Bovenop Europa
De Tweede Kamer zit 'bovenop Europa'. Dit betekent dat de Tweede Kamer verschillende instrumenten heeft om invloed uit te oefenen op de besluitvorming in Europa. Hieronder staat een uitleg van de instrumenten subsidiariteitstoetsing, parlementair behandelvoorbehoud, politieke dialoog met Europese Commissie en rapporteurs in de Tweede Kamer.
Meer informatie over de Europese besluitvorming in de Tweede Kamer staat in de brochure Europa in de Tweede Kamer (pdf).
1. Subsidiariteitstoetsing
De Europese Unie moet alleen iets regelen als dat efficiënter is dan wanneer de lidstaten het regelen. Dit is het beginsel van subsidiariteit. Met de subsidiariteitstoets wordt bepaald op welk niveau een onderwerp behandeld moet worden.
Als een derde van de nationale parlementen van de EU-lidstaten vindt dat het onderwerp van een voorstel niet op Europees niveau geregeld moet worden, dan krijgt de Europese Commissie een ‘gele kaart’. Zij moet het voorstel dan nog eens overwegen.
Als meer dan de helft van de parlementen binnen de Europese Unie bezwaren heeft, en de Raad van Ministers of het Europees Parlement het hiermee eens is, dan mag de Europese Commissie het voorstel niet verder uitwerken. In dit geval is er sprake van een ‘oranje kaart’.
Sinds de invoering van de subsidiariteitstoets in 2009 hebben de nationale parlementen in Europa twee keer een ‘gele kaart’ getrokken. De eerste keer ging het over het stakingsrecht, de tweede keer over het Europees Openbaar Ministerie.
2. Parlementair behandelvoorbehoud
Het behandelvoorbehoud is een specifiek Nederlands instrument. Hiermee kan de Tweede Kamer de inzet van de regering in de Europese onderhandelingen extra controleren. Soms is de Kamer van mening dat een Europees wetgevend voorstel van groot politiek belang is. Dan wil de Tweede Kamer nauw betrokken blijven bij de stappen die in de onderhandeling over het voorstel gezet worden. De Tweede Kamer heeft dan de mogelijkheid van het parlementair behandelvoorbehoud.
De Kamer moet dit behandelvoorbehoud plaatsen binnen acht weken nadat de Europese Commissie een voorstel heeft uitgebracht. Na het plaatsen van het voorbehoud moet de regering het voorstel binnen vier weken bespreken met de Kamer. Hiervoor organiseert de Kamer een algemeen overleg dat speciaal over dit onderwerp gaat, zoals bijvoorbeeld gedaan is met de Europese plannen voor biologische productie. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt over de informatieverstrekking door de regering en over de verdere betrokkenheid van de Kamer bij het onderhandelingsproces. Pas hierna kan de regering beginnen met onderhandelen.
3. Politieke dialoog met Europese Commissie
Sinds 2006 hebben nationale parlementen de mogelijkheid om over Europese voorstellen te corresponderen met de Europese Commissie. Door deze politieke dialoog kunnen parlementen bijvoorbeeld vragen stellen en opinies geven. Zo kan de Kamer in verschillende stadia van behandeling van het voorstel invloed uitoefenen op de Europese Commissie, ook bij niet-wetgevende voorstellen. Indirect oefent de Kamer met de politieke dialoog ook invloed uit op de regering en het Europees Parlement, die een kopie van de brief ontvangen.
Ook de Eerste Kamer maakt regelmatig gebruik van dit instrument. In 2014 voerder de Kamer bijvoorbeeld een politieke dialoog met de Commissie over de Moeder-Dochter richtlijn.
4. Rapporteurs
Regelmatig stellen Kamercommissies EU-rapporteurs aan voor een specifiek nieuw (wetgevend) EU-voorstel. Het EU-rapporteurschap is een van de instrumenten die Kamercommissies kunnen inzetten om beter inzicht in en grip op de Europese besluitvorming te hebben en hun controlerende taak goed uit te voeren. EU-rapporteurs zijn Kamerleden die van de Kamer het mandaat krijgen om bijvoorbeeld informatie over het EU-voorstel te verzamelen en op die manier de informatiepositie van de Kamer op dat EU-dossier versterken. Of actief het Kamerstandpunt uitdragen in Brussel en bij andere nationale parlementen.
5. Parlementair instemmingsrecht
Bij Europese wetgeving op het terrein van paspoorten en identiteitsbewijzen, politiesamenwerking en het familierecht dient de regering de finale tekst van een voorstel vooraf ter goedkeuring voor te leggen aan de Tweede en Eerste Kamer. Alleen wanneer beide Kamers hun instemming verlenen, kan de regering namens Nederland akkoord gaan in Brussel. Deze bijzondere parlementaire instemming kan uitdrukkelijk of stilzwijgend plaatsvinden. De Tweede Kamer heeft hiervoor een procedureregeling vastgesteld. In 2016 heeft de commissie voor Veiligheid en Justitie bovendien aanvullende werkafspraken gemaakt met de regering over deze procedure.
- Zie ook de pagina van de commissie V&J voor de EU-instrumenten die deze commissie toepast om invloed uit te oefenen op EU-dossiers.