Brief regering : Rapport onderzoek arbeidsmigranten
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 151 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2024
«De» arbeidsmigrant bestaat niet. Het zijn mensen die in Nederland samenleven, wonen
en werken. Sommigen zijn hier al jaren, anderen nog maar kort of ze staan op het punt
Nederland te verlaten. Ze komen alleen, met hun partner en soms ook met kinderen.
Afkomstig uit verschillende landen en met verschillende opleidings- en carrièrepaden.
Zij hebben dezelfde behoeftes als Nederlandse inwoners. Iedereen wil op een prettige
plek leven en wonen, tijd met dierbaren kunnen doorbrengen en waardering voelen voor
het werk dat zij of hij doet. Hierbij ontvangt uw Kamer het rapport «Zicht op arbeidsmigranten:
Een belevingsonderzoek naar de positie van EU-arbeidsmigranten, derdelanders en Oekraïners
in Nederland» – van Risbo/Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit rapport geeft inzicht
in de ervaren positie van voornamelijk werkende burgers uit de Europese Unie (hierna:
EU) in Nederland op verschillende levensdomeinen zoals werk, huisvesting en gezondheid.
Hieronder ga ik kort in op de aanleiding, de opzet van het onderzoek en enkele conclusies
van het rapport.
Aanleiding onderzoek
In 2020 presenteerde het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (hierna: Aanjaagteam)
het rapport «Geen Tweederangsburgers». In dit rapport wordt uitvoerig beschreven met
welke woon- en werkomstandigheden arbeidsmigranten in Nederland geconfronteerd worden.
De maatregelen die voortvloeien uit dit rapport dienen de positie van arbeidsmigranten
op de korte en (middel)lange termijn te verbeteren. Middels de Jaarrapportage Arbeidsmigranten
wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de aanbevelingen.
Overstijgend aan de maatregelen is er een behoefte aan (in)zicht in de ervaringen
van arbeidsmigranten zelf. Het doel van het meerjarig onderzoeksprogramma uitgevoerd
door Risbo/Erasmus Universiteit Rotterdam is om in de periode 2024–2028, in relatie
tot onder meer de beoogde doelen van het advies van het Aanjaagteam, periodiek inzicht
te krijgen in de eigen ervaringen van de specifieke doelgroep arbeidsmigranten met
betrekking tot hun positie in Nederland.
Toelichting onderzoek
Het onderzoek wordt tweejaarlijks uitgevoerd in de periode 2024–2028. De kern van
het onderzoek bestaat uit een grootschalige uitgezette survey. De opbrengst hiervan
kunt u lezen in bijgevoegd rapport en kan gezien worden als een nulmeting. In het
voorjaar van 2025 ontvangt u het tweede deelonderzoek wat bestaat uit een kwalitatieve
verdieping op de resultaten van de huidige survey. In volgende jaren zal ook de relatie
met de uitgevoerde maatregelen naar aanleiding van het advies van het Aanjaagteam
meegenomen worden in de analyse.
Doelgroep
De groep waarop het advies van het Aanjaagteam betrekking heeft, bestaat voornamelijk
uit personen uit andere lidstaten van de EU, die in Nederland via het vrij verkeer
van werknemers of van diensten vaak ongeschoold of praktijkgericht werk doen. Zij
werken dikwijls op basis van een flexibel contract voor een loon dat op- of net boven
het minimumloon ligt. Daarnaast zijn er ook mensen van buiten de EU die legaal in
Nederland verblijven, in een vergelijkbare positie werken en daarmee ook kwetsbaar
zijn voor misstanden. Dit kunnen arbeidsmigranten van buiten de EU zijn die werken
op basis van een tewerkstellingsvergunning, gedetacheerde werknemers maar ook ontheemden
uit Oekraïne die in Nederland werken. De uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam
moet ook leiden tot een betere situatie voor hen. In dit onderzoek worden ook deze
verschillende groepen meegenomen, al ligt de focus nadrukkelijk op personen afkomstig
uit de EU. Om de doelgroepen verder af te bakenen is er gekeken naar het hoogte van
het loon (maximaal 130% WML) en de verblijfsduur (maximaal 5 jaar). Tegelijkertijd
zijn er geen personen uitgesloten van deelname aan de survey. De personen met kenmerken
die buiten de afbakening vallen zijn als vergelijkingsgroep meegenomen.
Belevingsonderzoek
Zoals genoemd in het rapport is bij het lezen van de resultaten van dit onderzoek
van belang om te beseffen dat het een belevingsonderzoek is. De beleving van de respondenten
zal niet altijd overeenkomen met de werkelijkheid. Zo noemen de onderzoekers dat bij
het afnemen van de vragenlijst vaak naar voren kwam dat veel respondenten niet goed
op de hoogte zijn van hun situatie wanneer het gaat over de wijze van registratie
in de Basisregistratie Personen (als ingezetene of als niet-ingezetene) en of zij
zorgtoeslag ontvangen. Dit kan verschillende redenen hebben, zoals dat een deel van
de respondenten in Nederland werkzaam is voor een uitzendbureau dat veel voor hen
regelt. Naast het niet goed op de hoogte zijn van feitelijkheden in de eigen situatie
is een belevingsonderzoek subjectief. Wat voor de één als een goede woonsituatie ervaren
kan worden, hoeft dat voor een ander persoon niet zo te zijn. Het kan zelfs om een
illegale woonsituatie gaan.
Deze groep EU-burgers is niet eerder op zo’n grote schaal bevraagd. Hoewel het een
belevingsonderzoek is, is er geen betere bron om te kijken naar hoe het met deze mensen
gaat dan het aan hen zelf te vragen. De resultaten zijn daar waar mogelijk vergeleken
met het Nederlands gemiddelde en andere groepen met een migratieachtergrond die vaak
in Nederland onderscheiden worden. Op deze manier is ook de relatieve positie in kaart
gebracht. Tot slot is geprobeerd om inzicht te krijgen in hoe het met deze mensen
gaat naarmate zij langer in Nederland verblijven. Om deze reden is ook aandacht geweest
voor de verblijfsduur van respondenten.
Dataverzameling
In totaal is de vragenlijst door 4.214 mensen ingevuld. Behalve fysieke data verzameling
door middel van veldwerk vond een deel van de dataverzameling online plaats via verschillende
kanalen. Dit waren kanalen zoals Facebook, Instagram, de website workinnl en door
oproepen vanuit de brancheverenigingen ABU en NBBU aan leden om het onderzoek te verspreiden
onder hun relevante medewerkers. Bijna de helft van de respondenten is geworven tijdens
het veldwerk. Het veldwerk is geconcentreerd geweest in de provincies Zuid-Holland,
Noord-Brabant, Limburg en Noord-Holland. Binnen deze provincies hebben de onderzoekers
een vindplaatsgerichte methode toegepast waarbij naar plekken is gegaan waarvan verwacht
werd dat er veel personen uit de doelgroep aangetroffen zouden worden (inkomen van
maximaal 130% WML). Op die locaties, veelal grootschalige woon- en werklocaties, zijn
personen aangesproken. Door de diversiteit aan veldwerkers kon dit vaak in hun eigen
taal. Deelname aan het onderzoek was volledig anoniem. Deelnemers konden de vragenlijst
zelfstandig invullen op de beschikbare tablets of op hun eigen telefoon door middel
van een QR-code die leidde naar de vragenlijst. De veldwerkers waren beschikbaar voor
vragen en opmerkingen.
Van de in totaal 4.214 respondenten was de valide respons 3.042. Het grootste deel
van de verwijderde respons heeft betrekking op personen die de vragenlijst niet ver
genoeg ingevuld hebben. Dit wordt in het rapport nader toegelicht. Hiervan zijn 2.444
respondenten afkomstig uit een EU-lidstaat. Ongeveer de helft van deze respondenten
is geboren in Polen. Een op vijf is geboren in Roemenië en 14 procent is geboren in
Bulgarije. Een klein deel, 8 procent komt uit één van de overige EU-11 landen. De
overige 6 procent komt uit een van de andere EU-27 landen. Ongeveer 80 procent van
de respondenten afkomstig uit een andere EU-lidstaat verdiende maximaal 130% van het
WML (1.944 personen). Ongeveer één op de vijf respondenten woont vier maanden of korter
in Nederland, bijna een derde woont langer dan vijf jaar in Nederland. Daarnaast zijn
er 149 respondenten afkomstig uit een land buiten de EU met een inkomen van maximaal
130% van het WML en 260 respondenten afkomstig uit Oekraïne met een inkomen van maximaal
130% van het WML.
Representativiteit
Door op veel verschillende locaties, veelal bij grote en middelgrote werkgevers en
huisvestingslocaties, en tijdstippen data te verzamelen hebben de onderzoekers zo
goed mogelijk geprobeerd tot een representatieve onderzoeksgroep te komen. Daarnaast
is er ook online geworven. Deze werkwijze heeft er zeer waarschijnlijk toe geleid
dat het onderzoek representatief is voor de specifieke doelgroep. Het betreft dan
de groep EU-migranten die legaal werkzaam is in loondienst binnen beroepen aan de
«onderkant» van de arbeidsmarkt. Dit betekent ook dat het onderzoek waarschijnlijk
niet of in ieder geval minder representatief is voor arbeidsmigranten die zich in
een heel andere (veel betere of slechtere en mogelijk illegale) arbeidspositie bevinden.
Dit is geen tekortkoming van het onderzoek. De opdracht aan de onderzoekers was niet
om specifiek arbeidsmigranten die misstanden ervaren te bereiken. Van malafide uitzendbureaus
is al bekend dat zij werknemers slecht behandelen en dat er misstanden plaatsvinden
waardoor mensen bijvoorbeeld dakloos raken. Onderzoek waarbij ingegaan wordt op de
aard en omvang van misstanden waarmee kort verblijvende EU-burgers aan de onderkant
van de arbeidsmarkt mee te maken krijgen, vraagt een andere insteek.
In dit onderzoek ligt de focus op het in kaart brengen hoe het gaat met de groep «gemiddelde»
EU-migranten die hier relatief kort verblijven en werkzaam zijn in lager betaalde
reguliere banen (legaal).
Conclusies en vervolg
De uitkomsten van dit onderzoek zijn positief met betrekking tot de absolute tevredenheid
rondom wonen, werken en de gezondheid. Een meerderheid van de respondenten is tevreden
met hun werk, woning en gezondheid. De onderzoekers constateren ook dat de relatieve
ervaren positie (en tevredenheid) achterblijft bij het Nederlandse gemiddelde en andere
groepen met een migratieachtergrond zoals personen met een Turkse, Marokkaanse en
Antilliaanse migratieachtergrond. Hoewel de meerderheid van de doelgroep positief
is, is het aandeel Nederlanders met een lager opleidingsniveau dat tevreden is met
hun werk en woning hoger.
Ook wordt er geconstateerd dat er sprake is van het maken van carrière op de woning-
en arbeidsmarkt. EU-migranten met een laag inkomen die langer in Nederland wonen,
gaan op andere manieren wonen en werken dan korter verblijvende groepen met een laag
inkomen. Dit geldt niet voor iedereen. Een groot deel van de respondenten die langer
dan vijf jaar in Nederland verblijft, blijft steken in woon- en werkconstructies die
ingericht zijn op tijdelijkheid. Dit leidt volgens de onderzoekers tot bestaansonzekerheid.
Ten slotte constateren de onderzoekers dat de ervaren gezondheid relatief goed is
bij personen die kort verblijven in Nederland, maar dat deze afneemt naarmate men
langer in Nederland verblijft. Het aandeel werkende EU-burgers, derdelanders en ontheemde
Oekraïners met een laag inkomen dat problemen heeft met de mentale gezondheid is schrikbarend
hoog, zowel in absolute zin als in vergelijking met de Nederlandse bevolking en andere
groepen met een migratieachtergrond.
Ik zie de meerwaarde van dit onderzoek waarbij voor het eerst deze doelgroep meerjarig
en op grote schaal bevraagd wordt op hun welbevinden. Dit was een nulmeting, de survey
wordt in 2026 opnieuw uitgevoerd. In het voorjaar ontvangt uw Kamer het tweede deelrapport
met een kwalitatieve verdieping van deze survey. Uw Kamer weet dat ik net zoals mijn
voorganger erop gebrand ben om misstanden met arbeidsmigranten aan te pakken. Maar
ook zonder direct zichtbare misstanden zijn er ongewenste verschillen tussen hoe groepen
behandeld worden. Arbeidsmigranten zijn en voelen zich nog te vaak tweederangsburgers
in Nederland.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid