Om de eenheden constant geoefend te houden,
is een totale behoefte van 625 vliegtuigbewegingen op jaarbasis nodig. Zowel de volledige
als beperkte behoefte vraagt om ruimte in een geluidscontour van een luchthaven. Er
zijn hiervoor drie soorten alternatieven bekeken:
• Militaire vliegbases: er is naar drie militaire luchthavens gekeken;
• Bestaande oefenterreinen: er zijn vijf oefenterreinen beschouwd;
• Aanvullend is één burgerluchthaven onderzocht.
Per alternatief is gekeken naar de volgende scenario’s:
• 240 vliegtuigbewegingen (beperkte training voor inzet);625 vliegtuigbewegingen (volledige
behoefte).
De resultaten van de eerste trechtering van de behoefte voor een «dirt strip» zien
er als volgt uit:
Behoefte
Verder te onderzoeken locatie-alternatieven
Niet verder te onderzoeken locatie-alternatieven
Korte, onverharde landingsbaan tactisch luchttransport («dirt strip»)
• Militair luchtvaartterrein Deelen
• De Peel (Luitenant-Generaal Bestkazerne)
• Vliegbasis Gilze-Rijen
• Oefenterrein Leusderheide
• Twente Airport
• Oefenterreinen De Haar, Havelte-West, Oirschotse Heide, Rucphense Heide
Voor deze behoefte geldt dat vliegbasis Gilze-Rijen en het oefenterrein Havelte-West
de meeste geluidgehinderde woningen hebben. Bij militair luchtvaartterrein Deelen
en De Peel is dit het minst. Op de oefenterreinen is de impact op recreatie, landschap
en aardkundige waarden het grootst, op de vliegvelden is m.u.v. Twente Airport (vanwege
beperkte ruimte) weinig aantasting van deze elementen. De impact op natuur is het
grootst bij Deelen, vanwege de ligging midden op de Veluwe. Dit effect wordt daarom
verder onderzocht. Ook oefenterreinen De Haar, Havelte-West en Twente Airport scoren
op dit element relatief slecht.
Bij de oefenterreinen Havelte-West, Oirschotse Heide en Rucphense Heide geldt dat
een (groot) verdringingseffect optreedt voor andere oefeningen op het oefenterrein
bij het situeren van een «dirt strip» op deze locaties. Voor de verder te onderzoeken
locaties worden zowel de volledige als de beperkte behoeftes onderzocht.
Vervolgproces
In de bestuurlijke overleggen van 2 december jl. heb ik de betrokken provincies en
gemeenten geïnformeerd over deze eerste uitkomsten van het planMER-onderzoek. In deze
overleggen ben ik ingegaan op de door de bestuurders gestelde vragen en geuite zorgen.
Zo waren er vragen over de uitkomsten van het planMER-onderzoek. Bestuurders hebben
meer toelichting gekregen waarom sommige vliegvelden wel en sommige vliegvelden niet
verder onderzocht worden. Ook werd in veel van de overleggen gewezen op de impact
voor de omgeving of de mogelijke invloed op andere ruimtelijke plannen in het betreffende
gebied, bijvoorbeeld voor woningbouw of recreatie en natuur.
Met het verschijnen van deze brief worden ook de verschillende groepen belanghebbenden
geïnformeerd. Dit gebeurt door middel van het verstrekken van informatie aan betrokken
medeoverheden. Ook worden overlegorganen rondom de militaire vliegbases en civiele
luchthavens op de hoogte gebracht. Via diverse landelijke, regionale en sociale media
worden de uitkomsten actief gecommuniceerd aan een breder publiek.
Op basis van het definitieve planMER zal het kabinet na verder bestuurlijk overleg
met de provincies en gemeenten naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 de
voorlopige voorkeurslocaties bekend maken. Deze worden als onderdeel van het ontwerp
van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie opnieuw ter inzage gelegd. Iedereen
kan wederom zienswijzen indienen die zullen worden meegenomen in de besluitvorming
van definitieve locaties door het kabinet. Hierover zal uw Kamer naar verwachting
in de tweede helft van 2025 worden geïnformeerd. Na vaststelling van de voorkeurslocaties
zal – ook dan in nauw contact met andere overheden en met de omwonenden van die locaties
– verdere uitwerking van de plannen plaatsvinden. Ik wil dit in goed overleg doen
en, waar dit aan de orde en realistisch gezien mogelijk is, tot goede afspraken komen
over de noodzakelijke randvoorwaarden.
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
Indieners
-
Indiener
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie