Brief regering : Besluit- en vertrekmoratorium Syrië
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3322 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2024
De afgelopen dagen hebben de ontwikkelingen in Syrië elkaar snel opgevolgd. Het landgebonden
asielbeleid Syrië is ten gevolge hiervan gestoeld op een situatie die niet langer
actueel is. Daarom heb ik besloten een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen
voor Syrië voor de duur van zes maanden.
Een besluit- en vertrekmoratorium wordt als beleidsinstrument ingezet in gevallen
waarin er onvoldoende informatie beschikbaar is om op een zorgvuldige wijze op asielaanvragen
van vreemdelingen te beslissen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal verzocht
worden om in 2025 een ambtsbericht omtrent de actuele situatie in Syrië op te stellen
aan de hand waarvan bezien zal worden welke beleidsmatige stappen mogelijk zijn. De
situatie wordt ook tussentijds nauwlettend gevolgd. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken was reeds gevraagd om nog dit jaar een actueel ambtsbericht uit te brengen.
Dit ambtsbericht zal alsnog dit jaar uitgebracht worden om een inzicht te bieden in
de volledige periode Assad, strekkend tot en met 27 november 2024.
Met het instellen van een besluitmoratorium kunnen asielaanvragen tijdelijk worden
aangehouden totdat meer duidelijk is over de gevolgen van de machtswisseling. Dit
komt feitelijk neer op een tijdelijke beslisstop. Indien er asielaanvragen zijn die
ouder zijn dan 21 maanden – en daarmee de maximale termijn van het besluitmoratorium
overschrijden – beslist de IND op de individuele merites van de zaak en de dan bekende
informatie.
Omdat er geen diplomatieke banden werden onderhouden met het Assad-regime was gedwongen
vertrek voor afgewezen Syriërs al niet aan de orde. Als gevolg van het vertrekmoratorium
is ook formeel geen gedwongen vertrek mogelijk naar Syrië.
Uitgezonderd van zowel het besluit-, als het vertrekmoratorium zijn onder meer Dublinclaimanten,
vreemdelingen ten aanzien van wie een veilig derde land wordt tegengeworpen, vreemdelingen
die reeds in het bezit zijn van internationale bescherming in een andere EU-lidstaat
of zijn erkend als vluchteling in een derde land dan wel in een derde land anderszins
voldoende bescherming genieten, en openbare-orde en 1F-zaken (zie voor het volledige
overzicht paragraaf C3/2 van de Vc 2000). Deze aanvragen zullen ondanks het moratorium
worden beoordeeld.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Indieners
-
Indiener
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.