Brief regering : Kabinetsreactie AIV briefadvies ‘Naar een nieuwe koers voor Nederland in het Israëlisch-Palestijnse conflict’
23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 544 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2024
Hierbij bied ik u de kabinetsreactie aan op het briefadvies van de Adviesraad Internationale
Vraagstukken (AIV) over het Nederlandse beleid inzake Israël en de Palestijnse Gebieden:
«Naar een nieuwe koers voor Nederland in het Israëlisch-Palestijnse conflict.» De
AIV publiceerde dit advies op 23 oktober 2024. In deze reactie gaat het kabinet tevens
in op het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) ten aanzien van de Israëlische
bezetting van de Palestijnse Gebieden (zie Kamerbrief van 10 september jl.) (Kamerstuk
23 432, nr. 537).
Ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict blijft het kabinet streven naar
een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij het uitgangspunt
de tweestatenoplossing blijft. De oorlog in de Gazastrook heeft eens te meer duidelijk
gemaakt dat een duurzame oplossing onontbeerlijk is, en nog ver verwijderd. Het kabinet
is de AIV erkentelijk voor dit advies, dat goed aansluit bij het kabinetsstandpunt
over het belang van een door beide partijen gedragen tweestatenoplossing.
Het kabinet veroordeelt de terroristische aanvallen van Hamas op 7 oktober 2023 ten
stelligste en steunt het zelfverdedigingsrecht van Israël, in overeenstemming met
het internationaal recht. Er worden tot op de dag van vandaag meer dan honderd Israëlische
gijzelaars vastgehouden en Hamas vormt nog altijd een dreiging voor Israël. De geweldsspiraal
die op 7 oktober 2023 werd ontketend heeft een nauwelijks te bevatten impact op Israël,
de Palestijnse Gebieden en de regio gehad. Het kabinet maakt zich, net als de Adviesraad,
ernstige zorgen over de humanitaire situatie, de militaire inzet door Israël en de
schaal van de vijandelijkheden in de Gazastrook. Het kabinet ziet de catastrofale
humanitaire situatie, het grote aantal burgerslachtoffers, gewonden en ontheemden.
De Gazastrook ligt grotendeels in puin en mensen in Gaza zullen voor een aanzienlijke
periode afhankelijk zijn van humanitaire hulp. Tot op heden is het leveren van adequate
humanitaire hulp zeer lastig, waarbij structureel onvoldoende hulp de Gazastrook binnen
komt, en hulp binnen Gaza nauwelijks gedistribueerd kan worden. Het kabinet blijft
oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren in de Gazastrook, in lijn met resolutie
2735 van de VN-Veiligheidsraad, en steunt de niet-aflatende inspanningen van partners
als de VS, Egypte en Qatar die bemiddelen tussen Israël en Hamas.
Het kabinet zet zich – met partners en naar vermogen – in om de situatie in Israël,
de Palestijnse Gebieden en de bredere regio te de-escaleren en te verbeteren. Het
kabinet benut daarvoor de goede relaties die Nederland heeft met zowel Israël als
de Palestijnse Autoriteit, en staat in nauw en intensief contact met landen in de
regio: om regionale spanningen te verlagen, humanitaire hulp te bieden, onmiddellijke
vrijlating van de gijzelaars te bewerkstelligen1 en een veilig vertrek van de Nederlandse consulaire doelgroep mogelijk te maken.
Zowel voor als achter de schermen is het kabinet actief om invloed uit te oefenen.
De Nederlandse inzet heeft onder meer bijgedragen aan de opening van de Kerem Shalom-grensovergang,
alsook geholpen bij de totstandkoming van humanitaire airdrops en ervoor gezorgd dat meer dan negentig mensen van de Nederlandse consulaire lijst
Gaza veilig hebben kunnen verlaten. Nederland was daarnaast mede-initiatiefnemer van
twee sanctiepakketten die zich richten op mensenrechtenschendingen begaan door gewelddadige
kolonisten onder het EU-mensenrechtensanctieregime. Het kabinet maakt zich daarnaast
sterk om Hamas en aanverwante groepen verder te sanctioneren.
Nederland draagt actief bij aan het versterken van de internationale rechtsorde en
multilaterale samenwerking. Het kabinet zal bindende internationaalrechtelijke en
verdragsmatige verplichtingen te goeder trouw nakomen. Als gastland van zowel het
IGH als het International Strafhof (ISH), spant Nederland zich tot het uiterste in
om beide hoven veilig, ongestoord en onafhankelijk hun werk te kunnen laten doen.
Het kabinet acht het van groot belang dat potentieel bewijsmateriaal van vermeende
schendingen van humanitair oorlogsrecht en internationale misdrijven wordt onderzocht
en beschikbaar blijft voor vervolging. De primaire verantwoordelijkheid voor het onderzoek
en de vervolging ligt bij de bevoegde nationale autoriteiten. Daarnaast is het van
belang dat de internationale instanties die verantwoordelijk zijn voor het doen van
onafhankelijk onderzoek ook in staat zijn om dit naar behoren te doen. Om deze reden
heeft Nederland eind 2023 een extra vrijwillige bijdrage van 3 miljoen euro aan het
ISH overgemaakt. Deze extra vrijwillige bijdrage komt de algehele onderzoekscapaciteit
van het Strafhof ten goede. Daarnaast heeft Nederland 1 miljoen dollar extra ter beschikking
gesteld aan het kantoor van de VN Hoge Vertegenwoordiger voor de Mensenrechten (OHCHR),
ter ondersteuning van onderzoekwerkzaamheden van het landenkantoor in de Palestijnse
Gebieden. Mensenrechten zijn integraal onderdeel van de internationale rechtsorde.
Met betrekking tot het conflict in de Gazastrook roept het kabinet alle partijen,
inclusief Israël, op zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden en benadrukt het
kabinet dat burgerslachtoffers zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Daarnaast
roept het kabinet de betrokken partijen op zich te houden aan de voorlopige maatregelen,
zoals bepaald door het IGH in de zaak die door Zuid-Afrika is aangespannen. Middels
een eerdere brief (Kamerstukken II, 2023/2024, 23 432, nr. 537) kwam u een eerste juridische appreciatie tegemoet van het advies van het IGH ten
aanzien van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden. In het advies stelt
het IGH vast dat de aanwezigheid van Israël in de Palestijnse Gebieden onrechtmatig
is. Het kabinet respecteert deze conclusie en draagt deze uit. In voornoemde brief
staat dat ik uw Kamer op een later tijdstip zou informeren over eventuele aanpassingen
aan het huidige beleidskader naar aanleiding van deze conclusie. Dat doe ik middels
deze brief, onder aanbeveling 3.
Het kabinet is zich ervan bewust dat de situatie in het Midden-Oosten en de hartverscheurende
beelden, uit Gaza in het bijzonder, ook in Nederland diepe indruk maken. Het kabinet
respecteert de verschillende opvattingen in de samenleving over het Israëlisch-Palestijns
conflict, maar wil voorkomen dat polarisatie hierover de Nederlandse diplomatieke
inzet verlamt. Het is zaak dat ook vanuit Nederland blijft worden nagedacht, gesproken
en bijgedragen aan het verlichten van leed en conflictoplossing.
Hieronder volgt een appreciatie van het AIV-advies per aanbeveling:
Aanbeveling 1
Draag actief – bij voorkeur in Europees kader en met gelijkgezinden – bij aan het
voorkomen van het risico op een regionale oorlog in het Midden-Oosten enerzijds en
het creëren van duurzame stabiliteit anderzijds. Benoem daarbij ook de grote strategische,
politieke, internationaalrechtelijke en humanitaire belangen van de EU die daarbij
op het spel staan. Erken daarbij het belang van de effectieve combinatie van druk
en diplomatie waar mogelijk in samenwerking met de VS en de regio en zoals beschreven
in dit briefadvies. Leg daarbij de nadruk op uitvoering van aangenomen VN-resoluties
om allereerst te komen tot een staakt-het-vuren in Gaza en in Libanon.
De Adviesraad adviseert het kabinet om in te zetten op regionale de-escalatie en langetermijnstabiliteit
in de regio, met als eerste stap een staakt-het-vuren in Gaza. Het kabinet onderschrijft
deze aanbeveling en blijft onverminderd oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren
in de Gazastrook, zoals eerder geschetst. Het voorkomen van verdere regionale escalatie
is een kernbelang voor Nederland en de EU, waarvoor dit kabinet zich actief diplomatiek,
publiekelijk en achter de schermen, heeft ingezet en dat zal blijven inzetten.
Ten aanzien van de situatie in Libanon verwelkomt het kabinet het hoognodige staakt-het-vuren
met betrekking tot dat land. Indien dit standhoudt, biedt het de mogelijkheid voor
ontheemden om op termijn aan beide zijden van de grens terug te keren en te werken
aan duurzame vrede. Nu is het zaak dat alle partijen zich strikt houden aan de afspraken
in de overeenkomst. Het kabinet blijft, naar vermogen en met partners, initiatieven
steunen die bijdragen aan het naleven van dit staakt-het-vuren en het bereiken van
een duurzame diplomatieke oplossing. Deze boodschap brengt het kabinet consequent
en onverkort over in contacten met alle partijen. Ook blijft het kabinet steun verlenen
aan de VN-vredesmissie UNIFIL en werkt het samen met internationale partners aan ondersteuning
van de Libanese strijdkrachten.
De situatie in Libanon dient ook in de bredere regionale context bezien te worden.
De belangrijkste steunpillaar van Hezbollah is Iran. Dat land speelt een destabiliserende
rol en poogt de regionale status-quo te herzien via Hezbollah, maar ook via andere
vazallen en bondgenoten, waaronder Hamas, de Houthi’s in Jemen en de pro-Iraanse milities
in Irak en Syrië. Ten aanzien van de destabiliserende rol van Iran in de regio en
andere thema’s, zoals het Iraanse nucleaire programma en de levering van ballistische
raketten aan Rusland, blijft het kabinet samen met Europese en trans-Atlantische bondgenoten
inzetten op een combinatie van stevige internationale druk (onder meer via sancties)
en diplomatieke contacten. De ontwrichtende rol van Iran in de regio en de mensonterende
situatie in het land zelf, blijven voor het kabinet een groot punt van zorg. Nederland
blijft in EU-verband voorstander van het op de sanctielijst plaatsen van de Iraanse
Revolutionaire Garde (IRGC), in aanvulling op de reeds vergaande sanctieruk op Iran.
Het staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah vormt een belangrijke stap die noodzakelijk
is voor regionale de-escalatie. Dit jaar was de wereld getuige van directe aanvallen
tussen Iran en Israël, hetgeen de regionale spanningen op gevaarlijke hoogte brengt.
In directe diplomatieke kanalen met zowel Israël als Iran, onderstreept het kabinet
met klem bij beide partijen de noodzaak van terughoudendheid en dat de cyclus van
geweld moet worden doorbroken.
Met het doel om regionale de-escalatie te bevorderen, heeft de EU op 19 januari jl.
een nieuw sanctieregime opgericht gericht op personen en entiteiten die gewelddadige
acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad (PIJ) ondersteunen, faciliteren
of mogelijk maken. Nederland heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming en invulling
van dit sanctieraamwerk.
Aanbeveling 2
Zet met urgentie middels een beleid van diplomatie en druk in op een staakt-het-vuren
in Gaza, verdere de-escalatie en humanitaire toegang en het effectief bevorderen van
een duurzame tweestatenoplossing.
Om tot een staakt-het-vuren in Gaza, verdere de-escalatie en humanitaire toegang te
komen, roept de Adviesraad op om op zoek te gaan naar coalities van gelijkgezinde
partners, binnen en buiten de EU. Deze aanbeveling sluit aan bij het kabinetsbeleid.
Tevens wordt overlegd met spelers die niet als gelijkgezind kunnen worden beschouwd,
maar wel een rol in de regio spelen, zoals Egypte, Qatar en Turkije. Nederland is
ondertussen een actieve speler in multilateraal verband, ook in relatie tot Israël
en de Palestijnse Gebieden. Niet alleen in EU-verband, maar ook door samenwerking
met gelijkgestemden en regionale partners, bijvoorbeeld op humanitair vlak.
De Adviesraad pleit ervoor te blijven inzetten op humanitaire hulp en toegang voor
de hulpbehoevende bevolking in Gaza en Libanon. Dit zal het kabinet blijven doen.
