Brief regering : Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Egypte
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 391
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2023
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk
22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de
drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000,- (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over twee vergunningen die zijn afgegeven
met een totale waarde van € 72.456.000,– voor uitvoer van militair materieel naar
Egypte.
Een Nederlands bedrijf heeft onlangs twee exportvergunningen verkregen met eindbestemming
Egypte. De eerste vergunning betreft de uitvoer van programmatuur, technologie en
technische assistentie, voor radar- en C3-systemen t.w.v. € 69.000.000,–. De tweede
vergunning betreft de uitvoer van communicatiesystemen, bijbehorende technologie en
technische assistentie via Zuid-Korea t.w.v € 3.456.000,–.
De ontvanger en eindgebruiker van beide vergunningen is de Egyptische marine. De radar-
en C3-systemen worden geïnstalleerd aan boord van Egyptische kustwachtschepen. De
communicatiesystemen worden geïnstalleerd aan land t.b.v integratie in een bestaand
communicatienetwerk voor kustwachtschepen. De kustwachtschepen kunnen o.a. worden
ingezet bij operaties aan de kust ter bescherming van territoriale wateren, het uitvoeren
van anti-drugs-operaties en anti-piraterij-operaties, het ondersteunen van special forces eenheden, en voor search and rescue- en humanitaire operaties. Het eindgebruik van de communicatiesystemen komt overeen
met het eindgebruik van de radar- en C3-systemen voor de kustwachtschepen, namelijk
het creëren van situational awareness bij het uitvoeren van operaties in de kustwateren.
Met het verstrekken van deze radarsystemen aan de Egyptische marine stelt Nederland
Egypte in staat te voldoen aan het legitieme veiligheidsbelang om de territoriale
kustwateren te beschermen. Een veilige doorgang van de Egyptische kustwateren is ook
voor de Nederlandse maritieme en logistieke sector van belang. Ook leveren bedrijven
uit andere Europese landen strategische goederen ten behoeve van de bouw van deze
schepen. Zo wordt het Nederlandse bedrijf door het leveren van de goederen in staat
gesteld om samen te werken met Europese partners in de defensiesector. Het bedrijf
wordt hiermee als gelijkwaardige partner gepositioneerd. Dat bevordert de Europese
samenwerking en draagt uiteindelijk bij aan de versterking van de Nederlandse krijgsmacht
en de Nederlandse en Europese veiligheid.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt
inzake wapenexport.1 Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria (criterium
2 en 6) hieronder wordt weergegeven, leidde tot het toekennen van de vergunning.
Eerbiediging mensenrechten en naleving humanitair oorlogsrecht (criterium 2):
Toetsing aan CR2 is negatief wanneer er sprake is van een duidelijk risico dat de
te leveren goederen gebruikt zullen worden voor binnenlandse onderdrukking, of bij
het begaan van andere ernstige schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht.
In maart 2022 heeft de Volkskrant2 een artikel gepubliceerd waarin wordt gesteld dat de Egyptische marine hard heeft
opgetreden tegen Palestijnse vissers voor de kust van de Gazastrook en hierbij mensenrechtenschendingen
heeft begaan. Het kabinet heeft in de antwoorden op Kamervragen van de SP van maart
20223 naar aanleiding van dit Volkskrant-artikel aangegeven dat het Ministerie van Buitenlandse
Zaken deze gebeurtenissen is nagegaan via verschillende (diplomatieke) kanalen. Hieruit
kan geen onafhankelijk geverifieerd overzicht worden opgemaakt. Voor zover bekend
is er geen verband tussen de militaire goederen waarvoor Nederland eerder een exportvergunning
heeft verleend en deze incidenten.
Op 9 november 2021 hebben Stichting Vredesbeweging Pax, Stichting Stop Wapenhandel
en Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, een kort geding aangespannen
tegen de Staat teneinde een stop op lopende en toekomstige wapenexportvergunningen
voor uitvoer van militaire goederen naar Egypte te bewerkstelligen. Het Hof heeft
de vorderingen van de eisende partijen op 17 mei 2022 in hoger beroep afgewezen. Volgens
het hof hebben Pax c.s in het kort geding en hoger beroep onvoldoende kunnen motiveren
dat er een duidelijk verband was tussen mensenrechtenschendingen en de goederen waarvoor
de omstreden uitvoervergunning destijds is verleend (radarsystemen voor fregatten).
Hieruit volgt dat de Staat vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen naar
Egypte kan blijven afgeven zolang deze exporten de toets aan de Europese wapenexportcriteria
doorstaan.
Het kabinet constateert dat er berichten zijn waarin wordt beschreven dat de Egyptische
marine bij het patrouilleren van de territoriale wateren hardhandig optreedt tegen
Palestijnse vissers en zich daarbij schuldig zou maken aan mensenrechtenschendingen.
Het kabinet constateert ook dat kustwachtschepen worden ingezet voor het patrouilleren
van de kustwateren. Op basis van de berichten kan niet worden vastgesteld of de marine
de kustwachtschepen van het type uit deze transactie heeft ingezet. Evenmin kan worden
vastgesteld dat de Egyptische marine de kustwachtschepen en de te leveren radarsystemen
zal gaan inzetten bij begaan van mensenrechtenschendingen. Omdat de berichten onvoldoende
specifiek zijn kan er geen duidelijk risico worden vastgesteld dat de goederen bij het begaan van mensenrechtenschendingen
worden ingezet. De toets aan criterium 2 is positief.
Houding t.a.v. eerbiediging internationaal recht/terrorisme/grensoverschrijdende criminaliteit/non-proliferatie
(CR6)
Toetsing aan criterium 6 kan negatief uitvallen indien het land van eindbestemming
terrorisme en internationaal georganiseerde criminaliteit heeft gesteund of aangemoedigd;
diens internationale verplichtingen, in het bijzonder wat betreft het niet-gebruiken
van geweld en het humanitair oorlogsrecht, heeft geschonden; verdragen met als doel
het tegengaan van proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening niet heeft ondertekend,
geratificeerd of geïmplementeerd.
In het geval van Egypte is toetsing aan criterium 6 negatief. Egypte heeft namelijk
in strijd met het VNVR-wapenembargo op Libië militair materieel geleverd aan het LNA
van generaal Haftar. Daarnaast is Egypte geen partij bij het Verdrag inzake Clustermunitie
en heeft in het verleden gebruik gemaakt van clustermunitie middels F-16 vliegtuigen
in de Sinaï regio. Een andere reden is dat Egypte weliswaar partij is bij het Non-proliferatieverdrag,
en het Verdrag Biologische Wapens heeft ondertekend, maar dit laatste verdrag nog
niet heeft geratificeerd. Bovendien is Egypte geen partij bij het Verdrag Chemische
Wapens. Ook is de houding van Egypte ten aanzien van de naleving van internationaal
recht, waaronder mensenrechten, zorgwekkend.
In lijn met het EU Gemeenschappelijk Standpunt hoeft een negatieve toetsing aan criterium
6 niet leidend te zijn in het eindoordeel. In dit geval is de negatieve toetsing aan
criterium 6 niet doorslaggevend in het eindoordeel, aangezien de goederen in deze
aanvraag geen verband houden met de onder dit criterium omschreven zorgen (zie ook
de positieve toets aan criterium 2) en omdat de eindgebruiker (de Egyptische marine)
voor zover bekend niet betrokken is bij het conflict in Libië. Ook zijn er geen aanwijzingen
dat Egypte beschikt over nucleaire wapens of hiernaar streeft. Bovendien hebben de
schepen waarvoor de te leveren goederen van deze aanvraag bestemd zijn, geen nucleaire
taak.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Indieners
-
Indiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking