Stemmen tellen

De Tweede Kamer heeft 150 zetels. Hoe meer stemmen een partij krijgt bij de verkiezingen, hoe meer zetels in de Tweede Kamer. En hoe meer zetels een partij heeft, hoe meer invloed die partij heeft op wat er in Nederland gebeurt.

Hoe worden de stemmen geteld?

Op de dag van de verkiezingen sluiten de stembureaus om 21.00 uur. Daarna worden de stemmen geteld. Dat gaat op de volgende manier:

  • Nederland is voor de verkiezingen verdeeld in twintig gebieden: de kieskringen. Elke kieskring heeft een hoofdstembureau. Meestal doen politieke partijen in alle kieskringen mee aan de verkiezingen.
  • Elke kieskring is weer verdeeld in kleinere gebieden: de stemdistricten, met ieder één stembureau. De medewerkers van het stembureau tellen de stemmen uit het district met de hand. Ze geven de uitslag door aan het hoofdstembureau in hun kieskring.
  • In de hoofdstembureaus tellen de kieskringen de stemmen van hun stemdistricten op.
  • De twintig hoofdstembureaus geven hun resultaten door aan het centraal stembureau in Den Haag. En de Tweede Kamer controleert alle ongeregeldheden die er tijdens de verkiezingen waren. Het centraal stembureau maakt de uitslag van de verkiezingen officieel.

Hoeveel zetels krijgt iedere partij?

Als 10 procent van de kiezers stemt op kandidaten van een partij, krijgt die partij ook 10 procent van de zetels in de Tweede Kamer: 15 van de 150 zetels. Dit systeem heet evenredige vertegenwoordiging.

De kiesdeler is het aantal stemmen dat een partij nodig heeft om één zetel in de Tweede Kamer te krijgen. Bijvoorbeeld: als er bij de Tweede Kamerverkiezingen 7,5 miljoen geldige stemmen worden uitgebracht, dan is de kiesdeler (7.500.000 gedeeld door 150 =) 50.000 stemmen. Voor elke 50.000 stemmen krijgt een partij een zetel.

Restzetels

Het aantal stemmen dat elke partij krijgt, kun je bijna nooit netjes delen door de kiesdeler: er blijven dus zetels over. De medewerkers van het centraal stembureau verdelen deze restzetels onder de partijen die minstens één zetel hebben gehaald. Dat doen ze zo:

  • Ze nemen het aantal zetels dat een partij gehaald heeft, plus 1 (de restzetel).
  • Ze delen dat getal door het aantal stemmen dat die partij gehaald heeft.
  • Zo berekenen ze het aantal stemmen per zetel voor elke partij.
  • De partij die uitkomt op het hoogste aantal stemmen per zetel, krijgt de restzetel. Is er nóg een restzetel? Dan herhalen ze deze stappen. Deze berekening zorgt ervoor dat de zetels zo eerlijk mogelijk over de partijen worden verdeeld.

Wie komt er in de Tweede Kamer?

Als een partij 10 zetels haalt, komen meestal de eerste 10 personen op de lijst van die partij in de Tweede Kamer. Maar krijgt iemand die lager op de lijst staat – bijvoorbeeld op nummer 12 – heel veel stemmen? Dan komt die persoon in de Tweede Kamer. En de persoon die op nummer 10 staat niet. Dat gebeurt best vaak, omdat veel kandidaten niet alleen campagne voeren voor hun partij maar ook voor zichzelf.

Kamerfracties en de fractievoorzitter

De Kamerleden van één partij in de Tweede Kamer vormen samen een Kamerfractie. Elke fractie heeft een leider: de fractievoorzitter. Dat is meestal het Kamerlid dat het hoogste op de lijst van zijn of haar partij stond. De fractievoorzitter praat vaak namens de fractie bij belangrijke debatten.

In 2021 moesten partijen bijna 70.000 stemmen halen om één zetel te winnen. 17 partijen is dat gelukt. Dat is heel veel: alleen tussen 1918 en 1922 zaten er ook zoveel partijen in de Tweede Kamer. De VVD werd de grootste partij, met 34 zetels. 4 partijen kwamen nieuw in de Tweede Kamer: JA21 en VOLT met ieder 3 zetels, en BIJ1 en de BoerBurgerBeweging allebei met 1 zetel. 3 Kamerleden kwamen in de Tweede Kamer door voorkeursstemmen.