De humanitaire situatie in de hele Gazastrook is catastrofaal. Met name in Noord-Gaza
lijdt de bevolking ernstig onder het oorlogsgeweld en kan al geruime tijd vrijwel
geen humanitaire hulp geleverd worden. Het staat voor het kabinet buiten kijf dat
er veel meer moet gebeuren om de burgerbevolking te helpen en te beschermen. Nederland
heeft sinds 7 oktober 2023, bovenop de reguliere bijdrage, 71,7 miljoen euro additionele
financiering vrijgemaakt ten bate van hulp in Gaza. Het kabinet blijft onverkort bij
de Israëlische autoriteiten aandringen op het verbeteren van humanitaire toegang,
in lijn met motie Bamenga c.s. (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 43). Onlangs hebben Nederland en gelijkgezinde landen, onder leiding van Frankrijk,
via een humanitaire demarche wederom zorgen onder de aandacht gebracht van Israël
en opgeroepen tot het onmiddellijk en aanzienlijk verbeteren van humanitaire toegang
tot mensen in nood in Gaza. Eerder heeft een vergelijkbare groep landen dit herhaaldelijk
gedaan op initiatief van Nederland. Het kabinet benadrukt dat Israël op basis van
het bezettingsrecht de plicht heeft de bevolking van de Palestijnse Gebieden te voorzien
van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen. Om de humanitaire
situatie te verbeteren is een onmiddellijk staakt-het-vuren essentieel.
Het kabinet dringt al langer binnen de EU en bij de verschillende partijen aan op
het bijeenkomen van de Associatieraad tussen de EU en Israël, omdat het een belangrijk
kanaal vormt om het gesprek met Israël te voeren – ook over zorgen omtrent de oorlog
in de Gazastrook. Het kabinet is geen voorstander van opschorting van het Associatieakkoord.
Hoewel het kabinet het teleurstellend vindt dat de Associatieraad nog niet heeft plaatsgevonden,
blijft het belangrijk dat een serieuze dialoog in dit verband zo snel mogelijk plaatsvindt.
Hiervoor zet het kabinet zich actief in richting Israël, de EU Hoge Vertegenwoordiger
en het EU-voorzitterschap.
In EU-verband heeft het kabinet actief bijgedragen aan de totstandkoming en invulling
van een nieuw sanctieregime dat gericht is op personen en entiteiten die gewelddadige
acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad (PIJ) ondersteunen, faciliteren
of mogelijk maken. Ook op het vlak van sancties tegen Israëlische gewelddadige kolonisten
op de bezette Westelijke Jordaanoever speelde Nederland een voortrekkersrol. In lijn
met de moties van het lid Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870, Kamerstuk 36 600 V, nr. 22) en op basis van de motie van Piri/Paternotte (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2945) is het de inzet van het kabinet om maatregelen te nemen tegen kolonistengeweld.
Daarbij wordt aangesloten op het ambitieniveau van gelijkgezinde landen. Op 19 april
jl. heeft de EU een eerste sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten,
gevolgd door een tweede pakket op 15 juli jl. tegen vijf personen en drie entiteiten.
De Adviesraad adviseert het kabinet bovendien bilaterale militaire samenwerking met
en leveranties aan Israël stop te zetten «waar deze worden ingezet voor handelingen
die een schending vormen voor het internationale humanitaire recht». Dit voorstel
is in lijn met staand beleid. Het kabinet benadrukt dat de defensiesamenwerking tussen
Israël en Nederland – met het oog op respect voor het internationaal recht, met inbegrip
van de mensenrechten – gebonden is aan strenge voorwaarden. Eventuele samenwerking
vindt altijd plaats binnen de internationaal erkende grenzen van voor 4 juni 1967.
Dat wil zeggen dat op geen enkele manier wordt samengewerkt in de door Israël bezette
gebieden. Daarnaast zijn gezamenlijke Nederlands-Israëlische trainingen in gevechtshandelingen
expliciet uitgesloten. Dit is vastgelegd in verschillende Kamerstukken aangaande de
defensiesamenwerking met Israël (Kamerstukken II 2021/22, 36 021, nr. 6; I 2022/23, 36 021, B). Toekomstige militaire samenwerkingsactiviteiten worden, zoals te doen gebruikelijk,
per activiteit zorgvuldig en afzonderlijk bezien. Voor de goede orde wijst het kabinet
erop dat het «bilateraal defensieverdrag» waaraan de Adviesraad refereert een zogenaamd
statusverdrag is, een bilaterale overeenkomst waarmee de juridische status van in
dit geval Nederlands respectievelijk Israëlisch defensiepersoneel op het grondgebied
van de ontvangende staat wordt geborgd. Statusverdragen gaan niet over de inhoudelijke
samenwerking en behelzen geen verplichting tot militaire samenwerking.
Ook roept de Adviesraad het kabinet op om toe te zien op strikte naleving van wapenexportcriteria.
Ten aanzien van wapenexport is het kabinet helder: zoals de situatie in Gaza nu is,
is het onwaarschijnlijk dat een vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël
van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht
in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Tegelijkertijd erkent het kabinet
het Israëlische recht op zelfverdediging in overeenstemming met het internationaal
recht. Daarbinnen is in de huidige omstandigheden uitvoer mogelijk van bijvoorbeeld
onderdelen voor een luchtverdedigingssysteem, zodat Israël zich kan verdedigen tegen
regionale dreiging. Zoals de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
tijdens het Commissiedebat Wapenexportbeleid op 26 november jl. heeft toegelicht,
heeft het kabinet sinds de aanval van Hamas op Israël twee vergunningen afgegeven
en zeven vergunningen afgewezen voor militaire goederen met eindgebruik in Israël.
Per vergunningaanvraag wordt zorgvuldig getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk
Standpunt inzake wapenexport. Daar waar een duidelijk risico bestaat dat goederen
worden gebruikt voor ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht,
wordt een aanvraag afgewezen. Datzelfde geldt voor de beoordeling van vergunningaanvragen
voor de export van dual use-goederen. Ook hier vindt per aanvraag een risicobeoordeling plaats waarbij wordt
gekeken naar de aard van het goed, eindgebruik, eindgebruiker en land van bestemming.
Het kabinet ziet daarmee al toe op strikte naleving van wapenexportcriteria waartoe
in het AIV-advies wordt opgeroepen.
Daar waar het gaat om de uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël handelt het kabinet
conform het arrest van het Hof. Dat is ook in juli 2024 nog in kort geding bevestigd
door de voorzieningenrechter. Uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland
naar Israël is sinds het arrest niet langer toegestaan. Daartoe zijn de van toepassing
zijnde algemene vergunningen aangepast. Zoals bekend is bij uw Kamer, heeft de Staat
in deze zaak cassatie ingesteld.
Tot slot adviseert de Adviesraad om wapenimport te koppelen aan dezelfde strikte criteria
als wapenexport. Er is er een fundamenteel verschil tussen export en import. Bij het
toetsen van wapenexport wordt onder meer gekeken naar de eindgebruiker en het voorziene
eindgebruik. Bij wapenimport geldt dat Nederland zelf de eindgebruiker is. Daarnaast
heeft Defensie, vanwege de toegenomen dreiging en de veroudering van het huidige materieel,
op zeer korte termijn behoefte aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht
te kunnen blijven uitvoeren. Het kabinet steunt een koppeling niet. Vanwege de toegenomen
dreiging en de veroudering van het huidige materieel heeft Defensie op zeer korte
termijn behoefte aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht te kunnen
blijven uitvoeren. Dit is noodzakelijk voor de veiligheid van Nederland en Europa.
Voor bepaalde capaciteiten komt het beste materieel uit Israël. Het tijdig kunnen
leveren van materieel is hierbij een belangrijke eis. Uitstel van aanschaf van voor
Defensie kritische systemen is een onaanvaardbaar risico in de huidige onzekere geopolitieke
wereld.
Aanbeveling 3
Pleit zowel in binnen- als buitenland voor het naleven van de internationaalrechtelijke
verplichtingen die voortvloeien uit onder andere de recente Advisory Opinion van het
Internationaal Gerechtshof (19 juli 2024) en onderken dat het naleven en beschermen
van het internationaal recht ook van geopolitiek belang is.
Op grond van artikel 90 van de Grondwet bevordert het kabinet de ontwikkeling van
de internationale rechtsorde. Alle staten moeten zich houden aan het internationaal
recht, en Nederland roept hiertoe dan ook consequent op, waaronder in multilaterale
fora zoals de VN.
Zoals eerder onderstreept, erkent het kabinet in navolging van het IGH-advies dat
de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit is aanvullend
op de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat uitbreidingen van nederzettingen,
vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden in strijd zijn met internationaal
recht. Het kabinet schaart zich eveneens achter de oproep de bezetting zo spoedig
mogelijk te beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van
Israël. Deze positie draagt Nederland uit in relevante internationale fora en in bilateraal
verband. Het kabinet zal zich hiertegen blijven uitspreken.
Met recht verwijst de Adviesraad naar de conclusie van het IGH-advies over de verplichting
voor derde landen om op geen enkele wijze bij te dragen aan de instandhouding van
de onrechtmatigheid van de bezetting. Juridisch wordt hier door het IGH verder geen
nadere invulling aan gegeven of worden hier voorwaarden aan gesteld. In de brief die
uw Kamer eerder toeging werd al geconstateerd dat het advies van het IGH de instandhouding
van het huidige Nederlandse beleid rechtvaardigt.
Het kabinet geeft, onder meer via het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van activiteiten
die Nederlandse bedrijven ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen
in bezet gebieden en het beleid ten aanzien van implementatie van bilaterale verdragen
tussen Israël en Nederland in de bezette gebieden, invulling aan de juridische verplichtingen
die voortvloeien uit het advies. Aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld die raken aan
import van producten uit nederzettingen, betreffen in beginsel een EU-competentie.
De gesprekken over de juridische implicaties van het IGH-advies zijn recent begonnen
in de Raad Buitenlandse Zaken.2 In lijn met motie Van Baarle (21 501-02, nr. 2943) zal het kabinet pleiten om dit gesprek voort te zetten en samen met andere lidstaten
de Juridische Dienst van de Raad van de EU (JDR) vragen om een gedegen analyse. Dit
kan de basis zijn voor een verdere discussie in Europees verband en eventuele aanvullende
maatregelen.
Daarnaast deelt het kabinet de analyse van de Adviesraad en het IGH-advies dat de
situatie in de bezette gebieden, ook op de Westelijke Jordaanoever, zorgelijk is en
verder verslechtert. Het kabinet spreekt zich uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid
en kolonistengeweld. Zoals opgemerkt onder aanbeveling 2, zet het kabinet de ingezette
koers op het gebied van sancties tegen gewelddadige kolonisten voort. Hierbij komt
er naast op gewelddadige kolonisten ook meer nadruk te liggen op organisaties die
kolonistengeweld faciliteren.
Als hierboven beschreven zal het kabinet het huidige nationale beleid nadrukkelijk
blijven uitvoeren naar aanleiding van het IGH-advies en zal het in Europees verband
de gesprekken voortzetten over juridische implicaties en eventuele aanvullende maatregelen
op Europees niveau.
Aanbeveling 4
Draag waar mogelijk constructief bij aan het monitoren van een staakt-het-vuren, «early
recovery», wederopbouw van de Gazastrook en de hereniging van Gaza en de Westelijke
Jordaanoever
Hoewel een staakt-het-vuren met Hamas op moment van schrijven van deze brief nog buiten
bereik ligt, richt het kabinet zich op de situatie na de oorlog in de Gazastrook,
de zogenaamde Day After. Voor het kabinet zijn de G7-principes3 leidend voor de toekomstige situatie in de Gazastrook en de terugkeer van de Palestijnse
Autoriteit naar Gaza, waardoor Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem
effectief met elkaar verbonden worden. Het kabinet neemt stellig afstand van uitspraken
van Israëlische Ministers die spreken over een herbezetting van de Gazastrook en het
daarin (her)bouwen van Joodse nederzettingen en spreekt de Israëlische regering hier
ook op aan.
De veiligheid en stabiliteit van Israël en de Palestijnse Gebieden zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een sterke en hervormde Palestijnse Autoriteit
vormt hiervoor een noodzakelijke voorwaarde. Om deze reden steunt Nederland het Europese
noodsteunpakket voor de Palestijnse Autoriteit en de meerjarige strategie voor de
stabiliteit van de Palestijnse Autoriteit. Ook richt de bilaterale Nederlandse ontwikkelingshulp
zich op het versterken van een toekomstig levensvatbare Palestijnse staat (zie aanbeveling 5).
Nederland draagt daarnaast bij aan drie internationale missies ter versterking van
de Palestijnse veiligheidssector: 1) de United States Security Coordinator for Israel and the Palestinian Territory (USSC), een Amerikaans-geleid samenwerkingsverband dat zich richt op het ondersteunen
van de Palestijnse veiligheidssector en coördinatie tussen de Palestijnse en de Israëlische
veiligheidssectoren, 2) het EU Coordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS), die zich richt op training en advisering van de Palestijnse politie
en detentieketen en 3) de European Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah. EUBAM Rafah ondersteunt de Palestijnse Autoriteit bij het zelfstandig
uitvoeren van grensbewakingstaken door het toezichthouden op en adviseren van het
Palestijnse Grensagentschap (GABC). Nederland levert momenteel een (civiele, politie
en militaire) bijdrage van maximaal zeven personen aan USSC, maximaal vijf Nederlanders
(civiel en politie) aan EUPOL COPPS en één civiel expert aan EUBAM Rafah. Ook levert
Nederland een civiel expert bij het UNDP-programma voor het bevorderen van toegang
tot recht in de Palestijnse Gebieden. Het kabinet blijft mogelijkheden bezien om middels
bijdragen aan deze missies stabiliteit en de-escalatie verder te ondersteunen.
Voor de wederopbouw van Gaza zal veel afhangen van het verdere verloop van het conflict.
Het kabinet houdt goed zicht op inventarisaties die worden gemaakt van de noden, door
bijvoorbeeld de Wereldbank, en ondersteunt het werk en mandaat van de VN Senior Coördinator
voor Humanitaire Hulp en Wederopbouw voor Gaza. Het is nu nog te vroeg om de precieze
inzet voor wederopbouw van Nederland te bepalen. Wel is door de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp voor 2025 20 miljoen euro voor wederopbouw gereserveerd.
Zoals voortvloeit uit de G7-principes, is nauwe betrokkenheid van de Palestijnse Autoriteit
bij early recovery en wederopbouw van groot belang.
De Adviesraad schrijft tevens over het belang van adequate ondersteuning van het werk
van UNRWA. UNRWA verleent humanitaire hulp en essentiële basisdiensten, waaronder
onderwijs en gezondheidszorg, in afwachting van een duurzame politieke oplossing en
in afwezigheid van een goed functionerende overheid die zorg kan dragen voor alle
Palestijnse vluchtelingen. UNRWA draagt daarmee bij aan het creëren van de juiste
condities voor voortgang op de tweestatenoplossing. Het kabinet blijft het mandaat
van UNRWA steunen en onderkent daarbij het belang van toezicht op de scherpe naleving
van de aanbevelingen uit met name het rapport-Colonna, waaraan UNRWA zich heeft gecommitteerd.
Conform de wens van uw Kamer wil het kabinet bijdragen aan diversificatie van hulpkanalen,
in lijn met de motie Tuinman c.s. (Kamerstuk 36 410 V, nr. 61).
Aanbeveling 5
Ga over tot zo spoedig mogelijke erkenning van de Palestijnse Staat bij voorkeur in
een initiatief met andere landen. Benoem daarbij het belang van erkenning voor het
in stand houden van de tweestatenoplossing. Maak deze erkenning niet afhankelijk van
een vredesovereenkomst, maar stel wel voorwaarden, te weten een nieuw gekozen en breed
gedragen Palestijns leiderschap, ontwapening van Hamas en erkenning van de staat Israël.
De Adviesraad adviseert het kabinet zo spoedig mogelijk over te gaan tot het erkennen
van de Palestijnse staat. De Adviesraad stelt hierbij als voorwaarden een nieuw gekozen
en breed gedragen Palestijns leiderschap, ontwapening van Hamas en erkenning van de
staat Israël. Naast de voorwaarden die de Adviesraad hiervoor stelt – waarvan momenteel
nog geen sprake is – maakt het kabinet nog een verdere eigenstandige afweging. Het
kabinet kijkt namelijk ook naar de feitelijke situatie op de grond, waarbij Hamas
de facto nog gezag uitoefent in delen van Gaza. Doorslaggevend voor de Nederlandse
positie is echter vooral dat erkenning van een Palestijnse staat een vredesproces
op dit moment niet dichterbij brengt. De uiteindelijke erkenning van de Palestijnse
staat moet voor Nederland onderdeel zijn van het politieke proces dat leidt tot een
duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen. Dit vergt een zorgvuldige
afweging gezien de complexiteit, de politieke en veiligheidsontwikkelingen in de regio,
en de daarmee samenhangende brede Nederlandse belangen.
De Adviesraad roept het kabinet op aansluiting te zoeken bij de nieuwe internationale
coalitie voor de tweestatenoplossing, die mede namens de EU in september is gelanceerd.
Nederland onderkent het belang van het gezamenlijk met andere landen optrekken om
een tweestatenoplossing te bevorderen. In lijn met motie Paternotte (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2940) en motie Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2967) heeft Nederland zich om deze reden ook actief aangesloten bij het initiatief van
de EU en Saudi-Arabië: de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution. Na lancering hiervan in New York, heeft Nederland deelgenomen aan recente bijeenkomsten
hiervan in Riyad en Brussel.
Ook de Nederlandse ontwikkelingshulp-inzet (in 2023 ca. 51 miljoen euro) is gericht
op het bevorderen van een tweestatenoplossing door het versterken van de Palestijnse
Autoriteit in het toewerken naar een toekomstige levensvatbare Palestijnse staat,
zonder daarbij directe begrotingssteun te leveren. Met de Nederlandse financiering
voeren de Verenigde Naties, maatschappelijke organisaties en bedrijven projecten uit
op het gebied van water, voedsel, veiligheid en rechtsorde, landrechten, onderwijs
en andere sectoren. Nederland steunt ook het EU-steunpakket voor de Palestijnse Autoriteit.
Nederland heeft daarnaast ook een voortrekkersrol op het gebied van verzoeningsprojecten-track
2 projecten. Het kabinet ondersteunt bovendien het versterken van de Palestijnse Autoriteit
door de versterking van de Palestijnse veiligheidssector. In 2024 heeft het kabinet
het partnerschap tussen het Palestijnse Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Nederlandse
Ministerie van Defensie geformaliseerd door de ondertekening van een Memorandum of
Understanding (MoU).
Aanbeveling 6
Doe wat in het vermogen ligt van de regering om de negatieve gevolgen van het conflict
in ons land, zoals ook in dit advies beschreven, waaronder de alarmerende groei van
antisemitisme, polarisatie en islamofobie tegen te gaan. Presenteer daartoe een uitgebreid
en landelijk actieplan, zowel voor de korte- als de lange termijn.
Het kabinet maakt zich zorgen over de toegenomen polarisatie, antisemitisme en islamofobie
in de samenleving. Een brede en gecoördineerde (Europese) aanpak is nodig, gericht
op het bevorderen van meer religieuze tolerantie, het tegengaan van polarisatie en
het bestrijden van racisme en discriminatie.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren meerdere initiatieven genomen om vormen van haat
tegen te gaan en vreedzaam samenleven te bevorderen. Op 22 november jl. heeft de Minister
van Justitie en Veiligheid de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme voor de
periode 2024–2030 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2024/25, 30 950, nr. 429). In deze strategie zijn concrete maatregelen opgenomen, waaronder beveiliging van
Joodse instellingen, strafrechtelijke aanpak, onderwijs en preventie, aanpak van antisemitisme
in het voetbal, en herdenken en vieren. Het werkplan van de Nationaal Coördinator
Antisemitismebestrijding is reeds door het vorige kabinet aan uw Kamer gestuurd. Dit
werkplan is gegroepeerd rond de pijlers «monitoren en opvolgen», «onderwijs en preventie»
en «herdenken en vieren». Daarnaast heeft de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie
en Racisme op 30 augustus 2022 het «Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme»
gepubliceerd en op 20 november jl. een conferentie georganiseerd «Combatting Anti-Muslim hatred and discrimination in Europe» samen met de coördinator voor de bestrijding van anti-Moslimhaat van de Europese
Commissie.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam heeft het kabinet het belang van
bestrijding van antisemitisme ook opgebracht tijdens de EU Raad Buitenlandse Zaken
(18 november jl.) en de Raad Algemene Zaken (19 november jl.), waarbij tevens door
Frankrijk en Nederland in een ontbijtsessie hierover was voorzien. Ook in de OVSE-ministeriële
conferentie in Malta op 5 december jl. heeft Nederland de bestrijding van antisemitisme
opgebracht alsook het belang dat alle groepen in vrijheid kunnen leven en bescherming
hoeven.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken