Plenair verslag Tweede Kamer, 22e vergadering
Dinsdag 10 november 2015

  • Begin
    14:00 uur
  • Sluiting
    23:16 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 143 leden der Kamer, te weten:

Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Brouwer, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Slob, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de heer Van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Wiebes, staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:
Ik heet alle aanwezigen in de zaal en de mensen die op een andere manier dit vragenuur volgen van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Karabulut

Vragen van het lid Karabulut aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over bericht dat er binnen de coalitie wordt nagedacht over het verlenen van bijstand in natura voor alle bijstandsgerechtigden.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Als het aan de rechtse rakkers in deze Kamer ligt, gaat de vernedering van bijstandsgerechtigden gewoon door. Deze keer wordt het grondrecht op bijstand van ons afgepakt door introductie van de zogenaamde bijstand in natura. Nu we toch bezig zijn met het huisvesten van nieuwe Nederlanders in containers en het afpakken van een absoluut minimuminkomen, regelen we dat toch ook maar direct voor alle andere Nederlanders, zegt coalitiepartij VVD. De Partij van de Arbeid is hier doodsbang voor, lezen we in de media. Is de staatssecretaris ook doodsbang? Ik kan verzekeren dat honderdduizenden Nederlanders die de pech hebben een beroep te moeten doen op de bijstand vanwege hun baanverlies, niet alleen doodsbenauwd zijn maar vooral ook woest. Woest omdat zij de afgelopen jaren door het kabinet-Rutte/Asscher als criminelen worden behandeld. Gefrustreerd omdat ze vanwege het bezuinigingsfetisjisme mantelzorgboetes moeten betalen. Uitgekleed, blut en met schulden omdat de uitkeringen steeds verder zijn verlaagd. Mensen worden aangetast in hun menselijke waardigheid omdat de coalitiepartijen VVD en PvdA werklozen straffen in plaats van de werkloosheid.

De staatssecretaris moet hier nu een duidelijke grens stellen. Behandel bijstandsgerechtigden niet als tweederangsburgers. Kan de staatssecretaris ons vandaag toezeggen dat het plan voor bijstand in natura er niet komt, niet voor oude en niet voor nieuwe Nederlanders?

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. De vraag van mevrouw Karabulut is of alle bijstandsgerechtigden in Nederland gelijk worden behandeld en hoe we in Nederland omgaan met bijstandsverstrekking in natura. Het antwoord daarop is dat voor alle bijstandsgerechtigden in ons land het normbedrag bijstand gewoon aan de orde is en dat gemeenten op dit moment bijstand in natura kunnen verstrekken, bijvoorbeeld in de vorm van zorgpolissen. Dus dat kan in principe ook voor alle bijstandsgerechtigden in Nederland.

Mevrouw Karabulut (SP):
Het klopt dat er op dit moment al collectieve ziektekostenverzekeringen afgesloten kunnen worden. Het klopt dat in overleg met bijstandsgerechtigden de huur overgemaakt kan worden naar de woningbouwcorporatie. Hier ligt echter een plan voor om bijstand in natura in zijn algemeenheid buiten de huidige mogelijkheden om mogelijk te maken voor alle bijstandsgerechtigden, dus zowel de nieuwe Nederlanders als ook de huidige Nederlanders. Kan de staatssecretaris hier zeggen: dat gaan we niet doen, dit plan nemen we terug? Is er een plan, ja of nee?

Staatssecretaris Klijnsma:
Laat ik heel helder zijn: ik ben niet voornemens om de wet op dit punt te wijzigen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dus om het helemaal duidelijk te maken: er ligt geen plan en er wordt niet gesproken over een afspraak om bijstand in natura uit te werken? Dus de Kamer krijgt ook geen separaat plan en hetgeen er gebeurt, gebeurt binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden?

Staatssecretaris Klijnsma:
Precies.

Mevrouw Karabulut (SP):
Kan de staatssecretaris die alternatieven binnen de bestaande mogelijkheden direct deze week naar de Kamer sturen? Tenzij de staatssecretaris vandaag het volgende zegt. Dit is gewoon wat het is binnen de bestaande mogelijkheden en ik laat het inderdaad aan gemeenten om huisvesting te regelen. Wanneer mensen een verblijfsstatus hebben, hebben ze net zoals alle anderen recht op een bijstandsuitkering. Wanneer het in natura, bijvoorbeeld middels een collectieve ziektekostenverzekering verstrekt wordt, is dat iets wat de gemeenten regelen. Ik heb daar geen rol in.

Staatssecretaris Klijnsma:
Wij hebben een ordentelijke Participatiewet, waarover we menigmaal met de Kamer hebben gesproken. Binnen de contouren van de Participatiewet kunnen gemeenten voorzieningen ook in natura verstrekken. Ik denk dat het heel wijs is om gewoon op die manier door te gaan.

Mevrouw Karabulut (SP):
De minister van Sociale Zaken heeft dus, zoals hij wordt geciteerd, namelijk dat hij een aparte deal zou hebben gemaakt over bijstand in natura, voor zijn beurt gesproken. Er komt geen apart voorstel voor bijstand in natura. Het is allemaal binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden. Het hele plan van de VVD is dus helemaal voor de bühne geweest, om vooral de geesten rijp te maken voor het afpakken van nog meer rechten van bijstandsgerechtigden. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris vandaag de waarheid spreekt dat er geen bijstand in natura komt, niet voor alle Nederlanders en ook niet voor nieuwe Nederlanders.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik vind het wel wijs om te beklemtonen dat ik juist heb gezegd dat binnen de Participatiewet bijstand in natura nu al aan de orde is, dus dat de wet op dat punt helemaal niet hoeft te worden aangepast. In die zin is er echt niets nieuws onder de zon.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is inderdaad mogelijk om binnen de huidige wet in individuele gevallen bijstand in natura toe te kennen. Er was echter sprake van dat bijstand in natura wellicht generiek zou worden toegekend, bijvoorbeeld alleen aan statushouders. Dat lijkt mij ook in strijd met de wet. Voordat we hierover een discussie voeren: mochten er nu toch nog plannen met betrekking tot bijstand in natura komen, is de staatssecretaris dan bereid om die plannen voor te leggen aan het College voor de Rechten van de Mens, zodat we hem kunnen vragen om een mensenrechtelijke toets?

Staatssecretaris Klijnsma:
Dit is een als-danvraag. Zoals ik al zei, is het nu al aan de orde dat bijstand in natura wordt verstrekt, ook als het gaat om polissen van zorgverzekeraars. Dat is dus breed voor de mensen die het aangaat. Wat dat betreft is er echt niets nieuws aan de orde. Natuurlijk wordt er nu, in deze bijzondere omstandigheden rondom vluchtelingen, verder gekeken naar bijstand in natura. Dat is echter niet zodanig dat de Participatiewet zou moeten worden aangepast.

De heer Kerstens (PvdA):
De bijstand is het laatste en het laagste vangnet dat we hebben voor mensen in Nederland. De Partij van de Arbeid hecht daar erg aan. Het is geen vetpot. Ik heb gisteren de reactie van de minister van Sociale Zaken gehoord op de suggestie dat het kabinet, al dan niet stiekem, van plan zou zijn om de bijstandsuitkering te verlagen. Zijn reactie daarop was dat het volstrekte onzin is. Zegt de staatssecretaris hetzelfde?

Staatssecretaris Klijnsma:
Het normbedrag in de bijstand is gebaseerd op het minimale bedrag om in je levensonderhoud te voorzien. Dat geldt voor iedereen die in Nederland een status heeft. Dat is zo helder als glas.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Kunnen we dan constateren dat de VVD als het gaat om bijstand in natura gewoon een proefballonnetje heeft opgelaten en dat het er wat deze staatssecretaris betreft niet komt?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb net in reactie op een vraag van mevrouw Karabulut gezegd dat bijstand in natura gewoon al mogelijk is. Sterker nog, toen ik raadslid was in de gemeente Den Haag, heb ik een initiatiefvoorstel gemaakt om de zorgpolis die wij bij een grote zorgverzekeraar inkochten, in natura te verstrekken aan bijstandsgerechtigden. Er is dus geen sprake van een proefballon, want de situatie is nu al zo.

De voorzitter:
Mevrouw Voortman, dit wordt uw tweede vraag.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het verschil is dat de staatssecretaris in Den Haag in individuele gevallen bijstand in natura kon toekennen. Je kon dus niet zeggen dat je bijstand in natura aan hele groepen gaf. Het lijkt erop dat er nu plannen zijn om puur op grond van het statushouderschap mensen bijstand in natura te geven. Dat zou wel degelijk in strijd zijn met de wet. Als de staatssecretaris zegt dat het niet in strijd is met de wet, is ze dan bereid om de plannen wel degelijk voor te leggen aan het College voor de Rechten van de Mens? Het is een heel simpel verzoek: voorleggen aan het College voor de Rechten van de Mens, ja of nee?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik denk dat dit niet opportuun is, omdat dit soort situaties binnen de huidige Participatiewet al kan. Het is natuurlijk altijd zo dat als een individu het niet eens is met een gemeente op een onderscheiden voorziening, deze in bezwaar of beroep kan gaan. Wat dat betreft verandert er dus niets.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Fritsma

Vragen van het lid Fritsma aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht "IS-beul is hier veilig".

De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Ik hoef niet te herhalen dat het kabinet helaas hard op weg is om van ons land één groot asielzoekerscentrum te maken. Alle asielzoekers die dat willen, worden hier binnengelaten. Dat geldt helaas ook voor oorlogsmisdadigers, beulen en genocideplegers. Deze criminelen komen hier niet alleen heel gemakkelijk binnen, maar daarnaast worden ze ook vrijwel nooit ons land uitgezet na afwijzing van hun verblijfsaanvraag.

Dit kabinet heeft van Nederland een veilige haven gemaakt voor mensen die de meest gruwelijke daden hebben begaan. Dat geldt ook voor Syrische oorlogsmisdadigers; ook zij kunnen hier rustig blijven rondlopen, in de wetenschap dat zij door deze staatssecretaris niet worden uitgezet. De beulen worden beschermd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de staatssecretaris vindt dat tot nu toe prima.

Maar dit is natuurlijk onhoudbaar. Ik roep de staatssecretaris op om dit verdrag per direct op te zeggen. Het is immers ronduit onacceptabel dat we hier opgezadeld worden met Syriërs die bloed aan hun handen hebben. Volgens het kabinet zouden er nu nog geen IS-terroristen in ons land zijn, voor wat het waard is. Maar er mag ook geen plaats zijn voor bijvoorbeeld de islamitische beulen van Assad. Iedere oorlogsmisdadiger die hier is, is er één te veel. Voor zover deze criminelen nog niet kunnen worden uitgezet, moeten ze natuurlijk in ieder geval worden vastgezet. Waarom doet de staatssecretaris dat niet? Waarom laat hij deze gevaarlijke mensen rustig op straat rondlopen?

Ten slotte. Ook dit punt bewijst weer dat we de Nederlandse grenzen moeten sluiten en geen enkele asielzoeker meer moeten toelaten, want wat je niet binnenhaalt, hoef je ook niet uit te zetten.

Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. De mensen van IS die ons bedreigen, zijn natuurlijk een grote kopzorg voor de hele samenleving en een groot punt van aandacht voor de regering. Dat is dan ook de reden dat we een breed scala aan maatregelen hebben om deze mensen zo vroeg mogelijk in de smiezen te krijgen en zo stevig mogelijk aan te pakken, om te zorgen dat zij geen bedreiging meer vormen voor onze samenleving.

Ik begrijp het heel goed als mensen denken: die terreurgroep houdt vooral huis in Syrië, er komen veel mensen uit Syrië als hiernaartoe, die vluchten voor die terreurgroep, zit daar geen link tussen; lopen we geen risico? Ik kan dat natuurlijk niet uitsluiten, daarom zijn we er heel erg alert op, zowel aan het begin van de vreemdelingenketen als ook bij veiligheidsdiensten en politie. Het is echter wel goed om te zeggen dat het niet een heel waarschijnlijke route is voor veel IS-strijders met terroristische plannen om zich in Nederland te vermengen in de vluchtelingenstroom. Er is één voorbeeld geweest van iemand die probeerde om met dat doel naar Italië te gaan, maar die is gepakt, omdat de diensten over die informatie beschikten.

We zijn er dus alert op, maar ik wil wel benadrukken dat er op dit moment nog geen 1F-status voor oorlogsmisdaden is tegengeworpen waardoor iemand geen asiel kreeg omdat hij lid was van IS. We blijven er alert op, maar het is goed om de feiten helder te hebben. Het is niet de meest logische route. Helaas hebben zij vaak een beter netwerk buiten de stroom om waarin je veel zichtbaarder bent, zeker als je ook nog in de asielprocedure je vingerafdrukken afgeeft, waardoor je een grotere kans loopt om gesnapt te worden. Die signalen worden namelijk uitgewisseld.

Dit over IS-strijders en het risico dat zij zich in de asielstroom bevinden. Daarnaast blijven we alert op iedereen in de asielstroom. Ongeacht om wie het gaat, wordt er altijd gekeken of er indicaties zijn dan wel signalen van derden zoals andere asielzoekers die ons erop attenderen dat er misschien iets is met een bepaalde persoon. Dit wordt allemaal meegenomen in de procedure. Als wij aanleiding hebben om te vermoeden dat iemand betrokken is geweest bij internationale misdrijven zoals bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag, wordt op grond daarvan de vergunning geweigerd.

De heer Fritsma (PVV):
De vergunning wordt misschien geweigerd, maar de vervolgstap wordt niet gezet. Het gaat natuurlijk om de uitzetting. De uitzetting vindt niet plaats. Zelfs deze staatssecretaris kan toch niet verdedigen dat juist oorlogsmisdadigers vaak niet bang hoeven te zijn voor uitzetting? De staatssecretaris zegt dat niemand wordt uitgezet naar Syrië, wie het ook is. Of het nu een terrorist of een beul van Assad is, het maakt niet uit. De staatssecretaris zegt: jullie kunnen in Nederland blijven, want ik ben niet van plan om dat Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens op te zeggen. Dat verdrag beschermt de verkeerde mensen. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals om dat verdrag op te zeggen, want wij kunnen hier niet opgezadeld blijven zitten met oorlogsmisdadigers, of dat nu IS'ers of beulen van Assad zijn. Daar gaat het om.

Verder wil ik de exacte stand van zaken op dit moment graag weten. Hoeveel 1F'ers zijn er nu? Hoeveel Syriërs betreft het? Zit er echt niemand vast?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik snap het dilemma wel, maar je moet niet denken dat je het probleem kunt oplossen door heel hard "ze motten maar terug" te roepen. Het lijkt me in ieder geval goed om te constateren dat wij het erover eens zijn dat dit soort types onder het verdrag geen recht op bescherming of asiel heeft. Ze krijgen dus ook geen voorzieningen in Nederland en ze hebben niet het recht om hier te blijven. Daarnaast bekijken wij of ze in de tussentijd voor een langere periode in een ander land zijn geweest. Dan kunnen wij ze uitzetten op grond van het veilige derde land. Wij zijn hier dus wel degelijk actief in.

Als dat niet kan, zegt het verdrag inderdaad dat je ze niet terug kunt sturen naar Syrië. Wel vraag ik mij af of wij deze mensen graag terug zouden willen sturen naar Syrië, als wij dat verdrag zouden opzeggen. Dan zouden ze daar weer verder kunnen vechten tegen ons en tegen burgers die voor hen moeten vluchten. Ik vind het dus ook praktisch gezien iets te makkelijk om te zeggen dat je ze maar terug moet sturen, want wij willen ze juist bestrijden. Je moet niet alleen bekijken of je genoeg informatie hebt om deze mensen een asielvergunning te onthouden, maar ook of je genoeg informatie hebt om ze strafrechtelijk te vervolgen. Daarom wordt er in deze gevallen contact opgenomen met het Openbaar Ministerie, om te bekijken of er genoeg bewijs is om iemand voor de rechter veroordeeld te krijgen. Dan zit hij vast en zit hij ook veilig vast.

De heer Fritsma (PVV):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Hoeveel zitten er nu dan vast? En hoeveel 1F'ers zijn er nu precies? Hoeveel Syriërs betreft het? Die feiten wil ik graag weten.

Het stelt mij bovenal echt teleur dat de staatssecretaris het beleid niet wil veranderen. Hij blijft achter dat Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staan. Hij accepteert dat Nederland daarmee onveiliger wordt, omdat wij hier opgescheept raken met Syrische oorlogsmisdadigers. Dat kan toch niet? De staatssecretaris laat iedereen binnen die dat wil. Hij krijgt bijna geen illegaal weg. Maar als zelfs oorlogsmisdadigers niet hoeven te vrezen voor uitzetting, is het einde toch zoek?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Los van een aantal karikaturen in de inbreng van de heer Fritsma kan ik hem vertellen dat er over 2014 40 zaken van Syriërs aan de unit 1F zijn voorgelegd, terwijl in 10 zaken artikel 1F is tegengeworpen. Over meer actuele cijfers zal ik de heer Fritsma schriftelijk informeren, omdat ik die nu niet meteen heb. Die kunnen ook per dag veranderen.

Daarnaast is het iets te makkelijk om te zeggen dat ze opeens wel allemaal uitzetbaar zijn als je het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens opzegt. Dat zou namelijk praktisch nog steeds niet het geval zijn. Je kunt sowieso niet echt een vliegtuig naar Syrië sturen dat daar landt, zodat mensen overgedragen kunnen worden aan de bevoegde autoriteiten. Los van het idee dat met het opzeggen van een verdrag de werkelijkheid opeens verandert, lijkt het mij goed om deze mensen in ieder geval asiel te onthouden. Waar mogelijk moeten wij ze vervolgen en voor het gerecht slepen. In alle andere gevallen zullen wij ook onze diensten en politie op de hoogte brengen, zodat deze mensen gevolgd kunnen worden en zodat beoordeeld kan worden of zij los van een oorlogsverleden elders een bedreiging vormen voor Nederland. Bij IS'ers neem ik dat ook meteen aan, maar in alle andere 1F-zaken is dat niet automatisch het geval.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Wij hebben destijds veel geleerd van de Rwandese vluchtelingen die naar Nederland kwamen en zich schuldig hadden gemaakt aan ernstige misdrijven. Ik ben blij om te horen dat Nederland goed naar deze zaken kijkt en ook 1F tegenwerpt. Ik heb hierover een vraag aan de staatssecretaris die mij ook altijd wordt gesteld, namelijk wat er gebeurt met verklaringen van vluchtelingen die zeggen dat zij iemand herkennen. Is er een mogelijkheid voor de IND dan wel de Vreemdelingenpolitie om iets te doen met verklaringen van vluchtelingen die zeggen dat zij mensen herkennen of iets over hen zouden kunnen vertellen?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker. Als wij die signalen krijgen, nemen wij die mee als je moet beoordelen of je zo'n onderzoek moet opstarten en ook in het onderzoek zelf. In deze moderne tijd ontvangen wij steeds meer signalen via bijvoorbeeld social media. Die moeten natuurlijk worden geverifieerd, maar wij zijn niet blind voor die informatie. Als er informatie is over potentiële oorlogsmisdadigers die in Nederland in een procedure zitten, ontvangen wij die graag zodat wij die erbij kunnen betrekken, een zo goed mogelijk oordeel kunnen geven en asiel kunnen onthouden. Je wilt niet dat mensen die zijn gevlucht voor beulen en in Nederland terecht zijn gekomen, hier hun tegenstanders tegenkomen waarvan zij het slachtoffer werden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Asiel onthouden én vervolgen.

Staatssecretaris Dijkhoff:
Vervolging als het kan, zeker.

De heer Bosma (PVV):
De staatssecretaris vertelt hoe alert hij wel niet is. Iedereen wordt in de gaten gehouden et cetera, we hoeven ons nergens zorgen over te maken. Gisteren zei de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, de heer Schoof, echter iets heel anders. Ik citeer: "Door de grote toestroom in de Schengenzone is het internationaal niet mogelijk alle personen nauwkeurig te identificeren en te screenen." Bevestigt de staatssecretaris de woorden van de heer Schoof?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker. Het zou alleen zonde zijn om het bij dit selectieve citaat te laten. Hij heeft namelijk ook aangegeven dat de diensten alert informatie uitwisselen, wat ertoe heeft geleid dat iemand van een boot is gehaald nog voordat die in dit geval Italië had bereikt. Hij heeft ook aangegeven dat er geen signalen zijn die bevestigen dat terroristen de asielinstroomroute grootschalig of georganiseerd gebruiken om te vermengen. Natuurlijk weet je graag sneller wie er Europa binnenkomt. Daarop drukken wij ook richting de landen waar zij binnenkomen. Daarom vindt Nederland dat Europa de screening en registratie gezamenlijk moet oppakken en dat wij ons niet moeten verstoppen en niet moeten wachten totdat zij ongescreend via allerlei landen hier zijn gekomen.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Van Tongeren

Vragen van het lid Van Tongeren aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het incident bij Chemelot.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ten eerste wil ik de nieuwe staatssecretaris feliciteren met haar benoeming.

Chemelot. Wij kregen heel veel e-mail. Ik zal een stukje van een e-mail van een bezorgde burger voorlezen. Het nieuws kan u niet ontgaan zijn van de grote brand bij Chemelot in Sittard-Geleen. Ons ook niet, want mijn familie en wij wonen onder de rookpluimen. Waarom ik de mail stuur, is omdat ik grote zorgen heb. Nog nooit in mijn leven is er een luchtalarm afgegaan op een ongepland moment en nu recentelijk twee keer. Wij voelen ons heel erg onveilig. Wij horen datzelfde van buren, maar ook van mensen die daar werken.

Het is nu vijf jaar na de grote ramp bij Moerdijk. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat een burger heel veel zelf kan, maar voor dit soort veiligheid moet de burger op de overheid vertrouwen. Na Moerdijk is naar aanleiding van een motie van GroenLinks een quickscan uitgevoerd onder 400 Brzo-bedrijven, waarvan er maar 13 op alle vijf categorieën positief scoorden. Is dat sinds 2011 inmiddels verbeterd? Hoe zit het met de bedrijven op Chemelot? Brzo-bedrijven zijn de gevaarlijkste die wij in Nederland kennen. Het gaat niet enkel om de brand van gisteren, want er zijn binnen zes maanden 45 ongewone voorvallen gemeld op Chemelot. Hoe zit het met de inspecties op Chemelot? Zijn die alleen op papier of zijn ze ook fysiek? Zijn die alleen maar aangekondigd of zijn ze ook onaangekondigd? Naar aanleiding van een aangenomen motie van mij: betaalt het bedrijf zelf mee aan extra inspecties die nodig zijn omdat er zo veel incidenten zijn?

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik kan heel goed begrijpen dat mevrouw Van Tongeren begint met een mail van een verontruste burger. Toen ik het dossier kreeg, zag ik in de tijdslijn dat er in de afgelopen maanden meerdere incidenten zijn geweest. Meestal liep het goed af, maar er blijkt in ieder geval het een en ander te gebeuren. De vraag is of dat komt doordat het een clustering van chemische bedrijven betreft. Die willen we niet voor niets bij elkaar zetten; dat doen we ook om de veiligheid van mensen beter te kunnen garanderen. Is het dus een soort toeval of is er meer aan de hand? Daarvoor is het nodig dat, behalve dat de omgevingsdienst van Zuid-Limburg onderzoek doet onder leiding van het bevoegd gezag in Limburg, we in de volgende voortgangsrapportage over de staat van de veiligheid van chemische bedrijven in ons land ook een vergelijking op regionaal niveau kunnen maken. Dan kan de vraag die mevrouw Van Tongeren naar mijn smaak terecht stelt, ook echt worden beantwoord, omdat we dit cluster van bedrijven dan kunnen vergelijken met een cluster van bedrijven in bijvoorbeeld Rijnmond. Dan kunnen we bekijken of die incidenten vaker voorkomen.

Terecht zegt mevrouw Van Tongeren dat de burger moet kunnen vertrouwen op de overheid en de inspecties. Tegelijk weten we allemaal dat incidenten niet altijd te voorkomen zijn. Er zijn echter wel degelijk lessen geleerd, ook naar aanleiding van Odfjell en Chemie-Pack. Dat is een van de redenen dat er onlangs bedrijfsbrandweerdiensten zijn opgericht. Die zijn ook actief bij Chemelot. De inspecties waar mevrouw Van Tongeren naar vraagt, betreffen niet alleen papieren maar ook fysieke inspecties. Wat de financiering van het toezicht betreft wil ik de Kamer vanuit mijn eigen ervaring het volgende meegeven; een andere keer moeten we daar maar langer over discussiëren. Als het daadwerkelijk om toezicht gaat — dat is iets anders dan een dienst die wordt geleverd; dat zie je in de landbouw bij de NVWA — moet een dienst onafhankelijk toezicht kunnen houden. Du moment dat er gefinancierd moet worden vanuit het bedrijfsleven kan daar natuurlijk op een gegeven moment discussie over ontstaan. Ik zie uit naar het debat daarover dat we in de toekomst zeker nog met elkaar zullen voeren. Dit is dus waarom op dit moment dit soort kosten uiteindelijk voor rekening van de overheid zijn.

Ik zeg de Kamer een brief toe naar aanleiding van het rapport dat nu ongetwijfeld gemaakt zal worden door de omgevingsdienst van Zuid-Limburg. Ik ben ook van plan om daarover in gesprek te gaan met de verantwoordelijk gedeputeerde en hem te vertellen wat wij van plan zijn om voor de volgende Staat van de Veiligheid te doen. Nadat ik dat rapport heb ontvangen en dat gesprek heb gevoerd, zal ik de Kamer daarvan op de hoogte stellen. Dan kunnen we op een ander moment wat langer hierover spreken.

Rest mij het volgende te zeggen. Leek het aanvankelijk te gaan om een loods waarin chemische stoffen lagen opgeslagen — dat heeft de onrust in het gebied geweldig vergroot — uiteindelijk bleek het te gaan om een loods waarin kunststofkorrels worden opgeslagen. Dat neemt niet weg dat er heel veel overlast was en de rookontwikkeling immens was; dat zag je via de sociale media allemaal langskomen. Uit de vele metingen blijkt, voor zover wij nu gezien hebben, dat er geen sprake is van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor dat deze staatssecretaris met terugwerkende kracht een al aangenomen motie ontraadt. In die motie staat wel degelijk dat, doordat Odfjell de boel niet op de orde had, heel veel geld in de capaciteit alleen naar Odfjell is gegaan en er eigenlijk geen capaciteit voor de anderen was. Ik kijk echter uit naar het debat hierover. Ik neem aan dat de motie wel uitgevoerd wordt, hoewel de staatssecretaris daar misschien een andere mening over heeft.

Van de Nederlandse Brzo-bedrijven scoorden in 2011 nog maar 13 van de 380 op alle vijf de criteria een goed. Ik zou dus graag willen dat de staatssecretaris in haar brief ook aangeeft hoever we daar nu mee zijn. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris aankijkt tegen die regionale uitvoeringsdienst. Mij bereiken onbevestigde signalen dat men daar best moeite heeft om de boel op orde te krijgen; men is nog niet zo lang samengevoegd, men moet voor gemeenten werken en voor de provincie. Is die regionale uitvoeringsdienst wel toegerust voor zijn taak?

Een andere bemoeilijkende factor bij Chemelot is het feit dat soms de gemeente het bevoegd gezag is en soms de provincie. Daardoor krijg je veel samenwerking. Bij een groot bedrijf zoals DSM is de provincie logisch. Nu het gaat om een heleboel kleinere bedrijven, is het soms de gemeente en soms de provincie. Dat leidt tot een heleboel coördinatie. Is de staatssecretaris het met mij eens dat wanneer je zo'n clustering van gevaarlijke en een aantal minder gevaarlijke bedrijven hebt op één terrein, de provincie het bevoegd gezag zou moeten zijn?

Ik ben heel blij met de antwoorden van de staatssecretaris, maar ik heb nog wel een vraag, namelijk of er regelmatig onaangekondigde inspecties zijn.

Staatssecretaris Dijksma:
Het antwoord op de laatste vraag is: ja. De actuele stand van zaken van de Brzo-bedrijven over het jaar 2014 is op 21 september jongstleden in de tweede voortgangsrapportage Staat van de veiligheid naar u toegestuurd. In principe is het de bedoeling dat wij dat elk jaar doen. Ik begrijp dat de ILT binnenkort nog weer specifiek zal rapporteren over de incidenten die bij Shell hebben plaatsgevonden. Dat komt waarschijnlijk separaat naar de Kamer.

Ik kom op de omgevingsdienst. Deze omgevingsdienst in Zuid-Limburg is gespecialiseerd in risico's met zware ongevallen. Deze dienst zou dus bij uitstek gekwalificeerd moeten zijn om ook dit type incidenten aan te kunnen. Uiteraard moet uit het gesprek en het onderzoek zelf blijken of men dit ook goed kan. Ik kan mij voorstellen dat wij daar ook naar vragen. Ik zal dat ook doen op het punt van verantwoordelijkheden. Dat kan ik nu niet overzien. Het lijkt mij fair om dit mee te nemen in de toegezegde brief. Dan kunnen wij daarover het debat voeren.

Blijft over de discussie over de motie. Mevrouw Van Tongeren moet het mij maar vergeven, maar ik heb toch last van een klein beetje gestaalde eigenwijzigheid. Ik wil mij maar voornemen om nog één keer, misschien tegen beter weten in, mijn argumenten op dit punt met u te wisselen. Als ik dan opnieuw het ongelijk bewezen krijg, neem ik uiteraard mijn verlies. Dan zal dat in het kabinet besproken moeten worden. Er ligt echter een diepgaandere, ingewikkelde discussie op onderwerpen waarvan ik zeker weet dat u daarop doorgaans zeer aanspreekbaar bent. Het onafhankelijk houden van het toezicht, juist op grote bedrijven, is essentieel voor het vertrouwen waarmee u uw bijdrage vandaag begon.

De voorzitter:
Dat is dan een discussie die u wilt voeren naar aanleiding van de brief die u naar de Kamer stuurt.

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, en daar zie ik net als mevrouw Van Tongeren naar uit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoop dat dan ook de mensen die rauwmelkse kaas maken, niet meer voor hun eigen inspectie hoeven te betalen, maar dat debat gaan wij niet voeren.

Staatssecretaris Dijksma:
Daar verheug ik mij ook op, maar dat is echt een ander verhaal.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik denk dat er een ander argument is. Er wordt gezegd: we hebben geen capaciteit meer omdat alles is ingezet op Odfjell. Je kunt zeggen dat de belastingbetaler moet betalen, maar je kunt ook zeggen: als er meer dan zoveel incidenten zijn waar de inspectie achteraan moet, dan moet er betaald worden door het bedrijf zelf. Dat is niet rechtstreeks aan de RUD, het is geen kwestie van "wij kopen u af".

Ik kijk uit naar de brief en ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik hoop zeer dat de situatie in Limburg snel onder controle is en dat het aantal incidenten daar in rap tempo afneemt, onder toeziend oog van deze staatssecretaris.

De voorzitter:
Dank u wel. Wil de staatssecretaris nog reageren?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb niet echt een vraag gehoord. Het lijkt mij uitstekend om met de brief in de hand het debat te vervolgen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heet de staatssecretaris van harte welkom in deze nieuwe rol. Het is heel goed dat we hier zijn. Het kan heel snel gaan. Gisteren was die grote brand bij Chemelot. Gelukkig waren er geen doden en gewonden, maar er was wel veel overlast. Vandaag spreken wij hierover in dit vragenuur. Hoe actueel wilt u het dus hebben.

De staatssecretaris heeft gezegd dat zij met een brief zal komen. Ik ben daar tevreden mee en ook benieuwd naar. Het lijkt mij zinvol om die evaluatie van deze brand te doen, want ondanks dat het erop lijkt dat een en ander best goed is gegaan, zullen er ongetwijfeld leerpunten zijn. Ik ontvang graag een brief zodat we die ook bij het algemeen overleg over externe veiligheid kunnen betrekken en we daar vervolgens meer in detail op kunnen ingaan bij de behandeling van de Staat van de Veiligheid. Die laat echter nog even op zich wachten. Ik zou dit toch wel binnen een aantal maanden willen hebben afgerond om de leerpunten te kunnen bekijken. Als ik die toezegging kan krijgen, ben ik tevreden.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat wil ik toezeggen, maar dat is onder één voorwaarde. Ik ben natuurlijk afhankelijk van het rapport van de omgevingsdienst. Die moet zijn eigen werk kunnen doen. Op basis daarvan kan het gesprek plaatsvinden. Vervolgens krijgt de Kamer die brief. Het moet mogelijk zijn om dat op enige termijn met elkaar voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Vermue (PvdA):
De Partij van de Arbeid is blij met de toezeggingen van de staatssecretaris. We hebben nog wel een aanvullende vraag. De burgemeester van Echt-Susteren heeft laten weten dat hij ontevreden is over de uitgevoerde metingen. Hij heeft daarom zelf meetploegen naar het industrieterrein gestuurd. Is dat de staatssecretaris bekend? Wat vindt zij daarvan?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb dat inderdaad gehoord. Het lijkt mij beter dat ik dat eerst in de regio zelf bespreek voordat ik mij daarover en plein public een oordeel vorm.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De staatssecretaris heeft al aangekondigd dat wij hier verder over zullen spreken op basis van een brief die zij de Kamer zal sturen. Een punt wil ik heel graag terugzien in de brief. Ik wil graag weten hoe er volgens de staatssecretaris moet worden omgegaan met de versnippering die er nog steeds is in het toezicht op deze zeer belangrijke categorie bedrijven. Deze bedrijven krijgen nog steeds bezoek van drie verschillende inspecties. Die inspecties stellen soms verschillende eisen aan die bedrijven. Dat draagt niet bij aan de veiligheid die wij allemaal graag willen voor onze inwoners. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij in haar brief ingaat op de vraag in welke mate zij de versnippering van de inspecties kan opheffen om nog betere effecten te krijgen?

Staatssecretaris Dijksma:
Er is op dit onderwerp natuurlijk al het een en ander gedaan. Mevrouw Van Veldhoven heeft echter gelijk. Het milieutoezicht zit bij de opgerichte omgevingsdienst. Daarnaast heb je de Arbeidsinspectie die onder SZW valt en de veiligheidsregio. Het zal in de praktijk niet mogelijk zijn om die drie organisaties in één klap in één dienst te krijgen. Ik weet ook niet of dat het einddoel is waaraan je moet werken. Ik heb gehoord dat deze drie organisaties in de praktijk eigenlijk al samenwerken als ware zij één dienst, maar ze vallen wel onder drie verschillende wettelijke regelingen. Ik vind het belangrijk om vast te stellen of dat hier goed gefunctioneerd heeft. Dat zullen we wel moeten bespreken. We zullen op dit onderwerp moeten beoordelen of dat goed gefunctioneerd heeft. Het lijkt mij ook fair om dat mee te nemen. Uiteindelijk moet u wel weten dat ik via mijn eigen Inspectie Leefomgeving en Transport natuurlijk altijd interbestuurlijk systeemtoezicht kan uitoefenen op hetgeen de provincie bijvoorbeeld doet. Dat wil je liever niet, maar mocht dat nodig zijn, dan is dat wel een optie.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording, voor haar komst naar de Kamer en natuurlijk ook voor de toezegging die zij de Kamer heeft gedaan.


Vragen Van Laar

Vragen van het lid Van Laar aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht "Inwoners Burundi vluchten voor oplaaiend geweld".

De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. "Je moet ze verpulveren, uitroeien. Deze mensen zijn alleen goed om te sterven. Ik geef je deze order: ga!" Deze woorden sprak de voorzitter van de senaat in Burundi. Dat gebeurde niet tien jaar geleden, maar vorige week. Het is taal die we kennen van de genocide die twintig jaar geleden in het buurland Rwanda plaatsvond. De president van Burundi bedreigde zijn landgenoten met meer geweld als zij niet voor afgelopen zondag hun wapens neerlegden. Iedereen die zich nu probeert te beschermen tegen het voortdurende geweld van de regering tegen haar eigen bevolking is vogelvrij verklaard. Volgens experts in binnen- en buitenland staat Burundi op de rand van de afgrond. Die afgrond kan weleens bijzonder diep blijken te zijn. De vorige oorlog duurde meer dan tien jaar en kostte duizenden mensen het leven. Dit jaar zijn honderden tegenstanders van de regering vermoord en duizenden vastgezet. Meer dan 200.000 Burundezen zijn op de vlucht. Er moet zo snel mogelijk een einde komen aan het geweld van de Burundese regering tegen haar eigen bevolking. Welke rol kan Nederland spelen om partijen in Burundi bij elkaar te brengen en tot een oplossing te dwingen? Kan de VN-Veiligheidsraad een nieuw standpunt innemen en kan Nederland dat bevorderen?

Deze zomer nam de Nederlandse regering stevig stelling tegen de herverkiezing van de president omdat zijn derde termijn ongrondwettelijk is. Is de regering bereid, een dergelijke duidelijke veroordeling van de praktijken van deze president te publiceren, ook in het Frans, en die lokaal te verspreiden?

Mensenrechtenverdedigers, getuigen van misdaden en organisaties die bewijzen van regeringsgeweld verzamelen, verdienen bescherming. Kan de minister meer voor hen betekenen, bijvoorbeeld door de financiële steun aan dergelijke organisaties uit te breiden of door hen te helpen met visa of tijdelijke bescherming?

Het lijkt er niet op dat deze crisis snel voorbij is. Is de minister bereid, de noodhulporganisaties die de vluchtelingen opvangen nu al duidelijkheid te geven over extra steun voor volgend jaar, zodat zij daar zekerheid over hebben? Kunnen ze op die nieuwe steun rekenen?

Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik dank de heer Van Laar voor zijn vragen over de heel zorgelijke situatie in Burundi. Net als de heer Van Laar maken het kabinet, collega Koenders en ik zich zeer veel zorgen over de situatie. Dat is helaas niet van vandaag of gisteren. Ons engagement en onze zorgen gaan verder terug dan vandaag of gisteren. We hebben een aantal acties in gang gezet die erop gericht zijn om een inclusieve dialoog te laten ontstaan tussen de president en de oppositie. Immers, waar het praten stopt, begint de oorlog. We hebben gesprekken gevoerd met de Burundese autoriteiten, onder anderen met de minister van Buitenlandse Zaken. De minister van Justitie is recentelijk in Nederland op bezoek geweest. In die gesprekken hebben we onze zorgen overgebracht.

Nederland is voorzitter van de internationale contactgroep voor Burundi. Daarvan zijn een aantal landen lid. Met hen trekken we gezamenlijk op en bereiden we een brief aan de secretaris-generaal van de VN voor. Gisteren hebben collega Koenders en ik een brief gestuurd aan het Vaticaan om aan de paus en zijn diplomaten te vragen of zij mogelijkheden zien om die dialoog tot stand te brengen. De EU heeft mede op aangeven van Nederland de president van Burundi uitgenodigd voor een zogenoemde artikel 96-dialoog. Zoals al eerder is gememoreerd, is de hulp via de overheid stopgezet. De EU kan het niet alleen. De heer Van Laar vroeg ook wat de VN-Veiligheidsraad doet. Gisteren is gesproken over de ontstane situatie. We hebben vernomen dat Frankrijk een resolutie voorbereidt, die hopelijk aangenomen wordt en waarin nogmaals benadrukt wordt hoe belangrijk de dialoog is.

De Nederlandse ambassade publiceert naar goed gebruik alle brieven die ik aan de Kamer stuur in het Frans. De laatste Kamerbrieven waarin het standpunt staat zoals de heer Van Laar dat verwoordt, zijn daar beschikbaar. We hebben natuurlijk regelmatig contact met de ambassade van Burundi in Nederland.

De heer Van Laar heeft gevraagd of we een rol kunnen spelen bij het beschermen van mensen die op hun beurt weer mensenrechten verdedigen. We doen alles binnen onze capaciteit om dat te doen. Dit betekent dat de ambassade in Burundi voortdurend met mensen in gesprek is en over hun veiligheid spreekt. Een aantal mensen hebben hun toevlucht in Nederland kunnen vinden, onder meer via het Shelter City-programma. We steunen ook het Africa Human Rights Defenders Project, dat gericht is op de praktische bescherming van mensen, onder andere in Burundi. Dat heeft onder meer hervestiging in de regio mogelijk gemaakt. Een aantal mensenrechtenverdedigers is gevlucht naar Rwanda.

De heer Van Laar stelde ook een vraag over Rwanda. Dat land neemt nu ongeveer 70.000 mensen op. 200.000 mensen zijn gevlucht naar de buurlanden. De VN-vluchtelingenorganisatie staat die landen bij. Nederland geeft ongeoormerkte bijdragen. Tot nu toe is er nog geen additionele hulp gevraagd. Mocht dat gebeuren, dan gaan wij daar natuurlijk naar kijken.

De heer Van Laar (PvdA):
Ik dank de minister voor haar antwoorden in eerste termijn. Het is goed dat de regering hierbovenop zit en er echt mee bezig is. Ik mis wel de betrokkenheid van Oost-Afrikaanse landen. Ik hoop dat wij ook zo actief zijn om hen aan te sporen om hierin een rol te spelen.

Ook vraag ik de minister om een nieuwe brief te schrijven over het standpunt van de regering, want er is een escalatie. En als je een escalatie ziet, moet je daarin ook stelling kunnen en durven nemen. Ik vraag de minister dus toch om een nieuwe brief daarover te sturen. Onze vraag over noodhulp ging niet zozeer over de VN, maar over de Nederlandse noodhulporganisaties, die duidelijkheid nodig hebben over hun budget voor volgend jaar. Het Rode Kruis heeft een toezegging gekregen voor dit jaar, maar ook voor volgend jaar zullen weer middelen nodig zijn.

De president stuurde een tweet de wereld in; jaja, ook Burundi gaat op Twitter. Niemand die in het buitenland woont, moet zichzelf superieur wanen tegenover diegenen die in Burundi zijn gebleven, want de meesten hebben hun families hier gelaten, zo schreef de president op Twitter. Hij bedreigde zijn landgenoten met die uitspraak direct, en hij voegde de daad bij het woord. Vorige week werd de zoon vermoord van een mensenrechtenactivist die vertrokken was. De Burundezen zijn bang, ook degenen die ik spreek. Sinds de bedreiging posten zij minder op sociale media over wat zij van de situatie in Burundi vinden en roepen zij minder op tot actie, want elke tweet kan enorme gevolgen hebben. Is de minister bereid om samen met collega's uit het kabinet het gesprek aan te gaan met Burundezen in Nederland, zodat zij hun zorgen rechtstreeks aan het kabinet duidelijk kunnen maken? Dan kan het kabinet ook hun spreekbuis zijn, zodat zij en hun familie geen gevaar lopen.

Ik neem ook aan dat er geen Burundezen meer worden uitgezet uit Nederland. Kan de minister dat bevestigen? Is zij ook bereid om te onderzoeken of de gezinshereniging van Burundezen met voorrang behandeld kan worden, zodat ook de veiligheid van de gezinnen gegarandeerd is?

Minister Ploumen:
Allereerst is het goed om te melden dat de buurlanden en de Afrikaanse Unie zeer actief zijn, en niet van gisteren op vandaag maar al maanden. Zij hebben dus niet echt aansporing nodig, maar ze hebben wel onze steun nodig. Die hebben we dan ook aangeboden. President Museveni van Uganda heeft aangeboden om in Kampala een dialoog te organiseren met de president, de oppositie en iedereen die belangrijk is om de rust te laten weerkeren. Wij hebben ook aangeboden om daaraan financiële steun te verstrekken via onze ambassade, mocht het zover komen. Tot nu toe is men daar nog niet op ingegaan, maar de Afrikaanse Unie is zeer actief geworden. Er zijn waarnemers ingezet van de Afrikaanse Unie. Dat waren er 30 en het worden er nu 100. Er wordt dus ook vanuit de regio maximaal druk uitgeoefend op de president van Burundi om niet alleen zijn toon te matigen maar vooral ook met zijn eigen burgers om tafel te gaan.

We hebben regelmatig contact met de ambassade. Onze positie is duidelijk. De EU heeft het voorstel gedaan om de artikel 96-dialoog te beginnen. De president heeft tot eind november de tijd om daarop te antwoorden. Wellicht is dat een goed moment om de positie van Nederland in die dialoog aan de Kamer te melden en ervoor te zorgen dat de brief met het standpunt van de Nederlandse regering zoals gebruikelijk in Burundi op de website van de ambassade komt.

Ik ben vanzelfsprekend zeer bereid om met Burundezen in Nederland in gesprek te gaan. Wij kennen kun zorgen. We volgen een en ander ook nauwlettend, maar ik kan mij voorstellen dat er in deze situatie behoefte is aan een wat intensievere dialoog.

Ik kom op de Burundezen in Nederland die terug zouden moeten naar hun land. Mijn informatie is dat er dit jaar twee mensen zijn teruggestuurd naar Burundi, van wie de laatste in mei. Er wordt natuurlijk per individu zorgvuldig bekeken of dat kan. Ik zal de vraag over de gezinshereniging doorgeleiden naar mijn collega Dijkhoff en daarover met hem spreken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het is goed dat we dit onderwerp nu met elkaar bespreken, want de situatie is inderdaad erg zorgwekkend. Het CDA zou graag zien dat deze minister misschien nog meer actie onderneemt. Zeker als de artikel 96-procedure eind november niets lijkt op te leveren, willen wij dat zij toch echt overgaat tot sancties. We hebben het daar vlak voor de zomervakantie al over gehad met de minister. Wij vinden het zo langzamerhand tijd dat er overgegaan wordt tot sancties en dat de minister nu alvast toezegt dat, als dat eind november niet duidelijk is, zij in de Europese Unie gaat bepleiten dat de EU over zou moeten gaan tot het treffen van sancties. Als de EU dat niet doet, zouden wij dat als Nederland in ieder geval wel moeten doen. Daar krijg ik graag een reactie op van de minister.

Minister Ploumen:
De EU heeft een aantal maanden geleden, na aandringen van Nederland, al gerichte sancties ingesteld tegen vier Burundezen. We hebben daar inderdaad over gesproken, zoals mevrouw Mulder zegt. Ik zou niet vooruit willen lopen op eind november. Ik wil de president namelijk vooral aanmoedigen om in dialoog te gaan. Als hij dat niet wil, gaan we verdere stappen zetten. Ik zou dat het liefst in VN- of EU-verband doen. Ik wil dan graag de situatie opnieuw bekijken. Ik ga ervan uit dat we met de EU tot stappen kunnen komen, want dat is toch echt het effectiefst.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik merk nog enige aarzeling bij de minister, terwijl voor de zomervakantie al helder was welke kant het op zou gaan met president Nkurunziza in Burundi. Als ik collega Van Laar hoor zeggen wat deze man allemaal op Twitter zet, dan maak ik me echt ernstig zorgen. Ik vind dat de EU en Nederland best duidelijk mogen maken waarvoor wij staan en wat onze waarden zijn, en dat deze mijnheer er niet mee weg komt als hij hier geen werk van maakt. Het lijkt me veel steviger om nu al aan te geven welke sancties hem boven het hoofd hangen. Ik hoop echt op een toezegging van de minister, anders moeten we hier een debat over aanvragen.

Minister Ploumen:
Als de president niet wil meegaan in de uitnodiging voor de artikel 96-dialoog, dan kan dat niet zonder gevolgen blijven, zoals ik al zei. Mijn enige punt is dat ik alles op alles wil zetten om ervoor te zorgen dat hij die dialoog wél aangaat. Mocht dat niet lukken, dan volgen er natuurlijk sancties. Dat zou ik het liefst in EU-verband doen, omdat dat veel effectiever is. Ik ga daar alles op richten. De vorige keer dat wij dit belangrijk vonden, hebben we dat ook zo kunnen doen. Ik ga er dus van uit dat een oproep van Nederland gesteund wordt door andere EU-lidstaten. Mocht dat niet zo zijn, dan hebben wij inderdaad een reden om ons opnieuw te bezinnen op wat ons te doen staat. Ik zal dat dan graag met de Kamer bespreken.

De heer Smaling (SP):
Het is duidelijk dat het een heel explosieve situatie is. Dat hebben we in het buurland ook meegemaakt. Ik zou graag zien dat de minister kiest. Je kunt tegen de Burundese president zeggen "u bekijkt het maar als u zich niet aan uw eigen grondwet houdt", maar dan zijn we wel weer met het vingertje bezig. Deze minister zou met haar Limburgse sociale vaardigheden natuurlijk ook veel meer face to face met een degelijke president kunnen communiceren, eventueel met collega-donoren die over dezelfde kwaliteiten beschikken. Zij kunnen zeggen: mijnheer, dit moet u niet doen; kijk maar naar 1994 en eind jaren vijftig. Voor mij is het ambtelijk afdekken van de zaak en het sturen van brieven vlees noch vis. Ik zou de minister willen vragen om te kiezen.

Minister Ploumen:
Ik voel geheel mee met de heer Smaling. Naast alle brieven die we sturen, hebben we ook via onze persoonlijke contacten geprobeerd onze inzet duidelijk te maken. De president sluit zich de laatste weken voor alles en iedereen af. In eerdere maanden hebben we via de ambassade, de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie en de ambassadeur hier precies gedaan wat de heer Smaling zegt. Wij zijn bereid en staan elk moment klaar om de dialoog direct aan te gaan, naast alle andere inzet. Ik zou de heer Smaling ervan willen verzekeren dat wij alle wegen die effectief kunnen zijn, zeker zullen benutten om de president te doen inzien dat dit een heilloze weg is, en dat het ongehoord is dat je je eigen burgers zo bedreigt en de veiligheid van je land en je mensen zo op het spel zet. Ook persoonlijke gesprekken en contacten zullen we daar graag voor inzetten.

De heer Bosma (PVV):
Aan het einde van de bijdrage van de Partij van de Arbeid komt de aap weer uit de mouw: mensen uit Burundi moeten allemaal hier blijven en moeten allemaal aan gezingsvorming en gezinshereniging kunnen doen. Net als wij te maken hebben met de grootste asieltsunami die wij ooit hebben gezien, moeten ook alle mensen uit Burundi hiernaartoe komen omdat daar een conflict is. Zo kennen wij de PvdA weer. Maar daar gaat mijn vraag niet over.

Ontwikkelingshulp maakt Nederlanders medeplichtig aan genocide. Het ministerie van deze minister heeft het FRELIMO in Mozambique gefinancierd, MPLA in Angola, het racistische ANC in Zuid-Afrika en ook ZANU-PF van de heer Mugabe. Die hebben alle genociden gepleegd en tienduizenden en tienduizenden en tienduizenden burgers vermoord. De minister heeft daar nooit afstand van genomen. Heeft zij enige geloofwaardigheid als zij nu door Afrika gaat toeren en de mensen gaat vertellen wat zij moeten doen? Die geloofwaardigheid heeft zij toch niet, want zij is politiek verantwoordelijk voor de financiering van minstens vier genocides.

Minister Ploumen:
Het is een verantwoordelijkheid van Nederland, van mij en van de andere leden van het kabinet om daar waar zoals in Burundi de vrede en de veiligheid van het land op het spel staan en daar waar jongens en meisjes, mannen en vrouwen worden bedreigd door hun eigen president, de president daarop aan te spreken. Dat zal ik ook blijven doen. Wij maken ons allen grote zorgen over wat zich daar afspeelt. De burgeroorlog heeft tien jaar geduurd. Het is onbegrijpelijk dat de president aanstuurt op een herhaling daarvan. Het is duidelijk dat Nederland nu, vroeger en ook in de toekomst zich altijd zal uitspreken als de mensenrechten worden geschonden.

De heer Teeven (VVD):
Net als de heer Van Laar maakt ook mijn fractie zich zorgen over de situatie in Burundi. Overigens meen ik dat er nog geen sprake is van een conflict langs etnische lijnen zoals tien jaar geleden en dat die situatie nog niet is bereikt. Ik hoor graag hoe de minister daarover denkt.

Ik heb nog een andere vraag. De minister zegt dat in EU-verband wordt gestreefd naar een dialoog. Ik ben het met de minister eens dat dit moet gebeuren. Is het niet verstandig, gezien de persoonlijke contacten die de minister en ook andere leden van het kabinet hebben onderhouden met deze president, om voordat de president een beslissing neemt, een gezant te sturen die hem dat nog eens goed tussen de oren wrijft? De minister hoeft dit niet zelf te doen, maar zij kan wel iemand naar de president sturen om te zeggen dat Nederland, als voortrekker van Europa, dit gewoon niet wil hebben. Ophouden met die flauwe kul! Is dat geen goed idee?

Minister Ploumen:
Ik zal eerst ingaan op de vraag van de heer Teeven over de aard van het conflict. Het is geen etnisch conflict. De president wil zijn oppositie niet aan tafel noden om met elkaar te spreken over de vraag hoe je samen het lot van de mensen in het land verbetert, zoals dat hoort in een democratie.

Wij hebben inderdaad al eerder een gezant naar Burundi gestuurd. Wij bekijken of dit nu ook dienstig en nuttig is, want ik ben het zeer met de heer Teeven eens dat wij alles moeten doen wat wij kunnen doen. Als persoonlijke contacten daarbij helpen, zetten wij die zeker in. Collega Koenders is de komende dagen in Valletta. Daar zal ook een aantal regeringsleiders uit de omliggende landen aanwezig zijn. Hij zal ook met hen over de situatie spreken. Tegen de heer Teeven zeg ik dat wij alles doen wat in onze macht ligt om te voorkomen dat dit verder escaleert.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Agema en Roemer;

Ouwehand, voor de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat wij de stemmingsbel kunnen laten klinken. Daarna gaan wij de regeling voor de stemmingen doen en vervolgens gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
We beginnen met het eerste deel van de regeling van werkzaamheden. Ik kan u mededelen dat we zo dadelijk ook gaan stemmen over de motie-Kuiken/Marcouch (19637, nr. 2057).

Ik geef het woord aan de heer Van Gerven, die mij iets heeft laten weten wat hij ook nog aan de Kamer wil vertellen, namelijk over een motie die hij wil aanhouden bij de stemmingen over de begroting van VWS.

De heer Van Gerven (SP):
Het gaat om de motie over de declaraties van zorgbestuurders (34300-XVI, nr. 37). Die houd ik aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (34300-XVI, nr. 37) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we nu stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Arbeidsmarktbeleid,

te weten:

  • de motie-Vermeij over contact op maat tussen UWV en werkzoekende (29544, nr. 656);
  • de motie-Vermeij/Krol over een extern boegbeeld tegen ouderenwerkloosheid (29544, nr. 657);
  • de motie-Klaver/Vermeij over de SER laten adviseren over een kortere werkweek (29544, nr. 658);
  • de motie-Klaver over betaling van minimaal het wettelijk minimumloon door de rijksoverheid (29544, nr. 659);
  • de motie-Van Weyenberg/Krol over verbetering van de arbeidsmarktomstandigheden van oudere werkzoekenden (29544, nr. 661);
  • de motie-Krol over verbeteren van de persoonlijke begeleiding door UWV (29544, nr. 663);
  • de motie-Anne Mulder/Vermeij over scholingsvouchers voor het overstappen naar andere sectoren (29544, nr. 664);
  • de motie-Anne Mulder over een uitzondering op het inhoudingenverbod op het wettelijk minimumloon (29544, nr. 665).

(Zie vergadering van 4 november 2015.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Klaver (29544, nr. 659) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Aangezien de motie-Krol (29544, nr. 663) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De motie-Vermeij (29544, nr. 656) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Vermeij en Krol, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de arbeidsbemiddeling door het UWV grotendeels digitaal wordt afgedaan;

constaterende dat het UWV momenteel na drie maanden van werkloosheid persoonlijk contact heeft met een werkzoekende;

overwegende dat werkzoekenden juist behoefte hebben aan persoonlijke aandacht gedurende de periode van werkloosheid, vaak met specifieke vragen;

overwegende dat contact op maat tussen een werkzoekende en het UWV kan leiden tot een snellere toetreding op de arbeidsmarkt, zeker omdat werkzoekenden vaak ook zelf ideeën hebben en initiatieven ontplooien;

verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken met een plan te komen hoe het UWV meer op menselijke maat geschoeid en meer op een effectieve wijze werkzoekenden persoonlijk kan begeleiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 667, was nr. 656 (29544).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Vermeij/Krol (29544, nr. 667, was nr. 656).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeij/Krol (29544, nr. 657).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver/Vermeij (29544, nr. 658).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Krol (29544, nr. 661).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Anne Mulder/Vermeij (29544, nr. 664).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Anne Mulder (29544, nr. 665).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de SGP, de VVD, Klein, Houwers, Van Vliet, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming Wijziging Zorgverzekeringswet

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen) in verband met behoud van voormalige wettelijke reserves Zfw (34319).

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Deze wetswijziging is in het leven geroepen naar aanleiding van een amendement van de SP op de nieuwe Zorgverzekeringswet inzake het niet-betalen van premies en over de winstuitkering in de zorg. Dat amendement haalde het onverwachts in de Kamer vanwege verdeeldheid in de coalitie. De Partij van de Arbeid stemde voor en de VVD tegen. Dat amendement regelde dat zorgverzekeraars vanaf 2016 geen winst mogen uitkeren over de bruidsschat van 2 miljard die zij bij de invoering van de Zorgverzekeringswet hebben gekregen. Dat blijft ook het uitgangspunt van de SP: over publiek geld voor zorg wordt geen winst uitgekeerd. Voorliggende wetswijziging is een wijziging van de minister op ons amendement. Daarin wordt geregeld dat in ieder geval tot 2018 geen winst mag worden uitgekeerd over de reserves. Dat is eigenlijk een verslechtering ten opzichte van de huidige wet die is aangenomen door de Tweede Kamer.

De voorzitter:
En daarom stemt u?

De heer Van Gerven (SP):
De minister heeft in de Eerste Kamer …

De voorzitter:
En daarom stemt u voor of tegen de wet.

De heer Van Gerven (SP):
De minister heeft echter in de Eerste Kamer…

De voorzitter:
Stemt u voor of tegen de wet? U lijkt bezig te zijn met een inbreng, maar de gelegenheid daarvoor hebt u al gehad bij de behandeling van het wetsvoorstel. U moet nu verklaren waarom u voor of tegen deze wet gaat stemmen.

De heer Van Gerven (SP):
Ik probeer uit te leggen waarom de SP voor dit amendement, of deze novelle, zal stemmen. Dat doen we alleen omdat die wet op 1 januari 2016 in moet gaan om te voorkomen dat winstuitkering in de zorg mogelijk wordt. Zo winnen we twee jaar, zodat we met andere partijen kunnen werken aan een voorstel om de winstuitkering voor zorgverzekeraars definitief onmogelijk te maken.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over het publiek regelen van de uitvoering van de basisverzekering (34300-XVI, nr. 33);
  • de motie-Van Gerven over het onderzoeken van een publieke variant in de ambulancezorg (34300-XVI, nr. 34);
  • de motie-Van Gerven over een verbod op het betalen van goodwill bij huisartsen (34300-XVI, nr. 35);
  • de motie-Van Gerven over een opt-out voor de gezondheidszorg bij handelsverdragen (34300-XVI, nr. 36);
  • de motie-Van Gerven over de vergoeding van speciaal bereide geneesmiddelen (34300-XVI, nr. 38);
  • de motie-Van Gerven over maximeren van het eigen risico op €200 (34300-XVI, nr. 39);
  • de motie-Van Gerven over terminale zorgverlening door de vertrouwde zorgverlener (34300-XVI, nr. 40);
  • de motie-De Lange/Bouwmeester over Samen Beslissen als standaard in de zorg (34300-XVI, nr. 41);
  • de motie-Potters over een nieuwe norm voor zorginstellingen in de langdurige zorg (34300-XVI, nr. 42);
  • de motie-Potters c.s. over persoonsvolgende bekostiging als volwaardig alternatief voor zorg in natura (34300-XVI, nr. 43);
  • de motie-Bruins Slot over de jaarlijkse indexatie van het eigen risico (34300-XVI, nr. 44);
  • de motie-Bruins Slot/Otwin van Dijk over het criterium "medische noodzaak" bij verstrekking van hulpmiddelen (34300-XVI, nr. 45);
  • de motie-Bruins Slot/Keijzer over de begeleiding voor kinderen die intensieve kindzorg nodig hebben (34300-XVI, nr. 47);
  • de motie-Bruins Slot/Keijzer over een Wlz-indicatie voor licht verstandelijk gehandicapten vanaf hun 18de (34300-XVI, nr. 48);
  • de motie-Bruins Slot/Keijzer over wijziging van de AMvB op grond van de Wet op de zorgtoeslag (34300-XVI, nr. 49);
  • de motie-Bruins Slot/Keijzer over aan zorgverzekeraars opdragen om 200 miljoen extra uit te geven aan wijkverpleging (34300-XVI, nr. 50);
  • de motie-Bouwmeester/De Lange over patiëntgericht informeren (34300-XVI, nr. 51);
  • de motie-Bouwmeester/Dik-Faber over het vergroten van de zeggenschap van verzekerden, patiënten en cliënten (34300-XVI, nr. 52);
  • de motie-Bouwmeester/Bruins Slot over de aansluiting van de zorg bij regionale ontwikkelingen (34300-XVI, nr. 53);
  • de motie-Bouwmeester c.s. over het inkopen van zorg op basis van kwaliteit (34300-XVI, nr. 54);
  • de motie-Otwin van Dijk/Krol over zeggenschap van cliënten en medewerkers over de inzet van de extra middelen in de verpleeghuiszorg (34300-XVI, nr. 55);
  • de motie-Otwin van Dijk/Voortman over inventariseren van knelpunten bij burgerinitiatieven en zorgcoöperaties (34300-XVI, nr. 56);
  • de motie-Otwin van Dijk/Bergkamp over stimuleren van een professionaliseringsslag in het sociaal werk (34300-XVI, nr. 57);
  • de motie-Otwin van Dijk/Tanamal over een agenda ontwikkelen om de zeggenschap van cliënten te versterken (34300-XVI, nr. 58);
  • de motie-Agema over het borgen van keuzevrijheid in de wijkverpleging en wijkziekenverzorging (34300-XVI, nr. 60);
  • de motie-Klever over ervoor zorgen dat asielzoekers zelf zorgkosten betalen (34300-XVI, nr. 61);
  • de motie-Klever over het zorgpakket voor asielzoekers versoberen (34300-XVI, nr. 62);
  • de motie-Pia Dijkstra over psychosociale zorg als onderdeel van de behandeling van ernstig somatische aandoeningen (34300-XVI, nr. 64);
  • de motie-Pia Dijkstra/Bouwmeester over kleine, innovatieve zorgaanbieders een kans geven (34300-XVI, nr. 65);
  • de motie-Bergkamp/Otwin van Dijk over in de Wlz faciliteren van tijdige voorlichting aan ouders van zwaar gehandicapte kinderen (34300-XVI, nr. 66);
  • de motie-Bergkamp/Otwin van Dijk over duidelijkheid over maatwerkprofielen (34300-XVI, nr. 67);
  • de motie-Dik-Faber/Van der Staaij over een multidisciplinaire richtlijn voor volwassenen met het Downsyndroom (34300-XVI, nr. 68);
  • de motie-Voortman c.s. over maatregelen ter aanmoediging van preventie (34300-XVI, nr. 71);
  • de motie-Voortman/Dik-Faber over een actieplan tegen kindermarketing voor ongezonde voeding (34300-XVI, nr. 74);
  • de motie-Voortman/Van der Staaij over het stimuleren van langduriger financiering door gemeenten (34300-XVI, nr. 75);
  • de motie-Van der Staaij/Voortman over het verstrekken van meer meerjarencontracten (34300-XVI, nr. 76);
  • de motie-Van der Staaij/Bruins Slot over standaardisatie van inkoop-, kwaliteits-, en facturatie-eisen (34300-XVI, nr. 77);
  • de motie-Van der Staaij/Pia Dijkstra over het concept van verpleegkundige topzorg landelijk navolging geven (34300-XVI, nr. 79);
  • de motie-Van der Staaij/Dik-Faber over bevorderen dat palliatieve zorg thuis ontzien wordt bij ombuigingen in de wijkverpleging (34300-XVI, nr. 80);
  • de motie-Krol over aandacht voor preventie gericht op ouderen in de herziene preventienota (34300-XVI, nr. 82);
  • de motie-Krol over zorgverzekeraars aansporen om de medicatiebeoordeling uit het eigen risico te halen (34300-XVI, nr. 83);
  • de motie-Krol over wifi laagdrempelig beschikbaar stellen voor zorginstelllingen en seniorencomplexen (34300-XVI, nr. 84);
  • de motie-Kuzu over internationaal vergelijkend onderzoek naar de totstandkoming van prijzen van medische hulpmiddelen (34300-XVI, nr. 85);
  • de motie-Kuzu over voorkomen van tekenen-bij-het-kruisjepraktijken (34300-XVI, nr. 86);
  • de motie-Kuzu over een groter beroep op de cultuursensitiviteit van zorginstellingen (34300-XVI, nr. 87);
  • de motie-Van Klaveren over vrijstelling voor patiënten van betaald parkeren bij het ziekenhuis (34300-XVI, nr. 88).

(Zie vergadering van 5 november 2015.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Potters stel ik voor, zijn motie (34300-XVI, nr. 42) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bruins Slot stel ik voor, haar moties (34300-XVI, nrs. 48, 49 en 50) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn motie (34300-XVI, nr. 84) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (34300-XVI, nr. 36) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 33) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Gerven en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92, was nr. 33 (34300-XVI).

De motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 35) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er aanwijzingen zijn dat thans één op de drie huisartsen die stopt met zijn praktijk goodwill vraagt aan zijn opvolgers;

constaterende dat dit de zorg onnodig duur maakt en tegen de wens is van de minister en de Kamer;

verzoekt de regering, met een haalbaar plan van aanpak te komen om de betaling van goodwill bij huisartsen te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93, was nr. 35 (34300-XVI).

De motie-Bouwmeester/Dik-Faber (34300-XVI, nr. 52) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verzekerden in hun verschillende rollen als patiënten en cliënten momenteel te weinig zeggenschap hebben over hun zorg in een instelling en de zorginkoop door zorgverzekeraars;

overwegende dat de stem van verzekerden, patiënten en cliënten, belangrijk is en een grote bijdrage kan leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg en de dienstverlening door de zorgverzekeraar;

overwegende dat de minister nu een wetsvoorstel voorbereidt dat de positie van patiënten-, cliënten- en verzekerdenraden gaat versterken;

verzoekt de regering, in het wetgevingstraject mee te nemen dat de zeggenschap van verzekerden, patiënten en cliënten bij hun zorginstelling en hun verzekeraar wordt vergroot door hen onafhankelijk te laten verkiezen en hun zeggenschap te geven over dienstverlening en kwaliteitsbeleid, waarbij ook ondersteuning en financiering beschikbaar zijn;

verzoekt de regering tevens, dit eveneens mee te nemen in de consultatieronde van de wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94, was nr. 52 (34300-XVI).

De motie-Bouwmeester c.s. (34300-XVI, nr. 54) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bouwmeester, Bruins Slot en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95, was nr. 54 (34300-XVI).

De motie-Pia Dijkstra (34300-XVI, nr. 64) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Pia Dijkstra en De Lange, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wenselijk is dat psychosociale zorg onderdeel is van de behandeling van ernstige somatische aandoeningen, maar dit in de praktijk nog te weinig voorkomt;

van mening dat personen met een ernstige somatische aandoening recht hebben op psychosociale zorg als onderdeel van de behandeling;

verzoekt de regering, begin volgend jaar de Kamer te informeren over de voortgang van de gesprekken die gevoerd zijn met betrokken partijen om knelpunten te identificeren, en gezamenlijke oplossingen te vinden om ervoor te zorgen dat psychosociale zorg onderdeel wordt van de behandeling bij ernstige somatische aandoeningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96, was nr. 64 (34300-XVI).

De motie-Dik-Faber/Van der Staaij (34300-XVI, nr. 68) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een multidisciplinaire richtlijn bestaat voor de medische begeleiding van kinderen met het Downsyndroom, vanwege hun specifieke zorgvraag;

overwegende dat de beroepsgroep het van belang acht dat er ook een multidisciplinaire richtlijn komt voor de medische begeleiding van volwassenen met het Downsyndroom;

verzoekt de regering om het Kwaliteitsinstituut te verzoeken, in overleg te treden met de beroepsgroep over de multidisciplinaire richtlijn voor de medische begeleiding van volwassenen met het Downsyndroom teneinde zo snel mogelijk een dergelijke richtlijn in te kunnen schrijven in het register van het Kwaliteitsinstituut, en de Kamer hierover een stand van zaken voor de zomer van 2016 te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97, was nr. 68 (34300-XVI).

De motie-Kuzu (34300-XVI, nr. 86) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat individuele zorgaanbieders zoals huisartsen, fysiotherapeuten, logopedisten, ergotherapeuten, tandartsen en orthodontisten in sommige gevallen "take-it-or-leave-it"-contracten door zorgverzekeraars krijgen aangeboden, waarover ze niet individueel met de zorgverzekeraars kunnen onderhandelen;

overwegende dat dit een level playing field onder actoren in de zorgsector in de weg staat;

overwegende dat de minister reeds een onderzoek en inventarisatie heeft gedaan naar dit soort tekenen-bij-het-kruisjepraktijken;

verzoekt de regering, te evalueren of tekenen-bij-het-kruisjepraktijken nog steeds voorkomen en, zo ja, in samenwerking met veldpartijen gerichte voorstellen te doen om het zorginkoopproces voor bovengenoemde partijen transparanter te laten verlopen, en deze voorstellen de Kamer te doen laten toekomen voor aanvang van het zorginkoopproces voor 2017,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98, was nr. 86 (34300-XVI).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gerven/Leijten (34300-XVI, nr. 92, was nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 93, was nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34300-XVI, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Lange/Bouwmeester (34300-XVI, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Potters c.s. (34300-XVI, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot (34300-XVI, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Otwin van Dijk (34300-XVI, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Keijzer (34300-XVI, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bouwmeester/De Lange (34300-XVI, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bouwmeester/Dik-Faber (34300-XVI, nr. 94, was nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bouwmeester/Bruins Slot (34300-XVI, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bouwmeester c.s. (34300-XVI, nr. 95, was nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk/Krol (34300-XVI, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk/Voortman (34300-XVI, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk/Bergkamp (34300-XVI, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk/Tanamal (34300-XVI, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agema (34300-XVI, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Houwers, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (34300-XVI, nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (34300-XVI, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de VVD, Houwers en Van Vliet voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Pia Dijkstra/De Lange (34300-XVI, nr. 96, was nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra/Bouwmeester (34300-XVI, nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Otwin van Dijk (34300-XVI, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Nu de motie-Bergkamp/Otwin Van Dijk op stuk nr. 66 is aangenomen, zou ik graag een brief van het kabinet willen over de wijze waarop deze motie zal worden uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet voor de gewenste reactie.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Otwin van Dijk (34300-XVI, nr. 67).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Van der Staaij (34300-XVI, nr. 97, was nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voortman c.s. (34300-XVI, nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman/Dik-Faber (34300-XVI, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman/Van der Staaij (34300-XVI, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Klein (Klein):
Ik wil geacht worden tegen deze motie te hebben gestemd.

De voorzitter:
U wordt geacht tegen deze motie te hebben gestemd. Dat is opgenomen, maar de uitslag van de stemming blijft ongewijzigd.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Voortman (34300-XVI, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Bruins Slot (34300-XVI, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Pia Dijkstra (34300-XVI, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Klein ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Dik-Faber (34300-XVI, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (34300-XVI, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (34300-XVI, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34300-XVI, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (34300-XVI, nr. 98, was nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34300-XVI, nr. 87).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (34300-XVI, nr. 88).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Wijziging besluiten bekostiging WPO en WVO

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met het vaststellen van de vereveningspercentages,

te weten:

  • de motie-Siderius over per direct stoppen met de vereveningssystematiek binnen het passend onderwijs (31497, nr. 181);
  • de motie-Van Meenen over het percentage thuiszitters maatgevend maken voor de verevening van middelen voor passend onderwijs (31497, nr. 182).

(Zie vergadering van 5 november 2015.)

In stemming komt de motie-Siderius (31497, nr. 181).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (31497, nr. 182).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid,

te weten:

  • de motie-Kuiken/Marcouch over meteen beginnen met Nederlands leren door asielzoekers (19637, nr. 2057).

(Zie vergadering van 7 oktober 2015.)

In stemming komt de motie-Kuiken/Marcouch (19637, nr. 2057).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:
Daarmee is een einde gekomen aan de stemmingen. Ik schors voor enkele ogenblikken. Daarna gaan we verder met de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de ChristenUnie de heer Segers tot haar fractievoorzitter heeft gekozen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Gefeliciteerd, mijnheer Segers. Op een later moment zullen we afscheid nemen van uw voorganger.

Op verzoek van de D66-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Pia Dijkstra tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de vaste commissie voor Financiën stel ik voor, een debat over het verdrag betreffende de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (34332) aan de agenda van de Kamer toe te voegen, en daarbij spreektijden te hanteren van vier minuten per fractie.

Op verzoek van het lid Klein stel ik voor, zijn motie (29544, nr. 648) opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze motie opnieuw gaat lopen.

Ik stel voor, een de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

31497-178; 31524-253; 34300-V-7; 29689-623; 34300-XVI-9; 29689-649; 34300-XVI-11; 32623-151; 32623-152; 26150-145; 32623-153; 33783-21; 29452-195; 31935-22; 31789-78; 31789-75; 26485-213; 30136-42; 30136-40; 2015Z13214; 30196-352; 17050-519; 30136-43; 30196-361; 32757-116; 2015Z19739; 24557-136; 29279-283; 2015Z20007; 30072-34; 29838-82; 33997-51; 29521-291; 29521-296; 31490-170; 34000-XVIII-24; 32156-59; 32156-60; 32156-63; 31568-163; 29279-274; 25232-65; 29279-271; 33542-19; 29279-265; 17050-518; 25232-64; 29279-227; 29279-225; 29279-224; 30517-27; 29279-215; 22112-2016; 22112-1986; 22112-1983; 22112-1984; 29614-38; 32824-105; 30950-78; 31839-485; 34053-36; 2015Z14638; 31839-487; 31839-486; 33942-5; 33930-IV-5; 33750-IV-46; 33930-IV-4; 33930-H-4; 33845-2; 33750-IV-45; 33750-IV-40; 33750-IV-38; 33750-IV-18; 33750-IV-23; 28638-115; 28345-129; 2015Z19592; 30545-191; 17050-521; 34194-19; 29538-196; 30545-189; 30545-188; 29544-651; 30545-186; 29544-638; 29544-640; 30545-176; 31516-13; 31125-62; 27830-162; 27830-161; 2015Z19810; 27830-160; 27830-164; 27830-165; 27830-159; 25928-72; 27830-157; 26396-105; 30490-24; 26488-397; 33763-90; 34000-X-110; 32678-33; 33763-83; 32678-31; 33763-80; 32678-32; 33763-79; 33763-77; 33763-84; 33763-85; 33763-81; 33763-89; 34300-X-39; 33763-86; 27830-163; 27830-158; 34300-X-20; 21501-32-867; 21501-32-852; 34214-9; 27428-309; 27428-308; 2015Z03164; 27428-299; 27428-290; 27428-298; 27428-307; 27428-291; 34087-3; 26407-98; 30862-109; 2015Z12951; 29659-139; 33576-46; 26407-99; 32563-56; 32563-54; 29684-123; 33576-45; 22112-2000; 22112-1996; 28625-227; 21501-32-879; 28625-226; 31532-153; 21501-32-875; 21501-32-877; 21501-32-874; 21501-32-878; 21501-32-876; 28625-228; 33625-181; 22112-2007; 29826-64; 32637-204; 32637-201; 33009-11; 29697-21; 32637-199; 34002-106; 32851-27; 33009-9; 33009-10; 32637-195; 31288-477; 29338-147; 28089-29; 34300-A-5; 34244-1; 34300-XII-5; 33489-22; 2015Z19594; 24493-R1557-65; 34241-5; 34300-X-15; 32620-165; 25295-29; 33897-6; 32793-191; 32620-159; 32620-155; 25295-26; 30952-218; 29544-653; 26448-541; 2015Z19764; 33962-180; 22026-484; 29984-626; 2015Z19095; 21501-07-1314; 21501-02-1535; 21501-02-1532; 34000-IV-53; 29452-194; 33628-11; 29452-193; 29452-192.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VSO over de wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden; gewasbescherming buiten de landbouw (27858, nr. 315), met als eerste spreker de heer Geurts van het CDA;
  • het VAO Scheepvaart, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 5 november, met als eerste spreker mevrouw Hachchi van D66.
  • het VAO EU-Voorstel: Better Regulation, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 4 november, met als eerste spreker de heer Verhoeven van D66.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Merkies van de fractie van de SP.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Toen we het hier een tijd geleden hadden over de Libor-fraude, heeft de minister van Financiën werknemers van de Rabobank verdedigd en gezegd dat zij niet zouden frauderen. Uit gewobde stukken van RTL blijkt dat deze werknemers wel degelijk manipulatieve handelingen hebben verricht. Ik vind dat het dan aan de rechter zou moeten zijn om te bepalen of je kunt frauderen. Dit werpt een heel nieuw licht op de zaak. Ik wil daarom graag een debat hierover met de minister van Financiën.

De heer Koolmees (D66):
Steun voor het verzoek. Ik wil wel eerst een brief van de minister met een reactie op dit bericht, zodat wij daar kennis van kunnen nemen.

De heer Fritsma (PVV):
De PVV steunt het verzoek.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Steun en ook graag een brief.

De heer Omtzigt (CDA):
Steun voor het verzoek en graag een inventarisatie van een aantal vragen. Er zijn eerder Kamervragen over gesteld. Er lijken wat dingen te zijn die ik liever technisch zou oplossen dan in een debat.

De voorzitter:
U wilt de brief een beetje verbreden via de commissie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun voor het debat en steun voor de brief.

De heer Krol (50PLUS):
Steun voor beide.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Steun voor het verzoek en voor de brief.

De heer Bisschop (SGP):
Steun voor de aanpak die de heer Omtzigt voorstelt.

De heer Nijboer (PvdA):
Wij gaan akkoord met het stellen van vragen. De PvdA-fractie heeft op dit moment geen behoefte aan een debat, dus geen steun daarvoor.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Laten we eerst maar eens beginnen met een brief, daarna kunnen we dan nog bepalen of we al dan niet een debat willen.

De voorzitter:
Op dit moment dus geen steun voor een debat.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Een brief is zeer terecht, daarna zien we verder.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Steun voor brief en debat.

De voorzitter:
Mijnheer Merkies, er is brede behoefte in de Kamer aan meer informatie, niet alleen middels een brief maar ook op basis van een inventarisatieronde via de commissie. Daarbij kunnen alle leden de vragen die zij hebben, toevoegen aan de brief. Het stenogram van dit deel van de vergadering zal ik doorgeleiden naar het kabinet. De meerderheid van de Kamer zegt de uitkomsten van de brief af te wachten voordat zij beslist of zij daar een plenair debat over wil voeren.

De heer Merkies (SP):
Ik wil er dan in eerste instantie een dertigledendebat van maken. Ik zal de informatie die komt bekijken. Daarna kunnen we dat dertigledendebat mogelijk omzetten in een meerderheidsdebat.

De voorzitter:
Prima. Ik zal het dertigledendebat toevoegen aan de lijst, met drie minuten spreektijd per fractie. Ik zal de griffier vragen om de vragen te inventariseren en ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Ik geef nu het woord aan de heer Graus.

De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Morgen staat er een AO Luchtvaart van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu op de agenda. Ik heb hier een plenair debat aangevraagd in verband met de problemen tussen Air France en KLM. Gezien de ramp die zich laatst heeft voltrokken in Egypte, zal het morgen tijdens het AO heel erg over vliegveiligheid gaan. Zoals u weet, blijven de Fransen aan onze nationale belangen knibbelen en knabbelen, bij KLM en nu ook bij Transavia. Ik zou het dertigledendebat dat nu plenair gepland staat, graag opgehoogd zien naar een volwaardig plenair debat, zodat wij ons morgen tijdens het AO met vliegveiligheidszaken kunnen bezighouden. U gaat over de termijn, mevrouw de voorzitter, maar ik zou dat debat liefst op zo kort mogelijke termijn willen houden, omdat er nationale belangen mee gemoeid zijn.

De voorzitter:
Het dertigledendebat staat nu zestiende op de lijst van dertigledendebatten. Laten wij bekijken of er voldoende steun is om van het dertigledendebat over de invloed van de Fransen op KLM een meerderheidsdebat te maken.

De heer Monasch (PvdA):
Er staat morgen een aantal zaken op de agenda. De vliegveiligheid zit daar nog niet bij, maar die kan vanzelfsprekend door elk Kamerlid geagendeerd worden. Het lijkt mij van het hoogste belang dat wij morgen juist wel met de staatssecretaris over dit thema spreken, evenals over een aantal andere thema's. Daarover hebben wij het vorige week tijdens de procedurevergadering ook uitvoerig gehad. Er is juist een extra procedurevergadering gehouden. Laten wij dit nu gewoon met elkaar bespreken. Daarna kan elke partij bekijken of zij het wil verlengen in de vorm van een VAO, of anderszins opnieuw een debat wil aanvragen.

De voorzitter:
Geen steun voor het verzoek, stel ik vast. U wilt het gewoon morgen bespreken.

De heer Geurts (CDA):
Steun.

De heer Krol (50PLUS):
Steun.

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik begrijp het verzoek van collega Graus, maar ook ik zou dit onderwerp morgen gewoon willen behandelen tijdens het AO Luchtvaart. Als er na dat AO behoefte aan is, kunnen wij alsnog op dit onderwerp terugkomen en in de regeling vragen om er een meerderheidsdebat van te maken. Op dit moment pleit ik ervoor om het morgen bij het AO te betrekken.

De heer Bisschop (SGP):
Gezien het belang van de zaak steunen wij het verzoek van de heer Graus.

De heer Smaling (SP):
Ook steun. Dan kunnen wij morgen na het AO zien hoe snel er behoefte is aan wat de heer Graus vraagt.

Mevrouw Visser (VVD):
De snelste weg om onze zorgen te uiten en vooral vragen te stellen, is gewoon morgen tijdens het algemeen overleg. Een meerderheid van de Kamer heeft inmiddels ook Kamervragen over dit onderwerp gesteld. Wat ons betreft doen wij het dus morgen. Geen steun voor dit verzoek. Laten wij morgen na het AO beoordelen of er nog een aanvullend debat nodig is.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Volgens mij heeft collega Graus weer in zijn glazen bol gekeken, maar ik steun hem wel.

De voorzitter:
Mijnheer Graus, de meerderheid geeft er de voorkeur aan om dit onderwerp in eerste instantie te betrekken bij het algemeen overleg Luchtvaart dat voor morgen gepland staat. Er zijn inderdaad ook veel schriftelijke vragen over dit onderwerp gesteld. Op dit moment hebt u niet de steun om van het dertigledendebat een meerderheidsdebat te maken.

De heer Graus (PVV):
Wij gaan dat algemeen overleg morgen voeren. Ik vond de suggestie van D66 en de SP goed. Mogelijk zal ik hier donderdag weer staan, als wij er morgen niet voldoende uitkomen.

De voorzitter:
Uitstekend. U weet hoe u zich daarvoor moet aanmelden. Dat zien wij dan wellicht weer terugkomen.

Mevrouw Van Tongeren heeft ook een verzoek aan de Kamer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben er al regelmatig berichten over gehoord, maar nu laat ook een grondig onderzoek van de Wereldbank zien dat klimaatverandering leidt tot 100 miljoen arme mensen. Zo'n onderwerp raakt Nederland natuurlijk op allerlei manieren. GroenLinks zou daarover graag een debat houden met de minister voor Buitenlandse Handel en de staatssecretaris van Milieu.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij zouden graag een brief krijgen, een schriftelijke reactie op dit rapport. Het CDA zou dit onderwerp graag betrekken bij de begrotingsbehandeling, dan wel bij het WGO over twee weken. Wij zouden dus graag uiterlijk volgende week die brief van de minister krijgen, zodat wij het daarbij kunnen betrekken. Mocht het dan nog niet voldoende aan bod zijn gekomen, dan kunnen wij alsnog besluiten tot een apart debat. Op dit moment zou ik het echter graag bij de begroting betrekken.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Steun voor dit verzoek. Ik zou graag van tevoren een brief ontvangen waarin het kabinet ingaat op de motie van mijn hand over de relatie tussen klimaatverandering en vluchtelingen die is aangenomen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.

De voorzitter:
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Steun voor een brief op korte termijn. Als het kan, willen wij het bij de begroting betrekken, maar wellicht vraagt dit toch meer tijd. Ik zou dan een apart debat hierover van harte steunen, maar laten wij even kijken hoe snel wij de brief kunnen ontvangen. Een snelle behandeling is toch beter dan een halfjaar wachten.

De voorzitter:
Kan ik concluderen dat u wel steun uitspreekt voor een debat?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het heeft mijn voorkeur om snel een brief te ontvangen en die te behandelen bij het eerstvolgende debat waarin wij dit kunnen bespreken. Lukt dat niet, dan steun ik een apart debat.

De voorzitter:
Er wordt genoteerd dat D66 dit verzoek steunt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat geldt ook voor de ChristenUnie: steun voor de brief en steun voor het debatverzoek.

De heer Jan Vos (PvdA):
De CO2-vervuiling is een van de grootste problemen van deze tijd. Het is heel terecht dat de fractie van GroenLinks daarvoor aandacht vraagt. De Partij van de Arbeid ondersteunt het verzoek van harte, juist omdat de allerarmsten in deze wereld de meeste schade ondervinden van de vervuiling die met name hier in de lucht is gebracht.

De heer Smaling (SP):
Steun, maar het zou natuurlijk ook denkbaar zijn dat het nog te plannen debat over de klimaattop eind deze maand in Parijs wordt uitgebreid, waardoor wij dit kunnen meenemen. Dat is misschien efficiënter, maar het is slechts een suggestie. Verder steunen wij het verzoek.

De voorzitter:
Dat is een debat met de minister-president. Dat zou betekenen dat er twee bewindspersonen aan dat debat moeten worden toegevoegd. Dat verandert het karakter van het debat wel heel ingrijpend.

De heer Smaling (SP):
Het is wel gezellig.

De voorzitter:
Dat hopen wij, maar dat was niet het verzoek. Het verzoek ging over een apart debat.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Geen steun voor een apart debat. Ik zou het graag betrekken bij het komende debat over de klimaattop, zoals de heer Smaling zei, want het heeft heel veel gevolgen. Als er een brief komt, zou ik daarin ook graag terugzien hoe wij ingaan op onze kansen wat betreft de landbouw en het waterbeheer. Over dat artikel wordt juist gerept. Ik zie daar grote kansen en ben benieuwd hoe het kabinet daarover denkt.

De voorzitter:
Mijnheer Dijkstra, u hebt een specifieke vraag. Ik zal proberen om de vragen te inventariseren via de commissie, want dan is de kans het grootst dat die brief alle aspecten bevat.

Mevrouw Van Tongeren, ik stel vast dat er op dit moment nipt geen meerderheid is voor uw verzoek: 74 is geen 76. Er is wel behoefte aan een brief. Zoals ik net al suggereerde, stel ik voor om de griffier te vragen, de vragen te inventariseren zodat die brief zo compleet mogelijk is. Als er niet al te veel vragen komen, kunnen wij het kabinet ook vragen om zo snel mogelijk met die brief te komen, zodat die kan worden betrokken bij verschillende debatten die hier ook al aan de orde zijn geweest en uiteraard ook bij het debat dat deze maand wordt gevoerd over de inzet van de Nederlandse regering voor de klimaatconferentie in Parijs.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil er in elk geval voorlopig een dertigledendebat van maken. Er zitten heel veel aspecten aan klimaatverandering. Ik vind het niet verstandig om ze allemaal in één debat te behandelen. Wat mij betreft, vereist de inzet voor Parijs echt één debat. Dit gaat ook over klimaat, maar over een heel ander aspect daarvan. Ik zou graag zien dat het aan de lijst van dertigledendebatten wordt toegevoegd. Dan kijk ik wel of ik nog een poging moet doen om meer steun te krijgen dan wel of de brief op tijd is en bij de begroting of in een ander debat kan worden behandeld.

De voorzitter:
Prima. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Ik voeg het dertigledendebat toe aan de lijst, met drie minuten spreektijd per fractie.

Het woord is aan mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Wij hebben een schriftelijk overleg gehad over de nog te houden Landbouwraad van begin volgende week. Ik doe een vooraankondiging dat wij graag moties willen indienen. Wilt u deze week daarvoor ruimte maken in de agenda, inclusief stemmingen?

De voorzitter:
Ja. Wij horen nog of die vooraankondiging daadwerkelijk wordt omgezet in een verzoek en plannen het debat dan in, inclusief stemmingen.

Het woord is aan de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Gisteren was de JBZ-Raad. Daaruit kwamen allerlei berichten voort, onder andere dat de lidstaten hebben afgesproken dat zij vluchtelingen gaan ontmoedigen om naar Europa te komen en dat Schengen op de schop zou moeten. Ook bleek dat Turkije eisen blijft koppelen aan de hulp die het biedt bij de opvang van vluchtelingen, terwijl er vanochtend een kritisch rapport van de Europese Commissie kwam over het voortgangsrapport over de toetreding van Turkije als lidstaat. Ten slotte hebben de lidstaten benoemd dat zij de afspraken nu echt gaan nakomen.

Dat zijn allemaal hevige berichten waarover ik graag een debat wil voeren in de Tweede Kamer met de minister-president en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het lijkt mij goed om voorafgaand aan dat debat een verslag te krijgen van wat er precies besproken is, want dat is nog niet in detail bekend.

De heer Fritsma (PVV):
De PVV steunt het verzoek.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks steunt het verzoek ook.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, ik steun niet het verzoek om nu direct een debat te houden, maar ik vind het wel verstandig om een verslag te vragen en een reactie daarop van het kabinet. Over drie weken is er weer een AO JBZ-Raad. Aanstaande week vindt nog de Vallettatop plaats. Mijn voorstel zou zijn om die daar ook in mee te nemen. Dus meer vanwege de timing zeg ik nu niet meteen: ik wil deze week of begin volgende week al een debat.

De voorzitter:
U wilt een reactie, niet alleen op de afgelopen JBZ-Raad, maar ook gelijk op de top in Valletta. Na ontvangst van die brief besluit u op welke wijze u die wilt bespreken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik denk meteen even verder. Er komt straks weer een AO JBZ. Dus als je een overleg wilt, ga het dan vooruitlopend op dat debat doen.

De voorzitter:
Oké. In ieder geval geeft u geen steun aan een plenair debat.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Graag krijg ik ook een reactie op het rapport over Turkije. En wij steunen dit verzoek zeker. Ik heb nog niet het idee dat de urgentie bij de regering is doorgedrongen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Steun voor het verzoek.

De heer Azmani (VVD):
Een verslag lijkt mij ook prima. Wij hebben na volgende week — ik geloof over drie weken — dat algemeen overleg staan. Wij hebben deze week een overleg met de staatssecretaris. Daarvoor hebben wij nog de begrotingen. Ik kan mij ook voorstellen dat het daar onderwerp van gesprek is. Er zijn dus genoeg mogelijkheden om erover te spreken. Europa spreekt er ook bijna wekelijks over. De vraag is of wij dat als Kamer dan ook elke week moeten doen en of dat dan plenair moet. Volgens mij is het verstandig om eerst het verslag af te wachten. Dan kunnen wij het gewoon meenemen in het algemeen overleg JBZ-Raad dat toch al gepland staat.

De voorzitter:
Dus u sluit zich aan bij het verzoek van mevrouw Kuiken.

De heer Azmani (VVD):
Ja, ik denk dat dat het meest wijs is.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik sluit mij aan bij de wijze woorden van de heer Azmani, in dit geval.

De heer Verhoeven (D66):
Ik begrijp, ook met het oog op de drukte in deze zaal, dat het lastig is om over alles plenair te vergaderen, maar ik vind dat de partijen die het niet steunen, de PvdA en de VVD, nu iets te veel in reguliere lijnen denken, terwijl er wel wat aan de hand is in Europa. Er zijn een aantal grote bewegingen op gang gekomen. Dan lijkt het mij niet zo gek om iets eerder daarover te debatteren. Als u zegt dat het niet in de plenaire zaal kan, begrijp ik dat. Maar wij moeten hierover wel sneller spreken dan over drie weken, want er gebeurt wel wat. Schengen gaat op de schop en daar gaan wij dan over drie weken een keer over praten.

De voorzitter:
Dank, dank, dank. Het is wel zo …

De heer Verhoeven (D66):
Dat vind ik wat laat. Ik zou graag van de regeringspartijen zien dat ze iets toeschietelijker zijn en niet alleen regulier zeggen: wij hebben over drie weken wel weer een AO, mijnheer Verhoeven.

De voorzitter:
Op dit moment hebt u in ieder geval de steun van 56 mensen om plenair te debatteren.

De heer Verhoeven (D66):
Ja.

De voorzitter:
Dat is niet voldoende om dat nu op de agenda te krijgen. Als u er op andere momenten elders over wilt spreken, moet u dat in de procedurevergadering regelen. Ik heb wel begrepen dat er behoefte is aan een brief, waarin zowel het verslag staat van de JBZ-Raad als het verslag over de Vallettatop, te ontvangen voor het volgende AO van over drie weken. Hebt u daar nog iets aan toe te voegen, mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ben het helemaal eens met uw eindconclusie. Het zou ook nog kunnen helpen als wij tijdens de procedurevergadering even bekijken wat agendatechnisch het meest handige moment is.

De heer Verhoeven (D66):
Wij gaan het in de procedurevergadering verder afhandelen. Ik ben in ieder geval blij dat er breder in deze Kamer het gevoel is dat wij hierover niet pas over drie weken moeten debatteren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik zou graag het voortgezet algemeen overleg over de evaluatie van de Wet OKE met één week uitstellen. Dat verzoek doe ik mede namens de Partij van de Arbeid, de SP en het CDA.

De voorzitter:
Voor dit verzoek hebt u de steun van een meerderheid van de Kamer nodig.

De heer Elias (VVD):
Ook wat ons betreft is dat oké.

De voorzitter:
Dan zal het verslag van het algemeen overleg een week uitgesteld worden en komt het volgende week terug op de plenaire agenda. Voor deze week gaat het van de agenda af.

Dan is het woord aan de heer Albert de Vries van de Partij van de Arbeid voor een verzoek aan de Kamer.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. Ik verzoek u om het VAO Energiebesparing gebouwde omgeving en funderingsherstel, dat morgen gepland staat, van de vergaderagenda af te halen.

De voorzitter:
Omdat het al op de agenda staat, hebt u daarvoor de steun van een meerderheid van de Kamer nodig.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ik steun dat verzoek.

De voorzitter:
Daarmee is er nog geen meerderheid. Bijna, mijnheer Van Vliet, maar nog niet helemaal.

De heer Van der Linde (VVD):
Ik geef de doorslag: steun.

De voorzitter:
Mijnheer De Vries, u hebt steun om het van de agenda af te halen. Begrijp ik nu dat u het VAO intrekt? Of moet het opnieuw gepland worden?

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ik trek het in.

De voorzitter:
Oké, dat moest ik nog even zeker weten. Daarmee gaat het van de agenda voor deze week af en zal het ook niet op een ander moment terugkomen op de agenda.

Hiermee is er een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 15.49 uur tot 16.00 uur geschorst.

Voorzitter: Elias

Herziening Europese Verkiezingsakte

Herziening Europese Verkiezingsakte

Aan de orde is het VAO Herziening Europese Verkiezingsakte (AO d.d. 28/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom in ons midden, net als allen die zich op de publieke tribune bevinden en degenen die ons anderszins volgen. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Taverne. De spreektijd is twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties.

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Op 28 oktober spraken wij met de minister van Binnenlandse Zaken in een algemeen overleg over de herziening van de Europese Verkiezingsakte, inhoudende allerlei regels, richtlijnen en voorstellen over de manier waarop in Nederland de verkiezingen voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement zouden moeten worden vormgegeven.

Dat leidde tot veel vragen en een zeer kritische houding van een groot deel van deze Kamer. De stand van zaken is als volgt. Het voorstel is in Commissieverband in het Europees Parlement inmiddels aangenomen. Waarschijnlijk deze week maar in ieder geval dit jaar zal erover worden gestemd. Om te voorkomen dat de Kamer op enige manier ergens in het proces wordt gepasseerd en, voordat de regering zich erover uitspreekt, niet in de gelegenheid wordt gesteld om er iets van te kunnen vinden en het mogelijk tegen te houden, stel ik de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Europees Parlement in 2015 stemt over een voorstel tot wijziging van de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen;

constaterende dat dit voorstel vervolgens in de Raad van de EU aan de orde zal zijn;

constaterende dat het een bijzondere wetgevingsprocedure betreft;

overwegende dat dit voorstel nog niet voorzien is van een kabinetsappreciatie en dat een inhoudelijke parlementaire behandeling gewenst is;

overwegende het bijzondere belang van dit voorstel voor de legitimiteit van Nederlandse verkiezingen;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met de Europese Verkiezingsakte in Raadsverband, voordat de beslissing hierover ter nadrukkelijke goedkeuring is voorgelegd aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Taverne, Van Toorenburg, Van Raak, Bisschop, Van Vliet en Segers.

Zij krijgt nr. 1538 (21501-02).

De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Het Europees Parlement wil de verkiezingen in Nederland gaan organiseren. Het gaat dan om de verkiezing van 26 Nederlandse leden in het Europees Parlement. Daartoe komt het Europees Parlement met allerlei doldrieste ideeën. Wij zouden weer stemcomputers moeten invoeren, nadat wij ze juist hebben afgeschaft omdat ze niet veilig zijn. Wij zouden een kiesdrempel moeten instellen, terwijl wij dat helemaal niet willen. Dat geldt ook voor stemmen op zondag en stemmen via de computer; dat laatste is ook niet veilig. Wij zouden de kiesgerechtigde leeftijd moeten verlagen en wij zouden mannen en vrouwen om en om op de kieslijst moeten zetten. Bij sommige plannen voel je iets meer, maar de meeste zijn krankzinnig. Wat vooral krankzinnig is, is dat Europa zich met onze verkiezingen gaat bemoeien. Daarom heb ik samen met een aantal collega's de motie die de heer Taverne zojuist heeft ingediend, van harte meeondertekend.

In het debat dat wij hebben gehad, bleek heel duidelijk dat een meerderheid van de Tweede Kamer nu al zegt: wij willen niet dat Europa onze verkiezingen gaat organiseren, dat doen wij zelf; de democratie is van ons en niet van Brussel. Dat is een duidelijk signaal aan de minister, maar ook aan Brussel. Het moet eindelijk maar eens afgelopen zijn met het gegraai in bevoegdheden vanuit Brussel en het zich steeds meer toe-eigenen van allerlei zaken die bij onze democratie horen.

Ik denk dat dit een heel duidelijk signaal is. De Kamer zegt dat de regering niks mag doen zonder dat zij daarvoor toestemming heeft gegeven. De Kamer heeft al aangegeven geen bemoeienis uit Brussel te willen. Vanuit Brussel, vanuit het Europees Parlement zal er mogelijk een discussie komen. Wij zien die met veel interesse tegemoet, maar ik kan ook alvast concluderen dat dit voorstel in deze Kamer nooit zal worden aangenomen, wat de uitkomst van die discussie ook zal zijn.

De voorzitter:
Ik zie dat de andere leden die zich voor dit VAO hebben ingeschreven, geen behoefte hebben om het woord te voeren. Uit de non-verbale communicatie van de minister maak ik op dat hij geen schorsing nodig heeft en meteen kan beginnen aan zijn beantwoording. Ik geef dus graag het woord aan de vertegenwoordiger van het kabinet.


Termijn antwoord

Minister Plasterk:
Voorzitter. De motie die nu voorligt, is in zekere zin wel een curiosum. Het gaat immers om een uitspraak over een voorstel dat op dit moment nog niet bestaat. Als ik juist ben geïnformeerd, stemt het Europees Parlement morgen over een voorstel. Dat is inclusief de 30 amendementen die daarbij zijn ingediend. Desalniettemin lees ik de motie als ondersteuning van beleid. Sterker nog, ik zou kunnen zeggen: als ondersteuning van de wet. Het Europees Verdrag, dat kracht van wet heeft in Nederland, brengt de volgende procedure met zich. Als het Europees Parlement een voorstel heeft gedaan, dan gaat dat naar 28 regeringen. Al die regeringen beraden zich op hun conceptinbreng en die wordt vervolgens met het lokale parlement gedeeld. Dat is in Nederland dus met het Nederlandse parlement. Er ontstaat dan er een debat over de inzet van de Nederlandse regering bij de onderhandelingen met het Europees Parlement over de voorstellen. Zoals gezegd kennen wij het voorstel in dit geval nog niet. Daarna zullen de 28 regeringen wellicht met het Europees Parlement tot overeenstemming komen over een voorstel. Dat voorstel gaat dan naar de Tweede en Eerste Kamer die zich uitspreken over de vraag of het al dan niet geaccordeerd wordt. Er is dus niet één moment waarop zo'n voorstel aan de Tweede en Eerste Kamer wordt voorgelegd; er zijn twee momenten waarop dat gebeurt. Met deze motie wordt hetgeen sowieso voortvloeit uit de Nederlandse wet dus ondersteund. Ik zie dan ook geen enkel bezwaar. Ik laat het oordeel daarover graag aan de Kamer.

Misschien kan ik het mij veroorloven om daar een kleine kanttekening bij te maken. Ik heb een zekere aarzeling, omdat er in de wet ook onderdelen staan die niet bij motie worden ondersteund. Ik hoop dat de Kamer die net zo waardevol vindt als de onderdelen die wel bij motie worden ondersteund.

De voorzitter:
Er wordt hierover gestemd nadat er in Europa over is gestemd. In die zin is de noviteit wat minder groot. Dat valt dus nog mee. Morgen wordt er gestemd.

Ik geef het woord voor de heer Taverne voor een verduidelijkende vraag.

De heer Taverne (VVD):
De minister is ermee bekend dat er wel degelijk een voorstel is dat in commissieverband in het Europees Parlement is aangenomen. Het klopt dat het Europees Parlement in zijn geheel daar nog over moet stemmen, maar er is wel degelijk een voorstel. De noodzaak van deze motie wordt misschien ook wel onderschreven door het feit dat de minister de nationale parlementen als "de lokale parlementen" beschreef ten opzichte van het Europees Parlement. Ik denk dus dat dit beslist een tijdige motie is.

Minister Plasterk:
Ik geloof niet dat dat nog een vraag was. Ter toelichting wil ik nog wel zeggen dat er nog 30 amendementen voorliggen en dat het dus nog niet duidelijk is hoe het voorstel dat Nederland zal worden toegestuurd, eruit zal zien.

De heer Van Raak (SP):
Er is natuurlijk ook een meer principiële kant. Als wij 26 mensen in het Europees Parlement kiezen, van wie zijn die verkiezingen dan? Vertegenwoordigen die mensen Nederland, Nederlanders, of niet?

Minister Plasterk:
Ik wil die vraag met alle plezier principieel beantwoorden. Zij vertegenwoordigen de Europese burgers. Dat volgt uit het Verdrag van Maastricht. Zoals de voorzitter niet per se de VVD-kiezers representeert maar de burgers van Nederland, zo representeert het Europees Parlement de burgers van Europa. Krachtens artikel 223 van het EU-Werkingsverdrag is het Europees Parlement overigens gerechtigd om de Akte op dit punt bij te stellen. Dat wil dan nog niet zeggen dat de landen dat moeten delen. Er is een instemmingsverplichting, althans de individuele lidstaten hebben een vetorecht met betrekking tot de wijziging van het Verdrag.

De heer Van Raak (SP):
De discussie gaat niet alleen over de vraag of je voor of tegen stemcomputers bent, of voor of tegen kiesdrempels of voor of tegen stemmen op zondag of voor of tegen al die andere dingen die worden voorgesteld. Het debat dat wij voerden was veel principiëler en ging over de vraag wie de organisatie van die verkiezingen bepaalt. Is dat Europa of doen wij dat zelf? Ik had toch ernstig het idee dat een meerderheid in deze Kamer zegt dat wij deze verkiezingen organiseren. Ongeacht welk voorstel er uit Brussel komt, het principiële punt is dat wij erover gaan. Is dat ook het standpunt van de regering of is de regering van de school dat Europa maar moet bepalen hoe wij onze democratie organiseren?

Minister Plasterk:
Ik wil daar heel precies in zijn. Als het gaat over de reikwijdte van het Verdrag, dan is het niet een kwestie van een bepaalde school aanhangen en doet het er niet toe wat mijn opvatting als minister van Binnenlandse Zaken is. Immers, pacta sunt servanda: we zijn gehouden aan de Europese verdragen. Die brengen met zich dat de kaders worden gesteld voor de Europese verkiezingen. Dat is ook het recht — ik noemde net artikel 223 van het Europees Verdrag — van Europa om dat te doen. Binnen die kaders zijn vervolgens de landen verantwoordelijk voor de uitvoering van de verkiezingen. Als er voorstellen zouden komen om de Europese akte op dat punt te veranderen, heb ik zojuist geschetst dat dit alleen kan wanneer het Nederlandse parlement, Tweede en Eerste Kamer, het daarmee eens is. Dat zal moeten blijken. Dat hangt ook af van wat precies de voorstellen zijn. De heer Van Raak noemde net een aantal dingen, maar er liggen nog amendementen. Laten we afwachten wat het voorstel wordt.

De voorzitter:
Bij uitzondering sta ik nog een vervolgvraag toe, zonder een precedent te scheppen.

De heer Van Raak (SP):
Ik vroeg naar de opvatting van de Nederlandse regering. Steunt zij de meerderheid van de Kamer, die zegt: ongeacht welke voorstellen er uit Brussel komen, wij gaan over de wijze waarop we de verkiezingen organiseren? Of is de regering van mening dat Brussel, het Europees Parlement, mag bepalen hoe we de verkiezingen gaan organiseren, nog los van de inhoud?

De voorzitter:
De majesteit is er niet bij, dus het is "het kabinet".

Minister Plasterk:
Dat is alvast een nuttige aanvulling. Verder is het toch een beetje hetzelfde als vragen wat de opvatting van de regering is over de wetten van de zwaartekracht, want die beschouwen we maar even als gegeven. Zo beschouw ik ook het Europees Verdrag als gegeven waarbinnen wij moeten werken. Het doet er niet toe wat wij ervan vinden. De organisatie van de Europese verkiezingen moet natuurlijk passen binnen de kaders van het Europees Verdrag. Ik weet niet of de heer Van Raak automatisch namens de hele Kamer spreekt als hij zegt dat Europa er niks over mag vinden. Het zou best kunnen dat er op de onderdelen die hij zojuist noemde, wellicht opvattingen leven in het Nederlandse parlement. Dat zal blijken op het moment dat er een voorstel ligt en dat er een conceptinbreng van de Nederlandse regering ter tafel komt. Dan kan daarover een vol debat in de Kamer plaatsvinden.

De voorzitter:
Dan zal de heer Van Raak zich ook weer stellig op dit punt roeren.

Minister Plasterk:
Daar zien we reikhalzend naar uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.13 uur tot 17.00 uur geschorst.

Wijkverpleging

Wijkverpleging

Aan de orde is het VAO Wijkverpleging (AO d.d. 15/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Ik geef als eerste graag het woord aan mevrouw Keijzer van de fractie van het CDA, maar niet zonder gezegd te hebben dat de spreektijd twee minuten bedraagt, inclusief het indienen van eventuele moties.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. In het AO hebben we gesproken over de intensieve kindzorg. Daarbij kwam ook de vraag aan de orde of de begeleiding die soms voor deze kinderen nodig is vanwege opvoedproblemen, ook onder de zorgverzekeringswet zou vallen. Ik zou daarover vandaag een motie indienen, maar ik heb dat vorige week gedaan. Helaas is die motie vanmiddag weggestemd. Er was ook geen steun van fracties waarvan ik die wel had verwacht. Dat is jammer. Voor de mensen die dit betreft, betekent dit namelijk nog weer een kastje waar ze langs moeten om goede ondersteuning voor hun ernstige of meervoudig gehandicapte kinderen goed geregeld te krijgen.

We hebben gesproken over de patiëntenstops in de wijkverpleging. De staatssecretaris zegt gewoon: ik ga in het voorjaar bekijken hoe het precies zit met de realisatie van de cijfers, hoeveel er daadwerkelijk wordt uitgegeven aan de wijkverpleging. Hij stuurde de Kamer een brief waaruit zou blijken dat het wel meevalt. Ik heb echter cijfers van Vektis waaruit blijkt dat er nu al een tekort van 200 tot 300 miljoen is. De staatssecretaris zei daarover bij de begrotingsbehandeling dat zijn cijfers beter zijn. Dat kan niet waar zijn. Ik dien daarom de volgende motie in. Daarmee wil ik een uitspraak van de Kamer krijgen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een totaalbedrag aan gedeclareerde en ontvangen wijkverpleging staat vermeld in de brief van 2 november 2015;

overwegende dat de Tweede Kamer breder geïnformeerd wil worden over de gedeclareerde en ontvangen wijkverpleging, waarbij de verschillen per regio, het aantal uren Intensieve Kindzorg (IKZ), het aantal uren palliatieve zorg, pgb-declaraties en niet-gecontracteerde zorg en het aantal uren casemanager dementie worden meegenomen;

verzoekt de regering om de Tweede Kamer voor 11 december 2015 deze cijfers, zo veel als mogelijk, toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 665 (29689).

Mevrouw Keijzer, mag ik u suggereren om van "IKZ" …

Mevrouw Keijzer (CDA):
Intensieve kindzorg.

De voorzitter:
… "intensieve kindzorg" te maken? Afkortingen in moties zijn een gruwel.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ja, dat snap ik. De ouders die dit betreft, weten absoluut waarover het gaat. Zij vinden het vreselijk dat die motie vanmiddag is afgestemd. Dat betekent namelijk heel veel extra praten om de zorg voor het kind rond te krijgen.

Ik zeg er nog een laatste ding over. Ik hoop dat de motie over het boven tafel krijgen van de daadwerkelijk verstrekte wijkverpleging wél wordt aangenomen, al was het alleen maar omdat bij het sluiten van het zorgakkoord met de sector over de bezuiniging op de wijkverpleging is afgesproken om goed te monitoren. Monitoren doe je niet voor niks. Monitoren doe je om in de gaten te houden of het goed gaat. De patiëntenstops geven aan dat dat niet het geval is.

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voorzitter. Twee weken geleden is na berichten in de media uitgebreid aandacht gevraagd voor het feit dat mensen die gingen overlijden, niet altijd tijdig terminale thuiszorg kregen en zelfs uiteindelijk tegen hun wil in in het ziekenhuis moesten sterven. Daarom heeft de fractie van de Partij van de Arbeid hierover de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wijkverpleging in het basispakket zit en zorgverzekeraars zorgplicht hebben;

constaterende dat er patiënten in het ziekenhuis moesten sterven doordat zij niet tijdig terminale thuiszorg kregen;

van mening dat er voor terminale patiënten direct thuiszorg beschikbaar moet zijn;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat iedere terminale patiënt thuis kan sterven als hij/zij dat wenst, en samen met zorgverzekeraars en aanbieders ervoor te zorgen dat patiënten en naasten bij het regelen van tijdige terminale thuiszorg geen belemmeringen ondervinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 666 (29689).

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Mijn tweede motie gaat over krapte in de wijkverpleegkundige zorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat patiënten tijdig wijkverpleging moeten krijgen als dat nodig is en daarbij geen belemmeringen mogen ondervinden;

constaterende dat zorgverzekeraars en aanbieders van wijkverpleging pas in gesprek gaan als er budgetkrapte dreigt;

van mening dat zorgverzekeraars en aanbieders zich proactiever moeten opstellen als het gecontracteerde budget gaat knellen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat zorgverzekeraars en aanbieders met elkaar regionale samenwerkingsafspraken maken, zodat tijdig meer wijkverpleging kan worden ingekocht of patiënten direct weten waar zij tijdig terechtkunnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 667 (29689).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb een korte vraag. Dit is een lovenswaardig streven van de PvdA-fractie, maar is zij het met mij eens dat we dan wel inzage moeten krijgen van deze staatssecretaris in hoe het nu staat met gecontracteerde en daadwerkelijk geleverde wijkverpleging? Anders heb je immers geen idee waar je het over hebt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Het gaat mij er juist om dat er, voor zover wij dat vanuit de Kamer kunnen zien, regionale verschillen zijn tussen aanbieders. De ene aanbieder heeft nog wel wat ruimte en de andere heeft helemaal geen ruimte meer en dreigt met een patiëntenstop. Dat levert heel veel onnodige onrust op bij patiënten. Ik vind het belangrijk dat dan vervolgens, zoals dat ook bij Vierstroom is gebeurd, een zorgverzekeraar een stap naar voren doet en bekijkt waar er in een regio nog wel plek is. De zorgverzekeraars moeten stimuleren dat er afspraken worden gemaakt tussen aanbieders over hoe dit gaat, zodat een patiënt niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd maar meteen weet: daar is nog wel plek, daar kan ik terecht. Dat is iets heel anders dan dat de kwartaalcijfers hier in de Kamer liggen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Daarmee stapt de PvdA dus weg van de keuzevrijheid van de patiënt, want blijkbaar gaan instellingen dan onderling bepalen waar iemand zijn wijkverpleging vandaan krijgt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Volgens mij is dat verre van de strekking van de motie. Het gaat erom dat er op tijd afspraken worden gemaakt als er aan de ene kant nog ruimte is en aan de andere kant niet. Dat moet niet pas gebeuren op het moment dat één aanbieder alvast via de publiciteit een hoop onrust veroorzaakt en in de krant zet dat hij een patiëntenstop overweegt. Dat kun je voor zijn, en dan bespaar je ontzettend veel onrust en onnodige drukte bij patiënten. Zij moeten eigenlijk gewoon het vertrouwen hebben dat het geregeld wordt als dat nodig is. Daar kunnen zorgaanbieders onderling, gewoon via gesprekken, heel veel aan doen. Daarover gaat deze motie. Ik vraag de staatssecretaris om dat te bevorderen.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Namens mijn collega Fleur Agema dien ik de volgende motie in. Zij is helaas ziek thuis.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens de Nederlandse handelsmissie in China onder leiding van Z.K.H. Willem-Alexander, in aanwezigheid van de staatssecretaris van VWS, een convenant is ondertekend met Chinese partners dat Buurtzorg Nederland teams gaat oprichten in China, Taiwan, Singapore en Korea;

overwegende dat dit Nederlandse model inmiddels door meerdere landen overgenomen is;

overwegende dat Nederlandse wijkverpleegkundigen nog steeds moeten werken met een bureaucratisch overlegsysteem van sociale wijkzorgteams en met vier producten voor verpleging en verzorging met verschillende prijzen;

verzoekt de regering, de werkwijze van Buurtzorg Nederland (één product voor één prijs) als standaard te nemen voor de verpleging en verzorging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klever en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 668 (29689).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. D66 maakt zich er zorgen over of er voldoende gespecialiseerde zorg wordt ingekocht, vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment signalen zijn dat door zorgverzekeraars te weinig gespecialiseerde zorg wordt ingekocht, zoals casemanagers dementie, specialisten ouderengeneeskunde en kindverpleegkundigen;

van mening dat deze specialistische vormen bijzonder waardevol zijn voor kwalitatieve zorg en voldoende moeten worden ingekocht;

verzoekt de regering, te onderzoeken of er voldoende van deze specialistische zorg wordt ingekocht en, zo nee, wat hiervoor de redenen zijn, en de bevindingen hiervan voor het einde van dit jaar met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 669 (29689).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Deze vormen van zorg zijn natuurlijk duur, want dit is meer dan de eenvoudige hulp bij het douchen. Wij hebben het hier constant over de wijkverpleging, maar hiervoor is gewoon te weinig geld ter beschikking gesteld als je naar de cijfers van Vektis kijkt. De totale bezuiniging van 400 miljoen zal zeer waarschijnlijk niet gehaald worden. Hoe kijkt D66 daarnaar? Als je straks duidelijk weet dat er te weinig is ingekocht en de reden daarvoor is dat er eigenlijk een te grote bezuiniging is opgelegd, moet je daar toch op acteren?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is een als-danvraag. In onze motie wordt verzocht om de feiten op tafel te leggen. Wordt er voldoende gespecialiseerde zorg ingekocht? Zo niet, wat zijn de redenen daarvoor? Als de situatie dan is dat er te weinig zorg wordt ingekocht, verzoek ik de staatssecretaris om de zaken op te lossen. Ik vind het voorbarig om vooruit te lopen op de uitkomst van het onderzoek, want dan had ik niet om een onderzoek hoeven te vragen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Als dat zo is, zou het verstandig zijn als de fractie van D66 de termijn niet op het eind van het jaar zou vaststellen, maar net zoals in mijn motie op 11 december. Want als je dan concludeert dat het niet goed gaat, kun je ook nog iets doen. Anders kun je helemaal niets meer en is het gepraat voor de bühne. Daarvoor zijn de zorgen en de ellende van de mensen die het betreft, gewoon te groot.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik vind de suggestie van mevrouw Keijzer om te kijken naar de datum heel goed. Ik stel ook vast dat de amendementen die het CDA bij de begrotingsbehandeling heeft ingediend om extra geld te regelen voor zorg, allemaal een ondeugdelijke financiering hadden. Volgens mij is het lastig om extra geld te vinden. Ik denk dat mevrouw Keijzer het met mij eens is, kijkend naar het advies van VWS, dat al haar amendementen een ondeugdelijke dekking hadden.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Dat is niet correct. De specifieke dekking voor de wijkverpleging kan wel op die manier geregeld worden. Op basis van artikel 11 van de Zorgverzekeringswet is er een besluit zorgaanspraak mogelijk en op grond daarvan kunnen nadere regels gesteld worden. Het kan dus wel zeker. Voor het geval het niet via die weg kan — het CDA is wat dat betreft van vele markten thuis — hebben wij een motie ingediend om het op een andere manier te financieren. Het is dus niet de vraag of het kan, maar of D66 het wil.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Daar wil ik toch graag op reageren. Het klopt dat het CDA een motie heeft ingediend. Ook daarin ontbrak de dekking. Natuurlijk is het fijn om de staatssecretaris op te roepen om de dingen te regelen, maar dat vind ik echt voor de bühne als het CDA niet kan zorgen voor een deugdelijke dekking.

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, u wordt aangesproken, maar wij gaan hier natuurlijk niet een halfuur mee door.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb maar één zin nodig. In de motie staat wel degelijk een dekking. Los daarvan zou het weleens interessant zijn om aan de staatssecretaris te vragen welke dekking hij straks heeft als blijkt dat er geld bij moet.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is een interessante suggestie van mevrouw Keijzer.

De voorzitter:
Is het zo afgehandeld? Ik zie dat dat het geval is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dien twee moties in die ik nu zal voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars verplicht zijn om voldoende capaciteit voor hun verzekerden ter beschikking te stellen en dat het in het belang van zorgverzekeraars is dat verzekerden keuze hebben in hun zorg;

overwegende dat er gewerkt wordt aan een nieuw bekostigingsmodel voor de wijkverpleegkundige zorg, waarbij er onder andere gekeken zal worden naar populatiebekostiging en naar inkoop op basis van kwaliteit;

overwegende dat met name in het landelijk gebied de kwaliteit, keuzevrijheid en beschikbaarheid van wijkverpleging tijdens nacht- en weekenduren onder druk staat;

verzoekt de regering, bij het ontwikkelen van het nieuwe bekostigingsmodel erop toe te zien dat de kwaliteit, keuzevrijheid en beschikbaarheid van gecontracteerde wijkverpleging in de nacht- en weekenduren en in landelijk gebied gewaarborgd blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 670 (29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars in hun voorwaarden voor een Zorgverzekeringswet-persoonsgebonden budget (Zwv-pgb)hebben opgenomen dat een persoonsgebonden budget alleen mogelijk is wanneer zorg niet-planbaar is;

overwegende dat verzekerden ervaren dat zorgverzekeraars een te brede definitie hanteren van planbare zorg;

verzoekt de regering, een quickscan onder zorgverzekeraars uit te voeren en de Kamer voor de wetsbehandeling voor het implementeren van een Zorgverzekeringswet-persoonsgebonden budget te informeren over de wijze waarop zorgverzekeraars in de praktijk invulling geven aan de definitie van planbare en niet-planbare zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 671 (29689).

De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben wij uitgebreid van gedachten gewisseld over de wijkverpleegkundige zorg. De staatssecretaris heeft een mooie toezegging gedaan, namelijk dat hij gaat onderzoeken hoe die druk op het budget ontstaat, voor zover dat daadwerkelijk het geval is. Vindt datgene plaats wat wij niet willen, namelijk dat zaken vanuit de Wmo de wijkverpleegkundige zorg in gedrukt worden? Of vindt er tegelijkertijd datgene plaats wat wij wel willen, namelijk dat voorkomen wordt dat mensen onnodig instromen in de Wet langdurige zorg? Wanneer denkt de staatssecretaris dat soort gegevens beschikbaar te hebben? Kan hij daarover een brief naar de Kamer sturen?

Daarnaast dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat directe naleving van de zorgplicht essentieel is bij kwetsbare specialistische zorg zoals terminale thuiszorg;

constaterende dat een deel van deze kwetsbare specialistische zorg onvoldoende is gecontracteerd in 2015, waardoor een groep mensen niet naar wens thuis heeft kunnen overlijden;

verzoekt de regering, de Nederlandse Zorgautoriteit te vragen om bij het toezicht op de contractering door zorgverzekeraars zowel bij de beoordeling van het inkoopbeleid in april als bij de beoordeling van de ingekochte zorg in november specifiek aandacht te hebben voor de naleving van de zorgplicht bij kwetsbare specialistische zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 672 (29689).

Mevrouw Siderius (SP):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over de pilot van Achmea. Die motie is ook ondertekend door mevrouw Bergkamp van D66.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aanbieders van wijkverpleegkundige zorg die in het proefproject van Achmea niet worden gecontracteerd slechts 75% van hun werk vergoed kunnen krijgen;

constaterende dat goed functionerende structuren in de wijken worden verbroken en de patiënt zijn vertrouwde hulpverlener kan verliezen;

van mening dat deze pilot de bestaande structuren zodanig verstoort dat er niet meer over een pilot gesproken kan worden;

spreekt uit dat de Achmea-pilot dient te worden gestopt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 673 (29689).

Weet u zeker dat u het woord "pilot" niet wilt vervangen door "proefproject"?

Mevrouw Siderius (SP):
Dat lijkt me een goede suggestie.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Rutte (VVD):
Ik raak helemaal van mijn à propos, voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben we het er ook over gehad dat dit proefproject gesteund wordt door het college in Utrecht, waar de SP zelf in aanwezig is. Het wordt ondersteund en samen met Achmea vormgegeven. Is het niet een beetje vreemd dat de gemeente enthousiast is, en daarmee ook de SP, lokaal, waar het om gaat, maar dat we dan via de Kamer gaan zeggen dat het niet mag?

Mevrouw Siderius (SP):
Dit gaat om een pilot waar de Kamer zich over kan uitspreken. De SP vindt dit een heel slecht idee. Ik snap ook niet dat de VVD zo'n enthousiaste voorstander is van deze pilot. Dit maakt dat keuzevrijheid, waar liberalen een groot voorstander van zouden moeten zijn, echt heel moeilijk wordt. De bestaande structuren en de relatie tussen hulpverlener en cliënt worden doorbroken. Dat is iets waar de SP echt niet achter kan staan. IK ga niet over de besluiten die het college in Utrecht neemt.

De heer Rutte (VVD):
Dan doe ik een nieuwe poging. Ik word aangesproken op het feit dat de VVD voor maximale keuzevrijheid is. Bij de wijkverpleegkundige zorg is het echter belangrijk dat er coördinatie plaatsvindt in een sociaal wijkteam. Dan is het helemaal niet zo raar dat er in een wijk één hoofdaannemer is en dat er voldoende keuzevrijheid is, en daar staan wij ook voor.

Ik herhaal dus dat ik het wel wat vreemd vind dat de SP probeert via de Kamer dit proefproject de nek om te draaien, terwijl de gemeenteraad ermee akkoord is en ook het bestuur in de stad Utrecht, waar de SP zelf deel van uitmaakt, er enthousiast over is. Ik kan dat niet begrijpen.

Mevrouw Siderius (SP):
Dan begrijpt de heer Rutte het niet. Ik heb het heel helder uitgelegd. Ik ga niet over de besluiten van een college. Ik kan ook bij de partij van de heer Rutte vast wel een aantal colleges aanwijzen die ander beleid uitvoeren dan de VVD in de Kamer voorstaat. In de gemeente Zwolle bijvoorbeeld, waar ik zelf woon, heb ik hier genoeg voorbeelden van. De zorgverzekeraars vallen gewoon onder de landelijke wetgeving. Wij vinden deze pilot echt niet goed, omdat de keuzevrijheid waar de VVD altijd zo hoog van opgeeft, doorbroken wordt. De heer Rutte zegt dat deze keuzevrijheid in stand blijft. Dat is niet waar. Cliënten moeten naar een bepaalde zorgverlener en dat vindt de SP echt onwenselijk. Wij vinden het echt heel erg belangrijk dat de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt in stand blijft. Dat is vaak een vertrouwensrelatie. Die wil de heer Rutte doorbreken en dat is iets waar de SP echt niet voor kan zijn.

De voorzitter:
Mijnheer Rutte, u wordt aangesproken.

De heer Rutte (VVD):
Zo ervaar ik het niet. Ik doorbreek helemaal niets. Er is sprake van een proefproject waarin geprobeerd wordt tot een andere coördinatie te komen. Dan zou het vreemd zijn als mevrouw Siderius mij aanwrijft dat ik bepaalde relaties doorbreek.

Mevrouw Siderius (SP):
Als we deze pilot gaan invoeren, dan krijgen we niet meer terug wat we op dit moment hebben. Dit is structureel. We gaan iets kapotmaken dat we helaas nooit meer terugkrijgen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik wil van mevrouw Siderius graag weten wat zij ervan vindt dat juist in deze pilot de onderlinge concurrentie tussen al die autootjes en de verschillende aanbieders in de wijk wordt teruggedrongen. Ik ben daar benieuwd naar want de SP is erg tegen marktwerking en die onderlinge concurrentie. Nu een zorgverzekeraar die onderlinge concurrentie en verspilling in één wijk probeert terug te dringen, pleit mevrouw Siderius juist voor de zorgaanbieders. Ik vind dat een bijzonder SP-standpunt.

Mevrouw Siderius (SP):
Wij willen marktwerking uit de hele zorg halen. Dat is iets anders dan in één wijk rücksichtslos de relatie tussen patiënt en hulpverlener kapotmaken. Dat is waar de PvdA mee bezig is. Marktwerking is inderdaad heel slecht, concurrentie is heel slecht en winstuitkering in de zorg is ook heel slecht. De Partij van de Arbeid zou er verstandig aan doen om ons plan voor minder marktwerking en meer samenwerking in de zorg dat onlangs is gelanceerd, eens goed door te nemen. Dan kunt u zien hoe we de marktwerking in heel Nederland uit de zorg kunnen halen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):
De Partij van de Arbeid maakt niks kapot, maar ik zou mevrouw Siderius toch willen aanraden om wat meer achter haar eigen lokale bestuurders te gaan staan. Die hebben het goed gezien. Zij sluiten namelijk langdurige contracten af, iets wat de SP altijd bepleit heeft. Mensen worden overigens niet gedwongen tot het verlaten van hun eigen zorgverzekeraar of hun eigen aanbieder. Als je een eigen aanbieder hebt, dan kun je die houden. Ik raad mevrouw Siderius ook aan om de proeftuin, of het proefproject, iets beter te bestuderen dan enkel en alleen op het woord "marktwerking".

Mevrouw Siderius (SP):
Ik kan mevrouw Wolbert geruststellen: ik heb zeker goed gekeken naar deze pilot. De relatie tussen hulpverlener en cliënt wordt echter wel degelijk kapotgemaakt. Mevrouw Wolbert zegt dat de Partij van de Arbeid niets kapotmaakt, maar in de afgelopen jaren heeft zij de zorg gewoon gesloopt. Er is 4,5 miljard bezuinigd op de zorg. Voor heel veel ouderen is de thuiszorg afgeschaft. Dat is echt niet iets om trots op te zijn.

Mijn volgende motie gaat over de mooie plannen die de Partij van de Arbeid op haar website heeft gepubliceerd, onder andere om de marktwerking uit de zorg te halen. De SP vindt dat natuurlijk een fantastisch idee en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een goede wijkverpleging van groot belang is voor wie dat nodig heeft;

van mening dat het hiervoor essentieel is dat:

  • iedereen die wijkverpleging nodig heeft die zorg ook tijdig krijgt;
  • wachtlijsten voor de wijkverpleging onacceptabel zijn;
  • wijkverpleging zorg moet zijn die past;
  • de manier van inkopen van zorgverzekeraars niet mag leiden tot prijsconcurrentie tussen aanbieders die ten koste gaat van het mooie en belangrijke werk dat wijkverpleegkundigen dag in dag uit leveren;
  • er ook in de toekomst voldoende wijkverpleging moet zijn, zodat ook in de toekomst geen wachtlijsten ontstaan;

verzoekt de regering, deze uitgangspunten over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 674 (29689).

De vergadering wordt van 17.24 uur tot 17.30 uur geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Er zijn twee vragen gesteld waar ik apart op wil ingaan. Mevrouw Keijzer maakte een opmerking over de intensieve kindzorg. Zij verwoordde dat er een debat is geweest en een aantal moties niet zijn aangenomen. Laat ik van mijn kant benadrukken dat intensieve kindzorg ongelooflijk belangrijk is en dat ook ik vind dat er goede intensieve kindzorg moet zijn. Niet alleen maar nu, maar ook in de toekomst. Voor ouders met kinderen die meervoudige zorg nodig hebben — soms begeleiding en ondersteuning van de gemeente, soms uit de Zorgverzekeringswet, soms een behandeling of langdurige zorg — is het soms ongelooflijk ingewikkeld om dat voor elkaar te brengen. Ik denk niet dat het de oplossing is te zeggen: er moet uit verschillende wetten iets geleverd worden, dus laten we maar weer een wetswijziging maken en het in één wet stoppen. Dat duurt lang, is niet praktisch en leidt tot allerlei stelseldiscussies. Mijn pleidooi zou zijn om met de betrokken ouders om tafel te gaan en te bekijken welke knelpunten ze hebben en waar ze tegenaan lopen. Zo kunnen we met de ouders bekijken welke knelpunten we heel praktisch kunnen oplossen. Ik ben er dus echt niet voor om wetten te veranderen en een andere variant voor de intensieve kindzorg te kiezen. Maar zoals ik ook in het debat heb benadrukt, ben ik er wel heel erg voor dat we met de ouders om tafel gaan zitten en bekijken of we de heel praktische knelpunten die er zijn of die zij ervaren, zo goed mogelijk samen met hen kunnen oplossen. Daar hebben ze denk ik meer aan dan dat we hier in de Kamer weer een wet gaan wijzigen.

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, u krijgt van mij het woord, maar ik verzoek u wel om debatten die al plaatsgevonden hebben niet nog een keer over te doen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik zal een aantal namen aanleveren bij de staatssecretaris. Misschien kan dat leiden tot een snelle oplossing.

Staatssecretaris Van Rijn:
Daar sta ik altijd voor open. Overigens ben ik met de ouders en Per Saldo in gesprek om binnenkort met elkaar om tafel te gaan zitten en alle knelpunten met elkaar te inventariseren.

De heer Rutte vroeg of we met elkaar in de gaten hebben hoe beide wetten, de Wmo en de Wet langdurige zorg, zich tot elkaar verhouden en dat er geen oneigenlijke afwenteling moet plaatsvinden. Zo heb ik hem althans begrepen. Dat lijkt mij inderdaad een belangrijk punt. Het is denk ik wel te vroeg om dat nu met elkaar te constateren, maar naarmate we straks meer cijfers krijgen over hoe de werkelijkheid zich aan het voltrekken is, kunnen we aan de hand van gedeclareerde gegevens zien welke trends er zijn. Overigens hebben we met de gemeenten afgesproken om periodiek te bekijken hoe de budgetten zich ontwikkelen, gelet op het feit dat er een goede afstemming moet zijn. Ik ben het zeer met de heer Rutte eens dat dit een punt is dat we met elkaar in de gaten moeten houden.

Dan de moties. In de motie op stuk nr. 665 worden we gevraagd om voor 11 december een hele reeks heel aparte cijfers te leveren. Dat leidt weer tot extra registratielast op het punt waarvan ook het CDA in diverse debatten heeft gezegd om op te passen met allerlei nieuwe registratielasten. Laat ik nog even herhalen welk debat we over de budgetten hebben gevoerd. Met alle partijen hebben we een taakstelling afgesproken. Dat is niet makkelijk. We gaan bekijken hoe dat zich ontwikkelt. Er is zorgplicht. Zorgverzekeraars moeten zorg zodanig contracteren en inkopen dat de zorgplicht ook geëffectueerd wordt en mensen die recht hebben op zorg die ook krijgen. Op diverse momenten kunnen we ons afvragen of dat goed of niet goed gaat, maar die zorgplicht staat als een paal boven water. Naarmate de tijd vordert, krijgen we declaratiecijfers. De echt betrouwbare cijfers aan de hand waarvan je kunt zien wat er in het jaar is gebeurd, zullen ergens rond het voorjaar komen. Zo kunnen we met elkaar zien of er voldoende budget is, of er budget te weinig is of dat er budget bij moet. Dan hebben we met elkaar door de voordeur die discussie. De zorgplicht vereist dat zorgverzekeraars zich aan de zorgplicht houden. Natuurlijk moeten zij discussies hebben met de aanbieders over of het efficiënter kan, of er ergens anders kan worden ingekocht of dat men ergens over heeft of te weinig heeft. Dat moet zijn loop hebben, zodat we met elkaar door de voordeur kunnen bekijken hoe het zit met de budgettaire kant. Alle cijfers die door het Zorginstituut worden aangeleverd, krijgt de Kamer ook. De Vektiscijfers zijn er inderdaad ook. Vektis geeft overigens aan dat niet alle declaraties daarin zitten. Er zijn nu declaraties binnengekomen, die ook geen aanleiding geven om te zeggen dat het verkeerd gaat. Maar ik was degene die op vragen over die cijfers heeft gezegd: let op, dit zijn zeer voorlopige cijfers, ik hoor al die signalen ook dus laten we het rustig met elkaar bekijken als het moment daar is, namelijk als we alle declaraties zo'n beetje binnen hebben. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Keijzer (CDA):
De staatssecretaris begon met te zeggen dat het ingewikkeld is om die gegevens aan te leveren omdat het tot allerlei administratieve lasten leidt en hij eindigt met te zeggen dat in Vektis al heel veel van deze gegevens zijn opgenomen. Hij kan die dus leveren, maar wil het blijkbaar niet. Dat is jammer.

Ik heb nog een andere vraag, een gewetensvraag. Toen de staatssecretaris met de sector afsprak om 400 miljoen te bezuinigen op de wijkverpleging, heeft hij beloofd dat hij de zaken goed zou monitoren. Monitoren doe je niet zomaar. Gezien het feit dat de staatssecretaris niet bereid is om die cijfers te geven, waardoor wij er niet naar kunnen kijken, vraag ik mij af of hij zich nog wel aan zijn woord aan de zorginstellingen houdt.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dit is misschien een misverstand. Ik heb helemaal niet gezegd dat we geen cijfers leveren. De cijfers die we via het Zorginstituut Nederland krijgen over de declaraties krijgt de Kamer ook. De eerste twee kwartalen zijn voorbij en het gaat gewoon door. In de motie wordt echter iets heel anders gevraagd. In de motie gaat het om ontvangen wijkverpleging, de verschillen per regio, het aantal uren, het aantal uren palliatieve zorg, pgb-declaraties en niet-gecontracteerde zorg. Dat is wat mevrouw Keijzer allemaal wil. Dat zijn echt aparte categorieën die niet op die manier worden geregistreerd. Wij moeten met elkaar volgen of er voldoende zorg wordt geregistreerd en of de zorgverzekeraars hun zorgplicht vervullen. Als dat niet zo is, moeten we hen daarop aanspreken. Sterker nog, toen de vraag aan de orde was of er, indien nodig, wel voldoende bij gecontracteerd werd, ben ik met aanbieders en verzekeraars om de tafel gegaan om te vernemen hoe dat precies zat en na te gaan of nadere afstemming moest plaatsvinden. Dat heeft ertoe geleid dat er inderdaad nadere afstemming heeft plaatsgevonden. Daar ga ik mee door. Op een bepaald moment — dat zal ergens komend voorjaar zijn — zullen we met elkaar kunnen vaststellen of het budget genoeg is, of er geld te weinig is of dat er geld over is. Ik doe daar nu nog geen uitspraken over, simpelweg omdat ik het volledige beeld nog niet heb.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Is de staatssecretaris bereid om zijn oordeel te wijzigen als ik "per regio" uit de motie haal? Al die andere cijfers zijn immers beschikbaar. Er blijkt een verschil van zo'n 200 à 300 miljoen te zitten tussen de cijfers die het Zorginstituut Nederland aanlevert en de cijfers die Vektis aanlevert. Dan ben je toch niet goed aan het monitoren?

Staatssecretaris Van Rijn:
De cijfers die het Zorginstituut Nederland krijgt, zijn ook gebaseerd op de Vektiscijfers. De cijfers van het Zorginstituut Nederland betreffen de eerste zes maanden van het jaar; de cijfers van Vektis gaan over de eerste acht maanden van het jaar. In de Vektiscijfers zaten nog niet alle declaraties die je in die periode kon verwachten. Vandaar dat gezegd is: baseer daar nu niet je conclusies op. We blijven het echter volgen. Om deze reden blijf ik bij mijn oordeel.

In de motie-Wolbert op stuk nr. 666 wordt de regering verzocht, te bewerkstelligen dat terminale patiënten thuis kunnen sterven als zij dat wensen en ervoor te zorgen dat er bij het regelen van tijdige terminale thuiszorg geen belemmeringen worden ondervonden. Dit punt hebben we in het debat meerdere malen met elkaar gewisseld. Het is ongelooflijk belangrijk dat terminale patiënten een levenseinde kunnen hebben op de manier die zij wensen. Wij willen er alles aan doen wat we kunnen om ervoor te zorgen dat dit voor elkaar komt. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel hierover aan de Kamer.

In de motie-Wolbert op stuk nr. 667 wordt de regering verzocht, te bewerkstelligen dat er tijdig afspraken worden gemaakt; zo zeg ik het maar even. Ik denk dat het goed is om nog even te benoemen dat het de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Zorgautoriteit is om erop te letten dat de zorgverzekeraars de zorgplicht nakomen. Ik begrijp de motie als volgt. Het is niet de bedoeling dat we in de taken van de Nederlandse Zorgautoriteit treden. Wij kunnen er bij partijen op aandringen dat ze niet wachten tot het misgaat, maar voor die tijd al met elkaar te spreken over vragen als wat ze aan zien komen, of er bij gecontracteerd moet worden en of men naar andere aanbieders toe moet. Als ik de motie zo mag interpreteren, laat ik het oordeel hierover aan de Kamer.

De heer Rutte (VVD):
De staatssecretaris geeft terecht aan dat hij niet in de taken van de Nederlandse Zorgautoriteit wil treden. Is het niet juist aan de NZa om er vanuit haar toezichthoudende taak voor te zorgen dat tijdig wordt ingegrepen als er krapte dreigt bij heel specifieke vormen van zorg? Mag ik de uitleg van de staatssecretaris dan zo interpreteren, dat hij vooral de NZa zal aanspreken op die rol?

Staatssecretaris Van Rijn:
Ja, dat mag, maar er zit misschien nog één wat activistischer benadering in als partijen zich nadrukkelijk afvragen of het wel goed gaat met de afspraken. Zo heb ik in de aanloop naar de hele cijferdiscussie aanbieders en zorgverzekeraars aan tafel genood omdat ik van de aanbieders het ene en van de verzekeraars het andere signaal hoorde en van hen wilde weten of die signalen kloppen en hoe het nu eigenlijk zit met de afspraken die worden gemaakt. Dat vind ik ook een beetje mijn rol. De motie vraagt daar ook om. Wacht nu niet totdat we aan de hand van patiëntenstops discussiëren over de vraag of het nog goed gaat, maar probeer dat iets eerder te doen. Simpel gezegd, laten we nu niet de discussie over het budget gaan voeren op het moment dat er sprake is van patiëntenstops. Dat lijkt mij niet juist, maar u hebt natuurlijk gelijk dat de Zorgautoriteit de formele toezichthoudende taak heeft om op de zorgplicht te letten.

De voorzitter:
Daarmee is de interpretatie van het oordeel overgenomen, althans door de interrumpant.

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voorzitter, ik ben blij met uw conclusie, want anders had ik de staatssecretaris moeten vragen waar dan de Nederlandse Zorgautoriteit was toen CZ al die terminale patiënten in het ziekenhuis liet overlijden in plaats van thuis. Daarom ben ik blij met deze uitleg.

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 668 wordt ons verzocht, de werkwijze van Buurtzorg Nederland als standaard te nemen voor de verpleging en verzorging. Ik vind de prestatie van Buurtzorg ook erg goed. We hebben afspraken met alle partijen gemaakt om tot een nieuwe bekostiging te komen. Daarbij staat inderdaad eenvoud voorop. Het lijkt mij niet passend als de Kamer nu zou zeggen: we hebben het bij één aanbieder gezien en we gaan het voor iedereen doen. Dat is nu juist de reden waarom wij met de Kamer het onderzoek naar de bekostiging hebben afgesproken. Daarbij staat inderdaad voorop dat we tot een eenvoudiger systeem willen komen, met zo min mogelijk producten. Dat zijn wij nu aan het doen. Daarbij zullen wij zeker ook de ervaringen van Buurtzorg Nederland gebruiken, die hier overigens ook intensief bij betrokken is. Om die reden ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 669 wordt ons gevraagd, te onderzoeken of er voldoende van deze specialistische zorg wordt ingekocht en de bevindingen hiervan voor het einde van dit jaar met de Kamer te delen. Ik geloof niet dat mevrouw Bergkamp ook hier weer nieuwe registratielasten beoogt. Ik pleit voor een heel praktische insteek, in lijn met het verhaal dat ik net probeerde te houden. Verzekeraars hebben een zorgplicht en dienen er dus voor te zorgen dat er goede zorg wordt ingekocht, ook de specialistische zorg die nodig is. Als er knelpunten zijn, ga ik daar ook op af en wil ik daarover spreken. Als er knelpunten worden gemeld dat er onvoldoende specialistische zorg zou worden ingekocht, dan kan de Zorgautoriteit of kan ik zelf vanuit mijn verantwoordelijkheid om te zorgen dat het allemaal goed loopt die knelpunten aan de orde stellen en bijvoorbeeld ook heel praktische oplossingen verzinnen door te bekijken tegen welke knelpunten mensen oplopen. Dus ik zit een beetje te dubben. Ik onderschrijf de bedoeling van de motie, maar ik wil ook niet dat er een apart traject ontstaat om naar de specialistische zorg te kijken terwijl wij eigenlijk de uitgangspunten met elkaar delen, zo merk ik.

De voorzitter:
En uw oordeel is?

Staatssecretaris Van Rijn:
Als ik de motie zo mag interpreteren, net als de motie die mevrouw Wolbert heeft ingediend, dan zou ik het oordeel wel aan de Kamer willen laten, als er maar niet weer een apart traject komt om te registreren welke specialistische zorg wordt ingekocht. Daarvoor gelden dezelfde opmerkingen als ik tegen mevrouw Keijzer heb gemaakt.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is inderdaad zeker niet de bedoeling om te zorgen dat er meer geregistreerd moet worden ten opzichte van wat er nu geregistreerd wordt, maar het NIVEL heeft een heel waardevol onderzoek uitgevoerd naar de inkoop van casemanagement dementie. Dat rapport is in maart verschenen. Zou het niet mogelijk zijn om-het-maakt-me-niet-uit-wat-voor bureau te vragen in hoeverre nu in algemene zin er voldoende specialistische zorg is ingekocht? Daarbij hoef ik niet alle cijfers per regio te horen. Wij krijgen namelijk voldoende signalen dat hier zorgen over zijn, niet alleen over het casemanagement dementie maar ook over de intensieve kindzorg. Misschien kunnen de staatssecretaris en D66 elkaar vinden door hieraan deze interpretatie te geven. Dan kunnen we misschien bekijken of we dit aan het eind van het jaar iets kunnen opschuiven.

Staatssecretaris Van Rijn:
Maar dan wil ik wel benadrukken dat ik hierbij een heel praktische insteek kies, omdat ik één ding als een paal boven water wil laten staan, namelijk dat zorgverzekeraars een zorgplicht hebben en er dus voor dienen te zorgen dat er goede zorg wordt ingekocht, evenals de benodigde specialistische zorg. Dan hoef ik niet uit te zoeken of zij dat wel voldoende doen, want dan moeten zij dat gewoon doen. Vervolgens kunnen we bekijken welke knelpunten er zijn. Zijn er knelpunten en wat zijn daar dan de oorzaken van? Wat kunnen we daaraan doen? Zo lees ik de motie. Dan kunnen we bekijken of er voldoende dementiezorg is ingekocht en hoe het zit met de ontwikkeling van de intensieve kindzorg. Ik heb al toegezegd dat ik op dat punt nader onderzoek naar knelpunten wil bespreken. Als ik de motie op die manier mag interpreteren, laat ik het oordeel erover aan de Kamer.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb er nog één vraag over: wanneer kan de staatssecretaris de Kamer hierover informeren?

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie wordt gevraagd of ik dat kan doen voor het einde van het jaar. Dat wil ik best proberen, maar het punt is dat als ik naar de cijfers wil kijken, die natuurlijk doorlopen. De declaratiecijfers lopen door in het nieuwe jaar. Ik hoop wel dat ik voor die tijd een beeld heb van hoe het gaat. Ik wil dit dus wel proberen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Tot slot. Dan voldoet de interpretatie van de staatssecretaris aan de interpretatie van D66.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie wordt dus niet aangehouden, of zoiets? U laat haar staan, mevrouw Bergkamp? Ik zie dat dat zo is. Prima.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Nu hoor ik de staatssecretaris weer zeggen dat er wél cijfers zijn over de specialistische zorg. Dan wil ik ze wel graag ook gewoon hebben.

Staatssecretaris Van Rijn:
Nee. In de motie wordt gevraagd of de regering kan nagaan of er voldoende specialistische zorg wordt ingekocht. Dat betekent dat wij aan de hand van de gesprekken die wij hebben met aanbieders, ouders en anderen kunnen zien of er knelpunten worden ervaren. Vervolgens kunnen we die bekijken. Dat leidt wat mij betreft niet tot nieuwe registraties. Ik heb dat ook gevraagd aan mevrouw Bergkamp, die het bevestigd heeft. Als er echter knelpunten worden gesignaleerd die we aan de orde moeten stellen, moeten we ze ook aan de orde stellen. Ik ben zeer bereid om de Kamer daarover te informeren, als dat zo is.

In de motie-Dik-Faber op stuk nr. 670 wordt de regering verzocht om bij de ontwikkeling van het nieuwe bekostigingsmodel erop toe te zien dat de kwaliteit, keuzevrijheid en beschikbaarheid van gecontracteerde wijkverpleging in de nacht- en weekenduren in landelijk gebied gewaarborgd blijven. Het lijkt mij een belangrijk punt voor de diversiteit in de zorginkoop dat we overal in het land de wijkverpleging inkopen die conform de wens van de cliënt is. Dat is ook voor mij een uitgangspunt bij de ontwikkeling van een nieuw bekostigingsmodel. Om die reden laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

In de motie-Dik-Faber op stuk nr. 671 wordt de regering verzocht om een quickscan te doen onder zorgverzekeraars en dat de Kamer nog voor de wetsbehandeling betreffende het implementeren van een Zorgverzekeringswet-pgb te laten weten. Ik heb al toegezegd dat de informatie over de manier waarop zorgverzekeraars omgaan met het persoonsgebonden budget in de monitor zit die wordt meegenomen bij de Zvw-pgb-monitor. Deze wordt begin volgend jaar uitgevoerd en kan naar verwachting op 1 april naar de Kamer toe. Ik denk dat ik voor die tijd niet veel meer betrouwbare cijfers heb. Die monitor wordt nu uitgevoerd, conform wat de motie vraagt. Ik ben natuurlijk bereid om dit nader te bespreken met de zorgverzekeraars. Als ik het gevraagde mag koppelen aan de monitor die ik al met de Kamer heb afgesproken, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Er is echt al maanden, en misschien zelfs wel een halfjaar, geleden een motie van de ChristenUnie aangenomen door deze Kamer waarin de staatssecretaris wordt verzocht om in beeld te brengen hoe het zit met die zorgverzekeraars. We krijgen zo veel signalen dat men terughoudend is met het pgb; breng dat nou eens in kaart. Waar gaat het om? Deze motie vraagt dit opnieuw. We hebben eigenlijk gewoon goede informatie nodig voordat we het wetsvoorstel behandelen. Dat wetsvoorstel komt wat mij betreft bij wijze van spreken volgende week al op de agenda, want het is heel belangrijk, maar het is natuurlijk heel moeilijk om met elkaar te debatteren op basis van allerlei geluiden die we horen maar waar we niet goed de vinger achter krijgen en waar we ook niet de cijfers van hebben. Ik snap wat de staatssecretaris zegt, maar ik heb eigenlijk wel behoefte aan objectieve informatie, zodat ik al die berichten in mijn mailbox en de gesprekken die ik voer in een kader kan plaatsen.

Staatssecretaris Van Rijn:
Die behoefte deel ik. Ik denk dat er twee kanten aan zitten. Enerzijds is er de discussie over het persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet en de voorwaarden daarvoor. Daarover kunnen we binnenkort met elkaar spreken als de Kamer dat wil. Het ligt in de Kamer. Anderzijds is er uw vraag: hoe werkt het in de praktijk; wat is de toepassing; hoe gaat het; is er terughoudendheid of niet? Die discussie zullen we met elkaar moeten voeren aan de hand van betrouwbare cijfers. Wij zijn nu tien maanden verder en hebben alleen nog maar de cijfers over het eerste halfjaar. Op grond van die cijfers kan ik nog geen oordeel vellen over de vraag of er sprake is van een grote terughoudendheid of juist niet. Ik krijg die signalen ook. Daarom ga ik ook om tafel met sommige groepen pgb-houders en houders van intensieve kindzorg, om te horen wat er bij hen speelt. Wij moeten die discussie echter wel voeren aan de hand van betrouwbare cijfers. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij dat meenemen in de monitoring.

De wet kan wat mij betreft behandeld worden, want die gaat over de uitgangspunten. Als er in de toepassing praktische knelpunten zijn, gaan wij om tafel. Een oordeel over de vraag of er sprake is van terughoudendheid, kunnen wij pas geven als wij het hele overzicht hebben, wat nu nog niet het geval is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laat de monitor of welke quickscan dan ook in ieder geval geen vertraging geven in de behandeling van het wetsvoorstel. Daarover zijn wij het eens. Dan nog vind ik het ongemakkelijk om een wetsvoorstel te behandelen met in mijn mailbox al die verhalen die ik heel moeilijk kan duiden. Ik ga ervan uit dat ze waar zijn. Dat beïnvloedt uiteraard mijn visie op het hele wetstraject. Hoe moeilijk is het om een quickscan onder zorgverzekeraars te doen? Wij hebben het niet over een uitgebreide monitor en zoveel zorgverzekeraars zijn er door alle fusies niet meer. Hebben wij niet een goed beeld als er even een dag achteraangezeten wordt?

Staatssecretaris Van Rijn:
Het gaat niet om dat beeld. Zorgverzekeraars zijn gehouden om de afspraken die met Per Saldo gemaakt zijn over de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, uit te voeren. Die afspraken gaan wij straks in de wet schrijven en die zijn al gemaakt. De vraag is hoe het in de praktijk gaat. Worden de afspraken nagekomen? Hoe worden ze beleefd? Zijn mensen tevreden of niet? Al die zaken lopen door elkaar heen. Ik denk dat wij het heel objectief moeten doen. Wij moeten straks gewoon bekijken wat er gecontracteerd is. Blijkt daaruit onnodige terughoudendheid of niet? Aan de hand daarvan kunnen wij zorgverzekeraars vervolgens aanspreken. Het is echter heel lastig om op basis van casuïstiek te veronderstellen dat er te terughoudend wordt gereageerd op het pgb-gebruik in het algemeen. Ik wil dat echt aan de hand van de cijfers doen.

De voorzitter:
Wij gaan naar de motie op stuk nr. 672.

Staatssecretaris Van Rijn:
De motie op stuk nr. 672 gaat over de vraag of zorgverzekeraars en zorgaanbieders tijdig met elkaar kunnen overleggen op het moment dat de budgetten vollopen. Deze motie vraagt ons om de zorgautoriteit te vragen, er bij contractering door zorgverzekeraars op te letten dat er bij de beoordeling van de ingekochte zorg specifieke aandacht is voor de zorgplicht bij kwetsbare specialistische zorg. Wij hebben even een debat gehad over de rol van de zorgautoriteit. Zij moet er inderdaad op letten dat de zorgplicht wordt nageleefd. Zij moet er ook op letten dat dit vooral bij kwetsbare specialistische zorg het geval is. Om die reden wil ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

Ik vond de motie op stuk nr. 673 wel een beetje bijzonder. Wij hebben met elkaar gesproken over de vraag hoe wij de wijkverpleegkundige zorg in de toekomst gaan organiseren. Een van de constateringen tijdens het debat was dat het goed zou zijn om op wijk- en buurtniveau te bekijken of er een handiger organisatie nodig is; een beetje minder marktwerking en een beetje meer samenwerking, om in de termen van de SP te blijven. Het zou zomaar kunnen dat de uitgangspunten van deze proef ertoe leidt dat wij dit met elkaar ontdekken. Kun je met meer samenwerkingsafspraken, bijvoorbeeld door een hoofdaannemer en onderaannemers, wellicht tot een betere organisatie van de zorg in wijken en buurten komen? Ik heb mijn oordeel daarover nog niet klaar, maar vind het wel belangrijk om te bekijken of je op deze manier in buiten en buurten meer samenwerking op het gebied van wijkverpleegkundige zorg kunt krijgen. Dat lijkt mij erg belangrijk. Om die reden wil ik de motie dan ook ontraden.

Mevrouw Siderius (SP):
Wij hadden het in het debat ook over wijkgericht werken. De staatssecretaris heeft net aangegeven dat juist deze pilot dat doet, maar ontwricht deze pilot de wijk en de zorg in de wijk niet? Als wij nu de bestaande relaties tussen patiënten en hulpverleners verbreken en tegen cliënten zeggen dat ze per se bij een bepaalde zorginstelling hun zorg moeten afnemen en anders dikke vette pech hebben, hoe krijgen wij die relaties dan weer terug? Volgens mij is dit helemaal geen pilot. Als wij die relaties eenmaal hebben verbroken, krijgen wij ze nooit meer terug.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat hangt een beetje af van de inrichting van die proef. Als je nu al in behandeling bent, kun je die afmaken als je dat afspreekt. Er wordt geen contract gesloten met één zorgaanbieder, maar met een hoofdaannemer die moet zorgen voor samenwerking met veel meer zorgaanbieders. Dat zou ertoe kunnen leiden dat de ook door mevrouw Siderius zo gewenste samenwerking in de wijk ontstaat en dat er geen concurrentie is waarin het ene budget tegen het andere moet opboksen. Als dat de uitkomst van de pilot zou zijn, zou dat weleens heel interessant kunnen zijn. Laten wij niet aan de voorkant van dat onderzoek zeggen dat wij dit allemaal niet moeten doen, maar laten wij proberen om op deze manier tot een efficiëntere organisatie van wijkverpleging te komen zonder dat dit ertoe leidt dat de keuzevrijheid van cliënten en patiënten wordt aangetast. In de wijk is er niet één aanbieder, maar zijn er meerdere aanbieders, is er meer samenwerking en zo mogelijk is er minder verspilling. Dat lijkt mij iets waarvoor mevrouw Siderius altijd al heeft gepleit.

Mevrouw Siderius (SP):
Nu wordt het wel helemaal mooi gemaakt. Hoe kan het dan dat al die onderaannemers, al die zorginstellingen in die wijk tegen deze pilot zijn? Zij sturen ons brieven en zeggen: doe het alstublieft niet, want dit ontwricht de zorg in de wijk. Hoe kan dat dan?

Staatssecretaris Van Rijn:
Als je met elkaar een discussie hebt over de organisatie van de wijkverpleegkundige zorg en iemand wordt aangewezen om het voortouw te nemen in die samenwerkingsafspraken, dan kan ik mij heel goed voorstellen dat het niet leuk is als jij het niet bent. Tegelijkertijd zie ik dat het zoeken van samenwerking met verschillende aanbieders onderdeel is van die pilot. Laten wij die ruimte nu even bieden om daarvan te kunnen leren. Overigens staat dat ook hoog in het vaandel van D66, zeg ik richting mevrouw Bergkamp.

De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, hebt u nog een vraag over de motie en het stemadvies?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het was ook een beetje uitlokking. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris dit zegt, want nu kan ik mijn vraag aan hem stellen.

Wij hebben een hoorzitting gehad over de wijkverpleging. Zelfs Buurtzorg Nederland zei het zeer onverstandig te vinden dat er aan slechts één partij was gegund. Ik heb één vraag aan de staatssecretaris. Bij dit proefproject is de cliënt helemaal uit het oog verloren. Kan de staatssecretaris toezeggen dat als het proefproject geen succes is, de situatie weer helemaal hersteld kan worden en dat wij terug kunnen gaan naar een andere situatie?

Staatssecretaris Van Rijn:
Het kenmerk van een proef is dat je ervan probeert te leren wat wel en wat niet werkt. De eerste die tot die conclusie zou moeten komen, is de zorgverzekeraar die met partijen die proef doet. Ik volg dit proefproject met grote interesse. Als de conclusie is dat dit niet werkt, zal ik niet aarzelen om dit met de betrokkenen te bespreken.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De staatssecretaris zegt toe dat hij dit proefproject goed gaat volgen. Ik vraag hem om ook de Kamer te informeren over de resultaten van dit proefproject.

Staatssecretaris Van Rijn:
Wij hebben regelmatig voortgangsrapportages. Wat mij betreft, zal dit zeker onderdeel daarvan zijn.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 674. Ik stel het altijd zeer op prijs, als een politieke partij een gedeelte van het verkiezingsprogramma van een zeer warme en gelieerde partij, de Partij van de Arbeid, in een motie verwoordt en zegt: vind je ook niet dat dit de uitgangspunten zijn? Ik herken veel van deze uitgangspunten. Ik denk dat mevrouw Siderius ze van de website van de Partij van de Arbeid heeft gehaald, maar ik weet dat niet helemaal zeker. Deze uitgangspunten zijn allemaal prachtig. Wij hebben ze al als uitgangspunt genomen en hebben er al regelmatig over gesproken bij het vormgeven van de uitgangspunten voor de nieuwe bekostiging. Het is leuk om te lezen dat mevrouw Siderius die uitgangspunten nu ook deelt, maar ze zijn overbodig. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Siderius (SP):
Dit is natuurlijk een beetje grappen en grollen, maar het is wel heel triest, want dit zijn niet de uitgangspunten van het beleid van de regering. Als dat wel het geval was geweest, dan zou de coalitiepartner misschien al heel hard zijn weggerend. Prijsconcurrentie bestaat nog steeds in de zorg, er zijn wachtlijsten voor wijkverpleging en wij hebben te maken met patiëntenstops. Het zou toch mooi zijn als de staatssecretaris echt gaat werken aan al deze uitgangspunten in plaats van hier een beetje grappen en grollen te maken, want daarvoor is dit onderwerp veel te serieus wat mij en mijn partij betreft.

Staatssecretaris Van Rijn:
Even voor de goede orde, ik maak helemaal geen grappen en grollen. Ik wil de overwegingen wel even apart doornemen. "Dat iedereen die wijkverpleging nodig heeft die zorg ook tijdig krijgt". Dat is nu een onderdeel van de Zorgverzekeringswet. Daarin is het wettelijk recht op wijkverpleging vastgelegd. "Dat wachtlijsten voor de wijkverpleging onacceptabel zijn". Het hele debat draait nu juist om vragen als: wordt er wel voldoende zorg ingekocht en hoe gaan wij met elkaar vaststellen of de budgetten voldoende zijn of dat die aangepast moeten worden? Daar hebben wij een heel debat over gehad. "Dat wijkverpleging zorg moet zijn die past". Wij geven de wijkverpleegkundige nu juist het instrument in handen om zelf te indiceren, zodat het niet veraf vanaf papier gebeurt. "Dat de manier van inkopen van zorgverzekeraars niet mag leiden tot prijsconcurrentie tussen aanbieders die ten koste gaat van het mooie en belangrijke werk dat wijkverpleegkundigen dag in dag uit leveren". Wij werken aan een richtlijn voor de verpleging en de verzorging, die ook een basis kan zijn voor de inkoop door zorgverzekeraars. "Dat er ook in de toekomst voldoende wijkverpleging moet zijn, zodat ook in de toekomst geen wachtlijsten ontstaan". Precies daarom zit het gewoon in de Zorgverzekeringswet, waardoor iedereen recht heeft op wijkverpleging.

Ik maak er dus juist geen grap van. Ik ben bloedserieus: die wijkverpleging gaan wij heel goed regelen. Daar zijn wij nu een aantal belangrijke stappen op aan het zetten. Het is niet goed om dat in moties te vervatten die overbodig zijn.

Mevrouw Siderius (SP):
Dan zou je op z'n minst verwachten dat de staatssecretaris het oordeel over deze motie aan de Kamer zou laten, maar daar is hij blijkbaar toch nog een beetje te bang voor.

Staatssecretaris Van Rijn:
Nee, want ik heb punt voor punt aangegeven dat dat precies de uitgangspunten zijn van het beleid dat wij aan het uitvoeren zijn. De motie is niet eens overbodig maar ook nog een beetje laat, want deze uitgangspunten hebben wij al op diverse plekken vastgelegd.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter, ik heb toch nog één vraag, want ik worstel daarmee. Het een na laatste punt is dat er geen prijsconcurrentie moet zijn. Toch lezen wij dat BrabantZorg heeft besloten geen contract te sluiten met zorgverzekeraars DSW en Menzis omdat de tarieven inmiddels naar 88% van het NZa-tarief gaan. Hoe moet je dat dan duiden? Dan gaat er toch iets mis in de uitgangspunten waarvan de staatssecretaris nu zegt dat die onderdeel zijn van zijn beleid?

Staatssecretaris Van Rijn:
Nee, ik denk het niet, want wij hebben juist van zorgverzekeraars gevraagd om zorg in te kopen en daarbij niet alleen erop te letten dat de zorg kwalitatief goed is maar ook dat de prijs redelijk is, om de wijkverpleegkundige zorg ook betaalbaar te houden. Dat zijn onderhandelingsprocessen, waarin beide partijen moeten zeggen of ze dat aanvaardbare voorwaarden vinden. Dat kan ertoe leiden dat de ene aanbieder zegt het voor die prijs niet te doen en de andere zegt dat wel te doen. Dat zijn wel prijzen die zich binnen het gebied van de Nederlandse Zorgautoriteit afspelen en waarbij rekening moet worden gehouden met de cao's die op dat punt zijn afgesloten.

De voorzitter:
Allerlaatste punt van mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Alllerlaatste punt, de Nederlandse Zorgautoriteit heeft wel een maximumtarief maar geen minimumtarief. Als je op een gegeven moment op 88% uitkomt, als je als zorgaanbieder in deze markt, waarop het zo ingewikkeld is om overeind te blijven, zegt het niet meer in te kopen omdat je het er niet meer voor rondkrijgt, dan ben je wel bezig met prijsconcurrentie.

Staatssecretaris Van Rijn:
Maar dan zullen wij dat niet alleen per zorgaanbieder moeten bekijken. Dan zullen wij moeten bekijken of wijkverpleegkundige zorg op redelijke voorwaarden geleverd kan worden door het zorgaanbod. Dat kan bij de ene zorgaanbieder anders liggen dan bij de andere, omdat de ene zorgaanbieder meer of minder overhead heeft. Er kunnen andere overwegingen zijn. Daar kunnen wij met elkaar niet in treden. Dat is nou juist datgene wat in de Zorgverzekeringswet gebeurt: zorgaanbieders en -verzekeraars onderhandelen met elkaar over de prijs. Het oordeel over de motie is dus: ontraden.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik stel voor om aanstaande dinsdag te stemmen over de tien ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.02 uur tot 18.39 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Pakket Belastingplan 2016

Pakket Belastingplan 2016

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) (34302);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016) (34305);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015) (34306);
  • het wetsvoorstel Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein) (34304);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op een vrijstelling van bepaalde periodieke uitkeringen aan specifieke groepen oorlogsslachtoffers (Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds) (34303);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L 359) en om uitvoering te geven aan de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (Wet uitvoering Common Reporting Standard) (34276).


Termijn inbreng

(Zie wetgevingsoverleg van 2 november 2015.)

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over het pakket Belastingplan 2016 en de Wet uitvoering Common Reporting Standard; helaas is er geen Nederlands woord gevonden voor dit wetsvoorstel. Wij doen vandaag de eerste termijn van de Kamer. Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom in de plenaire zaal. U hebt met elkaar over dit onderwerp al twee keer gesproken in wetgevingsoverleggen. Dat heeft de heer Omtzigt er echter niet van weerhouden om zich met 25 minuten spreektijd in te schrijven voor dit debat. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt van het CDA. Overigens proberen wij de interrupties tot twee per keer te beperken, en dat mag er natuurlijk altijd één zijn, en die gaan dan in een vraag en een vervolgvraag.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Het betreft niet één wet maar zes wetten. Dat komt neer op ongeveer vier minuten per wet en dat is voor mijn doen bijzonder kort. Het pakket, zoals de Raad van State al memoreerde, bevat eigenlijk 90% van de fiscale wetgeving. Dat is topzwaar, waardoor ik het gevoel heb dat we vandaag over de hoofdlijnen spreken maar een aantal details onbenoemd laten.

Laten we beginnen met de feestelijke wet op de agenda: het Belastingplan. Als de coalitiecollega's er niet zo goed in slagen om het te benoemen tijdens het wetgevingsoverleg, dan zal ik het maar doen. De lasten gaan met 5 miljard euro omlaag. Dat is goed nieuws en dat mag ook best gezegd worden. De afgelopen jaren was het CDA duidelijk. De overheid moet de broekriem aanhalen, niet de burgers. Voor een opbloeiende economie is het belangrijk dat iedereen in Nederland voldoende te besteden heeft, geld kan uitgeven maar ook buffers kan opbouwen. Juist bij de kern van onze economie, de hardwerkende middenklasse, besloot het kabinet in de afgelopen twee jaar extra zware lasten neer te leggen. Het Belastingplan werd een belastingverhogingsplan, en ik heb zelf wel eens de diagnose "belastingobesitas" gesteld in deze jaren. Dit jaar wordt evenwel een koerswijziging ingezet. De belastingen gaan omlaag in plaats van omhoog, de middenklasse krijgt er geld bij in plaats van een nieuwe rekening en hard werken wordt net iets meer beloond in plaats van afgestraft.

De belastingverlaging is echter niet helemaal evenwichtig vormgegeven. Deze regering verlaagt namelijk niet alleen de belasting, maar wil ook graag sturen: bepalen wat mensen in het land doen. Die sturende werking van belasting heeft een grens. Belastingen zijn niet altijd even effectief om gedrag te sturen en belastingen zijn er in beginsel ook niet voor bedoeld. Ze financieren onze overheidsuitgaven. Zo scheppen belastingen ook geen banen; dan doen bedrijven. Belastingen zijn alleen een belemmering voor de werkgelegenheid, niet de oplossing. Toch lijken we hier in de Tweede Kamer massaal te denken dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting banen creëert, een soort toverdrankje is van Asterix en Obelix. Laat ik de collega's uit de droom helpen: bijna niemand gaat aan het werk voor de IACK. Waarom niet? Allereerst moet je weten wat het is. Mensen die werken en kinderen hebben zien wel dat zij geld terugkrijgen bij het doen van aangifte, maar hoeveel van hen weten dat dat door de IACK komt? Laat staan dat mensen die niet werken weten wat de IACK is en dat je een fors bedrag krijgt als je gaat werken. Hoe hoog de IACK in individuele situaties is, weet al helemaal niemand, inclusief veel Kamerleden in deze Kamer. Die IACK is echt het meest overschatte belastinginstrument dat er is.

De heer Groot (PvdA):
De IACK is een beproefd instrument. Zegt de heer Omtzigt nu dat de modellen van het CPB, die op de positieve werkgelegenheidseffecten wijzen van de IACK, gewoon in de prullenbak kunnen worden gegooid?

De heer Omtzigt (CDA):
Dat heeft het CPB voor de helft zelf al gedaan. De effectiviteit van die IACK is in elk geval doormidden gegaan in de laatste modellen. Dat begint al meer in de buurt te komen van de werkelijkheid. Ik heb in het overleg een keer aan een aantal collega's gevraagd: weet u hoe hoog die IACK is? Zelfs hier wist niemand het. Hoe kun je je gedrag veranderen, als je niet eens weet wat de prikkel is of hoe hoog iets is wat je krijgt door dat gedrag? Je moet dat toch begrijpen voordat je je gedrag erop kunt aanpassen? Of denkt de PvdA dat de modellen de werkelijkheid zijn in plaats van de mensen?

De heer Groot (PvdA):
De mensen kijken gewoon wat ze overhouden als zij gaan werken. Welke wet daar dan precies achter zit — de IACK, de algemene heffingskorting of wat anders — zal mensen een zorg zijn. Het gaat om wat er op het loonstrookje gebeurt, lijkt mij. Dat is ook wat het CPB zegt. Het klopt dat het CPB die effecten heeft bijgesteld, maar wil de heer Omtzigt nu ook de andere helft van de modellen van het CPB in de prullenbak gooien?

De heer Omtzigt (CDA):
Wij hebben grote twijfels bij de effectiviteit van de IACK. Inderdaad zijn de modellen niet voor niets bijgesteld. Als de heer Groot het loonstrookje of, voor Kamerleden, het strookje voor de schadeloosstelling begrijpt, dan behoort hij tot een zeer kleine minderheid in Nederland.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dit is natuurlijk helemaal geen technisch debat. Wil de heer Omtzigt gewoon toegeven dat zijn plan leidt tot €600 meer belasting voor ouders met jonge kinderen die ervoor kiezen om allebei te blijven werken? Die IACK klinkt abstract, maar dat is het echte verhaal achter wat u nu voorstelt.

De heer Omtzigt (CDA):
Het echte verhaal achter wat wij voorstellen, is dat die verhoging niet doorgaat en er op een andere lastenverlichting wordt geboden. Wij hebben daarover een amendement ingediend. Dat gaat via de kinderbijslag.

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Omtzigt kan toch toegeven dat zijn voorstel betekent: hogere belastingen voor mensen met jonge kinderen die allebei werken? Daar moet de heer Omtzigt toch gewoon eerlijk over zijn? Hogere belastingen.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik ken het frame dat D66 probeert neer te zetten. Dat probeerde de heer Van Weyenberg in het wetgevingsoverleg ook te doen. Het gaat via de kinderbijslag. De heer Van Weyenberg heeft het amendement daarover gezien.

De voorzitter:
De heer Van Weyenberg wil wel graag een antwoord op de vraag die hij heeft gesteld.

De heer Omtzigt (CDA):
Hij zegt dat de belasting hoger wordt, maar dat wordt gecompenseerd via de kinderbijslag. Het gaat op een andere manier naar de tweeverdieners met kinderen.

De voorzitter:
Mijnheer Van Weyenberg voelt zich persoonlijk aangesproken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Als je werkende ouders van jonge kinderen die allebei willen werken die combinatiekorting die het kabinet heeft voorgesteld afpakt, dan gaat die groep er toch gewoon op achteruit? Gratis geld bestaat toch ook niet bij de heer Omtzigt?

De heer Omtzigt (CDA):
Het wordt op een andere manier verdeeld. Het wordt gekoppeld aan de kinderen. Dat betekent natuurlijk dat het op een andere manier gaat; met meer kinderen is het anders. Ik hoop dat het kabinet de infographics die ik in mijn hand heb gewoon gezien heeft. Dat zijn doorrekeningen van het CPB. Ik zal die zo meteen voegen bij de Handelingen. Ik zal de Kamervoorzitter verzoeken om die in de Handelingen op te nemen. Daarin staat gewoon dat een kostwinner met een modaal inkomen — iemand die bijna twee keer zoveel verdient als een alleenstaande ouder —en twee kinderen, die in een huurhuis woont en vier monden moet voeden, aan het einde van de maand netto minder overhoudt door alle toeslagen en door de manier waarop dit belastingstelsel is vormgegeven. Laat nu net de meerderheid van de kostwinners dat op dit moment niet vrijwillig zijn. Zij hebben een zieke of gehandicapte partner, zij hebben een kind dat bijvoorbeeld gehandicapt is en extra zorg nodig heeft, of een partner die onvrijwillig werkloos is, als werknemer of als zzp'er zonder opdrachten. Waar blijft dan het draagkrachtprincipe? Ik had van de regering een iets uitgebreider antwoord verwacht op deze CPB-studie.

De voorzitter:
Ik moet even reageren op uw verzoek. Wij gaan uw stuk kopiëren zodat iedereen er kennis van kan nemen voor zover zij dat nog niet hebben gedaan. U doet het verzoek om het toe te voegen aan de Handelingen, maar dat doe ik eigenlijk nooit. Ik zeg normaal dat ik ervoor zorg dat het ter inzage komt te liggen bij het CIP.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat is prima. Ik verzoek het kabinet om daarop formeel te reageren. Ik wil dan graag wel een uitgebreide reactie. Ik heb die al gevraagd op de studie van het CPB waaraan wij deze cijfers ontleend hebben.

De voorzitter:
Ik zal ervoor zorgen dat het kabinet ook een kopietje krijgt.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Omtzigt (CDA):
Het gezin dat ik net noemde, waarin niet beide partners werken en een van hen de alleenverdiener is, houdt onder de streep veel minder over van hetzelfde inkomen dan een gezin waarvan beide ouders werken. Als de vader in het gezin door een handicap of chronische ziekte niet kan werken en het gezin extra ziektekosten maakt, vindt de regering dat zij relatief juist meer moeten bijdragen aan de belastingen ten behoeve van overheidsuitgaven. Als een van beide ouders heel graag wil werken maar het niet lukt om een baan te vinden, dan vindt deze regering dat het gezin dit jaar relatief meer moet gaan bijdragen aan de belastingen ten behoeve van de overheidsuitgaven. Als een van de kinderen in het gezin ziek is en een van de ouders daar echt zorg voor moet dragen of begeleiding bij moet geven, dan moet dat gezin dus relatief meer bijdragen en een hoger belastingpercentage betalen. Dat heeft toch niets meer met draagkracht te maken? Kennelijk moet ik in herinnering brengen dat onze inkomstenbelasting is gestoeld op het draagkrachtbeginsel. De sterkere schouders dragen de zwaardere lasten. Er is altijd een verschil in opvatting geweest tussen de verschillende fracties over de vraag hoeveel zwaarder de lasten voor de hoeveel sterkere schouders kunnen zijn. Ik heb net een voorbeeld gegeven waar de lasten zodanig zwaarder zijn dat er uiteindelijk minder overblijft dan voor mensen met wat minder draagkracht. Is dat nog wel eerlijk? Daarom handhaaft mijn fractie het voorstel om de IACK-intensivering niet door te voeren en de vrijkomende middelen toe te voegen aan het budget voor de kinderbijslag.

Ik kom bij het tweede punt dat voor onze partij van belang is bij het Belastingplan: de koopkracht van ouderen. Wie zijn hele leven gewerkt heeft, zou toch een beetje mogen delen in belastingverlaging. De staatssecretaris mag dan een soort toneelstuk opvoeren en zeggen dat de ouderen ook delen omdat er minder bezuinigd wordt, maar dat is niet helemaal eerlijk. Een groot deel van de koopkrachtreparaties voor ouderen, zoals de ouderenkorting, is eenmalig, en de korting is structureel. Dat kan eerlijker, zeker nu de pensioenfondsen in de problemen blijven.

Het probleem van de ouderentoeslag zit niet zozeer in box 3. Dat is een relatief klein bedrag aan belastingen. Het probleem is vooral dat deze ouderen ineens hun hele huurtoeslag verliezen. Het gaat hierbij om ouderen zonder aanvullend pensioen, die bijvoorbeeld een zaak hadden of hun huis verkocht hebben, en ongeveer €25.000, 30.000 spaargeld hebben. Die hadden tot nu toe recht op huurtoeslag, vaak rond de €3.000, €4.000. Omdat zij in box 3 gaan vallen, betalen ze daarover €50 of €100 belasting per jaar. Dat is nog tot daaraan toe, maar zij verliezen ook hun huurtoeslag. Dat is heel lelijk. Het allerlelijkst is het voor de groep die spaargeld tussen de €20.000 en €25.000 heeft. Die verliezen nu een jaar huurtoeslag, en als box 3 doorgaat, gaat de vrijstelling volgend jaar weer naar €25.000. Dat is niet uit te leggen. Maar ook voor de rest van de groep is het niet uit te leggen dat ze hun hele leven gespaard hebben, waarbij ze vaak niet eens in een pensioenfonds konden, en dat ze nu die vrijstelling en de hele huurtoeslag kwijtraken. Dan kan er gewoon overgangsrecht gecreëerd worden. Ik verwijs nog even naar het amendement-Verburg/Weekers uit 2005, dat overgangsrecht creëerde voor alleenstaande ouders die tijdelijk een hogere vrijstelling voor de huurtoeslag hadden. Dat was destijds prima uitvoerbaar. Ik krijg hierop graag een reactie.

Dan kom ik bij het laatste kernpunt van mijn partij bij het Belastingplan: box 3. Ik had het netter gevonden als de regering dit wetsvoorstel apart had ingediend bij de Tweede Kamer, zodat het zorgvuldig behandeld kan worden. Natuurlijk is het goed dat mensen die nu een rendement van ver onder de 4% halen, minder box 3-heffing hoeven te betalen. Eigenlijk is 2,9% echter nog te hoog, als je dat met de spaarrente vergelijkt die erg snel naar nul tendeert en voor bedrijven zelfs negatief geworden is. Maar daar hoeven we het geen maanden over te hebben. Wel een heel groot risico van dit wetsvoorstel zijn de juridische haalbaarheid en de budgettaire gevolgen. Het lijkt de bedoeling van de staatssecretaris om de werkelijke rendementen beter te benaderen. Dat is een trendbreuk, want de afgelopen tien jaar is box 3 helemaal niet gebaseerd geweest op een werkelijk behaald rendement. De 4% is in 2001 vastgesteld als het risicoloos te behalen rendement.

Kan de staatssecretaris deze trendbreuk bevestigen? Want aan mensen die 0% tot 1% rente op hun spaarrekening krijgen, is het niet uit te leggen dat zij 2,9% belasting moeten betalen, omdat we net doen alsof ze ook beleggingen hebben. Wetstechnisch worden mensen misschien niet geacht beleggingen te hebben, maar feitelijk tellen die wel mee. Als mensen veel spaargeld op de bank hebben, wordt het verschil tussen de rente en de fictieve 4,7% of zelfs 5,5% alleen maar nog groter. Dat heeft dan ook niets te maken met een betere benadering van de werkelijkheid. Dan is het dus goed om te kijken of een dergelijk systeem met heel veel fictieve parameters, variabele verhoudingen en aannames, juridisch wel steekhoudend is. Zie de aanname dat je 4% rente op staatsobligaties krijgt, terwijl minister Dijsselbloem echt maar 0,7% biedt en je voor leningen aan de Staat korter dan vier jaar zelfs moet betalen. Maandag antwoordde de staatssecretaris nog dat juristen ernaar gekeken hebben. Zij zagen geen problemen en dus is het goed. Ik ben daar niet van overtuigd. De juristen met wie ik spreek, zien wel degelijk risico's. Het gaat dan om de vraag hoe het arrest van de Hoge Raad van 3 april jongstleden geïnterpreteerd moet worden. Natuurlijk, dat arrest zag niet op het huidige voorstel met betrekking tot box 3, maar het zag wel op de waardering van verhuurde woningen in box 3. Als je het arrest leest, dan zie je dat de rechtsoverwegingen bijvoorbeeld over het benaderen van de werkelijke waarde aan de hand van een forfaitaire regeling en een stapeling van forfaits als puzzelstukjes op het Belastingplan passen. Ik blijf bij mijn vraag van vorige week maandag: waarom is dit arrest niet van toepassing? Welke juridische analyse ligt daaraan ten grondslag?

Nu we het toch over de juridische aspecten van box 3 hebben, wijs ik op een ander punt. Buitenlanders met vermogen in box 3 betalen veelal over een lager fictief rendement dan Nederlanders. Dat is vanwege het ontbreken van een soort progressievoorbehoud. Dat is Europeesrechtelijk natuurlijk toegestaan, maar echt rechtvaardig vind ik het niet. Wat vindt de staatssecretaris hiervan?

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ik heb een korte vraag voor de heer Omtzigt. Als we straks toegaan naar het werkelijk belasten van het reëel rendement in box 3, is het CDA dan meer geneigd om te gaan voor een vermogenswinstbelasting of is het meer geneigd om te gaan voor een vermogensaanwasbelasting?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik neig meer een vermogenswinstbelasting.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Dat is voldoende. Dank u wel.

De heer Omtzigt (CDA):
Tot slot wil ik graag weten of het voorstel met betrekking tot box 3 goed voor de schatkist is. De staatssecretaris beweert dat het budgetneutraal is. Mensen met veel vermogen betalen de rekening zodat het percentage dat mensen met weinig vermogen betalen, kan worden verlaagd en de vrijstelling kan worden verhoogd. De staatssecretaris beloofde tijdens het overleg over mijn nota beterschap, maar ik moet weer constateren dat er geen rekening wordt gehouden met gedragseffecten. Zijn mensen met een vermogen vanaf een paar ton wel bereid om meer belasting te betalen of zullen zij hun vermogen verplaatsen naar box 2?

In het Financieele Dagblad hebben tips gestaan om je vermogen over te hevelen. Aan alle kanten staan adviseurs klaar om bv's op te richten. Toen ik de door de coalitie uitgenodigde expert bij het rondetafelgesprek vroeg wat deze mensen nu moeten doen, gaf hij onmiddellijk vijf manieren om de belasting in box 3 te ontwijken. Geen van die vijf lekken is gedicht. Hierover heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Waarom is er geen rekening gehouden met gedragseffecten bij de raming? Hoe groot is het maximale budgettaire risico voor de staatskas? Stel dat alle vermogens vanaf €325.000 per persoon en het dubbele voor twee partners, in een bv gezet worden. Wat komt de schatkist dan jaarlijks tekort als we uitgaan van een gemiddeld rendement van 2,9% zoals de expert daar zei? Ik heb het dan nog niet over de incidentele tekorten die echt nog veel hoger kunnen zijn. Vindt de staatssecretaris er eigenlijk iets van als mensen privé sparen of beleggen via een bv? Het is niet illegaal, maar vindt hij het onwenselijk of is het eigenlijk allemaal prima zo? Kortom, heeft de staatssecretaris hierover een moreel oordeel?

De staatssecretaris zoekt nu naar steun voor zijn Belastingplan in de Eerste Kamer. Hij heeft daartoe een aantal alternatieven geschetst. Ten aanzien van de gas- en elektriciteitsaanpassing wacht ik nog op de werkgelegenheidseffecten. Ik ontvang die graag voor de eerste termijn van de staatssecretaris. Ik vraag de staatssecretaris om daarin ook aan te geven welke sectoren het meest te lijden zullen hebben onder de voorgestelde verhoging van de gasbelasting. Er zijn immers meerdere sectoren die voor hun verwarming of bedrijfsvoering afhankelijk zijn van gas en die niet kunnen overstappen naar elektriciteit. Denk aan de mineralogische industrie en de zwembaden.

Ik stel nog een aantal korte vragen. Ik ben zeer positief over de quickscans. Het is goed om vooraf informatie te krijgen over de uitvoerbaarheid, maar dan moet de Kamer er wel iets mee kunnen. Het valt op dat bij alle amendementen die iets wijzigen in de inkomstenbelasting staat dat de wijziging niet kan worden meegenomen in de voorlopige aangifte. De Belastingdienst tweet al dat je vanaf vandaag een voorlopige aangifte voor volgend jaar kunt doen, terwijl de parameters hier nog helemaal niet zijn vastgesteld. Moet de Kamer dit gegeven negeren? Moet er nooit meer een amendement met betrekking tot de inkomstenbelasting aangenomen worden? Of zou het Belastingplan misschien eerder in het jaar behandeld moeten worden? Dat wil ik graag weten van de staatssecretaris.

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Omtzigt lijkt over te gaan op een aantal vrij technische vragen, maar ik heb nog een heel politieke vraag. Wij hebben de heer Omtzigt het afgelopen jaar dag in dag uit gehoord over de accijnzen en de grensregio. Dat moest anders voor de pomphouders. Ik heb hem vandaag allemaal eisen horen stellen, maar ik heb helemaal niets gehoord over de accijnzen en over de pomphouders. Ik heb een heel simpele vraag: moet dat worden opgelost, wil het CDA voor het Belastingplan kunnen stemmen?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb zojuist een amendement ingediend waarmee in de autobelastingen de accijnsverhoging van vorig jaar op diesel en lpg wordt teruggedraaid en dit bekostigd wordt uit de belastingsubsidies voor zeer schone auto's.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was: is de aanneming van dat amendement een voorwaarde voor het CDA, na alle grote woorden, om voor het Belastingplan te stemmen? Of moet vandaag de conclusie zijn: het CDA is door de pomp gegaan, Pieter is door de pomp gegaan?

De heer Omtzigt (CDA):
Wat goed ingestudeerd door D66! Laat ik eens heel helder zijn. D66 wil tien of vijftien eisen stellen. Ik heb aan het begin van mijn betoog mijn drie eisen geschetst: box 3, de eerlijkheid tussen alleenverdieners en tweeverdieners, en ouderen. Daarmee heb ik duidelijk aangegeven dat ik de andere voorstellen zal doen en zal blijven doen. Ik hoop van harte dat D66 eindelijk een inhoudelijke reactie zou willen geven op dit amendement, want tot nu toe heeft zij die grenspomphouders — van iemand die overigens uit Vlaanderen komt — …

De voorzitter:
Deze vraag mag u straks gaan stellen als de heer Van Weyenberg achter het spreekgestoelte staat. Interrupties worden namelijk niet achter het spreekgestoelte gepleegd. U hebt daar zo de gelegenheid voor.

De heer Omtzigt (CDA):
O, ik zal daarvan zeker gebruikmaken.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Bashir voor een interruptie.

De heer Bashir (SP):
De heer Van Weyenberg heeft wel een punt, want de afgelopen jaren zijn er een paar centrale thema's geweest. Zo had de SP het over inkomens- en vermogensongelijkheid, had GroenLinks het over vergroening, had D66 het de hele tijd over banen, banen, banen en had het CDA het de hele tijd over de pomphouders: de accijnzen in de grensstreek, de mensen die in Duitsland en België tanken. Nu kan het CDA die punten inbrengen, maar horen we de heer Omtzigt helemaal niet. Vanwaar die koerswijziging?

De heer Omtzigt (CDA):
Mijn fractie is volgens mij de enige die over de autobelastingen twee amendementen heeft ingediend. Ik heb daar nog geen enkele andere fractie over gehoord. Er ligt een amendement om de accijnsverhoging van vorig jaar terug te draaien met de dekking die ik al tijdens het WGO heb aangegeven, namelijk de zuinige auto's. Die worden overgesubsidieerd, zoals wij keer op keer op keer verteld hebben. Wij hebben dat de Kamer constant verteld. De staatssecretaris knikt omdat hij het met mij eens is, maar hij durft straks niet het oordeel over het amendement aan de Kamer te laten. Dat is heel triest voor de grensregio, kan ik hem verzekeren. De staatssecretaris vindt diep in zijn hart dat wij gelijk hebben, maar zegt om politieke redenen: we doen het niet. Hoe pijnlijk kun je het hebben? Hoe pijnlijk wordt het? Ik nodig de collega's van D66, die hier heel hard op zitten, uit om dit amendement te steunen. Ik nodig ook de SP, de PVV en al helemaal de Partij van de Arbeid en de VVD daartoe uit. Van de Partij van de Arbeid heb ik namelijk nog steeds niet gehoord …

De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, ook die vraag kunt u zo meteen stellen wanneer de woordvoerder van de PvdA hier staat. Nu staat de heer Bashir tegenover u. Hij wil graag een vraag aan u stellen.

De heer Bashir (SP):
Ik vind het ook pijnlijk, heel pijnlijk worden. Als het inderdaad echt om een centraal thema zou gaan, waar nu een punt van gemaakt had kunnen worden, dan hadden we de heer Omtzigt moeten horen. Het debat over de amendementen volgt nog. Waarschijnlijk krijgt de heer Omtzigt de steun van de SP-fractie voor die amendementen. Maar hij had die voorstellen ook hier kunnen indienen. Het kabinet wil weten welke voorstellen het van de oppositiepartijen krijgt om steun te krijgen in de Eerste Kamer. Dan had de heer Omtzigt ook hier de accijnzen naar voren kunnen brengen. Want ook in dit Belastingplan worden de accijnzen verhoogd, weliswaar met de inflatie, maar ze worden verhoogd. We horen de heer Omtzigt er niet over wanneer het er echt toe doet.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb hier als enige een amendement ingediend en er wordt mij verweten dat ik er niet over gehoord word. Het moet niet raarder worden! De SP, die hier al die andere debatten heeft aangevraagd, en ik niet, heeft er zelf niet eens een amendement over ingediend, maar verwijt mij nu dat ik het amendement wel ingediend heb! Dat is een beetje de omgekeerde wereld. De staatssecretaris vindt dat de elektrische auto's eerder een aantal van hun belastingvoordelen zouden moeten kwijtraken en heeft moeten toegeven dat zijn accijnsverhoging twee derde minder heeft opgebracht dan hij gedacht had. Er was 260 miljoen geraamd en er is 100 miljoen binnengekomen, zei de staatssecretaris. Zeker gezien de non-verbale communicatie van de staatssecretaris kijk ik met grote belangstelling ernaar uit of hij dit nu eens wél kan overnemen. Daar heeft de heer Bashir gelijk in.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil nog even stilstaan bij die pomp van de heer Van Weyenberg. De cruciale vraag in dit debat van vandaag is of het CDA het Belastingplan steunt.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Tot nu toe hebt u dat steeds boven de markt laten hangen. U hebt echter de sleutel in handen om het kabinet naar huis te sturen. U hebt keihard oppositie gevoerd, bijvoorbeeld over de accijnzen, de ouderenzorg en de studiefinanciering. Het was allemaal drie keer niks wat het kabinet deed. Nu hebt u de sleutel — ik zeg niet: de stekker — in handen om dit kabinet naar huis te sturen, namelijk door niet voor het Belastingplan te stemmen, en dan neigt u weer naar een heel constructief "geef iets voor de oudjes en voor de kostwinner en we zijn weer binnenboord". Is dat zo? Bent u door de pomp?

De heer Omtzigt (CDA):
Wij beoordelen dit Belastingplan met 5 miljard aan lastenverlichting veel positiever dan de belastingplannen van de vorige jaren. Voor alle punten die ik in de afgelopen jaren heb ingebracht — zelfs over oldtimers; dat zal de heer Van Dijck aanspreken — heb ik dekkende amendementen ingediend. Ik hoop dat het kabinet, als het hier open de discussie aangaat, daar eens open naar gaat kijken.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Realiseert de heer Omtzigt zich dan wel dat, als hij voor het Belastingplan stemt, hij eigenlijk indirect ook stemt voor al die bezuinigingen op de ouderenzorg en voor de studiefinanciering, het sociaal leenstelsel? Al die zaken zijn door dit kabinet voorgesteld. Hij heeft nu de kans om verkiezingen te laten uitschrijven. Stuur dit kabinet naar huis! Dan kunnen we de grenzen dichtgooien. Dan kunnen we de ouderenzorg weer verbeteren. Dan kunnen we de studiefinanciering weer verbeteren. Dat zijn allemaal zaken die de heer Omtzigt graag zou willen. Hij maakt echter geen gebruik van de sleutel en laat zich weer met een paar kruimels het riet in sturen.

De heer Omtzigt (CDA):
De heer Van Dijck doet net alsof hier vandaag de studiefinanciering wordt besproken. Er liggen zes wetsvoorstellen op tafel, en daar zit de studiefinanciering niet in. Er ligt een Belastingplan voor 2016 voor. De keuze is straks om daarmee akkoord te gaan of niet. De vraag ligt voor om akkoord te gaan met een lastenverlichting die we op een aantal punten willen bijsturen, die we daadwerkelijk met amendementen — volgens mij zijn het er ondertussen negen — op een aantal punten willen bijsturen. Zoals altijd zullen we daarvoor constructieve voorstellen doen. Ik ben benieuwd wat alle partijen in de Kamer daarmee doen. Ik ben ook heel benieuwd naar de reactie van één bepaalde partij, die hier heeft gezegd een lokale afdeling te hebben die principieel niet over de grens tankt. Die afdeling hebben wij nog steeds niet gehoord.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Omtzigt (CDA):
De oldtimers heb ik gehad. Dat kan ik nu dus overslaan.

Ik kom op de S&O-faciliteit. Van de 25 AEX-bedrijven trekken er 12 geen R&D-uitgaven af van de winstbelasting. Hoe komt het dat dat er zo weinig zijn? Zelfs als je verlies lijdt, heb je wat aan een aftrekpost, want dan kun je meer naar voren schuiven. Betekent dat dat veel bedrijven nooit winst maken, of geen winstbelasting betalen?

Wat betreft de schenkingsvrijstelling eigen woning nodig ik de regering uit om ervoor te zorgen dat men dat in drie niet-aaneengesloten jaren kan doen en dat men de schenking het liefst kan doen aan kinderen ouder dan 40 jaar. Niet iedereen heeft een ton en als je al een ton hebt, moet je bij aflossing vaak een boete betalen aan de bank. Daarvoor is het schenkingsrecht niet bedoeld. Waarom staat in het Belastingplan trouwens dat je geen vrijstelling krijgt als je van 2010 tot en met 2014 gebruik hebt gemaakt van de vrijstelling? De vrijstelling is namelijk pas verhoogd in 2013, toch?

Ik dank staatssecretaris Dijksma voor haar brief over de kolenbelasting. Kan zij of de staatssecretaris van Financiën ook een idee geven van hoe klein de kans is dat er een rechtszaak en een schadevergoeding komt? En tot wanneer kunnen mensen bezwaar indienen tegen het besluit? Er wordt gezegd dat er geen bezwaar is ingediend. Is die termijn al verstreken?

Ik kom op een aantal overige fiscale maatregelen. We vinden de prejudiciële vragen een goede maatregel, die de rechtsbescherming en rechtszekerheid ten goede komt.

Ten aanzien van country-by-country reporting vragen we de regering hoe het zit met de implementatie op dit moment in de Verenigde Staten.

Over de werkkostenregeling heb ik al een aantal keren vragen gesteld. Mijn conclusie is dat de wijziging het voor werkgevers niet overzichtelijker maakt.

Ik kom op de schorsende werking bij toeslagen. Als je dan eindelijk, na bezwaar en beroep, een rechtszaak tegen de Belastingdienst wint en recht hebt op een toeslag, stelt de regering voor dat je je geld niet uitbetaald krijgt als de Belastingdienst in hoger beroep gaat. Dan heb je waarschijnlijk al een heel lang proces doorlopen. Dat vinden wij niet eerlijk ten opzichte van de toeslaggerechtigden. Daarop hebben we een amendement ingediend. De Belastingdienst kan immers altijd vorderen dat de uitbetaling niet onmiddellijk hoeft plaats te vinden, maar dat hoeft niet automatisch te gebeuren.

Ik kom op de Wet tegemoetkoming loondomein. Deze introduceert een loonkostenvoordeel en een lage-inkomensvoordeel.

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Omtzigt gaat naar een ander deel van de belastingplannen, maar ik heb nog één vraag. Het CDA heeft continu gepleit voor bezuinigingen om de lasten te verlagen. Nou heb ik eens naar alle amendementen en aangekondigde amendementen van de heer Omtzigt gekeken. Ik zag een hogere kansspelbelasting om defensie-uitgaven mee te betalen. Ik zag ook 300 miljoen hogere belastingen voor ouders met jonge kinderen die allebei werken, om de kinderbijslag mee te verhogen. Dat mag. Dat zijn keuzes van het CDA; het zijn niet die van mijn partij. Maar kan de heer Omtzigt bevestigen dat wat zijn partij vandaag voorstelt, per saldo 400 miljoen aan hogere belastingen betekent?

De heer Omtzigt (CDA):
De inkomsten en de uitgaven worden in dit pakket niet gehandhaafd. Ik denk dat het voor gezinnen met jonge kinderen niet uitmaakt of het via de IACK loopt of via de kinderbijslag. Wat dat betreft gaan de lasten en de netto-inkomens van gezinnen met kinderen hierdoor niet omhoog en niet omlaag, overigens in tegenstelling tot bij andere partijen, die graag de belasting op aardgas met honderden miljoenen zouden verhogen als dat kon. Daar kiezen wij niet voor.

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Omtzigt heeft helemaal gelijk: bij D66 gaan de lasten op arbeid met meer dan 10 miljard omlaag. Dank dat hij mij de gelegenheid geeft om dat nog even te herhalen, maar mijn vraag was een heel andere. Kan de heer Omtzigt bevestigen — volgens mij is dat gewoon een feit — dat de amendementen 400 miljoen aan hogere belastingen betekenen? Ik hoop dat hij de vraag nu gewoon beantwoordt, en de staatssecretaris overigens ook in zijn eigen beantwoording.

De heer Omtzigt (CDA):
Netto blijft er voor de gezinnen precies hetzelfde over, omdat de kinderbijslag een netto-uitkering is. Dat weet de heer Van Weyenberg. Daar is dus geen enkel probleem mee. Overigens staan in onze tegenvoorstellen ook een aantal bevriezingen van overheidsuitgaven, die deze regering niet heeft doorgevoerd. Die zitten niet op het Belastingplan; die zitten op de begrotingen van de individuele departementen.

Ik was gebleven bij de Wet tegemoetkoming loondomein. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de nette en uitgebreide brief met uitgebreide antwoorden. Toch schrokken wij daar wel van, want er wordt weer een uitgebreide wet opgezet, die snel moet ingaan en waarvan de businesscase nog geschreven moet worden. De lessen van het Walvis-drama zijn slechts ten dele geleerd. Er is niet eens een ketenmanager met doorzettingsmacht aan de kant van UWV en Belastingdienst, terwijl die instanties zeer nauw met elkaar moeten samenwerken. Dat gaat grote problemen geven, zoals we bij Walvis zagen. Gegevens moeten soms acht keer tussen UWV en Belastingdienst worden uitgewisseld voor één individuele uitkering.

Ik kom op het LIV. Om 7.000 banen in de modellen te creëren, wordt straks voor 350.000 werknemers een nieuwe subsidie uitgekeerd. Onder die 350.000 werknemers zitten 20.000 studenten en scholieren. Er zitten ook 10.000 Oost-Europese arbeiders bij. En dat is nog maar een schatting, want het kunnen er meer zijn. De staatssecretaris weet: als je iets subsidieert, krijg je er meer van. Als hij morgen paarse auto's subsidieert, zal hij zien dat het aantal paarse auto's vertienvoudigt. Vorige week maandag zei de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog dat het LIV zich richt op mensen van wie de werkgever niet in aanmerking komt voor een loonkostenvoordeel, maar die wel degelijk kwetsbaar zijn, omdat zij er net wel of net niet in slagen het minimumloon te verdienen. Mensen die het minimumloon echter niet verdienen, krijgen helemaal geen LIV. Voor 29.000 mensen die heel precies tot de doelgroep behoren maar die 40 uur per week werken voor het minimumloon, is er geen LIV, omdat zij volgens de wet te weinig verdienen. Hoezo ongericht? Ongerichter dan dit kan eigenlijk niet. Als je echt onder het minimumloon verdient, omdat je werkgever loondispensatie voor je krijgt, val je ook al niet onder deze wet. Het CDA had het bedrag dat de regering voor deze wet gebruikt en eigenlijk bijna over de balk smijt omdat het heel ongericht is, liever uitgegeven aan loondispensatie voor mensen die onder de Participatiewet vallen. Het heeft ons zeer verbaasd dat dit niet eens overwogen is. Dat instrument is gerichter, efficiënter en — ik kijk speciaal even naar de heer Van Weyenberg — veel goedkoper.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik snap er helemaal niets meer van. Op basis van dit verhaal neem ik aan dat het CDA tegen de Wet tegemoetkomingen loondomein gaat stemmen. Of komt de heer Omtzigt met nog eens negen amendementen om dit te repareren? Kan ik concluderen dat hij tegen deze wet stemt?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik vind het altijd fijn als er in eerste termijn van alles geconcludeerd wordt, maar dat kan toch beter aan het einde van de tweede termijn gedaan worden. De heer Van Dijck heeft inderdaad kunnen zien dat wij zeer kritisch zijn op deze wet. De antwoorden gaven namelijk aan dat de wet zeer ongericht is. Ik laat de regering even de mogelijkheid om hier een antwoord op te formuleren, maar ik heb die cijfers niet voor niets opgevraagd. Het viel me wel op dat wij ongeveer de enige partij waren die hier vragen over stelde en deze cijfers boven tafel wilde tillen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Oké, dus dit blijft nog even boven de markt hangen. Over het Belastingplan was het CDA ook heel kritisch, maar dat heeft de heer Omtzigt kennelijk gerepareerd met negen amendementen. Kan hij aangeven welke van de negen amendementen in de Tweede Kamer moeten worden aangenomen om in de Eerste Kamer steun voor het Belastingplan te kunnen geven? Dat is ook voor de coalitie misschien interessant.

De heer Omtzigt (CDA):
Wat de Eerste Kamer doet, is haar eigen afweging. Dat weten we sinds vandaag misschien nog weer beter. In het wetgevingsoverleg hebben wij als enige partij al gezegd wat onze drie hoofdpunten waren, namelijk box 3 los, ouderen en de kostwinner.

Ik kom bij het wetsvoorstel moeder-dochterrichtlijn. Daarin wordt het probleem met hybride leningen opgelost en een algemene antimisbruikbepaling geïntroduceerd. Ik heb bij het AO Ecofin aangegeven dat ik die antimisbruikbepaling te vaag vind. Voor Nederland is het geen toevoeging, want we hebben al fraus legis. Het voorkomen van de non-heffing, namelijk geen heffing bij de moedervennootschap en wel renteaftrek bij de dochtervennootschap, is bij een hybride lening wel zeer belangrijk in het bestrijden van belastingontwijking door grote bedrijven. Dit is een zeer grote stap vooruit die onze economie weer een stukje eerlijker maakt. Heeft de regering het gat wel op een goede manier gedicht? In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de regering geantwoord dat de onzakelijke lening niet onder de bepaling valt. Dat heeft mij eerlijk gezegd nogal verbaasd. Je hebt dus een lening die in Nederland onder de deelnemingsvrijstelling valt en in het betalende land recht geeft op renteaftrek. Door dit wetsvoorstel vervalt in Nederland de deelnemingsvrijstelling, tenzij je de lening onzakelijk maakt. Dat is echter vrij eenvoudig te doen. Als je de voorwaarden van de lening wijzigt, bijvoorbeeld door de zekerheid te laten vervallen, behoud je dus de deelnemingsvrijstelling. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Graag krijg ik hierop een reactie.

Aan de andere kant gaat de maatregel voor hybride leningen ook weer een stukje te ver. Stel je bent een groot bedrijf en je wilt nergens belasting betalen; dat zou kunnen. Dan ben je wel heel erg stom als je een lening verstrekt aan een dochter in een land met een algemene renteaftrekbeperking. In die situatie was er dus al geen sprake van non-heffing. De staatssecretaris maakt er nu een dubbele heffing van. Hij verdedigde zich nog door te schrijven dat hij gewoon de richtlijn implementeert. Maar is dat wel zo? De moeder-dochterrichtlijn schrijft namelijk op basis van artikel 4 van de richtlijn voor dat de staat van de moedervennootschap belastingverrekening toestaat. Dit artikel verplicht tot het verlenen van verrekening van buitenlandse vennootschapsbelasting voor zover een vergoeding op een hybride lening in het buitenland feitelijk niet aftrekbaar is op basis van de renteaftrekbeperking. De staatssecretaris implementeert dus niet gewoon de richtlijn. Zijn beperkte implementatie zorgt juist voor strijd met het EU-recht. Graag krijg ik hierop een reactie.

Ik kom bij de laatste twee wetten. Over de Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds kan ik kort zijn. Ik ben erg blij dat de staatssecretaris deze wet aan de Kamer gestuurd heeft. Hij kan wat mij betreft niet snel genoeg ingaan.

Met de Common Reporting Standard gaat de Belastingdienst vermogensgegevens uitwisselen met andere landen. Vanaf 2017 krijgen we dus de vermogensgegevens van Nederlanders met geld in het buitenland. Deze wet is een grote stap voorwaarts in de strijd tegen de zwartspaarders en zwartbeleggers. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer de banken de persoonlijke informatie, inclusief identificatienummer, van hun klanten compleet moeten hebben? Moeten belastingplichtigen met een dubbele nationaliteit hun identificatienummer van beide landen bij de Belastingdienst doorgeven of niet?

De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Het Belastingplan 2016 is een dik pakket geworden met een aantal goede zaken waar de SP-fractie zich in kan vinden. Zo moeten grote bedrijven doorgeven hoeveel belasting zij per land betalen, zodat de Belastingdienst kan zien of het er wel eerlijk aan toegaat; en niet alleen de Belastingdienst, maar ook de mensen in het land. Dat is goed voor de transparantie. Voor ondernemers die hun belastingplicht nu nog kunnen ontlopen, is de buitenlandroute gedicht. Dat is eerlijk en had veel eerder moeten gebeuren. De vermogensbelasting wordt progressief gemaakt en er komt een lastenverlichting voor werkenden. Ook dat is goed nieuws.

Toch is de SP-fractie niet tevreden, want de punten waar de SP-fractie zwaar aan tilt, worden in dit Belastingplan onvoldoende waargemaakt. Ik begin met de verdeling van de 5 miljard lastenverlichtingen. Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie het pakket van 5 miljard anders had ingezet. Nu wordt er in totaal 1 miljard euro uitgetrokken om de lasten voor hoge inkomens te verlagen, terwijl de laagste inkomens er amper iets bij krijgen. Daarnaast delen niet-werkenden, zoals ouderen, niet mee in het pakket, terwijl tijdens de crisis veel van hen is gevraagd. Het valt ons tegen dat de PvdA-fractie haar directe invloed niet heeft aangewend om ook voor deze groepen iets te betekenen. Het is triest dat de ongelijkheid in Nederland toeneemt, ook met de sociaaldemocraten aan de knoppen.

De ongelijkheid neemt niet alleen in absolute bedragen toe, maar ook in procenten. Wij hebben daar in het wetgevingsoverleg een debat over gevoerd. Destijds werd er getwist over de cijfers. Ik zei dat de mensen met de hoogste inkomens er in centen flink op vooruit gaan. Toen werd gezegd dat de mensen met een laag inkomen er in procenten veel meer op vooruitgaan. Ik heb de procenten ook erbij gepakt. En wat blijkt? Ook in procenten gaan mensen met een laag inkomen er minder op vooruit. Ik heb het de staatssecretaris het volgende al meermaals gevraagd en kreeg steeds een wat ontwijkend antwoord. Daarom stel ik mijn vraag opnieuw. Is het rechtvaardig om de mensen die het minst hebben en die het meest hebben ingeleverd in deze kabinetsperiode, over te slaan, terwijl er 5 miljard uit te delen valt? Ik heb al aangekondigd dat ik zal voorstellen om het belastingvoordeel voor de hoge inkomens om te zetten in een belastingvoordeel voor iedereen, zodat ook de mensen met lage inkomens mee kunnen profiteren.

Laat ik vooraf helder zijn: de SP-fractie zal nooit instemmen met een pakket dat onevenredig wordt verdeeld en waarin bepaalde groepen die in de voorgaande jaren hard zijn getroffen, buitenspel blijven staan. Het is oneerlijk om de groep die het het moeilijkst heeft, niet tegemoet te komen. Daarnaast is dit beleid ook economisch onverstandig, want mensen met lage inkomens geven een groter deel van hun inkomen uit dan mensen die bijvoorbeeld in de derde of de vierde schijf vallen. Doordat zij meer besteden, creëren zij ook meer werkgelegenheid. Erkent de staatssecretaris dat de uitgaven van mensen met lage inkomens leiden tot meer banen?

De heer Groot (PvdA):
Ik ben toch benieuwd waar de heer Bashir zijn uitspraken op baseert. Ik lees de antwoorden voor op de vragen die gesteld zijn over de Miljoenennota. Daar staat op pagina 8 toch echt dat het bij modaal plus een half modaal met kinderen 3,5% is, bij twee keer modaal 2,5% en bij twee keer modaal plus een half modaal 2,1%. Als je al die cijfers bekijkt, zie je een mooi aflopende as. Daaruit blijkt dat de middengroepen en de lagere inkomens er procentueel meer op vooruitgaan dan de hoogste inkomens.

De heer Bashir (SP):
Ik heb hier de MEV 2016, een overzicht van het CPB. Daarin staat dat mensen met een inkomen tot 175% van het WML volgend jaar 0,7% erbij krijgen. Mensen die meer dan 500% van het WML verdienen, krijgen er 1,4% bij. Groepen met tussen 350% en 500% van het WML krijgen 2,1% erbij. Daar zie je dat de hoogste inkomens er ook in procenten meer op vooruitgaan.

De heer Groot (PvdA):
De SP wijst nu op de inkomenspositie van uitkeringsgerechtigden. Het zal de SP toch ook niet onbekend zijn dat we het accent hebben gelegd op werk en op het verbeteren van de koopkracht van werkenden met lagere en middeninkomens? Het klopt dat uitkeringsgerechtigden iets achterblijven, maar dat doet niets af aan het beeld dat lagere en middeninkomens er procentueel, als zij werken, veel meer op vooruitgaan dan mensen met hoge inkomens.

De heer Bashir (SP):
Mensen die gepensioneerd zijn, hebben in het verleden ook gewerkt, dus ik begrijp niet waarom zij, nu er geld te verdelen valt, moeten inleveren of er in ieder geval veel minder op vooruitgaan dan mensen die nu nog werken. Deze gepensioneerden hebben in het verleden ook gewerkt. Het zou eerlijk zijn, als er 5 miljard te verdelen valt, om naar iedereen te kijken. Besef ook dat 0,7% van heel weinig heel erg weinig is, terwijl 1% van heel veel geld heel veel geld is.

De heer Van Weyenberg (D66):
Op een heel aantal punten kan ik samen met de SP optrekken, ook bij de behandeling van het Belastingplan. De heer Bashir had het net over koopkracht en werk. Ik wil het toch even hebben over het amendement dat net is ingediend door de SGP, de ChristenUnie en tot mijn verrassing ook door de Socialistische Partij. Door dit amendement gaat de koopkracht van 900.000 gezinnen met jonge kinderen waarvan de ouders allebei werken ontzettend in de min. Zij krijgen een banenboete en mogen €600 meer belasting gaan betalen. Wat zijn alle verhalen over koopkracht waard, als bijna een miljoen gezinnen, met jonge kinderen, waarvan de ouders allebei willen werken, met zo'n koopkrachtverlies worden geconfronteerd?

De heer Bashir (SP):
Even voor de duidelijkheid, dat is niet helemaal het correcte verhaal. In de voorstellen van het kabinet gaat het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners alleen maar toenemen. Wat wij doen, is dat verschil minder groot laten worden. Nog steeds gaan de tweeverdieners er in het voorstel van de SGP, de ChristenUnie en de SP op vooruit, want de IACK zal nog steeds stijgen, maar deze stijgt minder hard dan beoogd door het kabinet. Het verschil wordt aangewend om de positie van de eenverdieners te versterken. Stel je voor dat je een ongeluk krijgt, ziek wordt en niet meer kunt werken. Waarom is het dan rechtvaardig om flink gestraft te worden? Als je kijkt naar het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners, is dat heel groot. Dat verschil zou nog groter worden als de voorstellen van het kabinet doorgaan. Daarom hebben wij geprobeerd om dat verschil wat minder groot te laten worden.

De voorzitter:
Het gaat over het amendement op stuk nr. 31.

De heer Van Weyenberg (D66):
Het is bij de argumentatie van de heer Bashir net alsof ik zes koekjes geef en er 's avonds vijf afpak en dan verwacht dat men gaat applaudisseren. Hij moet toch toegeven dat het amendement het plan van het kabinet verandert. Dat amendement leidt ertoe dat bij een miljoen gezinnen met jonge kinderen, waarbij beide partners gaan werken, de combinatiekorting die in het vooruitzicht was gesteld, bijna helemaal wordt afgepakt. Dat is een belastingverhoging die oploopt tot €600. De heer Bashir moet het toch met mij eens zijn dat het verhaal over koopkracht dan wat hol klinkt? Mijn tweede vraag is hoeveel banen de heer Bashir met dat voorstel vernietigt.

De heer Bashir (SP):
U zegt dat er zes koekjes in het vooruitzicht waren gesteld. Die koekjes waren door het kabinet in het vooruitzicht gesteld terwijl anderen helemaal geen koekjes kregen. Wat wij doen, is die zes koekjes eerlijk verdelen: drie naar de mensen die eenverdiener zijn en drie naar de mensen die tweeverdiener zijn. Dat is volgens ons veel eerlijker.

Als het gaat over banen, wijs ik erop dat die banen nog steeds gecreëerd worden. Nog steeds krijgen de tweeverdieners er namelijk een koek bij, zoals de heer Van Weyenberg het uitdrukte. Het kabinet deelt er zes uit en volgens de heer Van Weyenberg nemen deze partijen er vijf weer af. Dan krijgen ze er nog steeds een koekje bij en dus gaan ze er nog steeds op vooruit.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Deze combinatie van de SP en de christelijke partijen is een verrassende ontwikkeling. Als dit amendement de eindstreep haalt, betekent dat dan ook dat de SP gaat instemmen met het Belastingplan?

De heer Bashir (SP):
Dit is geen nieuwe ontwikkeling. De SP-fractie heeft al in 2009 Kamervragen gesteld over dit fenomeen. De verschillen tussen tweeverdieners en eenverdieners waren toen veel kleiner dan nu. In de afgelopen jaren is dat verschil alleen maar toegenomen. Als je belastingen wilt heffen, dan moet je er wel voor zorgen dat daarvoor draagvlak is in de samenleving. Je kunt het mensen niet uitleggen als zij twee keer zo veel belasting betalen als hun buurman die verder in dezelfde situatie zit, met hetzelfde inkomen enzovoorts. Wij willen dus dat er in de samenleving draagvlak is voor de belastingen. Dan moet je ervoor zorgen dat het bedrag dat wordt opgehaald bij gezinnen die bestaan uit tweeverdieners evenredig is aan het bedrag dat bij eenverdieners wordt opgehaald. Als het amendement van de SGP, de ChristenUnie en de SP wordt aangenomen, dan zal er nog steeds verschil zijn, maar dat zal wel veel minder groot zijn. Uiteindelijk zullen we pas bij de stemmingen over de amendementen besluiten of we voor of tegen het Belastingplan zullen stemmen. Ik heb echter wel duidelijk gemaakt dat voor ons de grens tussen de derde en de vierde schijf zwaar weegt. Als de PvdA en de VVD voor sociaal en groen willen gaan, dan kunnen ze dat. Er is een alternatief waar zij voor kunnen kiezen, ook in de Eerste Kamer. Wij zijn inderdaad bereid om te bekijken of we het Belastingplan kunnen steunen, maar dan moet er meer komen dan alleen dit amendement.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Begrijp ik de heer Bashir goed dat het veranderen van die grens bij de derde schijf voor de SP een heel belangrijke voorwaarde is?

De heer Bashir (SP):
Dat is voor ons een heel belangrijk punt. Uiteindelijk willen wij ervoor zorgen dat de inkomens- en vermogensongelijkheid in Nederland afneemt. Dat realiseer je niet als je de grens van de derde en vierde schijf nog verder verhoogt. Dat geld kun je namelijk ook inzetten voor iedereen, zowel voor de hoge als de lage inkomens. Daarmee creëer je eveneens veel meer bestedingseffecten.

De SP pleit er, zoals ik al zei, al vanaf 2009 samen met de SGP voor om de ongelijkheid tussen alleenverdieners en tweeverdieners te verkleinen. Wij staan dus heel sympathiek tegenover het verkleinen van de ongelijkheid en dat geldt ook voor het voorstel dat door het kabinet op dit punt gedaan is. Er moet echter ook meer een visie achter zitten. Zijn we er al, nu de eerste stap wordt gezet? Is dan het probleem opgelost? Volgens mij is dat niet zo. Ik denk dat het van belang is dat we hier nog nader over debatteren en ook voor onszelf uitmaken wat acceptabel is. In D66-termen gesproken valt bijvoorbeeld te denken aan banenreductie. Wat is op dit punt acceptabel? Welk verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners is acceptabel? Ik denk dat het goed is om hier nog nader over te spreken. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij bereid is om hiertoe een aanzet te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een brief.

Dan kom ik op de vermogens. Ik had het al over de ongelijkheid van inkomens. Die is in Nederland opgelopen, maar valt nog mee in vergelijking met andere landen. Dat gaat echter niet op voor de vermogensongelijkheid in Nederland. De rijkste 10% van de Nederlanders heeft inmiddels 66% van al het vermogen. Volgens hoogleraar Bas van Bavel zit Nederland qua vermogensverdeling in de internationale top en is de rijkdom hier net zo ongelijk verdeeld als in de Verenigde Staten. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ondermijnt ongelijkheid de democratie. Mensen die hun uiterste best doen om mee te komen maar te weinig hebben om van te leven, verliezen hun vertrouwen in de samenleving als geheel.

Het is van groot belang om de vermogensongelijkheid terug te dringen, om de rijkdom iets eerlijker te verdelen. Er is namelijk genoeg voor iedereen. De SP-fractie heeft daarom het plan gepresenteerd om een miljonairsbelasting in te voeren. Van de rijkste 157.000 huishoudens wordt op deze manier een extra bijdrage gevraagd. Mensen die meer dan 1 miljoen aan vermogen bezitten, gaan over het vermogen boven het miljoen 1% belasting betalen. Dat is een bescheiden bijdrage voor deze mensen met zo veel bezit.

Ik heb de aanpassing van box 3 een stap in de goede richting genoemd. Kleine spaarders worden ontzien en vermogenden gaan meer bijdragen. Ik mis echter de ambitie om te komen tot een systeem waarin werkelijk behaalde rendementen worden belast, zoals de SP-fractie voorstelt. Ik geloof niet dat wij nu even kunnen regelen dat per 2016 werkelijk behaalde rendementen worden belast. Ik zie dat er hobbels moeten worden genomen en knopen moeten worden doorgehakt. Ik geloof echter niet in het argument dat wij het in de nabije toekomst niet kunnen doen. Het kan wel, als we het echt willen. De staatssecretaris zegt dat banken al veel bijhouden over vermogenswinsten, maar dat deze informatie niet overal op dezelfde manier wordt bijgehouden en gedeeld. Maar zoals de heer Omtzigt al zei: de wetgever is de enige die ervoor kan zorgen dat banken deze gegevens in de toekomst wel uniform en structureel leveren. Is de staatssecretaris bereid deze handschoen op te pakken? Ik wil met de staatssecretaris afspreken dat hij in het Belastingplan 2017 met voorstellen komt om per 2018 een vermogenswinstbelasting in te voeren. Wat ons betreft kunnen we beginnen met de vermogenswinsten, die vrij eenvoudig door de financiële instellingen kunnen worden bijgehouden en gedeeld. De rest, bijvoorbeeld de inkomsten uit onroerend goed, is dan nog even voor de verdere toekomst. Ik krijg hierop graag een reactie.

Op verzoek van de heer Groot, en in mindere mate van mijzelf, heeft de staatssecretaris de buitenlandroute voor dga's gedicht. De SP-fractie is daar zeer tevreden over. Ik ben ook blij met de toezegging dat de staatssecretaris met zijn ambtenaren in kaart gaat brengen hoe box 3 kan worden ontweken. Het staat vast dat dit gebeurt. Dat er in de toekomst nog meer zal worden ontweken als we niet goed naar box 2 kijken, is ook wel zeker. Het CPB heeft hierover onlangs een interessante notitie uitgebracht. Volgens het CPB worden beslissingen over het stallen van vermogen ingegeven door fiscale motieven omdat er een lappendeken van belastingen op kapitaal is ontstaan. Is de staatssecretaris bereid om ook de vele mogelijkheden te bekijken die dga's hebben om belastingheffing bijna eindeloos uit te stellen? En is de staatssecretaris bereid om te kijken naar een meer uniforme manier van het belasten van kapitaal, zoals het CPB voorstelt?

Naast de voorgaande punten omtrent inkomens- en vermogensongelijkheid is wat de SP-fractie betreft meer ambitie nodig om echt in te zetten op vergroening. Met ons is te praten over verschillende vergroeningsvoorstellen. Vorig jaar hebben we voorstellen ingediend en dit jaar zijn er ook veel voorstellen langsgekomen. Denk aan maatregelen bij de energiebelasting voor grootverbruikers. Denk aan aardgas. Denk ook aan de Mautheffing, de verbrandingsbelasting en het niet afschaffen van de kolenbelasting. Dit zijn allemaal vergroeningsmaatregelen die kunnen worden gebruikt om de lasten op arbeid te verlagen. Ziet de staatssecretaris nou echt nergens ruimte? De staatssecretaris doet het voorstel om de belastingen op aardgas te verhogen en met de opbrengsten iets te doen aan het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners. Dat is een mooie eerste stap, maar wat de SP-fractie betreft is het zeker niet voldoende. Hierdoor wordt ook het verschil tussen werkenden en niet-werkenden ook weer verhoogd. Ik vraag de staatssecretaris of dit klopt. De SP wil dat er een vergroeningsschuif komt, die extra doet voor niet-werkenden zoals ouderen, en die tegelijkertijd zorgt voor meer banen door het tarief van de eerste belastingschijf te verlagen, of de algemene heffingskorting, ouderenkorting en arbeidskorting te verhogen. Graag een reactie.

Dan nog een technische vraag. De staatssecretaris schuift nu ook geld naar de kindregelingen. Die zijn volgens mij niet fiscaal. Zoals ik het begrepen heb, is het ook in strijd met de begrotingsregels van het kabinet. Kan de staatssecretaris hierop ingaan? Zoals ik het begrepen heb, mogen wij als Kamer namelijk belastingverhogingen ook niet inzetten om uitgaven te verhogen. Of wordt vanaf nu van dat beleid afgeweken? In dat geval heeft de SP namelijk nog wel een wensenlijstje. Graag een reactie.

Het lijkt erop dat de staatssecretaris en de coalitiepartijen vooral hun blik op de SGP, de ChristenUnie en het CDA hebben gericht, om in de Eerste Kamer steun te vinden. Wat de SP betreft is er wel degelijk een haalbaar alternatief, een sociaal-groen alternatief, dat meer banen oplevert en ook wat doet aan de inkomens- en vermogensongelijkheid. Dat alternatief heeft ook in de Eerste Kamer een meerderheid. Ik zou de coalitiepartijen en de staatssecretaris daarom willen oproepen verder te kijken dan de drie christelijke partijen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat was een beetje een calimero-oproep op het laatst, zo van: hallo, wij willen ook meedoen, wij zijn ook oppositie, wij zijn ook constructief. Tot nu toe was de SP samen met ons altijd de echte oppositiepartij, die al die plannen van dit kabinet afschoot. Nu is de SP opeens in een constructieve rol terechtgekomen en zegt zij ook graag te willen meepraten, meeonderhandelen en meedoen. De vraag is: welke amendementen van de SP moeten worden aangenomen opdat zij voor het Belastingplan stemt?

De heer Bashir (SP):
De SP-fractie is er in de Tweede Kamer niet om alleen oppositie te voeren. Wij zijn er ook om iets te bereiken. Als wij hier heel veel zaken voorstellen en het kabinet ze overneemt, waarom zouden we dan niet voor het totale pakket stemmen? Anders kun je net zo goed vanaf het begin geen voorstellen doen omdat je toch tegen gaat stemmen. Dan word je volgens mij niet serieus genomen. Wij hebben een aantal voorstellen ingediend, bijvoorbeeld over de grens tussen de derde en vierde schijf. Wij willen die middelen op een andere manier inzetten: niet alleen voor de mensen met de hoogste inkomens, maar voor iedereen, zodat iedereen erop vooruitgaat, zowel de mensen met de lage inkomens als de mensen met de hoge inkomens. Als dat voorstel wordt aangenomen, hebben wij volgens mij een hele stap vooruit gezet. Wij hebben ook voorstellen gedaan om iets met vergroening te doen: als je de milieubelasting iets verhoogt, kun je de opbrengsten daarvan inzetten voor het creëren van meer banen. Wij hebben ook voorstellen gedaan om het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners te verkleinen. Dat zijn allemaal voorstellen die wij gedaan hebben. Wij hopen dan ook dat het kabinet en de verschillende fracties in de Kamer naar die voorstellen willen kijken.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Eigenlijk zegt de heer Bashir: verkort de grens van de derde schijf een beetje en geef iedereen wat belastingverlichting, dus nivelleer wat meer. Volgens mij is er in Nederland nog nooit zo veel genivelleerd als in de afgelopen drie jaar, maar als er nog een stapje meer genivelleerd wordt, is de SP-fractie om en stemt zij voor het Belastingplan. Maar dan wil ik de SP-fractie ook nooit meer horen over andere zaken waarover zij hier staat te toeteren, zoals de ouderenzorg en het sluiten van de verpleeghuizen. Volgens de SP-fractie is het allemaal zo slecht, maar zij houdt dit kabinet in het zadel door het Belastingplan te steunen. Zij steunt dus eigenlijk alle voorgaande maatregelen van het kabinet, inclusief die op het terrein van de ouderenzorg. Dat moet de heer Bashir zich wel realiseren. Als hij toegeeft dat de SP-fractie nu constructief is, het verleden vergeet en naar de toekomst kijkt, is hij een vent.

De heer Bashir (SP):
Als ik het goed begrijp, gaat de PVV-fractie hoe dan ook tegenstemmen. Wij zullen straks ook geen voorstellen van de PVV-fractie horen, want zij gaat toch tegenstemmen. Wij hebben hier een aantal goede voorstellen gedaan. Dat is ook het werk van een parlementariër. Het gaat niet om het naar huis sturen van een kabinet, maar om het doen van goede voorstellen die het land beter maken.

Ik kom even terug op de grens tussen de derde en vierde schijf. De derde schijf wordt in de voorstellen van het kabinet verlengd. Doordat de derde schijf groter wordt gemaakt, gaan mensen die meer dan €65.000 verdienen, over €10.000 aan inkomen 42% in plaats van 52% belasting betalen. Dat is dus €1.000 aan belastingvoordeel voor mensen die meer dan €65.000 verdienen. Wij vinden dat dit geld naar iedereen moet en niet alleen naar mensen die meer dan €65.000 verdienen.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mijnheer Bashir, en excuses dat mijn microfoon nog openstond toen ik moest niezen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Gezondheid nog, voorzitter. Dat was een bijzonder moment, waarop de PVV de SP opriep om toch vooral destructief te blijven. Zo leer je nog eens iets op zo'n avond.

Voorzitter. Ons belastingstelsel uit 2001 is aan een flinke vernieuwing en grote verbouwing toe. Het is ingewikkeld, het barst van de aftrekposten en vrijstellingen en — dat is het allerslechtst — het remt de werkgelegenheid. De sluipmoordenaar, zo noemde de staatssecretaris de beruchte wig tussen wat een werkgever moet betalen aan loonkosten en wat iemand aan nettoloon overhoudt, wat heel weinig is. Door de hoge belasting op arbeid is het in dienst nemen van werknemers duur voor werkgevers en houdt een werknemer van zijn of haar werk weinig over. Dat motiveert natuurlijk niet genoeg om de stap naar werk te zetten of om bijvoorbeeld een dag extra te gaan werken. Het uitgangspunt van D66 voor deze belastinghervorming is dat het meer moet gaan lonen om te werken en mensen in dienst te nemen. Ook is D66 voor vergroening. Ondanks het herstel van de economie blijft de werkloosheid hoog. Er staan nog steeds 600.000 mensen onvrijwillig aan de kant. De inmiddels beroemde 5 miljard euro had de smeerolie moeten zijn voor een belastingherziening die per saldo de lasten op arbeid veel forser zou weten te verlagen. Dit was een kans om met kracht de aanval te openen op de werkloosheid, maar ik kan slechts concluderen dat die draaideurcrimineel nu misschien wat wordt afgeremd, maar nog steeds zijn vernietigende werk op de arbeidsmarkt kan doen. Het kabinet heeft de kans op een ambitieuze belastingherziening laten lopen. Dat zegt niet alleen D66, maar dat zeggen ook de Raad van State, de Rekenkamer, het Centraal Planbureau en sinds vandaag ook het IMF. Het IMF heeft zich vandaag namelijk aangesloten bij de grote groep landen die zegt dat Nederland die belastingen fors moet hervormen.

De heer Groot (PvdA):
Even een correctie. Het klopt dat de Raad van State heeft gezegd dat er sprake is van een gemiste kans, maar dat slaat net zo goed op D66 en de oppositiepartijen. Er zijn kansen gemist, er zijn ook wel kansen benut. Voor zover de Raad van State die opmerking maakte, sloeg die net zo goed op D66.

De heer Van Weyenberg (D66):
De laatste keer dat ik een rapport van de Raad van State las, was dat een advies aan het kabinet over het ingediende Belastingplan. Er kan over veel verschil van mening zijn tussen de heer Groot en mij, maar toch niet over het feit dat dit Belastingplan, dat niet de beloofde 100.000 banen oplevert maar slechts 35.000, echt een plan van het kabinet was en niet van mijn partij. Dus de heer Groot kan mij op dat vlak niet veel verwijten maken. Dat advies van de Raad van State sloeg toch echt op het Belastingplan, zoals de Raad van State daar elk jaar opmerkingen bij maakt.

De heer Groot (PvdA):
Het sloeg op het Belastingplan en de gemiste kans sloeg erop dat de politiek hier in het algemeen een kans heeft gemist. Daarvan maakt ook D66 deel uit, dat is weggelopen bij de onderhandelingen, juist op een moment dat er zaken konden worden gedaan.

De heer Van Weyenberg (D66):
Het zwartepieten bij de coalitie is al een aantal dagen aan de gang, maar de kern is natuurlijk dat de coalitie verdeeld was en dat de ambitieuze plannen er niet lagen. Als ik gewoon kijk naar wat er nu ligt, dan is dat een plan waarin het kabinet 100.000 banen belooft maar die niet levert. Mijn deur staat altijd open om te zorgen voor veel meer banen, veel meer vergroening, veel meer hervorming, maar het kabinet heeft die kansen laten lopen. Daarover is de Raad van State kritisch, maar ook internationale organisaties en het CPB. Zelfs PvdA-hoogleraar Flip de Kam had een vrij vernietigend stuk over het feit dat de 5 miljard onvoldoende wordt gebruikt om banen te creëren. Als de heer Groot zich daar misschien door wil laten inspireren, zou dat mijn dag ook beter maken.

De heer Tony van Dijck (PVV):
D66 tamboereert er voortdurend op dat zij zoveel banen weet te creëren, maar de enige manier om banen te creëren is met lastenverlichting en niet met lastenverschuiving. Dat doet D66. Mijn vraag gaat over iets anders. U hebt het erover dat wij mensen moeten stimuleren om wat meer te gaan werken, vijf in plaats van vier dagen. Dan snap ik niet waarom D66 er zo fel tegen gekant is om iets te doen voor die kostwinners. Immers, een kostwinner op het minimumloon gaat naar modaal, gaat dan €16.000 meer verdienen en houdt daarvan nog geen €2.000 over. Hij levert 90% in van bijna een verdubbeling van zijn salaris. Dat gebeurt als hij van drie naar vijf dagen gaat. Maar een kostwinner zou wel gek zijn om van drie naar vijf dagen te gaan, want dat doet hij voor slechts 10%.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben het graag met de heer Van Dijk eens dat wij moeten zorgen dat ook een kostwinner erop vooruitgaat. Ik kijk even naar het plan dat wij hebben ingediend, waarin een kostwinner op modaal of op het minimumloon er door het verhogen van de arbeidskorting bijna €200 op vooruitgaat. Dus de heer Van Dijk wordt, misschien tot zijn verbazing, op zijn wenken bediend.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Van Weyenberg loopt zo weg met dit Belastingplan maar wil niks doen aan de verhouding tussen alleenverdieners, alleenstaanden en kostwinners. Dat kost banen en dat moeten we niet willen, maar hij wil wel mensen prikkelen om een extra dag te gaan werken. Deze prikkel is een perverse prikkel voor kostwinners. Daarom nogmaals mijn vraag waarom hij dan niet serieus kijkt naar amendementen of voorstellen die iets willen doen voor die kostwinners?

De heer Van Weyenberg (D66):
In het plan dat wij hebben ingediend gaat die kostwinner met een modaal inkomen of met een minimumloon er €175 arbeidskorting op vooruit. Dus daar zijn wij voor. Maar tegelijkertijd — daar scheiden dan blijkbaar de wegen van de heer Van Dijk en mij — ga ik dat soort plannen niet betalen door een miljoen gezinnen met jonge kinderen waarvan de ouders allebei willen werken tot €600 belastingverhoging te geven. Als dat wel is wat de heer Van Dijk wil, dan moet hij zich volgens mij heel snel melden bij de heer Dijkgraaf, mevrouw Schouten en de heer Bashir, want dan kan er nog een handtekening onder hun amendement komen. Ik vind dat geen goed amendement, want het leidt tot hogere belastingen voor groepen. Ik dacht dat ook de heer Van Dijk daarop tegen was. En het kost volgens mij ook nog eens hartstikke veel banen.

Het kabinet beloofde 100.000 banen en daar bleef uiteindelijk een derde van over. Wij hebben een uitgebreide behandeling gehad. Ik dank ook op deze plek nogmaals de medewerkers van de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording die wij hebben gekregen en natuurlijk ook de staatssecretaris zelf. Het was allemaal de schuld van het model. Dat heb ik daaraan overgehouden. Het model was veranderd, dus hoe kan iemand het kabinet nou toch aan die belofte van 100.000 banen houden? Ik heb wel eens sterkere redeneerlijnen gehoord. Er ligt een alternatief Belastingplan. Als je kritiek hebt, moet je namelijk ook met een eigen voorstel komen, vind ik. Dat heeft D66 gedaan. Met dat plan kunnen wij, onder meer door te vergroenen — daarin heeft de heer Van Dijck helemaal gelijk en daar ben ik trots op — de lasten op arbeid met meer dan 10 miljard euro verlagen. Daarmee kunnen wij het aantal banen op termijn verdubbelen. Wij verhogen in dat plan de arbeidskorting, wij verhogen de kinderopvangtoeslag en wij verhogen de combinatiekorting die werkende ouders met jonge kinderen ontvangen als zij allebei werken. Daar moet het namelijk om gaan. Werken moet gaan lonen, meer werken moet gaan lonen en het moet voor een werkgever goedkoper wordt om iemand in dienst te nemen. Wij spraken over het alternatieve plan bij de Algemene Politieke Beschouwingen, bij de Algemene Financiële Beschouwingen en tijdens het wetgevingsoverleg over dit Belastingplan, dat in totaal een uur of achttien duurde. Tot nu toe was het enthousiasme bij het kabinet en bij de coalitie gematigd om iets te doen met die plannen voor meer ambitie, meer banen en minder vervuiling. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg gezegd: wellicht is driemaal scheepsrecht. Ik blijf optimistisch; wellicht is vandaag viermaal scheepsrecht.

Niet alleen werden er bij de Algemene Politieke Beschouwingen moties van de SGP en D66 weggestemd voor het lokale belastinggebied, om de lasten op arbeid fors te kunnen verlagen, wat goed is voor de werkgelegenheid. Er werden ook moties over vergroening weggestemd. Moties die waren ingediend door partijen die samen goed zijn voor zeventien zetels in de Senaat, werden weggestemd door de coalitie. Een voorstel voor een andere behandeling van vreemd en eigen vermogen werd weggestemd door de coalitie. Mijn partij heeft voorstellen gedaan en zal dat blijven doen, maar wij moeten helaas constateren dat het kabinet tot nu toe de blik blijkbaar op anderen wendt. Dat mag, maar dat leidt wat mij betreft wel tot een ongelukkige uitkomst, zeker als wij straks een miljoen gezinnen met jonge kinderen daardoor honderden euro's zwaarder gaan belasten, met al het baanverlies tot gevolg.

De vraag is natuurlijk wel waar dit gaan eindigen. In het wetgevingsoverleg deed de staatssecretaris een openingsbod. Hij bood 100 miljoen voor de kinderbijslag. Ik gun iedereen de kinderbijslag, maar de conclusie was dat dit tot beperkt minder banen zou leiden. De staatssecretaris gaf dat eerlijk toe en dat waardeer ik, maar hiermee is het kabinet wel op een hellend vlak gekomen, het hellend vlak om het toch al niet grote aantal van 35.000 banen verder te laten dalen. Ik heb hierover ook nog wel een vraag, want tijdens deze debatten besloot het kabinet opeens om de Zondagswet toch maar niet in te trekken, hoewel daar in de Kamer breed om was gevraagd. Het gaat om een wet uit 1953 voor zondagsrust en tegen het verstoren van kerkdiensten. Ik zou nooit een kerkdienst willen verstoren, maar de kern is natuurlijk dat die wet mensen allerlei dingen verbiedt op zondag. Een ruime Kamermeerderheid wilde daarvan af, maar de minister van Binnenlandse Zaken heeft opeens, als een donderslag bij heldere hemel, besloten om de bewuste intrekkingswet niet in te dienen. Kan de staatssecretaris vandaag uitsluiten dat hierbij de gewenste steun van de drie christelijke partijen voor het Belastingplan op geen enkele wijze een rol heeft gespeeld? Ik denk dat de heer Dijkgraaf dat ook wel wil weten.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ben inderdaad zeer benieuwd naar het antwoord. Dat gaan wij gewoon afwachten, want wij spreken nu tenslotte met de staatssecretaris van fiscale zaken.

Mijn vraag gaat over de overdraagbare heffingskorting. Als ik de heer Van Weyenberg zo beluister, is hij daar geen voorstander van, om maar een understatement te gebruiken. Ik zie hem bevestigend knikken. Is de heer Van Weyenberg op de hoogte van het feit dat de D66-fractie heeft ingestemd met de overdraagbare heffingskorting voor mensen met een uitkering?

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben mij ervan bewust dat de afbouw van de overdraagbaarheid door dit kabinet vertraagd in de bijstand wordt ingevoerd; dat klopt. Ik constateer echter dat de heer Dijkgraaf hier een principieel debat wenst te voeren over de aanrechtsubsidie, zoals ik die graag noem. Ik weet dat hij er andere woorden voor kiest. Vanuit de heer Dijkgraaf begrijp ik dat, want hij heeft hier altijd voor gepleit. Mijn kritiek richt zich dan ook helemaal niet op hem. Mijn kritiek, of mijn zorg, richt zich op twee coalitiepartijen die dat mogelijk gaan steunen.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat was mijn vraag helemaal niet. Mijn vraag was hoe het kan dat D66 hier gigantisch hoog van de kerktoren blaast en er zelfs relevante wetten dienaangaande bij haalt, terwijl de D66-fractie tijdens deze kabinetsperiode in de verzamelwet over 2013 zonder enige vraag over de overdraagbare heffingskorting en het referentieminimumloon unaniem heeft ingestemd met de aanrechtsubsidie voor mensen met een uitkering. Het mag dus wel voor mensen met een uitkering, maar niet voor mensen die werken, mijnheer Van Weyenberg? Dat is blijkbaar de logica van de D66-fractie anno 2015.

De heer Van Weyenberg (D66):
Maar het is breder. Dat kan voor de heer Dijkgraaf geen verrassing zijn. Het plan dat hij vandaag indient met mevrouw Schouten en met tot mijn verbazing …

De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter, met permissie, maar dat is mijn vraag niet. Mijn vraag gaat over het referentieminimumloon en niet over ons eigen voorstel. Daar komen wij straks wel op bij mijn inbreng. Dan kan de heer Van Weyenberg interrumperen. Ik ben op zoek naar de consistentie van de D66-fractie.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, omdat hier een plan ligt dat ervoor zorgt dat werken minder gaat lonen. Daar is mijn fractie tegen. Dat kan de heer Dijkgraaf toch, met alle respect, niet verbazen?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Maar dat geldt toch ook voor mensen met een uitkering? Wij hebben hier een Verzamelwet SZW behandeld. In het schriftelijk verslag zag ik geen enkele vraag. Er werd niet om stemming gevraagd. Het werd gewoon unaniem aangenomen. Al die leden van de D66-fractie zeiden gewoon: prima plan, doen!

De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, en dat zeggen wij dus nu duidelijk niet bij het plan dat de heer Dijkgraaf vandaag presenteert.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De heer Van Weyenberg was altijd de koning van de suggestie en is dat vandaag weer. Hij suggereert nu dat er allerlei verbanden zijn met andere wetsvoorstellen. Ik ben ook benieuwd hoe de staatssecretaris dat ziet, maar dat horen wij dan nog wel. Ik heb de heer Van Weyenberg tijdens het wetgevingsoverleg ook al de volgende vraag gesteld. Wat is zijn boodschap aan al die gezinnen en al die mensen die bijvoorbeeld een kind of een partner hebben met een chronische ziekte of handicap, of die niet vrijwillig werkloos zijn geworden en geen WW-uitkering meer hebben, als hij zo smalend spreekt over een aanrechtsubsidie?

De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn boodschap is dat een gezin waarin alleen de man of de vrouw werkt voor een modaal loon of een minimumloon — in de praktijk is het meestal toch een gezin waarin alleen de man werkt — in het plan van D66 er €175 arbeidskorting op vooruitgaat. Daar loop ik helemaal niet voor weg. Ik loop wel weg voor de keuze die mevrouw Schouten maakt en die zij mag maken, om ouders met jonge kinderen die ervoor kiezen om allebei te werken, tot €600 hogere belastingen te geven. Daarin maakt mijn fractie een heel andere keuze. Overigens heeft de staatssecretaris de suggestie gedaan om het bedrag van 4 miljoen euro voor ouders van wie de een niet kan werken vanwege de zorg voor een ernstig ziek of gehandicapt kind — de TOG-plus, voor de insiders — een beetje te verhogen. Dat vind ik ook een prima plan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Onderkent de heer Van Weyenberg dat het Belastingplan zoals het er nu ligt, ertoe kan leiden dat het verschil tussen een eenverdieners- en tweeverdienersgezin tot €8.000 per jaar kan oplopen, dat wij dan misschien zelfs wel een voorstel over de TOG-plus indienen om gezinnen met een ernstig ziek of gehandicapt kind tegemoet te komen, maar dat dat nooit die €8.000 zal overbruggen? Kortom, ik heb twee vragen. Onderkent de heer Van Weyenberg dat de cijfers kloppen en dat het op kan lopen tot €8.000? En onderkent hij ook dat alle maatregelen die hier of daar worden voorgesteld, die €8.000 nooit overbruggen?

De heer Van Weyenberg (D66):
Daar heeft de staatssecretaris bij het wetgevingsoverleg een helder antwoord op gegeven. Je kunt voorbeelden zoeken — die cijfers van mevrouw Schouten kloppen vast; ik heb geen enkele reden om die in twijfel te trekken — waarin dat verschil groot is. Dat is inherent aan een stelsel met individuele belastingen en met een progressief tarief. Maar wij kiezen in dit Belastingplan voor het laten lonen van werken en meer werken. Daar zijn alle maatregelen in het plan van D66 op gericht. Dat is ons doel. Tegelijkertijd hebben wij ook oog voor de inkomens van eenverdieners, want wij verhogen de arbeidskorting voor hen als ze een modaal of minimumloon hebben.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter, ik beloof voor de rest zeer terughoudend te zijn met interrupties, maar dit is een van de prangende zaken in dit debat.

Ik zie ineens een mooie opening bij D66, want ik hoor de heer Van Weyenberg zeggen: voor mensen die die keuze niet hebben, bijvoorbeeld omdat ze een gehandicapt kind hebben, is die TOG-plus prima. Maar is hij er ook van op de hoogte dat 75% van de eenverdieners die vrije keuze niet heeft omdat zij geen baan kunnen vinden of omdat zij een studerende, oudere, chronisch zieke of gehandicapte partner hebben? Mag ik zijn woorden zo interpreteren dat hij vindt dat er voor die groepen wel degelijk een tegemoetkoming moet zijn?

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ga hetzelfde antwoord geven als in het wetgevingsoverleg. Dat zal de heer Dijkgraaf al dan niet plezierig stemmen. Wij stellen maatwerkoplossingen voor voor de groep waarbij mantelzorg is gegeven aan een ernstig ziek of gehandicapt kind thuis: de TOG-plus. Overigens breng ik in herinnering dat wij over die TOG-plus ooit in een andere constellatie een afspraak hebben gemaakt met het kabinet. De heer Dijkgraaf kan mij dus niet verwijten dat ik geen oog zou hebben voor deze groep. Het is een maatwerkoplossing. Tegelijk leiden de plannen die wij indienen tot veel meer banen, waardoor het steeds meer gaat lonen om allebei te gaan werken, als men dat wilt. Dat is inderdaad een keuze die mijn fractie maakt. Nogmaals: de heer Dijkgraaf maakt andere keuzes. In het verkiezingsprogramma van de SGP wordt 1,3 miljard op de kinderopvang bezuinigd. Dat zijn keuzes, maar niet die van D66.

De heer Dijkgraaf (SGP):
We trokken inderdaad samen op voor de TOG. Dat was toen mooi. Ik hoop dat we dat nu weer kunnen doen, maar het betreft natuurlijk maar een heel beperkte groep mensen. Maar 3% van de eenverdieners heeft een gehandicapt kind dat om die reden niet kan werken. Ik ben op zoek naar die andere 72%, van wie de heer Van Weyenberg zegt dat ze zouden moeten gaan werken. Deze mensen zouden ook wel willen, maar ze kunnen helemaal niet, omdat ze chronisch ziek zijn, gehandicapt zijn, geen baan kunnen vinden, of omdat ze studeren of te oud zijn. Als iemand die keus niet heeft, dan moet je hem daar toch niet voor afstraffen?

De heer Van Weyenberg (D66):
Overigens legt de heer Dijkgraaf mij nu woorden in de mond. Ik heb helemaal niet gezegd wat iemand moet. Ik heb gezegd dat ik ervoor wil zorgen dat het loont om, ook allebei, te gaan werken. Bij de SGP gaan de belastingen voor die groep omhoog, bij mij niet. De kern is natuurlijk wel dat, als je naar de belastingdruk kijkt, het volgende geldt. Dat voorbeeld van die 8.000 zal vast wel kloppen, maar de gemiddelde belastingdruk is 21,5% voor tweeverdieners en 24,5% voor eenverdieners. Ik vind dat de heer Dijkgraaf die relativering zelf wat vaker zou mogen aanbrengen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
D66 tamboereert erop dat het niet ten koste mag gaan van de IACK. Het ziet er echter naar uit dat, wil dit Belastingplan überhaupt door de Kamer, de IACK eraan moet geloven. De vraag is dus wat D66 doet als er 300 miljoen van de IACK af gaat. Of had de heer Van Weyenberg zich dat zelf ook wel gerealiseerd?

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Van Dijck lijkt wel helderziend. Mijn fractie is heel kritisch over het gebrek aan ambitie in het Belastingplan. Het moge helder zijn dat, als we met dit voorstel in die zin een stap terugzetten en de belastingen voor mensen met jonge kinderen die er beiden voor kiezen om te gaan werken, fors worden verhoogd, de steun van mijn fractie steeds verder uit beeld raakt.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Steeds verder uit beeld. Kunt u dat iets nader specificeren? Hoever is het uit beeld?

De heer Van Weyenberg (D66):
Het is heel ver uit beeld. Ik snap dat de heer Van Dijck er moeite mee heeft als je af en toe misschien niet vol op het orgel gaat, maar volgens mij was "uit beeld raken" al best duidelijk.

Ik heb een vraag gesteld over de Zondagswet. Ik insinueer niets, maar ik wil het wel weten, zo zeg ik tegen de collega's Schouten en Dijkgraaf. Heeft het debat over het Belastingplan enigerlei wijze een rol gespeeld bij het toch verrassende en bij mijn fractie ook enigszins onnavolgbare besluit van het kabinet om een heel breed gedeelde wens in de Kamer te negeren, en de Zondagswet niet in te trekken.

Ik had het over de glijdende schaal van de toezegging in het openingsbod van de staatssecretaris, waarbij er sprake was van beperkt banenverlies. Nogmaals, ik ben blij dat hij dat ook eerlijk toegaf. Er liggen echter ook andere voorstellen. Het CDA wil de combinatiekorting afschaffen, de belasting verhogen voor gezinnen waarvan beide ouders werken, en dat geld gebruiken voor de kinderbijslag. Daar was de heer Omtzigt helder over. Voor het CDA vind ik het een wat verrassende wending: lastenverhoging gebruiken voor een uitgavenverhoging. Maar goed, dat is een keuze. De heer Omtzigt heeft dat net gepassioneerd verdedigd. Kan de staatssecretaris vandaag bevestigen dat dat dus toch wel gewoon 13.000 banen kost? Het lijkt mij goed om dat in dit debat scherp te hebben.

Inmiddels ligt er ook een amendement van de ChristenUnie, de SGP en, tot mijn lichte verbazing, de SP voor het deels in ere herstellen van de overdraagbare heffingskorting, de aanrechtsubsidie. Dat zou wat mijn fractie betreft toch een trendbreuk zijn. Hoeveel banen kost dat amendement, zo vraag ik de staatssecretaris, dat aan de ene kant de aanrechtsubsidie voor een deel in ere herstelt, en aan de andere kant de belastingen voor werkende ouders met jongere kinderen fors verhoogt? Laten we niet vergeten dat vrouwen 60 jaar geleden nog op de dag van hun huwelijk ambtshalve werden ontslagen als ze bij de overheid werkten. Zij moesten dan toegewijd echtgenote, moeder en huisvrouw zijn. Pas 6 jaar geleden zijn we de aanrechtsubsidie gaan afbouwen, overigens onder aanvoering van een premier van CDA-huize. Dat dan weer wel, zo zeg ik tegen de heer Omtzigt. We zijn daar tot 2024 mee bezig. Ik zie de heer Omtzigt bij de interruptiemicrofoon staan, maar ik vraag hem of ik even mijn blokje mag afmaken.

De voorzitter:
Ik hoor de heer Omtzigt zeggen dat het mag. Het mag ook van mij.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dan maakt u mijn avond helemaal goed. Dat geldt voor u allebei.

Het is een lange strijd geweest en Nederland is van ver gekomen, maar nog altijd is een derde van de vrouwen in de leeftijdscategorie van 25 tot 50 jaar niet economisch zelfstandig. Van alle vrouwen in Nederland in de werkende leeftijd is nog maar de helft economisch zelfstandig. Dat maakt hen kwetsbaar in het geval van een scheiding of als zij weer aan het werk willen als de kinderen het huis uit zijn of naar de middelbare school gaan. Dan is het namelijk lastig om een baan te vinden. Op dat punt maakt D66 inderdaad een andere keuze. Wij kiezen ervoor om het juist aantrekkelijk te maken dat beide partners werken. Daarom hebben wij in ons plan de lasten voor deze groepen juist niet verhoogd maar verlaagd. Deze groepen gaan er in ons plan dan ook fors op vooruit als beide partners werken.

De heer Omtzigt (CDA):
Als iemand die €10.000 verdient ineens €12.000 gaat verdienen en dus wat meer in eigen inkomen gaat voorzien, hoeveel heeft die persoon dan aan die IACK?

De heer Van Weyenberg (D66):
Dan zitten we nog heel erg onder ruim het minimumloon, maar de IACK loopt op. Zo rond het minimumloon bereikt zij het maximum. Dat is in de kabinetsplannen ongeveer €2.700.

De heer Omtzigt (CDA):
Zij bereikt het maximum niet bij het minimumloon, maar bij €32.000. De heer Van Weyenberg zit er 60% naast. Hij zit er €13.000 naast. Bij dat traject van net ging het in alle eerlijkheid om €120. Dat betekent dat zelfs de woordvoerder van D66 die er honderden miljoenen in wil pompen, geen idee heeft hoe het in elkaar zit. Als hij zelf niet weet hoe het in elkaar zit, hoe kan hij dan weten wat het effect ervan op de arbeidsmarktparticipatie is?

De heer Van Weyenberg (D66):
Er staat een fantastisch plaatje in het plan van het kabinet. Wij verhogen dat zelfs nog met een fors bedrag. De heer Omtzigt kan proberen om er een quiz van te maken, maar hij maakt gewoon een principieel andere keuze. Hij kiest ervoor — ik vind dat jammer — om deze groep zwaarder te belasten. Wat dat aan banenverlies betekent, neemt hij op de koop toe. De heer Omtzigt maakt een ideologische keuze. Dat mag, maar het is niet de mijne.

De heer Omtzigt (CDA):
D66 investeert honderden miljoenen, terwijl zij niet eens doorheeft wat zij ermee doet. Als degene die het voorstelt het al niet weet, dan weten de mensen in het land het al helemaal niet en dan heeft het dus nul effect op banen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik snap dat de heer Omtzigt veel woorden nodig heeft om te proberen te maskeren dat hij met zijn eigen plan 13.000 banen vernietigt, zoals blijkt uit de doorrekening. Ik vind dat een opmerkelijke keuze van het CDA.

De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Van Weyenberg informeerde bij de staatssecretaris naar de baaneffecten van het amendement van de leden Dijkgraaf, Schouten en Bashir. Laten we die even doornemen. Op de korte termijn genereert het bestedingseffect volgens het CPB een aantal banen. Dat verandert niet. Er wordt gewoon 5 miljard in de economie gestoken. In een artikel in het Nederlands Dagblad wordt dat bevestigd door Egbert Jongen, een onderzoeker van het Centraal Planbureau. Op de lange termijn — dan heb je het over 2040 — wordt dit bepaald door de verandering ten opzichte van het basispad. Die is nul, want vanaf 2028 is de overdraagbare heffingskorting ook in ons amendement nul. Op de korte en op de lange termijn is er dus nul effect. Het antwoord is er dus al. Of heeft de heer Van Weyenberg andere mechanismes in het model ontdekt die tot iets leiden?

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Dijkgraaf gaat zijn amendement in zijn eigen termijn vast nog uitbundig toelichten, maar ik constateer dat het wordt opgebracht door de combinatiekorting te verlagen. Het lijkt mij dat dat banen kost. Ik ben niet enthousiast over dit amendement omdat het banen kost en vanwege de principiële keuze die erin wordt gemaakt ten aanzien van de wijze waarop wij omgaan met ouders die ervoor kiezen om allebei te werken. De exacte doorberekeningen van het aantal banen krijg ik graag van de staatssecretaris. Ik kijk hem vol enthousiasme aan, want ik ben benieuwd naar de uitkomsten. Bij eerdere plannen heb ik gezien dat zowel het terugdraaien van de overdraagbare heffingskorting als het verhogen van de belastingen voor jonge ouders die allebei willen werken, banen kost. Voor niets gaat de zon op. De prikkels om te participeren worden natuurlijk veranderd door de heer Dijkgraaf. Dat is hij zich ook heel goed bewust.

De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Van Weyenberg zegt: voor niets gaat de zon op. Dat is een heel mooie uitspraak van hem, want dat is precies waar het om gaat. Op de lange termijn verandert er niets ten opzichte van het basispad. Er is dus geen lager arbeidsaanbod en er is geen werkgelegenheidseffect. Op de korte termijn gebeurt er één ding. Op de korte termijn is het arbeidsaanbod iets lager, waardoor het aantal banen niet afneemt, maar waardoor de werkloosheid wel daalt, zoals ook wordt bevestigd door de heer Jongen van het CPB. Ons amendement leidt op de korte termijn dus tot een lagere werkloosheid en op de langere termijn tot evenveel banen, tenzij de heer Van Weyenberg hier kan aangeven dat hij een ander mechanisme in het model heeft ontdekt. Dit zijn toch echt de mechanismes die het CPB hanteert.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik had van de heer Dijkgraaf niets anders dan creativiteit bij zijn amendement verwacht, maar de kern van de zaak is dat hij de belastingen voor werkende ouders verhoogt. Daarvoor moet de heer Dijkgraaf toch niet weglopen. Hij doet dat door de aanrechtsubsidie deels in ere te herstellen. En dat mijn fractie daarover niet enthousiast is, ik denk dat de heer Dijkgraaf eerlijk gezegd verraster was geweest als ik hier in groot enthousiasme was vervallen.

De voorzitter:
De heer Dijkgraaf roept buiten de microfoon dat hij daardoor positief verrast zou zijn geweest.

De heer Van Weyenberg (D66):
Zeker. Dan moet ik hem teleurstellen, maar dat had hij al begrepen.

We hebben hier een ideologisch debat. Dat vind ik overigens mooi. Dat hadden we ook in het wetgevingsoverleg. Het is een echt debat in deze Kamer, twee dagen voordat we gaan stemmen over het Belastingplan, over de vraag waaraan we belastinggeld willen uitgeven en hoe we het willen ophalen. We maken daarin andere keuzes; ik kijk daarbij echt naar de coalitiepartijen: de PvdA en de VVD. Gaan zij mee in de wensen van partijen om de aanrechtsubsidie deels in ere te herstellen en om de lasten te verhogen voor ouders die willen blijven werken wanneer ze jonge kinderen hebben? Ik mag hopen dat dit niet het geval is, want dan zou het toch gewoon een banenboete zijn. Ik kan die niet anders noemen. Het zou een banenboete zijn voor een miljoen gezinnen die én jonge kinderen hebben én waarin de partners allebei willen werken. Dat lijkt mij echt de verkeerde richting, een richting waarin hun belastingen met bijna €600 omhooggaan. Overigens kost dat banen. Van de oorspronkelijke 100.000 waren er al nog maar 35.000 over, maar die teller gaat dan verder naar beneden. Ik hoop dat de staatssecretaris, maar ook vooral de twee coalitiepartijen niet op deze route meegaan.

Ik kom te spreken over de vergroening. Dit Belastingplan is ongeveer net zo groen als de kleur die je krijgt wanneer je het blauw en oranje van de VVD mengt met het rood van de Partij van de Arbeid: een beetje bruin dus. De vergroeningsambitie is te verwaarlozen. Dat vindt mijn fractie een teleurstelling, want het klimaat en de leefomgeving zijn, net als de werkloosheid, grote uitdagingen waar we vandaag stappen moeten zetten. Ik hoef de Urgenda-uitspraak niet te herhalen; die kennen wij allen.

Ik heb nog heel veel vragen. Vindt het kabinet het echt verstandig om de vrijstelling van de kolenbelasting te herintroduceren terwijl we meer kolen dan ooit verstoken? Gaat het kabinet nu eens echt rigide vasthouden aan het energieakkoord? Wat gaat het kabinet echt doen om ervoor te zorgen dat we die centrales gewoon sluiten? Wat mij betreft gaat dat niet alleen om de oude centrales uit de jaren tachtig, maar ook om de recentere uit de jaren negentig.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
D66 spreekt regelmatig over de vereenvoudiging van het stelsel en het belang van meer economische groei. Dat idee steunen wij natuurlijk. Vorig jaar kwam D66 ook met het verhaal om de btw-tarieven te uniformeren op 15%. Dat is eveneens een verstandig verhaal. Alleen, we hebben D66 daarna nooit meer gehoord over dat voorstel. Mijn fractie heeft in de tussentijd twee moties ingediend om toe te werken naar de uniformering van het btw-tarief op 15% en twee keer stemde D66 daartegen. Waarom deed zij dat?

De heer Van Weyenberg (D66):
In een heel grote belastingdeal, waarin je heel veel doet, is dat voor mijn fractie nog steeds bespreekbaar. Om dat goed en zorgvuldig te doen, ook qua koopkrachteffecten en effecten op sectoren, heb ik wel een allesomvattend verhaal nodig. Die sommen kan ik niet maken en ik heb het vermoeden dat de heer Van Klaveren dat ook niet kan. Ik kijk echt naar het kabinet om dat soort plannen te maken. Zolang ik geen totaalpakket heb waarin dat verantwoord en precies is doorgerekend zodat we weten dat de invoering qua maatvoering goed is, stemmen wij niet zomaar blind daarvoor. Voor ons is het echter nog steeds een bespreekbaar punt in een veel grotere belastinghervorming.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Het plan, de achterliggende ideeën, de uitwerking en de effecten zijn bekend. Ook in het stuk van het CPB, Bouwstenen voor een moderne btw, staat er een en ander over. De heer Van Weyenberg kan dat dus weten. Begrijp ik goed dat ik kan concluderen dat D66 nog steeds voorstander is van het uniformeren van het btw-tarief? Zal D66 een motie steunen, wanneer wij daar opnieuw mee komen, of komt D66 zelf nog met een voorstel om toe te werken naar een uniform btw-tarief?

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ga mijzelf een beetje herhalen: ik sta nog steeds achter dat principe. Maar als we dat goed en op een verantwoorde manier willen doen, ook qua effecten op sectoren, dan willen we ook ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de lasten op arbeid heel fors omlaaggaan, zodat we het ook aan ondernemers goed kunnen uitleggen. We hebben dan een heel groot allesomvattend belastingpakket nodig. We redden het niet alleen met een deal rondom de btw. Dat grote plan kan ik hier niet op detailniveau in elkaar puzzelen. Ik wou dat ik het kon. De heer Van Klaveren kan dat wellicht wel, maar ik niet. Nogmaals, als er allesomvattende belastingplannen komen waar dat in zit, vinden wij dat nog steeds een zeer bespreekbare richting.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik had het over vergroening. Mijn vraag was wat de staatssecretaris kan zeggen over het dichtdoen van de oudere en ook de iets minder oude kolencentrales. En waarom houdt hij zo halsstarrig vast aan het energieakkoord als het gaat om de kolenbelasting en de toch wel erg zoete deal die de kolenboeren daarvoor voor zichzelf hebben geregeld?

Waarom wordt fossiel gas nog altijd relatief laag belast ten opzichte van stroom, terwijl stroom steeds vaker groen is? Steunt het kabinet, gehoord ook het overleg, de plannen van D66, GroenLinks en volgens mij ook de SP om daar wat aan te doen?

Mijn fractie staat positief tegenover het amendement van de heer Grashoff van GroenLinks om toch eens te bekijken of we niet ook bij grootverbruikers iets kunnen doen. Dat moet zorgvuldig. Niemand wil immers bedrijven het land uit jagen. Een zorgvuldige en beperkte verhoging voor grootverbruikers zou echter wat mijn fractie betreft bespreekbaar zijn. Het stond niet in ons eigen plan, maar ik vind het een interessante gedachte als je het zorgvuldig doet qua maatvoering. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.

Ik kom op de laadpalen. Dit is een soort continu verhaal bij elke behandeling van een belastingplan, zo heb ik ook van mijn voorganger op deze portefeuille begrepen. Ik ga het nu anders doen dan in het wetgevingsoverleg. Toen vroeg ik de staatssecretaris steeds: zouden we dit niet kunnen doen om wat te doen aan de tarieven voor laadpalen, zodat je je elektrische auto makkelijker en goedkoper kunt opladen, of zouden we dat kunnen doen? Steeds wist de staatssecretaris te vertellen wat niet kon. Ik stel vandaag een andere vraag aan de staatssecretaris: wat kan wél? Wat kan er wel met die laadpalen?

Ik vraag ook naar het oordeel van het kabinet over het versoepelen van de spelregels voor lokaal duurzaam opgewekte energie en over een nihil tarief voor de energiebelasting. Ik noem de postcoderoos, die een postcoderups moest worden, zoals we bespraken. Ik weet dat in de Kamer wordt gewerkt aan een amendement daarvoor. Dat is een amendement van mevrouw Schouten, de heer Grashoff en mijzelf. Staat de staatssecretaris er open voor om op die manier het bijvoorbeeld ook in steden makkelijker te maken om zelf je duurzame energie op te wekken?

Ook in het wegverkeer is vergroening mogelijk en noodzakelijk. Waar de VVD het liefst met 130 km/u om dit onderwerp heen kart, zit de PvdA daar volgens mij anders in. Mijn partij en de Socialistische Partij stellen voor om een tolheffing voor vervuilende vrachtwagens in te voeren. Die bestaat in Duitsland overigens al. Er lag een afspraak om daar in deze kabinetsperiode niet aan te beginnen, maar in het energieakkoord is toch afgesproken dat het kabinet wel deelneemt aan besprekingen op dit terrein. Ik roep het kabinet nogmaals op om een actieve deelnemer te zijn en dit te gaan doen. Is het kabinet bereid om in het Belastingplan 2017 op dit punt een concreet voorstel te doen, natuurlijk met steun van zijn gesprekspartners? Met het geld dat dit oplevert, kunnen we dan weer de belasting op arbeid verlagen, zodat het bijvoorbeeld goedkoper wordt om een truckchauffeur in dienst te nemen.

Er is een meerderheid in de Kamer voor vergroening. Ik heb allerlei voorstellen genoemd. Ik hoop dat de staatssecretaris meer dan in het wetgevingsoverleg morgen in de beantwoording wil meegaan in die wens tot vergroening.

Ik kom op box 3, de vermogensbelasting. We hebben hieraan al uren besteed in het wetgevingsoverleg. Eerst schreef het kabinet twintig kantjes vol over de nieuwe systematiek. Toen bespraken we die bij de Algemene Financiële Beschouwingen, in een technische briefing, in een gesprek met experts en afgelopen weken ook in het wetgevingsoverleg. Nog altijd zijn veel fracties, waaronder ook die van D66, niet overtuigd van deze toch nog steeds wat gekunstelde systematiek. Het kabinet wil volgens ons hiermee gewoon een politiek meningsverschil camoufleren. De aard van het beestje is in het plan echter gewoon zichtbaar. Als het beestje eruitziet als een eend, loopt als een eend en kwaakt als een eend, dan is het waarschijnlijk een eend. Dus als het plan eruitziet als een progressieve vermogensbelasting, als je belasting betaalt als bij een progressieve vermogensbelasting, dan is het waarschijnlijk een progressieve vermogensbelasting. Dat zie je ook wel, want iemand met een vermogen van 2 miljoen gaat gewoon €6.000 meer belasting betalen en iemand met maar weinig spaargeld gaat minder betalen. Dat laatste vindt mijn fractie overigens goed. Mijn fractie houdt echter zorgen bij de gekunstelde systematiek die hieromheen is bedacht, waarbij allemaal aannames, ook wel "ficties" genoemd, op elkaar worden gestapeld. Is dit systeem volgens de staatssecretaris echt een overgangssysteem? Over hoeveel jaar denkt de staatssecretaris echt te kunnen komen met een voorstel voor daadwerkelijk rendement? Mijn fractie roept hem op om bij het Belastingplan 2017 een concreet wetsvoorstel in te dienen om daadwerkelijk behaald rendement te belasten. Dat is veel eerlijker. Ik snap dat het ingewikkeld is en ik snap dat het niet morgen kan, maar in een jaar moet het toch wel lukken. Of schuift de staatssecretaris het op de lange baan?

Ik kom op de innovatiekant, op de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. Deze is bedoeld om onderzoek en innovatie te stimuleren. Mijn fractie vindt het onverstandig dat in het voorstel niet is geborgd dat het midden- en kleinbedrijf altijd een voldoende aandeel in dat geld zal hebben. Juist een maatregel als de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk is, zo blijkt uit onderzoek van de OESO en uit evaluaties van de wet, het effectiefst als je die richt op het mkb. Daarom ligt er een amendement van mijn fractie samen met collega Dijkgraaf van de SGP, dat beoogt om een plafond in te voeren op 20 miljoen euro. Daarmee kunnen we ook de voordelen voor innovaties die bedrijven onder dat bedrag doen, extra stimuleren. Het gaat in totaal om 100 miljoen. Wat is nou precies de reden waarom de staatssecretaris daar niet in zou kunnen meegaan?

Ik heb nog twee specifieke vragen over innovatie in de IT-sector. We hebben daar eerder over gesproken. De staatssecretaris en het kabinet willen de definitie van "programmatuur" veranderen en eigenlijk vernauwen. Er is dan alleen nog maar sprake van technisch nieuwe programmatuur als die is vastgelegd in een formele programmeertaal zoals Java. In de sector leven echter grote zorgen, en dat zijn toch bij uitstek de mensen die hiermee moeten werken en hier verstand van hebben. Er leeft ook verwarring over de manier waarop het kabinet omgaat met de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Zij zijn bang dat innovatie in programmatuur door de huidige definitie onder druk komt te staan. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: welk probleem zijn we nu eigenlijk aan het oplossen? Zou het niet veel beter zijn om gewoon vast te houden aan de definitie die tot nu toe werd gehanteerd? Ik moet bekennen dat ik ook nog nooit een bezorgde e-mail heb ontvangen omdat die definitie een probleem zou opleveren. Dan kan het jaar dat nu volgt, worden gebruikt om met de sector in gesprek te gaan. Als er dan iets moet veranderen, kan dat samen met de sector gedaan worden. Ik overweeg een amendement om de zaak voor een jaar bij het oude te laten.

Een soortgelijke zorg rond de ICT-sector gaat over de vraag hoe je omgaat met het uitbesteden van programmeren. Daarin is namelijk een werkwijze gevonden die ook voor Economische Zaken werkbaar was. Ik heb nu toch de zorg dat sommige delen van werk dat vroeger wel in aanmerking kwam voor de Wbso, daarvoor nu niet meer in aanmerking komen. Klopt dat? Is het inderdaad een aanscherping? Klopt het dat dingen die vroeger mochten, niet meer mogen met het voorstel van de staatssecretaris? En dan volgt wederom mijn vraag: waarom is dat? En heb ik goed begrepen dat als de staatssecretaris morgen zou zeggen "ik laat ook daar de zaken een jaar bij het oude", dit mogelijk is? Of moet mijn fractie om dit te veranderen, iets in de wet veranderen? Na alle antwoorden te hebben gelezen, is dit mij nog steeds niet helder. Ik krijg de indruk dat een wetswijziging op dat punt niet noodzakelijk is bij het uitbesteden. Ik krijg daarop graag een reactie.

Ik kom op de schenkbelasting. Vanaf 2017 mag iedereen eenmalig €100.000 belastingvrij ontvangen. Dat geld moet je gebruiken voor de eigen woning. Mijn fractie heeft een amendement ingediend om het mogelijk te maken om dit bedrag in delen te schenken. Dat lijkt mij grote winst. Niet iedereen heeft ... Wat zeg ik: bijna niemand heeft €100.000 op de plank liggen. Dit amendement biedt de mogelijkheid om aan je 20-jarige kind of aan iemand anders die je na is, geld te schenken, bijvoorbeeld voor de aanschaf van een huis, en tien jaar later nog eens een bedrag te schenken om bijvoorbeeld een hypotheek af te lossen of te helpen als het huis onder water staat. Dat lijkt mij een goed plan. We hebben dat deugdelijk gedekt door de belasting op shag wat te verhogen. Per sigaret is de belasting op shag namelijk op dit moment maar een derde van de belasting op filtersigaretten. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft ook gezegd dat hij eigenlijk helemaal geen zin heeft in een grote verkenning, dus om in den brede naar het erf- en schenkbelastingstelsel te kijken. Maar past dat ook niet in een vereenvoudigingsagenda? Ik blijf het namelijk ingewikkeld vinden: allemaal verschillende schenkbedragen met allemaal verschillende doelen, met allemaal verschillende mensen aan wie je wel of niet belastingvrij mag schenken. Daarin is nog een wereld te winnen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het na je dood mogen nalaten aan niet-familieleden door mensen die geen kinderen of geen partner hebben.

Dat brengt mij tot slot bij de Wet tegemoetkoming loondomein. Mijn fractie steunt de richting van deze wet. Het wordt daarmee goedkoper voor bedrijven om mensen in dienst te nemen met een productiviteit rondom het minimumloon. Arbeid is daar duur, dus dat lijkt mij prima, maar ik heb nog drie zorgpunten.

Allereerst wordt het nu zo aangepast dat het relatieve voordeel dat een werkgever had als hij iemand met een arbeidsbeperking aannam, verdwijnt. Dat relatieve voordeel vindt mijn fractie wel belangrijk, want we hebben nog een heel lange weg te gaan in het vergroten van de kansen van mensen met een arbeidsbeperking. Mijn fractie stelt dus voor om dit te veranderen. Ik overweeg om samen met collega Schouten een amendement in te dienen, om ervoor te zorgen dat ook in 2018 en 2019 een werkgever die iemand aanneemt met een arbeidsbeperking voor tussen 100% en 120% van het minimumloon, niet alleen het lage-inkomensvoordeel krijgt, maar ook gedurende alle drie de jaren nog de bonus, dus de premiekorting die nu bestaat. Daarmee blijven we deze kwetsbare groepen een extra steuntje in de rug geven.

Ten tweede geldt het lage-inkomensvoordeel alleen voor mensen die gemiddeld een jaar lang 24 uur per week werken. Ik heb zorgen geuit over de manier waarop dat zal werken als je bijvoorbeeld uit de bijstand aan de slag kunt in een baan voor zes maanden. Dat vind ik ook een volwaardige baan. Het kabinet gebruikt daar denigrerende taal voor, alsof dat geen echt werk is. Ik zit te zoeken of we daar wat mee kunnen. Ik weet dat dit voor mevrouw Schouten ook geldt.

De minister heeft mij bij het wetgevingsoverleg enigszins gerust kunnen stellen over het jaarlijks aanpassen van de hoogte van het lage-inkomensvoordeel. Als er in één jaar meer wordt uitgegeven, wordt het lage-inkomensvoordeel een jaar later niet opeens fors verlaagd. Dat zou een soort jojobeleid zijn; dat zou ik niet willen. Werkgevers hebben duidelijkheid en zekerheid nodig. Kan het kabinet toezeggen dat het, als het overweegt om het bedrag van het lage-inkomensvoordeel aan te passen, dit niet ergens op een pagina in een begroting aan ons bekend maakt, maar ons daarover gewoon uitgebreid van tevoren informeert? Als dat niet zo is, overweeg ik een amendement in te dienen om dat alsnog in de wet te zetten. Ik zou het mooi vinden als dat niet hoeft.

Tot slot wil ik mijn dank uitspreken aan de staatssecretaris wat betreft de vrijstelling voor uitkeringen in het Artikel 2-Fonds, iets waarvoor velen, onder wie mijn voorganger Wouter Koolmees, zich hard hebben gemaakt. Ik ben blij dat er nu het nog kan eindelijk een oplossing wordt gevonden voor deze groep.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Groot. Mevrouw Schouten heeft namelijk gevraagd om als laatste te mogen spreken.

De heer Groot (PvdA):
Voorzitter. Het Belastingplan 2016 is niet alleen het omvangrijkste belastingplan sinds jaren, het is ook politiek een ingewikkeld project, gegeven het verdeelde politieke landschap in de Eerste en Tweede Kamer. Het is echter de moeite waard om dit tot een goed einde te brengen, want voor het eerst sinds jaren is het mogelijk om met fors lagere lasten de koopkracht voor miljoenen mensen in dit land te verbeteren. Per huishouden gaat dat om bijna €600. Dit zal bijdragen aan verder herstel van de werkgelegenheid, aan meer consumentenvertrouwen en aan meer investeringen door bedrijven en in woningen. Ik wil het vandaag over zes onderwerpen hebben: belastingontwijking, tweeverdieners, de btw-plicht in de zorg, RDA en S&O, box 3 en vergroening.

Ik begin met belastingontwijking. Ook ik dank de staatssecretaris voor het sluiten van de zogenoemde Belgiëroute. Ook heb ik waardering voor het voortvarend uitwerken van een aantal maatregelen tegen belastingontwijking die voortkomen uit Europese richtlijnen en het OESO-project Base Erosion and Profit Shifting (BEPS). Er is nog een lange weg te gaan, maar we zetten belangrijke stappen op weg naar een wereld waarin multinationals en vermogende particulieren niet meer wegkomen met geen belasting betalen.

Een belangrijke stap in dit verband is de moeder-dochterrichtlijn. Die richtlijn voorkomt dat bedrijven niet twee keer belasting moeten betalen over dezelfde winst. In de praktijk zie je echter vaak dat er een dubbele niet-heffing plaatsvindt. Dat wordt nu aangepakt. Chapeau daarvoor, maar ik krijg toch signalen dat er vanuit Nederland alweer constructies worden opgetuigd die de aanscherping van de moeder-dochterrichtlijn tot een wassen neus maken. Het lijkt erop dat de algemene antimisbruikbepaling toch wel erg mager wordt ingevuld. De heer Omtzigt stipte dit ook al aan. Nederland toetst als er belastingvrijstelling wordt verleend op ontvangen dividenden en of er voldoende substance is bij de vennootschap waar dat dividend vandaan komt, bijvoorbeeld in Luxemburg. Er wordt echter niet bekeken wat er onder zo'n vennootschap in Luxemburg hangt. Dat kunnen vennootschappen zijn waar dubbele niet-heffing plaatsvindt. Ik hoor in het veld dat er deze dagen op grote schaal allerlei Ierse vennootschappen worden opgetuigd waardoor dubbele niet-heffing kan worden gerealiseerd. Dat is weer nieuwe business voor brievenbusmaatschappijen. Is de staatssecretaris bereid om veldonderzoek te doen naar de oprichting van de Ierse vehikels? Is hij bereid om dit zo nodig aan te pakken door aanscherping van de antimisbruikbepaling en de Kamer hierover per brief te informeren? Die brief zou ik dan graag willen zien voor het debat over belastingontwijking en BEPS dat is geagendeerd.

Dan ga ik in op de alleenverdieners. Dat is hoogstwaarschijnlijk het meest heikele onderwerp van dit Belastingplan. Ik dank de staatssecretaris voor alle antwoorden. Ik vond het uiteindelijk een heel verhelderende discussie. Ik houd eraan over dat het verschil in belastingdruk tussen alleenverdieners en tweeverdieners de afgelopen tijd inderdaad groter is geworden, met name bij de lagere inkomens. Dat komt slechts in beperkte mate door dit Belastingplan. De belangrijkste oorzaak voor dit fenomeen is dat wij het de laatste jaren aantrekkelijker hebben gemaakt voor alleenverdieners met lage inkomens om te gaan werken. De vergelijkingen die de oppositiepartijen maken, zijn soms wat geforceerd. Je kunt ook veel voorbeelden geven waarbij het verschil best meevalt. Ik noem bijvoorbeeld een alleenverdiener met een koopwoning en een flinke hypotheek of een alleenverdiener met flink wat box 3-vermogen. Die kan via zijn partner alsnog de hele algemene heffingskorting verzilveren. In de praktijk is het beeld dus genuanceerd.

Dat blijkt ook uit de cijfers, want, zoals de staatssecretaris geschreven heeft, is de gemiddelde belastingdruk voor tweeverdieners 20,8% en voor alleenverdieners 24,5%. Dat is een verschil, maar het verschil is ook weer niet zo heel groot. Het beeld is dus genuanceerd. Daarbij moet dan ook nog bedacht worden dat tweeverdieners relatief minder vaak gebruikmaken van zorgtoeslag, huurtoeslag en andere toeslagen, omdat hun huishoudinkomen gemiddeld meestal wat hoger is.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dit verhaal horend, komt er bij mij maar één vraag op. Er ligt namelijk al een amendement hierover en de heer Omtzigt heeft ook nog een amendement aangekondigd. Daarmee wil men het voordeel voor tweeverdieners, het miljoen gezinnen met jonge kinderen dat juist ervan profiteert dat het belastingvoordeel krijgt als allebei de ouders gaan werken, afnemen. Het gaat om zo'n €600 lastenverzwaring op jaarbasis voor deze groep. Ik mag uit de inbreng van de heer Groot dus opmaken dat hij misschien wel wat wil doen aan de positie van eenverdieners — eenverdieners met een modaal inkomen gaan er ook op vooruit in de plannen van D66 — maar dat de Partij van de Arbeid niet mee zal gaan met plannen die banen vernietigen en die ouders met jonge kinderen die allebei werken, zwaarder belasten? Die stap terug in economische zelfstandigheid gaat de PvdA toch niet zetten?

De heer Groot (PvdA):
Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg al gezegd dat er met de Partij van de Arbeid zeer goed te praten valt over enigszins andere accenten, zeker als die gepaard gaan met vergroeningsmaatregelen. Die voorstellen heeft de staatssecretaris ook gedaan. Maar het moet natuurlijk wel binnen de perken blijven.

De heer Van Weyenberg (D66):
In de plannen van de drie christelijke partijen en de Socialistische Partij zit een banenboete voor gezinnen met ouders die allebei willen werken, ook als ze jonge kinderen hebben. Die banenboete gaat de Partij van de Arbeid dus niet steunen?

De heer Groot (PvdA):
In het amendement van de heer Dijkgraaf, waarmee bijna 300 miljoen uit de IACK wordt gehaald, gaat het om €600 per huishouden. Dat is wel erg veel. Dat vind ik geen goede maat hiervoor. Maar nogmaals, er valt wel met de Partij van de Arbeid te praten over accentverschillen. Wij hebben gezegd dat het aantal van 35.000 banen niet heilig is, maar geen banen moeten we natuurlijk ook niet hebben. Wij moeten ook voldoende comfort hebben dat wij dit door beide Kamers kunnen loodsen. Er valt dus met ons te praten over accentverschillen, maar dan wel binnen redelijke marges.

De voorzitter:
Een kort vraagje nog, mijnheer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u, voorzitter, want dit is de kern van het debat. Ik schrik een beetje van dit antwoord. Eigenlijk zegt de heer Groot dat het best om minder dan 35.000 banen mag gaan. Het moeten geen nul banen zijn, maar het mag minder. Bovendien mag de banenboete, zolang die maar niet zo hoog is als bij de drie christelijke partijen en de Socialistische Partij. Heb ik de heer Groot zo goed begrepen?

De heer Groot (PvdA):
U hebt van mij begrepen dat er met de Partij van de Arbeid te spreken valt over accentverschuivingen. Dat heb ik ook al in het wetgevingsoverleg gezegd. Ook wij onderkennen dat het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners wel heel groot is geworden. Wij willen daar best een beetje in mee bewegen, maar het moet wel binnen de perken blijven.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik wil met de heer Groot even inzoomen op het voorliggende amendement van de heer Dijkgraaf. Dat gaat een heel belangrijke rol spelen. Er wordt hard onderhandeld achter de schermen. Ik wil het volgende voorleggen aan de heer Groot. Aan de ene kant zien we dat er een verschil is in lastendruk tussen 20,8% en 24,5%, dus van 3,7%. Het gaat om een bescheiden verschil in lastendruk. Aan de andere kant zien we de rekenvoorbeelden die door de heer Dijkgraaf naar voren zijn gebracht, met gigantische verschillen van duizenden euro's. Met het amendement van de heer Dijkgraaf wordt er iets verbeterd met €650 per huishouden. Dat geldt dus voor die hele groep. Is de heer Groot het met mij eens dat dit amendement van de heer Dijkgraaf het doel dat hij zelf heeft geformuleerd, volledig voorbijschiet? Het is een fooi voor de probleemgroep die hij benoemt, terwijl het de boel voor het totale belastingstelsel weer in een andere richting stuurt.

De heer Groot (PvdA):
Ik ben het met de heer Grashoff eens dat de maatvoering in deze twee amendementen aanzienlijk aan kracht zou kunnen winnen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Bent u het ook met mij eens dat deze maatregelen zodanig generiek zijn dat je een gigantisch bedrag moet verschuiven, terwijl het echte probleem niet wordt opgelost?

De heer Groot (PvdA):
Deze twee amendementen zijn heel veel. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris af over het effect ervan op het aantal banen. De heer Dijkgraaf stelt dat het op korte termijn geen effect heeft en in 2040 ook niet, maar daartussen zijn er natuurlijk wel degelijk arbeidsmarkteffecten. Daar zal de staatssecretaris morgen ook wel zijn licht over laten schijnen.

De voorzitter:
En anders is dat bij dezen gevraagd.

De heer Bashir (SP):
Ik hoorde de heer Groot eigenlijk heel goede argumenten noemen over dit amendement, namelijk het feit dat mensen met vermogen, bijvoorbeeld in box 2, een deel van de winst kunnen uitkeren aan de minstverdienende partner. Hetzelfde geldt voor mensen die heel veel geld hebben in box 3. Zij kunnen de box 3-inkomsten toedelen aan de minstverdienende partner, waardoor zij wel die overdraagbare heffingskorting kunnen verzilveren, ook al wordt die afgebouwd. Mijn vraag aan de heer Groot is of het systeem zo oneerlijk is dat dit amendement wel een stap in de goede richting is, maar dat er veel meer nodig is om ervoor te zorgen dat het of voor iedereen wordt afgebouwd, zoals D66 wil, of eerlijk wordt gemaakt, zodat iedereen er ongeacht de systematiek waarvoor gekozen wordt, een beroep op kan doen.

De heer Groot (PvdA):
Er zijn een heleboel voorstellen denkbaar om de heffing in box 2 en box 3 rechtvaardig te maken. Dat ligt niet voor bij dit Belastingplan, maar daar is altijd met de Partij van de Arbeid over te spreken.

De heer Bashir (SP):
Om nog even terug te komen op het punt dat de heer Groot zelf benoemde; mensen die een bv of geld in box 3 hebben, kunnen de overdraagbare heffingskorting verzilveren, ook al is die volledig afgebouwd. Dat is toch een essentiële kwestie waar wij niet zomaar omheen kunnen gaan? Dat is een extra argument om ervoor te zorgen dat die overdraagbare heffingskorting voor de mensen die het nodig hebben, beschikbaar blijft.

De heer Groot (PvdA):
Over ontwijkingsmogelijkheden van box 3-heffing via box 2-constructies heb ik verderop in mijn betoog een voorstel, waarvoor ik ook graag steun vraag van de SP-fractie.

De heer Bashir (SP):
Nog een laatste poging, of anders zal ik het onderhands proberen duidelijk te maken. Het komt erop neer dat de algemene heffingskorting in 2024 volledig afgebouwd zal zijn. Maar dan nog kunnen mensen die een bv of vermogen in box 3 hebben, de algemene heffingskorting voor de minstverdienende of niet-werkende partner verzilveren. Dat is het punt waar ik op wijs. Zoals het systeem nu in elkaar steekt, is het oneerlijk. Mensen die vermogen of een bv hebben, kunnen nog steeds een beroep doen op de overdraagbare heffingskorting, terwijl mensen die dat niet hebben, daar geen beroep op kunnen doen.

De heer Groot (PvdA):
Dat ben ik met de heer Bashir eens. Het is een knelpunt dat mensen met heel veel vermogen en met een niet-werkende partner alsnog hun algemene heffingskorting helemaal kunnen verzilveren. Dat is eigenlijk een weeffout in het systeem. Die is niet gemakkelijk op te lossen, maar we zouden wel moeten bekijken of we hier toch iets op kunnen verzinnen. Dat ben ik met de heer Bashir eens, maar dat is niet eenvoudig.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb een ordevoorstel. Ik zie dat de coalitiepartijen zaken als de overdraagbare heffingskorting en de belastingverhoging voor jonge werkende ouders met kinderen toch bespreekbaar vinden. Dat geldt in ieder geval voor de fractie van de heer Groot. Ik weet nog niet wat mevrouw Neppérus gaat doen. Ik wil voorstellen om bij het antwoord van het kabinet ook de minister voor Emancipatie uit te nodigen.

De voorzitter:
Ik formuleer het zo, dat dit verzoek gedaan is aan het kabinet. We zullen morgen zien waartoe het kabinet heeft besloten.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel. Ik zou graag horen waar het kabinet voor kiest voordat we beginnen aan het antwoord. Zouden wij een briefje kunnen krijgen van het kabinet waarin staat of de minister voor Emancipatie meekomt of niet?

De voorzitter:
Eerlijk gezegd vind ik dat wat bureaucratisch. Men komt gewoon morgen, men is uitgenodigd en het is al toegezegd dat de staatssecretaris komt. Of men stuurt een briefje, één minuut voordat het debat begint, of u kunt gewoon vijf minuten voordat het debat begint hier komen en dan ziet u of er in vak-K één of twee stoelen bezet zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zie uit naar haar komst.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Allereerst wil ik iets zeggen over het punt van orde. Ik wil dat verzoek graag uitbreiden naar het hele kabinet. Het Belastingplan heeft namelijk effect op de hele economie en op alles wat er in de samenleving gebeurt. Ik zou dus graag het hele kabinet daar morgen zien zitten, inclusief de minister-president. Ik zie graag de reactie van het kabinet hierop tegemoet.

(Hilariteit)

De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Groot stelt dat de delta maar 4% bedraagt, als je het gemiddelde uitrekent. Volgens mij komt dat doordat dat getal gedomineerd wordt door lage inkomens. Laten we een heel concreet geval nemen. We hebben een huishouden met een eenverdiener die €40.000 verdient. In het huis ernaast wonen tweeverdieners die allebei €20.000 verdienen. Zij werken allebei half. Dat levert een verschil op — u kent de plaatjes, dat heb ik uitgerekend — van €8.000. Als het klopt wat de heer Groot zegt, namelijk dat het verschil maar 4% bedraagt, dan zou dit €1.600 moeten zijn. Waar zit 'm dat verschil van €6.400 dan in?

De heer Groot (PvdA):
Het voorbeeld dat de heer Dijkgraaf geeft, klopt. Je kunt echter ook een heleboel andere voorbeeldhuishoudens nemen waarbij het verschil veel kleiner is. Te denken valt bijvoorbeeld aan een huishouden met een eenverdiener en een koopwoning met een heel hoge hypotheek. Dan wordt de progressie van die eenverdiener heel erg verlaagd vanwege de hypotheekrenteaftrek. Als je twee heel hoge inkomens hebt dan maakt het ook niet zo heel veel uit. Het verhaal van de heer Dijkgraaf klopt dus. Je kunt altijd voorbeeldhuishoudens vinden waarbij het verschil heel groot is. De staatssecretaris zei echter al dat er niet zo heel veel tweeverdieners zijn die ieder €20.000 verdienen. Ze zijn dan ieder afzonderlijk ook vaak niet vergelijkbaar met die eenverdiener die €40.000 verdient. Ik vind dus dat dit gezochte voorbeelden zijn. Ze bestaan, maar ze zijn ook weer niet zo heel representatief. Je kunt ook andere voorbeelden geven.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Zeker. Dat hebben wij ook gedaan. Wij hebben 20-20-40, 50-30-80, 60-20-80 en 40-40-80 vergeleken en overal komen er die grote verschillen uit. Belangrijker nog is dat ze nog oplopen ook. Laten we even die 50-30-80 nemen. De eenverdiener verdient dus €80.000 en de tweeverdieners verdienen €50.000 en €30.000. Het verschil is €11.000. Die 4% van de heer Groot komt neer op €3.200. Er verdwijnt dus €8.000 voordeel vanwege die progressiviteit. Dan moet dit huishouden vanwege die progressiviteit €80.000 aan rente-inkomsten aftrekken voor de belasting. Kortom, voor dat soort huishoudens kom je met geen mogelijkheid gemiddeld op 4%.

De heer Groot (PvdA):
Ik baseer me op de gegevens van de staatssecretaris. Het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners lijkt me plausibel. Bij de staatssecretaris is er in het ene geval sprake van een gemiddelde belastingdruk van 20,8% en in het andere geval van 24,5%. De heer Dijkgraaf zegt echter dat het verschil altijd groter is. Dan zou dit dus niet kloppen. Daarom geleid ik de vraag door naar de staatssecretaris en vraag ik hem om dit beter te onderbouwen. Mij lijkt het plausibel, gezien de voorbeelden die ik heb gegeven. De staatssecretaris kan dit morgen ongetwijfeld nog wat meer onderbouwen.

Overigens, het ordevoorstel lijkt mij ook wat bureaucratisch, want de emancipatieagenda die achter de afbouw van de algemene heffingskorting zit, is ons allen bekend. De verdere afbouw van de algemene heffingskorting in de toekomst staat ook niet ter discussie. Daar zijn we het wel over eens.

De voorzitter:
Dit is het lastige van ordevoorstellen. Eigenlijk gaan die naar de voorzitter. Er komt geen debat over. Nu is het echter een politiek puntje geworden. Daarom geef ik de heer Van Weyenberg de gelegenheid om er een vraag over te stellen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Het is van tweeën een. We kunnen de zelfstandige positie van vrouwen steunen en ervoor zorgen dat mensen met jonge kinderen die arbeid en zorg willen combineren en allebei willen blijven werken een steuntje in de rug krijgen. Dat is ons plan. U kunt echter ook meegaan met de plannen van andere partijen om hun een belastingverzwaring te geven en om misschien zelfs de aanrechtsubsidie deels in ere te herstellen, zoals de heer Dijkgraaf gepassioneerd doet. Het is van tweeën een. Waar kiest u voor?

De heer Groot (PvdA):
Ook in het plan van het kabinet wordt werken aantrekkelijker, zeker ook voor tweeverdieners. Er kunnen enkele andere accenten worden gelegd. Ik heb in het wetgevingsoverleg al gezegd dat er wellicht wat accenten kunnen verschuiven — het mag misschien iets minder — maar dat het Belastingplan op hoofdlijnen gericht blijft op het stimuleren van werk. We geven heel veel nettolastenverlaging.

De heer Van Weyenberg (D66):
Emancipatie, daar ga je voor of niet. De heer Groot gaf eerder in het debat aan dat hij best een stuk mee wil gaan in de wens van die partijen als dat nodig is. Als ik dan echter voorstel om de minister van emancipatiezaken uit te nodigen, zegt de heer Groot: dat hoeft niet, want er is niets aan de hand; allemaal doorlopen. Het is toch een van de twee? Of het is iets wat we niet gaan doen — van dat antwoord van de heer Groot zou ik blij worden — of de heer Groot is bereid om daar deels in mee te gaan. Eerder wilde hij er deels in meegaan. Komt hij daar nu op terug?

De heer Groot (PvdA):
We blijven het aantrekkelijk maken voor partners om allebei te werken. De IACK wordt geïntensiveerd en dat blijven we doen. Ook dit plan blijft dus gericht op meer werk door beide partners. De algemene heffingskorting is op de lange termijn afgebouwd, dus de emancipatieagenda wordt ook in dit plan gerespecteerd.

Ik ga over naar de btw in de zorg. Via mijn collega-woordvoerders op zorggebied ben ik erop geattendeerd dat er een groot knelpunt bestaat bij de heffing van btw in de zorg. We weten dat artsen zijn vrijgesteld van btw over hun diensten, maar zodra zij gaan samenwerken met andere artsen of andere eerstelijnszorgverleners, moeten ze wel btw betalen over de coördinerende werkzaamheden. Dat maakt de btw-heffing ingewikkelder. Daarnaast is het kostenverhogend en werkt het samenwerking tegen. Vooral dat laatste is onwenselijk, want we zien dat de zorg voor chronisch zieken steeds vaker via dit soort samenwerkingsverbanden wordt georganiseerd. Naar ik begrijp is er om dit probleem op te lossen geen wetswijziging nodig, maar wel een aanpassing van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. Is het kabinet bereid om zo'n besluit te nemen als mijn collega Neppérus van de VVD en ik een amendement indienen waarin we voor een deugdelijke dekking zorgen? Graag krijg ik hierop morgen een antwoord. Als dit positief is, zullen wij zo'n amendement indienen.

Dan kom ik op de RDA- en S&O-regeling. Er is al veel gewisseld over de samenvoeging van deze twee stimuleringsregelingen. Die samenvoeging is prima. De regeling wordt eenvoudiger. Dat lost veel verzilveringsproblemen op. De PvdA blijft het echter een risico vinden dat de nieuwe regeling geen plafond heeft. Bij de PvdA blijft de zorg bestaan dat enkele multinationals de pot leegtrekken ten koste van kleine bedrijven. Ik begrijp nu uit de antwoorden van de staatssecretaris dat hij die vrees niet deelt op basis van realistische schattingen van de onderzoeksuitgaven van grote ondernemingen. Belangrijker voor mij is dat het kabinet toezegt dat, als er toch een overschrijding van het budget plaatsvindt, deze niet verhaald zal worden op kleine bedrijven. Dat klinkt al een stuk beter, maar stelt mij nog steeds niet gerust. Als er een flinke overschrijding is en als de rekening niet bij kleine bedrijven mag worden gelegd, blijven er immers nog maar twee smaken over: ofwel het budget moet worden verhoogd, ofwel de overschrijding moet worden gecompenseerd door diezelfde grote bedrijven. Is het kabinet bereid om toe te zeggen dat, als het toch gebeurt dat enkele grote bedrijven de pot leegtrekken — het kabinet verwacht het niet, maar het kan toch gebeuren — de compensatie hiervoor wordt gevonden bij die grote bedrijven zelf? Dat zou wel zo zuiver zijn, want als het kabinet er echt in gelooft dat die grote bedrijven geen overschrijding zullen veroorzaken, doet de toezegging dat grote bedrijven voor compensatie moeten zorgen als die overschrijding wel zou plaatsvinden, geen pijn.

Ik ga in op box 3. We hebben in het wetgevingsoverleg al heel veel gesproken over een betere heffing in box 3. Mijn conclusie is dat er in weerwil van alle kritiek wel degelijk goed is nagedacht over dit wetsvoorstel. Het gaat niet om een stapeling van ficties, maar het gaat erom dat de bestaande ficties beter aansluiten bij de realiteit. Bij de nieuwe percentages gaat het niet om verwachte rendementen maar om gemiddeld historische rendementen. Er is geen sprake van nattevingerwerk, ook niet bij de berekening van het obligatierendement. Aansluiten bij het voortschrijdende gemiddelde in de spaarrente betekent dat de vermogensheffing voor kleine spaarders de komende jaren zeer waarschijnlijk verder zal dalen. Daar moeten alle partijen blij mee zijn, want 90% van de belastingplichtigen gaat minder betalen. Het omslagpunt ligt bij €460.000. Daarom denk ik dat dit een goed voorstel is, maar de heer Omtzigt blijkbaar niet.

De heer Omtzigt (CDA):
Waarom is die 4% die nu als een verwacht rendement geldt op staatsobligaties een getal dat dichter bij de werkelijkheid ligt dan de 4% die je nu verwacht te maken op al je spaargeld?

De heer Groot (PvdA):
Die discussie is ook in het wetgevingsoverleg gevoerd. Die nieuwe percentages zijn geen verwachte rendementen, maar gemiddeld historisch bepaalde rendementen. Elk jaar worden zij aangepast aan de afgelopen jaren, dus als je dit systeem maar lang genoeg volhoudt — we gaan naar werkelijke rendementen, dus zo lang zal dat niet duren — middelt het vanzelf uit. Dan benader je steeds beter de werkelijkheid die zich voordoet.

De heer Omtzigt (CDA):
Voor de spaarrente wordt dit gemiddeld over de laatste vijf jaar, maar als je dat voor de obligatierente zou doen, zou je ver onder de 4% uitkomen. Dus heeft de regering gemeend te moeten middelen over een langere periode of heeft zij — dat staat in de memorie van toelichting — gekeken naar wat een evenwichtige situatie is volgens het Centraal Planbureau. Dat heeft dus niks met een terugkijk op het verleden te maken. Ziet de PvdA niet dat daarin een inconsistentie zit om een doelredenering te bereiken zodat je een progressieve vermogensbelasting kunt invoeren, terwijl je op geen enkele wijze 4% rendement kunt maken als je nu een tienjarige staatslening koopt?

De heer Groot (PvdA):
In het wetgevingsoverleg is er een uitvoerige discussie geweest over de vraag hoe die obligatierendementen zijn bepaald. Dan gaat het niet alleen over de couponrente maar ook over de portefeuille, de koersstijgingen van obligaties. Als je maar lang genoeg het voortschrijdend gemiddelde volgt, dan middelt dat vanzelf uit. De staatssecretaris heeft ook uitvoerig betoogd dat dit geen doelredenering was, want er kwam 4% uit en er bleef wat geld over. Dat was de sluitpost in het hele verhaal om op dit manier die vrijstelling aan de voet te verhogen van €21.000 naar €25.000 euro, waar ook de Partij van de Arbeid heel blij mee was.

De heer Omtzigt (CDA):
Als je nu een staatsobligatie koopt met 0,7% rente, weet je één ding zeker: hij zal nooit heel erg in waarde stijgen, omdat de rente voor tien jaar negatief zou moeten worden. Dan nog zou die maar een paar procent stijgen. Dus dat gaat niet gebeuren. Sterker nog, als de rente gaat stijgen, dan dalen alle obligatiekoersen en heb je een negatief rendement. Vindt de PvdA het gewenst dat als je zo'n negatief rendement maakt op wat relatief risicovrije obligaties zouden moeten zijn, je dan nog uitgaat van 4% rendement?

De heer Groot (PvdA):
Als de obligatierente nu 0,7% is en daalt naar 0,3% voor een langlopende obligatie, dan haal je een heel hoge koerswinst op zo'n obligatie. Dus dat kan wel degelijk gebeuren.

De heer Bashir (SP):
De SP-fractie wil een miljonairsbelasting voor mensen die meer dan 1 miljoen euro hebben en we willen inderdaad ook werkelijke vermogenswinsten belasten via een vermogenswinstbelasting. Het voorstel dat nu op tafel ligt, is een stap in de richting van het SP-voorstel, dus wat ons betreft een stap in de goede richting. We hebben net ook de inbreng van de heer Omtzigt gehoord. Het CDA wil dat dit voorstel uit het belastingpakket wordt gehaald. Is het voor de PvdA-fractie bespreekbaar dat het Belastingplan in stukken worden gehakt en dat dit stuk eruit wordt gehaald?

De heer Groot (PvdA):
De vermogensrendementsheffing en deze discussie over box 3 maakt integraal onderdeel uit van de discussies die wij hebben gevoerd over de belastingherziening. Dat hoort dus natuurlijkerwijs bij dit hele pakket Belastingplan. Daarom vinden wij dat dit er gewoon bij hoort en dat het niet los moet worden geknipt. Overigens dank dat de SP deze nieuwe vorm van vermogensrendementsheffing een stap in de goede richting vindt.

De heer Bashir (SP):
Ja, het is een stap in de goede richting, maar wel een tijdelijke. Wij willen natuurlijk wel dat het kabinet alles doet om naar een werkelijke vermogenswinstbelasting toe te werken. Als ik het goed begrijp, is het voor de PvdA-fractie onbespreekbaar dat de voorstellen rondom de vermogens uit het belastingpakket gehaald worden?

De heer Groot (PvdA):
Het losknippen is niet aan de orde. Wat ons betreft stemmen wij gewoon over dit hele Belastingplan, inclusief het hele box 3-voorstel. De staatssecretaris heeft het heel goed verdedigd en wij hebben er lang over gesproken. Het maakt integraal onderdeel uit van het Belastingplan.

Ik kom nu op mijn laatste onderwerp: vergroening. De PvdA is verheugd dat er op de valreep toch nog heel wat vergroening op de agenda is gezet in dit debat over het Belastingplan. Er komt een herkansing voor de uitbreiding van de postcoderoosregeling voor de opwekking van elektriciteit uit zon en wind. Het lijkt er ook op dat er een substantiële schuif van hogere belasting op aardgas en lagere belasting op elektriciteit komt. Op deze manier sparen wij de Groningse gasbel en stimuleren wij warmtepompen en elektrisch rijden. Belangrijk is ook de terugsluis naar het bedrijfsleven, die vorm gaat krijgen via verlaging van de Aof-premie. Dat kunnen wij ook zien als een verlaging van de lasten op arbeid.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ben natuurlijk ook blij dat het op de agenda is gekomen. Ik weet toevallig hoe het op de agenda is gekomen. Dat was niet dankzij de Partij van de Arbied; misschien moeten wij dat ook even melden. Misschien valt er wel wat samen te werken, want de suggesties die de staatssecretaris heeft gedaan, zijn nog niet omgezet in amendementen. Stel dat ik de suggesties van de heer Wiebes rondom de verschuivingen van gas en elektra zou overnemen. Hij kiest een iets andere invalshoek dan ik heb gedaan in het amendement dat ik eerder heb ingediend, maar stel dat ik zijn suggesties overneem, gaat de heer Groot dat dan steunen? Is hij wellicht zelfs bereid om zo'n amendement samen met mij in te dienen? Ik ben daar namelijk best toe bereid; ik sta er nu alleen boven, maar dan gaan wij er beiden boven staan.

De heer Groot (PvdA):
Er zijn meerdere amendementen waarin vergroening een rol speelt. Ik zal zelf ook met zo'n amendement komen. Wij gaan op het eind, afhankelijk van de reactie van de staatssecretaris, bekijken welke amendementen wij kunnen steunen en welke niet. Het moet wel passen in een totaalbeeld waarin wij als coalitie en als Kamer het comfort hebben dat dit een samengesteld pakket is dat door beide Kamers zou kunnen komen. De heer Grashoff is dus iets te vroeg met zijn vraag. Ik verwijs hem door naar morgen, nadat de antwoorden van de staatssecretaris zijn gekomen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik zou hier graag een vervolgvraag op stellen, maar doe dat niet. Ik pak nu even een ander onderwerp. De heer Groot noemt niet de suggestie over de energiebelasting voor grootverbruikers die gedaan is. Daarop heeft de staatssecretaris ook gereageerd. Hij roept wel allerlei bezwaren op, maar zegt niet "het ken niet, het mag niet en ik wil het niet". Het hangt er een beetje tussenin. Daarbij komt de positie van de metallurgische en mineralogische industrie tevoorschijn. Dat is een gevolg van het feit dat het op Europees niveau ooit door een wonderlijk compromis mogelijk is geworden dat dergelijke vrijstellingen bestaan. Dat betekent dat wij een probleem hebben met het gelijke speelveld. Is de heer Groot bereid om samen met mij een amendement in te dienen dat een substantiële verhoging op de energiebelasting voor grootverbruikers zou behelzen met een bruto-opbrengst van rond de 200 miljoen, met een vrijstelling voor de metallurgische en mineralogische industrie? Zou de heer Groot bereid zijn om met mij een motie te ondersteunen die de regering vraagt om in Europees verband zo snel mogelijk van deze vrijstellingsmogelijkheden af te komen?

De heer Groot (PvdA):
Dat laatste spreekt me zeer aan. Ik ga er niet direct over, maar ik zie met de heer Grashoff, indringend de noodzaak hiervoor. Juist op dit punt kan Europa meerwaarde bieden. Als je een gelijk speelveld wilt creëren, moet je dat immers in heel Europa doen. Hier zou Europa echt werk van moeten maken. De heer Grashoff had het ook over een amendement. Ik heb zelf ook nog een amendement ingediend dat gaat over belasting voor grootverbruikers. Dat amendement leg ik aan de staatssecretaris en aan de andere partijen voor. Als het amendement van de heer Grashoff beter blijkt te zijn, zal ik mijn eigen amendement weer intrekken. We gaan echter op het einde pas afwegen welke amendementen we kunnen steunen en welke niet.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, mijnheer Groot.

De heer Groot (PvdA):
Ik kom nu op dat punt van de grootverbruikers. We weten dat zij nu erg weinig belasting betalen. Dat geldt zeker bij gebruikers die grootschalig verwarmen met gas. Anderzijds zien we dat onze metaalindustrie en onze keramische industrie moeten concurreren met andere bedrijven in Europa die vrijstelling van energiebelasting genieten. Ik heb hierover een amendement ingediend waarmee we dit slimmer kunnen doen. Ik heb het amendement nog niet in mijn mailbox gezien, maar ik heb het wel ingediend. We kunnen dit slimmer doen, waarbij bedrijven die grote kantoren verwarmen en daarmee grootverbruikers zijn, wat meer gaan betalen. Dat geld kunnen we vervolgens gebruiken voor vrijstelling van de mineralogische industrie en van de metaalindustrie die ook elders in Europa zijn vrijgesteld. Mijn voorstel is budgetneutraal. Tegelijkertijd is het goed voor de economie en het levert netto vergroening op. Ik ben heel benieuwd naar het oordeel van het kabinet hierover.

Ik denk dat ik namens het hele parlement spreek als ik zeg dat we blij mogen zijn dat we, na heel veel zware jaren, nu eindelijk de belastingen voor de burgers weer kunnen verlagen. Er is in dit belastingdebat heel veel gesproken over gemiste kansen. Deze kans zouden we volgens mij niet mogen missen.

De heer Bashir (SP):
Ik wil toch aansluiten op het laatste wat de heer Groot in zijn bijdrage zei. Hij zei: na een aantal zware jaren kunnen we de belasting nu weer verlagen. Ik heb het regeerakkoord er even bij gepakt. Daarin staat dat een inkomensbeeld waarbij meer wordt gevraagd naarmate het inkomen hoger wordt, het uitgangspunt zal zijn. Ik heb ook de cijfers over de prestaties van het kabinet erbij gepakt. Dan moet ik kijken naar het inkomensbeeld tussen 2013 en 2016, waarbij dus ook de gegevens voor volgend jaar zijn meegenomen. Wat blijkt daaruit? Mensen die minder dan 175% van het wettelijk minimumloon verdienen, gaan er in die periode 0,6% op vooruit. Mensen die bijvoorbeeld meer dan 500% van het wettelijk minimumloon verdienen, gaan er 2,4% op vooruit. De mensen in de inkomensgroep daaronder, die tussen 350% en 500% van het wettelijk minimumloon verdienen, gaan er 4,4% op vooruit. In het regeerakkoord staat iets anders. De praktijk is dus dat de VVD meer haar zin heeft gekregen.

De heer Groot (PvdA):
Anderzijds horen we van de heer Van Dijck dat er nog nooit zo veel is genivelleerd als in de huidige kabinetsperiode. De heer Bashir zegt nu dat er helemaal niet wordt genivelleerd en dat de inkomensverschillen worden vergroot. Wat is wijsheid? Volgens mij is wijsheid dat we het vaste voornemen hebben om de inkomensverschillen over de complete huidige kabinetsperiode iets te verkleinen, conform de afspraken die in het regeerakkoord staan. Ik houd vast aan de stelling dat bij dit Belastingplan de mensen met lage en de mensen met middeninkomens spekkoper zijn en er het meest op vooruitgaan, en dat we met dit plan arbeid stimuleren.

De heer Bashir (SP):
De heer Groot zegt dat ik dingen zeg, maar ik bedenk die dingen niet zelf. Ze komen uit de Macro Economische Verkenning 2016. Ook in de schriftelijke beantwoording is wat ik zeg bevestigd. Feit is dat uit de cijfers blijkt dat in de periode van 2013 tot 2016 de inkomensverschillen groter zijn geworden. We kunnen blijven discussiëren over de vraag op dit nu klopt of niet, maar de feiten zijn zoals ze zijn. Ik vraag de heer Groot om ook naar onze voorstellen te kijken. Wij zeggen: gebruik het geld dat nu naar de mensen gaat met een inkomen boven de €65.000, dat belastingvoordeel van €1.000, nou voor iedereen. Gebruik het voor mensen met een laag inkomen, voor de middeninkomens en voor de niet-werkenden. Dan gaat iedereen erop vooruit. Vind ik de heer Groot aan mijn zijde om dat amendement aan een meerderheid te helpen?

De heer Groot (PvdA):
Wij willen altijd naar voorstellen kijken. De heer Bashir heeft het nu over de verlenging van de derde schijf. Die moet je niet in isolatie bezien. Die moet je in samenhang zien met de afbouw van de algemene heffingskorting. Dat kun je niet zomaar lostrekken. En ik blijf erbij dat dit Belastingplan grosso modo voor lage en middeninkomens, voor werkenden, een substantiële inkomensvooruitgang oplevert.

De heer Van Weyenberg (D66):
Wij hopen dat dat na de stemming ook geldt voor ouders met jonge kinderen die allebei willen werken.

De heer Groot (PvdA):
Dat hoop ik ook.

De heer Van Weyenberg (D66):
Maar mijn vraag gaat over iets anders. Ik heb de heer Groot horen praten over de Wbso en de samenvoeging met de RDA. Er ligt een amendement van collega Dijkgraaf en mijzelf om te borgen dat het midden- en kleinbedrijf, start-ups en familiebedrijven voldoende van het innovatiegeld houden. In het wetgevingsoverleg stond de heer Groot buitengewoon sympathiek tegenover dat amendement. Hij spreekt nu in iets bedachtzamere termen. Staat hij eigenlijk nog steeds aan onze zijde? Is hij tot nu toe door de antwoorden van het kabinet niet overtuigd om dat niet te doen?

De heer Groot (PvdA):
Mocht dat budget overschreden worden — die zorg deel ik met de heer Van Weyenberg — dan geeft de staatssecretaris de garantie dat dat niet wordt teruggehaald bij kleine bedrijven. Dat schiet op. Ik heb ook gezegd dat ik die toezegging nog niet genoeg vind, want ik wil ook niet voor het blok gezet worden in die zin dat wij dan het budget moeten verhogen. Dus ik wil ook de toezegging dat een en ander bij grote bedrijven wordt teruggehaald als een overschrijding zich toch voordoet. Maar ik wacht eerst het antwoord van de staatssecretaris af op dit punt. Misschien is dat nog beter dan het amendement van de heer Van Weyenberg, waar ik overigens onverminderd sympathiek tegenover sta.

De heer Van Weyenberg (D66):
In het wetgevingsoverleg zei de heer Groot: ik ben tot nu toe nog niet overtuigd. Uit het feit dat hij vragen blijft stellen, maak ik op dat hij ook nu nog niet overtuigd is door het kabinet om niet het amendement te steunen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik voelde mij wat uitgedaagd toen de heer Groot ineens de zin uitsprak: ik denk dat ik namens het hele parlement spreek als ik zeg dat het zo mooi is om 5 miljard lastenverlichting door te kunnen voeren. Het zou goed zijn als de heer Groot voor zichzelf blijft spreken, want als je mij midden in de nacht wakker zou maken en zou vragen "wat wil je, 5 miljard lastenverlichting of een substantiële bijdrage aan het oplossen van ons klimaatvraagstuk of van de werkloosheid?", dan zou ik daarvoor kiezen en daar die hele 5 miljard lastenverlichting voor inleveren. Dit is echt voor rekening van het kabinet.

De heer Groot (PvdA):
Dan heb ik niet namens de heer Grashoff gesproken. Ik deel overigens zeer zijn wens om veel meer te doen aan vergroening. Die agenda moeten wij ook voortdurend blijven laden, maar heel veel mensen in dit land hebben het de laatste jaren heel moeilijk gehad. Die zijn nu wel toe aan een vorm van koopkrachtondersteuning.

De heer Omtzigt (CDA):
In het wetgevingsoverleg heeft de woordvoerder van de PvdA gezegd dat er een PvdA-afdeling in de grensregio was die ervoor gekozen had om niet over de grens te tanken. Dat vond ik een zeer lovenswaardig voorstel, want dan zouden wij geen grenseffecten hebben en dan zouden al mijn argumenten invalide zijn. Weet de heer Groot al welke PvdA-afdeling dat was?

De heer Groot (PvdA):
Ik heb dat nog niet nagezocht. Ik heb daar nog geen tijd voor gehad. Dat houdt de heer Omtzigt nog te goed. Hij trekt wat snel de conclusie dat dat zou betekenen dat er geen grenseffecten zijn. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen gezegd dat je ook anders naar die grensproblematiek kunt kijken. Je kunt ook de oproep doen aan mensen: ondersteun je eigen pomphouders en betaal gewoon hetzelfde als andere mensen in het land. Dat neemt natuurlijk niet weg dat mensen de vrijheid hebben om te kiezen wat ze willen, maar het maakt nogal wat uit of je als politicus mensen ertoe oproept om vooral te gaan tanken in het buitenland of dat je als politicus, ook in de geest van het gedachtegoed van het CDA, mensen ertoe oproept om solidair te zijn en bij de eigen pomphouder te blijven tanken.

De heer Omtzigt (CDA):
We hebben allemaal al moeten bekennen of we in Nederland tanken of niet. Inderdaad, ik tank in Nederland, maar ik kan u verzekeren dat dat met een salaris als Kamerlid vrij makkelijk is gezegd. Ik zie graag uit naar het antwoord van de heer Groot in tweede termijn op de vraag waar dat gebeurt.

De heer Groot (PvdA):
Dat is goed. Het is een klusje om dat morgen op te duiken, maar ik denk dat het gaat lukken.

De voorzitter:
De heer Klein heeft aangegeven dat hij ongeveer twaalf minuten gaat spreken.

De heer Klein (Klein):
Voorzitter. In het wetgevingsoverleg heb ik als onafhankelijke fractie reeds gepleit voor oplossingen voor een aantal onrechtvaardige belastingen, zoals de erfbelasting. Ik ga dat vanavond niet nog eens dunnetjes overdoen. Wel heb ik een tweetal amendementen met dekking ingediend. Een amendement om de erfbelasting af te schaffen en een tweede amendement om bij meer zelfstandig ondernemers innovaties te stimuleren, door verlaging van de Wbso-norm naar 400 uur, waarbij de starters-Wbso gewoon behouden blijft.

Dan leg ik de staatssecretaris nog eens de problematiek voor die zich kan voordoen bij een scheiding. De beantwoording op dit punt is echt onvoldoende. Ik ga het nog eens rustig uitleggen. Iemand die in scheiding ligt, moet vaak ook nog eens huurtoeslag en zorgtoeslag terugbetalen, wanneer de ex-partner meer gaat verdienen in het jaar dat zij nog fiscaal partner van elkaar zijn. Een voorbeeldje uit mijn mailbox. Een vrouw en haar echtgenoot zijn gescheiden in april 2013. Tot het moment van scheiden leven beiden van een bijstandsuitkering. Na de scheiding is de voormalige echtgenoot meer gaan verdienen. Dit leidde ertoe dat de vrouw in 2015 een terugvordering van in totaal €2.096 ontving. Het gaat hierbij om de terugvordering van de zorgtoeslag, de kindertoeslag en de huurtoeslag. Die vrouw is een ongehuwde moeder met een kind van 3 jaar oud, met een plotseling toegenomen schuld van duizenden euro's, zonder enig uitzicht deze schuld op enige termijn te kunnen wegwerken. Van het feit dat haar voormalige echtgenoot meer is gaan verdienen, heeft zij niet mee geprofiteerd. Ook heeft zij nooit alimentatie ontvangen van de echtgenoot. Het is dus zeer onrechtvaardig dat zij deze toeslagen moet terugbetalen.

Het probleem zit in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir. Hierin is het toeslagbegrip "partner" opgenomen. Uit deze wet volgt dat mensen niet een gedeelte van het jaar partner van elkaar kunnen zijn, maar dat zij dat het hele jaar zijn. Het gevolg is dat als het inkomen van de ex-partner stijgt, het gezamenlijk inkomen ook stijgt. Dit zorgt ervoor dat er terugbetaling van de toeslagen moet plaatsvinden. Vóór 2012 was hier nog wel een oplossing voor, de zogenaamde 10%-regeling. In de memorie van toelichting van deze wet uit 2004 staat waarop deze 10%-regeling was gebaseerd: "Als partners uiteengaan, kan de gekozen systematiek wel leiden tot onwenselijke uitkomsten als het inkomen van de voormalige partner na diens vertrek aanzienlijk toeneemt. Hetzelfde geldt bij vertrek van een medebewoner. Bij de belanghebbende zou de draagkracht in de partnerperiode dan worden beïnvloed door een inkomensstijging die pas daarna is opgetreden en waarvan hij niet heeft kunnen profiteren. Als oplossing voor dit probleem wordt in die gevallen op verzoek van de belanghebbende in het jaar van (echt)scheiding of van vertrek van een medebewoner uitgegaan van een lager toetsingsinkomen van de partner. In de wet is aangegeven hoe in die situaties dat toetsingsinkomen moet worden berekend". Dat is die 10%-regeling. Maar in 2012 is die oplossing geschrapt. Het probleem dat elders in de betreffende memorie van toelichting bovendien als onbillijk en onevenwichtig werd benoemd, is er nog steeds, en de oplossing is uit de wet gehaald. De staatssecretaris zegt er nu over dat deze regeling destijds is afgeschaft, omdat het een ingewikkelde regeling was waar te weinig gebruik van werd gemaakt. Dat een bijstandsmoeder hierdoor ineens een schuld van ruim €2.000 kan oplopen, lijkt mij genoeg reden om actie te ondernemen. ik heb hier een vrijzinnige oplossing voor bedacht. In het wetgevingsoverleg heb ik die aan de staatssecretaris en de Kamer voorgelegd. Mijn voorstel houdt in dat mensen met een uitkering op minimumniveau bij wijzigingen in de huishoudsituatie altijd de maximale toeslag ontvangen. De reactie van de staatssecretaris was dat dit een dermate ingrijpende en principiële wijziging vergt dat het zijn doel voorbijschiet om een relatief weinig voorkomend probleem op te lossen. De staatssecretaris zegt dat het om een relatief beperkte groep gaat. Er worden echter een paar duizend mensen door een onrechtvaardige maatregel getroffen. Wil de staatssecretaris daarmee zeggen dat zij gewoon pech hebben? Dat is onvoorstelbaar. De staatssecretaris lijkt zich er helemaal bij neer te leggen dat de vrouw uit het voorbeeld dat ik noemde, zich noodgedwongen in de schulden steekt als gevolg van zijn beleid. Ik kan hier geen genoegen mee nemen. De staatssecretaris zou dat ook niet moeten doen. Als mijn eenvoudige oplossing niet werkt, op welke andere manier kunnen we dit dan oplossen? Ik krijg daar graag een antwoord op van de staatssecretaris. Hoe voorkomt hij dat mensen het slachtoffer worden van een systeemfout en dat toeslagen moeten worden terugbetaald?

Ik maak nog een opmerking over de volledig uit balans geslagen discussie over de eenverdiener. Het is gecheckt door nrc.next: een eenverdiener betaalt tot vijf keer zoveel belasting. Vanuit een vrijzinnig perspectief zou een vrijzinnige en vrije keuze met betrekking tot de wijze waarop inkomen wordt verworven, het uitgangspunt moeten zijn. Er is gesproken over tweeverdieners en over economische zelfstandigheid, maar mensen moeten een vrije keuze hebben en zij moeten niet gestraft worden vanwege de keuze die ze maken. Ook het omgekeerde moet niet gebeuren. Er kan ook een probleem ontstaan als er feitelijk geen sprake is van een vrije keuze. Dat kan aan de orde zijn vanwege de ziekte van een partner, maar daar is ook vaak sprake van als mensen gewoon niet aan het werk komen. Veel 45-plussers hebben daarmee te maken. Dan is het onlogisch dat eenverdieners meer belasting betalen. Dat is onrechtvaardig. Er moet sprake zijn van evenwichtige belastingen waarbij de lastenverlichting die ondanks dit kabinet mogelijk wordt als gevolg van een economisch herstel, ook echt rechtvaardig terechtkomt. Datzelfde geldt voor de koopkrachteffecten voor de gepensioneerden. Die lijken voor 2016 mee te vallen, maar dat is schijn. Er is sprake van gegoochel met de cijfers met betrekking tot de ouderenkorting. Mensen worden blij gemaakt met de boodschap dat het van slecht naar minder slecht gaat. De negatieve inkomensontwikkelingen worden ook duidelijk in de brief van de gezamenlijke ouderenorganisaties die we op 9 november hebben ontvangen. Ik verzoek de staatssecretaris om op die brief te reageren en om de zorgen weg te nemen, zo dit kan. Ik zie de reactie van de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Klein. Dan geef ik het woord aan de heer Grashoff. Ik begrijp dat hij er op dit moment niet is. Dan stel ik voor om alvast door te gaan naar de heer Van Vliet. Ik zie dat de heer Van Vliet even zijn telefoongesprek moet beëindigen. Dat is bij dezen gebeurd. Ik zie dat de heer Grashoff er inmiddels ook weer is, maar ik geef nu het woord aan de heer Van Vliet. Hij heeft aangegeven een minuut of tien te willen spreken.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ik was even met mijn liefje aan het bellen, dus ja, dan loop je even de zaal uit.

Voorzitter. Daar staan we dan in het grote SSS-debat, in het grote debat om de stoelendans om steun in de senaat. De keuze gaat tussen een man met een witte baard in de wolken, die is van de christelijke partijen, en de hulk, de groene held van de groene partijen. Voor mij betekent het dat ik het minste van twee kwaden moet kiezen. Ik vraag de staatssecretaris daarom het volgende. Wat is de rek? In hoeverre is hij bereid om de vertegenwoordigers van een van deze twee lijnen hun zin te geven? Als mijn analyse in het Financieel Dagblad uitkomt, dan wordt het de man met de witte baard, wellicht met wat groen baardhaar ertussen. Maar hoever is de staatssecretaris bereid om te gaan? In hoeverre is hij bereid om af te wijken van het voorliggende Belastingplan dat door de coalitiepartijen en het kabinet is gepresenteerd? In hoeverre gaat de staatssecretaris daar straks van afwijken? Wat is de reikwijdte van toezeggingen? Is alles erop gericht om het maar door de Eerste Kamer te krijgen?

Ik heb het al eerder gezegd: ik vind het erg jammer dat hier alles over de meerderheid in de senaat moet gaan, terwijl het politieke primaat hier moet liggen en nergens anders dan hier. Laat ze het maar uitzoeken in de Eerste Kamer! Ik weet dat het voor mij makkelijk praten is omdat ik geen senaatsfractie heb. Ik maak mij dan ook geen illusies dat ik hier zulke grote potten kan breken. Desalniettemin heb ik een begroting ingediend, die is doorgerekend door het CPB, waaruit twee dingen blijken. Ten eerste komt de staatsschuld er beter voor te staan. Die stijgt namelijk minder hard dan in de plannen van het kabinet. Ten tweede groeit de werkgelegenheid harder. Ja, daar breng ik ook offers voor, maar die durf ik te verdedigen.

Helaas, als realist besef ik dat mijn begroting het niet gaat halen. Het zal net niet zijn, maar ik verwacht dus dat die het niet haalt. Dus, wat doe ik dan? Kiezen uit het minste van twee kwaden? Nu ja, in ieder geval kies ik wel voor lastenverlichting. Als constructief oppositielid zou ik bereid zijn om voor het Belastingplan van het kabinet te stemmen, mits de staatssecretaris — en daarom stelde ik hem net die vraag — dit niet plan niet te veel laat verwateren met de wensen van christelijk rechts dan wel de groene partijen. Hoever gaat de staatssecretaris daarmee en in hoeverre ontstaat er straks een verwaterd plan, waarover ik dan toch nog eens heel goed moet nadenken?

Als ik kijk naar de voorliggende plannen, zeg ik: dat Belastingplan kan als second best mijn steun hebben als mijn eigen begroting het niet haalt. Dat geldt ook voor het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming loondomein, ook voor de Artikel 2-Fondsuitkeringen en de vrijstellingen en ook voor de aanpassingen in de moeder-dochterrichtlijn die we hier gaan invoeren. Dat neemt niet weg dat ik in het wetgevingsoverleg een aantal punten op tafel heb gelegd waarover ik wel degelijk vragen heb.

In de vergelijking tussen eenverdieners en tweeverdieners valt mij één ding op. Die vergelijking gaat namelijk altijd over één poppetje dat €80.000 bruto verdient versus twee poppetjes die samen €80.000 verdienen. Of één poppetje verdient €60.000 en twee verdienen samen €60.000. In mijn optiek is een eerlijke vergelijking de vergelijking waarin degene die het salaris verdient op zijn eigen merites wordt beoordeeld, wat betekent dat je in mijn optiek iemand die €80.000 bruto verdient, moet vergelijken met een koppel dat per persoon €80.000 verdient. Tel dat maar eens bij elkaar op. Hoeveel betalen zij dan meer dan de persoon die dat bedrag in zijn eentje verdient? Dat is pas een vergelijking waarbij we een keer moeten stilstaan. Overigens zeg ik over deze discussie erbij dat we op verzoek van vooral de SGP van de heer Dijkgraaf het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen hebben laten opstellen. Dat rapport ligt nu in lade 3 van kast 17. Doen we daar nog wat mee of niet? Daar wil ik toch graag de mening van de staatssecretaris over horen. Volgens mij heeft dat rapport een lieve duit gekost. Daar zaten ook wel een paar interessante punten in. Kijkt de staatssecretaris daar nog eens af en toe naar?

Ik kom bij de specifieke punten die ik zelf op tafel heb gelegd. Ik heb twee amendementen ingediend, die zijn verspreid via Parlis. Ik overweeg twee moties in te dienen. De amendementen gaan over de volgende punten. Ik heb een amendement ingediend over de country-by-country reporting in het kader van de Common Reporting Standard et cetera. Ik regel in dat amendement dat de omzet van een multinational teruggebracht zou moeten kunnen worden naar 500 miljoen in plaats van 750 miljoen. Ik denk dat je er dan eerder recht aan doet dat bedrijven die een substantiële omzet behalen met hun activiteiten in meerdere landen tegelijk gewoon moeten voldoen aan deze nieuwe standaard.

Mijn andere amendement gaat over de werkkostenregeling. Daarmee zorg ik ervoor dat de 1,2% vrije ruimte niet kan worden misbruikt door werkgevers door daar contante beloningen in te parkeren. Mij is gebleken dat dit wel degelijk gebeurt met bonussen en allerlei gratificaties. Ik hoorde een vaag antwoord van de staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg dat een gratificatie weleens een gebruikelijk iets zou kunnen zijn wat je toekent aan iemand die daar heel hard voor heeft gewerkt. Ammehoela! Als ik hard werkte in het bedrijfsleven, kreeg ik ook gratificaties, maar ik moest daar gewoon belasting over betalen. De basis van de loonheffing in Nederland is dat je loonbelasting betaalt over alle voordelen die voortvloeien uit de dienstbetrekking, ongeacht of er een eindheffing is. Maar je moet gewoon lappen. 1,2% vrije ruimte gaat over het bestrijden van kosten die een werknemer maakt en dus niet over bonussen en gratificaties. Daarom kom ik met een amendement om die weg naar de contanten te blokkeren en op die manier te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de oorspronkelijke bedoeling van dit instrument.

Ik kom op de renteaftrek in de vennootschapsbelasting, met name op de renteaftrekbeperking. We hebben nu een waaier aan beperkingen. Die vertonen een caleidoscopisch beeld. Ik heb in het wetgevingsoverleg specifiek gevraagd naar onder andere artikel 10b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Ik vroeg toen of we dat artikel niet beter kunnen afschaffen, omdat het niet wordt gebruikt. Het antwoord in de schriftelijke beantwoording was dat het inderdaad "weinig" wordt toegepast, maar dat het een preventieve werking heeft. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe vaak is artikel 10b in de afgelopen drie jaar door inspecteurs toegepast in de fiscale praktijk om renteaftrek bij een vennootschapsbelastingplichtige te weigeren? Als dat nul keer zou zijn, of één of twee keer, dan zeg ik op mijn beurt: we moeten van artikel 10b af. Het is een vervuiling van ons wettelijke apparaat om renteaftrekbeperkingen toe te passen. We krijgen ook nog een aanpassing in verband met de implementatie van de Moeder-dochterrichtlijn 2015. Ik wil de waaier kleiner maken. Dan moeten onnodige regels eruit. Ik overweeg om in de tweede termijn een motie op dit punt in te dienen.

Ik kom op de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden die zijn gelegen in andere lidstaten van de EU, dan wel van de EER. Ik heb in het wetgevingsoverleg gevraagd hoe we gaan controleren of zo'n monumentenpand wel in de Nederlandse cultureelerfgoedhistorie past. Nederland heeft heel veel bilaterale belastingverdragen gesloten, onder andere met alle EU-lidstaten en volgens mij ook met alle EER-staten. Die bilaterale belastingverdragen zijn gebaseerd op het OESO-modelverdrag. Wat staat daarin? Daarin staat, zo zeg ik tegen allen, dat belastingheffing over een onroerende zaak is toegewezen aan de staat waar die onroerende zaak is gelegen. Wat doen we nu? We staan aftrek toe van uitgaven voor panden die niet in Nederland zijn gelegen maar in landen waarmee wij zo'n bilateraal belastingverdrag hebben. Dan is het einde toch zoek? We gaan het dubbeltje omdraaien en iemand nog meer voordeel geven dan hij op basis van andere regelingen al zou hebben. Een belastingverdrag creëert in elk geval geen heffingsrechten maar wijst die toe aan een staat. Dat beginsel wordt nu doorkruist met deze regeling om aftrek van uitgaven voor monumentenpanden, whatever that may be, toe te staan in Nederland, terwijl die panden niet in Nederland zijn gelegen. Ik krijg hierop graag een uitgebreide visie van de staatssecretaris. Ik overweeg om in de tweede termijn een motie op dit punt in te dienen.

Het moge duidelijk zijn dat ik het Belastingplan dat nu voorligt, als een second best optie wil ondersteunen. Ik vraag de staatssecretaris echter wel heel serieus wat hij vindt van al die geluiden van christelijk rechts en groen links. Hoever is hij bereid te gaan?

Mijn slotopmerking gaat over box 3. Ik heb die opmerking ook gemaakt in het wetgevingsoverleg. Als we straks gaan naar belasting van het werkelijke rendement — daartoe bestaat een brede wens in de Kamer en ik heb die wens natuurlijk ook, want alles is beter dan fictief rendement — dan moet dat wel uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst. Op dat punt geef ik de staatssecretaris lucht. Wat dat betreft ben ik ook bereid om akkoord te gaan met het voorstel zoals dat er nu ligt. Ik vraag hem echter wel om expliciet in te gaan op het verschil tussen een vermogenswinstbelasting en een vermogensaanwasbelasting. Naar mijn mening is een vermogensaanwasbelasting geen goed alternatief straks om aan te sluiten bij het werkelijke rendement. Ideaal is een vermogenswinstbelasting. In verschillende landen is aangetoond dat zo'n systeem kan werken. Graag krijg ik daarop nog de visie van de staatssecretaris.

De heer Groot (PvdA):
De staatssecretaris heeft laten weten dat hij de vermogenswinstbelasting ook niet zo'n aansprekend idee vindt. Een vermogenswinstbelasting is heel kwetsbaar qua belastingconstructies, omdat je dan belastingen eindeloos kunt uitstellen en je kunt schuiven naar vermogenstitels die alleen koerswinsten opleveren. Dan moet je wachten tot de koerswinsten zijn gerealiseerd, maar dat komt er nooit van. De vermogenswinstbelasting is dus zo lek als een mandje. Dat moet toch ook de heer Van Vliet niet willen?

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Nee, een lekkend mandje wil ik zeker niet. Ik heb wel het volgende gezegd. Als we nu akkoord gaan met dit tussenvoorstel — zo zie ik het — van de staatssecretaris, hebben we even ademruimte om toe te werken naar een model voor het belasten van het werkelijke rendement. Als je die ademruimte optimaal benut, wat doe je dan? Dan trek je echt lering uit de stelsels in de ons omringende landen. Dat zijn ook landen waar een vermogenswinstbelastingsysteem bestaat. Als daar mogelijke lekkages in zouden zitten en je die grondig opsomt, kun je in Nederland rustig werken aan een model waarin je die gaten van tevoren dichtmaakt. We hebben het gehad over het Britse model, waarbij ik het niet eens was met de analyse van de staatssecretaris dat dat maar naar het rijk der fabeltjes moet worden verwezen omdat het zo lek is als een mandje. Daarbij ging het namelijk over een vrijstelling en een drempel. Als je die eruit haalt, is het hele verhaal van de staatssecretaris dat het systeem in de UK niet zou werken, niet zo veel meer waard. Mijn stelling is dus: trek lering uit de landen waarin ze een vermogenswinstbelastingsysteem hebben en kom dan met een voorstel waarover we met zijn allen kunnen praten, dat volgens mij wel kan werken en dat ook nog dicht is.

De voorzitter:
Ik stel voor dat wij, voordat we verder gaan met de inbreng van de heer Grashoff, vijf minuutjes schorsen voor een korte sanitaire stop.

De vergadering wordt van 21.27 uur tot 21.33 uur geschorst.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Wat moet een Belastingplan doen? Wat moet het Belastingplan hier en nu in Nederland doen? Dat kun je heel kort samenvatten. Het zou moeten zorgen voor aanzienlijk meer werk, voor aanzienlijke vergroening en het zou moeten bijdragen aan de verkleining van ongelijkheid. Dat zijn de maatstaven waartegen de fractie van GroenLinks de voorstellen van het kabinet voor het Belastingplan heeft gewogen. Als we daar nog een criterium van meer algemene aard aan moeten toevoegen, dan zou ik kunnen zeggen dat het Belastingplan ook zou moeten bijdragen aan een zekere vereenvoudiging. Dat was in ieder geval ook een van de wensen van de staatssecretaris zelf.

Meer werk? Het is buitengewoon mager, terwijl er zo veel ruimte in het Belastingplan is om daadwerkelijk te kunnen bijdragen aan werkgelegenheid. Er waren heel andere modellen en mogelijkheden mogelijk geweest. Op het gebied van vergroening levert het Belastingplan nul komma nul. In de discussie is wel het een en ander naar voren gebracht. Ik heb mijn best gedaan om dat te doen. Ik was in elk geval serieus, maar misschien heb ik al te redelijke voorstellen ingediend. Ik krijg hier en daar kritiek dat de voorstellen van GroenLinks bij dit Belastingplan te redelijk zijn. Ik zie in ieder geval dat ze tot nu toe niet door iedereen evenzeer omarmd worden.

Op het gebied van het verkleinen van ongelijkheid zou je kunnen zeggen dat er een klein lichtpuntje is, namelijk de vermogensbelasting. Er wordt een kleine, maar zeer relevante stap gezet in het veranderen van de vermogensbelasting. Het is echter de vraag of dit erin blijft zitten, want als het CDA of de heer Omtzigt niet zijn gelijk krijgt, gaat hij dat er netjes uit schrappen. Hij heeft inmiddels namelijk zelfs een amendement ingediend om dat eruit te schrappen. De heer Groot heeft duidelijk aangegeven dat hij niet voornemens is om hierop te bewegen. Geldt dat ook voor de staatssecretaris? Ik ben heel benieuwd hoe dit tot een eind moet komen, want ik heb begrepen dat dit voorwaardelijk is. Dit zou het speelveld dus significant kunnen veranderen. Dat zou mijn fractie wel heugen, want dan kunnen we misschien ook op het gebied van werkgelegenheid en vergroening met dit kabinet heel goede zaken doen.

Over vergroening en meer werkgelegenheid blijf ik benadrukken — ik doe dat nog maar eens, wellicht ten overvloede — dat het nemen van vergroeningsmaatregelen fiscaal ruimte oplevert om de lasten op arbeid te verlagen. Dat draagt bij aan vergroening én aan werkgelegenheid. Ik wil ook benadrukken dat er nog een andere route is, die in elk geval voor een deel toepasbaar is. De opbrengsten van fiscale vergroeningsmaatregelen kunnen rechtstreeks beschikbaar gemaakt worden voor het uitlokken van investeringen vanuit zowel de publieke als de private sector. Dat die laatste optie steeds wat buiten beeld blijft, wellicht omdat modellen daar te weinig rekening mee houden of daar helemaal niet vatbaar voor zijn, is erg jammer. We zien aan de ontwikkeling van de economie van afgelopen jaar dat een belangrijk deel van het economisch herstel uit de bouwsector komt. Daar wordt geïnvesteerd in verbouw en nieuwbouw van woningen. Wat zou er beter zijn dan het veel te grote beslag op gas in Nederland terugdringen en daarbij tegelijkertijd mogelijkheden scheppen en stimuleren om te investeren in isolatie van woningen, om installaties te vernieuwen en om alternatieven voor het stoken met een gasketel aan te jagen, zowel bij de klein- als de grootverbruikers? Dan zouden we namelijk twee vliegen in één klap slaan. Daarmee stimuleren we de werkgelegenheid op korte termijn, want de investeringen lokken op korte termijn werkgelegenheid uit en niet op de lange termijn. Op die manier zouden we bovendien echt een deuk in een pakje boter kunnen slaan wat betreft het veel te hoge aantal werklozen in Nederland. Maar zover zijn wij nog niet.

Ik heb voorstellen ingediend. Van meet af aan heb ik gezegd dat ik de kaarten maar gewoon op tafel leg, heel realistisch. Dat betekent dat er in elk geval wel flink over gesproken wordt, maar ook dat het in de reacties van de staatssecretaris daarop wel zuinigheid troef was. Laat ik de vijf voorstellen nog maar even doorlopen.

Bij de laadpalen stuiten wij op een Europees probleem. Ik kan niet anders dan constateren dat dat zo is; I rest my case voor dit moment. Toch wil ik de opmerking van de heer Van Weyenberg herhalen: laten wij ook eens bekijken wat er wel kan op dit vlak. Daar hebben wij nog geen antwoord op gekregen.

Ik noem ook een lichtpuntje in verband met de postcoderoos. Intussen is een amendement over de postcoderoos ingediend, dus mag ik volgens mij iets daarover zeggen. Mevrouw Schouten, de heer Van Weyenberg en ik zullen zo dadelijk met een amendement komen dat niet alleen de postcoderoos daadwerkelijk verruimt, maar ook het nihiltarief brengt. Laten wij dat maar eens als een lichtpuntje zien. Ik weet dat daar eerder al enorm over gesteggeld is, maar dat zou nou eindelijk eens tot een regeling kunnen leiden waarbij wij daadwerkelijk veel meer zonnepanelen — met name — op daken in Nederland krijgen. Ook dat is dus het uitlokken van investeringen.

Het volgende voorstel gaat over de kolenbelasting. Daar wordt simpelweg van gezegd: dat kan niet, dat bestaat niet, want wij hebben nu eenmaal een energieakkoord. Het is steeds weer hetzelfde mantra. Dat is heel vervelend, want dit is een heel significant voorstel. Wij zijn namelijk bij lange na niet zeker over de sluiting van de kolencentrales, ook niet met het toegestuurde besluit, omdat daar nog juridische voetangels en klemmen aan lijken te zitten. De meest effectieve manier om dat te doen is en blijft de kolenbelasting, maar dat lijkt voor het kabinet nog steeds een niet begaanbare route. Het is een no-goarea, terwijl het gezond verstand eigenlijk zegt: laten wij daar nu op ingaan, want dan kun je opnieuw gaan werken aan het sluiten en versneld sluiten van de kolencentrales die daadwerkelijk op grote schaal bijdragen aan het klimaatprobleem. Overigens breng je tegelijkertijd ook geld binnen, in dit geval bijvoorbeeld voor de verlaging van de lasten op arbeid. Dan komen wij echt een stuk verder in de goede richting. Dit is interessant, maar dit voorstel wordt gewoon van tafel geveegd. Eigenlijk ontbreekt het steeds weer aan argumenten, behalve dan dat er een energieakkoord is. Maar iedereen weet intussen dat wij aan het energieakkoord zullen moeten tornen als wij in de buurt willen komen van de doelstellingen die wij moeten halen en die wij in het kader van de uitspraken in de Urgendazaak ook zouden willen halen. Dit is een grote gemiste kans. Ik blijf benadrukken dat dit een van dingen zou zijn waarmee wij stappen verder zouden kunnen komen. Dit zou ook significant kunnen bijdragen aan het verwerven van steun voor het Belastingplan, in elk geval van mijn fractie.

Ik heb een voorstel gaan op het vlak van de energiebelasting voor grootverbruikers dat nauw aansloot bij gedachtegangen die in een eerdere brief van de staatssecretaris naar voren zijn gebracht. Ik heb een vrij bescheiden verhogingspercentage van overall ruim 7% voorgesteld. De reactie daarop is dan toch weer: dat kan niet, want daar hebben wij een vrijstelling voor de metallurgische en mineralogische industrie voor nodig. Tegen mijn zin in zou ik geneigd zijn om mijn amendement in die richting aan te passen en die vrijstelling erin te brengen, als het kabinet, de staatssecretaris, bereid zou zijn om er nu in Europees verband echt voor te gaan zorgen dat wij afkomen van die vrijstellingsmogelijkheid. Want de enige reden waarom wij dat op dit moment niet zouden kunnen doen, is dat wij te maken hebben met een ongelijk speelveld binnen de Europese Unie. Als wij die combinatie zouden nastreven en er op dat vlak daadwerkelijk iets gebeurt, zou ik bereid zijn om voor dit moment genoegen te nemen met zo'n vrijstellingsregeling vanuit het perspectief van het gelijke speelveld. Maar dan moeten wij er tegelijkertijd ook met elkaar aan werken om van die rare race to the bottom af te komen. De heer Groot heeft daar gelukkig wel positief op gereageerd. Ik heb een motie in voorbereiding. Ik zal die graag voorleggen, maar ze is nog niet helemaal klaar, want anders zou ik de motie nu al indienen. Maar daar hebben wij nog wel even de tijd voor.

Tot slot ga ik in op de energiebelasting voor kleinverbruikers. Daar reageert de staatssecretaris wat verschillend op in die zin dat hij een wat andere insteek kiest dan bij het oorspronkelijke amendement. Dat is voor ons niet onbespreekbaar. Sterker nog, ik heb intussen een amendement ingediend dat ingaat op de gedachtegangen die de staatssecretaris heeft geschetst. Dat is niet omdat het naar ons gevoel beter is, maar omdat het wel min of meer gelijkwaardig is. Als dit een meer begaanbare weg is, ben ik realistisch genoeg om daarnaar te kijken. Het gaat er dan natuurlijk wel om wat we met de opbrengst doen. Als die opbrengst gebruikt wordt om eenverdieners op een inadequate en ineffectieve wijze te helpen, zoals in de voorstellen die hier voorbijkomen, dan zal dat onze steun niet hebben.

Ik heb het amendement aangepast en toch maar weer ingediend. Bij de besteding van de opbrengst gaan we wat bedrijven betreft terug naar de Aof-premie. Dat is ook een verlaging van de last op arbeid. Je zou het anders kunnen doen, maar volgens ons past dat ook. Wat de huishoudens betreft, komt het voor een deel terug in de algemene heffingskorting en voor een deel bij de grote corporatiewoningen. Daarop heb ik ook weer zo'n ongelofelijk zuinige reactie gekregen van de staatssecretaris. Er is een probleem met deze groep woningen, namelijk een regeling voor woningcorporaties waar weinig gebruik van wordt gemaakt, omdat die regeling niet adequaat is en onvoldoende prikkels met zich brengt. Als er ergens grote slagen gemaakt kunnen worden, als het gaat om verduurzaming, investeringen, werk en om het terugdringen van het gasverbruik, is dat in de gebouwde omgeving. We zouden hier een enorm belangrijk effect kunnen bereiken. Daarmee kunnen ook eventuele negatieve koopkrachteffecten tegen worden gegaan. Wat wil je nog meer?

Dan krijgen we ineens het uitgavenkader. Prima, natuurlijk, maar als je voor 5 miljard schuift en je zou pakweg 60 miljoen willen steken in grote corporatiewoningen, is dat dan significant voor het uitgavenkader? Ik beveel de staatssecretaris van harte aan om hier nu eens positief op te reageren. Je kunt de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector aanpassen, zodat deze beter gebruikt wordt. Het budget dat een van de andere bewindslieden dreigt over te houden, wordt dan wel benut. Dat extra budget kan echt een vliegwiel zijn. Laten we dat gewoon doen, dan komen we echt een slag verder. Tot zover de vergroening. We zijn er blijkbaar nog lang niet. Ik blijf een optimist, soms tegen beter weten in, maar ik daag de staatssecretaris en de andere fracties uit om hierin mee te gaan.

Als het gaat om de Wet tegemoetkoming loondomein of het lage-inkomensvoordeel, zoals ik dat noem, zijn wij het in grote lijnen eens met het voorstel van het kabinet. We zijn er geen voorstander van om de norm van 24 uur per week te verhogen, omdat wij denken dat werk voor 24 uur per week heel goed kan zijn. We hoeven het ook niet verder naar beneden te brengen. Net als de heer Van Weyenberg vragen wij ons af of het wijs kan zijn om een iets kortere contractduur mogelijk te maken, om daarmee de stap van de bijstand naar werk, wat helaas vaak tijdelijk werk is, mogelijk te maken. Van werk naar werk is nog altijd vele malen makkelijker dan van bijstand naar werk, dus ik ben toch geneigd om een stukje te bewegen en mijn vraag aan de staatssecretaris is om daarin mee te gaan.

Tot slot. Ik heb bewust gekozen voor een wat vreemde interruptie in de richting van de heer Groot, maar ik ben ook graag bereid om deze straks bij de heer Dijkgraaf te herhalen. Je ziet bij het vraagstuk van de eenverdieners, zoals dat door sommige partijen op tafel is gelegd, aan de ene kant 3,7% verschil in lastendruk en aan de andere kant heel specifieke voorbeelden van duizenden euro's verschil in belastingdruk. Dan kan ik niet anders dan vaststellen dat het amendement van de heer Dijkgraaf geen oplossing biedt voor het probleem dat hij zelf aankaart. Het draagt eigenlijk alleen bij aan het verkleinen van het al kleine verschil van 3,7% in een richting die wij als partij van de emancipatie niet zouden nastreven. Als dit probleem al aangepakt moet worden omdat er erg ongelijke situaties zijn, in de sfeer van mantelzorgtaken of zorgtaken, dan willen we daarover graag meedenken, maar niet met deze ineffectieve, generieke maatregel, die door de ChristenUnie, de SGP en de SP naar voren is gebracht.

De voorzitter:
De heer Bashir wil hierover graag een vraag stellen.

De heer Bashir (SP):
Ik had het er net met de heer Groot over. Eigenlijk komt het erop neer — dat weten we al sinds jaren — dat de afbouw van de algemene heffingskorting vooral geldt voor de mensen met een laag inkomen. Wie veel inkomen heeft, bijvoorbeeld uit een bedrijf of uit spaargeld, kan die voordelen namelijk ten gunste brengen aan de partner die niet werkt. Zo wordt de algemene heffingskorting alsnog verzilverd. Al die jaren hebben wij geen voorstellen van GroenLinks gekregen om daar iets aan te doen. Volgens mij kun je daar ook niets aan doen, want het is heel ingewikkeld, zoals de heer Groot net ook aangaf. Nu we echter voorstellen om het onrecht dat sommige mensen wordt aangedaan terug te draaien, haalt de heer Grashoff opeens de emancipatie erbij. Waar was GroenLinks dan de afgelopen jaren?

De heer Grashoff (GroenLinks):
De heer Bashir mag altijd met mij en mijn fractie een discussie voeren over de vraag of wij bepaalde vraagstukken wel of niet voldoende serieus hebben genomen. Generiek gezien vinden wij het logisch dat er een verschil bestaat in belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners. Daar staan wij voor. Dat hebben we met elkaar gewild. Ik schrik niet van die 3,7%. Dat vind ik alleszins redelijk. Dat is een belangrijke prikkel om vanuit het overheersende kostwinnermodel uit de jaren 50 te komen tot een evenredige verdeling van arbeid in de eenentwintigste eeuw. Dat proces moet nog verder doorgezet worden, dus we zijn er nog niet aan toe om daar helemaal van af te gaan. Die prikkel is gewoon belangrijk om een en ander door te zetten, of dat nu in modellen een x-aantal of een y-aantal banen oplevert. Dat is punt één. Wij hebben in de loop der tijd vaak voorstellen gedaan, vaak samen met de SP, voor bepaalde sociale situaties, bijvoorbeeld voor situaties waarin sprake is van gehandicapte kinderen of mantelzorgtaken. Ik ben altijd bereid, ook in het kader van dit Belastingplan, om na te denken over specifieke maatregelen die aan zo'n probleem tegemoetkomen.

De heer Bashir (SP):
Die voorstellen om die specifieke problemen aan te pakken, verwelkom ik graag. Nu gaat het er echter om dat we een groot verschil hebben tussen eenverdieners en tweeverdieners. Dat verschil is niet meer uit te leggen. Het drukt alleen op sommige groepen, zoals mensen met een laag inkomen en mensen die alleen een arbeidsinkomen hebben. Mensen die bijvoorbeeld heel veel spaargeld of aandelen in bedrijven hebben, kunnen nog steeds de overdraagbare heffingskorting verzilveren, ook al is straks in 2024, zoals GroenLinks wil, de overdraagbaarheid helemaal afgeschaft. Ik begrijp niet waarom je een en ander dan voor een bepaalde groep wel zou willen afbouwen, een groep die om wat voor reden dan ook geen keuze heeft, en dat je dat niet doet voor een andere groep, die gebruik kan maken van foefjes en trucjes die je heel moeilijk kunt aanpakken.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ben bereid om samen met de heer Bashir te bekijken waar je daadwerkelijk iets kunt doen aan onevenwichtigheden. Laten we echter vaststellen dat het amendement van de heer Dijkgraaf, dat mede door de SP is ingediend, €650 per huishouden scheelt en dat dat afgezet wordt tegen voorbeelden waarin er sprake is van duizenden euro's verschil in belastingdruk. De SP lost dat probleem dus niet op met dit amendement. De partij trekt echter wel een enorme wissel, generiek bezien, op een situatie waarbij het in totaal slechts gaat om een verschil van 3,7% in lastendruk. Dat betekent dat de SP het verkeerd gerichte kanon op deze mug afschiet. Bij echte vraagstukken en probleempunten ben ik echter graag bereid — ik heb hierover niet de wijsheid in pacht — om te kijken wat we daaraan kunnen doen. Een van de mogelijkheden die aan de orde is geweest in het debat, is de TOG-plusregeling. Die lijkt veel specifieker en veel gerichter. Daar zou ik mee aan de slag willen.

Ik was al ongeveer aan het einde van mijn betoog. Ik vraag me af hoe we hier uitkomen. Het is markant dat het amendement van de ChristenUnie, de SGP en de SP niet ondertekend is door het CDA. Het CDA heeft ook een amendement ingediend dat raakt aan de IACK, waarbij een en ander weer naar de bijstand wordt geschoven. Ik wens de staatssecretaris dus veel wijsheid en veel hoofdpijntabletten. Dan zien we het verder tegemoet.

De voorzitter:
Ik meld de Kamer dat de heer Van Vliet het debat heeft moeten verlaten. Hij zal uiteraard teruglezen wat hier besproken is. Morgen is hij weer aanwezig. Ik geef het woord aan mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Voorzitter. Het is toch elk jaar weer een bijzondere sessie met het Belastingplan. Eerst komen we twee maandagen met heel veel partijen bijeen voor een wetgevingsoverleg. Daarna praten we met nog een extra partij erbij in de plenaire zaal. Het Belastingplan gaat natuurlijk ook over de inkomsten van de overheid. De publieke tribune is niet zo vol, maar het is toch een belangrijk onderwerp. Wij vinden het voorliggende stuk van het kabinet, het Belastingplan, een goed stuk. Er komen extra banen en de lasten gaan omlaag. Dat is toch wezenlijk. Op die combinatie hebben we jaren moeten wachten, omdat het kabinet moeilijke maatregelen moest nemen om de economie op orde te brengen. Voor het eerst na al die jaren zien we nu gelukkig dat de lasten omlaag gaan en dat er maatregelen worden genomen, zoals een verhoging van de arbeidskorting, om het werken te stimuleren. De VVD vindt het wezenlijk dat je je tot het uiterste inspant om meer banen te creëren zodat meer mensen kunnen werken. De VVD ondersteunt dit dan ook van harte. De komende jaren moet dat proces gewoon doorgaan, want werken is essentieel in dit land.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik waardeer de helderheid van mevrouw Neppérus. In het wetgevingsoverleg was zij hierover ook helder. Klopt het dat de VVD-fractie geen steun zal geven aan amendementen waardoor de belasting fors verhoogd wordt voor ouders met jonge kinderen die allebei willen werken? Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik heb tot nu toe amendementen gezien om de inkomensafhankelijke combinatiekorting sterk omlaag te brengen en de heffingskorting juist te verruimen. Dat zullen wij niet steunen. Ik heb het in het wetgevingsoverleg al gezegd: jarenlang is de positie geweest dat alleen de man mocht werken, als alleenverdiener; vrouwen hebben er in dit land jarenlang voor moeten strijden om wel te kunnen werken. Dat vinden wij essentieel en dat zullen wij blijven uitdragen.

Ik kom op box 3. Box 3 is al jaren een lastig punt. De voorganger hiervan, de gewone vermogensbelasting, was ook goed voor vele boze brieven, zo herinner ik mij uit mijn tijd als belastingambtenaar. Je zag dat de inkomsten niet binnenkwamen. Dat baarde mij nog veel meer zorgen. We liggen nu op schema om naar een aangepaste fictieve rendementsheffing gaan, maar zoals veel collega's al hebben gezegd, moeten wij toe naar heffing op basis van het reële rendement. De vraag is echter wanneer dat haalbaar is. Ik zal de eerste zijn om te zeggen: begin er niet aan als het niet goed kan worden ingevoerd. Dan wordt het namelijk een ellende. Ik vind het echter essentieel dat er tempo wordt gemaakt. Ik ben blij dat de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg van vorige week heeft toegezegd dat hij de Kamer periodiek zal rapporteren over het verdere verloop. Daar zullen wij hem met ons allen aan houden. Het is essentieel dat we naar het reële rendement gaan. Nu krijgen we een fictieve heffing. Die wijziging van het systeem is dan gewoon een tussenstap op weg naar een echte heffing. Ik hoor van de staatssecretaris graag een bevestiging van zijn toezegging dat hij de Kamer voortdurend zal informeren. Ik vind het wezenlijk dat we het tempo erin houden.

Ik kom op de aanpassing van de moeder-dochterrichtlijn en de introductie van het country report system. Die maatregelen steunen wij. Ik zeg er wel bij dat we er voor de moeder-dochterrichtlijn op moeten letten dat alle landen dan de ruime variant doen. Ik hoor graag van de staatssecretaris dat hij ons daarvan op de hoogte zal houden. De ruime variant vind ik te verdedigen, maar dan moeten alle andere landen die ook doen, want anders komt Nederland in een gekke positie terecht. Ook de country reports — die betreffen uitbreiding van de wederzijdse bijstand, in gewoon Nederlands — en de reparatie van het emigratielek in box 2 zijn goede zaken. Daar komt op termijn, niet direct, geld uit. Ik zou graag horen of de staatssecretaris bereid is om na te denken over de vraag hoe je het binnen een paar jaar richting bedrijfsleven kunt opsturen. Als aan een bepaalde sector, terecht, een aantal strengere eisen wordt gesteld, moet je met het oog op het vestigingsklimaat in dit land nagaan of je meer kunt doen.

Ik kom bij artikel 2 over de uitkeringen. Veel collega's hebben, net als ik, gezegd: fijn en goed dat het nu eindelijk gaat gebeuren; het is laat, maar liever laat dan niet.

Ik kom bij de Wet tegemoetkomingen loondomein. Ik heb in het wetgevingsoverleg van vorige week heel duidelijk naar voren gebracht dat ik steun wat in die wet wordt voorgesteld, ook met de grenzen die worden gehanteerd. Je zit natuurlijk wel met de invoering. Kunnen de Belastingdienst en het UWV die aan? Minister Asscher heeft ons toen toegezegd om regelmatig te rapporteren. Er waren nu aparte uitvoeringsrapportages, wat voor een keer best te doen is, maar in de toekomst lijkt me dat er steeds een gezamenlijke voortgangsrapportage moet komen van de minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris van Financiën. Dat lijkt mij een wezenlijk punt.

Ik heb vele voorstellen langs zien komen in de afgelopen dagen, ook vanavond weer. Ik denk dat het goed is als de staatssecretaris steeds ook zou willen aangeven wat de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid. Wat betekenen alle voorstellen die zijn gedaan voor banen? Het blijft voor ons cruciaal in het hele systeem dat er inderdaad werkgelegenheid bijkomt, want dat is van belang.

De voorzitter:
De heer Van Dijck heeft een vraag.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik ben toch nieuwsgierig of er enige bewegingsruimte is bij de VVD om tegemoet te komen aan die amendementen, want anders kunnen we eigenlijk net zo goed naar huis gaan. Dan is er geen meerderheid voor dit Belastingplan. Het CDA wil iets voor ouderen en kostwinners, de SP wil de derde schijf verkorten, wat ik de VVD ook niet snel zie doen, en een aantal partijen wil een korting op de IACK, waarvan u hebt gezegd dat dat voor u onacceptabel is. Dus de SP gaat u niet steunen en de christelijke partijen gaat u niet steunen. Dan blijft alleen nog het CDA over met een voorstel voor ouderen en kostwinners.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik heb veel langs zien komen. Als ik met de ene partij best wat wil bewegen, haakt de andere partij meteen weer af. Dus wij zullen voor de stemmingen alles geduldig, goed en grondig bekijken. Er zitten best dingen in waar je iets aan zou kunnen doen, zoals de postcodes en de laadpalen. Maar als je een beweging maakt, is de vraag of je ook steun hebt in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer. Daarop zullen wij wel alles toetsen. Ik ben begonnen te zeggen dat wij luisteren. Ik heb ook grote vragen gesteld maar ik zag toen grote verdeeldheid. Vanavond luisterend, stel ik ook vast dat er grote verdeeldheid is. Als er wat bewogen moet worden, wat altijd zou kunnen, moet dat wel een beweging zijn die acceptabel is om te komen tot een meerderheid in Tweede en Eerste Kamer.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat klinkt toch al anders dan in de eerste inbreng van mevrouw Neppérus, want toen zei ze dat een korting van D66 voor de gezinnen op de IACK onbespreekbaar is.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Dat hebt u mij daarnet ook horen zeggen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dus dat blokkeert u, en de derde schijf verkorten richting de SP is naar ik aanneem ook onbespreekbaar, want anders bent u uw laatste restje ideologie ook kwijt. Als u niet bereid bent te bewegen op een van die punten, dan haalt het Belastingplan het niet en dan kunnen we naar huis, dan kunnen we naar de Koning.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik begrijp dat de heer Van Dijck graag naar huis zou gaan, maar ik zie liever dat het kabinet blijft. Dat lijkt me ook van groot belang voor het land. Nogmaals, wij bekijken alle dingen. Er zijn best dingen waar we niet aan zouden moeten denken. Wij bekijken alles, maar als we iets steunen — want je zult wellicht moeten wegen, dat is vaak de werkelijkheid in de politiek en dat is gemakkelijker dan naar huis te gaan — moeten wij wel weten dat er een meerderheid komt in de Tweede en in de Eerste Kamer.

De heer Bashir (SP):
Mevrouw Neppérus zegt overduidelijk dat zij heeft geluisterd naar de voorstellen die hier zijn gedaan. Vervolgens noemt zij er een paar, namelijk de postcoderoos en de laadpaaltjes. Volgens mij zijn er veel meer voorstellen gedaan, bijvoorbeeld wat ook tegemoetkomt aan het regeerakkoord. Dan gaat het om een inkomensbeeld dat moet worden gerealiseerd waarbij meer wordt gevraagd naarmate het inkomen hoger wordt. Laat ik nu de coalitie helpen met een voorstel daartoe, namelijk het niet verlengen van de derde schijf, waardoor dat geld bijvoorbeeld kan worden gebruikt om iedereen erop vooruit te laten gaan, dus ook mensen met een laag inkomen. Wat is daar mis mee?

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik ben blij dat er nu voorstellen liggen om juist de middeninkomens en de ietsje hogere inkomens ook eens een stukje voordeel te geven. En ook de lagere inkomens gaan erop vooruit. De vermogensbelasting die de heer Bashir wil, kan, denk ik, worden omgedoopt tot de "verhuisbelasting".

De heer Bashir (SP):
Dus mevrouw Neppérus kijkt alleen maar naar de laadpaaltjes en de postcoderoos, maar de kern van de voorstellen wordt in een paar zinnen afgedaan. Wat ons betreft is die echter heel stevig onderbouwd, zelfs met het regeerakkoord. Onze voorstellen zorgen ervoor dat iedereen erop vooruitgaat. Ik vraag alleen maar wat daarmee mis is.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik heb gezegd dat ik zonder meer genegen ben om positief te kijken naar zaken als de postcoderoos dan wel -rups. Dat heb ik vorige week al gezegd; het is geen nieuws. Andere voorstellen — ik zal het maar herhalen, want kennelijk was ik niet duidelijk genoeg voor de heer Bashir — bekijken wij allemaal. Dat zeg ik ook: we bekijken ze allemaal. Wel zal het ene voorstel meer aanspreken en het andere minder; ik zei al dat ik de rillingen krijg van het weer terugbrengen van de aanrechtregeling. We bekijken echter alles. Ik zeg wel: iets wat je niet echt aantrekkelijk vindt, zul je wellicht moeten doen, maar dan is het essentieel dat ik weet dat er een meerderheid komt in de Tweede én de Eerste Kamer. Tot nu toe stel ik vast dat de meningen nog steeds zeer verdeeld zijn, want van wat de een steunt, krijgt de ander hier de rillingen. Het is niet anders.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ik heb een meer politiek-ideologische vraag. Als de VVD daadwerkelijk de economie wil stimuleren en er daadwerkelijk voor wil zorgen dat werken lonender wordt, is de invoering van een lage vlaktaks natuurlijk een heel mooi middel. In 2005 stond die nog in het verkiezingsprogramma van de VVD, in 2013 werd aangegeven dat die nog slechts interessant was en vorig jaar moest volgens de fractievoorzitter van de VVD het hele idee de prullenmand in. Hoe staat de VVD dit jaar tegenover de vlaktaks?

Mevrouw Neppérus (VVD):
Het aantal tarieven in Nederland is al heel beperkt, laten we dat eerst eventjes vaststellen. Onder de €65.000 zijn er drie, vier tarieven. Waar hebben we het dus over; het is al heel beperkt. Een vlaktaks heeft enorme inkomensgevolgen, want om die te bekostigen zou je ook een heleboel sociale regelingen moeten afschaffen, wil je het op een betaalbaar niveau doen. Tenzij je een vlaktaks wilt van 40%-45%.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
We hebben het inderdaad over vier schijven en dat lijken mij er erg veel. Een vlaktaks houdt één enkel tarief in, anders is het niet vlak meer. De punten die mevrouw Neppérus aangeeft, kun je ondervangen door bijvoorbeeld een belastingvrije voet te introduceren. Maar mijn vraag was hoe zij staat tegenover de invoering van een lage vlaktaks.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ten eerste lijken de meeste vlaktaksen twee tarieven te hebben. En Nederland heeft nu helemaal niet zo veel tarieven. Een vlaktaks klinkt best sympathiek, want een heleboel mensen, juist ook de hogere inkomens en de middeninkomens, gaan erop vooruit. Maar een heleboel inkomens zullen er ook op achteruit gaan. En dan is er weer een subsidieregeling nodig of een extra toeslag. Dat is mijn zorg over een vlaktaks. Niet doen dus.

De heer Krol (50PLUS):
Als oudste lid van deze Kamer heb ik een vraag aan — ik hoop dat ik haar goed inschat — het één-na-oudste lid van deze Kamer. Er zijn nu wat reparaties in de richting van ouderen, maar die zijn eenmalig. Kan ik van de VVD nog een klein beetje steun verwachten voor het iets langduriger maken van die eenmalige reparatie voor ouderen?

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik voel mij piepjong. Laten we blij zijn dat er mensen zijn die ook als zij geen 20 meer zijn, gewoon nog werken. Met hen moet je ook rekening houden. Wellicht moet je dat zelfs bijna stimuleren, zou ik zeggen. Maar echt, je kunt ook gewoon werken. Toen het kabinet zag hoe de inkomenscijfers zich ontwikkelden, heeft het tegen Prinsjesdag bewust gezegd dat het toch ging zorgen dat de ouderenkorting dit jaar blijft. Volgend jaar wordt er opnieuw gekeken naar alle gevolgen en naar de inkomenscijfers. Maar zoals het nu is, is het voor dit jaar gewoon positief geregeld en goed gerepareerd. Ik ga mij nu niet vastleggen. Ik bekijk alle voorstellen, maar ze moeten ook nog betaalbaar zijn. Ik leg mij echter nu niet vast.

De heer Krol (50PLUS):
Jammer. Ik had gehoopt dat u in de toekomst de ouderen in Nederland iets gelukkiger kon maken met het standpunt van de VVD.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Gelukkig blijven ze dit jaar gewoon op niveau. Ook volgend jaar wordt natuurlijk door het kabinet gekeken naar de inkomenseffecten. Dat wordt dan verwerkt in de Troonrede en de Miljoenennota.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik zal mijn inbreng positief beginnen: het was niks, het is niks en het wordt niks. Het kabinet verkondigt vol trots dat het met een pakket van 5 miljard lastenverlichting komt. Daarmee probeert het eigenlijk het eigen wanbeleid te verdoezelen. Eerst de belastingen met 15 miljard verhogen en nu zogenaamd 5 miljard teruggeven. Het is als een dief die eerst je huis leeghaalt en dan drie jaar later het bankstel komt terugbrengen. En dan moeten we daar blij mee zijn. Tegelijkertijd zet het kabinet de deur wagenwijd open, waardoor we ook nog tienduizenden asielzoekers in ons huis mogen begroeten die nooit meer weggaan.

Het 5 miljardpakket is eigenlijk een "mea culpa"-pakket, een pleister. Ook volgend jaar gaan de sociale premies en de zorgpremie omhoog, met 2,7 miljard, net als de huren en de energiebelasting. Er komt zelfs een hogere belasting op mineraalwater. Ook de pensioenopbouw wordt met 1 miljard flink versoberd. Het pakket moet al deze lastenverhogingen verdoezelen, maskeren en compenseren. Feitelijk worden de lasten niet met 5 miljard verhoogd, maar met 317 miljoen verlaagd. Laat u niet voor de gek houden voor een paar tientjes; het is eigenlijk gewoon smartengeld.

De staatssecretaris is horende doof en ziende blind. Hij ziet dat de effecten van de accijnsverhogingen in de grensstrook desastreus zijn, maar sluit zijn ogen. Vorig jaar werd bijna 600 miljoen liter diesel minder getankt in Nederland, waardoor de Staat 131 miljoen misliep. De staatssecretaris haalt zijn schouders op. Hij ziet de onevenwichtigheid in de belastingdruk bij kostwinnersgezinnen, maar sluit zijn ogen. Een alleenstaande caissière met een minimumloon verdient €3.000 meer dan die politieagent, die kostwinner is met een gezin met een modaal inkomen. Dat is Nederland, zegt de staatssecretaris, niets aan te doen. Hij ziet dat de gepensioneerde financieel wordt uitgekleed en voor het achtste jaar op rij aan koopkracht inlevert. Jammer dan, zegt de staatssecretaris. Hij hoort de geluiden dat de innovatieregeling nadelig is voor het mkb, de zzp'ers en de ICT-sector, maar hij houdt zich doof. Hij houdt zich ook doof voor de noodkreten uit het veld, van de KNB, van Necron, van ANBO, van de Stichting Autobelangen en van de BOVAG. Het zij zo.

De staatssecretaris heeft echter wel degelijk een probleem, maar zelfs dat probleem wil hij niet zien. Het is zelfs een groot probleem. Het kabinet komt namelijk zeventien zetels tekort in de Eerste Kamer. Wat zegt de staatssecretaris? So be it. Oppositiepartijen, zoek het maar uit, maar zorg dat jullie mij aan een meerderheid helpen. Voor de PVV is het onbegrijpelijk dat de oppositie zich in alle bochten wringt om een paar kruimels te mogen incasseren. In plaats van dit plan af te schieten en dit kabinet naar huis te sturen, probeert men nu, in de marge, nog wat binnen te halen. Het is te gênant voor woorden. Het begon allemaal met Kunduz en het eindigt nu met een paar kruimels.

Ondertussen heeft men gedoogd dat Nederland kapot is gemaakt. De pensioenvoorziening waar Nederland ooit zo trots op was, zal nooit meer hetzelfde zijn. Hetzelfde geldt voor de AOW-leeftijd, de ontslagbescherming, de WW, het huurbeleid, de ouderenzorg, de studiefinanciering en de hypotheekrenteaftrek. Alles moest worden afgebroken, met steun van de destructieve oppositie. Ze zijn dan ook medeplichtig. En ondertussen blijft de geldkraan naar Brussel, naar subsidies en voor Afrika vol openstaan, net als onze grenzen voor gelukszoekers. Er worden miljarden weggepompt die moeten worden opgebracht door hardwerkende Nederlanders. De oppositie bedelt ondertussen om een paar kruimels. Een kinderhand is snel gevuld. De een wil een paar pepernoten voor de kostwinners, de ander wil wat meer vergroening en weer een ander wil wat extra's voor de ouderen. En marge wordt druk overleg gevoerd voor elke kruimel, maar tegelijkertijd blijven de miljarden weglekken naar het buitenland. Als wij dit lek dichten, kunnen wij de belastingen pas echt verlagen, voor iedereen.

De mensen zijn het zat, spuugzat. De onvrede in de samenleving neemt zienderogen toe, maar het kabinet wil het niet zien en wil het niet horen. Kabinet-Rutte II is het kabinet van horen, zien en zwijgen. De destructieve oppositie houdt hem in het zadel. De PVV zegt: snel verkiezingen! Het roer moet om, niet 5 graden, niet 10 graden, maar 180 graden, voordat het te laat is.

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Het Belastingplan 2016, waarover wij vandaag spreken, heeft wat 50PLUS betreft drie belangrijke manco's. Ten eerste is er geen sprake van een fundamentele belastingherziening. Ten tweede is er geen sprake van een evenwichtig koopkrachteffect. Ten derde is er geen sprake van een substantieel eenvoudiger, laat staan een voor de burger begrijpelijker stelsel.

Vorige week maandag heeft de staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg gezegd dat hij de intentie had om iedereen tevreden te stellen zonder de illusie te hebben dat iedereen totaal gelukkig wordt. Dat is een hoopgevende en realistische insteek, zoals wij dat van deze staatssecretaris gewend zijn. Een brief met denkrichtingen werd aangekondigd. In die brief wordt aan het begin nog eens benadrukt dat verschillende politieke wensen op tafel gelegd zijn, waarvan "de vervulling kan bijdragen aan het draagvlak voor het Belastingplan". Die terecht voorzichtige, maar toch positieve signalen hebben bij veel ouderen en bij de 50PLUS-fractie de hoop op een aanvullende koopkrachtreparatie een heel klein beetje doen toenemen, maar wie de rest van de brief leest, kan niet anders dan vaststellen dat het een klap in het gezicht van ouderen is. Eén ding is zeker: dit is niet het kabinet met aandacht voor gepensioneerden. Integendeel, dit kabinet heeft niets op met de ouderen. Ik zie nog niet het begin van een aanzet tot nadere koopkrachttegemoetkoming voor gepensioneerden, wel een uitvoerige herhaling van bekende en uitgekauwde argumenten om dat juist niet te doen.

De staatssecretaris daagt 50PLUS daarmee uit tot een nadere onderbouwing van onze argumenten. Het voorliggende Belastingplan voorziet nu in een magere koopkrachtreparatie, alleen voor het jaar 2016. Dat is winst — wij tellen onze zegeningen — maar het is te weinig en oneerlijk ten opzichte van werkenden. Waarom komt er een incidentele, beperkte koopkrachtreparatie voor gepensioneerden, maar een forse, structurele koopkrachtreparatie voor werkenden? Hoe wordt dit verschil tussen incidenteel versus structureel en laag versus hoog gerechtvaardigd? Ik vraag de staatssecretaris via de voorzitter: overtuig ons!

50PLUS is het met de staatssecretaris eens dat het gemiddelde koopkrachtbeeld voor ouderen boven de nul uitkomt en natuurlijk kan nooit worden voorkomen dat individuele gevallen buiten de boot vallen, maar dit kabinet zegt ook te staan voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling. Ik zie dat 39% van de gepensioneerden op de nul blijft of tot meer dan 5% koopkracht verliest, terwijl in totaal 5% van de werkenden op nul blijft of tot maximaal 2% koopkracht inlevert. Ik daag de staatssecretaris opnieuw via de voorzitter uit: overtuig ons! Overtuig de Kamer, overtuig de partijen van de senatoren die de motie-Nagel hebben aangenomen, dat dat rechtvaardig en evenwichtig is.

50PLUS vindt dat er alle reden is om structureel meer te doen aan de koopkracht van ouderen. Gepensioneerden delen inderdaad voor structureel 400 miljoen euro in de lastenverlichting door aanpassing van de fiscale schijven. Tegenover de eenmalige tegemoetkoming voor gepensioneerden van rond 400 miljoen door de incidentele verhoging van de ouderenkorting in 2016, staat echter een lastenverzwaring van structureel meer dan 500 miljoen vanwege de verlaging van de ouderenkorting vanaf 2017 en de afschaffing van de ouderentoeslag in 2016. Daar komt nog eens zeker 100 miljoen bij door de hogere inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet. Is dat evenwichtig? Ik vraag de staatssecretaris opnieuw: overtuig ons dat dat rechtvaardig en evenwichtig is.

Deze buitengewoon trieste balans voor gepensioneerden heeft 50PLUS gebracht tot het indienen van twee amendementen die gericht zijn op het structureel meer in evenwicht brengen van de koopkrachtontwikkeling voor gepensioneerden met die van werkenden. Het ene amendement gaat over het structureel maken van de eenmalig verhoogde ouderenkorting en het andere amendement gaat over het niet afschaffen van de ouderentoeslag.

De wijziging van de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet baart 50PLUS zorgen. Deze zet gepensioneerden weer verder op afstand van werkenden. Mijn fractie vraagt wat de rechtvaardiging is van deze verschuiving van premiedruk van werkgevers naar mensen zonder werkgever, in het bijzonder naar ouderen. Het resultaat is een koopkrachtverlies van zo'n €75 voor een paar met AOW en een aanvullend pensioen van €10.000. Wij overwegen hierover in de tweede termijn een motie in te dienen.

50PLUS denkt dat met de beide ingediende amendementen en het terugdraaien van de verhoging van de inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet voor gepensioneerden, volgend jaar meer evenwicht gebracht kan worden in de koopkrachtontwikkeling van werkenden en gepensioneerden.

De leeftijdsgrens van 40 jaar voor de verruimde schenkingsvrijstelling vinden wij niet juist en zelfs discriminerend. Begunstigden die ouder dan 40 jaar zijn, kunnen toch net zo goed te maken hebben met vergelijkbare schuldenproblematiek in verband met de eigen woning? Zouden zij dan niet geholpen hoeven worden? Met welk recht is dat het geval? Of is dit een ordinaire geldkwestie? Ik hoor graag een toelichting.

Over de box 3-heffing hebben we al uitvoerig gesproken. Wij vinden de gevolgen voor de voorzichtige spaarder met een vermogen van enige omvang zeer kwalijk. Het gaat hierbij vaak om ouderen. Kan de staatssecretaris daar nog eens op ingaan? Is hij bereid onomwonden de toezegging te doen dat heffing over het gerealiseerde rendement onmiddellijk zal worden ingevoerd zodra dit technisch mogelijk is? Wij overwegen hierover in tweede termijn een motie in te dienen.

De staatssecretaris zei in de zomer van dit jaar dat de medewerkers van de Belastingtelefoon de oren van de Belastingdienst zijn. Die medewerkers zullen in de afgelopen dagen naar aanleiding van de campagne Vaarwel blauwe envelop, zeker veel verontrustende geluiden opgevangen hebben over het digitaal communiceren met de Belastingdienst. Ook 50PLUS en lokale ouderenpartijen worden overstelpt met signalen van ouderen die zeer bezorgd zijn over het verdwijnen van de blauwe envelop. Natuurlijk, digitalisering van de communicatie moet doorgaan. Maar wij herinneren de staatssecretaris aan de toezeggingen die zijn gedaan om het de mensen die de overstap naar het digitale domein niet meer kunnen maken, veel aantrekkelijker en makkelijker te maken. Kan de staatssecretaris nog eens klip-en-klaar uiteenzetten wat hij voor de betrokkenen gaat doen? Kan hij de ongerustheid nog liefst deze week wegnemen? De telefoon staat immers roodgloeiend. In de memorie van toelichting van de desbetreffende wet staat de volgende passage. "Het zal verder mogelijk blijven om in gevallen waarin dat nodig is, een papieren kopie van de elektronische beschikking te verstrekken." Kan de staatssecretaris toelichten hoe hij dit voornemen in de praktijk brengt en vooral hoe hij hierover gaat communiceren?

Tot slot kom ik op de alleenverdieners. Het kabinet lichtte in de brief van vrijdag de lastendruk voor alleenverdieners toe. 50PLUS vindt dat die onevenwichtig uitpakt in vergelijking met die voor tweeverdieners. Dat kabinetsvoorstel steunen wij niet. Het biedt nauwelijks soelaas. Het legt de rekening ook niet gericht neer waar nu de grootste plussen zitten. Wij zouden kiezen voor dekking van het opplussen van de alleenverdieners vanuit de inkomensafhankelijke combinatiekorting, die inmiddels al flink is opgehoogd en nog wordt opgehoogd. Wij staan positief tegenover het SGP-amendement daarover.

Samenvattend, 50PLUS wil een structurele en evenwichtigere verbetering van de koopkracht van de ouderen en daarnaast een verbetering van de positie van de alleenverdiener. Als beide groepen tegemoet gekomen wordt, kan de staatssecretaris rekenen op onze steun voor dit Belastingplan.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Dijkgraaf, die aangegeven heeft een minuut of twaalf te willen spreken.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Het is geen verrassing na dit debat: de SGP komt al jaar en dag op voor de eenverdiener. Iedereen die de SGP volgt, moet toch weten dat wij de steeds groter wordende kloof in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners zorgelijk vinden? Dit jaar zijn wij bij de Algemene Politieke Beschouwingen begonnen om voor de eenverdiener te knokken. De minister-president verwees ons toen naar de Financiële Beschouwingen. Bij de Financiële Beschouwingen hebben wij nog eens heel expliciet uit de doeken gedaan dat wij het onrechtvaardig vinden dat eenverdieners veel meer belasting betalen dan tweeverdieners. Het gaat om maar liefst €8.000 tot €10.000 per jaar, vele honderden euro's per maand.

Wij hebben laten zien dat wij dat niet sec uit eigenbelang doen. Slechts 4% van de eenverdieners is SGP'er en van de SGP'ers is slechts 20% eenverdiener. De meeste eenverdieners zitten bij de partij van de staatssecretaris. Maar eenverdieners zitten ook bij andere partijen, bij alle partijen, zelfs — je zult het haast niet geloven; je snapt niet hoe die mensen dat doen — bij D66. Bij D66 zitten meer eenverdieners dan bij de SGP. Wie had dat kunnen denken? Voor het verslag, de heer Van Dijck zegt: nu niet meer.

De heer Van Weyenberg (D66):
Even voor de balans in het debat, ik heb erkend dat een aantal sommen van de heer Dijkgraaf klopten. Maar ik maak een andere afweging omdat de gemiddeldes allemaal veel dichter bij elkaar zitten dan je soms zou denken als je de heer Dijkgraaf hoort praten. Maar ik zou hem willen vragen om ook twee dingen te erkennen. Ook in de plannen van D66 gaat een alleenverdiener op minimumloon of op modaal er gewoon op vooruit omdat hij meer arbeidskorting krijgt, en dat ouders van jonge kinderen die ervoor kiezen om allebei te werken er in de plannen van de SGP financieel op achteruitgaan. Voor de balans — dat zijn gewoon de feiten — lijkt het mij goed als de heer Dijkgraaf die twee dingen ruiterlijk erkent.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het is heel goed dat de heer Van Weyenberg het heeft over de feiten, want de feiten moeten spreken. Het klopt dat de eenverdiener in de plannen van D66 door de arbeidskorting erop vooruitgaat. Tegelijkertijd wordt de kloof nog groter omdat de tweeverdiener er nog veel meer op vooruitgaat. Maar het tweede klopt niet, want de tweeverdiener gaat er door onze plannen niet op achteruit. De tweeverdiener gaat er minder op vooruit. Hier hebben wij blijkbaar een klein feitenverschilletje bij de oren. Als ons amendement aangenomen wordt, gaat de tweeverdiener er ten opzichte van vandaag ook flink op vooruit.

De heer Van Weyenberg (D66):
Maar er ligt een plan van het kabinet. Daar praten wij vandaag over. Ten opzichte van dat plan verhoogt de SGP gewoon de lasten voor deze groep. Ik ben blij dat de heer Dijkgraaf dat eerlijk toegeeft en ik dank hem ook voor de eerlijke weergave van wat er gebeurt met de alleenverdiener in de D66-plannen.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is volstrekt helder. Ten opzichte van vandaag, 2015, gaat de tweeverdiener er in ons plan op vooruit en de eenverdiener ook. Ten opzichte van de plannen van het kabinet gaat de tweeverdiener erop achteruit. Dat is glashelder. Dat kunnen ze ook prima hebben omdat ze er gigantisch op vooruitgaan.

Bij de financiële beschouwingen werd verwezen naar het Belastingplan. Het is een beetje een verwijsdebat. Na achttien uur wetgevingsoverleg in de afgelopen weken, dat op een plezierige manier plaatsvond, zijn we nog niet waar we wezen moeten. De staatssecretaris doet wel voorstellen om gezinnen tegemoet te komen via de kinderbijslag of het kindgebonden budget, maar de kloof tussen een- en tweeverdieners, die wij centraal hebben gesteld, wordt daar niet kleiner van. Het voorstel in de brief van de staatssecretaris om de afbouw van de overdraagbare heffingskorting iets te verlagen, levert de eenverdiener in 2016, schrik niet, €35 per jaar op, €3 per maand. Kunnen ze in ieder geval een zak krentenbollen kopen.

Ik krijg sterk het gevoel dat de regering niet van plan is om uit zichzelf de kloof tussen een- en tweeverdieners significant te verkleinen. Ik krijg ook het gevoel dat een rare interpretatie van keuzevrijheid de vormgeving van het belastingstelsel domineert. Keuzevrijheid is blijkbaar een groot goed, mits mensen maar kiezen voor wat de overheid wil. De partner die niet werkt, zal dat moeten gaan doen, ook als hij of zij er zelf volledig vrijwillig voor kiest om voor de kinderen te zorgen, en zelfs als hij of zij helemaal niet kan kiezen, omdat er sprake is van een chronische ziekte of een handicap. Of omdat er sprake is van wel willen werken maar niet kunnen werken omdat hij of zij geen baan kan vinden. Maar liefst 75% van de 1 miljoen eenverdieners kan helemaal niet de keuze maken die de regering hun wil opdringen. En ondanks het niet-kunnen, krijgen ze de belastingvoordelen niet die tweeverdieners wel krijgen. Ik noem dat onrechtvaardig. Wij hechten zeer aan het draagkrachtbeginsel. De fiscaliteit moet rekening houden met het aantal mensen in een huishouden, via de kinderbijslag met het aantal kinderen en via de overdraagbare en algemene heffingskorting met het aantal kinderen.

Na alle debatten die we gevoerd hebben, kan ik niet anders dan constateren dat de idee-fixe van de via de fiscaliteit afgedwongen keuzevrijheid — een contradictio in terminis — het draagkrachtbeginsel de nek om heeft gedraaid. Idee-fixe zeg ik, omdat velen de keuze die de overheid wil afdwingen, helemaal niet kunnen of willen maken.

Ik zie onbetaald werkende mannen of vrouwen niet als de kantjes eraf lopende individuen. Ik zie ze als mensen die bewust een eigen keuze maken, voor het eigen gezin, voor vrijwilligerswerk, voor mantelzorg. Dat moet je niet afstraffen, dat moet je stimuleren. Onbetaald werk is eveneens, net als betaald werk, essentieel voor de samenleving. Wie dat afstraft, belijdt de participatiesamenleving alleen met de mond.

In de Eerste Kamer is een motie aangenomen, ingediend door mijn partijgenoot Schalk, waarin de regering wordt verzocht om met voorstellen te komen om de grote verschillen tussen een- en tweeverdieners te verkleinen. Na herhaald verzoek doet de regering dat niet of onvoldoende. Daarom zijn wij met ons eigen voorstel gekomen, samen met de ChristenUnie en de SP. We verhogen de overdraagbare algemene heffingskorting in 2016 en verdere jaren met €670. Dan wordt de kloof echt kleiner, ook omdat we de dekking hebben gevonden in een bezuiniging op de inkomensonafhankelijke combinatiekorting. Per saldo wordt de kloof zo €1.000 kleiner. Dat zien wij als een goede eerste stap in de richting van een eerlijker belastingstelsel.

Dan hebben we natuurlijk de discussie of dat dan banen gaat kosten. Ik heb al bij interruptie aangegeven dat dat op korte termijn niet het geval is. Want op korte termijn wordt het baneneffect bepaald door het bestedingseffect, 5 miljard aan lastenverlichting die de economie in gaat. Dat wordt met ons plan niet anders. Op lange termijn gaat het ook geen banen kosten. We veranderen in 2040 namelijk helemaal niks ten opzichte van de plannen van het kabinet, en dus kan het geen banen kosten. Dan is de grote vraag: wat gebeurt daar ergens tussenin? Ik zie de heer Groot al bewegen van: ja, maar daartussenin zit dan wat. Dat is waar. Op het moment dat de werkloosheid die nu hoog is, de evenwichtswerkloosheid gaat naderen, zou er een effect kunnen optreden, want op dat moment gaat het arbeidsaanbod de werkgelegenheid bepalen. Maar niet eerder dan dat. Uit de voorspellingen met betrekking tot de Nederlandse economie, blijkt dat het nog vele jaren duurt voordat we er zijn, terwijl we natuurlijk elk jaar kunnen besluiten aan welke knoppen we gaan draaien. Het is niet te voorzien dat dit in de nabije toekomst relevante banen kan kosten. Als we op dat punt aanbelanden, hebben we genoeg tijd om onze knopen opnieuw te tellen.

We hebben al een wetgevingsoverleg in twee termijnen achter de rug. De argumenten zijn over en weer eigenlijk al gewisseld. Ik waardeer het dat dit op deze manier kon. Het lijkt ons dan ook goed om onze conclusies te trekken, omdat dit voor het oordeel van de staatssecretaris ook van belang kan zijn. Laat ik er helder over zijn: voor de SGP is het amendement dat zij samen met mevrouw Schouten en de heer Bashir heeft ingediend, essentieel. Wij weten niet hoe we voor het Belastingplan moeten stemmen als de kloof tussen een- en tweeverdieners niet significant kleiner wordt. Het kabinet zou er dan ook verstandig aan doen om het amendement een positief oordeel te geven en de coalitie zou er verstandig aan doen om het amendement te steunen. Anders zien wij niet goed hoe wij voor het Belastingplan kunnen stemmen. Ik zeg daar wel bij dat de SGP altijd een partij is die tot het eind op zoek blijft naar constructieve voorstellen waarbij aan alle wensen zo veel mogelijk tegemoetgekomen moet worden.

De kern voor ons is en blijft dat de kloof tussen een- en tweeverdieners eindelijk eens kleiner wordt in plaats van groter. Dat is vanaf de Algemene Beschouwingen de inzet geweest. We voeren nu al drie jaar het debat met dit kabinet. Al drie jaar lang maken wij het kabinet duidelijk dat de eenverdiener voor ons van belang is. Het kabinet zegt elke keer dat het dat snapt en dat het zal proberen om daar positief mee om te gaan. Maar wat doen het kabinet en de coalitie als er eindelijk 5 miljard beschikbaar is? Dan maken zij die kloof gewoon groter met €2.000. Als er dan eindelijk een pot met geld is waar iedereen in kan delen, dan wordt de kloof niet kleiner maar groter. Dan moet de coalitie ook niet vreemd opkijken dat wij dit een essentieel element vinden in de discussie om tot een oordeel te komen over dit Belastingplan.

Hetzelfde geldt voor het amendement over chronisch zieken en de TOG dat de ChristenUnie mede namens ons zal indienen. Mevrouw Schouten zal dat amendement zo meteen toelichten. Chronisch zieken hebben het zwaar. Het is voor ons essentieel dat zij meer water onder de boot krijgen door een hogere tegemoetkoming in de kosten die ze maken en een hogere heffingskorting via de TOG.

Wij zijn zeer benieuwd naar de reactie van het kabinet. Ons doel is om voor de belastingplannen van het kabinet te stemmen, maar dan moet het kabinet dat wel mogelijk maken.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik probeer mij te verplaatsen in de positie van de heer Dijkgraaf. Hij noemde voorbeelden waarin het ging om duizenden euro's belastingverschil. Met de €650 die in het amendement staat, komt de heer Dijkgraaf de groep waarvoor hij opkomt, maar een heel piepklein beetje tegemoet. Ik vraag mij af of de heer Dijkgraaf nu erkent of ontkent dat het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners gemiddeld niet meer dan 3,7% is. De heer Dijkgraaf heeft gekozen voor een generieke verandering. Is de heer Dijkgraaf het met mij eens dat het geld daarmee uiteindelijk niet terechtkomt bij de groep voor wie hij dat wilde doen?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Die 3,7% komt elke keer terug. Ik zou de staatssecretaris daar nog weleens over willen horen, want ik heb sterk de indruk dat het verschil bij hogere inkomensniveaus vele malen groter is. Kijk ook naar alle doorrekeningen die wij gemaakt hebben. Ik zou de doorrekeningen van GroenLinks of van het kabinet weleens willen zien met die inkomensplaatjes die op 3,7% uitkomen. Ik snap wel dat je aan de onderkant van het loongebouw op dat soort percentages uitkomt. Daar zitten natuurlijk ook wel heel veel mensen. Ik snap dus wel dat het gewogen gemiddelde op 3,7% uitkomt. Ik hoorde pas een verhaal over een statisticus die niet kon zwemmen en die bij een rivier kwam waarbij een bordje stond met de tekst: de rivier is gemiddeld 1 meter diep. Die statisticus zei: dat is mooi, dan kan ik naar de overkant lopen. Dat is niet goed afgelopen. Er is geen grotere leugen dan het statistisch gemiddelde. Het andere punt van de heer Grashoff is de vraag of die €650 wel veel is. Met ons amendement neemt de kloof met €1.000 af. Aan de ene kant krijgt de eenverdiener er €668 bij en aan de andere kant levert de tweeverdiener €300 in. Van die kloof van €6.000 tot €8.000 halen we €1.000 af. De heer Grashoff kan zeggen dat dit niks is, maar dan moet hij gewoon maar amendementen indienen die de hele wereld precies zo organiseren zoals hij wil. Je moet op een gegeven moment ook een deal sluiten.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Het lijkt mij goed dat er helderheid bestaat over de vraag of die 3,7% klopt. Ik denk dat dit belangrijk is. Het is goed als de staatssecretaris daar nog op ingaat, want stel nou dat de heer Dijkgraaf gelijk heeft dat het heel anders zou zijn. De heer Dijkgraaf zegt er nog iets bij. Hij veronderstelt namelijk dat het verschil aan de onderkant van het inkomensgebouw waarschijnlijk niet zo groot is. Ik moet vaststellen dat het amendement dat hij heeft ingediend, een denivellerend effect heeft. De gevallen die de heer Dijkgraaf aanduidt kunnen gaan om een kleine groep; laten we aannemen dat die 3,7% klopt. Als de heer Dijkgraaf deze getallen aangeeft vanuit een aantal voorbeelden, dan kan het niet anders zijn dat dit om een kleine groep gaat. De heer Dijkgraaf doet toch iets heel generieks wat voor een heel grote groep een effect heeft, maar hij helpt de groep waarvoor hij zegt op te komen helemaal niet.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dan geef ik een ander voorbeeld. De heer Grashoff leeft bij gemiddelden. Ik heb ook weleens een verhaal gehoord dat wanneer je met je benen in een oven zit en met je hoofd in een ijskast, de gemiddelde temperatuur kan kloppen. Maar wat heb je dan? De heer Grashoff blijft maar met die gemiddelden komen. Maar zelfs als we dat gemiddelde nemen en je een inkomen van €30.000 hebt en er een verschil van 3,7% is, dan is het verschil nog steeds €1.000. Dat lossen we voor die groep helemaal op. Voor inkomens daarboven is er nog steeds een verschil over. Zelfs als ik zou meegaan in de redenering dat we niks doen — maar dan klopt de redenering van de heer Grashoff al helemaal niet — dan lossen we voor die groep de hele kloof op. Zelfs voor die lage inkomens is die kloof er.

De heer Van Weyenberg (D66):
Zo kreeg de heer Grashoff geen antwoord op zijn vraag. Ik heb een andere vraag, die gaat over een groep die ook gedupeerd wordt door het voorstel van de heer Dijkgraaf. De heer Dijkgraaf heeft het steeds over tweeverdieners en eenverdieners, maar hij zal toch ook willen bevestigen dat de combinatiekorting, waarvan hij afstand wil nemen en waaraan hij minder wil uitgeven, ook terechtkomt bij werkende alleenstaande ouders met jonge kinderen?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat klopt.

De heer Van Weyenberg (D66):
In de wens om her te verdelen van tweeverdieners naar eenverdieners — nogmaals, dit is vanuit ideologische optiek een bekend punt van de SGP-fractie — is de heer Dijkgraaf blijkbaar bereid om ook alleenstaande ouders die werken, wat vaak geen vetpot is, dit belastingvoordeel niet te geven.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dan moet de heer Van Weyenberg nog eens even goed kijken naar de doorrekeningen van de situatie van de alleenstaande ouder met jonge kinderen. Zij krijgen op alle mogelijke manieren belastingverlaging. Als je dat voor de welvaart corrigeert met equivalentiefactoren die volgen uit het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen — delen door 1,37 omdat je een volwassene minder hebt — dan kun je niet zeggen dat die in welvaartstermen de hoofdrekening betalen. Integendeel.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Dijkgraaf zegt dat hij er al jaren voor pleit. Dat is ook zo. Al drie jaar lang vraagt hij aandacht voor deze groep. Ik gooi hem dat ook vaak voor de voeten. Vorig jaar om deze tijd deed ik dat nog. De kranten stonden er vol van: de kostwinners zijn gedupeerd. Maar de heer Dijkgraaf gedoogt dit kabinet al jaren. Had hij dit niet eerder kunnen inbrengen in al zijn gedoogconstructies? Hij heeft alles ervoor overhoop gehaald: de WW, de AOW en de studiefinanciering. Alles heeft hij gedoogd. Nu vraagt de heer Dijkgraaf 300 miljoen terug. Bedelend staat hij daar, vragend om een kruimel, en nu krijgt hij de reactie: zoek het maar uit, Dijkgraaf, kijk maar of je een meerderheid vindt, maar van mij hoef je niks te verwachten. Hoe voelt dat nou?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat voelt als volgt. Het verschil tussen de heer Van Dijck en mij is dat de heer Van Dijck alleen staat te roeptoeteren en niks heeft bereikt in de afgelopen drie jaar, terwijl ik met mijn partij bijvoorbeeld de kinderbijslag en de gratis schoolboeken heb gered. Dat scheelt voor een gezin tot duizenden euro's per jaar, die het anders had moeten inleveren. Dan heb je het dus wel ergens over. Dit is inderdaad een van de dingen waarvan we zeggen: dit is nog niet geregeld. We vinden dit van belang. Verder wijs ik nog op een detail. De opsomming van de heer Van Dijck klopte tot aan "studiefinanciering". Die maatregel hebben we zeker niet gesteund. Dat hebben andere partijen gedaan.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Op dat punt van de studiefinanciering na hebt u dit kabinet meegeholpen om alles af te breken. U noemde de kinderbijslag. Er zat een bezuiniging daarop aan te komen van 800 miljoen en die hebt u inderdaad weten te verzachten. U hebt de ellende van dit kabinet een beetje weten te verzachten. Ik vraag me echter wel het volgende af. Dit is hét topic van de SGP. In al die jaren dat u hiervoor knokt, hebt u niets voor elkaar gekregen maar hebt u wel ervoor gezorgd dat dit kabinet er na drie jaar nog steeds zit. Nogmaals vraag ik: waarom hebt u dit niet eerder ingebracht? En hebt u er nu spijt van dat u dit kabinet al die jaren hebt gedoogd? Kijk hoe het nu met u omgaat: bedelend, 300 miljoen, een kruimel.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Zoals gewoonlijk kan de heer Van Dijck het prachtig brengen. Er is een mooie lijst te maken van de dingen die we wel hebben kunnen bereiken. Er zijn inderdaad ook dingen die nog niet zijn gerealiseerd. Daar zijn we nu voor aan het knokken. Wij zijn een partij die plannen steunt als ze goed zijn en plannen niet steunt als ze niet goed zijn. Nu zijn we precies op dit punt aanbeland. We zeggen echter niet generiek "bekijk het maar", zoals de heer Van Dijck nu doet, maar een paar jaar geleden overigens niet, toen de theorie en de praktijk in zijn partij wat anders waren. Als je dat zegt, bereik je niks.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Echte lastenverlichting. Echte belastingverlaging. Een echte belastinghervorming. Het klonk allemaal even mooi. In de praktijk zien we echter dat dit kabinet enkel met de vingers gekruist en wachtend op meevallers in staat is om de belastingbetaler enigszins te ontzien. Meer is het niet.

Nadat de lasten sinds het begin van dit kabinet met 15 miljard werden verhoogd, krijgen we nu een sigaar uit eigen doos: 5 miljard. Hoe wordt die 5 miljard ingezet? Gaan we eindelijk de broodnodige belastinghervorming zien? Gaan de tarieven fors omlaag? Helaas niet. Grofweg de helft wordt gestoken in een verlaging van het tarief met een procentpuntje hier en een procentpuntje daar. Verder wordt het geld gebruikt om het rondpompende toeslagenstelsel te verstevigen, bijvoorbeeld via de zorgtoeslag of de kinderopvangtoeslag. En dit alles onder leiding van de voormalige liberalen van de VVD. In plaats van 5 miljard direct te steken in directe belastingverlaging, verhoogt het kabinet wat toeslagen en stoeit het verder met allerlei regelingen, zoals de inkomensafhankelijke combinatiekorting, de ouderenkorting en de arbeidskorting. Er is geen sprake van een robuuste belastingverlaging en al helemaal niet van een robuuste hervorming. Zo kunnen linkse partijen nu en in de toekomst weer fijn aan de knoppen draaien, om te schuiven, te herverdelen en zijn maakbaarheidsgedachte na te streven op kosten van werkend Nederland.

Dit is een gemiste kans. Ons land heeft nu echte belastingverlaging nodig, niet dat gerommel in de marge van dit houtje-touwtjekabinet. De grote structurele economische problemen, de hoge werkloosheid en de beperkte economische groei worden niet aangepakt. In tegenstelling tot praktisch alle andere partijen kiest mijn fractie wel voor fors lagere lasten, voor veel meer banen en voor veel meer groei. Wij kiezen ervoor de belastingen drastisch te verlagen. Wij geven het geld terug aan de burger en vergroten de economische vrijheid. Ons door het CPB doorgerekende belastingplan schaft vrijwel alle aftrekposten en heffingskortingen in de loonbelasting af. Weg met dat malle toeslagenstelsel! De opbrengst komt volledig ten goede aan de belastingbetaler, in de vorm van één laag belastingtarief van nog geen 23%. Daarbovenop komt een belastingvrije voet van €7.500 per persoon, die oploopt tot €15.000. Daarmee ontzien we ook de lagere inkomensgroepen. Dat zeg ik tegen de VVD als nieuwe verdediger van de verzorgingsstaat. Daarnaast verhogen wij de lonen, door de pensioenpremies volledig toe te voegen aan het salaris van de werknemer. Verder introduceren wij in ons plan één uniform btw-tarief van slechts 15%, een maatregel die ook door het CPB wordt aangewezen als verstandig. Graag hoor ik van dit kabinet waarom hierop niet wordt ingezet.

De heer Bashir (SP):
De fractie van de heer Van Klaveren heeft, net als de SP-fractie, een tegenbegroting gemaakt en die door het CPB laten doorrekenen. Dat is sowieso een compliment waard voor een fractie die zo klein is. Bijvoorbeeld de PVV heeft dat niet gedaan. Die heeft geen tegenbegroting gemaakt en ingeleverd. Wij hebben de voorstellen van de heer Van Klaveren bekeken. Het valt mij op dat de fractie van de heer Van Klaveren de belasting in box 3 verhoogt met 700 miljoen euro. Kan de heer Van Klaveren dat bevestigen?

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Nee, dat kan de heer Van Klaveren niet bevestigen, want het is een totaalpakket. Daar werd zonet ook al even aan gerefereerd. In zijn totaliteit verlagen wij de lasten enorm. De lasten voor consumptie gaan bij ons omlaag met 4 miljard en die voor arbeid zelfs met 6 miljard.

De heer Bashir (SP):
Maar laten we naar box 3 kijken. In het voorstel van het kabinet voor het Belastingplan zit ook een voorstel voor box 3. Daarin verlaagt het kabinet de belasting op spaargeld voor lage inkomens naar 0,87%. En als ik naar de plannen van de heer Van Klaveren kijk, kom ik op 0,91%. Dat is dus hoger dan wat het kabinet wil. Daarnaast verhoogt de heer Van Klaveren wel degelijk de belasting in box 3 met 700 miljoen. Ik zou dus nog eens goed kijken naar dat voorstel.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Wij hebben daar heel goed naar gekeken. Het is inderdaad inclusief de wijzigingen die nu worden toegepast door dit kabinet. Alleen verbreden wij de grondslag. Dat is een helder verhaal.

Zoals ik zonet al zei, kiezen wij voor drastische belastingverlaging. Onze plannen zijn doorgerekend door het CPB, zoals de SP-fractie al aangaf. Die plannen zijn erg goed voor de economie. Wij verlagen ook de tarieven in de vennootschapsbelasting aanzienlijk. Dat is enorm goed nieuws voor ondernemers. De huidige kindregelingen vervangen we door één robuuste nationale kinderbijdrage van bijna €2.100 per kind per jaar. De accijnzen op brandstof, alcohol en tabak verlagen we met bijna 10%. Samen met de lagere btw die ik zonet al noemde — 21% wordt 15% — zorgt dit voor een verlaging van de benzineprijs met liefst €0,20 per liter. De pomphouders in de grensstreek, over wie zonet al even werd gesproken, kunnen dan eindelijk weer concurreren met de Belgen en de Duitsers.

Ik rond af. Ons belastingplan laat de lasten op consumptie met bijna 4 miljard dalen en de lasten op arbeid met zelfs 6 miljard. Ons verhaal is het beste wat Nederland kan overkomen, zeker in economische zin, voor zowel de groepen aan de onderkant als de groepen in het midden, en zeker ook de groepen aan de bovenkant. En het kan ook allemaal; het is budgetneutraal. We houden zelfs 0,1 miljard over. Onze plannen vormen het verhaal van de eenentwintigste eeuw. In tegenstelling tot de plannen van dit kabinet, leidt dat tot echte lastenverlichting, tot echte belastingverlaging en zeer zeker tot echte belastinghervorming.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie, de laatste spreker in deze termijn van de zijde van de Kamer. Zij heeft aangegeven, een minuut of vijftien te zullen spreken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank aan de collega's dat ik wat later mocht in de sprekersvolgorde. Ik ben ook blij dat mijn medewerker uiteindelijk weer gekomen is.

Er zijn weinig debatten die zo'n enorm lange aanloop hebben gehad als dit debat over het Belastingplan. De heer Dijkgraaf schetste net al een overzichtje. Ik wil nog wat verder teruggaan, namelijk naar de commissie-Van Weeghel uit 2010. Toen dachten we al na over een hervorming van het belastingstelsel. Later is daar de commissie-Van Dijkhuizen nog bij gekomen. Zij heeft in de ogen van mijn fractie een waardevol rapport opgeleverd. Er was nog wel wat op aan te merken, maar het heeft ons veel denkrichtingen geboden. Het was bovendien deze staatssecretaris die al bij zijn aantreden in maart 2014 aangaf de ambitie te hebben de hele zolder op te gaan ruimen. Vandaag moeten we echter constateren dat de grote lenteschoonmaak toch een beetje mislukt is. Er zijn geen hervormingen van substantiële aard gekomen, terwijl de ambitie van de staatssecretaris daar volgens mij wel op gericht was.

Er was wel geld te verdelen. Dat is natuurlijk altijd leuk, maar dan krijg je ook de discussie over de vraag hoe je dat geld gaat teruggeven aan de burger. Daarmee kom ik bij de kern van dit debat. Dit debat draait niet alleen om de vraag waar we er een procentje bij of af doen. Het draait om de vraag wat voor samenleving je voor ogen hebt. Wil je een samenleving waarin alleen betaald werk gestimuleerd wordt en de norm wordt? Of wil je een samenleving waarin ook oog is voor mensen die heel waardevol werk als mantelzorger of vrijwilliger verrichten? Dat is werk waar onze samenleving niet zonder kan. Kijk je alleen naar hoe we business as usual weer kunnen financieren? Of kunnen we proberen een echte omslag naar duurzaam ondernemerschap te maken, ook in de fiscale sfeer? Willen wij iedereen eerlijk laten meedelen in de lastenverlichting die er nu te vergeven is? Of kijken we toch specifiek naar een aantal groepen? Die keuzes zijn gewoon politieke keuzes. Die maken we hier als verschillende politieke partijen op verschillende punten. Dat heeft mijn fractie ook gedaan.

Ik heb eens even terug zitten tellen en volgens mij zijn wij al een jaar heel helder over onze prioriteiten. Die hebben te maken met de kloof tussen een- en tweeverdieners. Ik zou dat de vrijheid van gezinnen om eigen keuzes te maken over hoe zij arbeid en zorg verdelen, willen noemen. Ik zou de ruimte willen neerleggen waar die volgens mij hoort, namelijk in het gezin. Vergroening is voor ons een prioriteit. We moeten echt een stap zetten als er geld uit te geven is. We moeten bekijken hoe we dat goed kunnen inzetten, op een manier die bijdraagt aan onze schepping. Ook de chronisch zieken en gehandicapten zijn voor ons een prioriteit. Dat is een groep die in de meeste plaatjes niet voorkomt. Wij willen dat zij wel meeprofiteren van deze lastenverlichtingen. Daar liggen onze prioriteiten, daar lagen ze en daar blijven ze straks ook liggen bij de afwegingen omtrent dit Belastingplan.

Er is een aantal amendementen ingediend. We hebben al uren gedebatteerd, dus de meeste inhoudelijke zaken zijn wel uitgediscussieerd, maar op een aantal punten zijn wij nog niet nader tot elkaar gekomen en daarom zijn er amendementen ingediend. Het eerste amendement van de heer Dijkgraaf, waar wij ook onder staan, is een amendement om de eenverdiener tegemoet te komen via de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Er worden in dit huis weleens karikaturen neergezet. Daarom wil ik echt opmerken dat het vaak gaat om gezinnen die niet vrijwillig eenverdiener zijn. Ik heb afgelopen week voorbeelden gezien — ik kreeg net ook nog wat mailtjes binnen — waarbij het allemaal niet zo overzichtelijk is en het allemaal niet zulke bewuste keuzes zijn. Soms is er sprake van handicaps van partners of kinderen. Soms is er sprake van langdurige werkloosheid waardoor men geen recht heeft op bijstand en men automatisch eenverdiener wordt. Ik wil blijven bestrijden dat eenverdiener zijn een eigen keuze is. Van een eenverdiener die lui op de bank blijft zitten, is heel vaak geen sprake. De kloof tussen een- en tweeverdiener neemt met dit Belastingplan toe, en wel in die mate dat wij vinden dat die verkleind moet worden. Vandaar dat ik met de heer Dijkgraaf en de heer Bashir een amendement heb ingediend op dit punt.

Ik ben nog erg hard bezig met een ander amendement. Ik vind het erg jammer dat ik het nog niet heb kunnen indienen, maar de amendementenservice staat op dit moment ook roodgloeiend volgens mij. Alle respect voor de mensen die daar werken. Ik zal het amendement nu wel toelichten. Het gaat over de fiscale aftrek van specifieke zorgkosten. Dat is de aftrekpost voor chronisch zieken en gehandicapten in ons belastingstelsel. Voor het aftrekken van zorgkosten zijn er percentages. Op dit moment is dat voor mensen van 65 jaar en ouder 113% van de specifieke zorg en voor mensen jonger dan 65 jaar 40%. Wij willen deze percentages verhogen. Wij zijn nog met de amendementenservice aan de slag wat betreft de exacte percentages waarop wij willen uitkomen. Dat zal voor mensen jonger dan 65 jaar uitkomen op iets in de ordegrootte van 80% van de specifieke zorgkosten en voor de mensen ouder dan 65 jaar op ongeveer 175%. Pin mij niet vast op deze percentages exact, want die kunnen nog wijzigen. Maar ik wil een richting aangeven, omdat het dan helder is voor dit debat.

In het amendement zal ook een bijdrage komen voor de TOG-plus, voor de ouders met thuiswonende gehandicapte kinderen. De staatssecretaris heeft daar al een voorstel toe gedaan en dat nemen wij graag over. Het betreft een amendement van 3,7 miljoen. Dat geld gaat dus naar de ouders met thuiswonende gehandicapte kinderen. De dekking voor dit amendement zal komen uit het voorstel dat het kabinet zelf heeft gedaan op het terrein van de vergroening, namelijk de schuif gas-elektra. Dan snijdt het mes wat ons betreft aan twee kanten. Wij komen enerzijds een groep tegemoet die het in onze ogen nodig heeft en ook verdient om mee te profiteren van deze lastenverlichting. Anderzijds zorgen wij er tegelijkertijd voor dat wij echt scherper gaan kijken naar alternatieven voor gas, waarbij wij heel nadrukkelijk de glastuinbouw uit deze regeling houden. De glastuinbouw zal hier dus niet mee te maken krijgen. Op deze manier kunnen wij 100 miljoen vrijspelen voor de chronisch zieken en gehandicapten. De rest van het bedrag, iets meer dan 100 miljoen, kunnen wij dan terugsluizen naar het bedrijfsleven.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Mevrouw Schouten geeft aan dat zij de glastuinbouw wil uitsluiten van de schuif tussen gas en elektra. Voor de glastuinbouw bestaat alleen maar een aparte schaal voor gas en niet voor elektra. Als mevrouw Schouten de verhoging niet doorvoert bij de glastuinbouw, voert zij de verlaging van het elektriciteitstarief voor de glastuinbouw wel door. Betekent dit dat de glastuinbouw dus minder gaat betalen? Als je het allebei doet, zoals in het voorstel, wordt de glastuinbouw misschien wel al gecompenseerd voor de verhoging van het gastarief via de verlaging van het elektriciteitstarief. De glastuinbouw verbruikt namelijk ook een heleboel elektriciteit. Is het niet wijs om de glastuinbouw er gewoon in te laten?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is een heel bewuste keuze om de glastuinbouw eruit te halen. Dat komt omdat het merendeel in de glastuinbouw op gas gestookt is. Dat weet de heer Grashoff ook. Zij zullen echt heel veel meer last hebben van de verhoging van het gastarief dan van de verlaging van het elektriciteitstarief. Dat zal niet zo hard aantikken bij de glastuinbouw, veel minder in ieder geval dan de verhoging van het gastarief. Wij hebben zitten rekenen, omdat wij ons afvroegen wat voor effecten dit heeft voor die bedrijfstak. Het lijkt ons dat die bedrijfstak onevenredig hard geraakt wordt, maar het is niet onze bedoeling om de bedrijven — want dit is een belangrijke bedrijfstak in Nederland — erg hard te raken. Wij hebben daarin een evenwicht proberen te vinden. Wij vonden het daarom niet verantwoord om de glastuinbouw mee te nemen in dit amendement.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Is dat niet een buitengewoon grote gemiste kans? Voor de glastuinbouw zijn er uitstekende alternatieven in de vorm van aardwarmte en warmtelevering gecombineerd met CO2-levering. Dit is een sector waar een enorme slag te maken is, maar mevrouw Schouten geeft die zo weg. Wij zouden ook het geld kunnen ophalen en weer beschikbaar krijgen om te investeren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ja, dat is inderdaad een keuze. Dat klopt. Wij hebben de keuze gemaakt om dat bedrag nu in te zetten voor een groep die volgens ons gecompenseerd moest worden, namelijk de chronisch zieken en gehandicapten. Wij vinden dat dit nu geregeld moet worden, maar ik ben het helemaal met de heer Grashoff eens dat wij vooral ook moeten kijken naar het stimuleren van alternatieven voor de warmte-opwekking. Hij geeft die zelf al aan. Sorry, ik ben niet zo heel goed thuis in de glastuinbouw en de alternatieven, maar er zijn alternatieven. Ik zie dat veel tuinders daar zelf al mee bezig zijn. Het is inderdaad gewoon een politieke keuze om het geld nu te besteden aan de chronisch zieken en gehandicapten. Het terugsluizen zou dan via de Aof-premie gaan, zoals het kabinet ook heeft voorgesteld.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Nog even over die chronisch zieken en gehandicapten. Met steun van de ChristenUnie zijn vorig jaar de Wtcg, de Compensatie eigen risico (Cer) en de tegemoetkoming in zorgkosten voor gehandicapten allemaal afgeschaft. Er is een maatwerkvoorziening voor teruggekomen. Dan praten we over een bezuiniging op die chronisch zieken en gehandicapten van 300, 400 of 500 miljoen. Komt u daar nu op terug? Hebt u er spijt van dat u het kabinet hebt gesteund om die chronisch zieken en gehandicapten zo keihard in hun portemonnee te raken? Is dat wat ik hier beluister?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Als de heer Van Dijck het complete plaatje schetst, weet hij ook dat juist de fracties van D66, de ChristenUnie en de SGP ervoor hebben gezorgd dat het kabinet niet de complete fiscale aftrek wegbezuinigde, want dat was wat in de plannen stond. Er zou alleen een maatwerkvoorziening komen. Dankzij de drie partijen die het kabinet hielpen, is er juist een fiscale aftrek behouden, omdat wij ook zeiden dat je niet alles alleen in maatwerk kunt doen. Er blijft een deel wat je op landelijk niveau fiscaal zou moeten compenseren.

De Wtcg en de Cer waren regelingen waaraan ook veel nadelen kleefden. Daar kon je bijvoorbeeld ook je bril in meenemen. Opeens had iedereen een heel dure bril die hij kon aftrekken en dergelijke. Dat vonden wij echt verspilling van geld, want dat kwam niet terecht bij chronisch zieken en gehandicapten, maar wel bij iemand met een dure bril. Dat was de realiteit. Wij vonden het wel belangrijk dat er een fiscale regeling intact bleef. Wij constateren dat deze groep bij de lastenverlichting voor allerlei groepen niet gecompenseerd wordt. Daarom willen wij die fiscale maatregel ophogen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Veel woorden, maar feitelijk is er fors bezuinigd op de regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten. Of je die regeling nu Wtcg, Cer of anders wilt noemen, daar hebt u aan meegeholpen. Dat is een bezuiniging van 300, 400, 500 miljoen, oplopend. De vraag is of u er spijt van hebt dat u het kabinet hebt geholpen met het afbreken van al die regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten. U komt er nu op terug met een amendement. Waarom hebt u dat vorig jaar niet gedaan?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb net geprobeerd uit te leggen dat die Wtcg terechtkwam bij mensen die niet chronisch ziek of gehandicapt waren, maar die Armanibrillen kochten. Dat was de realiteit. We hebben ervoor gezorgd dat er een voorziening kwam zodat er lokaal maatwerk geboden kan worden, terwijl het tegelijk een landelijke regeling blijft. Het kabinet wil 5 miljard geven aan allerlei groepen, behalve aan de groep chronisch zieken en gehandicapten. Daarom zeggen wij dat deze groep ook mee moet delen in die plus. Dat is wat ik hier vertel.

Een tweede amendement op het terrein van vergroening is net ingediend, namelijk over de befaamde postcoderoos, maar ook over het nihiltarief voor lokale energiecorporaties. We hebben wat eerdere pogingen gewaagd. Ik durf het bijna niet meer te zeggen, maar ik heb stille hoop dat het deze keer wat meer kans heeft. Het gaat mij er niet zozeer om dat wij kunnen juichen dat het lukt, maar om ervoor te zorgen dat de energiecorporaties op lokaal niveau eindelijk kans van slagen krijgen. Wij hebben iets bedacht wat nu totaal niet van de grond komt, omdat dit soort maatregelen dat in de weg zitten.

Ik heb de brief gelezen van de collega van I en M over de kolenbelasting. Dank daarvoor. Ik heb nog wel een vraag over de houdbaarheid van wat erin staat over de vraag de kolencentrales in bezwaar zullen treden en op welke termijn. Volgens mij heeft de heer Omtzigt die vraag ook gesteld. In de brief staat dat de kolencentrales al drie jaar weten dat er rendementseisen opgelegd gaan worden. Dat is feitelijk niet waar. Dat is pas in de zomer van 2014 meegedeeld, toen de ACM aangaf dat de sluiting allerlei nadelen had. Als compenserende maatregel zijn toen rendementseisen opgesteld, om te voorkomen dat we in de problemen kwamen met het ACM-oordeel. Die tijd is dus veel beperkter dan in de brief van de staatssecretaris van I en M staat. Het gaat niet om drie jaar. Het energieakkoord is volgens mij van 2013. Heel sec gezien zou het dus twee jaar zijn. Ik laat me echter graag overtuigen door deze staatssecretaris. Ik denk echter dat de staatssecretaris van I en M iets te ruimhartig heeft gerekend met de jaartallen. De kolenbelastingafschaffing blijft hoe dan ook een onding. Volgens mij heb ik een voorstel gezien van de heer Grashoff om de kolenbelasting erin te houden. Dat heeft onze steun.

Dan kom ik op de vermogensrendementsheffing. Ik kan het amendement van de heer Van Weyenberg over het gespreid uitkeren van schenkingen en de ruimte die daarvoor gaat komen, steunen. Ik heb nog wel een vraag over de letselschade-uitkering. Daar heb ik ook een amendement over ingediend. Er is al best veel gezegd over de nieuwe vermogensrendementsheffing. Wij hebben aangegeven dat wij die in essentie kunnen steunen, mits wij ook kijken naar een beter systeem op termijn, waarin rendement daadwerkelijk belast wordt. Wat ons betreft is er wel een onevenwichtigheid voor mensen die een letselschade-uitkering hebben gekregen. Als je voordat dit Belastingplan ingaat een letselschade-uitkering hebt gekregen boven €237.000, krijg je straks door dit plan te maken met een hogere vermogensrendementsheffing. Daar is geen rekening mee gehouden toen die letselschade-uitkering werd toegekend. We hebben een dergelijke situatie eerder gehad. Toen hebben we een soort reparatie gedaan. Mijn amendement zorgt ervoor dat deze groep mensen tegen het huidige tarief belast wordt.

De heer Van Weyenberg heeft al het een en ander gezegd over het LIV (lage-inkomensvoordeel). Ik heb zelf ook een amendement ingediend. Dit ziet op het volgende. Het gaat om werkgevers die iemand die in aanmerking komt voor het LIV, met goede bedoelingen in dienst hebben genomen, dus niet voor een klein baantje maar om echt een contract uit te laten dienen. Als die persoon vervolgens na zes tot twaalf maanden toch weggaat of als om een of andere reden het contract niet voortgezet kan worden, moeten we die werkgever niet in de kou laten staan. Dat is feitelijk nu wel het geval. Je moet minimaal een jaar in dienst zijn om het LIV te kunnen krijgen. Die regeling is er echter juist voor bedoeld om mensen in dienst te laten nemen. Als we dat willen, moeten we de werkgevers die daar werk van maken, belonen en tegemoetkomen. Dan gaat het niet om een klein baantje. Als een werkgever echter iemand uit de doelgroep minimaal zes maanden in dienst heeft gehad en die voor minimaal 24 uur per week aan het werk heeft gezet, moet een percentage van het LIV toegekend kunnen worden. Dat hebben we in het amendement verwoord.

Wat de integratie van de Wbso/RDA betreft kan ik mij kortheidshalve aansluiten bij het amendement van de heer Van Weyenberg. We komen nog wel met een subamendement op dit punt om het plafond nog iets te verlagen. We hebben namelijk al eerder aangegeven dat wij voor de Defensiebegroting hierin dekking zoeken, omdat wij ook in de Defensietak 100 miljoen willen investeren.

Er is nog één wetsvoorstel dat ik specifiek wil noemen. Dat betekent overigens niet dat ik de rest niet belangrijk vind. Ik ben erg blij dat de Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds, over de uitkeringen voor de Joodse oorlogsslachtoffers, nu geregeld wordt. Daar dank ik deze staatssecretaris voor.

De conclusie is dat het voor de ChristenUnie van belang is dat het kabinet beweegt langs de drie lijnen die de ChristenUnie al maanden schetst. Wij hebben concrete voorstellen gedaan. De heer Dijkgraaf noemde ze essentieel. Ik sluit me maar aan bij die bewoordingen. Het is essentieel voor ons dat er wat gaat gebeuren voor de kloof tussen een- en tweeverdieners. Op dat punt ligt een amendement voor.

Daarnaast gaat het ons om de chronisch zieken en gehandicapten, met als dekking de vergroeningsmaatregel. Het kabinet heeft dit zelf ook aangegeven. Ere wie ere toekomt, de heer Grashoff is een beetje de geestelijke vader van dit voorstel. Deze amendementen zijn voor ons essentieel, in combinatie met het punt van de postcoderoos. Daarin moet nu ook echt een stap gezet worden. Wij zullen morgen aan het einde van het debat of donderdag bij de stemming, als wij zien welke amendementen worden aangenomen, onze mind opmaken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik probeer de waarde te schatten van het woord "essentieel". Bij de heer Dijkgraaf was er weinig twijfel; zo heb ik zijn woorden in ieder geval begrepen. Als het amendement dat hij samen met mevrouw Schouten en de heer Bashir heeft ingediend, het niet redt, wordt het verkrijgen van de steun van de SGP-fractie heel ingewikkeld; laat ik het zo maar zeggen. Mevrouw Schouten zegt: het is essentieel, maar wij wegen alles aan het eind. Is dit amendement voor mevrouw Schouten een harde voorwaarde? Is het in ieder geval één van de punten die er zeker in moeten staan, wil haar fractie het Belastingplan kunnen steunen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik kan het nog ingewikkelder maken voor de heer Van Weyenberg. Wij hebben aangegeven dat we allebei de amendementen zeer belangrijk vinden. Uiteindelijk zal aan het einde de weging plaatsvinden; dan zullen we beslissen wat we met het Belastingplan zullen doen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat snap ik en ik misgun mevrouw Schouten niet de kans om een weging te maken. Zij gebruikt de term "essentieel". Daar maak ik het volgende uit op. Als een aantal amendementen, waaronder het amendement over de overdraagbare heffingskorting in combinatie met de combinatiekorting voor ouders met jonge kinderen die allebei werken, het niet haalt, is er geen steun van de ChristenUnie voor het Belastingplan. Heb ik mevrouw Schouten zo goed begrepen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De heer Van Weyenberg heeft zelf aan het einde van zijn inbreng ook nog niet gezegd of zijn fractie het plan zal steunen of niet. Hij wil die weging ook aan het einde maken. De heer Van Weyenberg noemde alleen de eenverdieners, maar het gaat mij ook echt om de chronisch zieken en gehandicapten in combinatie met de vergroening. Wij hebben steeds drie punten genoemd. Die drie punten zullen wij wegen. Wij hebben concrete amendementen ingediend of bijna ingediend; ik heb in ieder geval toegelicht waar wij aan denken. Dat is niet voor niets. Wij zullen er echt op letten hoe er over deze punten gestemd zal worden.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik borduur daar even op voort. Ik heb mevrouw Neppérus uitspraken horen doen over het eenverdienersvoorstel van de SGP-fractie. Ik weet niet of ik u helemaal goed citeer, maar ik heb iets gehoord in de zin van "daarvan lopen de rillingen mij over de rug". Ik heb de heer Groot horen zeggen dat het qua maatvoering buiten de orde is en dat hij dit zo niet zal steunen. Moeten we constateren dat het gewoon mislukt is?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat hoeft u niet aan mij te vragen. Volgens mij moet die vraag aan het kabinet gesteld worden. Wij hebben onze prioriteiten aangegeven. Wij hebben aangegeven wat voor ons belangrijk is. Donderdag zal blijken of het lukt of mislukt.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Mag ik vaststellen dat u samen met de SGP-fractie flink op ramkoers ligt met de coalitie op dit moment?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik denk nog even terug aan vorige week maandag. De heer Grashoff zal vandaag niet heel veel andere teksten van mij of van de heer Dijkgraaf hebben gehoord. Dan zouden wij vorige week maandag ook al op ramkoers hebben gelegen, zoals hij het verwoordt. Wij hebben gewoon een serieus voorstel neergelegd. We hadden toegezegd dat we dat zouden doen en dat hebben we hierbij gedaan. Het is uiteindelijk ook aan andere partijen om hun totale afweging te maken, maar wij hebben hier onze prioriteiten echt verwoord in amendementen.

De heer Bashir (SP):
De tijd dringt. Donderdag zijn de stemmingen al. Voordat we vandaag in deze zaal kwamen, hadden we al twintig uur vergaderd met ons allen, in twee dagen, in een andere zaal. Het valt mij op dat wij met ons allen al heel veel wensen op tafel hebben gelegd, maar dat de staatssecretaris amper stappen zet. Vindt mevrouw Schouten de stappen die de staatssecretaris tot nu toe heeft gezet voldoende? Mevrouw Neppérus sprak over laadpalen en de postcoderoos. Op die punten wil men de oppositiepartijen tegemoetkomen, maar de essentiële zaken die op tafel zijn gelegd, zijn absoluut nog niet aan de orde geweest. Zijn de stappen die tot nu toe zijn gezet voldoende?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij zijn wij niet heel veel verder gekomen dan vorige week maandag. Toen lag er een voorstel van het kabinet op tafel, waarvan ik toen al in het debat heb aangegeven dat dat niet voldoende was. Ik heb daarna geen debat meer gevoerd met de staatssecretaris hierover. Ik weet niet of de heer Bashir dat wel heeft gedaan. Tot nu toe heb ik gezien dat de staatssecretaris het voorstel herhaalt in de brief die vrijdag aan de Kamer is gestuurd. Ik ben dus erg benieuwd wat de staatssecretaris morgen gaat doen.

De heer Bashir (SP):
Er word hier ook wel eens gesuggereerd of gespeculeerd dat de staatssecretaris zonder de voorstellen van de oppositie naar de Eerste Kamer wil gaan, om het er daar op aan te laten komen. Vindt mevrouw Schouten dat een verstandige optie en hoe zou de ChristenUnie zich in dat geval opstellen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik vind het wel heel eervol dat de heer Bashir mij nu eigenlijk de rol van staatssecretaris geeft, alsof ik de staatssecretaris moet gaan vertellen wat verstandig is of wat niet. Ik denk dat de staatssecretaris dat zelf wel heel goed kan inschatten. Het enige wat ik kan aangeven is wat wij belangrijk vinden. Dat heb ik al weken gedaan, tot en met de punten en de komma's in de amendementen in het debat van vandaag. Mijn Eerste Kamerfractie maakt haar eigen afwegingen. Ik kan alleen vertellen wat wij hier belangrijk vinden. Daarin zijn wij heel consistent geweest. Of dat verstandig is of niet? Misschien moet de heer Bashir dat morgen aan de staatssecretaris vragen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Morgen is de voortzetting, waarin de staatssecretaris antwoord zal geven op de gestelde vragen.

Sluiting

Sluiting 23.16 uur.