Plenair verslag Tweede Kamer, 30e vergadering
Donderdag 27 november 2014

  • Begin
    10:15 uur
  • Sluiting
    20:43 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 142 leden der Kamer, te weten:

Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Ellemeet, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Kooiman, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie.


Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015 (34000-XV).


Termijn antwoord

(Zie vergadering van 26 november 2014.)

De voorzitter:
Ik heet de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van de regering.

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Asscher:
Voorzitter. Om te beginnen wil ik de Kamer graag, mede namens de staatssecretaris, heel hartelijk danken voor de inbreng in eerste termijn. We hebben allebei genoten van een zeer inhoudelijk debat over de grote vragen die deze begroting raken. Ik dank de Kamer daarvoor. We hebben een groot deel van de vragen schriftelijk beantwoord. Een aantal andere vragen en opmerkingen zal ik nu in het debat beantwoorden. Om de Kamer inzicht te geven in de volgorde heb ik een globale opzet gemaakt: de bekende blokjessystematiek. Die geeft ons allemaal houvast in wat, naar ik hoop en verwacht, een mooi debat zal worden.

Ik begin met de meer algemene inleiding. Ik voel mij vandaag misschien wel meer dan ooit de minister van Sociale Zaken, Integratie en Werkgelegenheid, met als opdracht om ongewenste tweedeling tegen te gaan, zoals we die zien op de arbeidsmarkt en in de samenleving. We zien dat het met de werkgelegenheid voorzichtig de goede kant opgaat, maar dat de integratie hier en daar verontrustend achterblijft. Dat komt niet alleen door de economische crisis, die immigranten en hun kinderen harder dan gemiddeld heeft geraakt. We hebben in de afgelopen tijd ook gemerkt hoe smeulende spanningen in de samenleving ontvlammen en oplaaien, waardoor Nederlanders met een verschillend geloof en van verschillende afkomst afwijzend, argwanend en soms ook angstig tegenover elkaar komen te staan. Dat zorgt voor wrijving en wrevel. Het remt de integratie en dat raakt ons allemaal. We moeten voorkomen dat goedwillende mensen uit elkaar groeien en tegenover elkaar komen te staan. Mevrouw Vermeij zei dat gisteren mooi: op zoek naar sterke en verbindende krachten. Het gaat om het gezonde wij-gevoel van mensen die willen wonen en werken in een democratie waar iedereen zich vrij en veilig voelt, waarin je kunt zijn wie je bent, waarin je kunt geloven wat je wilt en waarin je anderen dezelfde vrijheid gunt. Ongewenste tweedeling kan de samenleving ontwrichten en dat mogen wij niet laten gebeuren. Dat vraagt, zoals de heer Heerma treffend zei, om een harde en een uitgestoken hand.

Economisch herstel kan helpen, maar het economisch herstel is nog broos. Wel is de werkloosheid inmiddels zes maanden achtereen gedaald en is de werkzame beroepsbevolking zes maanden lang gestegen. De werkloosheid nam af met 60.000, de werkzame beroepsbevolking nam toe met 75.000. Dat biedt hoop en houvast. Er komt weer dynamiek op de arbeidsmarkt, er ontstaan gemiddeld zo'n 60.000 vacatures per maand en het is de verwachting dat dit aantal volgend jaar verder stijgt. Dat biedt perspectief voor mensen persoonlijk, met een grotere kans op een nieuwe baan, en voor de hele economie die daardoor op een gezonde manier wordt gestimuleerd. Zo kan 2015 het jaar worden van groeiende werkgelegenheid en groeiend vertrouwen; vertrouwen in de economie en vertrouwen in elkaar. Dat betekent wel dat we moeten stimuleren dat iedereen een eerlijke kans krijgt om daaraan mee te doen, dat we ongewenste tweedeling op de arbeidsmarkt moeten bestrijden. Dat doen wij ook, door discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken en door oneerlijke concurrentie te bestrijden. We willen voorkomen dat de markt wordt verziekt door ondernemers die wetten en cao's aan hun laars lappen en met schimmige constructies omzeilen. We zullen niet toestaan dat we door vrij verkeer binnen de Europese Unie in een kolk naar beneden worden gezogen, met lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden. De heer Kerstens zei gisteren scherp, dat dat ook een soort gelijkheid met zich brengt: even slecht is ook gelijk. Dat is echter niet de gelijkheid die hem en mij voor ogen staat. Dat is ook niet de manier waarop wij de tweedeling moeten bestrijden.

Hoe dat wel moet, laten we zien met de Wet werk en zekerheid, door een einde te maken aan de ongerechtvaardigde tweedeling bij ontslag — de heer Mulder was daar gisteren positief over — en door een eerlijke en evenwichtige behandeling van werknemers met een vast of tijdelijk contract. Daarbij gaat het niet om de vraag of je voor of tegen flex bent. Dat is helemaal niet de kwestie. Het gaat om de vraag of je voor of tegen fatsoenlijke flex bent, om de vraag op welke wijze flexwerkers zekerheid, scholing, perspectief en toekomst kan worden geboden. Daar gaat het om en daar zijn we het met elkaar over eens. We moeten, zo zeg ik met de heer Van Ojik, die kloof dichten. We moeten ook voorkomen dat oud en jong tegenover elkaar komen te staan, of het nu gaat over hun pensioen of hun positie op de arbeidsmarkt. De staatssecretaris en ik kiezen voor een eerlijke en evenwichtige behandeling van oud en jong door te voorkomen dat de ene generatie het gevoel heeft dat de andere generatie wordt voorgetrokken. De kracht van deze samenleving is nu juist dat generaties op elkaar kunnen bouwen en vertrouwen. Dat betekent ook dat we ons extra moeten inzetten om juist die groepen, de jongeren en de ouderen, aan het werk te helpen en te houden.

De heer Mulder zei terecht dat ouderen ten onrechte last hebben van een verkeerd imago. Het is aan ons, mede aan ons, om dat beeld te veranderen en hun kansen op werk te vergroten door verder te werken aan een arbeidsmarkt met voldoende aanpassingsvermogen, die voldoet aan de eisen van deze tijd en van de toekomst, waarin iedereen mee kan doen, oud en jong, hoog- en laagopgeleid, vast en flex en met mensen met en zonder arbeidsbeperkingen. Zoons van ouders die in Amsterdam geboren zijn en dochters van ouders die in Ankara geboren zijn: ze horen er allemaal bij met gelijke rechten, gelijke plichten en gelijke kansen.

Mevrouw Karabulut waarschuwde terecht dat meer ongelijkheid ook voor spanning kan zorgen in de samenleving. We mogen dan ook niet treuzelen om de ongewenste tweedelingen te lijf te gaan. We moeten stevig aan de slag om meer mensen aan het werk te krijgen. Dat doen we met het "schepje erbij", dat ons werd aangereikt door de heer Dijkgraaf. Ik voel me zeer gemotiveerd om daar samen met de Kamer aan te werken. Ik ben geïnspireerd door het mooie gevoel dat mevrouw Schut-Welkzijn opriep, die zei dat we vandaag op Thanksgiving Day ook oog moeten hebben voor wat we met elkaar in dit land hebben opgebouwd. Onze AOW en onze sociale zekerheid zijn dingen waar we met elkaar trots op mogen zijn.

Ik voel me niet minder geïnspireerd door het opgestrooptemouwengevoel dat mevrouw Schouten tentoonspreidde. Zij zei dat er heel veel werk is verricht het afgelopen jaar, maar dat wetgeving toch nog maar het begin is. Het is inderdaad het begin, want daarna moeten mensen in het land gaan merken dat het beter wordt. Daar ben ik het zeer mee eens. Er zijn nog steeds te veel mensen werkloos en er staan nog steeds te veel mensen aan de kant. We hebben hier dus veel bereikt, maar we hebben in het land nog veel te doen.

Ik zou mijn inleiding willen afronden met een opmerking over angst. Daar is een aantal keer aan gerefereerd. Ik ben namelijk bang dat de heer Van Weyenberg mij niet helemaal goed heeft begrepen. Ik neem voor het dramatische effect even een slokje koffie. Ik ben niet bang voor robots! Ik ben ook niet bang voor nieuwe technologie. Er is een man die heel mooi heeft beschreven hoe ik dan wel naar de toekomst kijk. Ik heb het niet over André Hazes en ik zal ook niet gaan zingen. Ik heb het over de eerste minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid — hij kwam gisteren al even langs — Joop den Uyl. Ik citeer hem met instemming, maar het is wel een ander citaat dan gisteren aan de orde was: "Er is alle aanleiding om met open ogen de toekomst te verkennen en ons rekenschap te geven van dreigingen en perspectieven." Het is dus niet of-of, maar en-en. Je kunt de toekomst pas positief tegemoet treden als je ook oog hebt voor de dreigingen die daarmee gepaard gaan en als je die aanpakt.

Ik zie de heer Van Weyenberg opgelucht knikken. Het misverstand is opgehelderd. Er is geen sprake van angst. En er is ook geen sprake van uitlokking!

De voorzitter:
Nee, nee!

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik kan op twee manieren reageren. De eerste is me blij verrast tonen dat het oproepen van André Hazes binnen een dag effect sorteert. De tweede is opmerken dat er wel wat licht zit tussen deze tekst van Joop den Uyl en de tekst die ik gisteren citeerde.

Als een minister komt met code oranje en verhalen over het zwartste scenario, dan mis ik toch dat optimisme. Daarom heb ik een oproep aan de minister. Hij mag natuurlijk zeggen "de heer Van Weyenberg heeft mij verkeerd begrepen, het zit anders", maar dan hoop ik dat optimisme voortaan wel terug te kunnen lezen. In de speech van de minister overheerste namelijk de dreiging toch weer de kans.

Minister Asscher:
Ik denk dat de heer Van Weyenberg en ik elkaar kunnen vinden op dit punt. Ik ben namelijk heel optimistisch over wat we kunnen bereiken. Ik ben optimistisch over wat internationale samenwerking ons brengt, maar ik zie ook grote problemen en grote zorgen. Soms is het nodig vanuit mijn positie om niet alleen maar het positieve te bezien, maar ook te proberen die problemen op te lossen. Dan moet je ze benoemen. Dan moet je erop af, maar altijd om het beter te maken. Ik ben graag bereid, ten dienste van de gemoedsrust van de heer Van Weyenberg dat positieve te blijven benadrukken, als hij ons maar niet een soort totalitair optimisme wil opleggen waarbij een zorg uitspreken al wordt verward met bangmakerij.

De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij heb ik dat gisteren gezegd: het gaat niet vanzelf goed. Daarom heb ik het kabinet opgeroepen tot blijvende daadkracht. Ik blijf wel bij mijn constatering dat waar Joop den Uyl vreesde voor banenverlies door computers, er 2,2 miljoen banen bij kwamen. Ik zie nu bijvoorbeeld de robot bij Nedcar als een ongelofelijke kans. Ik werk graag samen met deze minister om die kansen waar te maken.

Minister Asscher:
Ik beschouw dit als een succesvol begin van dit debat, want ik ervaar die uitgestoken hand van D66 op dit moment bijkans fysiek.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ga ervan uit dat de minister in zijn algemene inleiding ook zijn inkomenspolitiek heeft meegenomen. Of komt hij daar nog separaat op terug?

Minister Asscher:
Ik heb in grote lijnen het een en ander daarover gezegd, namelijk dat de staatssecretaris en ik en het kabinet als geheel streven naar een evenwichtige inkomensverdeling: evenwicht tussen oud en jong, tussen groepen die wel werken en niet werken en tussen groepen die een vast contract hebben en die een flexibel contract hebben. Het gaat allemaal over ongelijkheid. Het inkomensbeleid van het kabinet moet ook in dat licht worden bezien.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat stelt mij nu al ontzettend teleur. Ik heb in mijn inleiding beschreven dat er in Nederland een ernstige ontwikkeling gaande is, namelijk dat een steeds grotere groep, ouderen en jongeren, afhankelijk van hun inkomenspositie gewoon achterblijft door stijgende huren en door kortingen van de staatssecretaris. Mensen kunnen hun vaste lasten niet meer betalen.

De voorzitter:
En uw vraag is?

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik geef een aantal voorbeelden. Wij zijn nu zelfs zover dat de 10% armste mensen in Nederland gemiddeld een schuld heeft van bijna €60.000, terwijl de rijkste 10% 61% van ons vermogen bezit met een gemiddeld vermogen van €950.000.

De voorzitter:
Wat is uw vraag, mevrouw Karabulut?

Mevrouw Karabulut (SP):
Qua koopkracht zien wij dezelfde ontwikkeling. De rijkste 10% is enorm vooruitgegaan in koopkracht, terwijl de armste 10% heeft ingeleverd. Mijn vraag aan de minister is en mijn oproep gisteren was of hij het roer gaat omgooien. Dit is regelrechte verarmings- en tweedelingspolitiek. Dat vind ik niet passen bij deze minister.

Minister Asscher:
Terecht vroeg de SP gisteren bij monde van mevrouw Karabulut naar de visie van het kabinet op de schuldenproblematiek, die inderdaad nijpend is en ook een direct gevolg is van wat er in de afgelopen jaren in Nederland is gebeurd. De staatssecretaris zal zo in haar betoog op dat onderwerp ingaan.

Wat de koopkracht betreft, probeert dit kabinet, soms tegen de economische stroom in, te blijven zorgen voor een evenwichtig inkomensbeeld. Ik begrijp heel goed dat vanuit het perspectief van de SP mevrouw Karabulut daar een streepje bovenop zou willen, maar ik ben er best trots op dat het ons lukt om ondanks die grote economische krachten een relatief evenwichtig inkomensbeeld te behouden in Nederland. Dat gaat niet vanzelf. Daar wordt door andere partijen juist heel kritisch op gereageerd, maar wij nemen die maatregelen wel.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ontkent de minister dan deze gigantische ontwikkeling van een steeds groter ongelijkheid tussen groepen? De minister probeert handig langs de vraag te laveren. Ik spreek de minister aan op zijn verantwoordelijkheid als minister voor inkomenspolitiek, want die verantwoordelijkheid heeft hij ook. Ik spreek de minister ook aan op de grote lijnen. Ontkent de minister dat of ziet hij wel degelijk dat er een steeds grotere groep is in onze samenleving die op alle punten achterblijft, zeker wat betreft inkomens- en vermogensongelijkheid, wat groeiende spanning met zich meebrengt in onze samenleving?

Minister Asscher:
Ik probeerde wel degelijk antwoord te geven op de vraag van mevrouw Karabulut en er niet langs te zeilen. De ontwikkeling van de inkomensongelijkheid en die van de vermogensongelijkheid zijn op zichzelf twee verschillende verhalen. Dan heb je ook weer de nationale discussie en de positie van Nederland in internationaal perspectief. In Nederland leidt dat ten tijde van een economische crisis altijd tot een vergroting van de inkomensongelijkheid. Waar mogelijk neemt het kabinet daar maatregelen tegen, maar Nederland kent ten opzichte van zijn grotere omgeving nog steeds een relatief kleine inkomensongelijkheid. Dat is ook goed. Recente studies van het IMF laten zien dat dat economische groei bevordert. Het aloude denken dat beperkte inkomensongelijkheid groei remt, is zo langzamerhand echt achterhaald. De studie van het IMF wijst daarop. Dat wil niet zeggen dat er geen inkomensongelijkheid is en dat het geen grote gevolgen heeft voor de koopkracht als mensen werkloos raken of als er bijvoorbeeld een periode is van heel weinig inflatiecorrectie van pensioenen. Daar heeft mevrouw Karabulut gelijk in. Vandaar dat ik net probeerde te zeggen dat het kabinet daar van alles aan doet — dat was een heel eerlijk antwoord — maar ik begrijp heel goed dat dat vanuit het perspectief van de SP te weinig is.

De vermogensongelijkheid — dat is het tweede onderdeel van dezelfde vraag — is inderdaad toegenomen. Ik heb samen met staatssecretaris Wiebes een uitgebreide analyse gemaakt van hoe de vermogensongelijkheid zich in Nederland ontwikkelt. Ook daarvoor geldt dat die in Nederland internationaal gezien beperkt is. Er is discussie mogelijk over de positie van pensioenen in het beoordelen van die vermogensongelijkheid. Daarom hebben wij gezegd dat je bij de inrichting van een nieuw belastingstelsel op zoek zal moeten naar een rechtvaardigere vorm van vermogensrendementsheffing. Die wens wordt heel breed gevoeld, ook door meerdere partijen in de Kamer.

Voorzitter. Ik kom bij het eerste deel van de beantwoording. Dat gaat over hervorming, werkloosheidaanpak en sectorplannen. Ik wil de hervorming kort even aanstippen en daarmee meteen antwoord geven op de grotere vraag, zoals de heer Klein die stelde, hoe wij structureler om willen gaan met het aanpakken van de werkloosheid. Toen wij als kabinet begonnen stonden wij voor de uitdaging om ons te ontworstelen aan de crisis. Daarvoor was het nodig om het huishoudboekje op orde te brengen en de pijn daarvan eerlijk te verdelen. Wij moesten op een aantal punten stevig hervormen om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken en ongewenste tweedeling en nieuwe ongelijkheden te bestrijden.

Gisteren ging het daarbij terecht ook veel om de spanning in positie tussen mensen met een vast contract en mensen met een tijdelijk contract. Voor het bestrijden van die ongelijkheden hebben wij in de Kamer breed draagvlak gevonden. Dat meet ik af aan de enorme steun in de Kamer van coalitie maar ook van de oppositie, de constructieve oppositie en welke schakering je daar ook in zou willen aanbrengen, voor de hervormingen die staatssecretaris Klijnsma en ik hier het afgelopen jaar hebben besproken. Daar zijn wij zeer erkentelijk voor. Het is ook goed voor het draagvlak voor die hervorming in de samenleving dat die op bredere steun kan rekenen dan alleen de steun van 76 zetels hier of 38 zetels aan de overkant.

De Wet werk en zekerheid was daarin een heel grote stap. Die wet verkleint het verschil dat was ontstaan tussen mensen met een vast en met een flexibel contract, doordat de doorstroming naar een vast contract versterkt wordt. Er wordt eerder duidelijkheid geboden. Er ontstaat ook eerder recht op een transitievergoeding. Het ontslagstelsel is eenvoudiger en rechtvaardiger geworden en de ontslagvergoeding wordt omgevormd naar een transitievergoeding. Daarmee raakt die ook gerichter op de overstap naar ander werk. Dat is een wens die past bij deze tijd. Bovendien verbetert die de balans tussen de verschillende groepen op de arbeidsmarkt.

De hervorming van de kindregelingen maakt dat stelsel eenvoudiger en duidelijker. Ook de wetten die de staatssecretaris in de Kamer heeft behandeld, helpen om onze arbeidsmarkt toekomstbestendiger te maken. De nieuwe pensioenregels zorgen voor evenwichtigheid. De combinatie van de baanafspraak en de Participatiewet zorgt ervoor dat mensen met een arbeidsbeperking niet langer langs de kant staan maar mee kunnen doen in de samenleving. De staatssecretaris zal daar in haar inbreng op ingaan.

Ik heb vertrouwen dat wij door die wetten beter zijn voorbereid op de toekomst, maar daar heeft een jongere die nu van school komt en geen baan kan vinden, te weinig aan. Ook ouderen die op zoek zijn naar werk, kunnen het zich niet permitteren om te wachten op de structurele effecten van die hervormingen. Weliswaar trekt de economie wat aan — dit jaar 0,75%, volgend haar 1,25%; een belangrijk en hoopvol signaal — maar dat is geen reden om het rustiger aan te doen. Met 8% is de werkloosheid nog steeds op een onaanvaardbaar hoog niveau. Vandaar dat wij ons op specifieke groepen richten en op sectoren. Het "Actieplan 55-plus werkt" is uitgebreid naar 50-plus, zodat meer mensen daarvan gebruik kunnen maken. Ook uit onze analyses bleek namelijk dat de positie van mensen tussen de 51 en 55 zorgwekkend was en aanleiding gaf om ook deze groep die bijzondere status te geven.

Daarnaast kennen we een aantal instrumenten die stimuleren dat werkgevers oudere werklozen aannemen: de mobiliteitsbonus voor oudere uitkeringsgerechtigden, de proefplaatsing, de no-riskpolis voor oudere werklozen. Ik weet dat de Kamer die instrumenten heel goed kent. Toch noem ik ze nog een keer expliciet, omdat er nog steeds werkgevers zijn die die instrumenten niet kennen.

De jeugdwerkloosheid bedraagt nu 13,8%, dat zijn 28.000 minder werkloze jongeren dan een jaar geleden, maar ook hierbij is meer inzet nodig. Zo wordt de premiekortingsregeling op initiatief van de heer van Weyenberg verruimd naar banen van minimaal 24 uur. De regionale plannen van de arbeidsmarktregio's om de jeugdwerkloosheid te bestrijden worden mede met inzet van extra middelen voor regio's en middelen uit het ESF verder geïntensiveerd. Natuurlijk heeft de ambassadeur voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid al veel goed werk verricht, waardoor partijen in de regio en in de sectoren samen aan de slag zijn. Samen met de minister van Onderwijs gaan we zorgen voor meer aandacht voor de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, voor loopbaanoriëntatie, voor arbeidsmarktgericht opleiden en voor het terugdringen van schooluitval. Dat zijn een aantal punten die in het betoog van de heer Mulder aan de orde kwamen.

Ik kom bij de sectorplannen. Geen sector in dit land is hetzelfde. Iedere sector kent ook zijn eigen uitdaging. Er kan een tekort zijn aan werkkrachten of juist een overschot. De uitdaging kan ook liggen in het vinden van voldoende geschoold personeel of juist in de kwetsbare gezondheid van werknemers. Door de crisis kan er te weinig geld zijn om te investeren in opleidingsplaatsen voor jongeren of juist een te vergrijsd personeelsbestand zijn. Daarom ben ik zo blij dat sociale partners de handschoen hebben opgepakt, om zelf te kijken wat er nodig is in de sector, niet bedacht vanuit Den Haag en over het land uitgestort, maar vanuit de sectoren van onze economie zelf.

Sociale partners hebben daar ook zelf geld voor uitgetrokken. De plannen zijn dus ook van de werkgevers en de werknemers uit de sectoren. Zij investeren zelf groot geld. Als je kijkt naar wat er in die plannen zit, zie je onder andere dat er wordt ingezet op behoud van vakkrachten per sector; dat men dat doet door mensen die dreigen hun baan te verliezen, te begeleiden naar een andere plek waar wél werk is. Ook wordt jongeren een kans gegeven om met een bbl-plek goed opgeleid te worden, zodat die generatie niet verloren gaat voor de arbeidsmarkt. Dat zijn stuk voor stuk belangrijke maatregelen die eraan bijdragen dat mensen een duurzaam perspectief op werk en inkomen hebben.

In totaal zullen zo'n 300.000 mensen profijt hebben van deze maatregelen. De meeste deelnemers zullen daarbij bij- of omscholing volgen om vakspecifieke beroepsvaardigheden op te doen, bijvoorbeeld als onderdeel van een traject naar werk of om werkloosheid in de toekomst te voorkomen. In 2015 lijken er weer meer vacatures te komen. Daar ligt dus een kans om meer mensen aan het werk te krijgen. Het derde aanvraagtijdvak van de sectorplannen richt zich daarom op het van werk naar werk en van uitkering naar werk helpen van mensen, naar kansrijke beroepen, soms in de eigen sector en soms in een andere sector, omdat er te weinig werk is in bijvoorbeeld de grafische industrie maar wel vraag is naar procesoperators in de chemie.

Ik hoor vanzelfsprekend ook kritische geluiden over de sectorplannen, bijvoorbeeld gisteren nog van de heren Heerma en Krol. Daar wil ik graag iets over zeggen. Laat ik vooropstellen dat ik nooit beweerd heb dat kritiek op de sectorplannen cynisch zou zijn. Ik heb het cynisch genoemd dat het Algemeen Dagblad leek te suggereren dat het van werk naar werk helpen van mensen niet mee zou moeten tellen als succes van de sectorplannen en dat we het succes alleen zouden mogen afmeten aan mensen die eerst werkloos en van daaruit weer aan het werk geholpen waren. Dat noemde ik een cynische benadering. Wat mij betreft is werkloosheid voorkomen beter dan werkloosheid oplossen.

De kritiek zelf is echter meer dan welkom. Daarvan worden die plannen beter. Tussentijds heb ik ze ook al een aantal keren aangepast. Daar wil ik ook mee doorgaan. De derde tranche, het derde aanvraagtijdvak, staat dus ook al weer meer in het teken van werk naar werk en ook van uitkering naar werk dan eerdere plannen. De kritiek gaat ook over wat de plannen níét zijn. Het zijn geen klassieke banenplannen. Voor sommigen is dat teleurstellend. Het is niet op grote schaal de deeltijd-WW. Voor sommigen is dat teleurstellend. Het gaat om instrumenten die soms eerder beproefd zijn maar nu niet passen, maar die men toch graag eerder had gezien.

Mij gaat het erom wat het wél is. Het zijn plannen die op korte termijn helpen om werkloosheid te voorkomen. De forse vraaguitval leidt immers tot enorme aanpassingen in de arbeidsmarkt, en tot grote aanpassingskosten binnen die sectoren. De plannen zorgen ervoor dat de aanpassingen beter verlopen, zodat mensen aan het werk kunnen blijven. Bovendien zijn dit plannen die op lange termijn het functioneren van de arbeidsmarkt helpen verbeteren. De match tussen vraag en aanbod wordt beter en door scholing van de vele mensen die in deze sectoren van onze economie werken wordt er geïnvesteerd in het menselijk kapitaal. Daardoor zijn mensen productiever, blijven ze langer inzetbaar en gezonder, en kunnen ze doorwerken tot hun pensioengerechtigde leeftijd.

In totaal zien we nu zo'n 61 aanvragen voor cofinanciering, waarin voor 335 miljoen aan cofinanciering vanuit het Rijk gevraagd wordt. Sociale partners dragen ruim 600 miljoen bij. Dat is voor mij een bewijs dat werkgevers en werknemers zelf hechten aan deze plannen en ook bereid zijn daar serieus geld in te steken.

Voorzitter, ik zie dat de heer Heerma in de startblokken staat. Of was dat relatief? Dan ga ik namelijk verder met het volgende blokje.

De voorzitter:
Dat heet uitnodigen tot een interruptie.

Minister Asscher:
Ik wilde niet halverwege een zin weer terug moeten gaan.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Volgens mij was de minister in dit geval gewoon alert. Ik zat inderdaad te wachten tot dit blok was afgerond. Ik ben sowieso blij dat de minister hier duidelijk uiteenzet dat het niet zijn bedoeling was om te zeggen dat alle kritiek op de sectorplannen cynisch was, en dat hij de kritiek en de zorgen die breed in de Kamer leven wel degelijk serieus neemt.

Gisteren heb ik gevraagd naar de evaluatie door de Algemene Rekenkamer. In de schriftelijke beantwoording die we gekregen hebben, lees ik dat de Rekenkamer een onderzoek over de sectorplannen heeft voorzien, naast de evaluatie die het departement zelf laat uitvoeren volgend op de motie die dit voorjaar is aangenomen. Kan de minister iets meer vertellen over wat de Rekenkamer gaat doen en wanneer de Kamer daar resultaten van te zien krijgt?

Minister Asscher:
Vooropgesteld zij dat ik dat verwelkom. Ook in eerdere debatten met de Kamer heb ik aangegeven dat ik de behoefte om goed te kijken naar de effecten van de plannen heel goed begrijp en steun. Ik begrijp ook dat dit op een onafhankelijke manier moet gebeuren. In dat licht verwelkom ik de aankondiging van de Rekenkamer dat hij daar zelf naar gaat kijken. Ik heb verder geen details over de manier waarop de Rekenkamer dat zou willen doen. Ik wil daar best naar informeren en die informatie met de Kamer delen.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat is een mooie opmaat naar mijn vervolgvraag. Ik zou inderdaad graag informatie ontvangen over hetgeen de Rekenkamer voornemens is te gaan doen, maar vooral ook over wanneer we de resultaten krijgen. We krijgen nu een tussentijdse evaluatie in 2016 en een eindevaluatie in 2018. Ik zou liever tussentijds meer horen. Wellicht is de Rekenkamer dat ook van plan. Als dit via een brief naar de Kamer toe kan komen, zou me dat een lief ding waard zijn.

Minister Asscher:
Uiteraard gaat de Rekenkamer helemaal zelf over de manier waarop een onderzoek wordt ingericht. Ik zal het verzoek van de Kamer om informatie doorgeleiden en de Kamer informeren over de reactie van de Rekenkamer.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Dit is mijn tweede interruptie. Die kunt u turven, voorzitter. Gisteren stond in NRC Handelsblad een vrij uitgebreid stuk over de sectorplannen, die volgens de minister geen klassieke banenplannen zijn. Ik heb daar een aantal vragen over gesteld. Die zijn schriftelijk beantwoord. Ik blijf echter bij het plan van de uitzendsector wel wat vragen hebben. De uitzendsector zelf heeft het beeld dat hij als enige wel degelijk gericht was op mensen die geen werk hadden, en dat mensen eerst in dienst genomen moesten worden voordat ze geschoold konden worden. Uit de schriftelijke beantwoording haal ik dat dit kwam omdat anders sprake zou zijn van illegale staatssteun. Kan de minister dat nader toelichten? Het blijft namelijk heel vreemd dat een plan gericht op mensen die geen werk hebben, wordt teruggetrokken of afgewezen omdat mensen eerst in dienst genomen moeten worden.

Minister Asscher:
Zekerheidshalve zou ik willen aanbieden om die vervolgvraag schriftelijk te beantwoorden. Juist waar het gaat om de beoordeling van subsidieaanvragen wil ik me namelijk heel precies uitdrukken. Natuurlijk keur ik aanvragen niet persoonlijk goed of af. Dat is neergelegd bij het agentschap, dat dit aan de hand van criteria moet doen. Ik wil niet de indruk wekken dat ik zeg welke aanvragen wel of niet worden goedgekeurd. Als de heer Heerma daarmee kan instemmen, probeer ik dit schriftelijk te beantwoorden, zo mogelijk voor de tweede termijn. Ik dacht deze vraag in de eerste schriftelijke vragenset beantwoord te hebben, maar deze vervolgvraag kan ik misschien zo meenemen.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Als ik die nadere toelichting voor de tweede termijn krijg, vind ik het voor nu voldoende.

Minister Asscher:
Er wordt geknikt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Elke persoon die een baan vindt of een baan behoudt, is er een. We moeten daar nooit geringschattend over doen. In die zin is het ook heel goed dat sectorplannen, premiekorting en brug-WW er zijn, maar ik zou de minister toch willen vragen om eens naar het grotere plaatje te kijken. Hij is nu halverwege zijn termijn en hij heeft nog maximaal tweeënhalf jaar te gaan. We hebben op dit moment in Nederland nog steeds 625.000 werklozen. Er zijn er vorige maand 1.000 af gegaan. Het kan toch niet de ambitie zijn om in dit tempo door te gaan? Voordat de minister naar het volgende blokje gaat, vraag ik hem dus: wat hoopt de minister nou de komende twee jaar te bereiken op het gebied van werkgelegenheid en werkloosheid? Daar zou ik hem graag wat meer over horen als dat kan.

Minister Asscher:
Ik dank de heer Van Ojik voor die vraag. Als we eenmaal inzoomen op een onderdeel van een sectorplan, bestaat altijd het gevaar dat we dat verwarren met het geheel van de inzet die we met elkaar plegen om de werkloosheid terug te dringen. Werkloosheid neemt echt af op het moment dat er weer geïnvesteerd wordt en er weer groei is in de marktsector. Dat zien we nu in een aantal indicatoren beginnen te gebeuren. Ruim een jaar nadat we de recessie in economische zin hebben verlaten, zien we dat op de arbeidsmarkt gebeuren. Maar wil de werkloosheid sneller gaan dalen, dan moet dit echt op stoom komen. Dat is niet iets wat we met een simpele druk op de knop besturen. We doen er natuurlijk wel veel aan om daaraan bij te dragen. Ten eerste doen we dat soms met directe maatregelen zoals het verlengen van het lage btw-tarief in de bouw en het mogelijk maken van een energie-investering, die ook werkgelegenheid met zich meebrengt.

Ten tweede doen we dat soms door de omstandigheden te verbeteren waarbinnen geïnvesteerd wordt in onze economie. Meer precies moeten we er op het punt van de arbeidsmarkt voor zorgen dat werkgevers ook mensen dúrven aan te nemen. Ik zal daar straks ook een aantal dingen over zeggen. In de beschouwingen die hier gisteren aan de orde kwamen over wat werkgevers nu belet, ging het over risico's en zorgen die het met zich meebrengt om mensen in dienst te nemen, maar ook in de lasten. Ik denk dat een belangrijke bouwsteen voor verdere werkgelegenheid ook gelegen is in een nieuw belastingstelsel, waarin we erin moeten slagen om de lasten op arbeid aanzienlijk terug te dringen. Ook dat kan leiden tot een groeiende werkgelegenheid.

Ten derde nemen we een aantal generieke maatregelen die het aantrekkelijk maken om mensen in dienst te nemen. Er zijn voor vele honderden miljoenen premiekortingsregelingen om ouderen, werkloze jongeren en mensen met een beperking in dienst te nemen. Dat zijn allemaal maatregelen die erop zijn gericht om mensen over de drempel te helpen. Ik noemde zonet ook al even de proefplaatsing van oudere werklozen. Daar gaat een hoop geld naartoe, en ik ben heel blij met de suggestie van de heer Dijkgraaf om de effectiviteit van die instrumenten verder te vergroten door te kijken naar een afdrachtvermindering in plaats van een premiekorting, omdat met name kleinere bedrijven daarvan vaak niet kunnen profiteren. Daarmee ga ik dus aan de slag.

Als laatste, vierde, categorie hebben we de meer crisisgerelateerde maatregelen. Dit is de grootste economische crisis sinds de depressie. Dat billijkt specifieke maatregelen. Er is nu een aanpak van jeugdwerkloosheid. Er is twee jaar geld voor sectorplannen, in 2014 en 2015. Dat is incidenteel geld. Dat houd ik even voor aan degenen die zeggen: daar zou je de belastingen mee moeten verlagen. Daar kun je de belastingen dus eenmalig mee verlagen, terwijl we er nu duurzaam mee investeren in mensen.

Mijn korte conclusie: ik ben het zeer eens met Van Ojik dat het tempo van het verminderen van de werkloosheid omhoog moet. Daar is ons beleid ook op gericht. Dat zit hem nooit in één maatregel. Dat zit hem in het samenspel tussen de economische ontwikkeling en het beleid van de overheid. We moeten ondernemers kansen bieden om mensen weer in dienst te nemen, en mensen op de goede manier die kant op helpen door te blijven investeren in hun kwaliteit en hun toegevoegde waarde.

De voorzitter:
De heer Van Ojik, tot slot.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien kan ik de minister uitnodigen om nu eens niet over de instrumenten te praten, die uiteraard belangrijk zijn om een bepaald doel te bereiken, maar over het doel. Waar wil de minister uitkomen? Waar willen we eind 2016 zijn? Ik zal één voorbeeld noemen. De minister noemt de belastinghervorming. Ik ben er met hem van overtuigd dat het structureel verlagen van de lasten op arbeid ook voor werkgevers een heel belangrijke bijdrage kan leveren aan de bestrijding van de werkloosheid. Maar wanneer krijgen we die belastingherziening? Zullen PvdA en VVD het er ooit over eens worden? Dat zijn allemaal vragen waar we mee zitten. Waar wil de minister nu uitkomen? Op een halvering van de werkloosheid? Wat is het ambitieniveau?

Minister Asscher:
De heer Van Ojik vroeg: wat doe je nou aan werkloosheid? Dus dat vertel ik. Dan zegt hij: niet over die instrumenten, maar waar wil je naartoe? Dat is dus eigenlijk een andere vraag. Je zet die instrumenten in om de werkloosheid zo laag mogelijk te krijgen. Het mooiste zou zijn als we weer zouden terugkeren naar het niveau van voor de crisis, maar dat zal echt nog wel een tijd duren. Toen zaten we op een heel laag niveau. We zullen er waarschijnlijk niet heel veel mee opschieten als we stellen dat het naar 3% of naar 2% moet. Het gaat erom dat we mensen zo snel mogelijk weer aan het werk krijgen. Daar zijn we het hartstikke over eens. Daarachter zat een bezorgde vraag van de heer Van Ojik: lukt het de VVD en de Partij van de Arbeid om het eens te worden over een belastingherziening die gericht is op meer werkgelegenheid? Ik ben ervan overtuigd dat zij het eens zullen worden, en niet alleen de VVD en de Partij van de Arbeid, maar ook meer partijen in de Kamer. Waarom heb ik die overtuiging? Omdat het gemeenschappelijke doel zo sterk is. Meer werkgelegenheid spreekt ons allemaal aan. En als het doel nog niet sterk genoeg was, hebben we het afgelopen jaar — ik refereerde daar al aan — met elkaar toch een trackrecord opgebouwd dat we heel ingewikkelde dossiers, die soms wel tientallen jaren vastzaten in wederzijdse taboes en loopgraven, hebben kunnen oplossen. Dat deden we niet door per partij vast te houden aan ons eigen gelijk, maar door een gemene deler op te zoeken. Zo moet het met het belastingstelsel ook gaan. De heer Wiebes heeft aangekondigd ernaar te streven om bij het volgende belastingplan een eerste stap te zetten. Ik heb daar heel veel vertrouwen in. Hij is nu met zijn mensen aan het rekenen en tekenen. We hebben er met elkaar belang bij om daar een groot succes van te maken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik hoop dat als de minister, in reactie op de heer Heerma, nog schriftelijk terugkomt op de sectorplannen, dat hij dan ook wat specifieker in wil gaan op de casus met de dakdekkers en hun onderlinge ruzie. Wat mij betreft is het beeld uit NRC met de schriftelijke beantwoording nog niet weggenomen. Ik zou het op prijs stellen als daar ook nog iets over geschreven kan worden in de brief die de minister net toezegde aan de heer Heerma. Mijn vraag is echter een andere. De minister schrijft over scholing in de WW: dat mag altijd al, zolang je je aan de verplichtingen in de WW houdt. Ik krijg echter juist veel signalen dat dat een probleem is. Mensen die een opleiding willen doen op dinsdagavond, krijgen van het UWV te horen dat dat niet mag, omdat ze permanent beschikbaar moeten zijn. Dat vind ik toch knellen. Zou de minister dat nog een keer naar willen bekijken?

Minister Asscher:
Ik waardeer de vasthoudendheid waarmee de heer Van Weyenberg dit onderwerp aan de orde stelt. In een algemeen overleg hebben we daar ook al een paar keer over gepraat. Hij heeft vast ook gezien dat ik de mogelijkheden voor scholing heb opgerekt ten opzichte van hoe het was. Toch moet hier altijd een balans in gevonden worden. Als je de scholingsmogelijkheden en scholingsrechten te ver zou vergroten ten opzichte van de verplichting om te solliciteren, haal je meteen een enorme prikkel uit het WW-stelsel weg. Dat wil D66 ook niet. Dat betekent dat het aankomt op maatwerk. Het komt aan op de beoordeling van UWV of er in individuele gevallen wel of niet voldaan wordt aan de inspanningsverplichting. Dat maakt het ingewikkelder dan dat ik nu reageer op de dinsdagavondcasus. Als iemand geschikt is voor een beroep en er is een vacature op de dinsdagavonden, kan dat een heel gerechtvaardigde belemmering zijn die UWV iemand in de weg legt. Maar het kan ook heel goed zijn dat men soms te veel naar de andere kant leunt. Niemand is onfeilbaar, ook UWV niet. De portee van mijn schriftelijke beantwoording was dat in de huidige regelgeving in mijn ogen op zichzelf voldoende ruimte zit om rekening te houden met de noodzaak van en de behoefte aan scholing. De toepassing in de praktijk is ongetwijfeld voor verbetering vatbaar, maar dan zouden we moeten bekijken waar die verbetering in zit.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik wil niets afdoen aan het feit dat mensen moeten solliciteren, misschien ook wel naar banen op dat tijdstip. Alleen bij noodzakelijke scholing geldt die sollicitatieplicht niet. Ik hoor echter dat in de praktijk ook dan toch veel wordt gezegd: omdat u een opleiding gaat volgen op de dinsdag, gaan we ervan uit dat u wel niet meer zult solliciteren. Dat is niet automatisch het geval. Ik hoorde een opening bij de minister. Wil hij toch nog een keer goed bekijken of er in de praktijk geen belemmering zit? Over de richting zijn wij het niet oneens. Ik hoor echter nog net iets te vaak dit soort voorbeelden. Solliciteren is heel belangrijk, maar dat hoef je niet 70 uur per week te doen.

Minister Asscher:
Daar ben ik graag toe bereid. Ik heb al eerder aangegeven, bijvoorbeeld bij de sollicitatieverplichting voor oudere werkzoekenden, dat het nodig is dat UWV goed bekijkt wat nuttig en nodig is en waar de kansen op werk door worden vergroot. Op die manier bekijk ik dit vraagstuk ook. Laten we de afspraak zo maken: ik zal het zelf bekijken en me daar ook over verstaan met UWV. Maar die praktijkvoorbeelden ontvang ik ook altijd graag, want die kunnen soms helpen om een signaal door te geven en om de discussie concreter te voeren.

Ik kom bij het grotere blok rond arbeidszorg, gezond en veilig werk, de balans tussen contractvormen, de discussie over de zzp'er en de robotisering. Dat is een prachtig blok, dat zie ik ook aan de Kamerleden. Want naast de aandacht voor de kwantiteit van werk, de hoeveelheid banen, blijft het ook heel belangrijk om de kwaliteit van werk te bekijken. Is het goed werk? Onder goed werk versta ik: werk dat gezond en veilig is, een duurzame inzetbaarheid, zodat de werknemer op een goede manier en fluitend naar zijn werk kan, een goede balans tussen werk en privé, maar ook een goede balans tussen de contractvormen. Het is ook werk dat onder goede omstandigheden plaatsvindt en aansluit bij andere wensen in het leven, zoals het combineren van arbeid en zorg, werk en gezin, of het combineren van werk met mantelzorg, het opvoeden van kinderen, vrijwilligerswerk of bijscholing. Het gaat echt niet vanzelf. Er liggen risico's op de loer: dat mensen uitvallen door ziekte, dat ze ontslagen worden en langdurig aan de kant staan of dat ze hun carrière moeten opgeven om voor hun kinderen te kunnen zorgen. Ook hier moeten we voorkomen dat er een scheidslijn ontstaat, een ongelijkheid tussen mensen die wél kunnen rekenen op goed werk en mensen die dat niet kunnen.

Duurzame inzetbaarheid is een kern. Mensen moeten mee kunnen doen en moeten mee kunnen blijven doen. Om gezond te blijven is het belangrijk dat mensen in zichzelf kunnen blijven investeren, zodat ze ook weerbaar zijn bij tegenslag en dat er een vangnet is dat mensen in staat stelt zo snel mogelijk weer op te krabbelen. Dat is een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers samen. De overheid moet daarbij ondersteuning bieden. Daarom heeft het kabinet het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden ingediend, dat intussen unaniem door uw Kamer aanvaard is en nu voorligt in de Eerste Kamer. Ook bevorderen we het gesprek over werk en privé en het bespreekbaar maken van mantelzorg. Op die manier proberen we bij te dragen aan een cultuur op de werkplek waarbij die combinatie makkelijker wordt. In het voorjaar van 2015 organiseer ik een bijeenkomst, "Werkstresspreventie: een gezonde balans tussen werk en privé", waarbij onder andere het thema mantelzorg aan de orde zal komen. Daarnaast komt er een vervolg op de arbeid- en zorgbijeenkomst, de gezinstop, zoals eerder toegezegd bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden. Gisteren keek ik een beetje kriebelig toen de heer Heerma daar even een karikatuur van leek te maken. Hij heeft mij inmiddels verzekerd dat dat absoluut niet de bedoeling was. Ik ga dus enthousiast aan het werk met het vervolg.

Een aantal leden heeft vragen gesteld over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de nabije, maar zeker ook in de verdere toekomst. Onder andere de heer Mulder heeft, in een mooi betoog, gesproken over de opkomst van de zelfstandige en de opkomst van een variëteit aan contractvormen. De heer Van Weyenberg heeft het in dat licht gehad over de relatie met cao-vorming. Mevrouw Schut stipte in dat verband de loondoorbetaling bij ziekte aan, die zij ziet, mede gezien haar contacten met een zekere banketbakkerij, als een van de oorzaken van het niet in dienst nemen van mensen. De heer Van Ojik en de heer Van Weyenberg zijn ook ingegaan op de robotisering en op de vraag of ik optimistisch of pessimistisch ben. Net heb ik daar al een klein voorschot op genomen. De heer Mulder heeft zelfs aangegeven dat er een verband kan zijn tussen het aantal zelfstandigen en de snelheid van robotisering. Ik vind het goed dat die vraagstukken hier worden besproken. Ze horen voor mij bij een cruciale discussie over de toekomst van de arbeidsmarkt. Ik heb nooit gedacht dat met een sociaal akkoord of met een wet het denken stil zou moeten staan, integendeel. Ik ben wel overtuigd van het aanpassingsvermogen van de Nederlandse samenleving. Ik ben ook overtuigd van de noodzaak om binnen dat alles, binnen al die grote ontwikkelingen om ons heen, op te passen voor nieuwe ongelijkheden, tussen mensen die profiteren van de veranderingen en mensen die er vooral last van hebben. Ik denk dat het goed is om die vraagstukken ook in onderlinge samenhang te bezien en er niet slechts één onderdeel uit te lichten. Laat ik echter beginnen met het delicate antwoord op de vraag over de balans tussen contractvormen in het algemeen. Daarna zal ik wat zeggen over de cao-vorming, de loondoorbetaling bij ziekte en dan beëindig ik dit blok met de robotisering.

Werkgevers en werknemers zijn steeds op zoek naar de manier waarop ze hun relatie vormgeven. Dat is goed; de wereld verandert en arbeidsrelaties veranderen mee. Het is onze taak ervoor te zorgen dat de arbeidsmarktinstituties, de wetten en de regels, meeademen, want de overeenkomst tussen werkgevers en werknemers is de echte basis voor goed werk, voor de kwaliteit van werk. De heer Mulder noemde zichzelf zzp-superman. Ik heb veel sympathie voor mensen die zichzelf met zoveel graagte een compliment toebedelen. Daar wil ik graag het mijne aan bijdragen: dat was een mooi betoog, mijnheer Mulder. De vraag was of ik de behoefte zie die werkgevers hebben aan flexibiliteit, juist in het licht van trends als globalisering en technologische ontwikkeling. Het antwoord is: zeker, ik zie die behoefte niet alleen, ik begrijp die behoefte ook. Fluctuaties op de afzetmarkt worden soms veel groter. De levensduur van producten en diensten wordt korter. Het is dus waar dat er daardoor steeds meer flexibiliteit gevraagd wordt. Het is niet zo dat die flexibiliteit per definitie ten koste zou hoeven gaan van het perspectief van de werknemer. Er zijn ook andere combinaties mogelijk, bijvoorbeeld veel meer hybride vormen. Er zijn ook mogelijkheden tot flexibiliteit binnen een onderneming, binnen een sector of zelfs binnen een contract. Het is namelijk wel een kwestie van balans. Waar behoefte bestaat aan flexibiliteit zie je aan de andere kant ook een gerechtvaardigde behoefte aan enige zekerheid. De centrale uitdaging is flexibiliteit en zekerheid zo goed mogelijk samen te laten gaan. Ook voor werkgevers ligt daar een belang. Laat ik de AWVN citeren die gisteren ook een aantal keren aan de orde kwam. Zij stelt in haar eigen persbericht: "Volgens AWVN leidt onzekerheid over de eigen werksituatie en financiële risico's bij veel flexwerkers en zelfstandigen tot minder consumptieve bestedingen en minder investeringen in bijscholing". Dat wijst erop dat er vanuit beide perspectieven, zowel van de werkgever als van de werknemer, behoefte is aan een goede balans, met voldoende flexibiliteit en voldoende zekerheid, zodat je wel de kwaliteit voorop blijft stellen.

In ons regeerakkoord is afgesproken dat we de balans tussen die contractvormen proberen te herstellen. Flexibiliteit is belangrijk voor het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt, maar als het te veel wordt en doorgeslagen raakt, brengt het risico's met zich mee. Ik hoorde dat gisteren ook in het betoog van de heer Heerma. Het risico van een tweedeling en een kloof tussen mensen met een vast contract die alle zekerheid krijgen, en mensen met een flexibel contract die geen enkele zekerheid hebben, vind ik een reëel gevaar. Flexibele arbeid is niet bedoeld als een goedkoper alternatief voor vaste contracten, maar is juist bedoeld om rekening te houden met de dynamische ontwikkelingen in de economie.

Onze Wet werk en zekerheid geeft nieuwe kaders voor het gebruik van tijdelijke contracten, maar ook voor uitzendwerk en payrollconstructies. Zoals toegezegd zal ik de effecten van de Wet werk en zekerheid monitoren. Ik zal de vinger zeer dicht aan de pols houden om ook bij te kunnen sturen als dat nodig is. In dat verband komt de hier veel besproken en roemruchte nieuwe ketenbepaling vervroegd in 2017. We gaan dat in de gaten houden. We gaan er met elkaar voor zorgen dat het gaat brengen wat we ervan verwachten.

Ook de opkomst van de zzp'er is een ontwikkeling die aandacht vraagt. Het biedt buitengewoon veel voordelen en die zijn gisteren ook bezongen in deze zaal. Voor bedrijven biedt het de mogelijkheid om mensen flexibeler in te schakelen en minder risico te lopen als de orders teruglopen. Voor werkenden biedt het kansen om hun werk anders in te richten of een alternatief als er geen andere baan is. Het antwoord op de vraag van de heer Mulder is dan ook nee. Het kabinet ziet de zzp'er niet als melkkoe. Het heeft ook niet het doel hen te pesten, te bashen of anderszins te verminderen. Maar we moeten de ogen ook niet sluiten voor de andere kant van het verhaal. Dé zzp'er bestaat niet. Je hebt aan de ene kant de vrolijk fluitende zelfstandige, maar aan de andere kant zijn er ook andere gevallen. Net zoals het langdurig gebruik van tijdelijke contracten — ongewild — kan ook de opkomst van sommige vormen van zzp risico's met zich meebrengen. Een voorbeeld is schijnzelfstandigheid. Daarbij zijn mensen formeel weliswaar zelfstandig, maar zijn ze in feite gewoon in loondienst, echter, zonder verzekering bij arbeidsongeschiktheid en zonder pensioenopbouw. Ook vragen over de langdurige effecten op arbeidsmarkt, sociale zekerheid en overheidsfinanciën dienen gesteld en beantwoord te worden. Om die vragen te onderzoeken, heeft het kabinet het interdepartementaal beleidsonderzoek zzp, ibo zzp, ingesteld. In het voorjaar van 2015 wordt dat naar de Kamer gestuurd. Die mensen die vragen wat er in staat, moet ik teleurstellen: dat weet ik niet.

Het is een debat dat leeft in de hele samenleving, bij werkgevers en werknemers. AWVN heeft een richting geschetst voor de toekomst van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid, inclusief de oplossingen die zij ziet. Er wordt een globale richting geschetst, waarbij de heer Heerma nog eens de uniforme verzekering voor alle werkenden aanhaalde. Wat mij betreft zijn er kritische kanttekeningen te plaatsen bij dat voorstel. Niettemin ben ik natuurlijk benieuwd naar de uitwerking van de voorstellen. Ik moedig hen dan ook aan om samen met werknemersorganisaties te komen tot gedragen voorstellen. Het kabinet laat hier intussen ook op studeren in het eerder genoemde onderzoek.

De voorzitter:
Nee, mijnheer Ulenbelt, u hebt niet aan het debat deelgenomen, dus u mag geen interrupties plegen. Mevrouw Sadet Karabulut mag dat wel. Dit is niet de afspraak. Gisteren hebt u het gedaan. Dat was een vergissing en dat is natuurlijk ook goed met u gecommuniceerd. Als er een interruptie namens de SP is, dan is dat aan mevrouw Karabulut. Mevrouw Karabulut, zegt u het maar.

Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn collega is medewoordvoerder Sociale Zaken. Wij doen deze begroting samen. Zo is dat gisteren ook gegaan. Ik zou het uiterst merkwaardig vinden als u een collega van mij, een collega-woordvoerder, het woord zou ontnemen.

De voorzitter:
Ik ontneem niemand het woord, maar er zijn regels in dit huis waar iedereen zich aan dient te houden. Dat geldt ook voor de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan had u die regels gisteren moeten handhaven. Dan was dat duidelijk geweest. Dan waren we voorbereid geweest. Dat is niet het geval, dus laten we het nu op deze wijze afronden. Laten we dan de volgende keer duidelijk communiceren over welke regels u hanteert.

De voorzitter:
Het is heel goed met de SP gecommuniceerd, ook intern. Gisteren is dat helaas misgegaan, maar dat is geen reden om vandaag weer dezelfde fout te maken. Natuurlijk heeft de heer Ulenbelt het recht om te spreken, maar dan moet hij zich inschrijven, net als iedereen, al is het maar voor vijf minuten. Dat is niet gebeurd, mevrouw Karabulut. Dat is goed gecommuniceerd. Ik stel voor dat als de SP een interruptie wil plegen, de woordvoerder die zich heeft opgegeven, het woord voert. Anders geef ik het woord aan de minister.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wil nog even een correctie maken, want wij stonden beiden ingeschreven, met het aantal minuten. Er stonden 33 minuten voor Paul Ulenbelt en Sadet Karabulut samen. Deze gang van zaken is onjuist. Het spijt mij dat het zo loopt, maar ik dring er nogmaals bij u op aan om dit niet onnodig te laten escaleren. Laten we dit debat fijn houden.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, dat zou ik zeer op prijs stellen, maar de naam van de heer Ulenbelt stond erbij met nul minuten. De heer Ulenbelt heeft gisteren niet het woord gevoerd, ú hebt namens de SP het woord gevoerd. Ik zou echt een beroep op u willen doen om die spelregels te respecteren. Natuurlijk, als u vindt dat het anders moet, moeten we dat met elkaar bespreken. Maar dat hoort niet hier, in de plenaire zaal. Dat hoort, zoals bij elke organisatie, intern, in het Presidium. Daar is ook de SP in vertegenwoordigd.

Mevrouw Karabulut (SP):
Het is pertinent onjuist dat daar nul minuten bij stonden. Wij, Sadet Karabulut en Paul Ulenbelt, stonden gezamenlijk voor het aantal minuten bij dit debat ingeschreven. Dat waren 33 minuten in totaal.

De heer De Graaf (PVV):
Ik zou toch een punt van orde willen maken. Ik heb ook de naam van de heer Ulenbelt samen met die van mevrouw Karabulut op de sprekerslijst zien staan. Dus waarom hem het woord ontnemen? Hij neemt al jarenlang deel aan vergaderingen van de commissie voor Sociale Zaken en gisteren stond zijn naam gewoon op de lijst. Dus waarom kan hij niet interrumperen? Ik vind dat niet terecht.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik heb altijd geleerd dat je bij voetbal geen kritiek moet leveren op de scheidsrechter, dus dat zal ik ook nu niet doen. Ik weet echter wel dat de heer Ulenbelt, of je het nu met hem eens bent of niet, van grote toegevoegde waarde is voor het debat. Dus wat dat betreft …

De voorzitter:
Dus wat dat betreft? Maakt u even uw zin af, mijnheer Mulder.

De heer Anne Mulder (VVD):
… zou ik het zeer waarderen als u hem toch de kans geeft het woord te voeren.

De voorzitter:
Kijk, steun uit onverwachte hoek, mijnheer Ulenbelt.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Er komt nog meer steun aan, mevrouw de voorzitter. Bij een VAO ben ik gewend dat mensen ook voor nul minuten kunnen inschrijven waarbij ze wel gewoon kunnen interrumperen. Ik vind het prima als er nieuwe regels komen, maar volgens mij is het consistent om de zo-even genoemde regel door te trekken naar dit debat en de heer Ulenbelt misschien niet al te veel vragen te laten stellen maar toch minstens één, zou ik zeggen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Het lijkt mij altijd onwenselijk om gedurende de rit nogmaals te wijzen op regels die we misschien daarvoor hadden moeten weten. Ik zou u dan ook willen vragen om voor deze keer met uw hand over het hart te strijken en de heer Ulenbelt gewoon mee te laten doen aan het debat. Dan weten we voor de volgende keer dat je je minimaal voor één minuut moet inschrijven om vervolgens mee te kunnen doen.

De heer Van Weyenberg (D66):
U voert dingen uit die in het Presidium zijn afgesproken en daar wil ik mij ook niet tegen verzetten, maar ik heb de indruk dat hier sprake is van een misverstand. Dus het zou fijn zijn als u deze keer uw hand over het hart zou willen strijken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Misschien kan ik een compromis gaan bewerkstelligen. Ik deel de mening van de collega's over het tijdens de rit veranderen van de spelregels, maar dan moet in dit geval de heer Ulenbelt wel een stukje van de tweede termijn doen zodat wij hem ook nog heel veel vragen kunnen stellen.

De voorzitter:
Naar aanleiding van de heer Dijkgraaf zou ik het volgende willen zeggen. Het is inderdaad zo dat als je bij een VAO nul minuten spreektijd invult, je wel mag interrumperen. Daar ben ik gisteren ook van uitgegaan en vandaar dat de heer Ulenbelt toen mocht interrumperen. Ik heb inmiddels echter meegekregen dat dit bij een begrotingsbehandeling niet het geval is. Maar goed, mijnheer Ulenbelt, u hebt gewoon veel fans in deze zaal.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Nou, dat schijnt dus ook wel mee te vallen, merk ik nu. Mijnheer Ulenbelt, ga uw gang, maar dan wel binnen het aantal interrupties dat we hier met elkaar hebben afgesproken. Mijnheer Ulenbelt, u hebt het woord!

De heer Ulenbelt (SP):
In de eerste plaats dank aan de collega's voor deze steun om te mogen spreken. De volgende keer schrijf ik mij voor een halve minuut in en dan kan het weer wel. Het is dus een beetje vreemd.

Mijn vraag aan de minister is de volgende. We moeten geen zzp'ers pesten, daar ben ik het helemaal mee eens. Nu is er een groep zzp'ers, zwangere vrouwen, in de periode 2004-2008, die geen zwangerschapsuitkering hebben gekregen. Een commissie van de Verenigde Naties heeft gezegd dat dit op grond van het Vrouwenverdrag gerepareerd zou moeten worden. In de schriftelijke beantwoording wordt dat echter niet gerepareerd. Ik ben niet van de afdeling "zzp'ers pesten". Ik zou dit relatief kleine probleem graag willen oplossen.

Minister Asscher:
Dank aan de heer Ulenbelt voor het stellen van de vraag. Ik heb niet heel veel toe te voegen aan die schriftelijke beantwoording. Je komt al gauw terecht in een discussie over de status van de uitspraak van die commissie die weliswaar gezaghebbend is maar niet bindend. Vervolgens kom je dan bij de afweging of het nuttig en nodig is om met terugwerkende kracht iets te doen aan de positie van deze zelfstandigen. Het kabinet heeft geoordeeld dat dit niet het geval is. Voor de huidige groep zelfstandigen is het netjes geregeld en dit gaat over een periode tussen twee andere periodes in. Zeker met het oog op het belang van dit soort regelingen, namelijk de gezondheid van moeder en kind, is er ook minder reden om met terugwerkende kracht dit te willen herstellen. Dus het kabinet is dat niet van plan.

De heer Ulenbelt (SP):
Een belangrijk deel van deze vrouwen heeft indertijd premies betaald voor de WAZ. Vervolgens is die regeling afgeschaft en toen werden ze zwanger. Ik heb wel 80 mails gekregen van vrouwen die het als een groot onrecht ervaren. Zou de minister er nog een keer naar willen kijken? Het gaat hier om een uitspraak van een commissie van de Verenigde Naties; het gaat niet om Turkije of Marokko, maar om een gezaghebbend orgaan. Zou de minister er dus nog eens naar willen kijken zodat deze zzp'ers niet met terugwerkende kracht gepest worden?

Minister Asscher:
Ik zou niemand blij willen maken met een dode mus, zeker de heer Ulenbelt niet. Het heeft niet heel veel zin als ik beloof om er nog eens naar te kijken, want ik heb er oprecht goed naar gekeken. Ik begrijp heel goed dat degenen die de heer-Ulenbelt mailen, het als zeer onrechtvaardig beschouwen. Wij hebben de afweging wel bewust gemaakt en alle voors en tevens gewogen; niet alleen nu in deze schriftelijke beantwoording, maar ook eerder in antwoorden op schriftelijke vragen van de Kamer heb ik dit uiteengezet. Nogmaals: het feit dat het inmiddels geruime tijd terug is, waardoor het doorslaggevende belang van het beschermen van de gezondheid van moeder en kind nu een minder grote rol speelt, in combinatie met het feit dat er weliswaar een gezaghebbende maar geen bindende uitspraak is, maakt dat ik persisteer in deze afweging. Ik zou het vervelend vinden om de heer Ulenbelt of de vrouwen die hem gemaild hebben, valse hoop te geven door te zeggen dat ik er nog een keer naar ga kijken. Wij hebben er namelijk al goed naar gekeken.

Ten slotte is het argument dat je ervoor hebt betaald en dat je er dus recht op hebt, altijd wel een kwetsbaar argument. Sociale zekerheid is gelukkig niet alleen gebaseerd op "what you see is what you get" of "de inleg terug". Sociale zekerheid is geen beleggingsfonds. Toegegeven: ik snap heel goed dat het door deze vrouwen als onrechtvaardig wordt gevoeld, maar wij hebben er wel goed naar gekeken.

De heer Anne Mulder (VVD):
Mijn fractie is blij met de uitspraak van de minister dat het kabinet niet zzp'ers wil pesten en bashen. Mijn vraag gaat over het tegengaan van doorgeschoten flex. Uit de woordkeuze kun je afleiden dat iedereen ertegen is. "Doorgeschoten" is té. Mijn vraag is dan wat volgens de minister doorgeschoten flex precies is.

Minister Asscher:
Dat is bijvoorbeeld mensen die eigenlijk vast werk doen, telkens in een tijdelijk contract duwen terwijl zij dat helemaal niet willen. Wij kennen dit soort draaideurconstructies en die maken wij nu onmogelijk met de Wet werk en zekerheid. Het is wel degelijk een groot probleem. Neem de kinderjuf die tientallen jaren voor dezelfde klas staat, maar die iedere keer op een tijdelijk contract terugkomt en er dan weer drie maanden uitgaat. Dan wordt het doorgeschoten flex. Ik ben ook heel blij dat wij elkaar hierop hebben gevonden, dat wij het oneigenlijke gebruik van flexibele contracten moeten bestrijden om flexibiliteit voor het geheel te behouden. Wij hebben in de Wet werk en zekerheid dus ook niet contractvormen verboden, maar geprobeerd beter te reguleren hoe werkgever en werknemer daaraan samen invulling geven.

De heer Anne Mulder (VVD):
De minister noemt een aantal voorbeelden van iets wat eigenlijk op een vaste baan lijkt. Stel dat je het zou kunnen definiëren, dan is de vraag wat het alternatief is. Als je zegt dat je het terugdringt, is het alternatief dan per definitie een vaste baan of komen de mensen die het betreft dan in de situatie terecht van een uitkering, van bijstand?

Minister Asscher:
Er zijn altijd verschillende alternatieven. De redenering is wel een beetje kwetsbaar, want dan zou je nooit meer mogen zeggen of je iets wel of niet wenselijk vindt omdat er misschien een erger alternatief is. Wij hebben ook de taak om een norm te stellen. Dat hebben wij ook gedaan. Vervolgens moet je ervoor zorgen dat je die handhaaft. Als je je zou laten gijzelen door de idee dat we maar onder het minimumloon moeten laten betalen, zonder enige zekerheid, omdat anders iemand misschien wel in de bijstand zou zitten, kom je op een hellend vlak waar je niet op terecht moet komen in de sociale zekerheid en het arbeidsrecht. Het gaat altijd om het vinden van een balans tussen de rechten van de werknemer en de behoeften van de werkgever. Die balans verandert; je moet dus ook rekening houden met veranderingen in de economie. Je moet echter niet onder de dreiging dat het anders misschien slechter wordt, opgeven met normen te stellen.

De voorzitter:
Uw tweede interruptie, mijnheer Mulder.

De heer Anne Mulder (VVD):
Hier gaat natuurlijk een groot deel van de discussie over, want iedereen is tegen doorgeschoten flex. Wordt het geen tijd dat de minister op enig moment komt met een definitie ervan? Je hoort heel veel over oneigenlijk, ongewenst, schijnzelfstandigen en ontwijkconstructies via de Europese richtlijnen. Laten wij nu eens precies in beeld brengen wat wij oneigenlijk en ongewenst vinden, hoe dit komt, of het een probleem is, wat het alternatief is en wat je eraan wilt doen als het een probleem is. Dat zou de discussie misschien verhelderen, omdat het nu over één kam wordt geschoren. Ik ben blij dat de minister zegt dat er niet één type zzp'er is. Dus graag dat maatwerk en misschien kan de minister ons daarover eens iets schrijven.

Minister Asscher:
Die invuloefening hebben wij hier dit jaar gedaan. Wij hebben met elkaar de grens getrokken tussen eigenlijke en niet-eigenlijke flex. Wij hebben gezegd dat de ketenbepaling een einde moet hebben. Wij hebben gesproken over het gebruik van nulurencontracten in bepaalde sectoren en over het feit dat dit gebruik niet onbeperkt is. Wij hebben gezegd dat uitzendcontracten en de allocatieve functie van het uitzendwezen prima zijn, maar niet onbeperkt. Daarmee hebben wij als wetgever bepaald wat eigenlijk en oneigenlijk gebruik van flexibiliteit is. Daarnaast is er de discussie over schijnconstructies, ontwijking en ontduiking. Ook daarin zie je een onderscheid tussen dingen die niet mogen, maar die moeilijk te bestrijden zijn, en dingen die wel mogen, maar die onwenselijk zijn. Het pleidooi van het kabinet om de Detacheringsrichtlijn aan te passen, omdat die in het nadeel uitpakt van Nederlandse bouwers en Nederlandse werkzoekenden, moet in dat licht worden gezien. De wijze waarop daarmee wordt omgegaan, is niet illegaal, maar wel onwenselijk. Dus een nieuwe definitie? Nee. Wij hebben de definities net met elkaar herijkt en vastgesteld. Misschien had ik hier en daar zelfs nog wel verder willen gaan. Vervolgens gaat het om het bewaken van de grenzen en het effect van de wet.

De voorzitter:
Mevrouw Vermeij? Sorry, mijnheer Mulder heeft een vervolgvraag.

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik vraag me zeer af of dat zo is. Vorige week ontvingen wij een rapport van SEO over arbeidsmigratie. Ik dacht dat de heer Ulenbelt dat had aangehaald. Daarin worden die begrippen door elkaar gebruikt. In het SER-advies, dat nog niet definitief is, zie je dat ook. Eigenlijk kan men zich verenigen in doorgeschoten flex, maar vervolgens verstaan verschillende mensen daar iets verschillends onder. Ik denk dat de minister hier een soort eenduidigheid in definitie creëert die er niet is.

Minister Asscher:
Daarin heeft de heer Mulder groot gelijk. De een zal zeggen dat het van hem nog tien keer zo flex mag; de ander vindt dingen al heel snel doorgeschoten. Die discussie kan ik niet beslechten. Dat heeft te maken met perspectief, opvatting en misschien zelfs ideologische achtergrond. Ik heb aangegeven dat wij, als wetgever, een aantal nieuwe grenzen hebben getrokken. Wij hebben dat afgesproken in het regeerakkoord, juist ook met het oog op de werking van de arbeidsmarkt. Dat betekent voor mij, als minister van dit kabinet, dat er daarmee nu ook een grens ligt: de grens tussen eigenlijk en oneigenlijk. In de wet hebben wij aangegeven wat wij willen bereiken. Wat buiten de wet valt, willen wij dus niet. De discussie verstomt niet en dat lijkt mij maar goed ook. Enkele Kamerleden hebben gezegd dat het denken niet moet stoppen bij een sociaal akkoord of bij een wet. De discussie over wat wel en niet wenselijk en eigenlijk is, zal dus ook niet verstommen. Het internationale debat is ook nog niet uitgekristalliseerd. Je ziet echter wel dat daarin een grote ontwikkeling gaande is. Werkgevers en werknemers zeggen nu dat de Detacheringsrichtlijn moet worden aangepast. Gisteren werd, ik meen door de heer Van Ojik, gevraagd wanneer dat dan geregeld is. Dat is echter nog een heel ander chapiter, want het is een ongelofelijk ingewikkeld proces om dat voor elkaar te krijgen. Oh, de heer Van Ojik ontkent het stellen van die vraag, dus hij was het niet, maar het zou wel een heel goede vraag zijn geweest. Ik ben heel blij met de uniformiteit en het feit dat het dus niet iets is tussen werkgevers en werknemers, maar dat het iets is van Nederland gezamenlijk om daar wat aan te doen. Ik voel mij daardoor gesteund.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
We hebben gisteren een stevig en goed debat gevoerd over de sociale zekerheid en over het feit of grote groepen daar nu wel of niet, al dan niet verplicht, onder zouden moeten vallen. We spraken ook over de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De PvdA is daar groot voorstander van. Ik zag dit niet terug in de beantwoording van de schriftelijke vragen. Wel hoorde ik net een zin van de minister over het IBO-onderzoek. Wordt het daarin meegenomen?

Minister Asscher:
Wat mij betreft doen wij er goed aan om te proberen de uitkomsten van het IBO-onderzoek, de belastingherzieningen en de discussie over loondoorbetaling bij ziekte, samen te pakken. Uiteindelijk heeft het allemaal te maken met het geven van ruim baan aan ondernemers en het creëren van ruimte voor het in dienst nemen van mensen. Als je bijvoorbeeld wat zou willen doen aan de loondoorbetaling bij ziekte — ik ga daar zo nog op in — en als je meer bescherming zou willen bieden aan zelfstandigen wat betreft hun risico op arbeidsongeschiktheid, zou het goed zijn om dat in samenhang te bekijken, omdat het allemaal invloed op elkaar heeft. Dus ja, wat mij betreft wordt het meegenomen en is het niet in het IBO-onderzoek, dan in ieder geval in de reactie van het kabinet op dat onderzoek. Belangrijk is dat er een periode aankomt waarin wij keuzes zullen maken over de inrichting van het fiscale stelsel en de inrichting van de arbeidsmarkt. We moeten dan niet alleen maar kijken naar de Belastingdienst maar ook naar dingen die werkgevers nu belemmeren bij het in dienst nemen van mensen: naar de risico's die zij percipiëren en de zorgen die dat met zich meebrengt.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Volgens mij maakt de minister hier een vrij wezenlijke opmerking, want eigenlijk zegt hij dat alle drie de onderdelen, te weten loondoorbetaling bij ziekte, het al dan niet rechten of risico's nemen of krijgen van grote groepen zzp'ers en het fiscale stelsel, eigenlijk één geheel zouden moeten vormen. Dat betekent ook dat de minister zich wel degelijk ook zeer ten volle moet gaan bemoeien met de fiscale agenda en dat dat dus een arbeidsmarktdiscussie is, zoals ik ook al in mijn bijdrage constateerde. Mijn vervolgvraag: is de minister het daarmee eens en hoe gaat hij zorgen voor de samenhang tussen die drie onderdelen?

Minister Asscher:
Dat kon je gisteren beluisteren in het betoog van de VVD, namelijk daar waar gesproken werd over de effecten van de huidige inrichting van zowel ondernemerschap als de lasten die werkgevers ervaren, in het betoog van de Partij van de Arbeid, maar overigens ook in het betoog van D66, waar werd gezegd dat je eigenlijk iets zou moeten doen aan de hoge kosten aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Ik dacht zelfs dat de heer Van Weyenberg zei je zou een soort SPAK 2.0 moeten hebben, zonder de nadelen van de SPAK. Het is zichtbaar dat de heer Van Weyenberg ook zijn sociaaldemocratische inspiratiebronnen goed bijhoudt, maar dan met de voordelen daarvan. Ik denk dat dat allemaal pleit voor een gezamenlijke aanpak. En ja, dat is ook niet iets wat de staatssecretaris ergens in een donker hol ergens alleen zit te typen, dat zal van het kabinet als geheel moeten komen, dus ik wou me daar wel mee bemoeien.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Ik dank de minister voor deze antwoorden, maar toch zie ik in de schriftelijke beantwoording iets anders staan dan wat hij nu zegt, dus ik wil dat even verduidelijken. De VVD heeft namelijk gisteren aangegeven dat een drempel voor het aannemen van mensen inderdaad die hoge lasten van ziekte en arbeidsongeschiktheid zijn. Dat erkent de minister ook. Het is fijn dat we hetzelfde uitgangspunt hebben. Wij hebben gezegd: doordat ook de werkgever zo verantwoordelijk is voor alle privé-oorzaken van ziekte zou je in ieder geval nu moeten nagaan of onderzoeken uit het verleden, uit 2001 of 2010, niet moeten worden geüpdatet. Je moet nagaan of we niet nu moeten zeggen dat we daar nog eens naar willen kijken, want we horen dit van werkgevers, moeten we dat niet nu herzien en dat onderzoek doen omdat we nu horen dat dit leeft? Nu hoor ik in de antwoorden van de minister dat hij dat eigenlijk niet ziet.

Minister Asscher:
De VVD had gisteren een veelheid aan voorstellen en suggesties. Die gingen deels over de duur van de loondoorbetalingsplicht bij de zieke werknemer en deels over de discussie tussen risque social en risque professionel. Op dat laatste punt is het kabinet niet voor een nieuwe weging. Daar is zo goed naar gekeken, dus dat hebt u inderdaad in de schriftelijke antwoorden aangetroffen.

Van het eerste punt, dat naar ik meen ook in het betoog van de VVD een misschien nog grotere rol speelde, denk ik dat daar wat aan de hand is. Niet voor niets hebben we het onderzoek afgesproken dat dit jaar nog moet komen. Wil je daar wat mee doen, dan is dat niet gratis. We hebben al een paar keer met elkaar berekend dat als je bijvoorbeeld een jaar korter zou willen doorbetalen, dat statistisch leidt tot meer werklozen — dan kun je nog zeggen: dat is statistiek — maar ook dat het zo'n 800 miljoen zou kosten. Dus dat doe je niet even tussendoor. Dat zou je heel goed kunnen betrekken bij een belastingherziening.

Stel dat je het erover eens zou worden dat dit kan helpen om veel meer mensen aan het werk te brengen en dat je dan toch gaat kijken naar alle plussen en minnen, dan ligt daar misschien de mogelijkheid om die wens werkelijkheid te laten worden. Het is inderdaad een ander onderdeel dan de discussie die mevrouw Schut aanzwengelde rond het risque professionel.

De voorzitter:
Mevrouw Schut, tot slot.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Er worden hier twee punten aangedragen, dus op beide wil ik graag ingaan. Wat het risque social en het risque professionel betreft, als wij horen van werkgevers dat deze lasten de allerbelangrijkste drempel zijn om mensen in dienst te nemen, dan moet je toch ten minste onderzoeken of dat inderdaad het geval is? Op het moment dat u dat nu niet wilt doen omdat u in de toekomst niet zo'n onderscheid wilt maken, moet u niet verbaasd zijn dat er geen vaste en flexe krachten worden aangenomen. Want voor al die mensen loopt de werkgever risico.

De voorzitter:
Wat is de vraag?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
De vraag is of de minister ook onderkent dat de drempel om mensen vast en flex aan te nemen, komt door de risico's ten aanzien van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Ik heb het over alle risico's, zoals het doorbetalen van het inkomen gedurende twaalf jaar.

Minister Asscher:
Zeker. Ik heb daar al het een en ander over gezegd. De vraag die daarachter zit, is of je opnieuw zou moeten kijken naar de beoordeling van de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid of ziekte. Daarover is natuurlijk al heel vaak gediscussieerd. Het is een subset binnen de inderdaad relevante risicoperceptie van werkgevers, die ze er soms van weerhoudt om mensen in dienst te nemen. Mijn stelling is dat de verandering die je eventueel zou kunnen beogen in het verdelen van die risico's, kan leiden tot heel veel juridisch gedoe, heel veel discussie en weinig winst. Denk aan de psychische aandoening, een bekende categorie. Als je zou zeggen dat dit geen risico voor de werkgever meer is, kun je je voorstellen dat dat tot een enorm juridisch gedoe leidt tussen werkgever en werknemer. Dan is er nog niemand sneller aan het werk gegaan en zijn er ook nog geen kosten bespaard. Ik ben het dus eens met het grotere punt dat de VVD aanstipte en dat overigens door verschillende partijen aan de orde is gesteld. Je moet nadenken over de risico's die zeker kleinere werkgevers ervaren, voelen en inschatten bij het in dienst nemen van mensen, of dat nu vast of flex is. Over de vraag of die risicoperceptie zo sterk negatief wordt beïnvloed door dit onderdeel, verschil ik van mening met mevrouw Schut.

De voorzitter:
U hebt recht op drie interrupties, mevrouw Schut, dus ga uw gang.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Ik probeer het nog één keer op een andere voet. De minister heeft het nu over de juridische consequenties van een onderscheid tussen risque social en risque professionel. Het resultaat van het onderzoek van zijn voorganger, Vermeend, in 2001 was juist dat die risico's er niet zijn. Het zou leiden tot minder juridisering dan op dit moment het geval is in het huidige systeem. Daarom en omdat ik geen voorschot wil nemen op de toekomst vraag ik de minister om dat onderzoek te updaten en om hier eens goed naar te kijken. In 2001 waren werkgevers nog niet verantwoordelijk voor flex. Nu zijn ze verantwoordelijk voor vast en flex, gedurende twaalf jaar. Dat is een heel ander uitgangspunt dan toen.

Minister Asscher:
Ik heb het echt anders gelezen dan mevrouw Schut, maar ik denk dat dat niet heel veel toevoegt aan het debat. Misschien is het dan verstandig om af te spreken dat ik niet het onderzoek update, maar het oude onderzoek nog eens met een appreciatie aan de Kamer toezend. Dan kunnen we dit debat bij een algemeen overleg wat meer in de diepte voeren. Ik wil mevrouw Schut geen onrecht doen door nu in een nitty-gritty discussie over de conclusies terecht te komen. Ik voel nu niet voor een nieuw onderzoek, maar misschien zou dit een tussenweg kunnen zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik hoop toch vooral dat we het onderzoek over de lasten voor werkgevers snel krijgen. Daar zit volgens mij het meer urgente punt. Het staat de minister vrij om het pact sociaaldemocratisch te noemen. Ik zie werkgevers die banen creëren aan de onderkant. Dat lijkt me heel sociaalliberaal, maar dat zal hem niet verbazen.

Mijn vraag gaat over iets anders, namelijk het aannemen van de eerste werknemer. In zijn schriftelijke reactie verwijst de minister naar het ibo, maar ik vind het punt eigenlijk wel breder dan zzp'ers. Dit gaat over de ondernemer in den brede. Die eerste werknemer is gewoon een drempel. Is dit dus wel de goede plek? Als je breder kijkt naar de arbeidsmarktagenda van deze minister, met lagere lasten, denk ik dat dit punt meer daar hoort. Ik proef bij de minister wel sympathie om eens te kijken naar het wegnemen van de drempel bij de eerste werknemer.

Minister Asscher:
Ik zal zelfs geen zweem van een suggestie van een plaagstootje meer doen in de richting van de heer Van Weyenberg, voorzitter! Als het toch gebeurt, mag u mij daarop aanspreken.

De voorzitter:
Dat is goed.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben dol op plaatstootjes, voorzitter!

Minister Asscher:
Bij het aannemen van het eerste personeelslid verandert iemand van een ondernemer of een zelfstandige zonder personeel in een ondernemer met personeel. Om die reden leek het mij voor de hand liggen om het daarbij te betrekken. De heer Van Weyenberg heeft gelijk dat er iets achter schuilgaat dat misschien belangrijker is. Het gaat niet per se om de eerste werknemer, maar om het doorgroeien. Hoe zou je kunnen stimuleren dat ondernemers durven door te groeien, dat ze beginnen met een eerste werknemer en dat het dan niet stopt? Dat zou meteen ook een van de onderdelen zijn waar je heel kritisch naar moet kijken. Wat levert het voor grenseffecten op als je een premie zet op de eerste werknemer, die mensen zouden kunnen weerhouden om een tweede werknemer in dienst te nemen? Immers, die wordt dan relatief duurder. Om die reden leek het mij verstandig om dit in het IBO-traject mee te nemen. Wij hebben al eerder beloofd om niet alleen naar zzp'ers zelf te kijken, maar ook naar wat werkgevers belemmert bij het in dienst nemen van mensen. Daar hoort die vraag thuis. Het is inderdaad breder dan "wat doen wij met de zzp'er?" maar het is er wel zo mee verbonden dat ik dit de goede plek vind.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik hou van plaagstootjes en ik probeerde een kleintje terug te geven. Ik vind het prima om dit ook in het IBO mee te nemen, maar volgens mij hangt dit ook samen met de herziening van het fiscale stelsel. Het gaat om premies. De minister gaat ervan uit dat je dit budgetneutraal doet. Ander werk wordt dan een klein beetje duurder. Je kunt het doen voor alle eerste werknemers of alleen tijdelijk. Je kunt er lastenverlichtingsgeld voor inzetten. Ik zou het waarderen als de minister in die hoek de premiekant in de belastingherziening de volle aandacht wil geven. Dan pakken wij het op beide plekken waar het thuishoort.

Minister Asscher:
Zeker, maar dan kom ik terug bij wat ik daarnet toezegde aan mevrouw Vermeij. Die belastingherziening moet niet alleen maar gaan over wat de Belastingdienst int. Bij de lastendruk op arbeid wordt ook internationaal gekeken naar belastingen én sociale premies. Daardoor, door die combinatie, scoren wij zo slecht in die ranglijst. De werkgever denkt echt niet: wat fijn dat ik niet aan x betaal, maar alles aan y. Nee, hij kijkt hoe duur het wordt en wat de risico's zijn. Op grond daarvan beoordeelt hij of hij iemand in dienst neemt. Wat mij betreft is het cruciaal — Wiebes zit er precies zo in — dat ook die kant wordt belicht in de herziening. Het gaat ons om de arbeid. Zeker, er is ook een zelfstandig belang om te vereenvoudigen bij de Belastingdienst, om de processen daar makkelijker te maken, maar dat zou niet het enthousiasme creëren dat je overal proeft. Dat zit hem echt in de effecten op arbeid. En dan moet je kijken naar belasting en premies.

De voorzitter:
Wiebes is de staatssecretaris van Financiën.

Minister Asscher:
De heer Wiebes is staatssecretaris van Financiën, belast met fiscale zaken.

Ik kom op een aantal opmerkingen over cao's en de algemeenverbindendverklaring. Dat maakte gisteren onderdeel uit van het debat. Niet alleen overheidsmaatregelen hebben invloed op de keuzes voor contractvormen, maar ook werkgevers en werknemers maken afspraken over de voorwaarden waaronder gewerkt wordt in Nederland. Arbeidsvoorwaardenvorming is iets dat wij willens en wetens hebben belegd bij cao-partijen. Zij zijn in staat om per sector het benodigde maatwerk te leveren. Met de algemeenverbindendverklaring wordt dat proces ondersteund. Contractvrijheid staat daarbij voorop. Het kabinet is terughoudend om in te grijpen in afspraken die werkgevers en werknemers samen maken. Dat is ook de grond onder mijn reactie op de vragen van de heer Van Weyenberg. Hij vraagt mij regelmatig om met sociale partners in gesprek te gaan. Dat doe ik met graagte, maar wel altijd vanuit respect voor de verantwoordelijkheid die sociale partners zelf hebben vanuit het liberale beginsel dat zij de vrijheid hebben om met elkaar contracten te sluiten. Ook als wij die soms onverstandig vinden, staat het sociale partners vrij om er zelf afspraken over te maken.

In dit licht heeft de heer Mulder een initiatief aangekondigd om op een specifiek punt die contractvrijheid in te perken. Ik ben zeer benieuwd naar dat initiatief. Hij heeft gisteren en in een eerder algemeen overleg een tipje van de sluier opgelicht. Ik kan mij voorstellen dat hij er rekening mee houdt dat direct ingrijpen in die contractvrijheid op gespannen voet kan komen te staan met internationale verdragen een de Uitzendrichtlijn. Het kabinet is altijd heel terughoudend in het ingrijpen in afspraken tussen sociale partners. Bovendien kun je je de vraag stellen hoe groot het probleem is dat hier aan de orde wordt gesteld. Het generiek uitsluiten van uitzendkrachten, payrollers en zzp'ers komt immers niet voor. Wel zien wij beperkingen, maar cao's worden altijd getoetst op een te grote benadeling van rechtmatige belangen van derden. Nogmaals, ik ben zeer benieuwd naar het initiatief. Ik prijs de heer Mulder ervoor dat hij het initiatief ontplooit.

De voorzitter:
Mijnheer Heerma, ik zou graag de minister het blokje laten afronden en daarna gelegenheid geven voor interrupties. De minister is vanaf 10.15 uur bezig en hij heeft pas ongeveer een halfuur gesproken. De rest van de tijd is opgegaan aan interrupties.

Minister Asscher:
Voorzitter, ik zal proberen om het tempo erin te houden.

Er zijn gisteren veel vragen gesteld over loondoorbetaling bij ziekte. Ik stel voorop dat het ook belangrijk is om te zien dat de huidige regelgeving een enorme bijdrage heeft geleverd aan de vermindering van het aantal zieken en arbeidsongeschikten in Nederland. Het tweede ziektejaar zorgt ervoor dat jaarlijks ruim 13.000 mensen minder in de arbeidsongeschiktheidsregeling instromen. Die mensen worden dus behouden voor de arbeidsmarkt en zijn daardoor niet afhankelijk geworden van een uitkering. Dat doet niets af aan mijn begrip voor werkgevers die het een zware last en verantwoordelijkheid vinden. Mevrouw Schut en de heer Dijkgraaf vroegen daar aandacht voor. Aangekondigd is dat het onderzoek hiernaar nog dit jaar gereed komt. Ik ga er vooralsnog van uit dat we dat halen en dat het, zoals de heer Heerma vroeg, voor de kerst bij de Kamer ligt. Ik heb verder ook al aangegeven dat het niet gratis is om die loondoorbetalingsplicht in te korten. Volgens de huidige berekeningen zou dat 800 miljoen kosten, niet een bedrag waar we hier lichtvaardig mee omspringen.

Innovatie is een belangrijke drijfveer achter de groeiende economie en de veranderende arbeidsmarkt.

De voorzitter:
Mevrouw Schut, ik zie dat u bij de interruptiemicrofoon staat, maar wat voor uw collega's geldt, geldt ook voor u. Ik heb zojuist voorgesteld dat de minister dit blok afrondt en dat ik daarna de woordvoerders de ruimte geef om een vraag te stellen.

Minister Asscher:
Technologische ontwikkeling en robotisering brengen ons veel goeds: de nieuwste telefoons, levensreddende medische apparatuur en werk voor onderzoekers en universiteiten. Steeds meer mensen krijgen toegang tot betaalbare producten. De arbeidsproductiviteit stijgt en dat is cruciaal voor onze welvaart. Ik ben het zeer met de heer Mulder eens dat het ons veel voordelen brengt. Ook in die eerdergenoemde lezing heb ik een aantal voorbeelden gegeven, bijvoorbeeld de oer-Hollandse melkrobot. Die is in Nederland ontwikkeld en zorgt voor meer werkgelegenheid. Ik zet die even naast de zaagmolen van Mulder.

Het is goed om te zien dat er optimisten van verschillend pluimage in huis zijn. Als ik aan optimisme denk, denk ik altijd aan de heer Van Ojik. Dat is nu ook het geval. Zijn beeld dat robots in de toekomst misschien wel ons werk zullen doen en dat we dan dus kunnen genieten van een onbeperkte hoeveelheid zalige vrijetijd, riep bij even de vraag op of hij misschien licht doorschoot. Ook nu is vrijetijd immers niet gratis. Dat ervaren we allemaal en ik vrees dat dit in de toekomst niet zal veranderen. Belangrijk is verder dat het de zingeving die werk geeft, zou kunnen negeren. Heel veel mensen die de vraag krijgen wat ze gaan doen als ze loterij winnen, zeggen dat ze misschien wel ander werk gaan doen, maar dat ze wel willen blijven werken. Ik vraag me af of dat paradijselijke beeld niet een hel van verveling met zich zou brengen, maar dat laat ik graag aan de heer Van Ojik.

Oprechte zorgen over de gevolgen van robotisering moeten we wel serieus nemen. De mooie citaten die de heer Van Weyenberg ons gisteren voorschotelde, mogen ons daarvan niet afleiden. En nee, een technologiebelasting is natuurlijk een slecht idee. We willen juist stimuleren dat de arbeidsproductiviteit toeneemt. Het blijft wel van belang — dat kom je ook in die toespraak tegen — dat je kijkt naar nieuwe medezeggenschap, de invloed van werknemers en effectieve winstbelasting in internationaal verband. Je moet ervoor zorgen dat er niet een ongelijkheid ontstaat tussen degenen die uitzinnig profiteren van dit soort ontwikkelingen en mensen voor wie dit helemaal niet geldt.

De banen en lasten van robotisering worden niet per definitie gelijkmatig verdeeld over de samenleving. Je ziet dat middelbaaropgeleiden relatief minder profiteren dan hogeropgeleiden. Binnen die groep hebben ouderen bovendien meer last van deze ontwikkeling. Ouderen hebben immers vaker routinematige beroepen met taken die relatief snel kunnen worden overgenomen door dit soort technologische ontwikkelingen. Je wilt niet dat er als gevolg hiervan een groep mensen langdurig aan de kant komt te staan en dat je dus een groep winnaars en een groep verliezers krijgt. Je wilt proberen om de welvaart en de vooruitgang naar Nederland te halen. Ook daar heeft Den Uyl het over, want hij zag een kans om die microchipindustrie naar Nederland te halen. Zo zijn we nu ook in sommige opzichten vooruitstrevend in Nederland bij het ontwikkelen van nieuwe technologie, inclusief robots.

We zullen er dus voor moeten zorgen dat werknemers ook in die nieuwe arbeidsmarkt werk vinden. Vandaar het belang dat terecht wordt gehecht aan scholing, aan nieuwe scholing en aan Leven Lang Leren. Dat is nodig om mensen weerbaar te maken en aan het werk te houden, ook tijdens die verandering. Het is een van de redenen dat ik denk dat die brug-WW een bijdrage gaat leveren. Gisteren werd gesuggereerd dat het instrument misschien structureel moest worden. Ik stel voor om eerst te kijken of het een succes wordt. Ik ben heel verheugd over het Kamerbrede enthousiasme over dat instrument. Als iets heel goed is, dan kan nooit uitgesloten worden dat het structureel wordt gemaakt, maar laten we er eerst maar eens mee beginnen.

We gaan ook 1.000 bedrijven in het mkb ondersteunen op het gebied van scholing, het creëren van interne en externe mobiliteit en een leerrijke werkomgeving. In 2014 stellen we in het kader van het ESF-programma 22 miljoen beschikbaar om werknemers productief en vitaal te houden, en geschikt voor de arbeidsmarkt die zo aan het veranderen is. In het kader van het Techniekpact is een verkenning gestart om aan het Techniekpact gelieerde O&O-fondsen beter te laten samenwerken. We vinden dat dat ook in andere sectoren moet gaan gebeuren. Op korte termijn staat Nederland er hartstikke goed voor wat dit onderwerp betreft. De negatieve effecten van robotisering komen in Nederland ook minder voor dan in andere landen, maar we zijn echt nog niet klaar voor die toekomst. Goed beleid voeren op de effecten van robotisering op de arbeidsmarkt betekent dat we eerst beter zicht moeten hebben op die effecten. Ik ben van plan om daarnaar volgend jaar onderzoek te laten doen. Dit vraagstuk is er niet een waarbij de overheid alleen aan zet is of alles in zijn eentje kan bepalen. Het is een verantwoordelijkheid die ook ligt bij werkgevers, werknemers en de SER. Ik ben bezig met een brief, die voor het zomerreces was toegezegd naar aanleiding van een motie van de heer van Ojik, die specifiek gaat over dit onderwerp. Ik hoop die brief voor het kerstreces naar de Kamer te sturen.

Ter afsluiting van dit blok spreek ik nog een aantal zinnen uit. De arbeidsmarkt verandert en wat mij betreft moeten we met elkaar de discussie blijven voeren over de wijze waarop de overheid daarop moet inspelen. Wel moeten we de samenhang blijven bezien: niet alleen maar kijken naar loondoorbetaling bij ziekte, maar naar het geheel. We zijn met verschillende terreinen aan de slag. Het onderzoek naar loondoorbetaling bij ziekte komt naar de Kamer. In het voorjaar hebben we het beleidsonderzoek zzp. Ook is de herziening van het belastingstelsel inderdaad een prachtige kapstok om te kijken naar wat we nog meer kunnen doen om dynamiek, groei, werkgelegenheid en zekerheid op de arbeidsmarkt van de toekomst veilig te stellen.

De voorzitter:
Dan is er nu gelegenheid voor interrupties. Die moeten kort zijn, evenals de antwoorden erop.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Ik wil nog even doorgaan op hoe we komen tot één jaar loondoorbetaling bij ziekte. De VVD is zich bewust dat dat kan leiden tot extra kosten en die willen we niet. We willen lagere lasten voor werkgevers zodat we banen kunnen creëren. Is de minister het met de VVD eens dat het nodig is om de re-integratie bij ziekte te comprimeren naar één jaar, zoals dat in het buitenland ook effectief gebeurt? Dan kom je eigenlijk organisch tot één jaar loondoorbetaling bij ziekte. Dan kun je zeggen: we hebben gewoon maar één jaar nodig en daarom kan de termijn van loondoorbetaling ook op één jaar worden vastgesteld. Verzekeraars hebben gezegd dat dat winst oplevert.

Minister Asscher:
Ik ben het er zeer mee eens dat het effectiever maken van de re-integratie kosten bespaart en inverdieneffecten met zich brengt, oftewel winst. Ik heb geen berekening van de verzekeraars gezien die ons afhelpt van die 800 miljoen, de inschatting van de kosten van de vergrote instroom in de arbeidsongeschiktheid als er nu van twee naar één jaar zou worden gegaan. We moeten echter op zoek naar slimme manieren. We moeten een balans vinden waarin werkgevers niet te bang zijn om mensen in dienst te nemen maar wel voldoende doen om mensen gezond te houden, ze gezond te laten werken en ze snel weer aan het werk te krijgen als ze ziek worden. Die combinatie moet gevonden worden. Wij hebben met elkaar het gevoel dat dat beter kan dan nu. Een gratis organische verandering in één jaar heb ik nog niet gevonden. Ik ben graag bereid om een berekening van de verzekeraars daarin mee te nemen als zij die zouden aanbieden.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Ik vraag me af of die berekening van 800 miljoen wel klopt. Alle lasten van ziekte en arbeidsongeschiktheid worden door de werkgevers gedragen. Het is broekzak, vestzak; de premies voor IVA, WIA en ziektekosten wordt door werkgevers gedragen. Lagere premies betekenen dus altijd een lastenverlaging voor werkgevers. De minister zegt toe dat er een onderzoek naar de Kamer komt. Als het nog mogelijk is om dit onderdeel daarbij te betrekken, dan zouden wij dat graag zien, omdat we daarmee uiteindelijk allemaal beter af zouden zijn en er meer banen zouden worden gecreëerd.

Minister Asscher:
Laten wij nu geen discussie gaan voeren dat uiteindelijk alle lasten door ons allemaal worden gedragen en dat het dus allemaal niet uitmaakt. Daar zit een aantal schakeringen in. Wij hebben ook in het verleden laten zien hoe belangrijk het is waar je de prikkel neerlegt. Ja, in het onderzoek naar doorbetaling bij ziekte en ook in de kabinetsreactie moet worden gekeken naar varianten en naar balansen. Mijn enige stelling net was dat wij niet moeten doen alsof het gratis zou zijn. Dat is het niet. Als iemand mij aantoont dat het gratis is, ben ik zeer geïnteresseerd. Vooralsnog ga ik echter uit van de berekeningen die wij kennen en waaruit blijkt dat het niet gratis is. Zou je het willen regelen, dan moet je daarvoor een geschikt moment vinden. Dan moet je het integraal bezien, ook in het kader van de belastingherziening.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik zou natuurlijk niet willen dat mijn ideeën over robotisering ons in een hel van verveling gaan storten. Ik heb op dit punt toch nog een vraag aan de minister. Over de intrinsieke waarde van arbeid zijn wij het niet alleen eens; ik spoor de minister juist aan tot wat extra ambitie zo nu en dan op dit punt. Het lijkt mij nu juist de kunst om, in het volledige besef van de intrinsieke waarde daarvan, arbeid te kunnen combineren met wellicht een toekomst waarin wij allemaal korter kunnen werken, omdat de robots een deel van ons werk doen. Ik zie dat hele idee niet van de pessimisten, de mensen die denken dat er veel banen verloren gaan, en de optimisten, de mensen die denken dat er heel veel werk behouden blijft. Dat vind ik iets te veel een digitale, zwart-witte tegenstelling. Ik zou willen dat wij kijken — ik hoop dat de minister dat ook gaat doen in de brief die hij voor het kerstreces schrijft — naar de mogelijkheden die het ons biedt om meer tijd voor mantelzorg, voor een leven lang leren, voor zorg voor onze kinderen en voor gesprekken met onze vrienden te hebben. Dat is toch geen pessimistisch scenario? Dat is toch geen hel van verveling? Dat is juist een wenkend perspectief, mevrouw de voorzitter. Ik hoop dat de minister dat met mij eens is, want ik moet natuurlijk wel een vraag stellen. Dat begrijp ik.

De voorzitter:
Ja, wat goed van u dat u dat weet.

Minister Asscher:
Zoals de heer Van Ojik het nu schetst, ben ik het natuurlijk zeer met hem eens. Het wordt pas gevaarlijk als je dat zou terugredeneren naar: laten we nu maar allemaal minder uren gaan werken. Dat hoor ik de heer Van Ojik overigens nu niet doen, maar dat pleidooi heb ik hem op andere momenten wel zien houden. Als je dat door de war haalt, wordt het riskant. Ik geloof dat je veel meer moet kijken naar wat er in een sector voor een individu in een bedrijf nodig is aan werktijden dan dat het zou helpen als wij hier naar een 32-urige werkweek zouden gaan; dat is een van de pleidooien van Van Ojik. Ik ben niet tegen een toekomstperspectief waarin wij allemaal goed en nuttig werk doen én tijd hebben voor onze geliefden, integendeel.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Er is toch — laat ik het voorzichtig zeggen — niets mis met het beeld van korter werken? Ik begrijp wel dat het allemaal per bedrijfstak en in cao's moet worden geregeld, maar ik verzet mij tegen het beeld dat wij twee soorten reacties op de robotisering hebben. De ene reactie is: dat gaat banen kosten, wat erg. De andere reactie is: dat gaat banen opleveren, wat fijn. Wat is er mis met een langeretermijnperspectief waarin wij korter werken, mogelijk gemaakt door een stijging van de arbeidsproductiviteit die onder andere door robots wordt veroorzaakt, en meer tijd hebben voor andere dingen?

Minister Asscher:
Ik ben het met Van Ojik eens dat er meer dan twee smaken zijn: alles gaat mis, alles gaat goed en alles blijft hetzelfde. Er zijn zelfs meer dan drie smaken. Je kunt je ook een scenario voorstellen dat als Nederland goed reageert op deze ontwikkeling en je dus investeert in de capaciteit van mensen, er meer werk is dat ook gedaan moet worden en dat je dus een enorme stijging van de arbeidsproductiviteit ziet. Het is heel moeilijk te voorspellen wat dat zal doen met werktijden. Er zijn allerlei mogelijkheden en allerlei uitkomsten denkbaar, ook de uitkomst die Van Ojik schetst. In mijn lezing heb ik ook daaraan gerefereerd. Dat is dus wel degelijk mogelijk. Vooralsnog denk ik dat wij ons erop moeten richten dat er voor zoveel mogelijk mensen plaats is op de arbeidsmarkt van de toekomst. Want het gaat wel mis als je een heel groot reservoir met mensen die niet kunnen werken overhoudt en een piepklein aantal mensen voor wie wel plek is op de arbeidsmarkt. Je krijgt dan een enorme ongelijkheid, een enorme spanning en heel grote herverdelingsvraagstukken. Voor Nederland is het dus beter als wij op zijn minst met zijn allen betaald werk kunnen blijven doen. Hoeveel uren dat dan is, zal de toekomst moeten uitwijzen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben wel benieuwd hoe die robotisering ertoe kan leiden dat wij een 32-urige werkweek krijgen. Dat lijkt mij echt een wenkend perspectief! Ik heb echter een vraag over een ander punt uit dit blokje. Die gaat over pleegouders die nu een vergoeding krijgen via de TOG, de Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen. Zij gaan die vergoeding mislopen omdat het straks via de kinderbijslag wordt uitgekeerd. In de schriftelijke beantwoording geeft de minister aan dat dit bij VWS ligt. Het maakt mij niet zo heel veel uit bij wie het precies ligt. Ik wil alleen dat het geregeld wordt. Kan de minister mij toezeggen dat hij, hoe dan ook, er in het kabinet ervoor gaat zorgen dat pleegouders die een kind met een handicap verzorgen, straks gewoon recht houden op die vergoeding?

Minister Asscher:
Dat durf ik zo niet toe te zeggen. Mevrouw Schouten vestigt terecht de aandacht op een groep die last ervaart van de vereenvoudiging van de kindregelingen. Naarmate je meer vereenvoudigt, heb je dus ook meer groepen die daar last van ondervinden. Dat zie je hier terug. Ik begrijp ook heel goed dat mevrouw Schouten er wat aan wil doen. Ik durf niet toe te zeggen dat VWS dat kan oplossen. Je zult een veelheid van mogelijke oplossingen kunnen zien. Je kunt je ook voorstellen dat gemeenten daar een rol in kunnen spelen. Ik durf het echter niet zo toe te zeggen. Ik heb op de vragen van mevrouw Schouten geantwoord dat ze gelijk heeft dat op grond van de hier aangenomen Wet hervorming kindregelingen deze groep ouders die vergoeding niet krijgt. Ik kan dat zelf niet zo oplossen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Is de minister dan tenminste bereid om te kijken of hij daar een draai aan kan geven? Ik denk te proeven dat wij dit allebei geen fijn effect van de wet vinden. We moeten juist die ouders belonen die de verantwoordelijkheid nemen om voor een kind met een handicap te zorgen. Het was denk ik ook geen bedoeld effect van de wet. Kan de minister aangeven dat hij gaat proberen om het wel op te lossen en om de Kamer daar dan ook over te informeren?

Minister Asscher:
Ik zie in alle oprechtheid zelf geen mogelijkheden om dit op te lossen. Ik begrijp heel goed het verzoek van mevrouw Schouten om hier nog een keer, vanuit het perspectief van VWS, naar te kijken. Dat wil ik overbrengen. Ik wil echter niet meer verwachtingen scheppen dan ik kan waarmaken. Ik kan dit nu niet oplossen. Dat is de harde waarheid.

De voorzitter:
Er moeten nog drie belangrijke onderwerpen behandeld worden. Voordat we dat gaan doen, wil ik even schorsen.

De vergadering wordt van 11.57 uur tot 12.01 uur geschorst.

Minister Asscher:
Voorzitter. Ik kom bij het onderwerp schijnconstructies. Het kabinet hecht zeer aan eerlijk werk op eerlijke voorwaarden en met een eerlijke betaling. Het moet niet zo zijn dat er ongelijkheid ontstaat tussen twee werkenden op dezelfde werkplaats, tussen mensen die bereid zijn om onder het Nederlandse minimum te werken en mensen die niet kunnen concurreren omdat ze de huur en schoenen voor de kinderen moeten betalen.

Een specifieke vorm van verdringing is het verschijnsel schijnconstructies. Waar open grenzen en arbeidsmigratie ons veel voordelen brengen, leiden schijnconstructies regelrecht tot een tweedeling. Een tweedeling tussen mensen met normale Nederlandse arbeidsvoorwaarden en mensen die worden onderbetaald en uitgebuit, maar ook tussen werknemers in sectoren waar verdringing speelt en werknemers die daar geen last van hebben. Het kabinet bestrijdt dit, en de aanpak van schijnconstructies is een belangrijke prioriteit waarbij de regel geldt: gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde locatie. Kern van de aanpak is het actieplan ter bestrijding van schijnconstructies, dat zijn basis vindt in het sociaal akkoord. Als sluitstuk van de afspraken stuur ik binnenkort de Wet aanpak schijnconstructies naar de Kamer. Onder anderen mevrouw Schouten vroeg in eerste termijn naar die wet. In dat verband zal ik graag over die wet het gesprek met uw Kamer aangaan.

Ik zag mevrouw Karabulut heen en weer lopen.

De voorzitter:
Gaat u verder. Aan het eind krijgt mevrouw Karabulut de gelegenheid om te interrumperen.

Minister Asscher:
Dit was het eind van dit blokje.

De voorzitter:
Oh, dan krijgt mevrouw Karabulut het woord. Ik wist niet dat het zo kort zou zijn.

Minister Asscher:
Het was zo duidelijk, voorzitter.

Mevrouw Karabulut (SP):
Wat dit punt betreft wel, maar het verbaast mij dat de minister voorbijgaat aan een andere schijnconstructie, namelijk een constructie die het kabinet zelf heeft gecreëerd, door werklozen in te zetten in voorheen betaalde banen waardoor er onderbetaling en verdringing plaatsvindt en armoede ontstaat. Is de minister bereid om dit gat te vullen en deze wetten aan te passen opdat we verdringing onmogelijk maken?

Minister Asscher:
Even precies. Ik heb de mogelijkheid verruimd om vanuit de WW vrijwilligerswerk te doen. Ik veronderstelde dat zelfs met instemming van de SP te hebben gedaan, omdat mensen dat heel graag willen doen en het hun kans op een baan vergroot. Dit moet wel onder de voorwaarde gebeuren dat ze werk doen dat in ieder geval het jaar daarvoor niet betaald gedaan werd. Daarbij zoek je dus een balans. Je wilt verdringing voorkomen, maar je probeert het ook mogelijk te maken dat mensen vrijwilligerswerk doen en actief zijn. De tweede groep waarover mevrouw Karabulut spreekt, zijn bijstandsgerechtigden. Daar zal de staatssecretaris wat over zeggen. We zijn in gesprek met gemeenten om hen te helpen voorkomen dat het leidt tot oneerlijke verdringing.

Mevrouw Karabulut (SP):
Nu doet de staatssecretaris het weer.

De voorzitter:
De minister.

Mevrouw Karabulut (SP):
… de minister het weer: het afschuiven op de staatssecretaris. De minister spreekt hier mooie en goede woorden over de aanpak van schijnconstructies. Vervolgens kijkt hij door een rietje naar alleen de WW, terwijl werklozen ook weleens een bijstandsuitkering hebben. Ik heb talloze voorbeelden, zoals het Rijksmuseum, waar voor kantoorwerk dat voorheen werd gedaan door betaalde krachten nu werklozen worden ingezet. We hebben de straatveger uit Den Haag gehad, die gewoon een betaalde baan had en vervolgens werkloos, onder het wettelijk minimumloon, te werk werd gesteld. Zullen we dit dan gewoon bij wet, of dat nou de WW of de WWB is, voor alle gevallen goed gaan regelen? Want dan is de minister bezig met alle schijnconstructies aan te pakken. Anders houdt hij de schijn hoog dat hij heel goed bezig is, maar kijkt hij weg van dit probleem.

Minister Asscher:
Ik noemde in mijn antwoord beide groepen, mensen die werken vanuit de WW en mensen die werken vanuit de bijstand. Als je het hebt over werken vanuit een uitkering, zijn dat wel twee belangrijke groepen. Dat merkte ik ook aan de vraagstelling. Twee. Het kabinet is tegen oneerlijke verdringing. Er is een Kamerbrede motie aangenomen die ons oproept om tegen allerlei vormen van oneerlijke verdringing op te komen. Dat betekent in de praktijk wel degelijk dat je op conflictsituaties stuit en er ook dingen misgaan. Die moeten worden gecorrigeerd. Dat kan zijn bij mensen vanuit de WW en vanuit de bijstand. Ik schuif helemaal niets af richting de staatssecretaris, maar ik heb heel veel vertrouwen in deze staatssecretaris, die niet voor niets in deze Kamer steun heeft gekregen voor veranderingen van een groot aantal wetten en die als eerste fel zal strijden tegen dit soort oneerlijke verdringing. Ze kan dat niet altijd direct doen; ze heeft de gemeenten daarvoor nodig. Gemeenten hebben ook de behoefte aan handvatten voor het beoordelen van verdringingsvragen. Daarover zijn we met de gemeenten in gesprek. Daarover hebben we overigens goede afspraken gemaakt in een eerder algemeen overleg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat was een kort blokje, waarin de minister niet is ingegaan op de kritiek die ik geuit heb. In 2012 waren er namelijk minder inspecties dan beloofd. In 2013 waren er 1.000 inspecties minder dan beloofd. In 2014 werden 5.600 inspecties beloofd en werden er 4.000 gehaald. De inspectie is dit hele jaar al risicogericht aan het handhaven, dus ik hoop dat de minister dat niet als antwoord geeft. Dat is namelijk al jarenlang beleid. Waarom haalt de inspectie jaar in, jaar uit haar eigen doel voor handhaving niet?

Minister Asscher:
Daarover hebben we op 25 juni uitgebreid met elkaar gesproken. Toen is afgesproken dat ik een specifieke brief over dat onderwerp zou sturen. Dat heb ik in oktober ook gedaan. Intussen hebben we die brief met elkaar besproken. Daarin geef ik niet alleen aan dat er risicogestuurd wordt gewerkt, maar ook dat de constructies steeds complexer worden. Bovendien hebben we een aantal rechterlijke uitspraken gezien die ons hebben belemmerd in het werk. We hebben daar goed overleg over gevoerd, waarin ik steun voelde voor de aanpak van de inspectie. Dat is de reden waarom ik daar nu niet op ben ingegaan. Ik ben er wel in de schriftelijke beantwoording op ingegaan.

De voorzitter:
Tot slot de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dan heb ik twee concrete vragen. De eerste gaat over het feit dat de minister heeft gezegd dat hij dit jaar ongeveer 4.000 inspecties gaat halen. Gaat dat nou nog gebeuren? We zijn al een heel eind op streek. Het tweede punt is dat ik zo meteen een heel positief antwoord verwacht op het amendement van mijn partij dat ertoe oproept om de minister extra inspecteurs te geven.

Minister Asscher:
Ik heb nu geen nadere mededelingen over de verwachte uitkomsten voor dit jaar. Daar hebben we in oktober net over gesproken. Vervolgens zullen we de Kamer daar weer over berichten en er een debat over voeren. Op de amendementen zal ik in tweede termijn ingaan. Daarbij zul je altijd moeten bekijken welke dekking gezocht wordt voor het eventuele versterken van de inspectie.

De heer Ulenbelt (SP):
Ik voerde gisteren een kort interruptiedebatje met de heer Kerstens over ketenaansprakelijkheid. De minister heeft daarop schriftelijk geantwoord. Hoe moet ik dat akkoord nu uitleggen? Ik lees hier dat de opdrachtgever uiteindelijk kan voorkomen dat hij aansprakelijk wordt gesteld voor onderbetaling onderin de keten. Betekent dat nu dat de volledige ketenaansprakelijkheid intact blijft, of is daar in het akkoord wat van afgeknabbeld?

Minister Asscher:
Ik kan de Kamer daar pas meer helderheid over geven als ik het wetsvoorstel zelf heb. Ik probeer dat zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen. Hoe eerder, hoe beter. Tot dat zover is, kan ik daar geen uitsluitsel over geven. Het gaat mij om een effectieve aanpak van schijnconstructies. Dat regelen we in de Wet aanpak schijnconstructies. Ketenaansprakelijkheid is daar een belangrijk onderdeel van. De precieze bepalingen in de wet, de precieze toepassing, de toelichting, de niet-verwijtbaarheid; al die elementen komen terug in de wet zelf en in de memorie van toelichting. Ik hoop die zo snel mogelijk aan de Kamer te kunnen aanbieden.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Ulenbelt (SP):
Als de minister erbij zit als de twee fractieleiders van de regeringscoalitie praten over een akkoord, is deze essentiële vraag toch wel door de minister te beantwoorden? Blijft de hoofdaannemer uiteindelijk aansprakelijk als er onderin de keten niet wordt betaald?

Minister Asscher:
Ik heb gezien dat beide fractievoorzitters zich in mild-positieve bewoordingen hebben geuit over deze wet. Ik zie dat als een teken van betrokkenheid bij dit belangrijke onderwerp. Als men op het niveau van de fractievoorzitters zegt dat je schijnconstructies moet aanpakken, maar natuurlijk wel zo dat ondernemers ook kunnen ondernemen, dan stemt mij dat hoopvol over eventuele steun in de Kamer voor het wetsvoorstel. Ik kan echter pas communiceren over de inhoud van het wetsvoorstel als ik het heb. Ik moet het dan door de ministerraad hebben gevoerd. Hoe eerder, hoe beter. Ik werk daar heel hard aan; wees daarvan overtuigd. Zodra het er is, gaat het onmiddellijk naar de heer Ulenbelt toe ...

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met het volgende onderwerp.

Minister Asscher:
... en dan reken ik op zijn steun.

De voorzitter:
Eerst zien, dan geloven, zegt de heer Ulenbelt. Gaat u verder.

Minister Asscher:
Integratie gaat over vrijheid. Vrijheid om te geloven of niet te geloven. Om kritisch te zijn zonder bang te hoeven zijn voor intimidatie of geweld. Vrijheid om jezelf te zijn in een samenleving waarin iedereen dezelfde kansen krijgt, erbij hoort en meedoet. Dat klinkt eenvoudig en mooi, maar het is niet zo simpel. Als je ziet dat er deze dagen politiebewaking nodig is bij joodse instellingen, als je ziet en hoort dat moskeeën bedreigd worden en worden bekogeld, als energieke en inspirerende Turks-Nederlandse jongeren me vertellen hoe vreselijk ze balen van een enquête met uitkomsten waarin zij zich niet herkennen maar waar ze wel als individu op worden aangesproken, dan raakt dat enorm. Ik verzet me als mens en als minister iedere dag tegen onverdraagzaamheid, tegen discriminatie en tegen uitsluiting. Intolerantie of agressie tegen andersdenkenden of andersgelovigen is volstrekt ontoelaatbaar. Het druist in tegen datgene waar deze samenleving voor staat. Het druist ook in tegen het beleid op het gebied van integratie en de manier waarop we met elkaar willen omgaan.

We hebben in de afgelopen maanden veel gebeurtenissen zien plaatsvinden die tonen dat de samenleving niet eindigt bij de landsgrenzen. Op een ongekende manier is Nederland deelgenoot geworden van verschillende internationale conflicten. Veel families dragen sporen met zich mee van alles wat er deze zomer is gebeurd. Ik ben bezorgd over het beeld van toenemende onverdraagzaamheid in Nederland. Over de hoog oplopende emoties in de Nederlandse straten als gevolg van gebeurtenissen elders. Over de manier waarop mensen soms afgaan op vooroordelen en elkaar niet als individu, als mens, bejegenen. Over de manier waarop de discussie over Zwarte Piet door sommigen wordt gevoerd, waarbij partijen niet bij elkaar worden gebracht maar verhoudingen op scherp worden gezet, tot en met bedreigingen en geweld. Dat alles staat een samenleving in de weg waarin iedereen in veiligheid zichzelf mag zijn. Het is onze opgave om ervoor te zorgen dat mensen zich met hun verschillende godsdiensten en levensovertuigingen thuis blijven voelen in dit land en niet met de rug naar de samenleving komen te staan.

Samenleven begint door met elkaar het gesprek aan te gaan en nieuwsgierig te zijn naar elkaar. Alleen zo kunnen we bereiken dat we in vrijheid leven in een land waarin niet je afkomst maar je toekomst telt. Gelukkig gaat het met veel Nederlanders die hun roots en hun achtergrond elders hebben, heel goed. Ik zie hoe velen, ondanks soms forse tegenwind, in Nederland hun weg vinden en een succes van hun leven maken. Als ondernemer, op school of als gewone vader of moeder zetten zij zich in voor een mooier Nederland. Ik zie ook een veel te hoge jeugdwerkloosheid onder Nederlandse migrantenjongeren. Het CBS publiceerde nog vorige week het Jaarrapport Integratie. Dat geeft een aantal mooie, hoopvolle ontwikkelingen weer, maar het schetst ook een verontrustend beeld van de sociaal-economische positie van niet-westerse migranten. Het bevestigt wat het Sociaal en Cultureel Planbureau eerder dit jaar zei, namelijk dat de economische crisis die groep het zwaarst raakt. Ik zie ook een toenemende groep migranten die aangeeft, zich hier niet thuis te voelen. Ik zie ook dat sommigen zich verder afsluiten en soms zelfs afglijden naar radicalisering. Daarin hebben we met zijn allen een rol te vervullen.

Ik geloof dat we alleen verder komen als we scherpe keuzes maken. Dat betekent hard optreden tegen racisme en discriminatie op de arbeidsmarkt en daarbuiten. Het betekent dat migranten net als iedere Nederlander de plicht hebben om zich in te zetten en er iets van te maken, maar ook dat iedere Nederlander aan migranten een kans geeft om hier hun toekomst op te bouwen. Het betekent de volle vrijheid om binnen de grenzen van de rechtsstaat te geloven wat je wilt, ook als dat orthodox is, maar alleen als je het recht van ieder ander accepteert om ook anders te geloven, niet te geloven, het geloof te verlaten of over het geloof te twijfelen. Er moet alle ruimte zijn voor ieders levenswijze, maar ook respect voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw, homo en hetero, gelovige en ongelovige. Dat zijn de richtsnoeren in mijn handelen.

De heer Van Ojik heeft mij gevraagd, te reflecteren op mijn woordkeuze en taal in het integratiedebat in het afgelopen jaar. Laat ik daar het volgende over zeggen. Integratie is een proces dat vraagt om de inzet van heel veel partijen in de samenleving en bij de overheid. De manier waarop we communiceren is uitermate belangrijk om vooruit te komen in dat proces. Als minister van integratie doe ik dat altijd door mensen in een rechtstreeks gesprek aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en op hun mogelijkheden om een bijdrage te leveren, door problemen scherp te benoemen als ze zich voordoen, door verworvenheden en vooruitgang uit te lichten en door mensen te beschermen als ze worden ingeperkt in hun vrijheid, worden gediscrimineerd of worden bedreigd. Terecht haalde Heerma een aantal moslimstemmen aan die daar nu direct mee worden geconfronteerd en die dus ook onze volle steun verdienen. In mijn uitingen als minister kan de Kamer al die elementen telkens terugvinden.

Ik denk dat het eigenlijk niet zinnig is om de discussie te voeren over een gematigde toon of een scherpe toon, alsof het het een of het ander is. Het integratiedebat heeft veel te lang geleden onder die schijntegenstelling, alsof je alleen maar softe dingen zou moeten doen of juist alleen maar harde dingen. We moeten bekijken waarmee we vooruit komen en waarmee we dat achter ons laten, zodat het goed gaat met alle Nederlanders. Die fase moeten we achter ons laten. Het gaat erom keer op keer de juiste toon te vinden, afhankelijk van wat zich voordoet. Ik zie het als een opdracht voor mijzelf, maar eigenlijk ook als een opdracht voor alle politici, om de juiste toon op het juiste moment te vinden. Dat is bij integratie ongelooflijk belangrijk. Integratie regelen we niet met een grote Wet werk en zekerheid. Het zal veel meer moeten komen van het direct aanspreken, het benoemen en het oplossen van problemen.

De PVV is gisteren nieuwe grenzen overgegaan. De heer De Graaf heeft klip-en-klaar aangegeven dat moslims niet dezelfde rechten hebben als andere Nederlanders. Ze mogen niet het islamitische geloof aanhangen, anders moeten ze het land uit. Ze mogen niet aanwezig zijn in de Ridderzaal, omdat het islamieten zijn. Daarmee gaat de PVV rechtstreeks in tegen de essentie van onze democratische rechtsstaat. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan. Dat staat in de Grondwet waar iedereen in dit land zich aan moet houden. Het kan niet dat in een land met deze Grondwet alle moskeeën worden gesloten, zoals werd gesuggereerd. Het kan niet dat in een land met deze Grondwet de grenzen dichtgaan voor mensen met een bepaald geloof. De heer De Graaf wekt de indruk allerlei soera's uit zijn hoofd te kennen, maar heeft geen enkel benul van wat in dit huis het belangrijkste geschrift is: de Grondwet van Nederland. Ik sta daar wel voor. Ik vind de uitspraken daarom verwerpelijk.

Mevrouw Karabulut vroeg wat de portefeuille "integratie" betekent, wat we daarin de afgelopen twee jaar hebben bereikt en wat we van plan zijn te gaan doen. Op het eerste deel ben ik al ingegaan. Nu komen het tweede en het derde deel. De lijnen waarlangs de inzet op het terrein van integratie lopen, zijn begin 2013 vastgelegd in de Agenda integratie. Ik heb daar afgelopen vrijdag over gerapporteerd. De uitvoering van die afspraken, ligt goed op koers. Er zijn verschillende stappen gezet op een aantal van de programma's, vaak in samenwerking met maatschappelijke partners. Daar gaan we volop mee door. Ik noemde al even het Jaarrapport integratie. Het CBS constateert dat er op onderdelen vooruitgang is, dat de criminaliteitscijfers zijn teruggelopen en dat de achterstand in het onderwijs kleiner is geworden. Dat laatste is positief, omdat onderwijs uiteraard cruciaal is voor de kans op werk. Maar de hoge werkloosheid onder migrantenjongeren is uitermate zorgelijk. Een situatie van achterstand kan mensen het gevoel geven dat zij niet mee mogen doen en kan daarmee voeding geven aan spanning in de samenleving. Naast de inzet om te voorkomen dat groepen zich afwenden, is het daarom zaak om de jeugdwerkloosheid stevig aan te blijven pakken. Bij de aanpak van achterstandsituaties is kwalitatief goed, hoogstaand onderwijs van eminent belang. Dat geldt misschien nog extra voor kinderen met een achterstand die samenhangt met een migrantenachtergrond. De inzet op onderwijs en de aanpak van zwakke scholen is een speerpunt van dit kabinet. We bekijken daarbij wat individuele leerlingen nodig hebben om stappen te kunnen maken en we kijken niet naar groepen met bepaalde etnische achtergronden.

Mevrouw Karabulut heeft ook gevraagd of ik in gesprek wil gaan met de Turkse ambassadeur over de beïnvloeding door Turkije van Turkse Nederlanders in ons land. Het antwoord is: ja. Ik trek hierbij samen op met de minister van Buitenlandse Zaken. Hij is de eerst aangewezen bewindspersoon om met de ambassadeur te spreken, maar ik sluit me bij hem aan. We hebben dat gesprek al voor begin volgend jaar gepland. Bij dat gesprek stellen we onder andere de actuele discussies aan de orde over de binding van jongeren aan de Nederlandse samenleving en de verbondenheid aan de Turkse overheid.

Iedereen in Nederland moet kunnen deelnemen aan de samenleving en het arbeidsproces. Daarom zet ik stevig in op het vergroten van de participatiekansen. De eisen van het inburgeringsexamen zijn aangescherpt, zodat men beter voorbereid is op een toekomst in Nederland. Voor inburgeringsplichtigen met een reguliere verblijfsvergunning ben ik van plan om, door een aanpassing van het Besluit inburgering, mogelijk te maken dat zij een alfabetiseringscursus uit de lening van DUO kunnen betalen. De arbeidsmarktmodule is ontwikkeld om de overgang van inburgering naar daadwerkelijk arbeidsmarktdeelname te verbeteren. Eerder deze maand heb ik de Kamer een brief gestuurd over de voortgang van taal- en werkakkoorden. Bij die akkoorden staan maatschappelijke initiatief en actief burgerschap centraal.

We leggen niet van bovenaf een aanpak op, maar maken bij die akkoorden maatwerkafspraken met individuele werkgevers die zich willen inzetten voor een betere taalbeheersing en het bieden van gelijke kansen; met werkgevers die zien dat ze daar zelf belang bij hebben en die hun verantwoordelijkheid willen nemen. De heer Heerma sprak in dit verband licht smalend over slechts dertien werkgevers bij het Taalakkoord. Het aantal dat nu al heeft toegezegd, is wat mij betreft het begin, niet het einde. Ik wil er in januari minimaal 25 hebben. Via hen kunnen we het aantal werkgevers weer vertienvoudigen, zodat we een grote impuls kunnen geven aan de taalvaardigheid van werknemers. Ook is de inzet om die afspraken later uit te breiden naar afspraken met andere partijen, zoals brancheorganisaties, sociale partners en gemeentes. We beginnen nu met werk en taal, maar het is een aanpak, aangereikt door de heer Heerma, die me aanstaat. Ik ga er van uit dat we in de toekomst wel degelijk ook op andere onderwerpen, waar mogelijk, dit soort afspraken maken, zoals ik ook al afspraken heb gemaakt over het toezicht op de moskee-internaten, en zoals ik ook afspraken maak met partijen die een bijdrage willen leveren aan integratie.

Ik ben de heer Heerma ook nog een ander antwoord schuldig. Ik kom nu overigens bij het blokje "overige onderwerpen".

De heer De Graaf (PVV):
Ik hoorde de minister net zeggen dat ik gezegd zou hebben dat alle moslims het land uit moeten; nooit gezegd. Dat heeft de PVV nooit beweerd. Dat zal de PVV ook nooit beweren. Ik heb gisteren wel een aantal harde noten gekraakt. Ik heb de zorgen van heel veel Nederlanders weergegeven; 60% zegt dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort. Inderdaad, dat was een pittig verhaal.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer De Graaf (PVV):
Daar kom ik nu aan toe. Ik heb behoefte aan een korte inleiding, omdat de minister mijn woorden heeft verdraaid. We hebben in Nederland te maken met parallelle samenlevingen, heb ik gezegd. Veel niet-westerse allochtonen, veel moslims, passen zich nog steeds niet aan aan Nederland en de Nederlandse cultuur. Maar we hebben wel een minister die zijn ogen sluit voor de ideologie …

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer De Graaf (PVV):
We hebben dus een minister die zijn ogen sluit voor de islamitische ideologie. Ik vraag me af wanneer de minister die naïviteit gaat verliezen.

Minister Asscher:
Ik heb geciteerd uit schriftelijke vragen van de heer De Graaf over een bijeenkomst in de Ridderzaal. Ik heb aangegeven dat ik gisteren beluisterde dat hij voorstelde alle moskeeën te sluiten en dat mensen hier niet meer naar toe zouden mogen als ze het islamitisch geloof aanhangen. Dat waren drie elementen die ik in zijn betoog heb aangetroffen. Als hij die hier terugneemt, siert dat hem zeer. Ik hoor hem nu eigenlijk zeggen dat de PVV geen bezwaar heeft tegen het feit dat moslims in ons land wonen en een eigen geloof hebben. Dan heeft dit debat heel veel opgeleverd.

De heer De Graaf (PVV):
Ik heb gisteren juist heel veel moslims uitgenodigd om het islamitische geloof — als ze dat als geloof beschouwen — te verlaten. Hoeveel vrijheid wil je hebben, dat je die uitnodiging kan doen? Andersom namelijk, als je bijvoorbeeld vanuit het christendom converteert naar de islam …

De voorzitter:
Mijnheer De Graaf, wat is uw vraag?

De heer De Graaf (PVV):
… dan is die stap klein. Andersom staat er de doodstraf op.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer De Graaf (PVV):
In al die moskeeën waar de minister over spreekt, wordt de ideologie waar ik het over heb, gepredikt.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer De Graaf (PVV):
Daarom vraag ik de minister nogmaals: wanneer verliest hij zijn naïviteit ten opzichte van die ideologie?

Minister Asscher:
Het zou de heer De Graaf sieren als hij de Grondwet er vaker bij pakt. Dan ziet hij dat er hier geen doodstraf is; dat mensen naar dit land komen en hier willen leven juist omdat ze de vrijheid hebben zelf te bepalen welk geloof ze aanhangen. Ze hoeven zich niet door de heer De Graaf te laten vertellen wat ze wel en niet moeten geloven; ook niet door mij; door niemand. Dat is een kernvrijheid van dit land. Het zou de heer De Graaf sieren als hij die vrijheid zou beschermen met zijn Partij Voor de Vrijheid. Zijn partij is een partij voor de vrijheid van sommigen, in plaats van een partij voor de vrijheid van allen. Mensen mogen geloven wat ze willen, als ze een ander die vrijheid maar gunnen. Dat is één van de kernonderdelen van onze rechtsstaat.

De heer Van Weyenberg (D66):
Daar ben ik het erg mee eens. De Grondwet geldt voor iedereen. De heer De Graaf mag hier zeggen wat hij wil, binnen de grenzen van de wet, maar helaas is anderen die vrijheid blijkbaar niet gegund.

Ik heb een heel andere vraag. Gisteren hebben een aantal collega's en ik gevraagd naar het monitoren van die vier Turkse organisaties, en of de minister dat nou eigenlijk had ingetrokken. We vroegen hoe hij reflecteert op de kritiek van de wetenschappers die dat rapport hebben gemaakt. Hij heeft daar schriftelijk wat over gezegd, maar ik vind het een dusdanig belangrijk onderwerp, dat het wat mij betreft ook hier aan de orde moet komen. Kan de minister daar op ingaan? Is monitoren echt van tafel? Wat vindt hij van de kritiek? Wat vindt hij van de kritiek van andere wetenschappers die zeggen dat we dicht bij het moment komen dat de vrijheid van vereniging voor de een misschien net iets anders lijkt te gelden dan voor de ander? Dat vond ik namelijk een stevig verwijt.

Minister Asscher:
In september heb ik de Kamer geschreven over het onderzoek. In november meenden de onderzoekers dat ik het verkeerd had begrepen, maar ik ga niet nu weer met die onderzoekers in debat. Dat lijkt me niet zo zinnig. Er wordt ook gesuggereerd dat er een nieuw onderzoek komt. In de brief heb ik juist aangegeven dat dat er niet komt, omdat ik de organisaties zelf aanspreek. Ook dat is al gebeurd. In oktober heb ik ze gesproken en hebben we afspraken gemaakt over het vervolg. In het algemeen overleg over integratie heb ik aangegeven dat het woord "monitoren" bij sommigen ten onrechte het beeld opriep van een soort AIVD-toezicht, mensen die achter een krant met gaatjes in een theehuis zitten te koekeloeren. Daar is natuurlijk geen sprake van. Monitoren betekent wel dat je je aan afspraken houdt als je die met elkaar gemaakt hebt en dat je ook contact onderhoudt. Die afspraken zijn we ook aan het maken, bijvoorbeeld over het toezicht op informeel onderwijs. Ik ben daar optimistisch over. Het verwijt dat van het CDA leek te komen, dat je met elkaar het gesprek aangaat en afspraken maakt, begreep ik niet helemaal, want dat lijkt me mijn werk.

De voorzitter:
Tot slot, heel kort graag.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dan is het is wel de kern dat de minister afspraken maakt en dan ook kijkt of die — door beide partijen, neem ik aan — worden nageleefd. Ik vind dat wel degelijk echt iets anders dan het woord monitoren, maar dat heeft de minister dan ook al in Buitenhof teruggenomen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik bedank de minister voor de toezegging dat hij gaat praten met de Turkse ambassadeur over ongewenste beïnvloeding vanuit Turkije. Kan de minister ook toezeggen dat hij met die ambassadeur zal bespreken wat vanuit Turkije in Nederland via de ambassade, en mogelijk met de door de minister genoemde organisaties, wordt georganiseerd in Nederland, met welk doel en waarvoor?

De voorzitter:
De minister.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, als u mij even toestaat. Het zijn soms wat complexe onderwerpen.

De voorzitter:
Dat weet ik heel goed, maar het moet echt kort zijn. Dat geldt niet alleen voor u, maar ik probeer de staatssecretaris ook te laten antwoorden voor we gaan pauzeren.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, al gaan we om vijf uur pauzeren!

De voorzitter:
Dat vind ik ook prima, maar de interrupties horen echt kort te zijn. Dat weet u ook heel goed.

Mevrouw Karabulut (SP):
Moet ik het herhalen?

De voorzitter:
Nee, wat is uw vraag?

Mevrouw Karabulut (SP):
Resumerend, kan de minister toezeggen dat hij met hen gaat spreken en ons informeren over het resultaat? Wat gebeurt daar precies? En vraag twee, over de organisaties: naar aanleiding van alle toestanden gisteren ben ik benieuwd waar deze organisaties staan en waar zij onderdeel van uitmaken. De Turkse overheid spreekt heel duidelijk over Turkse organisaties, terwijl ik zou zeggen dat het Turks-Nederlandse organisaties zijn. Kan dat aan de Kamer gerapporteerd worden en wanneer kunnen wij dat verwachten?

Minister Asscher:
Een ding tegelijk. Ik heb net ja gezegd op het verzoek van mevrouw Karabulut en anderen. Dat gesprek ga ik dus voeren. Dat gaat over dit onderwerp. Ik wil nu niet een heel partituur voor dat gesprek met u afspreken, omdat ik daar ook ga varen op Koenders. Die is specialist en bij uitstek belast met de taak om zo'n gesprek te voeren, maar ik ga me daar wel bij aansluiten. Ik zal de Kamer ook melden wat dat gesprek heeft opgeleverd. Als men dan vervolgvragen heeft of niet tevreden is, gaan we daarover het gesprek aan. Ik ga het gesprek aan over de vrijheid die iedereen in dit land moet voelen, dus alle Turkse Nederlanders, om eigen keuzes te maken. Dat houdt ook in dat je trots mag zijn op je identiteit, je achtergrond en je eigen geloof. Daarover wil ik geen misverstand. De verwijten over assimilatiepolitiek werp ik dus ook allemaal verre van mij. Die vrijheid geldt voor iedereen. Daarbij past het dat mensen ook weten dat ze daarin niet door een vreemde mogendheid beknot worden. Daarover gaat dat gesprek. Ik zal daar verslag van uitbrengen, maar ik denk dat het voor zo'n gesprek niet goed is als ik dat nu verder ga invullen per kwadrant. Dat zal plaatsvinden in januari en daarna zal ik dus verslag uitbrengen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Helder, ik begrijp dat. Die ruimte wil ik de minister ook laten. Laat ik dan mijn vraag los van het gesprek met de ambassadeur stellen. Is de minister bereid om inzichtelijk te maken welke activiteiten, al dan niet via de ambassade, door een aantal organisaties, gefinancierd door Turkije, in Nederland georganiseerd worden en met welk doel? Ik noem daarbij ook een aantal voorbeelden: de demonstratie in Almelo tegen de komst van een monument voor de Armeense genocide en de brochures over allerlei cursussen die ik gezien heb. Het zou heel goed zijn voor het debat en voor de transparantie om daar helderheid over te krijgen, evenals over de vraag welke rol een aantal organisaties in Nederland daarbij spelen.

Minister Asscher:
We belanden nu bijna in een reprise van het debat over integratie dat we eerder hebben gevoerd. Daarin heb ik de toezegging gedaan om mij in te spannen voor meer duidelijkheid over alle onderwerpen die mevrouw Karabulut noemt, zoals meer transparantie. Ik heb er ook gesprekken over gevoerd met die organisaties. Ik kan niet verdergaan dan een inspanningsverbintenis. Ik doe mijn best om dat zo goed mogelijk in beeld te brengen, zoals ik ook al heb aangegeven in het algemeen overleg rond integratie. Ik ben wat dat betreft optimistisch omdat de organisaties zelf mij hebben beloofd er aan te willen meewerken en mij hebben gezegd uit te zijn op samenwerking. Dus dat zou moeten helpen, maar een resultaatsverbintenis kan ik hier niet aangaan.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
We hebben te maken met een situatie waarin 80% van de Turkse jongeren heeft aangegeven begrip te hebben voor agressie en geweld tegen niet-moslims. We weten dat ongeveer vier op de vijf Turken niet of nauwelijks Nederlands spreekt thuis en we zien de enorme anti-integratieve invloed van de Turkse staat op organisaties in Nederland. En juist deze groep Turken behoeft niet in te burgeren. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat Turken wel degelijk ook deel gaan nemen aan het inburgeringsexamen? Dat lijkt mij namelijk hard nodig.

Minister Asscher:
Dat is lastig gezien de verdragsrechtelijke positie in het kader van het EU-associatieverdrag met Turkije, maar dat is ook niet het enige wat ons ten dienste staat. Ik heb niet voor niets de uitkomst van de enquête zeer verontrustend genoemd, zij het dat ik die ook moeilijk kan rijmen met de indrukken die ik altijd kreeg van Turkse Nederlanders. Vandaar dat ik ook heb afgesproken om een kwalitatief vervolgonderzoek te gaan doen. Een van de antwoorden is ook gelegen in een heel sterke tegenbeweging, een soort Turks tegengeluid dat nu klinkt. Een grote groep jongeren heeft zich verenigd en heeft een prachtige brief geschreven waarin ze aangeven dat ze hun toekomst hier zien en dat ze de Nederlands rechtsstaat willen verdedigen en niets moeten hebben van dit soort radicalisering. Onderdeel van het antwoord is dus ook: die mensen een podium bieden en dat stemgeluid harder te laten klinken.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dat heb ik gehoord maar mijn vraag is hoe we, gelet op de enorme integratieproblemen, ervoor kunnen zorgen dat ook Turken deel gaan nemen aan het inburgeringsexamen. De minister wees zelf al op het feit dat we zitten met het EU-associatieverdrag met Turkije. Is het niet gewoon veel beter om dat verdrag op te zeggen of zodanig te herzien dat we er voor kunnen zorgen dat Turken verplicht worden om deel te nemen aan het inburgeringsexamen?

Minister Asscher:
Ik denk dat we er veel meer baat bij hebben om de grote groep Nederlandse Turken die hier leeft, deel te laten nemen aan de samenleving, zoals velen van hen ook al doen, om hun vrijheid te beschermen en om ze eigen keuzes te laten maken in dit land, wat die ook met zich brengen maar wel vanuit de perceptie dat hun toekomst hier ligt. Dat lijkt mij beter dan om nu op dit punt te proberen dat verdrag te wijzigen, waarvan ik de kans op succes overigens ook heel klein acht.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik ben blij met de manier waarop de minister is ingegaan op mijn opmerkingen over toon en taal in het integratiedebat, want woorden doen er toe. Ik snap ook heel goed dat de minister zegt dat wanneer er problemen zijn, je die ook scherp moet benoemen. Niemand heeft er belang bij om zoete broodjes te bakken, zeg ik dan maar even in mijn eigen woorden. Tegelijkertijd wil je niet en wil ook de minister niet bijdragen aan het oplopen van spanningen die de hele tijd latent veel meer aanwezig zijn dan we eigenlijk zouden willen. Daar zit een bepaalde spanning tussen. Dat heeft de minister in een aantal gevallen toch ook zelf in het afgelopen jaar ervaren? Je benoemt iets scherp en er gebeurt iets in de publieke opinie waar je eigenlijk niet op uit bent, wat leidt tot extra spanning. Is de minister dat met mij eens? Wat heeft hij daarvan geleerd over hoe je met die spanning zou moeten omgaan?

Minister Asscher:
Mijn ervaring is steeds geweest, in mijn vorige baan en in deze baan, dat je er niet komt door dan uit angst voor mogelijke spanning, je mond te houden en door dan alleen maar iets te benoemen. Je komt pas verder door direct het gesprek aan te gaan met mensen zelf. In dat gesprek blijkt iedere keer dat je veel meer gemeen hebt dan het leek, dat vooroordelen blijken weg te smelten, dat er eigenlijk heel veel begrip is voor de ernst van de problemen die je aanstipt. Dat speelt bij radicalisering, bij het toezicht op de moskee-internaten en dat zal ook bij deze kwesties zo zijn. De methode moet zijn dat je altijd vanuit hetzelfde rechtsstatelijke perspectief elkaar aanspreekt. Wat zijn de vrijheden van dit land, welke verplichtingen brengen die met zich mee? Benoemen van de problemen moet je nooit uit de weg gaan, maar wel met de intentie om ze op te lossen. Maar daar moet je het niet bij laten; je moet altijd wel het gesprek aangaan. Daarom had ik maandag die groep Turkse jongeren op de thee, omdat woord er maar eens bij te halen, om met hen zelf te praten over hun zorgen en het feit dat zij er zo van baalden dat zij werden aangesproken op de uitkomst van die enquête.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat begrijp ik heel goed. Zoals ik gisteren ook in mijn eerste termijn heb gezegd, is het probleem dat het gesprek waarin dan vaak blijkt dat de tegenstellingen niet zo groot zijn, pas plaatsvindt als de krantenkoppen al zijn gedrukt. In die zin heeft de minister ook in zijn eerste uitlatingen een heel zware verantwoordelijkheid. Aan de ene kant moet hij de problemen scherp benoemen, maar aan de andere kant moet hij op geen enkele wijze bijdragen aan het oplopen van de spanning, wat hij zelf ook niet wil. Dat is het dilemma. Dat was de achtergrond van mijn opmerkingen en mijn vraag hoe je daarmee omgaat.

Minister Asscher:
Ik houd de heer Van Ojik wel voor om zich af te vragen of het wel altijd zo is. Neem de Turkse organisaties waarover nu een hevig debat plaatsvindt. In september stuurde ik een brief aan de Kamer, niks krantenkop. In oktober voerde ik het gesprek met de organisaties, niks krantenkop. In november voeren wij met elkaar het debat, komt er een krantenkop en denkt iedereen ineens: hé, er is een onderzoek gedaan. Het werkt dus niet altijd op die manier. Dat doet er niet toe wat betreft mijn inzet om de problemen scherp te benoemen, maar wel om ze op te lossen. Er komen dus niet altijd eerst grote koppen. Soms komen die op een volstrekt onverwacht moment, soms zie je een afsplitsing in een Kamerfractie die het vuur aanwakkert. Daar kan ik geen rekening mee houden bij het voeren van mijn beleid. Het enige wat ik mij steeds afvraag en waarop ik mijzelf aankijk in de spiegel, is of ik met mijn beleid eraan bijdraag dat iedereen in dit land erbij hoort en mee kan doen. Je zult dan soms scherp moeten zijn en soms zacht.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik ben gisteren kritisch geweest over de minister op het gebied van integratie. De minister begon zijn termijn met de opmerking dat de integratie verontrustend achterblijft en heeft daarbij ook mijn uitgestoken en harde hand aangehaald. Ik heb een aantal interrupties opgespaard in dit blok, omdat ik op beide terreinen wil doorvragen. De minister refereerde er zojuist aan dat ik wat smalend sprak over de integratieakkoorden waar hij aan werkt. Ik hoop dat de minister dat wel begrijpt, want in verband met de uitgestoken hand en het pleidooi dat ik hier vorig jaar bij de begrotingsbehandeling heb gehouden, is mijn vraag aan de minister of hij erkent dat ik in dat pleidooi voor het integratieakkoord wel iets groters bedoelde dan de stappen die de minister nu zet, waarvan hij zojuist suggereerde dat het meer kan worden. Het gaat dus om die erkenning en de vraag of het niet beter is, gegeven het feit dat dit dé sociale kwestie van dit moment is, om een keer niet te kiezen voor underpromise and overdeliver, maar voor een grootse en meeslepende aanpak van het integratieakkoord in plaats van met kleine stapjes.

Minister Asscher:
Dat erken ik. Integratie is op zichzelf een heel groot doel. Wij moeten ons alleen ook realiseren dat kleine, minder spannende stappen daaraan soms evenzeer een bijdrage leveren als een groot gebaar. Het Chinese spreekwoord luidt: een reis van 1000 mijl begint met één stap. Dat is hier ook het geval. Er wordt altijd snel smalend gedaan — niet door de heer Heerma —- in de zin van "mensen komen bij elkaar om te praten in de Ridderzaal, tuttut". Ik denk dat dat ook belangrijk is. Ik houd niet zo van of-of. Dat proefde ik juist en dat herkende ik in het betoog van de heer Heerma. Hij zegt dat je én de hand moet uitsteken en mooie kleine stapjes moet zetten én hard moet zijn waar de grenzen in het geding komen. Beide zijn onderdeel van het beleid. Ik hoop met de heer Heerma dat de integratieakkoorden uitgroeien tot iets groots, met veel impact.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik herhaal mijn eerste vraag: erkent de minister dat ik met dit integratieakkoord dat ik vorig jaar bij de begrotingsbehandeling neerzette, het niet heb gehad over kleine stapjes maken, maar over het groter maken en een grotere agenda, zoals bij een sociaal akkoord? Dus ja, die uitgestoken hand, maar gegeven de grootte van het probleem een keer durven inzetten op niet de kleine stapjes, maar het grote. Is de minister alsnog bereid om op het terrein van de integratieakkoorden en deze grote sociale kwestie op die uitgestoken hand groter in te vliegen dan met die kleine stapjes?

Minister Asscher:
Ik erken zeker dat de heer Heerma dat beoogt en voor ogen heeft. Dat is hetzelfde, maar daar kan ik moeilijk een onderscheid tussen maken. Ik heb echter vorig jaar al aangegeven dat ik geen begaanbare weg zie voor een big bang, groot integratieakkoord, waarmee veel van zijn en mijn wensen worden vervuld. Ik heb er dus voor gekozen om enkele onderdelen, die op zichzelf van groot belang zijn, in de vorm van dit soort akkoorden met het maatschappelijk middenveld vorm te geven. Het is dus niet dat ik niet begreep wat hij beoogde, maar ik probeer daar naar vermogen aan bij te dragen.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik vind het toch jammer, want het integratieprobleem is zo groot dat juist die kleine stapjes maar heel klein zijn als je die uitgestoken hand echt vorm wilt geven. Mijn tweede vraag gaat juist over de harde hand en over de vraag welke rol de minister voor Integratie voor zichzelf ziet om die harde hand stevig vorm te geven. Ik heb in mijn termijn nogmaals het verheerlijken van terroristisch geweld genoemd en ik heb het gehad over het verbieden van partijen die de sharia willen invoeren. Het CDA heeft daar eerder voor gepleit en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens biedt daar, naar mijn mening, ook handvatten voor. En het gaat — en dat is inmiddels een wat geradicaliseerde discussie geworden — om de invloed vanuit Turkije en de discussie die daarmee gevoerd moet worden. Welke rol ziet de minister voor Integratie voor zichzelf voor die harde hand en voor dit soort voorstellen?

Minister Asscher:
Ik vorm met de minister van Veiligheid en Justitie op dit punt een team. Wij voelen ons samen hoeder van het actieplan voor de aanpak van gewelddadig jihadisme. Om die reden heb ik het debat met de Kamer mede met hem gevoerd. Dat wil niet zeggen dat je het met alles eens hoeft te zijn. Je kunt bij het voorstel van het CDA om geweldsverheerlijking strafbaar te maken, ook vraagtekens plaatsen. De heer Heerma zal dat ook herkennen. Ik denk ook niet dat hij wil suggereren dat, als wij dat maar zouden verbieden, de problemen zouden zijn opgelost. Ik zie het veel meer als het zoeken van alle partijen naar effectieve maatregelen om radicalisering tegen te gaan en onze samenleving te beschermen. Alle partijen staan dan ook steeds voor de vraag: waarmee bescherm ik de rechtsstaat en waarmee dreig ik deze uit te hollen?

Bijna parallel aan dit debat vindt het debat over Veiligheid en Justitie plaats. De minister van Justitie heeft aangekondigd bereid te zijn te kijken naar bijvoorbeeld een reisverbod naar het gebied waar IS nu domineert. Die suggestie werd in dat debat gedaan. Wij moeten ervoor oppassen nu niet een kopie van dit debat te maken. Juist als minister voor Integratie zie ik het als mijn taak om heel streng te zijn op de grenzen van de rechtsstaat, om bij te dragen aan het helpen opvoeden van Nederlanders in die rechtsstaat en om steun te bieden aan diegenen die zich uitspreken tegen dit soort gewelddadig ideologieën. Alle onderdelen die daarover in het actieplan staan, beschouw ik als mijn taak en mijn verantwoordelijkheid. Overigens maak ik een en ander niet in mijn eentje waar. Ook gemeenten zijn daarbij belangrijk, want daar heeft men veel eerder zicht op processen van radicalisering en vaak ook beter zicht op wat nu een effectieve manier is om radicalisering tegen te gaan.

De voorzitter:
Ik wil benadrukken dat het debat over IS, jihadstrijders, enzovoorts ook gisteren uitvoerig is gevoerd. Wij gaan het debat over de begroting van Veiligheid en Justitie, dat tot twee uur 's nachts heeft geduurd, dus niet nog eens dunnetjes overdoen. Dat is even een opmerking vooraf.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Wij hebben hier een debat met de minister voor Integratie. Dit was een aanzienlijk deel van mijn inbreng. Ik heb mij zeer terughoudend opgesteld in alle interrupties tot aan dit blok. Het lijkt mij terecht dat wij met de minister voor Integratie wel degelijk deze discussie voeren.

Ik kom tot mijn vervolg op het antwoord van de minister. Als je het hebt over de uitgestoken hand, waarop de minister uitgebreid is ingegaan en op welk punt ik zijn ambities te mager vind — dat moge ook duidelijk zijn — is die harde hand ook mogelijk. Ik vind het toch lastig dat een minister voor Integratie zo gemakkelijk naar de minister van Justitie wijst als het gaat over de harde hand, over voorstellen die juist de rechtsstaat beschermen en die aangeven waar de grens ligt waar je niet overheen moet gaan, als het gaat over het verbieden van partijen die de sharia willen invoeren, maar ook als het gaat over het juist als minister van Integratie harder met je vuist op tafel slaan tegen landen als Marokko en Turkije die proberen hier invloed te houden. Dat hoort toch niet bij een andere minister; dat hoort toch bij de minister voor Integratie?

Minister Asscher:
Op dat laatste punt ben ik net ingegaan, in een interruptiedebat met mevrouw Karabulut. Dit was inderdaad ook een verzoek van de heer Heerma. Dus volgens mij is het hier wel degelijk besproken.

Op het eerste punt, zeker. Ik ben prima in staat en ook bereid om al onze maatregelen te verdedigen, of het nu gaat over de nationaliteitsmaatregel, de paspoortmaatregel, de reisbeperkingen, het ingrijpen van onze diensten. Daar ben ik zeker toe bereid. Sterker nog, ik doe dat ook regelmatig.

De vraag is of het dienstig is voor dit debat als ik daar het werk van Opstelten doe. Dat is niet afschuiven, dat doen we samen, maar het is wel zijn verantwoordelijkheid. Dit vindt plaats onder zijn verantwoordelijkheid door de Nctv, door de diensten, door de Nationale Politie. De vraag is of het dienstig is als ik dat hier doe, maar ik wil dat met liefde doen. Bijvoorbeeld over de nationaliteitsmaatregel zijn veel misverstanden. Is dat nu wel in overeenstemming met onze rechtsstaat? Het antwoord is: ja, het is in overeenstemming met onze rechtsstaat. Het is allang onderdeel van de Rijkswet op het Nederlanderschap dat je het Nederlanderschap kunt verliezen, niet door een besluit van de minister maar van rechtswege. Ik ben er dus een groot voorstander van dat we in die wetgeving mogelijk maken dat ook het deelnemen aan of het je laten trainen door een terroristische organisatie zoals ISIS reden kan zijn om je nationaliteit te verliezen. Dat helpt bij de bescherming van ons land, want je kunt dat koppelen aan het verklaren tot ongewenst vreemdeling. Waarmee je de samenleving beschermt en waarmee je bijvoorbeeld het inreizen in het Schengengebied kunt tegengaan. Nogmaals, daar ben ik graag toe bereid, maar het is een debat dat reeds plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. En ja, ik ben daar ten volle medeverantwoordelijk voor.

De voorzitter:
Ik wilde een opmerking maken, maar die slik ik in.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ik wil toch nog even terugkomen op het punt met betrekking tot de jihad, want ook ik heb daarover natuurlijk in mijn eerste termijn iets gezegd. Ik heb een vraag gesteld over burgemeester Aboutaleb. Hoe duidt de minister de uitlating van de burgemeester van Rotterdam, die stelt dat mensen die op jihad willen vooral moeten gaan en niet meer moeten terugkomen?

Minister Asscher:
Ik begrijp dat gevoel heel goed. Aboutaleb is ook zeer consistent, hij heeft al eerder, in 2004, gezegd: als het je hier niet bevalt met de rechtsstaat die jou beschermt, pak je biezen maar. In hetzelfde interview geeft Aboutaleb ook aan dat hij iemand heeft tegengehouden om uit te reizen en legt hij ook uit waarom dat belangrijk is. Dus zo zie je maar dat het ongelofelijk ingewikkeld is. Onze taak is hier vanuit het perspectief van onze veiligheid steeds af te wegen wat verstandig is. In dat verband denk ik dat het wel degelijk verstandig is om te voorkomen dat gezinnen uitreizen naar Syrië.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Hij zei namelijk nog iets anders in dat interview, hij gaf ook aan dat allerlei deradicaliseringstrajecten, het proberen de mindset van die mensen te veranderen, niet gaan werken. Dat is natuurlijk een fundamenteel verschil met datgene wat het kabinet hier doet. Mijn vraag is daarom hoe het kabinet die uitspraak duidt. Dit is nogal een groot verschil met wat wij nu zien. Als dat daadwerkelijk zo is, kunt u dan niet beter gewoon stoppen met al die deradicaliseringsprojecten?

Minister Asscher:
Aboutaleb wijst er terecht op dat er niet een eenvoudige verklaring te geven is voor radicaliseringsprocessen, dat het om laagopgeleiden maar ook om hoogopgeleiden gaat, mensen zonder werk maar ook mensen met werk. Dus een al te eenvoudige sociaaleconomische verklaring gaat het niet doen. Hij geeft ook aan dat als mensen eenmaal heel ver heen zijn, het ongelofelijk moeilijk is om ze dan weer terug te halen. Maar er zijn natuurlijk wel fases daarvoor. We hebben wel degelijk gezien dat mensen spijt krijgen, ervan terugdeinzen, tegengehouden zijn en ervan afzien. Het lijkt mij ook een taak voor ons allemaal om op zoek te gaan naar de meest effectieve manieren om te voorkomen dat mensen sympathie koesteren voor dit soort bewegingen, om te voorkomen dat ze radicaliseren en om als ze in een radicaliseringsproces zitten dat proces te stoppen. Aboutaleb heeft helemaal gelijk, mensen die we daar van die beelden zien, zijn echt ver heen. Ik geloof ook niet dat iemand beweert dat er een makkelijk wasprogramma voor is in de machine en dat het dan weer over is en het weer normale burgers zijn. We moeten dat voor zijn, we moeten voorkomen dat ze die kant op gaan, we moeten voorkomen dat ze zo doorgedraaid raken in deze ideologie.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Wat dan als het gaat om mensen die in Nederland verkeren en dit soort dingen al doen? Denk bijvoorbeeld aan een Mohammed B. Die is niet afgereisd maar hier geradicaliseerd. Hij heeft hier een walgelijke daad verricht. Wat wilt u daarmee doen?

Minister Asscher:
Die zit in de gevangenis en daar zit hij goed.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dat snap ik, maar als het gaat om deradicaliseringstrajecten, zegt u net: als mensen al zo ver zijn. Dit soort mensen zijn dus ook onder ons. Zij zijn in Nederland. Dat heeft niet per definitie te maken met het afreizen naar jihadgebieden.

Minister Asscher:
Mensen die dit soort plannen uitvoeren of beramen, horen in de gevangenis. Dat lijkt mij de passende plek.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dat snap ik, maar het ging mij meer om het traject dat daaraan voorafgaat. De minister gaf net aan deze mensen te willen deradicaliseren. Er zijn ook mensen hier die al ver geradicaliseerd zijn, zonder dat ze zijn afgereisd naar die gebieden. Het gaat me om die groep. Wat doet de minister daarmee? Natuurlijk zet je ze vast als ze wat doen. Van ons mag je ze ook denaturaliseren en uitzetten. Dat is een verschil met het kabinet. Wat doet de minister met de groep die op dit moment radicaliseert in Nederland zonder af te reizen naar Syrië of Irak?

Minister Asscher:
Dat hangt ervan af. Als zij het strafrecht overtreden, biedt dat een variëteit aan mogelijkheden om in te grijpen. Dat zie je ook regelmatig gebeuren. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Als ze de wet en het strafrecht niet overtreden maar er wel reden is tot grote zorg, zijn er allerlei manieren om te proberen te voorkomen dat ze de wet overtreden. Daarnaast hebben we de taak om ze op het rechte pad te houden voordat ze in een zo ver geradicaliseerde fase zijn.

De voorzitter:
De heer Van Weyenberg heeft een heel korte vraag, heb ik begrepen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, voorzitter. We kregen het feitenrelaas over de totstandkoming van het Motivaction-rapport van de minister. Ik dank hem ervoor dat het zo snel kwam. Uit het feitenrelaas blijkt dat het ministerie al drie weken op de hoogte was van dat rapport, eerst in concept en later definitief. Dat was voor mij een verrassing. Eén zin in het rapport vind ik omineus en ik wil graag vragen wat daarmee wordt bedoeld. Dat is: op dinsdag 11 november is het volledige rapport gepubliceerd door FORUM in overleg met SZW. De aanleiding voor mijn vraag is dat ik wil weten of het ministerie heeft meegestuurd op het verschijningsmoment. Ik krijg graag een toelichting op het zinnetje dat er is gepubliceerd door FORUM in overleg met SZW.

Minister Asscher:
Ik heb FORUM laten weten dat ik het op prijs zou stellen als het voor het algemeen overleg zou komen, zodat de Kamer er kennis van kon nemen. Ik heb ook aangegeven dat ik het liever na die maandag zou hebben. Dat was een van emoties vervulde dag. Te voorzien was dat het veel publiciteit zou trekken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Oké, dus de minister heeft FORUM verzocht om een specifieke publicatiedatum en FORUM heeft daarin bewilligd. Dan begrijp ik het dus goed.

Minister Asscher:
Zeker.

De voorzitter:
Gaat u verder met het laatste onderwerp, minister.

Minister Asscher:
Ja, het blokje "overige onderwerpen". Ik ben bijna aan het eind van het verhaal, maar ik was de heer Heerma nog een antwoord schuldig op zijn vraag over de Fraudewet en het rapport van de Nationale ombudsman. Ik ben in afwachting van dat rapport. De Ombudsman heeft mij gemeld dat het begin december komt. Ik moet daarbij opmerken dat de Centrale Raad van Beroep afgelopen maandag een eerste uitspraak heeft gedaan over het boeteregime onder de huidige Fraudewet. Volgens hem is het overgangsrecht strijdig met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en is het boeteregime disproportioneel. Gezien de inhoud van die vrij vergaande uitspraak wil ik bekijken wat de consequenties ervan zijn voor zowel wet als uitvoeringspraktijk. Het is ook goed mogelijk dat de Ombudsman deze uitspraak van jongstleden maandag alsnog bij zijn rapportage zal betrekken. Zodra ik daarover meer duidelijkheid heb, zal ik de Kamer informeren over de eerste duiding van de uitspraak en de rapportage van de Ombudsman. Indien mogelijk — ik streef daarnaar maar het is niet 100% zeker — doe ik dat voor het algemeen overleg van 17 december. Het zijn verstrekkende gevolgen.

De voorzitter:
Is de minister klaar met het antwoord op dit punt?

Minister Asscher:
Ja.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Heerma.

De heer Pieter Heerma (CDA):
We hebben volgens mij al heel lang discussie met elkaar over de Fraudewet en over de vraag of de Fraudewet via het bestuursrecht niet tot disproportionele boetes leidt voor gewone mensen die een vergissing begaan. Begrijp ik dat de minister hier aangeeft dat de uitspraak die is gedaan, zou kunnen impliceren dat deze wet inderdaad leidt tot disproportioneel hoge boetes en dat hij op basis van deze uitspraken en het nog te verschijnen rapport van de Ombudsman serieus overweegt om de wet aan te passen?

Minister Asscher:
Ja. Ik heb in mijn vorige brief aangegeven een aantal dingen te doen binnen de wet en met eventuele wijzigingen van de wet te wachten op het rapport van de Ombudsman. Als je deze uitspraak kort zou samenvatten, geeft zij de heer Heerma gelijk op dit punt. Ik moet haar nog goed duiden en interpreteren. Dat zou inderdaad kunnen leiden tot de noodzaak om aanpassingen in de wet aan te brengen. Ik ga de uitspraak bestuderen en probeer de Kamer voor het AO van de 17de een duiding toe te sturen.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat klinkt alsof er beweging gaat komen in een dossier dat al heel lang loopt. Ik heb al eerder aangegeven dat ik over geen enkel onderwerp zo veel klachten en bijna onuitlegbare verhalen krijg als over de manier waarop het boeteregime soms uitpakt. Gaat de uitspraak waar de minister aan refereert, ook in op de term "verwijtbaarheid"? De persoon moet maar bewijzen dat het minder verwijtbaar is. Wordt dat meegenomen in de brief die er voor het algemeen overleg gaat komen? Heeft de uitspraak ook betrekking op boetes die zijn uitgedeeld in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen en de ketenaansprakelijkheid die daarin zit? Dat onderdeel komt ook vaak langs.

Minister Asscher:
Ik moet mij nu baseren op wat ik heb gelezen in een eerste melding van die uitspraak. Een van de elementen die ik durf te noemen, is dat de Centrale Raad van Beroep het als problematisch beschouwt dat je een vrij fikse boete kunt krijgen zonder dat er opzet bewezen wordt. Dat raakt aan de verwijtbaarheidsdiscussie waar de heer Heerma het over heeft. Het lijkt mij voor de kwaliteit van het debat het beste als ik gewoon de specialisten hier rustig naar laat kijken en de Kamer vervolgens informeer. Dit punt komt dus aan de orde. Ik moet een antwoord over de Wav schuldig blijven. Daar wil ik nu niet over improviseren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit is het blokje "overig" en ik heb een vraag in die categorie. Die vraag betreft de regionale werkgelegenheid. Ik heb de minister gevraagd of hij een top wil organiseren. De minister geeft aan dat die top vorig jaar al is gehouden. Hoe kan het dan dat ik alleen maar instemmende reacties uit de grensregio's kreeg? Kennelijk weet men niet dat die top er destijds is geweest. De mensen blijken helemaal niets te merken van de uitkomst van een dergelijke top. Mijn concrete vraag is: hoe gaat deze minister er nou voor zorgen dat die werkgelegenheid over de grens heen nou eindelijk wel eens een keer echt tot stand komt en dat al die belemmeringen nou echt een keer worden weggenomen?

Minister Asscher:
Ik geef toe dat er sprake is van een schril contrast. Ik hoor buitengewoon enthousiaste verhalen over hoe het is geweest en over de resultaten die geboekt zijn. Dat past niet bij het beeld dat mevrouw Schouten schetst. Het is primair een taak van de minister van Economische Zaken, die zich dit ook heeft aangetrokken. Hij probeert daarin het initiatief te nemen en heeft contact gezocht met verschillende Duitse deelstaten. Er is een speciale top met Duitsland geweest waarin dit element aan de orde is geweest. Ik ben bereid om aan collega Kamp te vragen om nog eens even te reflecteren op het beeld dat mevrouw Schouten hier schetst: nooit van gehoord, er is niks verbeterd. Het lijkt mij goed om die verantwoordelijkheid bij hem te laten, want het gaat al gauw over heel andere aspecten dat de nationale regulering van de arbeidsmarkt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb dit ook al vele malen bij de minister van Economische Zaken aan de orde gesteld. Sterker nog, ik heb vele moties ingediend om te bereiken dat er wat gaat gebeuren. Ik wend mij nu tot deze minister, omdat ik mijn hoop wat meer op hem vestig. Het gaat namelijk om keiharde werkgelegenheid. Dat moet deze minister aanspreken. Bij Enschede is aan de ene kant van de grens de werkloosheid hoog. Aan de andere kant, 10 kilometer verderop, is er werk. Er zijn allerlei belemmeringen, bijvoorbeeld bij diploma's en in het kader van de sociale zekerheid, maar het wordt gewoon niet opgelost. Minister, wij zijn hier al zo lang mee bezig. Ik vraag de minister om juist in het kader van de werkgelegenheid, waar hij de eerstverantwoordelijke voor is, zelf een stuk regie te nemen en bijvoorbeeld een experimenteerruimte toe te staan, waarin die gemeentes over de grens heen met elkaar kunnen bekijken hoe zij die barrières kunnen gaan slechten. Is de minister daartoe bereid?

Minister Asscher:
Mevrouw Schouten heeft helemaal gelijk dat ook socialezekerheidsaspecten hierbij een rol spelen. Ik was twee geleden in Groningen en heb daar bij het UWV gekeken hoe men daar omgaat met regionale werkgelegenheidsproblemen, bijvoorbeeld na de sluiting van Aldel. Ik heb ook gevraagd in hoeverre er over de grens wordt gewerkt. Er is namelijk veel werkgelegenheid net over de grens. Een van de belemmeringen daar is het heel andere pensioenstelsel, waardoor mensen veel zorgen hebben over hun pensioenopbouw als zij over de grens gaan werken. Dat los je niet eenvoudig met een pilot op. Er zijn een aantal dingen die ik niet wil. Ik wil niet de indruk wekken dat ik het beter zou kunnen of weten dan collega Kamp. Die staat echt zijn mannetje en het is geen onwil van hem. Hij werkt er ook hard aan. Die top is er niet voor niets gekomen. Wat ik wel wil doen, is aanbieden om met hem te kijken of er meer mogelijk is en of er meer belemmeringen weggenomen kunnen worden. Dan blijft de regie wel degelijk bij Kamp liggen. Ik ga zelf een actievere rol spelen door aan te bieden daarbij te helpen en de Kamer daar vervolgens over te informeren. Dat zou ik wel willen proberen.

Het klinkt misschien of dit niet van harte gaat, maar dat gaat het wel. Het was gewoon even zoeken naar de goede formulering.

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Schouten heel blij kijken. Ik hoor haar "een beetje blij" roepen.

Voordat ik de staatssecretaris het woord geef, schors ik de vergadering een paar minuten.

De vergadering wordt van 13.00 uur tot 13.03 uur geschorst.

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ook ik wil de leden van uw Kamer heel hartelijk bedanken voor hun inbreng in eerste termijn. Ik zal mijn beantwoording op hoofdthema's doen, in drie blokken. Ik heb een aantal vragen natuurlijk al schriftelijk beantwoord. De hoofdthema's zijn de Participatiewet, de oudedagsvoorziening en de armoede en schulden.

Het zal u niet verbazen dat ook ik zeg dat in ons land iedereen meetelt. Laat ik daarover heel duidelijk zijn. Dan bedoel ik ook echt iedereen: jong en oud, arm en rijk, mensen met of zonder een beperking en mensen van ver of hier geboren. Iedereen hoort erbij en verdient een gelijke kans op werk en inkomen. Wij hebben goede sociale voorzieningen die beschikbaar moeten blijven voor mensen die het echt nodig hebben. Ik werk aan een pensioenstelsel dat niet alleen eerlijk is voor de gepensioneerden van vandaag, maar ook voor de ouderen van morgen.

Over de Participatiewet, die hier al menigmaal aan de orde is geweest, zou ik het volgende willen zeggen. Nog steeds staan veel mensen met arbeidsvermogen langs de kant, maar met de Participatiewet en de afspraken uit het sociaal akkoord over de 125.000 extra garantiebanen en de andere afspraken creëren wij nieuwe mogelijkheden voor deze mensen. Daardoor kunnen zij met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers werken. Dat is goed voor de mensen om wie het gaat en goed voor de samenleving. Jonge mensen met een beperking die nu van school komen, hebben dezelfde dromen en wensen als hun vrienden. Zij willen meedoen, bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat nog een brug te ver is door op een andere manier te participeren. Mensen met een arbeidsbeperking worden daarvan nog te vaak uitgesloten. De Participatiewet en de banenafspraak zorgen voor meer kansen voor deze mensen.

De voorzitter:
Ik zie dat er een vraag is. Bent u klaar met dit stuk?

Staatssecretaris Klijnsma:
Nee, het blokje is nog een halve pagina.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u dat eerst afmaakt.

Staatssecretaris Klijnsma:
Wij hebben de garantie van de werkgevers dat er in totaal 125.000 extra banen komen. Voor de mensen die naar die banen gaan, is er hulp beschikbaar in de vorm van aanpassingen op hun werkplek en een jobcoach om hen te helpen. Bovendien maken wij het voor werkgevers makkelijk om ze in dienst te nemen. Ik heb de Kamer al laten weten dat wij daarvoor een aantal instrumenten gaan synchroniseren, zoals bijvoorbeeld de no-riskpolis, de mobiliteitsbonus en de jobcoach.

Voorzitter, ik kijk even naar u voordat ik op de SW-sector inga.

De voorzitter:
U had nog een halve pagina, zei u net. Was u daar klaar mee?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik wil de SW-sector ook nog wel doen.

De voorzitter:
Ja, dat is prima.

Staatssecretaris Klijnsma:
Oké. De effectiviteit en de efficiency in de SW-sector vragen verbetering. De noodzaak is de afgelopen jaren door de sector breed onderkend. SW-bedrijven nemen maatregelen om de efficiency te verbeteren. Cedris ondersteunt met een uitgebreid programma de SW-bedrijven bij het nemen of voorbereiden van maatregelen die de effectiviteit en de efficiency van bedrijfsvoering en verdienmodellen optimaliseren. Voor het verslag: Cedris is de paraplu over alle SW-bedrijven. SW-bedrijven, met name die in regio's waar het percentage SW-dienstbetrekkingen hoger ligt dan gemiddeld, voeren daarmee een herstructurering door. Dat kan ook gevolgen hebben voor bijvoorbeeld staf en begeleidend personeel van de SW-bedrijven. De sector staat daarmee ontegenzeglijk voor een flinke opgave. De heer Kerstens vraagt om deze opgave door middel van maximaal 30 miljoen extra te faciliteren. Het kabinet is van oordeel dat de herstructurering in beginsel voldoende mogelijk is met de middelen voor de Participatiewet, de gekozen verdelingsparameters voor het I-deel en de participatiemiddelen en de financiële steun voor het ondersteuningsprogramma van Cedris voor de SW-sector. Ik laat het oordeel aan de Kamer of zij dat via de sectorplannen nog extra wil steunen.

De voorzitter:
Bent u klaar?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik wil ook nog wel ingaan op het amendement dat op dit punt is ingediend. Ik was van plan om helemaal aan het einde van mijn betoog op de amendementen in te gaan, maar ik vind het ook prima om het nu te doen. Er is door de SP-fractie een amendement ingediend. Mevrouw Karabulut heeft voorgesteld om een noodfonds WSW te vormen om extra plaatsen in de WSW te realiseren en hiervoor 253 miljoen te reserveren, te dekken uit meevallers uit de najaarsnota. Ik ontraad dit amendement. De gemeenten krijgen in 2015 voldoende middelen om voor het zittend bestand WSW zekerheid te bieden. Een noodfonds is om deze reden niet opportuun. Verder is de dekking van dit amendement ondeugdelijk, want volgens de begrotingsregels mogen meevallers niet worden aangewend voor beleidsintensiveringen. De dekking wordt bovendien gevonden op andere begrotingen dan die van SZW en in een ander jaar en schuiven tussen verschillende ontwerpbegrotingen zou bij de Algemene Financiële Beschouwingen of bij de behandeling van de najaarsnota moeten plaatsvinden, niet bij de behandeling van de begroting van SZW.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik adviseer de staatssecretaris allereerst om haar oren en ogen te openen en te kijken naar wat er aan de hand is. De Participatiewet had als bedoeling mensen een mooie, volwaardige plek in de samenleving te geven, maar pakt zo uit dat mensen juist baanloos raken, dat tijdelijke contracten niet worden verlengd, dat gemeenten geen beschut werk organiseren. Heel kort lees ik het volgende voor: "Nu we bijna aan het einde van het contract zijn, ziet het ernaar uit dat ik voorgoed thuis kom te zitten. Fysiek kan ik niet alles meer, maar toch wil ik graag nog deel uitmaken van de samenleving. Ik vind het jammer dat er voor mij in deze samenleving geen plaats meer is." Dit is de praktijk van heel veel mensen: voor mij in deze samenleving geen plaats meer. De staatssecretaris schiet een noodfonds af waarmee aan deze mensen een plek kan worden gegeven. Waar zouden de gemeenten en de sector zelf de cofinanciering uit moeten halen, het amendement van de heer Kerstens van die dertig miljoen? Is dat überhaupt mogelijk, aangezien de staatssecretaris het oordeel aan de Kamer laat?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb gehoord van de kant van de heer Kerstens dat hij die 30 miljoen wil vinden binnen de sectorplannen. Dan is het goed gebruik om te kijken naar cofinanciering. Daarbij wordt natuurlijk bij uitstek gekeken naar werkgevers. Op het punt van SW-bedrijven zijn de werkgevers de gemeenten. Het is echter ook mogelijk om te kijken naar de provinciale overheid of reguliere werkgevers. Er is dus een aantal kostendragers voor de cofinanciering van een sectorplan voor de SW-bedrijven.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik zou niet weten welke werkgever in een gebied als Oost-Groningen, zo noem ik maar even, nu geld over heeft om bij te dragen aan de cofinanciering. In Oost-Groningen gaan gemeenten bijna failliet. In Oost-Groningen heeft de provincie het moeilijk. In Oost-Groningen worden honderden tijdelijke contracten van mensen met een arbeidsbeperking niet verlengd. Dat is waar de staatssecretaris verantwoordelijk voor is. Ik roep de staatssecretaris nogmaals op om dat noodfonds van ons te overwegen. Zij kan wel zeggen dat het technisch niet mogelijk is en daarvoor allerlei ingewikkelde termen gebruiken, maar als zij daadwerkelijk wil dat mensen een plek krijgen, dan zorgt zij ervoor dat die middelen er komen. Anders laat de staatssecretaris mensen met een arbeidsbeperking keihard barsten.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb alle gemeenten in Nederland, dus ook de gemeenten in Oost-Groningen, heel helder en inzichtelijk gemaakt dat als zij contracten voor bepaalde tijd voor SW-medewerkers niet verlengen, zij niet alleen een dief zijn van hun eigen portemonnee, maar dat het ook voor de mensen die het betreft heel beroerd is omdat zij dan naar huis worden gestuurd. Ik denk dat ik veel voorbeelden kan aandragen van gemeenten die juist door deze informatie ertoe zijn overgegaan om de contracten voor bepaalde tijd om te zetten in contracten voor onbepaalde tijd. Dat ten eerste.

Ten tweede. Wat die cofinanciering betreft, kunnen gemeenten heel goed instappen. Hiermee kunnen zij extra middelen genereren vanuit de sectorplannen om hun SW-bedrijven nieuwe stijl te kunnen borgen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Nu zegt de staatssecretaris het weer. Waar moeten gemeenten in Oost-Groningen die miljarden aan bezuinigingen op het terrein van werk, inkomen en zorg moeten opvangen, geld vandaan halen om die blanco cheque van de heer Kerstens te dekken? Dat is totaal irreëel. Als wij constateren dat er meevallers in de najaarsbegroting zijn, kan de staatssecretaris toch voor een keer een sociale keuze maken om deze gemeenten en vooral deze mensen vooruit te helpen?

Staatssecretaris Klijnsma:
Voor de regio's die hier aan snee zijn, zijn zowel binnen het i-deel als binnen het participatiedeel van de Participatiewet de verdeelmaatstaven zo ingericht dat juist deze zwakke regio's veel meer middelen krijgen dan voorheen, ten koste van de wat sterkere arbeidsmarktregio's in ons land. Daar kan geen misverstand over bestaan. Voor de helderheid, niet voor niets is de commissie-Van Zijl aan de slag in Oost-Groningen om heel nauwgezet te bekijken wat daar specifiek aan de orde is.

Gemeenten kunnen de middelen uit het p-deel en het i-deel natuurlijk ook benutten om de zaak stevig te herstructureren. Mocht dit initiatief door de Kamer worden overgenomen, dan lijkt het mij wijs dat gemeenten bekijken hoe die cofinanciering verder aan de vork gestoken kan worden.

De voorzitter:
Ik stel dat u verdergaat met de beantwoording van de vragen.

Staatssecretaris Klijnsma:
Prima, voorzitter. Dan kom ik bij de oudedagsvoorziening.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wilde nog even reageren op het voorgaande blokje over de SW. Ik heb gevraagd naar de indicaties en het hele circus dat wij weer aan het optuigen zijn. Ik zeg dat een beetje cynisch, maar ik vind het echt pijnlijk dat wij geld dat voor de doelgroep kan worden gebruikt alleen maar in indicaties gaan steken. Er zijn al zoveel indicaties gesteld op deze doelgroep. Waarom moeten gemeenten €800 tot €1.000 betalen voor een indicatie bij het UWV, terwijl wij dat geld kunnen gebruiken om de doelgroep te plaatsen? Kan de staatssecretaris hier nu echt niets aan doen?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb mevrouw Schouten in eerste termijn goed verstaan. Dat brengt mij ertoe om de middelen die wij in de algemene uitkering van het Gemeentefonds hebben gestort voor deze indicaties, 18 miljoen op jaarbasis, nog een keer goed te bekijken in nauwe samenspraak met de VNG en het UWV, opdat de synchronisatie van de indicatiestelling zo goed mogelijk gestalte krijgt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik vraag mij even af wat er nu concreet wordt gezegd. Wat betekent "nog een keer te bezien"? Komt er meer geld, gaan wij de indicaties synchroniseren of hoeven ze die bijdrage straks niet meer te betalen? Kan de staatssecretaris concreter aangeven wat zij daarmee bedoelt?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik bedoel daarmee dat wij de middelen die beschikbaar zijn voor het indiceren, 18 miljoen op jaarbasis, en die nu door gemeenten worden ingezet om dat indiceren in te kopen bij het UWV, nog een keer samen met de VNG en het UWV goed bekijken: hoe kun je voor de mensen die het betreft die middelen zo efficiënt en effectief mogelijk aanwenden voor het indiceren? Ik heb mevrouw Schouten natuurlijk ook verstaan in de zin van de drie decentralisaties waaraan zij in haar eerste termijn heeft gerefereerd. Ik vind het heel belangrijk dat wij gemeenten zo goed mogelijk in staat stellen — collega Van Rijn en ik doen dat ook — om aan die beroemde keukentafel dat indiceren zoveel mogelijk te synchroniseren. Gaande de rit moet dat ook betracht worden, maar first things first. Ik wil het indiceren door het UWV nog een keer heel goed bekijken en kom dan daarmee terug naar de Kamer.

Dan kom ik bij de oudedagsvoorziening. We hebben een goed en stevig pensioenstelsel, waar we trots op mogen zijn. Om dat zo te houden, moeten we ons stelsel blijven onderhouden. Natuurlijk begint dat met de AOW. Dat is onze eerste pijler. De tweede pijler is hier al menigmaal aan snee gekomen. Door de crisis kunnen veel fondsen niet indexeren of moesten ze zelfs de pensioenen korten. Per 1 januari 2015 komen er, als ook de Eerste Kamer ermee instemt, nieuwe pensioenregels. Die gaan ervoor zorgen dat gepensioneerden in slechte tijden niet meer onaangenaam verrast worden door plotsklapse forse kortingen op hun pensioen. Tegelijkertijd kunnen ook jongeren rekenen op een goed pensioen, omdat fondsen pas mogen indexeren als er voldoende geld in de pensioenpotten zit. Deze nieuwe regels zijn het noodzakelijk onderhoud voor de borging van het huidige stelsel.

Het huidige stelsel heeft ons ver gebracht, maar de wereld van nu is niet die van 50 jaar geleden. Ik hoef alleen maar te wijzen op de sterk veranderde arbeidspatronen. Mensen wisselen sneller van werkgever of werken als zzp'er. Bovendien stijgt de levensverwachting. Ik heb in dit kader de SER gevraagd om een advies over de toekomst van de pensioenen. Tegen die achtergrond ben ik De Nationale Pensioendialoog gestart. In deze dialoog komen ook nadrukkelijk de elementen terug die door mevrouw Vermeij zijn genoemd: de collectiviteit, de verplichtstelling en het tegen het licht houden van de doorsneepremie. Ik wil hier nog niet op vooruitlopen. Begin volgend jaar, op 19 januari, is er een afsluitende bijeenkomst van de pensioendialoog en voor de zomer van volgend jaar zal de Kamer van het kabinet een hoofdlijnennotitie ontvangen, waarin opties worden geschetst voor een toekomstige ontwikkeling van het stelsel.

Mijn derde en laatste blok gaat over het armoedebeleid en de schulden. Heel belangrijk is dat in Nederland iedereen meetelt, zeker ook kinderen. Dat geldt ook voor kinderen die opgroeien in gezinnen waar weinig geld is. Zij verdienen ook, net zoals alle andere kinderen, een goede start in ons land. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken voor de bestrijding van armoede en schuldenproblematiek, oplopend tot 100 miljoen euro per jaar. Het tegengaan van armoedeproblematiek onder kinderen heeft hierbij prioriteit. Zo heeft het kabinet geld beschikbaar gesteld aan het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de stichting Leergeld.

Het kabinet heeft ook een subsidieregeling van 4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor projecten van maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor armoede- en schuldenproblematiek. Dit jaar zijn dat onder meer projecten van de Vereniging van Nederlandse Voedselbanken, Resto VanHarte en de Stichting Urgente Noden. Ook stelt het kabinet, zoals in het regeerakkoord is afgesproken, jaarlijks 5 miljoen euro beschikbaar voor Sportimpuls Jeugd in lage inkomensbuurten. Hiermee krijgen meer kinderen uit gezinnen met een laag inkomen de kans om te sporten. Tot slot hebben veel gemeenten aangegeven de extra middelen die zij ontvangen, oplopend tot 90 miljoen per jaar, met name in te gaan zetten voor armoedebestrijding onder kinderen.

Tegen de heer Kerstens kan ik verder zeggen dat inmiddels blijkt dat bijna een op de acht gemeenten een kindpakket heeft geïntroduceerd en dat dit aantal in de komende periode nog verder zal toenemen. Diverse gemeenten hebben aangegeven in de komende periode kindpakketten te introduceren. Naast die pakketten zetten gemeenten ook andere instrumenten in om armoede onder kinderen te bestrijden, want zij werken vaak samen met gemeentelijke fondsen voor kinderen om te stimuleren dat kinderen in armoede kunnen deelnemen aan sport of culturele activiteiten.

De heer Kerstens vroeg ook of het kabinet met de financiële sector in gesprek wil gaan om aandacht te vragen voor mededogen bij echtscheiding of overlijden. Mensen kunnen door allerlei omstandigheden in ernstige financiële problemen komen. Om deze financiële problemen te kunnen oplossen is het belangrijk om met schuldeisers in gesprek te gaan en te proberen om afspraken te maken. Mensen kunnen dat zelf proberen, maar ze kunnen zich ook tot de gemeentelijke schuldhulpverlening wenden. Partijen uit de financiële sector kunnen een grote schuldeiser zijn, bijvoorbeeld als het gaat om persoonlijke leningen of hypotheken. Daarom is het goed dat er nu bereidheid bij de financiële sector is en dat die in de afgelopen jaren ook is toegenomen om actief mee te denken over oplossingen als mensen hun verplichtingen niet meer kunnen nakomen.

De Nederlandse Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, de NVVK, is met deze partijen uit de financiële sector in gesprek. Een belangrijk resultaat is het door de NVVK met subsidie van mijn ministerie uitgevoerde project "Schakel!". Dat initiatief maakt het voor gemeentelijke schuldhulpverleners gemakkelijker om in een vroeg stadium contact op te nemen met hypotheekverstrekkers en te bespreken wat in specifieke situaties mogelijk is om mensen zo lang mogelijk in hun huis te laten wonen. Ik zal mij ervoor inzetten dat alle partijen op dit project aangesloten blijven. In het vervolg op Schakel! heeft de NVVK het initiatief genomen om tot een brede aanpak van eigenhuisbezitters met schulden te komen. Zij heeft mij daar recentelijk, twee weken geleden, een rapport over aangeboden. Ik buig mij nu over dit onderzoek en ik zal de Kamer in kennis stellen van hoe ik daarmee verder wil.

De preventie van armoede en problematische schulden is natuurlijk ook essentieel. De Kamer heeft daar ook op gewezen. Gemeenten kunnen door dreigende schuldensituaties vroegtijdig te signaleren, mensen eerder de helpende hand bieden. Dan kunnen ze samen kijken welke oplossingen er mogelijk zijn. Dat is essentieel, zoals ik al zei. Preventief beleid door gemeenten maar ook door andere partijen blijft net zoals in 2014 een speerpunt van het beleid. We moeten ook, echt binnen de context van de drie decentralisaties, dit blijven stimuleren.

Uit de praktijk ontvang ik signalen dat mensen onterecht onder het bestaansminimum terechtkomen. Dat leidt dan tot het ontstaan van nieuwe schulden. Dat moet veranderen. Het kabinet heeft dat ook al aangegeven in zijn reactie op het rapport Paritas Passé. Mevrouw Schouten vroeg hoe het staat met de uitvoering van de aanbevelingen van Paritas Passé. De realisatie van deze maatregelen is in gang gezet en is op onderdelen ook al in een vergevorderd stadium. Het beslagregister is op korte termijn operationeel voor gerechtsdeurwaarders, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is in een vergevorderd stadium met de voorbereiding van het wetsvoorstel inzake de modernisering van het beslagverbod, en de rijksincassovisie bevindt zich in een afrondende fase.

De kabinetsbrede aanpak van het schuldenbeleid is noodzakelijk. Dat hebben we ook gedeeld. Ik heb daarom ook met mijn collega-bewindslieden om de tafel gezeten, recentelijk weer in september. Het kabinet maakt daar vaart mee, want er moeten nu gewoon concrete stappen komen. Die komen er ook. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik in december daar een brief over stuur, waarin ik die stappen concreet aangeef. We kunnen namelijk niet voorbijgaan aan de complexiteit van het geheel. Maatregelen van het schuldenbeleid raken vrijwel alle departementen en hangen met elkaar samen. Daarom trekken we als betrokken bewindspersonen ook nauw gezamenlijk op. In december wil ik de Kamer dus graag daarvan op de hoogte stellen.

De voorzitter:
Was u klaar met uw bijdrage?

Staatssecretaris Klijnsma:
Het is fijn om deze nog even af te kunnen maken.

Ik wil mede namens de minister van Economische Zaken, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de brief sturen. We gaan die nu in de ministerraad behandelen. In die brief zal ik ook helder maken wat de stand van zaken rond de inrichting en de verbreding van het landelijk beslagregister nu precies is.

De voorzitter:
Was u nu echt klaar?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ja.

De voorzitter:
Mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
In september ging de staatssecretaris om tafel met de bewindslieden en in december krijgen we pas een brief. Het is een beetje tekenend voor het dossier, dat al zo lang sleept. Ik ben benieuwd naar wat er in de brief zal staan. Ik hoor de staatssecretaris bijvoorbeeld een element, een cruciaal element, niet noemen. Wanneer gaat de overheid nu zelf aanhaken op het beslagregister? Wanneer gaat de overheid er zelf voor zorgen dat zij niet door al die schuldtrajecten heen gaat walsen, dat zij niet zelf degene is die ervoor zorgt dat mensen nog verder in de problemen komen? Wij zijn, helaas, een van de grootste schuldeisers bij veel mensen. Dan moeten we ons dat toch aantrekken, voordat we het andere bedrijven gaan opleggen?

Staatssecretaris Klijnsma:
Het is ook niet voor niets dat ik met mijn collega-bewindspersonen aan tafel heb gezeten en blijf zitten. Interdepartementaal wordt er nu ook veel steviger samengewerkt dan ooit, omdat de collega van V en J en de collega van Financiën — de staatssecretaris van Financiën, die de Belastingdienst onder zijn hoede heeft — natuurlijk bij uitstek degenen zijn waar mevrouw Schouten terecht aan refereert. Ook van hen moet dus echt een dikke stap voorwaarts komen als het gaat om de schuldhulpverlening rond de gevallen die hier aan snee zijn. Daarom hecht ik er ook zo aan om dit integraal in de ministerraad te behandelen en om dit ook eerst in de ministerraad goed af te stemmen, voordat ik de Kamer hierover informeer. Ik vind het heel terecht dat de Kamer daar niet alleen maar bij mij, maar bij de voltallige ministerraad, op hamert.

De voorzitter:
Mevrouw Schouten, tot slot.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Kan de staatssecretaris dan misschien al een tipje van de sluier oplichten van de langverwachte brief? Zegt zij in ieder geval: ik ga het gewoon regelen en ervoor zorgen dat in de ministerraad alle neuzen dezelfde kant op wijzen? Dit is een cruciaal onderdeel. Kunnen we daar nu alvast wel van op aan?

Staatssecretaris Klijnsma:
De vereenvoudiging van de beslagvrije voet is bijvoorbeeld ook een heel wezenlijk punt. Het zijn allemaal zaken die ik echt in de boezem van de ministerraad op tafel heb gelegd. Ik wil echt dat de voltallige ministerraad, alle twintig bewindspersonen, dit belangrijk vinden, en niet alleen ik. Er zijn een aantal vooruitgeschoven posten, die ook in hun eigen wetgeving het een en ander moeten doen. Met die vooruitgeschoven posten heb ik een heel innig contact, mag ik wel zeggen — in overdrachtelijke zin dan, als ik zo vrij mag zijn — omdat ik ook op hun agenda's en in hun agenda's echt tijd en aandacht wil hebben voor dit punt.

Mevrouw Karabulut (SP):
Mij is duidelijk geworden hoeveel mensen, hoeveel bedrijven, hoeveel organisaties ongewild het slachtoffer zijn van een overheid die mensen in plaats van uit de schulden verder in de schulden en in de nesten werkt. Kunnen wij vanaf januari echt actie verwachten? Is de staatssecretaris dan bereid, of kan zij hier toezeggen, dat zij vanaf januari mensen echt vooruit gaat helpen op de volgende drie punten: het verrekenen van toeslagen en schulden met andere toeslagen, de boetes rond de Zorgverzekeringswet, die niet ingezet worden voor het afbetalen van de schulden maar daarboven komen, en de toegang tot de schuldverlening?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb niet voor niets gezegd dat ik in december de Kamer graag op de hoogte wil stellen van wat er uit de ministerraad voortvloeit. Daar horen dit soort zaken uiteraard bij. Ik hecht er echter aan om te beklemtonen dat er ook bedrijven zijn die hun medewerkers enorm goed helpen als die in de financiële sores terechtkomen, en dat er ook werkgevers zijn die voor hun werknemers trajecten helpen uitstippelen om weer uit de financiële problematiek te geraken. Het is dus echt niet zo dat bedrijven erop uit zijn om mensen alleen maar in de schulden te laten belanden.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik had het ook helemaal niet over bedrijven. Ik heb het over bedrijven die mij mailen en zeggen: alsjeblieft, zorg dat die overheid goed haar werk doet. Ik begrijp het, hoor. Ik wil best op die brief in december wachten, maar wij discussiëren al zo een beetje twee jaar over dit verhaal. De staatssecretaris kan het mij en de Kamer niet kwalijk nemen — en de bedrijven die inderdaad hun best doen maar tegengewerkt worden door de overheid, en de mensen zelf — dat wij nu echt ongeduldig zijn. Wij willen vanaf januari niet alleen maar brieven of monitors of dat soort zaken zien, maar concrete actie.

Staatssecretaris Klijnsma:
Volgens mij heb ik daar voldoende over gezegd, want we zijn enorm hard aan de slag.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering.

De vergadering wordt van 13.32 uur tot 14.02 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, hedenavond ook te stemmen over de aangehouden motie-Ouwehand (33750-A, nr. 79) en de aangehouden motie-Smaling (34000-J, nr. 12).

Voorts stel ik voor, dinsdag a.s. te stemmen over de moties zoals ingediend bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Media van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2015.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 33930, nr. 12; 24515, nr. 272 en 29383, nr. 222.

Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven van D66.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Er is al een tijd geleden een debat aangevraagd door GroenLinks over het energieakkoord. Er hebben hier al verschillende collega's gestaan die telkens hebben gevraagd om dat debat snel in te plannen. Daar was ook telkens steun voor. Gisteravond was er opnieuw aanleiding om dit opnieuw te doen. De Partij van de Arbeid vroeg toen om heropening van het WGO Energie op een punt waarvan wij van mening zijn dat dat ook prima gerelateerd zou kunnen worden aan dit debat. Ik zou dus willen verzoeken om dit debat nog voor het kerstreces in te plannen en hoop dat de collega's mij daarin willen steunen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Als dat een extra debat vandaag kan voorkomen over het WGO Energie, dan zal het CDA dat zeker steunen. Sowieso duurde het wel heel lang met dat debat. Wij zouden het dus erg graag voor het reces willen houden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wij steunden eerdere verzoeken van GroenLinks hiertoe. Gelet op de nieuwe feiten zullen wij ook dit verzoek, van D66, steunen.

De heer Leegte (VVD):
Volgens mij zijn er helemaal geen nieuwe feiten, maar het is verstandig om op tijd een debat te houden. Laten we dat in januari plannen. Dus ik geef geen steun om voor het kerstreces een debat over het energieakkoord te houden, maar ik ben er wel voor om het snel te doen, dus in januari.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat ik steun geef aan het inplannen van een debat dat ik al drie keer heb aangevraagd, lijkt mij vanzelfsprekend. Ik vond het een heel goede suggestie gisteren van de PVV en D66 om zo snel mogelijk een extra debat te houden om het WGO te voorkomen. Lukt dat niet meer voor het kerstreces, dan graag in de eerste, tweede week dat we weer aan de slag zijn.

De heer Albert de Vries (PvdA):
De Partij van de Arbeid ziet de koppeling tussen het verlengde WGO en het debat over het energieakkoord niet. Wij achten dat er een zelfstandig besluit over dat WGO nodig is. Wij denken echter dat het niet meer dit jaar kan, maar laten we dan afspreken dat het zo snel mogelijk in het nieuwe jaar op de agenda komt.

De voorzitter:
Wel steun voor het debat dus, maar niet voor het kerstreces, wel na 1 januari.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik vergat nog te zeggen dat ik dit verzoek ook mede namens de ChristenUnie doe. Ik hoor wat de collega's zeggen en ik ben blij dat ook de coalitiepartners zeggen dat het echt tijd is om dat debat in te plannen. Ik zou met u willen afspreken dat we dit in de eerste week na het kerstreces — ik zeg erbij: op een fatsoenlijk tijdstip — inplannen en dat we dan met elkaar eindelijk dit belangrijke debat kunnen gaan voeren.

De voorzitter:
Ik zal mijn best doen.

Het woord is aan de heer Omtzigt van het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Mijn eerste verzoek betreft de spoedige beantwoording van Kamervragen over een demonstratie die de Turkse Diyanet op 1 juni heeft georganiseerd in Almelo. Formeel betrof het een demonstratie tegen de Armeense genocide, maar daar zijn schandelijke leuzen geroepen. We hebben hier al meerdere keren gestaan om onze vragen spoedig beantwoord te krijgen. We kregen zelfs geen briefje waarin staat wat er wél aan de hand was. Ik wil die antwoorden echt voor maandag 12.00 uur hier zien, inclusief de antwoorden op de vragen aan de Turkse regering hoe en waarom zij dit zo georganiseerd heeft.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, u had nog een verzoek.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, voorzitter. In deze Kamer hebben we meerdere keren gedebatteerd over de lange arm van Ankara. De afgelopen dagen hebben we eerst een zeer heftig bericht met zeer duidelijke beschuldigingen van de Turkse regering aan de Nederlandse regering gezien. Dat bericht staat nog altijd online, en alleen in het Turks, niet eens in het Nederlands of het Engels. De minister van Buitenlandse Zaken zegt dat hij een goed gesprek gehad heeft waarbij iets teruggenomen is, terwijl de Turkse regering helemaal niets teruggenomen heeft en dat ook beweert tegen journalisten van RTL. Wij willen graag een verslag van wat er precies gezegd en teruggenomen is. Desnoods moet de minister van Buitenlandse Zaken daartoe wederom contact opnemen met zijn Turkse collega en helder het Nederlandse standpunt verwoorden. Nadat we het verslag hebben ontvangen met wat er allemaal gebeurd is, inclusief ambassadeurs en dergelijke die op het matje geroepen zijn bij elkaar, zouden wij graag willen dat het al lang geleden aangevraagde dertigledendebat over de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU — die is nu niet aan de orde, maar het debat erover wel — volgende week wordt ingepland. Voor die tijd willen we dus het verslag hebben.

De heer De Graaf (PVV):
Van harte steun voor dit verzoek.

De heer Van Bommel (SP):
De opheldering over wat er wel en niet is teruggenomen, wil de SP-fractie ook heel graag. Ik denk dat we die maar even moeten afwachten. Wat mij betreft kan die opheldering ook heel snel gegeven worden, omdat het gaat om gesprekken die al gevoerd zijn. Dan is er het verzoek voor het debat over de uitbreiding van de Europese Unie met Turkije. Er is gezegd dat de uitbreiding niet aan de orde is, maar dat we het debat wel kunnen voeren. Er staat op 10 december ook een debat over de uitbreiding gepland. Daar zouden we dit heel goed bij kunnen voegen. Zeker omdat de uitbreiding met Turkije niet aan de orde is, hoeven we daar ook niet heel snel over te debatteren. Misschien kunnen we dan wel meer tijd uittrekken voor dat debat.

De voorzitter:
Maar steunt u het verzoek van de heer Omtzigt?

De heer Van Bommel (SP):
Nee, we hoeven niet snel te debatteren over de uitbreiding met Turkije, die er niet komt.

Mevrouw Maij (PvdA):
Volgens mij heeft de minister gisteren aangegeven dat hij met zijn Turkse ambtgenoot heeft gesproken en dat hij dat binnenkort weer zal doen. Dat punt is dus al aan de orde. Het is wel goed om een brief te krijgen over wat er is besproken en wellicht over wat er in de nabije toekomst besproken zal worden. We hebben op 10 december een algemeen overleg over de uitbreiding. Dan kunnen we er goed over spreken. Dat is al snel, namelijk over anderhalve week. Het lijkt mij het beste dat we het daarbij betrekken en dat we er geen plenair debat over houden. Wel wil ik graag een brief krijgen over wat er precies is besproken.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor de brief. Het lijkt mij goed om die opheldering te hebben over wat er precies wel en niet afgesproken is en hoe zich dat verhoudt met wat de Turkse regering vervolgens zelf zegt tegen journalisten. Het debat kan wat ons betreft plaatsvinden bij het AO.

De heer Verheijen (VVD):
Gezien de recente berichten is het denk ik goed dat het gesprek wordt voortgezet tussen de beide ministers. Ik steun dan ook het verzoek om een brief over wat daarin besproken is. Het lijkt mij goed om het AO over de uitbreiding daarvoor te gebruiken, zoals de heer Van Bommel net al zei. Dat AO vindt op 10 december plaats. Ik geef dus geen steun voor een apart debat.

De heer Van Weyenberg (D66):
Steun voor beide verzoeken. Bij de begrotingsbehandeling Sociale Zaken hoor ik heel veel fracties zeggen dat ze willen weten wat de Turkse overheid doet richting de Nederlandse samenleving en politiek. Er leven heel veel vragen. Daarom steun voor de brief, maar zeker ook voor het debat.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor het verzoek van de heer Omtzigt.

De voorzitter:
Voor zowel de brief als het debat, begrijp ik?

De heer Klaver (GroenLinks):
Volgens mij dat was het verzoek. Steun daarvoor.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat geldt ook voor de Partij voor de Dieren.

De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, er is wel een meerderheid voor het vragen van een brief met opheldering, maar geen meerderheid voor het houden van een dertigledendebat volgende week. Ik begrijp dat er een algemeen overleg is gepland op 10 december. Daarbij zou dit punt betrokken worden.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank voor de steun voor een brief. Daar moet een duidelijk feitenrelaas in staan over wat er gebeurd is alsmede het gemeenschappelijke standpunt van zowel Turkije als Nederland, want nu communiceren ze volstrekt gescheiden. Wat het debat betreft, doe ik als Kamerlid het verzoek aan u als voorzitter om het spoedig in te plannen. Het is het tweede debat dat op de rol staat. Afgezien van het feit dat ik op 10 december niet hier kan zijn in verband met het Snowden-rapport in Straatsburg, vind ik het een ongelukkige keuze om het debat over de uitbreiding, dat gaat over onder meer Albanië, Servië en Montenegro, te belasten met een exclusief Nederlands-Turks debat. Dat debat gaat over zeven landen, waarvan Turkije er een is.

De voorzitter:
Wat betreft de eerdere opmerkingen over het plannen van debatten: ze staan op de lijst, en ik begrijp uw zorg dat het te lang duurt. Dat heeft echter te maken met de overvolle agenda. Wat betreft de brief stel ik voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, maar met het verzoek om ook deze brief uiterlijk maandag om 12.00 uur hier te hebben, en zo mogelijk eerder.

De heer Van Bommel (SP):
Voor de zuiverheid zeg ik toch nog het volgende. Daar waar het gaat over uitbreiding praten wij in de commissie voor Europese Zaken altijd over een hele trits aan landen en spreken we over de staat van het uitbreidingsproces, waaronder de onderhandelingen. Dat is op zich heel gewoon. Zaken die spelen in de relatie tussen Nederland en Turkije kunnen, voor zover ze nu nog niet bekend zijn, in de aanvullende brief terugkeren, maar zeker ook vandaag in het hele debat. Alle fracties kunnen dus vandaag al op hun wenken worden bediend.

De voorzitter:
Wat is uw voorstel?

De heer Van Bommel (SP):
Ik heb geen voorstel. Voor de zuiverheid scheid ik die zaken.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Omtzigt (CDA):
Een kleine reactie daarop, voorzitter. Vanmiddag hebben we die informatie nog niet. Er is alleen een tweede termijn in de begrotingsbehandeling met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het lijkt mij helder dat over dit punt, namelijk de grote diplomatieke rel die ontstaan is tussen Nederland en Turkije, op enige wijze een apart debat gevoerd moet worden. Dat is wat mijn partij voorstelt en desnoods volgende week gewoon opnieuw zal voorstellen. Daar is dit belangrijk genoeg voor.

De voorzitter:
Dank u wel. Ook dit deel van het stenogram zal ik doorgeleiden naar het kabinet. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015 (34000-XV).


Termijn inbreng

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. De minister wil spanningen in onze samenleving tegengaan en de tweedeling bestrijden. Dat kan ik alleen maar aanmoedigen en dat zal ik blijven doen. Ik begon mijn termijn echter al met de vraag: waar staat deze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu echt? Hij doet een aantal goede zaken, maar laat een aantal grote onderwerpen toch links liggen. De minister, zo is mij duidelijk geworden, toont geen enkele ambitie om de groeiende ongelijkheid in inkomens en vermogens op te pakken en te bestrijden. Hij erkent wel dat er een spanning is en hij zegt de tweedeling te willen bestrijden, maar hoe verhoudt zich dat tot zijn afwijzende of afzijdige woorden over het bestrijden van armoede en tweedeling?

Een steeds grotere groep mensen kan echt niet meer rondkomen. Dat is niet omdat zij niet willen en niet omdat zij niet hard genoeg werken, maar omdat zij gewoon niet krijgen wat zij eigenlijk verdienen. Het gaat om ouderen en kinderen in armoede, om steeds meer huishoudens met problematische schulden, om mensen die hun zorgverzekering niet meer kunnen betalen en om huren die de pan uit rijzen. En dan komt de staatssecretaris ook nog met haar plannen om arbeidsgehandicapten zogenaamd aan het werk te helpen, terwijl dat in de praktijk oplevert dat hun contracten niet meer worden verlengd. Hoe moet dat straks met toekomstige generaties?

De minister is goed bezig met de aanpak van schijnconstructies en met het voorkomen dat door arbeidsmigratie de arbeidsvoorwaarden en de lonen in Nederland gedrukt worden, maar de grootste schijnconstructie, die zijn staatssecretaris creëert, is werklozen in Nederland zonder loon en zonder cao onder het wettelijk minimumloon te laten werken in banen die voorheen werden bezet door gewoon betaalde krachten. Dat is pure verdringing. De minister kijkt daarvan weg of wijst naar zijn staatssecretaris. Ik vind dit teleurstellend, omdat ik het niet vind passen bij zijn woorden. Ik daag de minister dus uit om hier dan maar eerlijk te zeggen: mensen, ik heb goede bedoelingen en goede intenties en ik wil de werkloosheid bestrijden, maar ik zit nu eenmaal in een kabinet met de VVD en die wil keihard snoeien, waardoor het bloeien ons onmogelijk wordt gemaakt. Dan is hij dapper. Dan is hij eerlijk.

Ik heb een aantal moties. De eerste gaat over schulden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ruim 1 miljoen Nederlanders problematische schulden kennen, deze schuldenproblematiek in Nederland nog steeds toeneemt en grote sociale, maatschappelijke en economische gevolgen kent;

constaterende dat de overheid als schuldeiser met bijzondere mogelijkheden tot inhoudingen, verrekeningen, beslag en boetes een succesvolle gemeentelijke schuldhulpverlening te vaak in de weg staat;

verzoekt de regering om de beslagvrije voet actief toe te passen en openstaande schulden aan de overheid niet langer te verrekenen met andere toeslagen;

verzoekt de regering tevens om in het rijksincassobeleid primair in te zetten op het treffen van betalingsregelingen, en boetes altijd bij te laten dragen aan het aflossen van schulden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de partnertoeslag per 1 januari 2015 wordt afgeschaft;

constaterende dat hiermee in bijzondere omstandigheden AOW'ers in problemen kunnen komen doordat mogelijkheden dit zelfstandig te compenseren ontbreken;

verzoekt de regering, een hardheidsclausule te introduceren waarmee deze toeslag in stand blijft voor alle gevallen waar sprake is van mantelzorg voor de partner, van het ontbreken van echt zicht op werk vanwege gebrekkige opleiding, handicaps, gezondheid of andere bijzondere persoonlijke omstandigheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat werklozen met een arbeidsovereenkomst op zak die binnen drie maanden ingaat een sollicitatieplicht hebben;

verzoekt de regering, geen sollicitatieplicht op te leggen indien er aantoonbaar een arbeidsovereenkomst is getekend die binnen drie maanden ingaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar schatting 17.000 zzp'ers die in de periode tussen 2004 en 2008 zijn bevallen geen uitkering hebben ontvangen;

constaterende dat het VN-comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) de regering aanbeveelt om een regeling te treffen teneinde deze vrouwen schadeloos te stellen;

van mening dat het VN-Vrouwenverdrag van toepassing is op alle werkende vrouwen, ongeacht de contractvorm waarbinnen werkzaamheden worden verricht;

verzoekt de regering, een regeling te treffen teneinde deze vrouwen schadeloos te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid onder jongeren met een niet-westerse achtergrond bijna drie keer zo snel groeit als onder autochtone jongeren;

verzoekt de regering, een banenplan op te stellen voor jongeren met een niet-westerse achtergrond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34000-XV).

Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn laatste woorden gaan over tweedeling. Daarbij gaat het ten eerste om sociaal-economische tweedeling. Helaas moet ik constateren dat de verarmingspolitiek van dit kabinet bijdraagt aan de steeds verdergaande tweedeling. Ik heb de minister opgeroepen om zijn oude schoenen uit te trekken en over te stappen op nieuwe politiek. Hij weigert dat vooralsnog. We zullen de minister blijven bestoken met onze alternatieven voor investeringen in dat wat voor ons allemaal belangrijk is, zoals werk, inkomen en zorg.

Het tweede punt is de sociaal-culturele integratie en sociaal-culturele tweedeling. De minister heeft daar wijze woorden over gesproken. De minister zegt terecht dat we in dit land een Grondwet hebben op basis waarvan je niet mag discrimineren, op basis waarvan iedereen mag en kan zijn wie hij wil zijn, ongeacht bijvoorbeeld zijn achtergrond, sekse of geloof. Dat is onze rechtsstaat. Die rechtsstaat hebben we inderdaad met zijn allen hoog te houden. Daar hoort ook bij dat alle kinderen in dit land een gelijkwaardige positie hebben, die we met zijn allen behoren te beschermen. Ik ben blij dat de minister zich dat realiseert. Ik ben ook blij dat deze minister van integratie benoemt dat het op heel veel plekken ontzettend goed gaat. Of we nou een migrantenachtergrond hebben of niet, we leven samen, we werken samen en we gaan samen naar school. Er zijn mensen op belangrijke posities. Ook Turks-Nederlandse jongeren doen het ontzettend goed. Ze studeren meer dan voorheen. Ze zijn geïntegreerd.

Maar er zijn ook knelpunten. Het is ook onze verantwoordelijkheid om die knelpunten te benoemen. Na decennia, zou ik bijna willen zeggen, op een spoor te hebben gezeten waarin mensen geen onderdeel uitmaken van dit land, op een spoor waarin integreren mogelijk gemaakt zou moeten worden met behoud van identiteit door het faciliteren en zelfs subsidiëren van internaten en allerlei toestanden die bijdragen aan segregatie, zie ik nu een koerswijziging. Die koerswijziging heeft de minister bevestigd door te zeggen: ja, ik ga in gesprek met die organisaties en met de Turkse ambassadeur om het te hebben over die ongewenste beïnvloeding. Een gesprek om duidelijk te maken dat Turkse Nederlanders — maar dat geldt evenzeer voor Marokkaanse Nederlanders — onze medelanders, onze burgers zijn. Ze horen bij ons. Leer loslaten. Willen we een samenleving volledig mogelijk maken, dan moeten we dit soort obstakels uit de weg ruimen. Ook al is het laat, maar beter laat dan nooit. Het zou heel goed zijn als ook de landen van herkomst van deze burgers zich dit realiseren en dit uitspreken.

Dat gezegd hebbende, wil ik hier ook benadrukken dat we natuurlijk ook een eigen verantwoordelijkheid hebben en dat de minister ook in de spiegel mag kijken. Wanneer we dit zeggen, moeten we er ook van uitgaan en er samen voor zorgen dat de randvoorwaarden om daadwerkelijk te kunnen samenleven, er zijn. Op dat punt stelt de minister me teleur. Hij zegt dat hij alles onder controle heeft en dat hij weet waar hij mee bezig is. Hij zegt dat hij een integratiebeleid heeft. Ik merk daar heel weinig van, in ieder geval op een aantal cruciale punten, zoals werk. We constateren dat de werkloosheid onder jongeren gigantisch is, en zeker onder jongeren met een migrantenachtergrond. De plannen van het kabinet leiden alleen maar tot meer werkloosheid. Mijn verzoek aan de minister is om daar speciale aandacht voor te hebben. Ga daarmee aan de slag.

Mijn tweede punt gaat over samenleven. Ontmoeting is daarbij cruciaal en noodzakelijk. Ik heb zo veel ouders gesproken die in buurten en wijken wonen waar ze geen enkele autochtone Nederlander tegenkomen, van wie de kinderen slechter Nederlands spreken dan zijzelf. Maar zij willen dit niet. Zij willen gelijke kansen. Aan die segregatie, de zwarte en witte scholen, de zwarte en witte buurten, daaraan doet dit kabinet niks! Sterker nog, met alle sociaaleconomische plannen van dit kabinet zal dit beeld van tweedeling alleen maar sterker worden. Ik roep de minister op om in januari, in het nieuwe jaar, met echt concrete plannen te komen, waarvan ook het bestrijden van radicalisering en fundamentalisme onderdeel uitmaakt. Ik roep de minister op om die oude structuren te laten voor wat ze zijn. Kijk naar de individuen. Ons land zit vol met talent, met mensen die progressieve waarden en gewone mensenrechten verdedigen. Doe daar zaken mee. Ga naar die buurten en wijken.

Mijn laatste punt gaat over meisjes die gedwongen worden uitgehuwelijkt en/of zijn achtergelaten. Een aantal weken geleden had ik een voorbeeld van een meisje dat had aangeklopt bij een Nederlandse ambassade in het buitenland, maar simpelweg werd weggestuurd. Ik heb hier nu weer een voorbeeld. Dat gaat over een meisje dat op een vakantie in Sudan is achtergelaten en vervolgens is uitgehuwelijkt. Dit meisje wil hulp van de Nederlandse ambassade. Dit is ons Nederlands meisje dat haar vrijheid wil en niet wordt geholpen. Mijn vraag aan de minister, die voor vrijheid staat, is: gaat u dit probleem nu ook oplossen?

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter. Om te beginnen wil ik de beide bewindspersonen en hun ambtenaren danken voor de beantwoording van de vragen. Ze hebben heel veel vragen beantwoord bij de begrotingsbehandeling, ze hebben heel veel vragen beantwoord bij het begrotingsonderzoek en ze hebben ook vannacht nog heel veel vragen beantwoord. Ik wil de minister ook bedanken voor zijn reactie op de voorstellen en ideeën van de VVD. De minister zei dat instituties moeten meeademen met ontwikkelingen. Dat zijn, volgens mij en de VVD, heel verstandige woorden. Het gaat om het aanpassingsvermogen van de Nederlandse arbeidsmarkt, van onze bedrijven en van de economie. Als die goed draaien, is dat goed voor de werkgelegenheid en goed voor de mensen, want het levert banen op. Als je daar niet tijdig genoeg over nadenkt, keert de wal het schip. Het is ook verstandig dat de minister na wil blijven denken, ook na het sociaal akkoord. Het gaat de VVD, de Partij van de Arbeid en de bewindspersonen om banen, denk ik. Dat is wat ons bindt. Het is ook goed om te spreken over flexibiliteit, want dat is natuurlijk een lastig onderwerp. Mensen hebben namelijk een natuurlijke behoefte aan zekerheid. Dus als die arbeidsmarkt flexibiliseert, moeten we daarover nadenken, over de nieuwe zekerheiden. Want je gaat van een leven met één baan naar een leven vol banen. Daar hoort bij dat je weerbaar bent, dat je zekerheid kunt krijgen op het gebied van scholing. Er worden straks twee moties ingediend door collega's om die scholing nog eens aan te zetten. De VVD heeft die medeondertekend.

We moeten dus nadenken. De polder stelt dan toch wel weer een beetje teleur. Nu zit ik niet de hele dag te twitteren, maar als de FNV twittert "een nieuwe fundamentele discussie over verhouding tussen vast en flex, nu niet gepast", dan denk ik: je lost het probleem niet op door er niet over te praten. Dan sta je als vakbond met je rug naar banen. Ik constateer dat met spijt. Dat is gewoon jammer.

Over de cao's hebben we eerder met de minister gesproken. Als je het hebt over contractvrijheid, wat zeg je dan tegen mensen die willen werken, maar daarin worden beperkt door cao's? Die mensen zitten niet aan de cao-tafels waar die afspraken worden gemaakt. Dan zeg ik: goed dat die partijen die afspraken in de cao maken, goed voor zichzelf en hun leden zorgen, maar de VVD komt op voor alle mensen die willen werken. Daarom zal ik dat initiatiefvoorstel gaan indienen. Ik houd natuurlijk rekening met wat de minister heeft gezegd: letten op contractvrijheid en internationale regels. Daar gaan we natuurlijk op letten. Dan komen we hier ongetwijfeld weer terug.

Dank ook voor de toezegging van de minister over de Wet werk en zekerheid. Hij wil niet alleen de vinger aan de pols houden, maar ook ingrijpen.

Tot slot zijn wij benieuwd naar de samenhangende visie van de minister op de arbeidsmarkt. Eigenlijk heeft hij al toegezegd die te zullen geven. Hij noemde al een aantal onderzoeken. Als die klaar zijn, verwachten wij die visie. Wij rekenen erop dat hij dan rekening houdt met de trends die wij hebben geschetst: globalisering, robotisering en flexibilisering; en dat hij die ook ziet als een gegeven, waarbij de vraag is hoe daarmee om moet worden gegaan. Daar gaat het de VVD om. Er is wel werk. Dat moeten we omzetten in banen. Daar hebben mensen profijt van. Voor alle duidelijkheid: het is en-en: én vaste contracten én flexibele contracten. Ze kunnen prima naast elkaar bestaan.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Voorzitter. Ten eerste dank ik de minister, de staatssecretaris en de ambtenaren voor hun antwoorden en de discussie die we hier open hebben gevoerd. Het ging immers toch om het feit dat in geen ander land zo veel risico op het bordje van de werkgever ligt en over wat we daar met elkaar aan kunnen doen, nu en in de toekomst. Werkgevers betalen twaalf jaar lang voor hun werknemers en voormalig werknemers, twee jaar bij ziekte en tien jaar bij arbeidsongeschiktheid. Dat kost hen zo'n 25 miljard per jaar. Werkgevers betalen in Nederland altijd voor het inkomen van hun werknemers, ook als zij niet kunnen werken door een oorzaak buiten het werk.

Ik dank de minister voor de toezegging over een aanvulling op het onderzoek naar verkorting van de loondoorbetaling bij ziekte van twee naar één jaar. Ik hoor graag hoe hij dit aanvullend onderzoek gaat inrichten. De VVD wil graag nog wat aanbevelingen voor de vraagstelling doen. Met arbodiensten vinden wij dat de re-integratie bij ziekte efficiënter kan. De eindejaarsevaluatie, de evaluatie na een jaar, kan naar een half jaar. Dat zou een eerste stap zijn, zodat mensen sneller aan het werk kunnen bij een andere werkgever als dit bij de eigen werkgever niet lukt. Ik zie graag dat de minister deze aanbevelingen uit het veld bij dit onderzoek betrekt, zodat de lasten voor werkgevers omlaag kunnen. Daar is het ons allemaal om te doen. Zo krijgen we meer banen.

Verder zijn we het met de minister eens over de drempels van werkgevers tussen vast en flexwerk. Dat is winst. Als alle lasten voor ziekte en arbeidsongeschiktheid van vaste krachten en flexwerkers, ook de lasten die ontstaan door wat werknemers buiten het werk doen, bij de werkgevers worden neergelegd, kun je het probleem van die 25 miljard euro aan ziekte- en arbeidsongeschiktheidskosten niet aanpakken. Dan zal er geen werk worden aangeboden door werkgevers. Daarom vinden we de toezegging van de minister in het debat positief dat onderzoek naar risque social en risque professionel uit het verleden door hem van een appreciatie wordt voorzien. De vraag is wanneer we deze brief kunnen verwachten. Ik stel voor: ruim een maand voor het volgende overleg arbeidsongeschiktheid. Graag ontvang ik een reactie.

Ten aanzien van de export werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten, de WGA, stelt de schriftelijke beantwoording ons helaas teleur. De VVD vindt dat als je met WW niet in het buitenland kunt verblijven, je dat ook niet met een arbeidsongeschiktheidsuitkering moet kunnen. Je bent gedeeltelijk arbeidsongeschikt, je moet re-integreren en je moet weer terug naar werk. Dat kan alleen in Nederland. Het is anders ook niet te controleren of je aan je verplichtingen voldoet. Daarom dienen we de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen die arbeidsongeschikt zijn, de plicht hebben te werken aan hun re-integratie zodra ze dat kunnen;

overwegende dat uitkeringsgerechtigden in de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA) niet blijvend arbeidsongeschikt zijn en dat zij voor het gedeelte dat zij kunnen werken, verplicht zijn te solliciteren;

constaterende dat WGA-gerechtigden nu naar het buitenland kunnen verhuizen met hun uitkering, waardoor niet goed te controleren is of ze aan hun verplichtingen voldoen;

overwegende dat voormalig werkgevers betalen voor de WGA-uitkering en hierdoor hun lasten soms onterecht zien oplopen;

overwegende dat van WW-ontvangers ook verwacht wordt dat zij voor de Nederlandse arbeidsmarkt beschikbaar blijven;

verzoekt de regering, in beeld te brengen hoe de export van de WGA-uitkering naar het buitenland onmogelijk kan worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schut-Welkzijn en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34000-XV).

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik wil beide bewindspersonen danken voor de beantwoording van alle vragen uit de eerste termijn. In mijn eerste termijn heb ik vragen gesteld over drie hoofdblokken: integratie, arbeidsmarkt en de positie van gezinnen. Ik zal op elk van deze drie terreinen zo een motie indienen, maar niet alvorens de minister expliciet te hebben bedankt voor het slot van zijn verhaal en voor wat hij zei over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ten aanzien van de fraudewet en de mogelijke disproportionaliteit van boetes voor mensen die een vergissing hebben begaan. Ik snap dat de minister hier niet meer heeft kunnen zeggen dan hij heeft gezegd, maar ik kijk met belangstelling uit naar de brief die nog komt voor het algemeen overleg van 17 december. Ik ben heel optimistisch gestemd op basis van wat de minister hier heeft gezegd in een discussie die al heel lang loopt.

Ten aanzien van integratie heb ik in mijn eerste termijn aangegeven dat dit een uitgestoken hand vereist naar iedereen die wil meedoen en een positieve bijdrage wil leveren. Maar ik heb ook gesproken over een harde hand in het handhaven van de grenzen van onze democratische rechtsstaat tegenover mensen die hierheen komen om de boel te verstieren. In dat kader heb ik ook voorgesteld partijen om partijen te verbieden die de sharia hier willen invoeren. Ik dien dan ook de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in een weerbare democratie geen ruimte is voor groeperingen die de democratische rechtsorde misbruiken om deze rechtsorde omver te werpen en af te schaffen;

overwegende dat hiervan sprake is wanneer groeperingen de sharia zouden bepleiten;

overwegende dat ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt dat de sharia inherent strijdig is met het EVRM;

verzoekt de regering, voorstellen te doen om groeperingen wier doelstellingen onvermijdelijk leiden tot het terzijde schuiven van onze democratische rechtsorde te kunnen verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma, Dijkgraaf en Azmani. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34000-XV).

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ten aanzien van de arbeidsmarkt is de minister uitgebreid ingegaan op de wetten die zijn aangenomen en op het risico dat de kloof op de arbeidsmarkt tussen vast en flex wel degelijk tot problemen gaat leiden. Juist als het gaat over de ketenbepaling heeft hij aangegeven, conform de behandeling van de wet, te blijven monitoren of dat tot negatieve gevolgen gaat leiden. Wij zullen de minister daarbij scherp volgen en als sprake blijkt te zijn van negatieve gevolgen, zullen wij hem ook aansporen daar eerder op te handelen dan pas op het moment van evaluatie, in 2017.

Wat betreft de sectorplannen, die door de minister niet-klassieke banenplannen worden genoemd, heb ik samen met collega Van Weyenberg van D66 vragen gesteld met betrekking tot de Algemene Rekenkamer. De minister heeft aangegeven dat de Rekenkamer een en ander gaat doen en dat in overleg zal worden getreden over wat men precies gaat doen. Ik dien nu een motie in die toeziet op een tussentijdse evaluatie van de Rekenkamer. Wellicht is men dat al van plan, maar de motie is er om in ieder geval de wens van de Kamer uit te spreken dat dit zal gebeuren, ook als de Rekenkamer dat niet van mening is.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er 600 miljoen euro wordt uitgegeven aan sectorplannen;

overwegende dat er twijfels bestaan over de effectiviteit van deze "niet klassieke" banenplannen;

overwegende dat het van belang is om de effectiviteit van de plannen ook tussentijds te toetsen door een onafhankelijke derde, zodat een vinger aan de pols wordt gehouden of het geld aan de plannen rechtmatig en doelmatig is uitgegeven;

verzoekt de regering,

  • het aanleveren van informatie over de effecten van de plannen toe te voegen aan de subsidievoorwaarden voor de derde tranche sectorplannen;

de Algemene Rekenkamer te verzoeken, de plannen ook tussentijds op hun effectiviteit te onderzoeken en de resultaten daarvan te rapporteren aan de Kamer in de loop van 2015,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34000-XV).

De heer Pieter Heerma (CDA):
Tijdens het deel van mijn betoog in eerste termijn namens het CDA dat ging over gezinnen heb ik geschetst dat in de 24-uurseconomie die wij zijn de druk op gezinnen voor de opvoeding enorm hoog is en dat de vraag tegenwoordig minder is of werk nog wel met zorg te combineren is, maar ook of zorg nog wel met arbeid te combineren is. Ik heb verder geschetst dat de inzet en de ondersteuning vanuit de overheid vooral gericht is op maximale arbeidsparticipatie en juist wat minder op die mogelijkheden om zorg met arbeid te combineren. Daarover dien ik graag de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezinnen in de huidige 24-uurseconomie steeds meer onder druk komen te staan;

overwegende dat het overheidsbeleid zich meer richt op maximale arbeidsparticipatie en minder op het goed kunnen combineren van arbeid en de zorg voor kinderen;

van oordeel dat meer nadruk moet komen te liggen op de ondersteuning van gezinnen en het combineren van arbeid en zorg, onder meer door het verhogen van kindregelingen;

overwegende dat deze voorziening kan worden betaald door de grote belastingvoordelen voor tweeverdieners via de inkomensafhankelijke combinatiekorting te schrappen;

verzoekt de regering, hiertoe voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma, Schouten en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34000-XV).

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Voorzitter. De afgelopen twee dagen hebben wij een inhoudelijk debat gehad, een debat dat over werk ging, over goed en fatsoenlijk werk, maar ook over meer dan werk. Het ging er ook over hoe wij het in dit land samen doen. Op dat laatste punt, door mevrouw Karabulut de "sociaalculturele integratie" genoemd, wil ik haar bijvallen in de woorden die zij sprak over de bijdrage van onze minister van Sociale Zaken. De minister heeft duidelijke, wijze en mooie woorden gesproken.

In mijn eerste termijn sprak ik over het tegengaan en het bestrijden van het wij/zij-gevoel langs lijnen van afkomst, langs lijnen van religie.

Ik voel mij meer gemotiveerd dan ooit om dit te doen, dagelijks in ons werk hier en ook daarbuiten. Onze waarden moeten centraal komen te staan, onze gedeelde waarden vrijheid, tolerantie, emancipatie, vooruitgang en rechtvaardigheid. Ik blijf op zoek naar sterke, verbindende krachten en ik vind ze elke dag weer.

Ik wil de bewindslieden danken voor hun antwoorden, en uiteraard ook de ambtenaren voor al het werk dat zij hebben verzet. Ik wil nog een paar punten aanstippen.

Allereerst de onzekerheid en de werkloosheid. Die is nog te hoog, ondanks het feit dat we nu zes maanden op rij een dalende trend zien. Dat is mooi, maar we hebben ons oog te houden op die groepen die daar nog te weinig van profiteren. We zien onder andere onder migrantenjongeren dat die werkloosheid veel te hoog is en te hoog blijft. Daarom dien ik mede namens mijn collega Van Weyenberg de volgende motie in, in het licht van het aflopende jeugdwerkloosheidsambassadeursplan en de nieuwe focus voor het nieuwe jaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de jeugdwerkloosheid met ruim 14% nog steeds te hoog is;

overwegende dat de werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond ruim twee keer zo hoog is;

constaterende dat forse bedragen zijn uitgetrokken en veel goede maatregelen zijn genomen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken;

overwegende dat meer gedaan kan worden om kwetsbare jongeren, zoals migrantenjongeren, te helpen hun weg naar de arbeidsmarkt te vinden, ook nu de economie voorzichtig aantrekt;

verzoekt de regering,

  • een aanvullende aanpak van de jeugdwerkloosheid op te stellen, daarbij te kijken naar het meer gestructureerd aanleren van arbeidsmarktvaardigheden in het middelbaar beroepsonderwijs en werk te maken van een intensieve samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs in de 35 arbeidsmarktregio's;
  • te bezien of en, zo ja, op welke wijze School Ex 2.0 kan worden voortgezet;

een specifieke rapportage op te stellen over de uitwerking van deze aanvullende aanpak voor de begroting 2016,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34000-XV).

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Voorzitter. We hebben uitgebreid gesproken over de verbindingen tussen vast en flex, hoog- en laagopgeleid, jong en oud en allochtoon en autochtoon. We hebben ook uitgebreid gesproken over zzp'ers en over de lasten en risico's voor werkgevers en werknemers. Er komt eigenlijk een ongelooflijk mooi inhoudelijk jaar aan, met een zogenaamd interdepartementaal beleidsonderzoek, een studie over loondoorbetaling bij ziekte en een stevig debat dat wij nog gaan voeren over de fiscale agenda en over de vraag of het ons lukt om arbeid in dit land goedkoper te maken, zodat meer mensen een baan krijgen en gewoon aan het werk kunnen. Wij zien uit naar die discussie. Wij zien ook uit naar de combinatie die dit moet opleveren en naar de visie van de minister van Sociale Zaken daarop. Mijn collega Mulder van de VVD vroeg hier ook al naar.

We hebben ook een emancipatieagenda geagendeerd, die door een van mijn collega's wordt verwoord in wat ik maar een gezinsmotie noem. Mijn collega van GroenLinks en ik vliegen het wat anders aan. Het gaat dan over de kinderopvang in relatie tot zzp'ers en flexwerkers. Er is een hoop verbeterd, maar er zou nog meer kunnen. Als je de ene maand meer uren werkt en de andere maand minder uren, kan dat leiden tot een enorme administratieve rompslomp. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toegankelijkheid van kinderopvang voor zzp'ers en flexwerkers is verbeterd, doordat kinderopvanginstellingen tegenwoordig flexibele contracten aanbieden;

overwegende dat flexwerkers en zzp'ers onregelmatige arbeidspatronen kennen;

overwegende dat de kinderopvangtoeslag uitgaat van regelmatige arbeidspatronen;

overwegende dat de toegankelijkheid van de kinderopvang op dit punt verbetering behoeft;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van de nieuwe financieringsregeling voor de kinderopvang de toegankelijkheid voor zzp'ers en flexwerkers op dit punt te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34000-XV).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Deze motie vraagt om iets waarnaar redelijk wat mensen verlangen, namelijk dat er wat meer flexibiliteit komt. De grootste bottleneck zit misschien nog wel bij de Belastingdienst, die niet flexibel is rondom de kinderopvangtoeslag. Wil mevrouw Vermeij dat punt dan ook aanpakken?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
We hebben daar het ei van Columbus nog niet voor gevonden. Dat weet mevrouw Schouten ook; dat hebben we in de debatten steeds gewisseld. Ik vraag nu om te bekijken of de nieuwe financieringsregeling voor zzp'ers en flexwerkers eenvoudiger kan worden gemaakt en om de administratieve rompslomp te verminderen. Bekeken moet worden of deze groep een constant aanbod kan worden gedaan, wat achteraf verrekend kan worden met de uren. De precieze uitwerking leg ik bij de regering, omdat het heel ingewikkeld is. Ik zoek dus naar een oplossing. Met deze motie roep ik de regering daartoe op.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is ook goed, denk ik. Nogmaals, misschien zou het helpen als mevrouw Vermeij bij de interpretatie van de motie aangeeft dat het niet alleen een probleem is van de kinderopvang, maar ook gewoon een probleem van de regels bij de Belastingdienst. Dat gaat over onszelf, maar tevens over het kabinet, dat daarnaar moet kijken.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ja. Daarom staat in de motie het woord "financieringsregeling", want die heeft er ook mee te maken. Het gaat mij er vooral om, het voor de flexwerkers en de zzp'ers eenvoudiger te maken en de administratieve rompslomp te verminderen. Misschien zou dat kunnen door aanvullende regels, maar ik leg het echt terug bij het kabinet om er goed naar te kijken en met een voorstel te komen bij de nieuwe financieringsregeling.

De heer Van Weyenberg (D66):
Als ik het goed begrijp, is de kinderopvangtoeslag die we nu kennen of de opvolger daarvan ook onderdeel van het verzoek van mevrouw Vermeij. Er moet dus ook worden gekeken naar de belemmeringen die deze oplevert voor flexwerkers. Heb ik het zo goed begrepen?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Het gaat mij erom — dat heb ik heel expliciet en heel precies in de motie verwoord — dat flexwerkers en zzp'ers heel vaak te maken hebben met onregelmatige uren en onregelmatige maanden. Het zou voor hen een enorme oplossing zijn om een wat constanter aanbod te krijgen en achteraf te bekijken wat er werkelijk gebeurd is. Ik zoek daarvoor naar een oplossing in de nieuwe financieringsregeling. Ik heb die oplossing zelf nog niet. Ik vraag aan de regering om dat uit te zoeken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat begrijp ik. Die zoektocht heb ik ook, maar dan is het antwoord op mijn vraag toch gewoon ja? Ook de toeslag en de opvolger daarvan is daar onderdeel van. Ik begrijp niet waarom mevrouw Vermeij niet gewoon ja zegt.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ik snapte uw vraag niet, want ik heb gevraagd om een financieringsregeling die het voor hen makkelijker en beter moet maken. De regering komt daarmee.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Tot slot. Wij hebben uitgebreid gesproken over de aansluiting van onderwijs op arbeidsmarkt. Het onderwerp kwam al aan de orde in mijn motie over de jeugdwerkloosheid. Wij hebben gesproken over scholing en over wat deze tijd van ons allemaal vraagt. Of je nu laag- of hoogopgeleid bent, met de technologische ontwikkelingen moet je jezelf steeds opnieuw hervinden en herpakken. Je moet steeds bekijken of je klaar bent voor een volgende baan, voor een andere sector. Het is in dat kader goed om ook over de grens te kijken. Wij weten dat er in Scandinavië uitstekende voorbeelden zijn te vinden van manieren om een leven lang leren vorm te geven. Daarom stel ik de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een leven lang leren bijdraagt aan een goede inzetbaarheid;

overwegende dat een goede inzetbaarheid van werknemers werkloosheid kan voorkomen of de duur ervan kan bekorten;

constaterende dat in Scandinavië bedrijven en werknemers inzichtelijk maken wat de scholingsgraad en brede inzetbaarheid van werknemers is;

overwegende dat hiermee de brede inzetbaarheid van het personeelsbestand goed inzichtelijk wordt gemaakt;

overwegende dat hiermee ook de scholingsbehoefte per werknemer inzichtelijk wordt;

verzoekt de regering om een onderzoek te verrichten naar de Scandinavische werkwijze, inclusief de afspraken over scholing in cao's, zoals in Zweden, en de Kamer te informeren over de resultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij en Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34000-XV).

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Ook ik begin met mijn dank uit te spreken aan de staatssecretaris, de minister en hun ambtenaren voor de beantwoording van de vele vragen die door mijn collega's en mij zijn gesteld. Ik heb gisteren aangegeven dat een tweedeling op de arbeidsmarkt tussen degenen die meedoen en zij die aan de kant staan, dus de geluksvogels en de pechvogels die de baantjes aan elkaar moeten rijgen om thuis de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, voor de Partij van de Arbeid onaanvaardbaar is. Datzelfde geldt wanneer flexibiliteit een ander woord wordt voor zo goedkoop mogelijk uit willen zijn over de rug van werknemers. Dat is onaanvaardbaar voor de Partij van de Arbeid en onhoudbaar voor onze samenleving.

Het is goed om te horen dat zowel de minister als de staatssecretaris en daarmee het kabinet daar ook een grens trekt. Wij kijken niet de andere kant op om zo het spreekwoordelijke water naar het even spreekwoordelijke laagste putje te laten stromen, of door van alle mensen die nog wel enige zekerheid hebben, die zekerheid af te pakken onder het motto "even slecht is ook gelijk", of door de boel op zijn beloop te laten in het geloof dat alles dan vanzelf goed komt of in de hoop dat dat niet zo is. De bewindslieden willen ingrijpen daar waar dat nodig is, normerend en sturend optreden en handhaven. Dat heeft het kabinet in relatie tot de arbeidsmarkt de afgelopen twee jaar laten zien. Het is goed om te horen dat het die lijn zal doortrekken.

Het is goed om van de minister te horen dat de Wet aanpak schijnconstructies, waar de Partij van de Arbeid zo op heeft aangedrongen, nu snel naar de Kamer komt, zodat uitbuiting van vaak buitenlandse werknemers, oneerlijke concurrentie ten opzichte van werkgevers die zich wel aan de regels houden, en verdringing van Nederlandse werknemers steviger kunnen worden aangepakt.

Het is goed dat de minister in zijn schriftelijke beantwoording aangeeft dat het door mij eerder gevraagde onderzoek naar eenzelfde soort ketenaansprakelijkheid als bij de Wet aanpak schijnconstructies, ook voor gezond en veilig werken over een paar maanden naar de Kamer komt.

Het is goed om van de minister te horen dat hij ook in Brussel een tandje bijzet om te zorgen dat gelijk werk ook gelijk wordt beloond, zodat niet langer voor de Nederlandse bouwvakker of vrachtwagenchauffeur geldt: voor jou twee Polen, drie Bulgaren of vier Roemenen. Ik ben ervan overtuigd dat in Brussel het ijzer langzamerhand heet genoeg is geworden om het te smeden en dus voortgang op dit belangrijke dossier te boeken.

Het is goed om van de minister te horen dat hij scherp is op allerlei nieuwe, hippe concepten. Niet omdat er iets tegen hip zijn op zich is, wel als het gaat om de mogelijke schaduwkanten daarvan voor werknemers. Het is goed om te horen dat hij bereid is om daar dieper in te duiken en om bijvoorbeeld over Uber of Helpling met de Kamer in overleg te gaan. Bij dat overleg kunnen we dan wat mij betreft gelijk de nog de door de minister te beantwoorden schriftelijke vragen die ik hem heb gesteld over schoonmaakdienst Helpling, betrekken.

Het is daarnaast ook goed om van de minister nog eens de bevestiging te krijgen dat het kabinet voortgaat op de weg om het werkgevers mogelijk te maken mensen aan zich te binden en hen zo meer perspectief te bieden door de weg naar een belastingherziening, waarbij de lasten op arbeid lager worden, zeker ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt, verder af te lopen. Het kabinet doet dat ook door te studeren op een andere manier van loondoorbetaling bij ziekte.

Het is, kortom, goed dat onze bewindslieden op Sociale Zaken en Werkgelegenheid het mede als hun taak, als de taak van het kabinet, zien om de tweededeling waarover ik het had, tegen te gaan. Ze zeggen dat ingrijpen daar soms voor nodig is, dat het kabinet dat ook niet schuwt en dat het niet het motto is dat even slecht ook gelijk is. We zijn er immers om het leven van mensen beter te maken. Om ze daartoe wat aan te sporen, heb ik twee moties voorbereid.

De eerste motie dien ik mede in namens de collega's Potters, Schouten, Van Weyenberg en Dijkgraaf.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de op 1 januari 2015 in werking tredende Participatiewet bedrijven in de sociale werkvoorziening kansen biedt om de opgedane kennis en ervaring inzake de bemiddeling en plaatsing van mensen met een SW-indicatie breder in te zetten;

overwegende dat bedrijven in de sociale werkvoorziening daartoe in aanloop naar genoemde wet hebben ingezet op verbetering van hun effectiviteit en efficiency;

overwegende dat bedrijven in de sociale werkvoorziening — en dit geldt in versterkte mate voor regio's waar het percentage SW-dienstbetrekkingen hoger ligt dan gemiddeld — daarmee een aanzienlijke herstructurering als mensontwikkelbedrijf doorvoeren;

constaterende dat de Tweede Kamer eerder aandacht heeft gevraagd voor regionale verschillen, hetgeen onder meer heeft geleid tot herschikking van middelen in het kader van de verdeelmodellen behorend bij de Participatiewet;

van mening dat het wenselijk is het herstructureringsproces te faciliteren in die regio's waar het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt groot is in vergelijking tot de opnamecapaciteit van bedrijfsleven en overheid in het kader van de realisatie van de bij het sociaal akkoord vorig jaar overeengekomen garantiebanen;

verzoekt de regering, binnen de middelen van de Regeling cofinanciering sectorplannen 30 miljoen euro toe te wijzen overeenkomstig de WSW-verdeelmaatstaf opdat regio's met meer mensen in de sociale werkvoorziening ook voor meer middelen in aanmerking komen voor cofinanciering van overeen te komen plannen in het kader van de herstructurering van bedrijven in de sociale werkvoorziening passend bij hun positie in de Participatiewet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens, Potters, Schouten, Van Weyenberg en Dijkgraaf.

Zij krijgt nr. 27 (34000-XV).

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter, de tweede motie is een stuk korter!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het een moeilijke stap kan zijn om na het verlies van een dierbare de draad weer op te pakken;

van mening dat gemeenten de ruimte moeten hebben om de begeleiding en eventuele re-integratie van mensen die met een dergelijk verlies geconfronteerd zijn, zodanig in te richten dat er ruimte is voor verliesverwerking;

verzoekt de regering, een pilot mogelijk te maken en ambtelijk te ondersteunen, waarbij betrokkenen vanuit de gemeente een aanbod als bovenbedoeld krijgen om samen met en mede door lotgenoten te worden begeleid (onder andere in de zoektocht naar werk), en de Tweede Kamer over de uitkomst van de pilot te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34000-XV).

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit af met twee korte opmerkingen.

Net als de heer Heerma ben ook ik tevreden met het stapje dat de minister vandaag lijkt te gaan zetten in de richting van de aanpassing van de Fraudewet. Net als andere partijen heeft de Partij van de Arbeid erop gewezen dat deze wet onvoorziene gevolgen heeft en dat het goed zou zijn om eens na te denken over de vraag of een aanpassing nodig is. De rechtspraak lijkt die kant op te wijzen en we hebben al eerder aangegeven dat we ook graag het vervolgonderzoek van de Ombudsman hiernaar willen afwachten.

Mijn laatste opmerking is dat mevrouw Schouten mede namens mij een motie zal indienen om echt werk te maken van de kansen die werken over de grens biedt.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-westerse allochtonen oververtegenwoordigd zijn in de statistieken van voortijdige schooluitval, uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit;

verzoekt de regering, snel te beginnen met het stimuleren van vrijwillige remigratie van niet-westerse allochtonen, het uitzetten van criminelen met een dubbele nationaliteit, maar ook jihadisten met een enkele of dubbele nationaliteit, en de grenzen te sluiten voor immigranten uit islamitische landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat integratiebeleid al decennia niet blijkt te werken, aangezien er islamitische parallelle samenlevingen zijn ontstaan;

overwegende dat islamitische parallelle samenlevingen onze cultuur en democratische rechtsstaat, gebaseerd op Joods-christelijke en humanistische waarden, van binnenuit uithollen;

verzoekt de regering, te stoppen met het integratiebeleid en in te zetten op assimilatie van in Nederland aanwezige niet-westerse allochtonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34000-XV).

De heer De Graaf (PVV):
De laatste motie is heel kort.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alle moskeeën te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34000-XV).

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ik heb een vraag aan collega De Graaf over bestrijding van de jihad. Onlangs kwam de PVV met het idee om een antishariaverklaring te introduceren. Moslims zouden een verklaring moeten tekenen waarin zij de sharia afzweren. Tegelijk spreekt de PVV vaak over het concept taqqiya, de theorie dat moslims vanuit hun geloof zouden mogen liegen. Hoe verhouden die twee zaken zich tot elkaar? Hoe kun je aan de ene kant stellen dat mensen vanuit hun geloof waarschijnlijk gaan liegen, terwijl ze tegelijkertijd een verklaring moeten gaan ondertekenen? Wat is dat papiertje waard?

De heer De Graaf (PVV):
Als je er van tevoren al van uitgaat dat iedereen gaat liegen, kun je in dit land helemaal niets bereiken.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ja, maar mijn vraag is dus hoe u erbij komt om mensen die volgens het concept taqqiya gaan liegen, te vragen om een papiertje te ondertekenen. Is het voor de bestrijding van jihad niet veel verstandiger om te investeren in veiligheid, politie, defensie en inlichtingendiensten? Dat doet u niet, want daar bezuinigt u op.

De heer De Graaf (PVV):
Wij investeren in alle zaken die de heer Van Klaveren noemt. Wij hebben als PVV nog veel meer oplossingen en dat weet hij heel goed. Ik zal niet zeggen dat wij in alles investeren; wij investeren in een aantal zaken wel en in een aantal zaken niet. Maar nogmaals, om terug te komen op die eerste vraag: als je ervan uitgaat dat iedereen zal liegen, kun je niks bereiken. Dat verandert niet, ook al stel je de vraag zes keer.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Nee, maar het idee is natuurlijk dat je de mensen die mogelijk gevaarlijke dingen gaan doen, eruit vist. Anders zou die antishariaverklaring nergens op slaan. Verder stelt u dat de mogelijkheid bestaat dat juist die mensen gaan liegen. Nogmaals, wat is dan de meerwaarde van dat papiertje?

De heer De Graaf (PVV):
Voor die mensen zijn al die andere oplossingen ook aanwezig. Wij willen dat jihadgangers Nederland uit gaan. Dat wil de heer Van Klaveren ook. Wij willen dat de grenzen worden gesloten voor bepaalde groepen uit bepaalde landen. De heer Van Klaveren kent die hele riedel. Daarmee dek je ook dat deel af.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Maar u geeft nu dus aan dat die verklaring juist niet werkt voor die mensen die u eruit wilt vissen.

De heer De Graaf (PVV):
Nee, dat zeg ik niet. Ik wil alleen niet dat je dat van tevoren … De interrupties gingen volgens mij trouwens in tweeën, voorzitter.

De voorzitter:
Dat klopt. Dit is de tweede interruptie van de heer Van Klaveren.

De heer De Graaf (PVV):
Dat maakt verder ook niet uit. Nogmaals, het punt dat je er van tevoren niet van moet uitgaan dat iedereen liegt, blijft staan.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb een punt voor de Handelingen. Mijn fractie steunt te vuur en te zwaard het recht van de heer De Graaf om hier moties in te dienen, ook moties die mijn partij volstrekt verwerpt of moties die zelfs in strijd zijn met de Grondwet. In tegenstelling tot de heer Van Klaveren ga ik hem zijn grondrecht niet ontnemen. Dat mijn fractie vol overtuiging tegen alle drie die moties zal stemmen, moge duidelijk zijn. Om geen misverstanden op te wekken bij de mensen die dit debat volgen, wil ik dit graag bij de Handelingen voegen.

De voorzitter:
U hebt uw punt gemaakt. Dat komt in de Handelingen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik dank ook de medewerkers van het ministerie die er veel werk aan hebben gehad om onze vragen van een conceptantwoord te voorzien zodat de bewindslieden ons dat konden toesturen of mondeling konden geven. We ontvingen de schriftelijke beantwoording voor middernacht. Ik heb dat nog niet eerder meegemaakt. Omdat dit de laatste begroting is die we hier behandelen, wil ik namens mijn collega's ook graag alle medewerkers van de Kamer danken voor het vele werk rondom de begrotingen. Niet bij deze begroting, maar wel bij veel andere begrotingsbehandelingen zaten zij hier tot zeer diep in de nacht. Ik wil dat graag namens mijn fractie gezegd hebben.

Op veel grote onderwerpen wachten we nog op onderzoeken, bijvoorbeeld naar de loondoorbetaling bij ziekte en wat dat betekent voor werkgevers, en naar de belastinghervorming die wat mijn fractie betreft zo snel mogelijk moet plaatsvinden om werken meer te laten lonen en om het in dienst nemen van werknemers goedkoper te maken. Ook komt er natuurlijk het onderzoek naar de positie van zzp'ers en hun positie op de arbeidsmarkt. Dat onderzoek moest tot spijt van mijn fractie blijkbaar over de Statenverkiezingen heen worden getild.

De kern van mijn inbreng was tempo maken. Ik roep de bewindslieden op om dat te blijven doen, net zo goed als we in het afgelopen jaar een aantal taboes hebben weten te doorbreken. Ik noem nog een aantal specifieke punten. Om te beginnen de jeugdwerkloosheid. De minister heeft gezegd: ik ga nog eens even bezien of het lukt om de jongeren die recht hebben op premiekorting expliciet onder de aandacht van werkgevers te brengen, net als de UWV dat doet bij 55-plussers. Is de minister bereid om voor de kerst of anders heel vroeg in het nieuwe jaar te laten weten aan de Kamer wat dat "bezien" heeft opgeleverd en of het daadwerkelijk gaat gebeuren? Mevrouw Vermeij heeft net een motie over de aanpak van jeugdwerkloosheid ingediend, met een bijzonder oog voor zowel school ex, het programma in het mbo, als de positie van jongeren met een migrantenachtergrond. Mijn fractie heeft die mee ingediend. Op het punt van arbeidsmarktdiscriminatie hoop ik ook op een positieve reactie van de minister op het inmiddels licht gewijzigde amendement. Die wijziging betrof de dekking.

De minister schreef dat het verlengen van de vrijwillige verzekeringstermijn waarin iemand die zzp'er wordt de verzekering bij het UWV kan doorzetten, kan worden meegenomen in de kabinetsreactie op het onderzoek naar zzp'ers. Dat zou ook gelden voor het toelaten van starters, een soort opt-in in die vrijwillige voortzetting van de arbeidsongeschiktheidsverzekering of het vrijwillig aangaan van die arbeidsongeschiktheidsverzekering. De minister zegt "kan worden meegenomen". Ik heb geen motie ingediend omdat ik ervan uitga dat de minister straks in tweede termijn zal aangeven dat hij met "kan" bedoelt te zeggen "zal".

Ik heb gehoord dat de minister een positieve grondhouding heeft ten aanzien van het verlengen van de brug-WW en het breder openstellen van de brug-WW in de toekomst naar alle werknemers, ook werknemers die niet onder een sectorplan vallen. Ik heb dat geïnterpreteerd als "ik ga dat doen" tenzij uit de evaluatie blijkt dat het instrument onverhoopt niet werkt. Ik hoor graag van de minister of ik dat goed begrepen heb.

De heer Heerma heeft mede namens ons een motie ingediend over de sectorplannen en de heer Kerstens heeft dat gedaan over de SW en de sectorplannen. Mevrouw Schouten dient straks mede namens mij en de heer Kerstens nog een motie in over experimenteerruimte voor gemeenten in de grensregio. Ook ik hoor namelijk nog veel voorbeelden, bijvoorbeeld uit Enschede, van gemeenten waar men zegt: wij zouden iemand wel willen helpen aan een baan in Duitsland, want daar is heel veel werk, maar daar is het minimumloon lager dan in Nederland en daarom loont het niet. In dergelijke gevallen wil men flexibel kunnen omgaan met de bijstand. Mevrouw Schouten zal die motie straks voorlezen en ik hoop op een ondersteunende reactie van de minister.

Met collega's Kerstens en Heerma was ik ook buitengewoon verheugd over het antwoord van de minister over de Fraudewet. Al bijna twee jaar hebben wij het over onbedoelde bijwerkingen van de wet. Ik zie uit naar de concrete voorstellen. Ik heb zijn antwoord geïnterpreteerd als dat de deur nu openstaat om een aantal onbedoelde, negatieve effecten van die wet aan te passen, ook als dat een wetswijziging vergt.

Ik dank de minister voor de toezegging om het punt van het aannemen van de eerste werknemer mee te nemen in zowel het IBO als de belastinghervormingen en ook nog eens te bekijken hoe de scholingsregels in de WW exact uitpakken voor mensen die bijvoorbeeld op dinsdagavond hun cursus willen volgen, terwijl zij dan wel sollicitatieplichtig zijn.

De heer Van Ojik zal zo meteen mede namens mijn fractie een motie indienen over de experimenteerruimte in de bijstand in verband met bijverdienen, maar dat komt zo.

Tot slot heb ik twee eigen moties. De eerste gaat over de scholingsbudgetten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds O&O-fondsen zijn waarbinnen geen intersectorale scholing gevolgd kan worden;

overwegende dat in een wereld die steeds sneller verandert, een leven lang leren en continue, intersectorale scholing steeds belangrijker wordt;

overwegende dat het van belang is dat mensen zelf de regie hebben over hun loopbaan en hun scholingsbudget;

constaterende dat hierover al initiatieven bestaan bij sociale partners, zoals de door CNV Vakmensen voorgestelde persoonlijke ontwikkelingsrekening;

verzoekt de regering, met sociale partners in gesprek te gaan over het bevorderen van intersectorale scholing en de introductie van individuele scholingsbudgetten, en de Kamer hierover in het voorjaar van 2015 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Pieter Heerma, Lucas, Van Ojik en Vermeij.

Zij krijgt nr. 32 (34000-XV).

De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn laatste motie gaat over de zzp'ers en hun pensioen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel zelfstandigen geen pensioen opbouwen waardoor zij na pensionering worden geconfronteerd met een grote terugval in inkomen;

overwegende dat in het Witteveenakkoord van 18 december 2013 is opgenomen dat de regering een regeling treft die ervoor zorgdraagt dat vanaf 1 januari 2015 pensioenen in de derde pijler onder voorwaarden bescherming genieten voor de vermogenstoets in de bijstand;

overwegende dat zelfstandigen vaak een fluctuerend inkomen hebben;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van het Witteveenakkoord het mogelijk te maken om, binnen de budgettaire kaders voor deze regeling, zelfstandigen in de gelegenheid te stellen om op jaarbasis tot een nader te bepalen maar substantiële grens variabel te kunnen inleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (34000-XV).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Omwille van de tijd ga ik gelijk over tot het indienen van de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten €800 tot €1.000 aan het UWV moeten betalen voor de verplichte indicatie over beschut werk en het doelgroepenregister;

overwegende dat rondom de decentralisaties in het sociaal domein al veel indicaties plaatsvinden;

overwegende dat het harmoniseren van de indicaties kan leiden tot lagere kosten voor de indicatie die gemeenten door het UWV moeten laten uitvoeren;

verzoekt de regering, zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande indicaties om hiermee de kosten voor gemeenten van de indicatie voor beschut werk en het doelgroepenregister omlaag te brengen, en de Kamer hierover voor maart 2015 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Potters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vanuit de grensgemeenten en de grensregio's veel ideeën en initiatieven bestaan om werken over de grens gemakkelijker te maken;

constaterende dat een deel van het wegnemen van de drempels bij het Rijk ligt, onder andere op het terrein van de sociale zekerheid;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de grensgemeenten en de grensregio's over hun ideeën om deze barrières weg te nemen en waar mogelijk deze gemeentes ook ruimte te geven om met deze ideeën te experimenteren;

verzoekt de regering tevens, de Kamer voor april 2015 over de uitkomsten van het overleg en de mogelijke experimenten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Van Weyenberg, Kerstens en Schut-Welkzijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (34000-XV).

De heer Ulenbelt (SP):
Ik krijg heel veel mail van mensen die in Duitsland of in België gewerkt hebben, weer terugkomen en dan allerlei problemen hebben. Is het ook de bedoeling dat de problemen bij terugkeer bij deze experimenten worden betrokken? Of gaat het er alleen maar om, mensen over de grens naar Duitsland te krijgen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Nee, het gaat mij er primair om dat wij de werkgelegenheid in de regio zo goed mogelijk kunnen benutten. Aan de ene kant is er vraag en aan de andere kant is er aanbod, maar die komen niet samen door allerlei belemmeringen. Als mensen bijvoorbeeld enige jaren ook in Duitsland hebben gewerkt en nu moeten kijken hoe zij dat allemaal in Nederland weer gaan organiseren, dan zou dat de opdracht kunnen zijn. Ik wil het nu echter met name, primair, richten op de vraag hoe we de werkgelegenheid daar optimaal kunnen stimuleren. Ik wil niet allerlei discussies van vroeger, die nog wel spelen, oprakelen. Laat ik een vraag terugstellen: waar doelt de heer Ulenbelt specifiek op?

De heer Ulenbelt (SP):
Bijvoorbeeld: je gaat in Duitsland werken in een mini-job en je woont hier, en vervolgens word je ziek. Dan heb je in Nederland nergens recht op, en in Duitsland ook niet. Die mensen wonen dan wel hier. Wat dan? Wordt dat meegenomen of niet? Dat is niet iets uit het verleden, dat is nu.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat zijn bijvoorbeeld zaken waardoor het werken over de grens ontmoedigd wordt. Ik zou zeggen: kijk inderdaad naar hoe je dat soort arrangementen kunt aanpakken. Dat lijkt mij dus onderdeel van deze aanpak en dit idee.

De voorzitter:
Mijnheer Heerma, u had een vraag?

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik wilde eigenlijk het einde van de termijn van mevrouw Schouten afwachten, maar ik wil het ook nu doen.

Ik heb vandaag namens het CDA, medeondertekend door de SGP en de VVD, een motie ingediend die het kabinet verzoekt om met voorstellen te komen, teneinde partijen die de sharia willen invoeren, te verbieden. Ik meen dat de ChristenUnie in het verleden een dergelijke motie niet alleen gesteund maar ook medeondertekend heeft. Hoe kijkt mevrouw Schouten tegen deze motie en een dergelijk verzoek aan de regering aan?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb die motie net inderdaad gezien. In alle oprechtheid, ik moet het in mijn fractie overleggen. Dit raakt ook het terrein van de woordvoerder voor integratie, die hier niet aanwezig is. Ik wil dat dus eerst overleggen, maar ik zal er serieus naar kijken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het fiscale systeem in Caribisch Nederland geen tegemoetkoming kent in de kosten van kinderen in het segment tussen onderstand en belastingvrije som;

overwegende dat een substantieel deel van de bevolking te maken heeft met het probleem dat de fiscale kinderkorting niet verzilverd wordt;

overwegende dat de regering na onderzoek heeft geconcludeerd dat dit probleem opgelost kan worden door de fiscale kinderkorting om te vormen tot een kinderbijslagregeling;

verzoekt de regering om de fiscale kinderkorting in Caribisch Nederland per 1 januari 2016 op dusdanige wijze om te vormen tot een kinderbijslagregeling dat niemand erop achteruitgaat, en over de uitwerking hiervan in overleg te treden met de bestuurscolleges van de eilanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (34000-XV).

Was u klaar, mevrouw Schouten?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb nog één vraagje over de TOG.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Mulder.

De heer Anne Mulder (VVD):
Wat kost deze motie? Als niemand erop achteruitgaat, dan zal het geld kosten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Jazeker. Dat heeft de heer …

De heer Anne Mulder (VVD):
Hoeveel is dat dan en wie betaalt dat?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Uit de brief van de staatssecretaris begreep ik dat het een verschil moest zijn tussen de 20 en de 38 dollar en dat daar de overbrugging zat. Ik vraag de staatssecretaris of zij zelf mogelijkheden ziet voor de begroting voor 2016.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw Schouten heeft in de eerste termijn een vraag aan de minister gesteld over de TOG. Daar is een antwoord op gekomen. Ik heb daar nog niks over gehoord. Ik was benieuwd of mevrouw Schouten daar nu tevreden mee was.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bedank voor deze collegiale interruptie. Ik had daar inderdaad nog een vraag over, maar geen tijd meer voor. Wij hebben het antwoord gehoord over de TOG voor de pleegkinderen, of eigenlijk de pleeggezinnen waar deze kinderen met een handicap verblijven. Het is wat onbevredigend dat de minister zegt dat hij daar eigenlijk niet zo veel aan kan doen. Ik heb hem wel een klein beetje horen zeggen: ik zal eens kijken of ik overleg kan voeren. Ik hoop dus dat de minister, zo zeg ik via de heer Dijkgraaf tegen de minister, toch nog wil bekijken met zijn collega's van VWS, met de gemeenten, wat er nu wel mogelijk is. Ik denk dat wij dit punt gewoon moeten oplossen. Ik zou ook graag horen of de minister de Kamer over de uitkomst daarvan kan informeren.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dan wachten we het antwoord van de minister op dit punt even af. Het is namelijk wel van belang — dat delen we dan — dat daar een oplossing voor komt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Jazeker.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ook mijn dank aan de bewindslieden en aan allen die hen soms bij nacht en ontij hebben bijgestaan in het beantwoorden van al onze moeilijke vragen. Ik ga eerst in op de werkgelegenheid. In feite heb ik de minister gevraagd, ook in het interruptiedebatje van vanochtend, wat nou eigenlijk zijn ambitie is en waar hij nou eigenlijk wil uitkomen. De minister zei dat het niveau van voor de crisis mooi zou zijn, maar dat dat nog wel even wat tijd gaat kosten. Ik vertaal het dan even in mijn eigen woorden. We hadden het eind 2008 over om en nabij 300.000 werklozen. Er is nog een lange weg te gaan en er is veel te doen.

Ik zou de minister toch willen vragen om zijn doelstelling en zijn ambitieniveau duidelijk te maken. Waarom is dat nou zo van belang? Dat is natuurlijk van belang omdat we op een gegeven moment willen kunnen beoordelen of deze minister en deze bewindslieden het goed gedaan hebben waar het gaat om werkloosheidsbestrijding en werkgelegenheidsbeleid. Het is natuurlijk ook van belang, of misschien nog wel belangrijker, omdat je als het ware in staat en bereid moet zijn om er een tandje bij te zetten als je merkt dat je je doelstellingen niet gaat halen. Dat kan door de lasten op arbeid versneld te verlagen, door als overheid minder te bezuinigen zodat je niet zelf banen vernietigt, of door korter te gaan werken en het beschikbare werk eerlijker te verdelen. Dat kan allemaal als je weet waar je op wilt uitkomen en in hoeverre je dat lukt.

Ik zou de minister dus nogmaals die vraag willen voorhouden. Vroeger werd in de begroting van Sociale Zaken wel een streefcijfer voor het verlagen van de werkloosheid opgenomen. Toen dat niet meer gebeurde, in 2012 bijvoorbeeld, zei de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van de begroting dat het toch goed zou zijn om dat wel te doen. VBTB heet dat geloof ik: je moet begroten op zo'n manier dat het voor de Tweede Kamer en de samenleving in het algemeen inzichtelijk is of datgene wat je je ten doel stelt ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Ik ga daar een motie over indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen doelstellingen of streefcijfers zijn opgenomen met betrekking tot de ontwikkeling van de werkloosheid;

overwegende dat in het verleden wel degelijk streefcijfers in de begroting waren opgenomen;

overwegende dat de Rekenkamer bijvoorbeeld in 2012 vaststelde dat er geen doelstellingen en streefcijfers in de SZW-begroting waren opgenomen en dat de Rekenkamer adviseerde dat wel te doen om te kunnen beoordelen welke resultaten zijn bereikt;

verzoekt de regering, streefcijfers en doelstellingen met betrekking tot de ontwikkeling van de werkloosheid in de begroting op te nemen en de Kamer daar zo spoedig mogelijk nader over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 ().

De heer Van Ojik (GroenLinks):
We hebben het gehad over de robotisering. Dat zal niet de laatste keer geweest zijn. Ik verheug me op alle debatten die we daar nog over zullen voeren. In dat kader heb ik aandacht gevraagd voor de toekomstige mogelijkheden om arbeid en inkomen wat meer los te koppelen. Ik heb daarbij gewezen op gemeentelijke experimenten. Ik heb zelf wellicht aanleiding gegeven tot een misverstand. Die gemeentelijke experimenten behelzen niet zozeer het invoeren van een basisinkomen als wel het vergroten van de bijverdiencapaciteit naast een uitkering. Gemeenten en wethouders stuiten daarbij op de bandbreedte die daar nu voor geldt in de Wet werk en bijstand. Mijn verzoek aan de minister is om op dat gebied de ruimte voor gemeenten om te experimenteren te vergroten. Ik doe dat verzoek bij motie, mede namens collega Van Weyenberg. Hij duidde daar net al op. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat diverse gemeenten aangeven experimenten te willen doen met het vergroten van de bijverdiencapaciteit naast een uitkering;

overwegende dat daartoe de beleidsvrijheid van gemeenten binnen de kaders van de WWB dient te worden verruimd;

verzoekt de regering, de beleidsruimte voor gemeenten te verruimen om experimenten zoals voorgesteld door gemeenten mogelijk te maken en de Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (34000-XV).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb nog één motie. Die gaat over de kwestie van de O&O-fondsen en het recht op scholing voor zzp'ers, dus mensen die niet in vast dienstverband zijn. De minister heeft mijn vragen daarover gisteren schriftelijk beantwoord. Hij heeft nog eens verwezen naar de afspraak daarover in het sociaal akkoord dat ook zzp'ers onder voorwaarden — wat die precies zijn, is nog niet zo duidelijk volgens mij — gebruik kunnen maken van de voorzieningen uit de O&O-fondsen. Het is aan de sociale partners om dit punt verder uit te werken, maar dat is voor zover ik weet nog niet gebeurd. De minister zegt ook dat het kabinet de sociale partners oproept om dat snel te doen. Ik ben een tikkeltje ongeduldig en dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat flexwerkers onvoldoende toegang hebben tot scholingsfaciliteiten zoals O&O-fondsen;

overwegende dat juist van flexwerkers een grote mobiliteit wordt verwacht en dat scholing ook voor deze groep werkenden buitengewoon nuttig kan zijn;

constaterende dat een scholingsfaciliteit waar alle werkenden van kunnen profiteren niet bestaat;

verzoekt de regering, een voorstel te doen voor een scholingsfaciliteit waar alle werkenden aan meebetalen en toegang toe hebben, al dan niet met geïndividualiseerde trekkingsrechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (34000-XV).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik ben daarmee gekomen aan het eind van mijn tweede termijn. Ik heb bij interruptie al gezegd dat ik blij ben met de manier waarop de minister in het debat is ingegaan op zijn specifieke verantwoordelijkheid met betrekking tot integratie. Ik vertrouw er ook op dat hij daarbij oog heeft voor de spanning die soms kan bestaan tussen aan de ene kant het benoemen van datgene wat mis is, en aan de andere kant het niet verder willen laten oplopen van spanningen in de samenleving. Ik wens hem daarbij veel wijsheid. Dat geldt uiteraard op alle andere terreinen ook voor de staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Ik begin, net als de heer Van Weyenberg, met het bedanken van het personeel van deze Kamer. Ik verheug mij erin dat dit volgens mij de eerste dag is met een begrotingsbehandeling waarop we op een fatsoenlijk tijdstip klaar zijn.

De voorzitter:
Nog niet!

De heer Dijkgraaf (SGP):
Nee, we zijn er nog niet, mevrouw de voorzitter, want we moeten nog stemmen, maar het begint er wel op te lijken dat dit voor het eerst gaat lukken. Dat vind ik een mooi iets, want het personeel heeft zich geweldig ingezet. Dat geldt ook voor de ambtenaren. Mijn medewerker was zeer tevreden over de antwoorden, vandaar dat ik weinig geïnterrumpeerd heb. Als je tevreden bent, doe je dat niet.

Ik heb nog wel een paar punten. Wij mandateren dit kabinet voor 77,6 miljard euro voor Sociale Zaken. Daarmee is Sociale Zaken koploper van dit kabinet. Dit zijn de twee rijkste bewindslieden wat dat betreft. Ik zag ook het enthousiasme. Het is altijd opvallend als linkse bewindslieden enthousiast worden van veel geld uitgeven. Het is €4.600 per inwoner. Dat geeft natuurlijk ook een gigantische verantwoordelijkheid, die de afgelopen jaren ook zeker gevoeld is. Dank voor dat enthousiasme. Ik zou zeggen: laten we ons allen een krimpende begroting toewensen, want dat betekent dat het met Nederland beter gaat. Als die tenminste niet het gevolg is van verdere bezuinigingen.

Ik vind wel dat het beleid van deze staatssecretaris leidt tot ongelijke behandeling. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidskorting bedoeld is om werken te stimuleren;

constaterende dat het onderscheid tussen loonkostensubsidie en loondispensatie ertoe leidt dat werknemers met dezelfde beperking en hetzelfde aantal uren werk op basis van loondispensatie minder arbeidskorting krijgen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de hoogte van de arbeidskorting bij toepassing van de instrumenten loondispensatie en loonkostensubsidie hetzelfde is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (34000-XV).

De heer Dijkgraaf (SGP):
De loonkostensubsidie telt wel mee bij het bepalen van de arbeidskorting, maar de loondispensatie niet. Dat is eigenlijk een heel raar gevolg van de verschillende instrumenten, waardoor mensen die exact hetzelfde doen, maar een ander stimulerend instrument krijgen, netto meer of minder overhouden. Dat is een onbedoeld effect. Ik snap de systematiek, maar toch wil ik de regering, maar ook deze Kamer, vragen om daar een oplossing voor te bieden.

We hebben ook een discussie met het kabinet gehad over het tegengaan van radicalisering, op alle mogelijke manieren. Ik heb aangehaakt bij eerdere vragen van de PvdA-fractie, te weten mevrouw Yücel en de heer Marcouch. Zij stelden vragen over een niet-erkende, niet-bekostigde onderwijsinstelling, die werd gedreven door jihadisten. Het schriftelijke antwoord was dat de onderwijsinspectie daar niet op kon toezien. In de schriftelijke beantwoording van mijn vragen van gisteren is dat wat genuanceerd. In dat antwoord gaat het ineens over huiswerkbegeleiding en religieus onderwijs. Daar kan ik me nog iets bij voorstellen. Het gaat mij nu echter om die scholen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vrijheid van onderwijs geen rechtvaardiging biedt voor het ontwikkelen of stimuleren van activiteiten die zich richten tegen de rechtsstaat, evenmin wanneer sprake is van niet-bekostigde onderwijsorganisaties;

verzoekt de regering, de onderwijsinspectie nauwlettend te laten toezien op alle door jihadisten geleide onderwijsorganisaties, die broedplaatsen zijn van radicalisering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (34000-XV).

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dan dank ik de minister voor zijn heel gulle toezegging ten aanzien van de verzilvering van de premiekorting. Wij hebben daar al verschillende keren om gevraagd. Die premiekorting bestond al wel, die was €7.000 voor als je iemand met een arbeidsbeperking in dienst nam. Grote bedrijven konden dat bedrag gemakkelijk verzilveren, maar kleine bedrijven niet en dat is toch 70% van de bedrijven in Nederland. Gezien de wens van dit kabinet, maar ook van ons en van een meerderheid van de Kamer, om mensen met een beperking een gewone, reguliere baan te geven, vind ik het een heel goede zaak dat die oplossing er nu eindelijk komt en ook kleine bedrijven die korting kunnen gaan verzilveren. Dat geeft mensen met een arbeidsbeperking veel meer kansen en dat is hard nodig. De minister komt begin 2015 met een wetsvoorstel daartoe. Wij hopen op een goede behandeling daarvan.

Tot slot zou ik het punt van mevrouw Schouten ten aanzien van de TOG nog willen onderstrepen. We hebben daar eerder voorstellen voor ingediend. Toen is de TOG gelukkig gered. Laten we dit stukje van de TOG ook redden.

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Dank aan de minister, de staatssecretaris en de ambtenaren voor de zorgvuldige reactie op mijn vragen en opmerkingen. Dank ook voor de fraaie woorden over de Nederlandse vrijheden, die een garantie zouden moeten zijn voor alle inwoners.

In mijn tweede termijn wil ik het allereerst hebben over het thema arbeidsmarkt. De beantwoording van de minister over de sectorplannen bevredigt ons niet. Ik heb nog geen antwoord gekregen op de vraag hoeveel ouderen werk krijgen of behouden met deze plannen. Het gaat toch om 600 miljoen aan belastinggeld. Daarmee zou een betekenisvolle slag gemaakt moeten worden voor de werkgelegenheid van de ouderen.

De antwoorden over het Actieplan 50PlusWerkt zijn verhelderend. De minister heeft in zijn algemene bijdrage bovendien aangegeven dat hij het tempo, waarmee werkloosheid wordt teruggedrongen, wil opvoeren. Ik steun die inzet. Juist bij ouderen lukt dit maar in beperkte mate, ondanks het succes van het Actieplan 50PlusWerkt waar de minister van spreekt. Ik wil dit actieplan daarom kracht bijzetten met mijn amendement, zodat uiteindelijk meer ouderen sneller naar werk kunnen worden begeleid. Een motie met betrekking tot de arbeidsmarkt, alle banenplannen en sectorplannen ten spijt, is er maar één zekere en duurzame weg om banen te creëren en daarom dien ik volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verlaging van lasten van arbeid een cruciale voorwaarde vormt voor versterking van de economie en het duurzaam scheppen van voldoende nieuwe banen;

nodigt de regering uit, zonder dralen werk te maken van de hervorming van het belastingstelsel, waarbij de verlaging van lasten op arbeid centraal staat en hiermee niet te wachten op het ontstaan van financiële meevallers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (34000-XV).

De heer Krol (50PLUS):
In zijn bijdrage heeft de minister de ambitie centraal gesteld om tweedeling in de samenleving tegen te gaan, waaronder die tussen jong en oud en die tussen werkenden en niet-werkenden. 50PLUS deelt ook die ambitie nadrukkelijk. Echter, 50PLUS is na de mondelinge en schriftelijke beantwoording van de bewindslieden nog steeds niet overtuigd van het kabinetsbeleid gericht op het tegengaan van een tweedeling tussen werkenden en gepensioneerden. Integendeel, wij zien die tweedeling juist groeien doordat te weinig wordt gedaan om financiële lusten en lasten naar draagkracht te verdelen over werkenden en gepensioneerden. Wij vinden het jammer dat de minister de uitdaging niet heeft aangenomen om objectief hard te maken dat er nog steeds sprake is van een eerlijke en evenwichtige koopkrachtontwikkeling van werkenden en gepensioneerden. Als de minister dát zegt, moet hij het ook aan kunnen tonen. Ja, jongeren worden ook getroffen door een stijgende AOW-leeftijd en pensioenkortingen en ja, achterblijvende pensioenindexatie treft ook jongeren. Dat probeer ik steeds duidelijk te maken aan mensen die menen dat 50PLUS zou meewerken aan een generatieconflict. Opkomen voor de rechten van de huidige generatie ouderen is ook opkomen voor de toekomstige generaties ouderen. Ik ben blij dat de bewindslieden dat zo gaan onderschrijven. Echter, ouderen en ouderen met zorgkosten, zorgbehoevenden, hebben daarbovenop verreweg het meeste te maken met stapeling van maatregelen die koopkracht raken. Daar gaat het om.

Er is meer. Neem de ouderen met alleen AOW. In de schriftelijke beantwoording van onze vragen antwoordden de bewindslieden: "ook vorig jaar zagen de ouderen met alleen AOW hun koopkracht stijgen". Laat ik het maar eens klip-en-klaar zeggen: dat kan toch niet waar zijn. Voor alleenstaanden met AOW hebben we het over een stijging van €1.025 naar €1.045. Dat zijn dus twee tientjes. Bij samenwonenden is er sprake van een stijging van €708 naar €721. Dan hebben we het dus over €13 erbij. Realiseren de bewindslieden zich dat wel? Wat staat daartegenover? Ook voor die groep stegen de uitgaven voor bioscoopkaartje, theater, bibliotheek, kapper, supermarkt, bus, trein, parkeren, kabel, tv, internet, krant, biertje, wijntje, water en gemeentelijke lasten. Dan heb ik het nog niet eens over het feit dat je echt niet meer met je kleinkinderen naar het pretpark kunt, want die prijzen zijn helemaal schandalig gestegen. Maak me dus niet wijs dat de koopkracht is gestegen. Dat geldt alleen in de gedachten van kille rekenmeesters op het ministerie. Mensen thuis weten echt wel beter. Die kunnen minder kopen met hun AOW. 50PLUS zegt: het roer moet echt om naar evenwichtigere koopkrachtontwikkeling, ook voor ouderen en zorgbehoevenden. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet een evenwichtige koopkrachtontwikkeling wenst;

overwegende dat gepensioneerden sinds 2010, en ook weer in 2015, achterlopen in mediane koopkrachtontwikkeling op de groep werkenden;

overwegende dat de feitelijke koopkrachtontwikkeling voor veel ouderen nog slechter uitpakt, doordat zij bovengemiddeld te maken hebben met een stapeling van beleidsmaatregelen die de koopkracht raken;

verzoekt de regering, negatieve koopkrachtgevolgen van budgettair noodzakelijke beleidsmaatregelen uitsluitend te spreiden naar draagkracht en evenredigheid en niet naar leeftijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (34000-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de koopkracht van ouderen voor het zesde jaar op rij daalt, en zich daarmee overwegend ongunstiger ontwikkelt dan de koopkracht van andere bevolkingsgroepen;

overwegende dat het koopkrachtbeeld voor ouderen zich ook in 2015 weer relatief ongunstig zal ontwikkelen;

verzoekt de regering, als tegemoetkoming ook nog in het jaar 2015 indexatiebesluiten op grond van het thans geldende financiële toetsingskader voor pensioenfondsen toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (34000-XV).

De heer Krol (50PLUS):
Dan kom ik op de schuldenproblematiek. De schuldhulpverlening is primair belegd bij gemeentes. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zal uiterlijk 1 juli 2016 worden geëvalueerd. 50PLUS wil die evaluatie niet lijdzaam afwachten en wil niet pas na die datum verder kijken. De schuldenproblematiek is een aanzienlijk, groeiend maatschappelijk probleem en brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee. 50PLUS wil in de aanloop naar die evaluatie een verkenning laten uitvoeren langs welke wegen de schuldhulpverlening mogelijk effectiever en tegen lagere maatschappelijke kosten kan worden uitgevoerd. Die verkenning kunnen we naast de evaluatie leggen en gelijk meenemen bij een eventuele beleidsaanpassing. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de schuldhulpverlening gepaard gaat met hoge maatschappelijke kosten, en dat bijna een derde van de cliënten van de schuldhulpverlening na doorlopen van het traject van schuldhulpverlening weer in schulden vervalt;

verzoekt de regering, kosten en baten van de schuldhulpverlening in kaart te brengen en te onderzoeken op welke wijze mensen met ernstige en recidive schuldenproblematiek zo effectief mogelijk en tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten geholpen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (34000-XV).

De heer Krol (50PLUS):
Als oudste lid van de Kamer durf ik het aan om af te sluiten met een oproep aan onszelf. Ik realiseer me dat het ongebruikelijk is, maar wel passend bij de thematiek van deze begroting. Ik hoorde de heer Dijkgraaf er ook al even iets over zeggen. Hoewel het oordeel over deze motie niet primair bij de bewindslieden ligt, maar bij de leden, ben ik toch benieuwd naar het oordeel van de bewindslieden, want de volgende motie raakt ons allemaal.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nachtelijk vergaderen de kwaliteit van debatten in de Tweede Kamer en daarmee de kwaliteit van een deel van het democratisch besluitvormingsproces onder druk zet;

overwegende dat nachtelijk vergaderen een flinke belasting vormt voor bewindslieden, het ambtenarenapparaat, fractiemedewerkers en Kamerleden, en bovendien extra kosten met zich mee brengt;

spreekt de wens uit, dat het Presidium van de Tweede Kamer onderzoekt hoe het vergaderen in nachtelijke uren substantieel en structureel kan worden teruggebracht, en hierover een voorstel presenteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (34000-XV).

Ik zie de handen allemaal omhoog gaan, maar het dictum is gericht aan het Presidium. Het is gebruikelijk om dit soort moties bij de raming in te dienen. Maar goed, ze wordt in voldoende mate ondersteund.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Ik heb één korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 80% van de Turkse jongeren begrip heeft voor het gebruik van geweld tegen niet-moslims;

constaterende dat de helft van de Turken vindt dat Nederlandse vrouwen te veel vrijheid hebben;

constaterende dat vier op de vijf Turken thuis zelden tot nooit Nederlands spreken;

constaterende dat de lange arm van de Turkse staat reikt tot in Turkse moskeeën en organisaties in Nederland en de integratie belemmert;

constaterende dat het Associatieverdrag tussen de EU en Turkije Turken ontheft van de plicht tot inburgeren;

overwegende dat de integratie van Turken mislukt is;

verzoekt de regering, het Associatieverdrag tussen de EU en Turkije te herzien, zodat ook Turken verplicht worden in te burgeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (34000-XV).

De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Het is 27 november en een heleboel collega's zijn mij al voorgegaan met allerlei dankwoorden. Ik sluit mij daar graag bij aan, zeker op deze Thanksgiving Day. Mijn eerste dank betreft het antwoord op mijn pleidooi in de eerste termijn voor een sociaal basisbudget. Het antwoord van de minister is heel positief, het beschrijft namelijk de nadelen van dat systeem en daarmee is het ook een inhoudelijke reactie. Een inhoudelijke reactie is altijd goed, want die geeft een basis voor vervolgdiscussies. Je kunt er dan verder over nadenken en je kunt gaan uitwerken op welke wijze een sociaal basisbudget ingevuld zou kunnen worden. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het socialezekerheidsstelsel thans een groot aantal sociale uitvoeringsregelingen kent en deze regelingen een zware uitvoeringslast, hoge uitvoeringskosten, een veelheid van individuele verdelingsvraagstukken en bureaucratie met zich meebrengen;

overwegende dat het naast elkaar bestaan van vele, vaak ingewikkelde individuele socialezekerheidsregelingen leidt tot bureaucratie, fraudegevoeligheid en ondoelmatige besteding van middelen;

overwegende dat de sociale zekerheid gebaseerd is op zekerheid voor burgers en vraagt om een betrouwbaar overheidsbeleid;

verzoekt de regering, een verkenning uit te voeren naar de invoering van een sociaal basisbudget voor iedere burger, tegen aanvaardbare maatschappelijke kosten, waarin verschillende scenario's door het CPB worden doorgerekend, en deze verkenning aan de Tweede Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (34000-XV).

De heer Ulenbelt (SP):
In 2006 heeft het Centraal Planbureau zoiets op basis van dit idee al gedaan. Daaruit bleek dat het niet zo best uitpakte. Is wat de heer Klein nu voorstelt dan ook niet overbodig?

De heer Klein (Klein):
Nee, absoluut niet. Dat was in 2006 en nu zitten wij in een andere tijd. Wij hebben de crisis van 2008 gehad en wij hebben de discussie over en ook het failliet van een aantal zekerheden in de afgelopen jaren meegemaakt. Wij hebben de problemen meegemaakt rond de koopkracht en rond de vraag hoe om te gaan met sociale zekerheid. Vandaar dat het heel verstandig is dat het CPB dat opnieuw berekent. Het is ook een goede aanvulling op datgene wat de SP vorig jaar in een vergelijkbare motie heeft ondersteund.

De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):
Is de heer Klein zich ervan bewust dat, als je al die potten samen neemt en die deelt, er dan €550 in de maand voor iemand overblijft? Is dit niet juist een verkapte motie om de sociale zekerheid af te breken?

De heer Klein (Klein):
Nee, absoluut niet. Daarom was ik vorig jaar ook blij met de steun voor een vergelijkbare motie die verzocht om dit te laten onderzoeken. Er is nu ook sprake van voortschrijdend inzicht bij D66. Wij zien een goede reactie bij de regering, waardoor er een basis is om tot een verdere discussie te komen. Ik heb in mijn eerste termijn ook gezegd dat een heleboel problemen opgelost kunnen worden doordat je een aantal andere kosten zult vermijden. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat je die 600 miljoen voor de sectorplannen niet nodig hebt omdat je op andere manieren iets veel beter zou kunnen doen. Maar ja, ik geef geen antwoord met de uiteindelijke oplossing. Daarvoor ga je het onderzoeken en een verkenning uitvoeren.

Waar wij het ook veel over hebben gehad in de eerste termijn, en wat in de termijn van de minister ook wel terugkwam, is een visie op arbeid. Ik sluit mij aan bij de van de heer Van Ojik dat je veel ruimer en veel breder moet kijken en niet in de ouderwetse arbeidstegenstellingen, alsof die er zouden zijn. We hebben betaald en onbetaald werk, we hebben flexibel werk, de reguliere arbeidsovereenkomst, en ondernemerschap als zzp, dat steeds meer normaal wordt gevonden en ook normaal is. Mooie vragen worden er gesteld bij de SER, maar we moeten niet achterover gaan leunen. We moeten dit niet gebruiken als een alibi om even niks te doen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de laatste jaren veel gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die van invloed zijn op de arbeidsmarkt, zoals de economische crisis, de hiermee gepaard gaande bezuinigingen en de verdere automatisering, waardoor arbeidsplekken veranderen of verdwijnen;

overwegende dat de SER veel vragen gaat beantwoorden over de verschillende trends op de arbeidsmarkt maar dat de echt essentiële vraag ontbreekt, namelijk die waarin integraal bekeken wordt wat de optimale integrale visie is voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, een integrale visie te formuleren op de toekomst van de arbeidsmarkt en deze voor de behandeling van de begroting 2016 de Tweede Kamer toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (34000-XV).

De heer Klein (Klein):
In deze periode hebben we ook vaak te maken met ontslagen en met mensen die opnieuw naar werk zoeken. Met name is gewezen op het UWV-Actieplan 50PlusWerkt. Een van de belangrijkste dingen die wij ook zien is dat er helaas toch nog wel leeftijdsdiscriminatie plaatsvindt in deze samenleving. Niet zozeer directe leeftijdsdiscriminatie, want die is natuurlijk bij wet verboden, maar vaak wel indirecte leeftijdsdiscriminatie, bijvoorbeeld door een eis te stellen zoals maximaal acht jaar werkervaring. Daar moeten we fel tegen zijn. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AOW-gerechtigde leeftijd nu stapsgewijs omhoog gaat, maar dat tegelijkertijd de werkloosheid onder 50-plussers nog altijd stijgt;

constaterende dat het aantal meldingen van leeftijdsdiscriminatie bij het Meldpunt Discriminatie nog altijd stijgt, ondanks het bestaan van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBL) en het actieprogramma 50+ Werkt;

overwegende dat 50-plussers vaak genegeerd worden door werkgevers, bijvoorbeeld doordat uitzendbureaus deze groep weigeren in te schrijven, of door eisen op te nemen in vacatures, zoals een maximum aan werkervaring, die leiden tot indirecte leeftijdsdiscriminatie;

verzoekt de regering, strenger op te treden tegen directe en indirecte leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (34000-XV).

De heer Klein (Klein):
We zien dat onafhankelijke mensen op de arbeidsmarkt ook onafhankelijke keuzes maken en dat zij kiezen voor onafhankelijke situaties en onafhankelijk ondernemerschap. Zij kiezen dus ook, net als een onafhankelijk Kamerlid, voor de aanpak van een goede arbeidsmarkt in het eigen leven. Maar dat betekent ook dat wij nu gaan kijken naar de aanpak van schijnconstructies. Dat is op zichzelf prima. We wachten dan ook het wetsvoorstel af, maar dan wel met de randvoorwaarde dat het zzp-schap juist heel goed is en dat het niet allemaal zou moeten worden belemmerd door allerlei bureaucratie. Vandaar dat het verstandig is om dat te markeren, vooruitlopend op de wet, middels de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op de arbeidsmarkt een trend te zien is naar meer flexibiliteit en dat de vraag naar flexibele arbeidskrachten groeit;

overwegende dat ondernemerschap bevorderd wordt;

overwegende dat ondernemers als zzp'ers deze flexibiliteit bieden en daarnaast grote voordelen hebben voor de samenleving op economisch en sociaal gebied;

overwegende dat de regering schijnconstructies wil aanpakken;

verzoekt de regering, in de aanpak van schijnconstructies rekening te houden met de ondernemende zzp'ers, door het zzp-schap niet te ontmoedigen met bureaucratische regelingen maar juist te faciliteren en te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (34000-XV).

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik vermoed een complot! Is nu de afspraak dat de heer Klein als voormalig VVD'er alle moties die de heer Mulder niet mag indienen vandaag indient, of heb ik het gewoon verkeerd begrepen?

De heer Klein (Klein):
Dan ga ik over naar de volgende motie.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dit lijkt heel erg op een ja!

De heer Klein (Klein):
Let u maar op. We vinden het een geweldig voorstel van D66 om te bevorderen dat zzp'ers zo snel mogelijk een werknemer in dienst nemen. De minister heeft daar positief op gereageerd. Het blijft echter een probleem als die eerste werknemer in dienst komt, bevorderd door de heer Van Weyenberg, en vervolgens ziek wordt. Wat gebeurt er dan? Daarvoor hebben we de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ondernemers in het kleinbedrijf (tot tien werknemers) vaak geen mensen meer in dienst durven te nemen, omdat ze bang zijn voor de verantwoordelijkheden en risico's die daarmee samenhangen;

overwegende dat het wenselijk is om drempels weg te nemen voor het kleinbedrijf, zodat dat weer banen durft te creëren;

overwegende dat de huidige duur van loondoorbetaling bij ziekte door werkgevers twee jaar is in Nederland, terwijl die in Europa gemiddeld zes weken is, en het risico voor Nederlandse ondernemers daarmee veel groter is dan in de rest van Europa;

overwegende dat de gevolgen van een algehele verkorting van de doorbetalingsverplichting nog onderzocht worden en dat de resultaten op zijn vroegst pas na 2016 geëffectueerd kunnen worden;

verzoekt de regering, het risico voor ondernemers in het kleinbedrijf zo snel mogelijk te verkleinen, om het daarmee aantrekkelijker te maken mensen in dienst te nemen, door de wettelijke termijn voor doorbetaling bij ziekte te verkorten tot een jaar voor het kleinbedrijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (34000-XV).

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik moet mijn verontschuldigingen aanbieden. Ik vroeg net of de heer Klein alle moties van de heer Mulder indiende, maar het waren ook alle moties die mevrouw Schut niet mag indienen! Dat wil ik voor de Handelingen dan wel graag hebben toegevoegd.

De heer Klein (Klein):
Ik reken uiteraard op warme steun.

De heer Anne Mulder (VVD):
De heer Klein heeft net een motie ingediend waarin hij vraagt om een integrale visie op de arbeidsmarkt. Waarin verschilt de motie van de heer Klein van de toezegging van de minister van Sociale Zaken?

De heer Klein (Klein):
Het verschil is dat ik het niet laat bij een uitspraak van de minister, maar dat ik wil dat we als Kamer laten zien dat het heel belangrijk is. Het is niet alleen belangrijk tussen de heer Mulder en mij. Zo krijgen ook alle andere partijen de gelegenheid om de warme steun die wij beiden geven aan dit idee, uit te spreken.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Ik kan niet achterblijven! Ik vraag me af hoe de laatste motie van mijnheer Klein is gedekt.

De heer Klein (Klein):
Het grootste probleem, zo heb ik begrepen, zijn de kosten die zouden ontstaan. Ik heb een bedrag van 800 miljoen gehoord, met name als het gaat over het grootbedrijf en de vele andere bedrijven. Het is dus heel verstandig om dit nu te beperken tot het kleinbedrijf. Dan bereik je twee dingen. Daarmee is het ook budgettair neutraal. Enerzijds zou er een kostensituatie ontstaan wanneer het eventueel langer doorloopt dan een jaar. Anderzijds neemt het drempels weg om mensen in dienst te nemen. Er ontstaat zo een ontzettende verlaging van de kosten voor de uitkeringen die er allemaal zijn, want mensen komen weer aan de slag. Mensen zullen dan weer gewoon inkomstenbelasting kunnen betalen. Dat betekent dat het uitermate goed is voor onze economie en voor onze schatkist; kortom, datgene wat mevrouw Schut zou moeten aanspreken.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Ik herhaal de vraag: hoe is het gedekt? Ik heb namelijk nog geen dekking gehoord.

De heer Klein (Klein):
Het is ook verstandig — dat staat ook in de motie — dat we ernaar streven om dit te doen. Uiteraard wordt er ook gevraagd naar een uitwerking van de regering. Ik weet niet precies wat de kosten zullen zijn. Het aannemen van deze geweldige motie zal natuurlijk leiden tot een reactie van de regering. Ik zal dan een brief vragen aan de regering — zo gaat dat dan — waarin zij schrijft hoe zij de motie wil uitvoeren. In die brief zal zij de kosten die ermee gemoeid zijn op een rijtje zetten, zodat we die kunnen dekken. Ik geef aan dat ik denk dat de maatschappelijke voordelen, zowel economisch als die voor de rijkskas, enorm zullen zijn, omdat er veel minder mensen werkloos zijn en het midden- en kleinbedrijf erg geholpen is.

De voorzitter:
Ik zie de heer Mulder bij de interruptiemicrofoon. Betekent dat dat de leden van de VVD-fractie om de beurt gaan interrumperen? Ik vrees dat dit door de heer Van Weyenberg komt.

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik mis nog iets. Nu alle VVD-voorstellen door de heer Klein worden omarmd, mis ik er nog eentje, namelijk het initiatiefwetsvoorstel om de cao-bepalingen voor het uitsluiten van zzp'ers en uitzendkrachten te schrappen. Die steunt de heer Klein vast ook.

De heer Klein (Klein):
Ik wijs op mijn beperkte tijd. Ik wachtte op een motie van de heer Mulder op dit punt, dus ik heb dit niet voorbereid. Ongetwijfeld komt er voor de heer Mulder nog een kans om zo'n motie in te dienen. Wij zullen die motie kritisch bekijken met een positieve grondhouding, zoals het CDA het altijd deed. Vervolgens zullen wij al dan niet voor de motie stemmen.

De voorzitter:
Wij zijn daarmee aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 15.58 uur tot 16.30 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor een bijzonder prettig, inhoudelijk debat. Aangezien dit de laatste begrotingsbehandeling is, wil ik graag namens het voltallige kabinet de Kamer danken voor de snelle en goede behandeling van al die hoofdstukken. Ik wil de Kamer ook bedanken voor de gastvrijheid die wij als bewindslieden hier genieten en die zich uitstrekt tot de voorbeeldige verzorging door de bodes en door de andere betrokken mensen. De aardige dingen die over onze ambtenaren gezegd zijn, zullen wij tegenover onze ambtenaren zeker niet geheimhouden, maar met ze delen.

Ik ga in op een paar vragen en dan op de flinke berg moties die de staatssecretaris en ik net onderling hebben verdeeld. Wij zullen die moties successievelijk preadviseren. Dat geldt ook voor een aantal van de amendementen.

Ik begin met de vragen die nog openstonden, in de eerste plaats de vraag van mevrouw Karabulut over het tegengaan van huwelijksdwang en hulp aan vrouwen die in de landen van herkomst worden achtergelaten. We hebben in antwoord op die vraag eerder al schriftelijk aangegeven dat de minister van Buitenlandse Zaken een serie maatregelen heeft genomen, zodat medewerkers slagvaardiger en hulpvaardiger zullen en kunnen helpen. Daar ligt ook primair de verantwoordelijkheid. De kern is dat Nederlandse meisjes en vrouwen die zich melden bij de Nederlandse ambassades in het buitenland, zullen worden geholpen en consulaire bijstand krijgen. Soms is dat ingewikkeld. Het zijn soms ingewikkelde gevallen. De minister van Buitenlandse Zaken zal zich daarover ontfermen en als dat nodig is verdere verbeteringen aanbrengen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is wat de minister de vorige keer ook zei, alleen constateer ik dat er in de praktijk nog steeds individuele gevallen opduiken waarbij die hulp niet of zeer minimaal verleend wordt. Kan de minister toezeggen dat hij dit onderwerp nogmaals met de minister van Buitenlandse Zaken gaat bespreken en dat hij ons zal informeren welke verbetervoorstellen er in de praktijk geïntroduceerd zullen worden? Anders lost zich dit niet vanzelf op, vrees ik.

Minister Asscher:
Ik begrijp het punt heel goed, want mevrouw Karabulut haalde in haar betoog een concreet geval aan. Dat kan ik niet goed beoordelen. Ik kan niet zeggen of Buitenlandse Zaken in gebreke is gebleven of dat er meer aan de hand is. Ik weet wel dat de minister van Buitenlandse Zaken zeer betrokken is bij dit onderwerp en zeer voornemens is om wat ik net zei ook gestand te doen, zodat Nederlandse vrouwen en meisjes daadwerkelijk zullen worden geholpen. Ik wil het voorbeeld dat mevrouw Karabulut noemde, aan hem voorleggen en het verder aan hem laten hoe hij de Kamer daar weer over wil informeren. Dat is echt primair zijn beleidsterrein. Ik zal het zeker nog even onder de aandacht brengen, als dat niet al gebeurd is.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is fijn. Over het vorige voorval, dat ik een aantal weken geleden heb gemeld, heb ik ook nog geen informatie ontvangen. Het zou fantastisch zijn als nu al stappen worden gezet. Met deze toezegging kan ik in de tussentijd zeker leven.

Minister Asscher:
Dan heeft mevrouw Schut-Welkzijn de vraag gesteld wanneer de appreciatie ...

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, wil de heer Krol een vraag stellen. Ook over achtergelaten vrouwen?

De heer Krol (50PLUS):
Het gaat nog over het vorige blokje. Mag ik daaraan toevoegen dat er ook jongens zijn van wie gebleken is dat zij in Nederland een andere seksuele voorkeur hebben, en die om die reden dan ook vaak in een ander land worden achtergehouden? Kan de minister dat alstublieft meenemen in deze problematiek?

Minister Asscher:
De toezegging was niet bedoeld om groepen uit te sluiten. De gevallen die ik tot nu toe heb gezien, betroffen allemaal vrouwen dan wel meisjes. Maar als dit ook het geval zou zijn bij jongens, dan is de houding van Buitenlandse Zaken en bij onze ambassades vanzelfsprekend dezelfde.

Ik kom op de vraag van mevrouw Schut-Welkzijn over de discussie die we net even hadden over het onderzoek, in 2001, naar risque social en risque professionel en mijn aanbod om dat onderzoek nog een keer te delen met de Kamer en om daaraan ook een appreciatie toe te voegen. Dat wil ik voor de kerst aan de Kamer toesturen.

Mevrouw Schut-Welkzijn vroeg er ook om, efficiëntere vormen van re-integratie bij ziekte te betrekken bij de verschillende onderzoeken. Zij noemde onder andere de effecten op premies. Zou je na een halfjaar in plaats van na een jaar naar een andere werkgever gaan? Zij verzocht mij dat te betrekken bij de reeds lopende onderzoeken. Ik heb al toegezegd dat te willen meenemen in de schriftelijke beantwoording. Het eerdere onderzoek is bijna afgerond. We moeten even bekijken in hoeverre het daaraan kan worden toegevoegd of — en ik vermoed dat dit laatste het geval is — dat het een separate appendix moet worden bij het lopende onderzoek, om geen vertraging op te lopen in enige discussie. Voor de zekerheid stuur ik binnen een week een brief aan de Kamer waarin ik aangeef wanneer ik denk die toezegging te kunnen invullen. Dan kan ik even goed contact hebben met het Centraal Planbureau en andere benodigde partijen om dat netjes te doen. Dan weet mevrouw Schut binnen een week waar zij aan toe is en wanneer zij daar meer over zal horen.

Mevrouw Schouten vroeg mij in een duet met de heer Dijkgraaf om de Kamer te informeren over mogelijkheden voor pleegouders met gehandicapte kinderen nu de TOG verdwijnt. Ik zeg toe om op korte termijn per brief aan te geven wat er nu wel en niet verandert en wat de mogelijkheden zijn voor deze ouders in het kader van VWS-regelingen, de rol van de gemeente en wat dies meer zij. De Kamer krijgt die brief op korte termijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De vraag was iets specifieker. Ik vroeg of de minister wil bekijken hoe we die ouders alsnog tegemoet kunnen komen. Ik hoef geen overzichtje van alle bestaande regelingen, maar wil dit punt tackelen.

Minister Asscher:
Ik begrijp de portee van de vraag van mevrouw Schouten. Ik bied haar aan om mij daarvan te vergewissen. Ik heb net al gezegd dat ik niet zomaar namens VWS kan spreken. Daarom was ik net heel terughoudend, zo terughoudend dat ik een lichte teleurstelling ontwaarde in het gezicht van mevrouw Schouten. Toen heb ik beloofd om in samenwerking met de collega's een brief hierover te schrijven. Ik ben steeds zo terughoudend omdat ik de pleegouders om wie het gaat niet te snel blij wil maken. Als het dan een dode mus blijkt, verliezen zij vertrouwen in wat we hier doen. Er komt een brief over de door mevrouw Schouten geagendeerde kwestie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan wacht ik die brief af. Hoe snel komt die ongeveer?

Minister Asscher:
Ook die komt voor de kerst.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Prima, dank u.

De voorzitter:
Kerst 2014, neem ik aan.

Minister Asscher:
Voor kerst 2014, ja. Dat zou wel een aardige juristentruc zijn, voorzitter, maar die wilde ik hier niet doen. Als ik het jaartal er niet bij noem, bedoel ik over het algemeen het lopende jaar.

De heer Van Weyenberg (D66):
Over het algemeen!

Minister Asscher:
Er zijn altijd uitzonderingen, mijnheer Van Weyenberg. Waar nodig zullen we die inroepen.

Voorzitter. Ik kom bij een vraag van de heer Van Weyenberg; toeval bestaat niet. Hij vraagt wat het actiever koppelen van jongeren met WW aan werkgevers heeft opgeleverd. In de vraagstelling zag ik al enig begrip doorschemeren voor het feit dat daar enige tijd voor nodig is. Ik red dat zeker niet voor de kerst. De gesprekken met UWV zijn daarover gaande. Ik zeg toe om de Kamer hierover in februari te informeren.

De heer Krol stelde een vraag over het aantal ouderen. Het antwoord is: 13.670.

Ik kom dan bij de moties. Zoals gezegd behandel ik die niet allemaal, maar behandelt de staatssecretaris ook een deel.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb gevraagd of ik de minister goed heb begrepen dat de verlenging van de aanmeldtermijn voor de vrijwillige verzekering van de WIA en de toegang voor starters, allebei zzp-groepen, zullen worden meegenomen. Heb ik goed begrepen dat het antwoord ja is?

Minister Asscher:
Het is in ieder geval met een positieve insteek zo opgeschreven.

Voorzitter. In de motie-Karabulut op stuk nr. 17 wordt de regering verzocht, geen sollicitatieplicht op te leggen. Ik ontraad die motie. Het gaat hier om een verzekering en niet om vakantiegeld. In de periode tot een nieuwe baan kan vaak bijvoorbeeld uitzendwerk worden verricht.

De motie-Karabulut op stuk nr. 18 gaat over een regeling voor de CEDAW-kwestie, zoals net met de heer Ulenbelt is besproken. Kortheidshalve ontraad ik deze motie omwille van de argumenten die ik net in het interruptiedebat heb aangegeven.

De motie-Karabulut/Van Ojik op stuk nr. 19 ontraad ik. We hebben onlangs in een algemeen overleg zeer uitgebreid geschetst welke additionele acties we inzetten om juist de jeugdwerkloosheid onder migranten tegen te gaan. Het heeft geen meerwaarde om die acties bij elkaar "een plan" te noemen. We moeten vooral met kracht die acties uitvoeren.

De motie-Schut-Welkzijn/Dijkgraaf op stuk nr. 20 verzoekt om in beeld te brengen hoe de export van de WGA-uitkering naar het buitenland onmogelijk kan worden gemaakt. Ik wil die motie zo uitleggen dat ik niet alleen daarnaar kijk, maar ook zal uitzoeken hoe de handhaving op dit gebied kan worden verbeterd. Ik zal snel in beeld brengen wat de mogelijkheden zijn, met alle beperkingen van dien. Ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer, omdat ik de argumenten van mevrouw Schut-Welkzijn heel goed kan volgen.

Ik zal iets langer stilstaan bij de motie-Heerma c.s. op stuk nr. 21: overwegende dat er een weerbare democratie is, verzoekt om voorstellen te doen om groeperingen waarvan de doelstellingen onvermijdelijk leiden tot het terzijde schuiven van onze democratische rechtsorde te kunnen verbieden. Ik begrijp deze motie heel goed. Deze past ook in het debat dat wij vandaag hebben gevoerd, en het debat over het actieplan tegen radicalisering. Ik vind deze motie ingewikkeld omdat deze verzoekt om groeperingen te verbieden, terwijl het gaat om de rechtsstaat. Daarbij moet van ons een uiterste mate van zorgvuldigheid gevraagd worden. Groeperingen of partijen verbieden doe je niet licht. Ik kijk met een positieve blik naar deze motie, maar ik verzoek de Kamer om de motie aan te houden, gezien het gewicht van dit onderwerp, zodat ik met mijn collega van Justitie een schriftelijk preadvies kan maken. Ik beloof wel dat ons preadvies voor het kerstreces bij de Kamer ligt, zodat de motie alsnog in stemming gebracht kan worden.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Dit onderwerp heeft een lange voorgeschiedenis. Er zijn al diverse debatten over gevoerd. Dit is voor het eerst dat een dergelijke motie een reële kans maakt op steun van een meerderheid in de Kamer, als je het aantal zetels van de fracties die deze motie steunen, bij elkaar optelt. Hoor ik het goed dat wij voor de laatste stemming voor het kerstreces een reactie krijgen en dat de minister met de minister van Veiligheid en Justitie met een positieve grondhouding gaat kijken naar de mogelijkheden om deze motie uit te voeren?

Minister Asscher:
Dat klopt. Ik kijk er welwillend naar, gezien het debat dat wij gevoerd hebben. Naar mijn mening was dat een heel inhoudelijk en redelijk debat op dit moeilijke punt. Ik zeg niet dat er gebrek aan zorgvuldigheid is bij de heer Heerma, maar ik hoop dat hij ziet dat ook bij het preadvies van de regering uiterste zorgvuldigheid geboden is, als het gaat om het mogelijk verbieden van groeperingen. In een democratische rechtsstaat moet de regering terughoudend zijn met het al te makkelijk enthousiast reageren. Dat wil niet zeggen dat ons advies niet positief zal zijn, maar ik wil er goed over kunnen spreken met mijn collega van Justitie. Ik denk dat dit in het belang is van de kwaliteit van het debat en daarmee ook niet tegengesteld aan de wens van de heer Heerma.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik houd de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Pieter Heerma stel ik voor, zijn motie (34000-XV, nr. 21) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Asscher:
De motie-Heerma/Van Weyenberg op stuk nr. 22 wil ik ontraden. Het eerste punt zit er al in en het lijkt mij dat wij het tweede punt aan de Rekenkamer zelf kunnen overlaten.

De motie van de leden Heerma, Schouten en Dijkgraaf op stuk nr. 23 gaat over het schrappen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Die motie wil ik ontraden. We hebben onlangs het hele beleid op het gebied van werken en zorg herijkt, maar we hechten zeer aan het stimuleren van werkgelegenheid en het positieve effect van de IACK op de arbeidsparticipatie. Ook in de nieuwe CPB-modellen zie je dat er nog steeds een groot positief werkgelegenheidseffect aan dit soort maatregelen wordt toegedicht. Die motie wil ik dus ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 24, waarin wordt verzocht om voor de begroting van 2016 te komen met een specifieke rapportage over de uitwerking van deze aanvullende aanpak. Deze is oordeel Kamer.

Dan kom ik op de motie-Vermeij/Van Ojik op stuk nr. 25, met het verzoek om bij de nieuwe financieringsregeling voor de kinderopvang de toegankelijkheid voor zzp'ers en fiexwerkers te verbeteren. Daar hing nog de vraag onder of het gaat om de nieuwe of de huidige systematiek. Dat gaat wat mij betreft over de nieuwe systematiek. Als ik de motie zo mag lezen, laat ik het oordeel aan de Kamer. Om daar in de huidige systematiek wat aan te doen is uitvoeringstechnisch een nachtmerrie. Dat moeten we de Belastingdienst niet aandoen. Dat gaat ook over de toeslagkwestie, waar verschillende Kamerleden naar informeerden.

De motie-Vermeij/Lucas op stuk nr. 26 verzoekt om onderzoek te verrichten naar de Scandinavische werkwijze, inclusief de afspraken over scholing in cao's. Hierover laat ik het oordeel aan de Kamer. Je zou zelfs kunnen zeggen dat deze motie ondersteuning van beleid is.

Dan kom ik op de motie-De Graaf op stuk nr. 29, over het stimuleren van remigratie. Deze ontraad ik, want mensen die het hier goed doen, zijn van harte welkom. De Remigratiewet kennen we al, maar die bouwen we juist af.

De motie-De Graaf op stuk nr. 30, met het verzoek om te stoppen met het integratiebeleid, ontraad ik ook, want dat lijkt mij niet verstandig. Op de motie op stuk nr. 31 om alle moskeeën te sluiten heb ik in het debat zelf al gereageerd. De heer De Graaf zal misschien teleurgesteld zijn, maar niet verbaasd, dat ik die motie ontraad.

In de motie-Van Weyenberg c.s. op stuk nr. 32 wordt gevraagd om individuele scholingsbudgetten. Dat is ondersteuning van beleid.

In de motie van de leden Schouten, Van Weyenberg, Kerstens en Schut-Welkzijn op stuk nr. 35 wordt gevraagd om in overleg te treden met de grensregio's en om over mogelijke experimenten te informeren. Ik laat het oordeel aan de Kamer, want ik ben er tijdens het debat langzaam maar zeker, door de wurggreep van mevrouw Schouten, van overtuigd geraakt dat hier voor mij ook een taak ligt.

Ik ontraad de motie-Van Ojik op stuk nr. 37. In die motie zit de veronderstelling ingebakken dat de overheid kan zeggen dat de werkloosheid 2% of 5% moet zijn en dat dit een verstandige manier is om de begroting te beoordelen. Was het maar zo! Dan hadden we nu geen werkloosheid, denk ik.

De motie-Van Ojik op stuk nr. 39 vraagt om een scholingsfonds voor alle werkenden. Die motie wil ik ontraden. Dit is allereerst de verantwoordelijkheid van werkenden, werkgevers en zelfstandigen zelf. Zij hebben er het meeste baat bij en kunnen het beste bepalen welke scholing nodig of gewenst is om vaardigheden en kennis op peil te houden of te ontwikkelen. Het is vooral aan henzelf om een afweging te maken en om daarover afspraken te maken. Dat wil niet zeggen dat we dit niet op talloze manieren ondersteunen. Op grond van de Wet werk en zekerheid, daarin geamendeerd door de heer Van Weyenberg en mevrouw Hamer, is de werkgever gehouden om de werknemer te scholen en zijn kennis en vaardigheden op peil te houden voor het kunnen uitvoeren van zijn functie. Verder kan de transitievergoeding worden aangewend voor scholing bij ontslag. Deze prikkelt de werkgever om ook tijdens het dienstverband te investeren in de bredere inzetbaarheid van zijn werknemers. Ook werknemers met een tijdelijk contract hebben recht op een transitievergoeding. Voor zzp'ers hebben de sociale partners aangekondigd om de toegang tot de O&O-fondsen te verkennen. Het kabinet staat daar positief tegenover. Daarom zou ik deze motie willen ontraden.

De motie-Dijkgraaf/Heerma op stuk nr. 41 lijkt ingewikkeld uitvoerbaar. Als het gaat om onderwijsinstellingen die bekend zijn en die voldoen aan de criteria die de heer Dijkgraaf in het debat weergaf, is er wel degelijk toezicht, en daar is ook niets mis mee. In de aard der zaak zijn onderwijsorganisaties die geleid worden door jihadisten en die broedplaatsen zijn van radicalisering, nu juist instellingen die zich onttrekken aan toezicht. Als de enige kwestie zou zijn of de onderwijsinspectie daar toezicht op wil uitoefenen, hadden we niet zulke grote problemen. Om die reden wil ik de motie ontraden, hoewel ik de strekking ervan wel begrijp.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik zal de minister helpen om uit die spagaat te komen, want volgens mij is deze prima uitvoerbaar. Deze is niet uitvoerbaar in de zin dat de onderwijsinspectie van tevoren 100% toezicht moet houden. Als vervolgens allerlei gevallen of problemen die zich voordoen worden gemeld, bijvoorbeeld in de pers of in het informele circuit, zou de onderwijsinspectie kunnen zeggen dat zij weet dat het zo'n school is en dan kan zij even gaan kijken.

Minister Asscher:
Dank voor de poging om mij uit deze benarde positie te bevrijden, maar dat ervaar ik nog niet helemaal zo. In het betoog van de heer Dijkgraaf zit het woord "school". Dat brengt mee dat er sprake is van een organisatie die onderhevig is aan toezicht van de onderwijsinspectie, of deze nu privaat of publiek is, daar heeft de heer Dijkgraaf gelijk in. Het gaat hier veeleer om informele onderwijsorganisaties, waarbij je nauwelijks het woord "school" kunt gebruiken. Ik ben het met hem eens dat het van belang is dat er meer transparantie is bij dat informele onderwijs. Dat is een van de onderwerpen waarover ik afspraken heb gemaakt om dat inzichtelijk te maken. De onderwijsinspectie is niet de eerste partij die gehouden is om daar wat aan te doen. Als het onderwijs voldoet aan de criteria om daaronder te vallen, ben ik het zeer met de heer Dijkgraaf eens.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is niet wat in de motie wordt bedoeld. De motie doelt op de niet-erkende, niet-bekostigde scholen. Het gaat niet om huiswerkbegeleiding en bijvoorbeeld religieus onderwijs, zoals in de schriftelijke beantwoording stond. Daarvoor geldt de redenering van de minister. Dit gaat om niet-bekostigde, niet-erkende scholen. Het is nu een beetje duister wat er precies gebeurt. In de schriftelijke beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie stond dat de onderwijsinspectie dat niet kan omdat ze daartoe niet de bevoegdheid heeft. Dat betwist ik. Die scholen zijn over het algemeen bekend. Zo ze niet bekend zijn, worden ze wel bekend in het informele circuit of via de pers. Het gaat mij om die categorie.

Minister Asscher:
In dat geval is het geen spagaat, maar word ik onzeker over de precieze betekenis van dit element van de onderwijswetgeving. Als de heer Dijkgraaf aan die motie blijft hechten, verzoek ik hem om haar in dat geval aan te houden, zodat ik haar kan bespreken met de collega van OCW. Ik voel mij niet senang bij het treden in de discussie over die precieze bevoegdheden. Ik moet niet improviseren. Dat lijkt mij niet goed voor de kwaliteit.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dan denk ik dat er voor Kerstmis 2014 een brief komt.

Minister Asscher:
Dat weet ik haast wel zeker.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dan houd ik de motie aan. We zullen die brief afwachten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Dijkgraaf stel ik voor, zijn motie (34000-XV, nr. 41) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Asscher:
De motie op stuk nr. 42 van de heer Krol ontraad ik. Het kabinet is zonder dralen bezig met die stelselherziening, maar de termijnen die daarvoor zijn afgesproken kan ik niet zomaar inkorten. Het is serieus werk dat heel veel mensen raakt. Er wordt niet gedraald en hard gewerkt.

In de motie op stuk nr. 43 van de heer Krol wordt gevraagd de negatieve koopkrachtgevolgen uitsluitend te spreiden naar draagkracht en evenredigheid. Ik ontraad dit. Er wordt wel degelijk gestreefd naar een evenwichtig koopkrachtbeeld. Het zou heel kwetsbaar zijn om de motie uit te voeren, want bijvoorbeeld de AOW-indexatie is veel ruimhartiger dan die voor andere groepen. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat de heer Krol weer zou pleiten voor een beperktere indexatie van de AOW dan tot nu toe het geval is.

De motie op stuk nr. 46 van de heer Krol is een bijzondere motie. Ze gaat over niet-nachtelijk beraadslagen. Toen de heer Klein het overnam, dacht ik dat de vete tussen de verschillende ouderenpartijen ertoe leidde dat hij meteen een dusdanig betoog ging inzetten dat wij hier alsnog tot in de nacht zouden vergaderen, namelijk toen hij alle verkiezingsprogrammapunten van de VVD ging voorlezen. Ergens halverwege werd hij gelukkig tot staan gebracht door de cascade van interrupties uit liberale hoek. Daarmee gaven zij invulling aan hun oordeel over die motie. Het past de regering natuurlijk niet om over de vergadertijden enig preadvies te geven. Ik kan alleen zeggen dat mevrouw Klijnsma en ik ons hier altijd zeer welkom voelen, of het nu overdag of 's nachts is. Het is altijd goed.

De motie op stuk nr. 47 van de heer Van Klaveren ontraad ik. Het is niet aan Nederland alleen om het associatieverdrag met Turkije te herzien. Het gaat om een verdrag tussen de gehele Europese Unie en Turkije. Nederland heeft ingestemd met dit verdrag. Uiteraard zet ik mij iedere dag wel van harte in om de integratie van Turkse Nederlanders te bevorderen.

Over de motie-Klein op stuk nr. 48 heb ik daarnet al iets gezegd. Ik ontraad haar. Er is hierover voldoende uitgewisseld. We gaan dit niet nog een keer verkennen. Dit werd net ook al in de Kamer aangegeven.

Er is nog een motie-Klein, op stuk nr. 49, waarin om een integrale visie wordt gevraagd. Bij interruptie heeft de heer Mulder er terecht op gewezen dat ik die heb toegezegd. Ik heb die geclausuleerd en heb toegelicht hoe ze vorm krijgt. De motie is overbodig en ik ontraad haar.

In de motie op stuk nr. 50 wordt gevraagd om op te treden tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. Daarvoor is een heel actieplan opgenomen. Ik ontraad de motie.

In de motie op stuk nr. 51 wordt gevraagd om bij de aanpak van schijnconstructies zzp-schap niet te ontmoedigen met bureaucratische regels. Ik ontraad deze motie. Het is helemaal niet onze intentie om zzp-schap te ontmoedigen of te bemoedigen. Schijnzelfstandigen willen wij niet en de echte ondernemers willen we ruim baan geven. Dat heb ik al eerder, ook aan de VVD-fractie, aangegeven.

De motie op stuk nr. 52 gaat over het zo snel mogelijk verkleinen van de risico's voor ondernemers in het kleinbedrijf. Ik wil die ontraden. Er lopen nu verschillende onderzoeken, waarover we het uitgebreid hebben gehad. Deze motie loopt daarop vooruit en is bovendien niet gedekt. Een dekking in de trant van "het gaat alleen om kleine bedrijven" leidt in het algemeen niet tot instemming van de minister van Financiën, die ook in dezen mijn richtsnoer is.

Er resteert een aantal amendementen. Het amendement op stuk nr. 10 van de heer Krol ontraad ik. De bestaande subsidieregeling loopt vanaf oktober 2013. In september van dit jaar is die nog aangepast, onder andere door de verlaging van de leeftijdsgrens van 55 jaar naar 50 jaar. Ik heb de Kamer gemeld dat in het eerste kwartaal van 2015 de eerste resultaten van het effectiviteitsonderzoek beschikbaar zullen komen. Aan de hand daarvan zal ik bekijken of er een aanpassing van het plan als zodanig aan de orde is. Verder heb ik problemen met de dekking ervan. De middelen kennen een goede bestemming, ook al zijn ze nog niet juridisch verplicht. Het gaat daarbij om afspraken uit het sociaal akkoord, waaronder de sectorplannen. Het gaat ook om bijdragen van VluchtelingenWerk en inburgeringsexamens in het buitenland.

Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Van Weyenberg is gericht op het vrijmaken van budget voor extra inspecteurs. Ik ontraad dit amendement. Ik heb de Kamer onlangs geïnformeerd over het achterblijven van het aantal inspecties. De reden heb ik daarbij aangegeven. De zaken kosten nu meer tijd dan eenvoudige en kleinschalige zaken. De Kamer heeft in diverse overleggen gewezen op het belang van die aanpak. Naar mijn mening moeten we deze voortzetten, in plaats van hier nu extra inspecteurs op in te zetten.

Het amendement op stuk nr. 14 van de leden Van Weyenberg en Karabulut is een gewijzigde versie van het eerdere amendement op stuk nr. 12. Het stelt dat er budget moet worden vrijgemaakt voor een inspectieteam arbeidsmarktdiscriminatie bij de inspectie van SZW. Ik ben positief over dat doel. Met de aanpak die ik in de brief Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie heb geschetst, wordt een substantiële bijdrage geleverd aan het voorkomen én terugdringen van discriminatie op de arbeidsmarkt. Onze inspectie houdt toezicht op de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving. Ze begeleidt het inspectieprogramma Psychosociale arbeidsbelasting en psychische problematiek 2015-2018. Discriminatie op de werkvloer maakt daar onderdeel van uit, naast werkdruk, agressie en geweld. In de schriftelijke beantwoording ben ik daarop ingegaan. Gezien de specifieke bevoegdheden van de inspectie met betrekking tot psa en discriminatie daarbinnen, zal de inspectie vooral kunnen kijken naar discriminatie op de werkvloer. Ik laat het oordeel over het amendement dan ook aan de Kamer.

De heer Van Weyenberg (D66):
Met dat laatste ben ik natuurlijk buitengewoon blij, want dat betekent acht tot tien extra mensen bij de inspectie tegen arbeidsmarktdiscriminatie en dat lijkt mij hoognodig. Het oordeel over het vorige amendement verbaasde mij. We hebben de minister veelvuldig horen zeggen dat hij wil optreden tegen schijnconstructies en arbeidsmarktfraude. Volgens zijn schriftelijke beantwoording behaalt hij de doelen niet, omdat het complexer is. Nu is er een netjes gedekt amendement van 1,5 miljoen voor extra inspecteurs. Ik dacht dat de minister dat zou omarmen vanwege zijn brandende ambitie om daar wat aan te gaan doen, maar nu ontraadt hij het. Kan de minister dit nader toelichten?

Minister Asscher:
Ik heb die toelichting gegeven en die gaat niet veranderen als ik dat nader doe. Ik denk dat we onze steeds meer risicogerichte aanpak een kans moeten geven voordat we verdergaan. Dat zal straks helpen bij de Wet Aanpak Schijnconstructies, waarmee een aantal schijnconstructies makkelijker zal kunnen worden bestreden. Dat zullen we met deze capaciteit moeten gaan doen.

De heer Van Weyenberg (D66):
In dat geval constateert mijn fractie dat de minister niet meer inspecteurs tegen arbeidsmarktfraude wil. Wij vinden dat een verrassende uitkomst.

Minister Asscher:
Die constatering laat ik geheel aan de heer Van Weyenberg. Ik heb dat argument niet gegeven, maar dat doet niet ter zake. Mijn preadvies blijft ongewijzigd.

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de leden van de Kamer. Mij zijn geen aanvullende vragen gesteld, dus ik ga linea recta van start met de moties die — zoals dat altijd zo mooi heet — mijn beleidsterrein regarderen.

Ik begin met de motie op stuk nr. 15 van de leden Karabulut en Schouten. Ik ontraad deze motie. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer in december een brief stuur. Ik zal dat dus ook doen. Dit soort zaken maken daar deel van uit. Ik kom er dan graag op terug.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 16. Ook die ontraad ik. Deze motie gaat over de partnertoeslag die per 1 januari 2015 wordt afgeschaft. In de motie wordt gevraagd om een hardheidsclausule. Dit besluit is al in 1995 genomen. Iedereen heeft voldoende tijd gehad om zich hierop voor te bereiden. Ik kies er niet voor om hierop weer uitzonderingen te maken.

In de motie op stuk nr. 27, van de leden Kerstens, Potters, Schouten, Van Weyenberg en Dijkgraaf wordt gevraagd om binnen de middelen van de Regeling cofinanciering sectorplannen, overeenkomstig de Wsw-verdeelmaatstaf, 30 miljoen euro toe te wijzen voor cofinanciering, opdat regio's met meer mensen in de sociale werkvoorziening ook voor meer middelen in aanmerking komen. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer. Als de motie wordt aangenomen — ik zeg het voorzichtig, maar ik zie dat zij breed ondertekend is — streef ik daarbij naar een plan voor de hele sector, waarin de maatregelen van ieder SW-bedrijf of iedere gemeente kunnen meelopen. De systematiek daarbij, zoals steeds het geval is bij deze sectorplannenregeling, is dat eerst het plan en de maatregelen beoordeeld en goedgekeurd moeten worden. Pas daarna worden de middelen verstrekt. Ik denk dat dat heel helder is.

In de motie van de heer Kerstens op stuk nr. 28 wordt de regering verzocht om een pilot mogelijk te maken om nabestaanden te ondersteunen. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer. Ik ondersteun het idee. Ik vind het goed om te bekijken hoe je nabestaanden beter kunt ondersteunen. Ik weet, omdat ik natuurlijk weleens met Stichting De Jonge Weduwe spreek, dat het heel zwaar is om jong te zijn en je partner te verliezen. Het is ontzettend belangrijk om dan begeleiding naar werk te krijgen. Daarnaast zijn er allerlei andere zaken aan de orde. Ik vind het een goed idee om in een gemeente te bekijken of je die ondersteuning kunt regelen.

De motie van de heer Van Weyenberg en mevrouw Lodders op stuk nr. 33 gaat over zzp'ers en het opbouwen van pensioen. Daar hebben we in de context van het Witteveenakkoord van 18 december 2013 afspraken over gemaakt. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Zelfstandigen hebben inderdaad een schommelend inkomen en het is goed om daar rekening mee te houden, voor zover dat kan binnen de budgettaire kaders die we hebben afgesproken in de context van het Witteveenakkoord.

De motie van mevrouw Schouten en de heer Potters op stuk nr. 34 gaat over het indiceren. Als ik de motie zo mag lezen — ik kijk even naar mevrouw Schouten en de heer Potters — dat ik in overleg met VNG en UWV bezie hoe de indicaties zo efficiënt mogelijk kunnen worden vormgegeven, laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer. Dit is natuurlijk al vaker aan snee gekomen. We hebben hierover al menigmaal gesproken, bijvoorbeeld over het stroomlijnen van indicaties. Dat vind ik een groot goed. Daarom laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is een beetje flauw, maar dan stel ik graag een wedervraag aan de staatssecretaris. Wat bedoelt ze precies met efficiënter maken? Het gaat er mij om dat we niet onnodig veel geld aan bureaucratie uitgeven. Dat is namelijk geld dat gewoon voor de doelgroep gebruikt kan worden. Er bestaat ook heel veel frustratie over het ondergaan van vier keer eenzelfde soort indicatie. Is het de intentie van de staatssecretaris om dit aan te pakken?

Staatssecretaris Klijnsma:
Precies. Als de doelgroep door de gemeenten richting UWV wordt gestuurd, is het natuurlijk zaak om heel nauwgezet te bekijken waarop deze mensen precies geïndiceerd moeten worden. Hoe gestroomlijnder je dat kunt doen, hoe beter het is. Er zijn middelen voor beschikbaar gesteld. Die zitten in de algemene uitkering van het Gemeentefonds. Dat neemt natuurlijk niet weg dat je altijd kunt bekijken of het nog iets goedkoper kan. Vooral het eerste argument, namelijk dat je mensen niet steeds opnieuw moet laten indiceren, spreekt mij erg aan.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 36. Die gaat over Caribisch Nederland. Ik heb op dat punt al het volgende toegezegd. Doordat zich daar een verzilveringsproblematiek voordoet met betrekking tot de fiscale kinderkorting, willen we die ombouwen naar een kinderbijslagregeling, zodat alle gezinnen op de drie eilanden in Caribisch Nederland van de kinderbijslag gebruik zouden kunnen maken. In de motie wordt de regering gevraagd om de fiscale kinderkorting zodanig om te bouwen dat niemand erop achteruitgaat. Als je de zaak vanuit dezelfde pot gestalte wilt geven en als je iedereen eronder wilt laten vallen, zou dat betekenen dat gezinnen die nu 38 dollar krijgen op basis van de fiscale kinderkorting, zouden terugvallen naar 20 dollar per maand. Als we iedereen op 38 dollar zouden willen houden, gaat dat grosso modo 0,8 miljoen kosten. Dat is dus acht ton, 800.000 dollar. Als deze motie wordt aangenomen — ik snap de strekking van deze motie — zou ik ervoor willen zorgen dat we die acht ton bij de begroting voor 2016 proberen te regelen. Dit gaat namelijk in op 1 januari 2016 en we moeten dan natuurlijk wel ordentelijk de wet aanpassen.

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik vind het wel bijzonder wat de staatssecretaris zojuist heeft gezegd. Collega Schouten heeft samen met haar collega van de Partij van de Arbeid een motie ingediend die geld kost. Nog niet zo lang geleden hebben we een brief ontvangen waarin de staatssecretaris heeft geschreven dat zij het budgettair neutraal wil regelen en nu er een motie wordt ingediend die ongedekt is, wil zij daar welwillend naar kijken. We hebben in de Kamer, of in elk geval in mijn fractie, de regel dat er geen ongedekte moties worden ingediend. Ik hoor bewindspersonen dergelijke moties standaard afwijzen, omdat de dekking niet klopt. Ik vind dat de staatssecretaris in dezen wel bijzonder meegaand. Waar houdt het dan op?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik begrijp de opmerking van de heer Mulder natuurlijk heel goed. Het is immers niet alleen usance, maar ook goed gebruik dat er geen ongedekte moties worden ingediend. Edoch, omdat het een redelijk beperkt bedrag behelst en omdat het gaat om gezinnen met de allerkleinste portemonnee die geen fiscale kinderkorting kunnen krijgen door de verzilveringsproblematiek, zeg ik in dit geval dat ik op zoek wil gaan naar dat bedrag van acht ton. Ik heb het dan over acht ton in dollars.

De voorzitter:
Mijnheer Mulder, tot slot. Het moet echt om een toelichtende vraag gaan, want het is de motie van een ander Kamerlid.

De heer Anne Mulder (VVD):
Is het dan een nieuwe regel dat je, als het om een beperkt bedrag gaat, wel ongedekte moties mag indienen? Ik stel het maar vast, want mijn fractie hecht wel aan financiële discipline.

Staatssecretaris Klijnsma:
Nee, voorzitter.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij is de regel in dit huis nog altijd dat, als het kabinet bereid is om naar een motie te kijken, het ook naar dekking zal zoeken. Ik heb gehoord dat de staatssecretaris hierover positief is. Volgens mij gebeurt dit vaker.

Staatssecretaris Klijnsma:
Die zoektocht ligt bij mij. Zo is het. Ik heb dat ook van meet af aan gezegd.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 38. Die gaat over het vergroten van de bijverdiencapaciteit naast een uitkering. Ik heb op 11 november de Tweede Kamer een brief gestuurd over deze materie. Daarin heb ik precies aangeduid op welke wijze je dit soort zaken zou kunnen regelen. Daarin heb ik ook een wettelijke aanpassing van de inkomstenvrijlating aangekondigd, zodat de flexibele periode naar zes maanden wordt opgerekt. Ik ben ook in goed gesprek met gemeenten over deze materie. Het is inderdaad belangrijk dat je de bijverdiencapaciteit zo groot mogelijk weet te maken. Ik heb de Kamer daarover net bijgepraat. Ik ontraad ik de motie. Zij is eigenlijk overbodig, omdat de Kamer de brief reeds ontvangen heeft. Bovendien ligt er een motie-Potters/Kerstens of een motie-Kerstens/Potters — daar wil ik van af zijn — waarin mij nog niet zo heel lang geleden hetzelfde werd gevraagd. Daarover ging ook de brief die ik heb gestuurd.

Dan kom ik bij de motie-Dijkgraaf/Schouten op stuk nr. 40 over de arbeidskorting. Daarin wordt de regering verzocht, te bewerkstelligen dat de hoogte van de arbeidskorting bij toepassing van de instrumenten loondispensatie en loonkostensubsidie hetzelfde is. Dit is bij uitstek een fiscale aangelegenheid. Ik zou hierover graag in overleg treden met de staatssecretaris van Financiën. Daarom vraag ik de indieners of zij deze motie willen aanhouden. Willen zij dat niet, dan moet ik de motie formeel ontraden.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ben diep bedroefd over dit tweede verzoek van het kabinet om een motie aan te houden, maar als de staatssecretaris zegt dat wij hierover voor kerst 2014 een brief ontvangen, dan zal ik dat doen.

Staatssecretaris Klijnsma:
De Kamer krijgt veel kerstpost; daarbij kijk ik in het bijzonder naar de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik zal mijn fractie melden dat ik twee brieven krijg.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Dijkgraaf stel ik voor, zijn motie (34000-XV, nr. 40) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Klijnsma:
Dan kom ik op de motie-Krol op stuk nr. 44 over de indexatie van de pensioenen. Wij hebben uitvoerig over het ftk gediscussieerd en de Kamer heeft ermee ingestemd. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat ik deze motie ontraad. Je kunt immers niet het ftk van nu voor 2015 benutten. Ik ga ervan uit dat wij vanaf 1 januari 2015 een ander ftk kunnen benutten als — dat zeg ik nogmaals — de Eerste Kamer ermee instemt.

De motie-Krol op stuk nr. 45 gaat over de schuldenproblematiek. Ook die motie ontraad ik. Wij hebben afgesproken dat wij de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zullen evalueren. Die evaluatie vindt plaats in 2015. Daar zullen wij al deze zaken bij betrekken.

Ik zou op één amendement een reactie geven en dat heb ik al gedaan in mijn eerste termijn. Hiermee heb ik volgens mij alle amendementen en moties voorzien van een reactie.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties en amendementen en over de begroting zelf zullen wij vanavond stemmen. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden en hun aanwezigheid in de afgelopen twee dagen. Ik dank ook de ondersteunende ambtenaren.

De vergadering wordt van 17.11 uur tot 17.55 uur geschorst.

Energie

Energie

Aan de orde is het debat over het onderdeel Energie van de begroting van Economische Zaken voor 2015,
en van de behandeling van:

  • de motie-Smaling over maximaal draagvlak voor de ontwikkeling van Wind op Land (34000-XIII, nr. 98);
  • de motie-Smaling over het in Groningen te bouwen windpark N33 (34000-XIII, nr. 99);
  • de motie-Leegte over handhaving van het systeem voor investeringsbeslissingen (34000-XIII, nr. 100);
  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over de in de SDE+-regeling berekende grondvergoeding (34000-XIII, nr. 101);
  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over meebesturen van bewoners en lokale overheden over de planning van een windpark (34000-XIII, nr. 102);
  • de motie-Agnes Mulder over de techniek van monomestvergisting (34000-XIII, nr. 103);
  • de motie-Agnes Mulder over windenergie buiten de 12-mijlszone (34000-XIII, nr. 104);
  • de motie-Agnes Mulder over een aparte categorie voor energiecoöperaties (34000-XIII, nr. 105);
  • de motie-Agnes Mulder over stimuleren van het thuis opwekken van zonnestroom (34000-XIII, nr. 106);
  • de motie-Jan Vos/Van Tongeren over benutting van het Nationaal Energiebespaarfonds (34000-XIII, nr. 107);
  • de motie-Jan Vos/Leegte over een samenhangend plan van aanpak (34000-XIII, nr. 108);
  • de motie-Klever over zuiniger omgaan met het Groninger gas (34000-XIII, nr. 109);
  • de motie-Klever over koopkrachtplaatjes voor verschillende typen huishoudens (34000-XIII, nr. 110);
  • de motie-Klever over stoppen met het plaatsen van windturbines op zee (34000-XIII, nr. 111);
  • de motie-Klever over in kaart brengen van verdringingseffecten van economische activiteiten (34000-XIII, nr. 112);
  • de motie-Van Veldhoven over subsidiëring van biomassabijstook (34000-XIII, nr. 113);
  • de motie-Van Veldhoven over het behalen van de 2050-doelen (34000-XIII, nr. 115);
  • de motie-Van Veldhoven over netwerkbedrijven als bemiddelaar (34000-XIII, nr. 116);
  • de motie-Van Veldhoven over het vrijkomende bedrag van 230 miljoen investeren in innovatieve technologieën (34000-XIII, nr. 117);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over verdergaande duurzaamheidseisen in de SDE+ (34000-XIII, nr. 118);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over terugvorderen van subsidie bij vervroegde vervanging van windmolens (34000-XIII, nr. 119);
  • de motie-Dik-Faber/Van Tongeren over afzien van besteding van de SDE+-regeling in het buitenland (34000-XIII, nr. 120);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over monitoren van lozingsputten (34000-XIII, nr. 121);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over het halen van de energieakkoorddoelen (34000-XIII, nr. 122);
  • de motie-Van Tongeren/Van Veldhoven over behouden van de vergunningen voor de Hollandse kust (34000-XIII, nr. 123).


Termijn inbreng

(Zie wetgevingsoverleg van 17 november 2014.)

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Ik geef de heer Jan Vos van de PvdA als eerste spreker het woord. De spreektijden bedragen maximaal twee minuten.

De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de hinder en schade die bewoners van Groningen en Drenthe ervaren als gevolg van de plaatsing van windmolens aldaar. Mijn fractie is een groot voorstander van duurzame energie en wil graag de gemaakte afspraken nakomen — die ook met gezwinde spoed nagekomen moeten worden — maar de balans moet wel worden gevonden. Aangezien wij geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een wijziging van moties die eerder samen met andere fracties zijn ingediend, hebben wij onze eigen motie geformuleerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gegeven de vastgestelde structuurvisie Wind op land;

constaterende dat met de zesde variant voor de locatie N33 in Groningen het aantal mensen dat binnen hindercirkels valt van ruim 4.000 naar ruim 1.000 kan worden teruggebracht, maar dat er met name bij bewoners van de kern Meeden tegen deze variant verzet is;

constaterende dat in de provincie Drenthe in de dorpen in de gemeenten Aa en Hunze en Borger-Odoorn en in de aangrenzende kernen Stadskanaal en Musselkanaal in de provincie Groningen veel onrust is over de omvang en de nabijheid van de molens in het daar geplande windpark;

verzoekt de regering:

  • in de verdere uitwerking van de zesde variant voor de locatie N33 in overleg met de provincie Groningen eventuele hinder en schade voor bewoners zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken;

in de verdere uitwerking van het plangebied Veenkoloniën, conform de eerder door de Kamer aangenomen motie, zo veel mogelijk rekening te houden met de door de provincie Drenthe vastgestelde gebiedsvisie en bij de verdere uitwerking daarvan in te zetten op het voorkomen en beperken van eventuele hinder en schade voor de bewoners in de bovengenoemde woonkernen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos, Albert de Vries en Leegte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130 (34000-XIII).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik vraag mij af in hoeverre de inwoners van Groningen en Drenthe nu opschieten met deze motie. Waar wijkt deze oproep van de PvdA in positieve zin af van het huidige beleid van het kabinet?

De heer Jan Vos (PvdA):
Net zoals het CDA, de SP en D66 hebben wij allemaal ingestemd met de structuurvisie Wind op land. Alle partijen in deze Kamer hebben met het kabinet een tijdschema afgesproken voor het plaatsen van die windmolens. Nu blijkt dat er in Groningen en Drenthe veel onrust is ontstaan over de wijze waarop die molens in het landschap worden ingepast. Daarom vindt mijn fractie dat het kabinet extra aandacht moet besteden aan de onrust en deze onrust, daar waar dat mogelijk is, moet wegnemen, binnen de afspraken die door het CDA en alle andere fractie hier in de Kamer zijn gemaakt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik constateer dat er geen antwoord op mijn vraag wordt gegeven. Mijn concrete vraag is nogmaals aan de PvdA: waar wijkt de oproep van de PvdA in deze motie in positieve zin af van het huidige kabinetsbeleid?

De heer Jan Vos (PvdA):
Mijn fractie is er niet van overtuigd dat het huidige kabinetsbeleid voldoende aandacht besteedt aan de zorgen van de bewoners. Die zorgen zijn door mijn fractie meerdere malen naar voren gebracht. Ik heb samen met de SP onder andere geprobeerd om die zorgen Kamerbreed te formuleren, zodat de Kamer een signaal kan afgeven. Dat is helaas niet gelukt, omdat het CDA en de SP blijkbaar liever afwijken van eerder gemaakte afspraken. Daarom heb ik er nu voor gekozen om samen met mijn coalitiepartner, de VVD, deze motie in te dienen. In de motie wordt het kabinet opgeroepen om meer aandacht te besteden aan de wijze waarop die molens worden ingepast in het landschap.

De voorzitter:
Ik doe een beroep op de leden om zo min mogelijk te interrumperen. Het wetgevingsoverleg is geweest. Ik kan niet beoordelen in hoeverre over dit punt van gedachten is gewisseld, maar het is niet de bedoeling om het overleg dunnetjes over te doen. Ik verzoek de leden dan ook om de vragen echt te beperken tot de motie.

De heer Smaling (SP):
De PvdA heeft verzocht om de heropening van het debat. Ik denk dat het dan ook normaal is dat wij de kans krijgen om daarop te reageren.

De voorzitter:
Dat mag ook.

De heer Smaling (SP):
Het is mij toch niet duidelijk waar de PvdA nu ruimte creëert. Het is waar dat wij allemaal ingestemd hebben met de structuurvisie. De praktijk is dat er in de drie noordelijke provincies, de Kop van Noord-Holland en de Noordoostpolder onrust is. Er is een gebrek aan draagvlak. Er is net een Monitor Duurzaam Nederland van drie planbureaus uitgebracht, waarin staat dat er niet goed naar gekeken is. Waar zit in die motie de werkelijke ruimte die er nog niet was?

De heer Jan Vos (PvdA):
De heer Smaling geeft het zelf al aan: er is niet genoeg draagvlak. Mensen zijn het niet eens met de wijze waarop op dit moment de besluiten voorliggen. Daarom verzoeken wij het kabinet om de schade en de hinder die de omwonenden ondervinden als gevolg van de plaatsing van deze windmolens nog eens heel goed te bekijken en waar mogelijk molens zorgvuldiger in te passen dan tot op heden het geval is. De motie wordt nu alleen meeondertekend door de VVD, maar de heer Smaling had de motie ook kunnen meeondertekenen. Als de Kamer die motie breed had ingediend, met het CDA en met andere partijen, als we hier met z'n allen een duidelijk signaal hadden afgegeven, dan had het kabinet daarnaar te luisteren. Ik vind het heel jammer dat de heer Smaling de kans voorbij laat gaan om de motie met ons in te dienen en zo een duidelijk signaal af te geven.

De heer Smaling (SP):
De heer Vos had ook kunnen instemmen met mijn motie. Dan hadden we hier nu niet gestaan. Laat ik daar heel duidelijk over zijn.

Ik heb nog een vervolgvraag. In De Drentse Monden, Nieuw-Buinen en Exloërmond staan er tien turbines aan de ene kant en negen aan de andere kant. Hoeveel ruimte gaat de heer Vos die mensen in De Drentse Monden via deze motie bieden? Hoeveel turbines gaan eraf of worden er lager?

De heer Jan Vos (PvdA):
Dit is precies het punt! Wat de heer Smaling hier doet, is valse hoop creëren. Hij draait mensen een rad voor ogen. Hij weet dat hij heeft ingestemd met de structuurvisie. Hij weet ook dat alle bewoners van Drenthe en Groningen niet exact weten waar hij zich aan heeft gecommitteerd. En wat hij nu doet, op welke wijze hij nu van die afspraken afraakt, dat begrijp ik. Maar hij weet het wel en ik weet het ook. Wij hopen dat de minister straks in Drenthe en Groningen voldoende rekening houdt met de wens die hier door de VVD en door de Partij van de Arbeid wordt geuit, namelijk dat de hinder en de schade als gevolg van windmolens daar beperkt moeten worden. Ik hoop dat de heer Smaling straks voor de motie stemt, zodat we een breed signaal kunnen afgeven aan het kabinet en de bewoners krijgen waar ze recht op hebben.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik denk dat de motie van de Partij van de Arbeid alleen maar door iedereen gesteund kan worden, omdat er in de motie wordt gevraagd om een aanpak die we op elk moment bij elk windmolenpark overal in Nederland van het kabinet en van de provincies vragen. Kijk hoe het zo goed mogelijk kan worden ingepast! Dat is eigenlijk de essentie van hele wind-op-landbeleid, waarbij in eerste instantie aan de provincies wordt overgelaten om te bekijken waar het zo min mogelijk overlast oplevert. Onze hele discussie over participatie en dergelijke hoort daar natuurlijk ook bij. Mijn fractie zal de motie dus uiteraard steunen.

Ik deel echter wel een beetje de zorgen van de collega's over de vraag wat de motie toevoegt. Daarom is de concrete vraag aan de heer Vos: wat moet de minister dan concreet veranderen? Wanneer is de heer Vos tevreden met de inspanningen van de minister?

De heer Jan Vos (PvdA):
Het is natuurlijk zaak dat we die windmolens in heel Nederland zo fatsoenlijk mogelijk inpassen in het landschap. Daar heeft mevrouw Van Veldhoven heel terecht een punt. We weten ook dat er met name in Drenthe en in Groningen, en overigens ook in Friesland, heel veel onrust is en dat daar gewoon op dit moment geen sprake is van een goede inpassing van de molens. Mijn PvdA-collega Dikkers heeft in eerste instantie een motie ingediend om uitstel te geven aan de provincies. Daarna heeft mijn collega Albert de Vries een motie ingediend om nog eens vijf maanden uitstel te geven aan de provincies. Mijn fractie maakt zich dus zeer veel zorgen om de inpassing van de windmolens. Ondanks die twee keer uitstel is er tot op heden nog geen sprake van een breed draagvlak. Daarom vraag ik het kabinet in de motie om rekening te houden met de provinciale gebiedsvisie, dus met wat provinciale bestuurders willen. Daarmee heb ik ook de vraag van mevrouw Van Veldhoven beantwoord. Ik vraag voorts om in overleg met de provinciale en de gemeentelijke bestuurders de molens op zo'n manier in te passen dat er wel draagvlak ontstaat. Wij zullen die inpassing vanuit de Kamer natuurlijk nauwlettend blijven volgen. Ik begrijp uit de woorden van mevrouw Van Veldhoven dat zij onze motie steunt. Daarvoor veel dank. Ik denk dat het zaak is dat we deze wens Kamerbreed uiten. Daarmee kan het kabinet dan aan de slag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Zoals ik al heb gezegd, zullen wij de motie graag steunen. Wij vinden dat je altijd moet streven naar zo min mogelijk schade en zo veel mogelijk betrokkenheid. Mijn vraag aan de Partij van de Arbeid luidt: is dat draagvlak voor de Partij van de Arbeid dan een "go" of een "no go"? Is dat een criterium waarop de Partij van de Arbeid uiteindelijk zal beoordelen of het windmolenpark er wel of niet mag komen? Anders is het een inspanningsverplichting, maar is niet duidelijk wat het extra toevoegt aan de inspanningsverplichting die we überhaupt aan het kabinet en aan de provincie willen meegeven.

De voorzitter:
Een korte reactie!

De heer Jan Vos (PvdA):
In andere debatten staat mevrouw Van Veldhoven naast mij als wij met zijn allen meer duurzame energie in Nederland willen realiseren. Dat zijn ook windmolens op land. We willen ook allebei dat die windmolens zorgvuldig worden ingepast. Wij zijn het erover eens dat dit tot op heden nog niet goed gedaan is. Die winst pakken we. Laten we dan zien hoe de inpassing daadwerkelijk plaatsvindt en daarna een beoordeling geven.

Mevrouw Klever (PVV):
De heer Vos verdedigt zich de hele tijd door te zeggen dat de hele Kamer heeft ingestemd met de structuurvisie. Ik wil dat graag rechtzetten, want één partij heeft structureel niet ingestemd met de structuurvisie en met windmolens op land, en dat is de PVV. Ik wil graag dat de heer Vos dat voortaan correct zegt. Hoeveel minder windmolens komen er nu met deze motie van de heer Vos?

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik bied natuurlijk mijn excuses aan. De PVV plaatst zich in de regel graag buiten de meerderheid van de Kamer en vervult die rol met verve. Ik wil het mevrouw Klever dan ook nageven dat zij niet met ons heeft ingestemd op het punt van duurzame energie in Nederland, die zo belangrijk is om alle problemen van vervuiling en opwarming van de aarde tegen te gaan.

De voorzitter:
En nu de vraag van mevrouw Klever? Misschien moet zij die even herhalen.

Mevrouw Klever (PVV):
Excuses aanvaard. Mijn vraag was hoeveel minder windmolens er met deze motie van de heer Vos komen.

De heer Jan Vos (PvdA):
We zijn uitgegaan van 6.000 MW op land en 4 à 5 MW per windmolen. In Drenthe is men nog aan het bakkeleien over de vraag hoeveel megawatt dat kan zijn. Een van de oplossingen kan zijn dat je wat grotere windmolens neerzet op een plek die wat verder van de woonkern staat, zodat mensen er minder last van hebben. Het exacte aantal laat ik graag aan de minister over. Het is goed gebruik in deze Kamer dat het kabinet regeert en de Kamer controleert. Indien nodig zullen wij natuurlijk als medewetgever optreden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks vindt meer schone energie enorm belangrijk, net als de PvdA. GroenLinks kan eigenlijk niet tegen de motie zijn en zal haar dus steunen, maar ik zou wel graag willen weten of de mogelijkheid bestaat dat er nog een keer uitstel wordt verleend. Of betekent dit een inspanningsverplichting, maar gaan we door in het afgesproken tempo van de 6.000 MW op land?

De heer Jan Vos (PvdA):
Die vraag zou ik eigenlijk heel graag aan de fractie van GroenLinks willen stellen. Tot nu toe hebben wij met uitzondering van de PVV Kamerbreed afgesproken dat we het energieakkoord honoreren. Dat betekent ook dat wij daarvoor een bepaald tijdpad hebben. Wij hebben de structuurvisie Wind op land vastgesteld, waarin het tijdspad en de gebieden zijn opgenomen.

De voorzitter:
Een korte reactie!

De heer Jan Vos (PvdA):
Als je afspraken maakt, moet je je daar ook aan houden. Ik ben blij dat onze motie de steun krijgt van GroenLinks en D66. Het is ook goed dat het kabinet gehoor geeft aan onze motie, waarin wij vragen om de hinder en schade van windmolens in Groningen en Drenthe te beperken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb een heleboel tekst gehoord en een compliment, maar geen antwoord. Als er geen draagvlak is, stellen we het met een motie van de PvdA dan nog een keer vijf maanden uit of gaan we gewoon door in het afgesproken tempo? Een ja of een nee is al voldoende.

De heer Jan Vos (PvdA):
Zo simpel is het niet. De PvdA heeft tweemaal bij motie om uitstel gevraagd om de provincies meer tijd te geven om dat zorgvuldig in te passen. Dat geeft ook aan hoe belangrijk wij deze kwestie vinden. Mijn fractie heeft bovendien op een heel drukke werkdag voor iedereen verzocht om heropening van het wetgevingsoverleg over het onderdeel Energie. Wij spreken onze dank uit voor het feit dat dit debat kan plaatsvinden. Deze motie is een heel helder signaal aan het kabinet. Wij zullen de komende tien jaar en daarna voortdurend een afweging moeten blijven maken tussen het belang van het omschakelen naar duurzame energie voor ons land en voor onze aarde, en de wijze waarop de bewoners in Nederland daar hinder van ondervinden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb de motie goed gelezen, maar ook voor mij is het de vraag waar nu precies het verschil zit tussen wat de PvdA wil en wat staand beleid is of wat in ieder geval staand beleid zou moeten zijn. Ik constateer dat de fractie van de Partij van de Arbeid zich zorgen maakt over het draagvlak en de betrokkenheid van bewoners. Waarom heeft de Partij van de Arbeid moties van de ChristenUnie en het CDA over het beter verankeren van de betrokkenheid van bewoners bij windprojecten in hun eigen omgeving, tot nu toe niet gesteund?

De voorzitter:
Een korte reactie, mijnheer Vos.

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik ben heel blij met de steun van de ChristenUnie, ook voor deze motie. Ik denk dat die motie precies datgene doet wat mevrouw Dik-Faber in haar tekst al aangeeft. Wij wijzen het kabinet er namelijk op dat er niet voldoende draagvlak is, dat er hinder is, dat er schade is en dat er dus beter moet worden gekeken naar de situatie. Dat is geen loze oproep. Ik verwacht dus ook dat er uitvoering aan wordt gegeven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Natuurlijk zal de ChristenUnie deze motie steunen, want wij vinden draagvlak ook heel erg belangrijk. Maar als de Partij van de Arbeid het nodig vindt om op dit punt een motie in te dienen, zegt zij impliciet dat het beter kan. De ChristenUnie en het CDA hebben samen al verschillende keren moties ingediend — dat doen we ook straks weer — om het draagvlak beter te verankeren in wet- en regelgeving et cetera. We hebben tot nu toe nooit de steun gekregen van de Partij van de Arbeid. Gaat zij ons vanavond wel steunen?

De heer Jan Vos (PvdA):
Dat ligt aan de moties die worden ingediend. Als u zo meteen een motie indient, zal ik die bestuderen, maar het gaat erom dat we de afspraken honoreren die de Kamer en het kabinet hebben gemaakt in het kader van de structuurvisie Wind op land over wanneer en waar we die windmolens plaatsen. We zijn hier met zijn allen bezig met een heel zorgvuldig proces. Daarbij kun je niet iedere keer alle gemaakte afspraken opnieuw interpreteren. Dat is, met alle respect, wat u en uw collega's van het CDA en de SP wel doen. Dat is misschien een makkelijk politiek signaal, maar mijns inziens draai je de bewoners van Groningen en Drenthe daarmee een rad voor ogen. Politiek gezien is het leuk, maar het leidt nergens toe.

De voorzitter:
Ik neem aan dat u klaar bent?

De heer Jan Vos (PvdA):
Ja.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties en een vraag. Eergisteren verscheen de Monitor Duurzaam Nederland. Hierin uiten het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau stevige kritiek op het energiebeleid van dit kabinet. Zij constateren dat er nauwelijks wordt gekeken naar de doelen na 2020. Er is geen plek voor innovatie op de langere termijn. Echte vernieuwing komt nauwelijks van de grond, terwijl we alle opties nodig hebben om de langetermijndoelstellingen te halen. Ten eerste vraag ik het kabinet om een brief met een reactie op de monitor. Wij willen die brief ontvangen voor het debat over het energieakkoord, dat net na het kerstreces wordt ingepland. Ten tweede heb ik twee korte moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het PBL, het CBS en het SCP concluderen dat met de huidige stand van innovatie doelen, energiedoelen op lange termijn geenszins gehaald gaan worden;

verzoekt de regering om met een voorstel te komen om de SDE-innovatiegelden niet naar de topsector Energie te laten vloeien, maar via de SDE in te zetten voor het fundamenteel en toegepast onderzoek dat nodig is voor het behalen van de 2050-doelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131 (34000-XIII).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het volgende punt had ik graag willen maken bij het WGO Energie, maar daar had ik toen geen tijd meer voor. Toen ik vernam dat het wetgevingsoverleg toch heropend werd, dacht ik: dat is een mooie gelegenheid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het elektriciteitsnet om historische redenen op wisselstroom gaat, maar dat met de huidige stand der techniek steeds meer op gelijkstroom gedaan kan worden;

overwegende dat hiermee een energiebesparing van 5% tot 10% bereikt kan worden;

verzoekt de regering, onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden en baten van gelijkstroom en de uitkomst hiervan met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132 (34000-XIII).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Zoals ik zojuist al zei, vindt mijn partij een snelle overgang naar schone energie enorm belangrijk. Wij hebben de heropening van het wetgevingsoverleg gesteund, omdat het voor de PvdA belangrijk was om haar motie in te dienen. Ik heb twee korte vragen, maar ik weet niet of de staatssecretaris die kan beantwoorden; ik had eigenlijk de minister hier verwacht.

Mijn eerste vraag gaat over windenergie en draagvlak. Als ik het goed heb, heeft de provincie Gelderland een structuurvisie aangenomen waarin staat dat gemeenten moeten instemmen met het plaatsen van wind op land en dat, als zij dat niet doen, de desbetreffende locaties niet in het provinciale plan komen. Volgens goed geïnformeerde mensen in mijn partij in Gelderland is dat in strijd met de Elektriciteitswet.

Mijn tweede vraag heb ik eerder gesteld aan minister Kamp, maar ik heb daarop geen antwoord gekregen. Als in Friesland wind op land niet wordt gerealiseerd op land, maar in het water, hoe zullen de daaraan verbonden extra kosten dan gedekt worden? Die gelden komen niet uit de SDE+. Dat betekent dat de Friese wind op land op papier wel wordt meegeteld bij de 6.000 MW voor heel Nederland, maar dat die in de praktijk niet gerealiseerd zal worden, omdat dit te duur is.

De voorzitter:
De minister is in het buitenland. De staatssecretaris vervangt altijd de minister tijdens diens afwezigheid en zij zit hier namens het kabinet.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Ik vind het een beetje een vertoning van de Partij van de Arbeid. Vorige week nog schreef die partij in een column dat duurzame energie geen keuze is. De PvdA wil dus wel graag windturbines, maar nu even niet in de achtertuin van potentiële kiezers, die voor de Statenverkiezingen van 18 maart aanstaande nog even gepaaid moeten worden. Ik waarschuw de mensen: laat u geen zand in de ogen strooien, want dat windmolenpark zal er namelijk met steun van de PvdA en alle andere partijen in deze Kamer, met uitzondering van de PVV, hoe dan ook komen. De enige keuze die men heeft, is op 18 maart naar de stembus te gaan en op de PVV te stemmen. Ter onderstreping dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat windmolens op land zorgen voor waardedaling van woningen, verlies van banen, geluidsoverlast, slagschaduw en vervuiling van ons landschap;

verzoekt de regering om te stoppen met het bouwen van windmolens op land en bestaande windmolens niet te vervangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133 (34000-XIII).

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. De SP-fractie is voor een transitie naar een duurzame samenleving, waar duurzame energie onderdeel van uitmaakt. Wij hebben ingestemd met 6.000 MW wind op land. Daar staan wij nog steeds voor, maar wij willen geen mensen doodongelukkig maken. Door het uitstel - - dat gegund is aan de noordelijke provincies — zijn wij nu aangekomen bij het punt dat wij ons moeten afvragen of wij de mensen recht doen door nu in hoog tempo door te drukken wat aanvankelijk is beoogd. Het antwoord daarop is nee. Gesteund door de Monitor Duurzaam Nederland 2014, die deze week door de drie planbureaus is uitgebracht, moeten wij ons eens goed achter de oren krabben en bekijken hoe wij die 6.000 MW kunnen realiseren op een manier die voor de mensen acceptabel is. Wij hebben de techniek laten prevaleren en de mensen pas daarna in het vizier gekregen. Dat is de verkeerde volgorde. Dat geeft het genoemde rapport van de drie planbureaus ook aan. Eerst moet er ruimte zijn voor draagvlak, participatie, compensatie en het meenemen van de mensen in het proces. Transitie doet pijn en heeft daardoor ook tijd nodig. Ik denk dat dit moment een goede gelegenheid is om even een pas op de plaats te maken en daarna weer door te gaan naar die 6.000 MW. Het plan Fryslân foar de Wyn laat zien dat wij, als wij het van onderop doen, nog meer opgesteld vermogen kunnen realiseren dan via de rijkscoördinatieregeling was afgesproken.

Mijn vraag aan de staatssecretaris gaat weliswaar niet over het laatste onderwerp, maar zij is van alle markten thuis. Ik vraag haar of een dergelijke pas op de plaats mogelijk is. In die zin ondersteun ik wat mevrouw Van Veldhoven vraagt, te weten een reactie op de Monitor Duurzaam Nederland 2014. Misschien zou een minnelijke oplossing zijn dat wij de hele boel aanhouden tot die reactie er is en dat wij vanaf dat moment weer verder kunnen gaan.

De motie van de PvdA vind ik, met alle respect, een beetje voor de bühne, omdat ik niet concreet hoor hoe het gestelde in de motie verschilt van het staand beleid.

De heer Jan Vos (PvdA):
Gaat de SP mijn motie, waarmee ik het kabinet oproep om de schade en hinder door windmolens in Groningen en Drenthe zo veel mogelijk te beperken, kracht bijzetten door de motie te ondersteunen, ja of nee?

De heer Smaling (SP):
Daar ben ik nog niet uit, want ik wil eerst de reactie van de staatssecretaris horen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Wat betreft wind op land stelt het CDA vast dat er te technisch wordt gekeken naar de energietransitie. Daardoor is er onvoldoende oog voor participatie en draagvlak voor de energietransitie van onderop. In Drenthe is het echt heel erg fout gegaan. De vraag is hoe de staatssecretaris het tij wil keren. Een van de voorgangers van staatssecretaris en ook van de minister was minister Van der Hoeven. Zij heeft expliciet aandacht besteed aan de regio.

Het CDA ziet draagvlak echt als randvoorwaarde voor het realiseren van windenergie. Het ministerie zal tot een betere verdeling van lusten en lasten moeten komen, wil de energietransitie op lange termijn een eerlijke kans van slagen hebben. In die zin vindt het CDA het van groot belang wat de PvdA-fractie op het gebied van draagvlak nu echt gaat doen en of zij de moties die wij samen met de ChristenUnie hebben ingediend, gaat steunen.

Wij horen graag van de staatssecretaris welk verschil zij ziet tussen haar huidige beleid op het gebied van energie en de motie van de PvdA-fractie. Wat gaat EZ nu anders doen als deze motie wordt aangenomen? Daar is het CDA gewoon heel erg benieuwd naar. Het CDA is er niet op voorhand tegen om deze motie te steunen, want wij denken dat het ondersteuning van beleid is. Daar kun je niet op tegen zijn. Maar het CDA heeft altijd gezegd dat het draagvlak als randvoorwaarde ziet. Al bij de behandeling van het SER-energieakkoord hebben wij dat gezegd: innovatie, werkgelegenheid, draagvlak. We zien dat het gewoon niet goed gaat. Wij maken ons grote zorgen om heel veel inwoners en om het behalen van de doelstelling op deze manier. Of je regelt het aan de voorkant goed, of je krijgt gedonder aan de achterkant. Dat zou niet de keus van het CDA zijn.

Dan kom ik op een heel klein punt, dat nog niet is beantwoord in het WGO. Wil de staatssecretaris echt extra subsidie geven voor wind op land in gebieden waar op voorhand al duidelijk is dat wind op land minder energie oplevert, terwijl dit ten koste gaat van subsidie in windrijke gebieden? Graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Jan Vos (PvdA):
Kan het CDA mij vertellen welke minister een brief stuurde aan de boeren in Drenthe, voor wie het CDA nu zo opkomt, waarin stond dat de rijkscoördinatieregeling van toepassing was, waardoor de provinciale bestuurders nu zo veel minder te zeggen hebben over wat daar gebeurt, omdat er toezeggingen zijn gedaan aan de boeren daar? Welke minister was dat?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
U maakt er een beetje een quizje van. Ik vind dat prima hoor, als u dat op die manier wilt doen. Ik denk dat het minister Maxime Verhagen is geweest, of misschien minister Kamp.

De heer Jan Vos (PvdA):
Het was minister Van der Hoeven van het CDA. Dat ligt aan de basis van de problemen die wij nu hebben om die markt fatsoenlijk in te passen. U begon zelf over die minister, minister Van der Hoeven, in één zin waarin u ook de belangen van de inwoners van de provincie Drenthe aanhaalde. Zij heeft een toezegging gedaan aan de boeren daar, voor wie uw partij zo graag opkomt, die nu tot al die problemen leidt, want daarin is sprake van de rijkscoördinatieregeling. U weet precies waar ik op doel. Ik vind het dan ook buitengewoon hypocriet dat u dit op deze wijze hier verwoordt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het lijkt echt nergens naar wat de PvdA nu doet. Wij zien nu de problemen en zeggen: wij willen die aanpakken en kijken naar draagvlak. Eigenlijk hoor ik de PvdA dat ook zeggen, maar de PvdA kan in dit kabinet kennelijk niet de ruimte vinden om dat draagvlak daadwerkelijk te regelen. Dat is gewoon uiteindelijk sneu voor de inwoners van dit gebied. De PvdA zou best onze moties op dat gebied kunnen steunen, maar als u blijft hangen in het verleden, nu ja, dan blijft de PvdA-fractie daar inderdaad in hangen, en dat zou een gemiste kans zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Hoe kijkt het CDA naar locaties in Groningen waar de bewoners wel graag windmolens willen? Ik noem de stad Groningen als voorbeeld. Vinden wij van GroenLinks het CDA aan onze zijde als wij de provincie willen oproepen om in ieder geval die plekken vrij te geven voor de bouw van windmolens waar de bewoners zelf windmolens willen hebben?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank voor deze vraag. Mijn collega's hebben de Provinciale Staten van Groningen al heel vaak opgeroepen om breder te kijken dan de gebieden die nu aan de orde zijn en om na te gaan wat wél met draagvlak gerealiseerd kan worden. Het CDA heeft daar ook in Groningen voorgestemd. Het landelijke CDA wil daarin de provinciale collega's ondersteunen. Daar zijn inderdaad kansen blijven liggen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Nog even over de vraag hoe hard het draagvlakcriterium is voor het CDA. Geeft het CDA omwonenden van voorgenomen windmolenparken een vetorecht op de vraag of dat park er moet komen, ja of nee?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Een veto gaat natuurlijk niet lukken, maar de vraag is wel of er gekeken wordt naar een eerlijke verdeling van lusten en lasten en of je dat bijvoorbeeld in de SDE+-regeling regelt. Wij hebben daartoe een motie ingediend. De vraag is ook of je gezamenlijk goed kijkt naar hoe het eventueel anders kan. Als je bijvoorbeeld bij het dorp Meeden kijkt, zijn er ook nog andere mogelijkheden. Dan moet de provincie ook de ruimte geven om die mogelijkheden toe te passen, zodat je de stem van de inwoners daadwerkelijk erbij kunt betrekken.

Wij vinden het draagvlak zoals het nu in de gedragscode voor windenergie staat, niet sterk genoeg. Daarom hebben wij de minister opgeroepen om daar nog eens naar te kijken en om te bezien wat de NLVOW daarvan vindt en om gezamenlijk tot iets nieuws te komen. Helaas doet het kabinet dat nog niet.

De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, tot slot. Kort graag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Volgens mij was ik net al heel kort. Ik denk dat breed in deze Kamer leeft dat het belangrijk is dat we heel erg goed rekening houden met wat wij de omwonenden aandoen met beleid dat wij van nationaal belang vinden, of het nu om spoorwegen gaat, om snelwegen of om windmolens. Het CDA hamert er zo op dat er draagvlak moet zijn, dat de vraag is of het CDA dan nee zegt tegen windmolens als er geen draagvlak is.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het CDA vindt het belangrijk dat die windparken met voldoende draagvlak gerealiseerd worden. Er moet voldoende draagvlak zijn om zo'n park voor elkaar te krijgen. Als dat, zoals nu in Groningen, niet blijkt te lukken, vinden wij het van belang dat er ook naar andere locaties wordt gekeken. In Groningen hebben wij al meerdere keren ook het college van Gedeputeerde Staten gevraagd om te komen met andere mogelijkheden. Helaas hebben zij die kans nog onvoldoende gegrepen.

Mevrouw Klever (PVV):
Ik wil het toch graag wat duidelijker hebben. Als er geen draagvlak is, is het CDA dan bereid om samen met de PVV te zeggen: die windmolens komen er niet?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Om heel duidelijk te zijn: 100% draagvlak zul je nooit krijgen, maar je moet wel echt je uiterste best doen. In Groningen bijvoorbeeld wordt er bij Delfzijl gewerkt met cirkels waarbinnen je te maken hebt met die windmolens. De een wordt zo gecompenseerd en de ander wat minder. Zo kun je daar toch draagvlak creëren. Dat is heel belangrijk.

Mevrouw Klever (PVV):
We leven in een heel erg dichtbevolkt landje. Het maakt niet uit waar je die windmolens neerzet, er zullen altijd mensen last van hebben. Hoe hard is het draagvlakcriterium van het CDA? Is het CDA bereid om die windparken niet te plaatsen? Of is dit meer een verkiezingspraatje, in de trant van: we vinden draagvlak belangrijk, maar als puntje bij paaltje komt, zetten we die windparken toch door?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het draait allemaal om de mate waarin je dat doet en om de vraag of de mensen zelf er nog een stem in hebben of niet. Wij willen dat graag regelen bij wet, samen met de fractie van de ChristenUnie. Het zou mooi zijn als de PVV-fractie daar ook voor zou stemmen. Dan kan de PVV-fractie in ieder geval tegen haar kiezers zeggen: wij hebben nog geprobeerd om de boel te verzachten. Daarvoor krijgen wij graag de steun van de PVV-fractie. Wij vinden het belangrijk dat er op een goede manier draagvlak wordt gerealiseerd. Op dit moment gaat dat gewoon niet goed.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik begrijp dat de minister nog niet alle moties heeft voorliggen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik doe mijn best. Er werd mij net toegedicht dat ik van alle markten thuis ben. Ik zal proberen dat te zijn, maar ik weet het natuurlijk niet zeker. Eerst beantwoord ik een aantal vragen die niet direct een relatie hebben met de ingediende moties en daarna zal ik namens het kabinet de vier moties van een oordeel voorzien.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of we met een reactie willen komen op de Monitor Duurzaam Nederland, die door de planbureaus is opgesteld. Zij wil die reactie graag hebben voor het debat dat na het kerstreces zal worden gevoerd. Dat lijkt mij uitstekend. We komen met een brief. Die komt na het kerstreces, maar wel voor het debat. De werkdruk is groot, zeg ik alvast maar even.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat begrijp ik helemaal, maar de bedoeling is echt dat het debat in de eerste week na het kerstreces wordt ingepland. Misschien kan de brief in de laatste week van het kerstreces komen. Wij als Kamerleden werken ook graag enigszins in het kerstreces. We kunnen dan rustig die brief lezen. Dan hebben we iets meer tijd om het debat goed voor te bereiden.

Staatssecretaris Dijksma:
Als het debat dan daadwerkelijk wordt ingepland, dan lijkt het mij fair om de brief een week van tevoren bij de Kamer te hebben. Mocht het later worden ingepland, dan schuiven wij vrolijk een weekje verder mee. Ik probeer alvast nog maar even wat te winnen.

Mevrouw Van Tongeren heeft op twee punten een voor mij technische vraag gesteld. Ik ga toch mijn best doen om haar tegemoet te komen. Als het niet lukt, dan moet zij het een keertje overdoen met de minister. Dat kan vast heel goed. Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd of de eis die de provincie Gelderland stelt dat gemeenten instemmen met windplannen, in strijd is met de Elektriciteitswet. Een eis dat gemeenten instemmen is op zichzelf niet direct in strijd met de Elektriciteitswet, maar het staat wel op gespannen voet met de afspraken tussen Rijk en provincies over de taakstelling die men moet halen. Dat is er feitelijk aan de hand.

De tweede vraag van mevrouw Van Tongeren ging over de extra kosten van wind in het IJsselmeer — dat vermoeden we tenminste — ten opzichte van wind op land. Wind in het IJsselmeer kost circa €0,12 per kWh en wind op land €0,09. O jee, nu komt de strikvraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Er is gezegd dat er 6.000 MW wind op land moet komen. Als Friesland zijn wind op land in het water zet, wat €0,03 per kWh duurder is, is de hamvraag waar dat geld vandaan komt.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat antwoord moet ik u echt schuldig blijven.

De voorzitter:
Misschien kan deze vraag schriftelijk of in een ander debat worden beantwoord.

Staatssecretaris Dijksma:
In een ander debat inderdaad. Volgens mij heeft de Kamer net na het kerstreces alweer een hartstochtelijke ontmoeting met de minister op dit dossier. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Van Tongeren dat onderwerp dan opnieuw op de agenda zet.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb een vraag gesteld over de windfactor in de SDE+-regeling. Die vraag mag ook per brief worden beantwoord. Ik wil de tekst ook nog wel even aanleveren. Het hoeft niet per se nu, want ik snap ook wel dat de staatssecretaris hier staat. Het is al heel prettig dat zij hier is.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik kan niet anders.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Als de vraag in ieder geval maar even schriftelijk wordt beantwoord.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat zeg ik toe.

Voorzitter. Ik ga nu in op het oordeel van het kabinet over de moties, allereerst de motie-Jan Vos c.s. op stuk nr. 130. In de verdere uitwerking van de zesde variant voor de locatie N33 zal in overleg met de provincie Groningen conform de structuurvisie Wind op land eventuele hinder en schade voor bewoners zo veel mogelijk worden beperkt. In de verdere uitwerking van het plangebied Veenkoloniën wordt, conform de eerder door de Kamer aangenomen motie, de door de provincie Drenthe vastgestelde gebiedsvisie meegenomen, evenals de businesscase van de initiatiefnemers en andere belangen. In de verdere uitwerking van het windpark zal ook conform de structuurvisie Wind op Land de eventuele hinder en schade voor bewoners in de bovengenoemde kernen zo veel mogelijk worden beperkt.

De Kamer heeft een aantal vragen gesteld over de wijze waarop de motie geduid moet worden. Wij zien de motie als ondersteuning van beleid. Op zich spreekt het vanzelf dat we naar draagvlak zoeken. Daarom laten we het oordeel over de motie aan de Kamer. We zien de motie als een extra signaal om ons best te doen om draagvlak te verkrijgen.

De voorzitter:
Mevrouw Mulder, alleen een vraag over de motie. Ik sta geen discussie meer toe, want er is al genoeg over gesproken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik had aan de staatssecretaris gevraagd wat EZ anders gaat doen als de motie wordt aangenomen. Als alles bij hetzelfde blijft, schieten de inwoners van Groningen en Drenthe er nog niet veel mee op. Kan de staatssecretaris ons ervan overtuigen dat het beter gaat als de motie wordt uitgevoerd?

Staatssecretaris Dijksma:
Dat is heel lastig, want ik kan niet op de uitkomst van het proces vooruitlopen. Ik duid de motie echter zo dat het een extra aansporing is om in overleg met de provincie goed te communiceren en te luisteren naar de mensen die in de omgeving wonen. Op die manier zullen we kijken hoe we samen verder kunnen werken aan het vergroten van het draagvlak. Andersom geldt het ook wat een aantal Kamerleden heeft gezegd: als je verduurzaming wilt van de energieproductie, is een transitie nodig. Als relatieve buitenstaander in het debat zeg ik dat zo'n transitie nooit pijnloos zal zijn. De heer Smaling zei dit ook al. Op bepaalde plekken zullen windmolens komen, wat niet iedereen leuk vindt. In landen om ons heen zie je echter dat het wel kan.

De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, één vraag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zou bijna aan de staatssecretaris de strikvraag willen stellen wat zij niét meer gaat doen als de motie niet wordt aangenomen. Ik hoorde de staatssecretaris in haar beantwoording namelijk zeggen dat alle punten van de motie al worden gedaan of dat het kabinet het voornemen heeft om ze te doen. Is de motie nu toegezegd en kan ze worden ingetrokken? Ze lijkt mij inmiddels overbodig.

Staatssecretaris Dijksma:
Als relatieve buitenstaander in het debat heb ik de indruk dat iedereen hetzelfde signaal afgeeft, namelijk: neem de bewoners serieus. Dat is een signaal waar wij open voor staan en waarvan wij begrijpen dat de behoefte er is om dit vast te leggen. Ik zeg de Kamer namens het kabinet toe dat we het zeer serieus nemen. Het is niet aan mij om de onderlinge discussie tussen Kamerleden te beslechten. Ik zeg waar we staan, hoe wij de motie interpreteren, namelijk als een extra aansporing om ons werk op dat punt goed te doen. Die toezegging krijgt de Kamer en het oordeel over de motie is aan de Kamer.

De heer Smaling (SP):
Transitie doet pijn, dat is zo, maar een transitie heeft, zeker bij zo'n ingewikkeld proces als de verduurzaming van de energiesector, ook momenten dat we ons moeten afvragen of we op de goede weg zijn. Op zo'n moment moet je ook de moed kunnen opbrengen om op de rem te gaan staan en je te realiseren dat het niet helemaal de goede kant opgaat. Je moet een enigszins andere richting op durven gaan, al is het maar een klein beetje anders dan dat het was. Dat is voor mij de kern van de motie. Als de staatssecretaris dat kan beamen, vind ik dat iets anders dan ondersteuning beleid.

Staatssecretaris Dijksma:
Ook hier geldt dat dit dossier niet voor het eerst voorligt. Het heeft al een lange voorgeschiedenis. Het is niet zo dat alles in de afgelopen maanden steeds maar is doorgegaan. De Kamer heeft nadrukkelijk haar stem laten horen. Dat gebeurt nu weer. Ik heb gezegd hoe wij deze motie duiden en daar blijf ik bij.

De voorzitter:
Gaat u verder met de volgende motie. Nee, mijnheer Vos, het oordeel over uw motie is aan de Kamer.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik zou de winst nu binnenhalen, als ik u was.

De voorzitter:
Of wilt u de motie intrekken, nee toch? Mijnheer Vos, echt heel kort en geen discussie.

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de interpretatie die zij heeft gegeven van de motie en van het debat dat hier heeft plaatsgevonden. Voor de zekerheid vraag ik of het kabinet ook in gesprek gaat met de inwoners van de gemeenten Aa en Hunze, Borger-Odoorn en Stadskanaal en Musselkanaal, om de zorgen die daar leven, zo veel mogelijk weg te nemen.

De voorzitter:
Ik neem aan dat deze discussie ook in het wetgevingsoverleg is gevoerd.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik denk dat de minister voornemens heeft over de wijze waarop wij dat gaan oppakken. Wij hebben ook direct contact met de gedeputeerde, want die is ons eerste aanspreekpunt. Ik kan mij voorstellen dat wij beginnen met het overleg daar. Ik wil de minister in de gelegenheid stellen om van gedachten te wisselen over hoe dat verder uitgevoerd wordt. Het is niet aan mij om dat nu vast te leggen, met een soort routekaartje erbij.

Dan kom ik op de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 131. Mijn oordeel is ontraden. SDE-gelden moeten bijdragen aan het bereiken van een 2020-doel, namelijk 14% duurzame energie. De topsector Energie achten wij effectief. Daarbij gaat het vooral om toegepast onderzoek en dat is heel hard nodig.

In de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 132 wordt gevraagd om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden en baten van gelijkstroom en de uitkomst hiervan met de Kamer te delen. Ons net draait op wisselstroom. Gelijkstroom is vooral interessant bij transport van elektriciteit over grote afstanden. Als je zou omschakelen kan dat een enorme investering vergen. Wij zijn op zichzelf bereid om deze motie aan het oordeel van de Kamer over te laten.

De voorzitter:
Dank u wel.

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, nee, er is nog een motie, van mevrouw Klever.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Een korte duiding, ook voor de collega's. Het is niet de bedoeling om het hele net om te zetten, maar om te bekijken waar dit voordelen zou kunnen bieden en om eventueel met een pilot te werken. Als daar onderzoek naar gedaan kan worden, is dat heel fijn.

Staatssecretaris Dijksma:
Nogmaals, het oordeel is aan de Kamer.

Last but not least mevrouw Klever. Zij heeft een motie ingediend om te stoppen met alles wat wij ons hebben voorgenomen op het terrein van duurzame energie en specifiek met het bouwen van windmolens. Wij moeten deze motie ontraden, zoals men begrijpt, want wij willen wel die duurzame energie realiseren, ook via de bouw van windmolens. Wij willen een verplichte Europese doelstelling halen en wij hebben een energieakkoord afgesloten. Het is helder dat mevrouw Klever hierover een ander standpunt heeft, maar wij houden vast aan onze intentie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van wat toch een lange heropening is geworden, ook al heette het een korte heropening. Wij zullen vanavond stemmen over de ingediende moties. Ik dank de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 18.44 uur tot 19.35 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Wij gaan vandaag stemmen over de begrotingen voor het jaar 2015. Dit is historisch vroeg in het parlementaire jaar, met dank aan velen. Ik wil enkelen noemen. De mensen van de Stenografische Dienst, die altijd nog een uur nadat wij klaar zijn, moeten blijven, de mensen van de bodedienst en het restaurantbedrijf, de griffiers.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
De ondervoorzitters, de heer Bosma en mevrouw Arib, en natuurlijk de andere leden van het Presidium die er samen met veel Kamerleden vaak tot na 24.00 uur voor hebben gezorgd dat wij een heel actief en levend parlement zijn.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Voor we gaan stemmen geef ik het woord aan de heer Dijkgraaf, die nog een opmerking wil maken over de stemlijst.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Mijn fractie vindt het nog wat vroeg om mijn motie (34000-XV, nr. 41) aangenomen te krijgen. Er komt nog een brief over, dus ik wil de motie graag aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Dijkgraaf stel ik voor, zijn motie (34000-XV, nr. 41) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Aangezien de vijfde stad van Nederland een ringweg moet krijgen, wil ik een hoofdelijke stemming over motie 34000-A, nr. 22.

De voorzitter:
Over de motie-Hoogland (34000-A, nr. 22) wordt straks hoofdelijk gestemd.

De heer Hoogland (PvdA):
Als indiener van motie nr. 22 wil ik die dan graag aanhouden.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Hoogland stel ik voor, zijn motie (34000-A, nr. 22) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dat scheelt in ieder geval een hoop tijd vanavond.

Dan kunnen we nu echt gaan stemmen. Er zitten een paar ingewikkeldheden in, dus ik hoop dat iedereen zo stil mogelijk is. Ik weet ook dat ik heel lang van u zal vragen om stil te zijn.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Veiligheid en Justitie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Helder/Wilders over het opzeggen van het vertrouwen in de minister van Veiligheid en Justitie (34000-VI, nr. 41);
  • de motie-Bontes over opzeggen van het vertrouwen in de minister van Veiligheid en Justitie (34000-VI, nr. 58).

(Zie vergadering van 26 november 2014.)

In stemming komt de motie-Helder/Wilders (34000-VI, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (34000-VI, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Begroting van de Koning

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2015 (34000-I).

(Zie vergadering van 7 oktober 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Staten-generaal

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2015 (34000-IIA).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Begroting overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs (IIB) voor het jaar 2015 (34000-IIB).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Begroting Algemene Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2015 (34000-III).

(Zie vergadering van 7 oktober 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Koninkrijksrelaties

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2015 (34000-IV).

(Zie vergadering van 1 oktober 2014.)

In stemming komt het amendement-Van Laar/Segers (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bontes (stuk nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van Laar/Segers (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting BES-fonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2015 (34000-H).

(Zie vergadering van 1 oktober 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2015 (34000-V).

(Zie vergadering van 19 november 2014.)

De voorzitter:
Het amendement-Voordewind c.s. (stuk nr. 36) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Voordewind/Van der Staaij (stuk nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Ojik c.s. (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Voordewind/Van der Staaij (stuk nr. 38) en de amendementen-Van Ojik c.s. (stuk nrs. 15, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Begroting Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Gesthuizen/Berndsen-Jansen over schikkingen onder regie van een strafrechter (34000-VI, nr. 22);
  • de motie-Gesthuizen c.s. over overleg van het COA met gemeenten en bewoners (34000-VI, nr. 23);
  • de motie-Van Nispen c.s. over nakomen van de afspraken met de Raad voor de rechtspraak (34000-VI, nr. 24);
  • de motie-Van Nispen c.s. over uitstel van de bezuinigingen op de rechtsbijstand (34000-VI, nr. 25);
  • de motie-Dijkhoff/Segers over onderzoek naar de gevolgen van het stopzetten van de pv-vergoeding (34000-VI, nr. 28);
  • de motie-Dijkhoff/Van Nispen over een prejudiciële procedure in strafzaken (34000-VI, nr. 29);
  • de motie-Dijkhoff/Oskam over strafbaar stellen van vrijwillig verblijf op door een terroristische organisatie gecontroleerd grondgebied (34000-VI, nr. 30);
  • de motie-Oskam c.s. over niet verlagen van het budget voor personeel en materiaal van het Openbaar Ministerie (34000-VI, nr. 31);
  • de motie-Oskam c.s. over het afzien van de taakstelling van 27 miljoen op het OM (34000-VI, nr. 32);
  • de motie-Oskam c.s. over tot nul reduceren van de taakstelling op de reclassering (34000-VI, nr. 33);
  • de motie-Oskam c.s. over onderzoek naar de gevolgen van het schrappen van de proces-verbaalvergoeding (34000-VI, nr. 34);
  • de motie-Oskam over financiering van de interventie "Alleen jij bepaalt wie je bent" (34000-VI, nr. 36);
  • de motie-Marcouch over een Jihadisme Interventie Team (34000-VI, nr. 38);
  • de motie-Fritsma over in ere herstellen van de Nederlandse grenzen (34000-VI, nr. 39);
  • de motie-Fritsma over terugsturen van asielzoekers die een misdrijf hebben gepleegd (34000-VI, nr. 40);
  • de motie-Berndsen-Jansen/Schouw over innovatieruimte voor de strafrechtketen (34000-VI, nr. 42);
  • de motie-Berndsen-Jansen/Van Nispen over het hoge aantal onterechte celslachtoffers (34000-VI, nr. 43);
  • de motie-Berndsen-Jansen/Segers over het beheer over politie en brandweer terugbrengen naar BZK (34000-VI, nr. 44);
  • de motie-Berndsen-Jansen c.s. over onderzoek naar de verhouding tussen boa's, particuliere recherchebureaus en politie (34000-VI, nr. 45);
  • de motie-Berndsen-Jansen/Schouw over de rechtsbescherming van burgers beter waarborgen bij bestuurlijke sancties (34000-VI, nr. 46);
  • de motie-Berndsen-Jansen c.s. over bevriezen van herinvoering van de criminele burgerinfiltrant (34000-VI, nr. 47);
  • de motie-Berndsen-Jansen/Schouw over verankering van de democratische rechtsstaat in de Grondwet (34000-VI, nr. 48);
  • de motie-Schouw c.s. over de efficiencyopbrengsten van het KEI-programma (34000-VI, nr. 49);
  • de motie-Schouw/Oosenbrug over de bescherming van de privacy van burgers in Nederland (34000-VI, nr. 50);
  • de motie-Voordewind c.s. over het uitnodigen van Syrische vluchtelingen (34000-VI, nr. 51);
  • de motie-Segers/Van der Staaij over de verschillen in prostitutiebeleid van landen in Noordwest-Europa (34000-VI, nr. 53);
  • de motie-Segers/Dijkhoff over een kenniscentrum over geweld tegen professionele en vrijwillige hulpverleners (34000-VI, nr. 54);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over de inzet van de regering in het Comité van Ministers van de Raad van Europa (34000-VI, nr. 55);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over maatregelen die raken aan de rechtsstaat (34000-VI, nr. 56);
  • de motie-Van der Staaij/Segers over evaluatie van de beleidsvisie "Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing" (34000-VI, nr. 57).

(Zie vergadering van 26 november 2014.)

De voorzitter:
De fractie van de ChristenUnie heeft verzocht om eerst te stemmen over alle ingediende moties, alvorens te stemmen over de amendementen en het wetsvoorstel. De heer Oskam verzoekt om eerst te stemmen over zijn motie op stuk nr. 34, alvorens te stemmen over de motie op stuk nr. 28.

In stemming komt de motie-Gesthuizen/Berndsen-Jansen (34000-VI, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gesthuizen c.s. (34000-VI, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (34000-VI, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (34000-VI, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Oskam c.s. (34000-VI, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijkhoff/Segers (34000-VI, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dijkhoff/Van Nispen (34000-VI, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dijkhoff/Oskam (34000-VI, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD en Van Vliet voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Oskam c.s. (34000-VI, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Oskam c.s. (34000-VI, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Oskam c.s. (34000-VI, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Oskam (34000-VI, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Marcouch (34000-VI, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Fritsma (34000-VI, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Fritsma (34000-VI, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen/Schouw (34000-VI, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen/Van Nispen (34000-VI, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen/Segers (34000-VI, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen c.s. (34000-VI, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen/Schouw (34000-VI, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen c.s. (34000-VI, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen/Schouw (34000-VI, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouw c.s. (34000-VI, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouw/Oosenbrug (34000-VI, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (34000-VI, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Segers/Van der Staaij (34000-VI, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Segers/Dijkhoff (34000-VI, nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren c.s. (34000-VI, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren c.s. (34000-VI, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Segers (34000-VI, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 (34000-VI).

(Zie vergadering van 26 november 2014.)

In stemming komt het amendement-Kooiman (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Nispen (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Nispen (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Gesthuizen (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Nispen (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Kooiman (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Nispen (stuk nr. 21, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kooiman (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Voordewind (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. De begroting van Veiligheid en Justitie is financieel wankel. De bewindslieden boeken substantiële inkomsten in op basis van omstreden voorstellen die de Kamer nog moet bespreken. Het is nog maar zeer de vraag of de ingeboekte bezuinigingen voor 2015 daadwerkelijk gehaald worden. Het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de politie en de reclassering komen in 2015 op onverantwoorde wijze onder druk te staan. Zij krijgen meer taken maar minder geld. De CDA-fractie concludeert dat de financiële onderbouwing van de begroting gebrekkig is en de druk op de veiligheidsketen onverantwoord hoog. De CDA-fractie zal daarom tegen de begroting van Veiligheid en Justitie stemmen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Artikel 37 van de begroting van Veiligheid en Justitie is gereserveerd voor het vreemdelingenbeleid. In het begrotingsdebat is mogelijk wel duidelijk geworden dat de fractie van de ChristenUnie grote moeite heeft met onderdelen van dit beleid. Amendementen en moties die tegemoet hadden kunnen komen aan onze bezwaren, zoals die voor een voorziening voor bed, bad en brood en voor de opvang van genodigde Syrische asielzoekers of vluchtelingen, hebben het helaas niet gehaald. Om die reden wordt mijn fractie geacht tegen dit onderdeel van de begroting te hebben gestemd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Binnenlandse Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2015 (34000-VII).

(Zie vergadering van 5 november 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Gemeentefonds

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2015 (34000-B).

(Zie vergadering van 5 november 2014.)

In stemming komt het amendement-Segers c.s. (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Graus (stuk nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. De gemeenten staan voor grote, verstrekkende, nieuwe verantwoordelijkheden. Niet eerder kregen zij in korte tijd zo veel taken van het Rijk overgedragen als nu. De decentralisaties raken gemeenten en de mensen om wie het gaat in de kern. Zij gaan over gezondheid, zorg en deelnemen aan de samenleving. Mijn fractie is groot voorstander van zorg en begeleiding dicht bij mensen. Deze majeure omslag dreigt echter slachtoffers te maken door de onverantwoorde taakstelling die de gemeenten voorgeschoteld krijgen. Hoe genuanceerd je ook wilt kijken naar de manier waarop de decentralisaties worden doorgevoerd door het kabinet, je kunt maar één conclusie trekken: gemeenten krijgen grote verantwoordelijkheden over de schutting geworpen, met disproportionele kortingen op het budget. Zij kunnen deze nieuwe taken met de beste inzet en intentie en alle kwaliteiten die zij in huis hebben, niet uitvoeren met deze budgetten zonder mensen aan de kant te zetten of hun zorg te ontzeggen. Door gemeenten in de beginfase van dit kwetsbare decentralisatieproject voor een enorme taakstelling te stellen, brengt het kabinet de zorg voor en begeleiding van kwetsbare mensen willens en wetens in gevaar. GroenLinks kan deze bezuinigingen niet accepteren en zal dan ook tegen de begrotingsstaat van het Gemeentefonds stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, D66, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Provinciefonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2015 (34000-C).

(Zie vergadering van 5 november 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015 (34000-VIII).

(Zie vergadering van 6 november 2014.)

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk/Siderius (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk/Siderius (stuk nr. 73, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 73 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Harbers/Koolmees (stuk nr. 6, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 6 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Harbers/Koolmees (stuk nrs. 6, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Financiën

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2015 (34000-IX).

(Zie vergadering van 25 september 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Defensie

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015 (34000-X).

(Zie vergadering van 13 november 2014.)

In stemming komt het amendement-Bontes (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Infrastructuur en Milieu

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2015 (34000-XII).

(Zie vergadering van 30 oktober 2014.)

De voorzitter:
Het amendement-Madlener (stuk nr. 57) is ingetrokken.

De voorzitter:
Het amendement-Ouwehand (stuk nr. 18) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Madlener (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 9 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Van Veldhoven (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Hoogland c.s. (stuk nr. 58, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 58 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Cegerek/Remco Dijkstra (stuk nr. 49, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 49 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 55, 1).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 55 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Van Veldhoven (stuk nr. 59, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 59 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Hoogland c.s. (stuk nrs. 58, I en II) en de gewijzigde amendementen-Cegerek/Remco Dijkstra (stuk nrs. 49, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Infrastructuurfonds

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2015 (34000-A).

(Zie wetgevingsoverleg van 9 oktober 2014.)

De voorzitter:
Het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 11) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Deltafonds

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2015 (34000-J).

(Zie wetgevingsoverleg van 17 november 2014.)

In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 22 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Economische Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van  het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015 (34000-XIII).

(Zie vergadering van 30 oktober 2014.)

In stemming komt het amendement-Gesthuizen (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Gesthuizen/Van Gerven (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Gesthuizen (stuk nr. 129, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 129 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Veen/Jan Vos (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Graus (stuk nr. 44, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 44 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 18, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Gerven (stuk nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Gerven (stuk nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Van Gerven/Thieme (stuk nrs. 52, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van deze gewijzigde amendementen het andere op stuk nr. 52 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Gerven/Thieme (stuk nr. 53, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 53 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Gerven (stuk nr. 127).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Harbers/Koolmees (stuk nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jacobi/Van Veldhoven (stuk nr. 128).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Als echte oppositie en zelfs als grootste oppositiepartij moet je regelmatig accepteren dat je wijzigingsvoorstellen niet worden aangenomen. Maar als, zoals in het geval van de bijna 7 miljoen die op de begroting van Economische Zaken voor TenderNed is gereserveerd, het de vraag is of het ministerie zelf daarmee niet de Wet markt en overheid overtreedt en of het handelen van ambtenaren hieromtrent niet nader onderzocht zou dienen te worden, dan rest de SP slechts de optie om aantekening te vragen dat zij geacht wenst te worden tegen het onderdeel artikel 11 van de begroting van Economische Zaken te hebben gestemd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van Veen/Jan Vos (stuk nr. 17), het amendement-Harbers/Koolmees (stuk nr. 7) en het gewijzigde amendement-Jacobi/Van Veldhoven (stuk nr. 128).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015 (34000-XV).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt het amendement-Krol (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat 50PLUS voor dit amendement heeft gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Weyenberg (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 13 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Weyenberg/Karabulut (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 14 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Karabulut/Ulenbelt (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van Weyenberg/Karabulut (stuk nrs. 14, I tot en met III).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2015 (34000-XVI).

(Zie vergadering van 20 november 2014.)

De voorzitter:
Het amendement-Van der Staaij/Dik-Faber (stuk nr. 44) is ingetrokken.

In stemming komt het amendement-Wolbert (stuk nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Leijten/Van Gerven (stuk nr. 42, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 42 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Keijzer (stuk nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Van der Staaij (stuk nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Leijten/Van Gerven (stuk nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Pia Dijkstra (stuk nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Krol (stuk nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Rutte (stuk nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Staaij/Ypma (stuk nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Van der Staaij (stuk nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Wolbert (stuk nr. 43), het amendement-Dik-Faber/Van der Staaij (stuk nr. 38), het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 45), het amendement-Rutte (stuk nr. 39), het gewijzigde amendement-Van der Staaij/Ypma (stuk nr. 85) en het amendement-Dik-Faber/Van der Staaij (stuk nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en 50PLUS ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2015 (34000-XVII).

(Zie vergadering van 20 november 2014.)

In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Voordewind (stuk nr. 39, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 39 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komen de amendementen-Smaling/Leegte (stuk nrs. 15, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van deze amendementen de overige op stuk nr. 15 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-De Caluwé/Sjoerdsma (stuk nr. 40, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 40 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Laar (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Smaling/Gesthuizen (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder/Voordewind (stuk nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Smaling/Leegte (stuk nrs. 15, I tot en met III), de gewijzigde amendementen-De Caluwé/Sjoerdsma (stuk nrs. 40, I tot en met III) en het amendement-Van Laar (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Wonen en Rijksdienst

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2015 (34000-XVIII).

(Zie vergadering van 29 oktober 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Onderdeel Energie begroting Economische Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het onderdeel Energie van de begroting van Economische Zaken voor 2015,

te weten:

  • de motie-Smaling over maximaal draagvlak voor de ontwikkeling van Wind op Land (34000-XIII, nr. 98);
  • de motie-Smaling over het in Groningen te bouwen windpark N33 (34000-XIII, nr. 99);
  • de motie-Leegte over handhaving van het systeem voor investeringsbeslissingen (34000-XIII, nr. 100);
  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over de in de SDE+-regeling berekende grondvergoeding (34000-XIII, nr. 101);
  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over meebesturen van bewoners en lokale overheden over de planning van een windpark (34000-XIII, nr. 102);
  • de motie-Agnes Mulder over de techniek van monomestvergisting (34000-XIII, nr. 103);
  • de motie-Agnes Mulder over windenergie buiten de 12-mijlszone (34000-XIII, nr. 104);
  • de motie-Agnes Mulder over een aparte categorie voor energiecoöperaties (34000-XIII, nr. 105);
  • de motie-Agnes Mulder over stimuleren van het thuis opwekken van zonnestroom (34000-XIII, nr. 106);
  • de motie-Jan Vos/Van Tongeren over benutting van het Nationaal Energiebespaarfonds (34000-XIII, nr. 107);
  • de motie-Jan Vos/Leegte over een samenhangend plan van aanpak (34000-XIII, nr. 108);
  • de motie-Klever over zuiniger omgaan met het Groninger gas (34000-XIII, nr. 109);
  • de motie-Klever over koopkrachtplaatjes voor verschillende typen huishoudens (34000-XIII, nr. 110);
  • de motie-Klever over stoppen met het plaatsen van windturbines op zee (34000-XIII, nr. 111);
  • de motie-Klever over in kaart brengen van verdringingseffecten van economische activiteiten (34000-XIII, nr. 112);
  • de motie-Van Veldhoven over subsidiëring van biomassabijstook (34000-XIII, nr. 113);
  • de motie-Van Veldhoven over het behalen van de 2050-doelen (34000-XIII, nr. 115);
  • de motie-Van Veldhoven over netwerkbedrijven als bemiddelaar (34000-XIII, nr. 116);
  • de motie-Van Veldhoven over het vrijkomende bedrag van 230 miljoen investeren in innovatieve technologieën (34000-XIII, nr. 117);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over verdergaande duurzaamheidseisen in de SDE+ (34000-XIII, nr. 118);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over terugvorderen van subsidie bij vervroegde vervanging van windmolens (34000-XIII, nr. 119);
  • de motie-Dik-Faber/Van Tongeren over over afzien van besteding van de SDE+-regeling in het buitenland (34000-XIII, nr. 120);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over monitoren van lozingsputten (34000-XIII, nr. 121);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over het halen van de energieakkoorddoelen (34000-XIII, nr. 122);
  • de motie-Van Tongeren/Van Veldhoven over behouden van de vergunningen voor de Hollandse kust (34000-XIII, nr. 123);
  • de motie-Jan Vos c.s. over voorkomen c.q. beperken van eventuele hinder en schade voor bewoners (34000-XIII, nr. 130);
  • de motie-Van Veldhoven over de SDE-innovatiegelden (34000-XIII, nr. 131);
  • de motie-Van Veldhoven over onderzoek naar de mogelijkheden en baten van gelijkstroom (34000-XIII, nr. 132);
  • de motie-Klever over stoppen met het bouwen van windmolens op land (34000-XIII, nr. 133).

(Zie wetgevingsoverleg van 17 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Agnes Mulder stel ik voor, haar motie (34000-XIII, nr. 103) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (34000-XIII, nr. 118) aan te houden. Op verzoek van de heer Leegte stel ik voor, zijn motie (34000-XIII, nr. 100) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar moties (34000-XIII, nrs. 121 en 123) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (34000-XIII, nr. 113) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven (34000-XIII, nr. 116) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat juist in de gebouwde omgeving veel potentieel voor energiebesparing onbenut blijft;

verzoekt de regering om, zolang de markt dit potentieel niet verwezenlijkt, een pilot mogelijk te maken waarmee een rol voor netwerkbedrijven als bemiddelaar tussen financiers, de bouwsector en woningeigenaren waarbij financiering via een tijdelijke verhoging van het vastrecht kan worden afgelost, wordt uitgeprobeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134, was nr. 116 (34000-XIII).

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar gewijzigde motie (34000-XIII, nr. 134, was nr. 116) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Smaling (34000-XIII, nr. 99) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen uit het energieakkoord voor Wind op Land gehaald dienen te worden met draagvlak;

constaterende dat er voor het bij Groningen te bouwen windpark N33 vijf verschillende varianten zijn voorgesteld door de ontwikkelaars, en door de provincie Groningen nog een zesde variant is gepresenteerd;

constaterende dat de door de provincie Groningen aangedragen zesde variant weliswaar minder woningen belast dan de eerdere varianten, maar onvoldoende draagvlak heeft omdat het voorgestelde windpark zeer dichtbij het dorp Meeden komt te liggen;

constaterende dat een alternatieve zevende variant, voorgesteld door de Gemeente Menterwolde, breed gedragen wordt onder de bevolking van Menterwolde;

constaterende dat het college van Gedeputeerde Staten, ondanks dit brede draagvlak, heeft aangegeven de alternatieve variant niet te willen onderzoeken;

verzoekt de regering, de ruimte te geven aan de provincie Groningen om de door de gemeente Menterwolde breed gedragen variant op haalbaarheid te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135, was nr. 99 (34000-XIII).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de bijstook van duurzaam geproduceerde biomassa tot 25 PJ verplicht te stellen, en het basisbedrag hiervoor in de SDE+ gelijk te stellen aan dat voor Wind op Land voor windluwe gebieden;

verzoekt de regering tevens om de ongeveer 230 miljoen euro die hierdoor vrijkomt, te investeren in innovatieve technologieën,

en gaat over tot de orde van de dag.

De motie-Van Veldhoven (34000-XIII, nr. 117) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136, was nr. 117 (34000-XIII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Smaling (34000-XIII, nr. 98).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling/Agnes Mulder (34000-XIII, nr. 135, was nr. 99).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (34000-XIII, nr. 101).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, Klein en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (34000-XIII, nr. 102).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder (34000-XIII, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder (34000-XIII, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder (34000-XIII, nr. 106).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jan Vos/Van Tongeren (34000-XIII, nr. 107).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jan Vos/Leegte (34000-XIII, nr. 108).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XIII, nr. 109).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XIII, nr. 110).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XIII, nr. 111).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XIII, nr. 112).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven (34000-XIII, nr. 115).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Veldhoven (34000-XIII, nr. 136, was nr. 117).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (34000-XIII, nr. 119).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Van Tongeren (34000-XIII, nr. 120).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren c.s. (34000-XIII, nr. 122).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil een stemming corrigeren. De motie op stuk nr. 136, was nr. 117 hebben wij niet gesteund.

De voorzitter:
Dat wordt genoteerd in de Handelingen. De motie was verworpen en zij blijft verworpen.

In stemming komt de motie-Jan Vos c.s. (34000-XIII, nr. 130).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven (34000-XIII, nr. 131).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven (34000-XIII, nr. 132).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XIII, nr. 133).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties MIRT

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over MIRT,

te weten:

  • de motie-Van Helvert/De Rouwe over een spoedige verbreding van de N59 (34000-A, nr. 16);
  • de motie-Van Helvert/De Rouwe over het traject van Leenderheide tot Het Vonderen (34000-A, nr. 17);
  • de motie-Van Helvert/De Rouwe over de binnenvaart betrekken bij het vervolg van het programma Beter Benutten (34000-A, nr. 18);
  • de motie-Van Helvert/De Rouwe over de verdubbeling van de N33 (34000-A, nr. 19);
  • de motie-Van Helvert/De Rouwe over een veilige locatie voor maritieme dienstverlening (34000-A, nr. 20);
  • de motie-Visser/Hoogland over de verdubbeling van het traject van Zuidbroek naar Appingedam van de N33 (34000-A, nr. 23);
  • de motie-De Boer/Jacobi over het op het oude niveau krijgen van de sluisbediening (34000-A, nr. 24);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over de gevolgen van mogelijke aardbevingen voor bestaande en toekomstige infrastructuur (34000-A, nr. 25);
  • de motie-Van Tongeren c.s. over de totale effecten van het fietsgebruik (34000-A, nr. 26);
  • de motie-Bisschop/Bashir over het openhouden van de servicekade Volkerak (34000-A, nr. 27);
  • de motie-Bashir c.s. over afzien van de financiering van de ruit om Eindhoven (34000-A, nr. 28);
  • de motie-Bashir/Bisschop over het onderhoud aan vaarwegen en kunstwerken (34000-A, nr. 29);
  • de motie-Bashir/Bisschop over veilige afmeer- en afstapmogelijkheden voor de binnenvaart (34000-A, nr. 30);
  • de motie-Madlener/Wilders over verhoging van het aantal rijbanen van de A2 tussen Weert en Eindhoven (34000-A, nr. 32);
  • de motie-Madlener over de verbreding van de A58 en de A67 (34000-A, nr. 33);
  • de motie-Van Veldhoven over het dubbelsporig maken van de verbinding tussen Leiden en Utrecht (34000-A, nr. 34);
  • de motie-Van Veldhoven over een ov-proeftuin (34000-A, nr. 35);
  • de motie-Dik-Faber/Bisschop over de verkeersveiligheid op de A58 (34000-A, nr. 36);
  • de motie-Dik-Faber over realisatie van station Schiedam Kethel (34000-A, nr. 37);
  • de motie-Ouwehand over alternatieve plannen voor de aanpak van de ring zuid in Groningen (34000-A, nr. 38);
  • de motie-Ouwehand over de tracébesluiten voor het project Rijnlandroute (34000-A, nr. 39).

(Zie notaoverleg van 24 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (34000-A, nr. 26) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor, zijn motie (34000-A, nr. 27) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (34000-A, nr. 38) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Bashir (34000-A, nr. 28) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De motie-Van Helvert/De Rouwe (34000-A, nr. 20) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Helvert, De Rouwe en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45, was nr. 20 (34000-A).

De motie-Van Tongeren (34000-A, nr. 25) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Tongeren, Van Veldhoven, Dik-Faber, Bashir, Bisschop en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 46, was nr. 25 (34000-A).

De motie-Madlener (34000-A, nr. 33) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regio Eindhoven van nationaal belang is, zoals ook vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte;

verzoekt de regering, de verbreding van de A58 en de A67 inclusief de Ruit om Eindhoven integraal en versneld aan te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47, was nr. 33 (34000-A).

De motie-Van Veldhoven (34000-A, nr. 34) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Veldhoven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48, was nr. 34 (34000-A).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De heer Hoogland (PvdA):
Na enige overpeinzingen willen wij de aangehouden motie op stuk nr. 22 graag in stemming gebracht zien.

De voorzitter:
Mijnheer Van Vliet, u hebt eerder om een hoofdelijke stemming gevraagd over deze motie. Handhaaft u dat verzoek?

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Ik wil graag een brief van de regering dat zij deze motie niet kan uitvoeren. Nee …

De heer Hoogland heeft in de tussentijd zeteltjes geteld. Dat kan ik ook, dus ik wil het parlement niet onnodig ophouden. Ik vrees dat het pleit is beslist. Dat vind ik bijzonder jammer voor de Eindhovenaren en de innovatie daar.

De heer De Rouwe (CDA):
Wie niet waagt die niet wint. Wij willen graag een hoofdelijke stemming.

De voorzitter:
Dan gaan wij straks over de motie op stuk nr. 22 hoofdelijk stemmen. Eerst echter gaan wij per fractie stemmen over de andere moties.

De motie-Hoogland/Van Veldhoven (34000-A, nr. 22) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regio Eindhoven een belangrijke economische regio en kennisregio is met mobiliteitsproblemen;

verzoekt de regering daarom, uit de gereserveerde middelen voor de Ruit Eindhoven zo spoedig mogelijk de A67 en A58 te versterken;

verzoekt de regering vervolgens, te onderzoeken welke opgaven — naar landelijke maatstaven — aanvullend nog noodzakelijk zijn om de doorstroming naar voldoende niveau te brengen, en in kaart te brengen welke maatregelen daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, inclusief niet-asfaltgerelateerde maatregelen, waaronder smart mobility, en deze uit de resterende middelen te financieren;

spreekt uit dat de "oost-westverbinding" daarbij niet in beeld komt, tenzij de Kamer in meerderheid uitspreekt dat de onderzochte alternatieven aantoonbaar onvoldoende oplossing bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 44, was nr. 22 (34000-A).

In stemming komt de motie-Van Helvert/De Rouwe (34000-A, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/De Rouwe (34000-A, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/De Rouwe (34000-A, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/De Rouwe (34000-A, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, 50PLUS, Klein en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert c.s. (34000-A, nr. 45, was nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Hoogland c.s. (34000-A, nr. 44, was nr. 22).

Vóór stemmen de leden: Van Weyenberg, Wilders, Wolbert, Ypma, Yücel, Arib, Bashir, Beertema, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Van Bommel, Bosma, Bouwmeester, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Eijsink, Ellemeet, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Helder, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Kerstens, Klaver, Klein, Klever, Kooiman, Krol, Kuiken, Van Laar, Leenders, Leijten, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Mohandis, Monasch, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Oosenbrug, Ouwehand, Pechtold, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Samsom, Schouten, Schouw, Segers, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Tanamal, Thieme, Van Tongeren, Ulenbelt, Van Veldhoven, Verhoeven, Vermeij, Voordewind, Jan Vos, Mei Li Vos en Albert de Vries.

Tegen stemmen de leden: Van Wijngaarden, Van 't Wout, Ziengs, Zijlstra, Van Ark, Azmani, Berckmoes-Duindam, Bisschop, De Boer, Bontes, Bosman, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Dijkgraaf, Dijkhoff, Remco Dijkstra, Duisenberg, Elias, Geurts, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Van Klaveren, Kuzu, Leegte, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Van Miltenburg, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Omtzigt, Van Oosten, Oskam, Öztürk, Potters, Rog, De Rouwe, Rutte, Schut-Welkzijn, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Taverne, Tellegen, Van Toorenburg, Van Veen, Veldman, Verheijen, Visser, Van Vliet, Aukje de Vries en Vuijk.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 82 tegen 60 stemmen is aangenomen.

Het was op het randje. Het was echt onrustig in de zaal, dus het was heel moeilijk te verstaan. Ik kan u wel vertellen dat wij hebben weten te tellen.

In stemming komt de motie-Visser/Hoogland (34000-A, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Boer/Jacobi (34000-A, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Tongeren c.s. (34000-A, nr. 46, was nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bashir/Bisschop (34000-A, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bashir/Bisschop (34000-A, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Madlener/Wilders (34000-A, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, Van Vliet en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Madlener (34000-A, nr. 47, was nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Veldhoven/Ouwehand (34000-A, nr. 48, was nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Bisschop (34000-A, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (34000-A, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Karabulut/Schouten over actief toepassen van de beslagvrije voet (34000-XV, nr. 15);
  • de motie-Karabulut over het in stand houden van de partnertoeslag (34000-XV, nr. 16);
  • de motie-Karabulut over het niet opleggen van een sollicitatieplicht (34000-XV, nr. 17);
  • de motie-Karabulut over het schadeloos stellen van zzp’ers die in de periode 2004-2008 bevallen zijn (34000-XV, nr. 18);
  • de motie-Karabulut/Van Ojik over een banenplan voor jongeren met een niet-westerse achtergrond (34000-XV, nr. 19);
  • de motie-Schut-Welkzijn/Dijkgraaf over de export van de WGA-uitkering (34000-XV, nr. 20);
  • de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over de effectiviteit van banenplannen (34000-XV, nr. 22);
  • de motie-Pieter Heerma c.s. over meer nadruk op het combineren van arbeid en zorg (34000-XV, nr. 23);
  • de motie-Vermeij/Van Weyenberg over een aanvullende aanpak van de jeugdwerkloosheid (34000-XV, nr. 24);
  • de motie-Vermeij/Van Ojik over de toegankelijkheid van de kinderopvang voor zzp’ers (34000-XV, nr. 25);
  • de motie-Vermeij/Lucas over inzicht in de scholingsbehoefte van werknemers (34000-XV, nr. 26);
  • de motie-Kerstens c.s. over herstructurering van bedrijven in de sociale werkvoorziening (34000-XV, nr. 27);
  • de motie-Kerstens over begeleiding van mensen na het verlies van een dierbare (34000-XV, nr. 28);
  • de motie-De Graaf over het stimuleren van vrijwillige remigratie van niet-westerse allochtonen (34000-XV, nr. 29);
  • de motie-De Graaf over stoppen met het integratiebeleid (34000-XV, nr. 30);
  • de motie-De Graaf/Wilders over het sluiten van alle moskeeën (34000-XV, nr. 31);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over het bevorderen van intersectorale scholing (34000-XV, nr. 32);
  • de motie-Van Weyenberg/Lodders over de uitwerking van het Witteveen-akkoord (34000-XV, nr. 33);
  • de motie-Schouten/Potters over de kosten van de indicatie voor beschut werk (34000-XV, nr. 34);
  • de motie-Schouten c.s. over initiatieven om werken over de grens gemakkelijker te maken (34000-XV, nr. 35);
  • de motie-Schouten/Van Laar over de fiscale kinderkorting in Caribisch Nederland (34000-XV, nr. 36);
  • de motie-Van Ojik over streefcijfers en doelstellingen met betrekking tot de ontwikkeling van de werkloosheid (34000-XV, nr. 37);
  • de motie-Van Ojik/Van Weyenberg over het verruimen van de beleidsruimte voor gemeenten binnen de kaders van de WWB (34000-XV, nr. 38);
  • de motie-Van Ojik over een scholingsfaciliteit waar alle werkenden aan meebetalen (34000-XV, nr. 39);
  • de motie-Krol over het werk maken van de hervorming van het belastingstelsel (34000-XV, nr. 42);
  • de motie-Krol over een evenwichtige koopkrachtontwikkeling (34000-XV, nr. 43);
  • de motie-Krol over het ook in 2015 toestaan van indexatiebesluiten (34000-XV, nr. 44);
  • de motie-Krol over het in kaart brengen van de kosten en baten van de schuldhulpverlening (34000-XV, nr. 45);
  • de motie-Krol over het terugbrengen van het aantal uren nachtelijk vergaderen (34000-XV, nr. 46);
  • de motie-Van Klaveren over het herzien van het Associatieverdrag EU-Turkije (34000-XV, nr. 47);
  • de motie-Klein over een verkenning naar de invoering van een sociaal basisbudget (34000-XV, nr. 48);
  • de motie-Klein over een integrale visie op de toekomst van de arbeidsmarkt (34000-XV, nr. 49);
  • de motie-Klein over strenger optreden tegen leeftijdsdiscriminatie (34000-XV, nr. 50);
  • de motie-Klein over rekening houden met zzp’ers bij de aanpak van schijnconstructies (34000-XV, nr. 51);
  • de motie-Klein over verkleinen van het risico voor ondernemers in het kleinbedrijf (34000-XV, nr. 52).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Karabulut/Schouten (34000-XV, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (34000-XV, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (34000-XV, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (34000-XV, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Van Ojik (34000-XV, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schut-Welkzijn/Dijkgraaf (34000-XV, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (34000-XV, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma c.s. (34000-XV, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Vermeij/Van Weyenberg (34000-XV, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeij/Van Ojik (34000-XV, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeij/Lucas (34000-XV, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens c.s. (34000-XV, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens (34000-XV, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Graaf (34000-XV, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (34000-XV, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf/Wilders (34000-XV, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (34000-XV, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Lodders (34000-XV, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten/Potters (34000-XV, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten c.s. (34000-XV, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten/Van Laar (34000-XV, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ojik (34000-XV, nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Van Weyenberg (34000-XV, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij worden geacht om tegen de motie op stuk nr. 37 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Er wordt een aantekening van gemaakt in de Handelingen. De uitslag blijft ongewijzigd.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Wij worden geacht om tegen de motie op stuk nr. 20 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Er wordt een aantekening van gemaakt in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Van Ojik (34000-XV, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XV, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XV, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XV, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XV, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XV, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (34000-XV, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (34000-XV, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (34000-XV, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (34000-XV, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (34000-XV, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (34000-XV, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie MIRT

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO MIRT,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over een analyse naar de huidige aanpak van de Zuidelijke Ringweg Groningen (33750-A, nr. 79).

(Zie vergadering van 3 juli 2012.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand (33750-A, nr. 79) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat schadelijke stoffen als gevolg van wegverkeer ernstige, blijvende schade bij (ongeboren) kinderen kunnen aanrichten zoals longafwijkingen en astma, en dat deze effecten zich voordoen binnen de normen die de regering op dit moment hanteert voor luchtkwaliteit;

constaterende dat de Wereldgezondheidsorganisatie adviseert om de huidige normen voor luchtkwaliteit minimaal te halveren omdat deze nu veel te weinig rekening houden met de gevoeligheid van (ongeboren) kinderen en de blijvende gezondheidsschade die hen binnen de huidige normen kan worden berokkend;

constaterende dat de GGD nu al als richtlijn hanteert dat er geen scholen gebouwd zouden mogen worden binnen een straal van 300 meter van een snelweg en 50 meter van een provinciale weg of drukke stadsweg, maar dat zich in een straal van 300 meter van de aan te leggen Zuidelijke Ringweg Groningen zestien scholen, acht kinderdagverblijven en vier zorginstellingen bevinden;

constaterende dat het Longfonds en kinderartsen waarschuwen dat veel kinderen rond de Zuidelijke Ringweg in Groningen het risico lopen ernstige longziektes te ontwikkelen als gevolg van de te verwachten luchtvervuiling;

verzoekt de regering, een analyse uit te voeren naar bovengenoemde gezondheidsrisico's van de huidige aanpak van de Zuidelijke Ringweg Groningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98, was nr. 97 (33750-A).

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Ouwehand (33750-A, nr. 98, was nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie onderdeel Water begroting I&M

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het onderdeel Water van de begroting van I&M voor 2015,

te weten:

  • de motie-Smaling c.s. over een inventarisatie naar oplossingen voor het probleem van slappe bodems en bodemdaling (34000-J, nr. 12).

(Zie vergadering van 17 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Smaling (34000-J, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Smaling, Bisschop en Jacobi, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer gemeenten, bewoners, bedrijven, maar ook het Rijk in de Nederlandse Delta te maken hebben met schade als gevolg van bodemdaling en daarmee gepaard gaande overstromingen;

overwegende dat deze schade niet alleen op decentraal niveau te dragen is door gemeenten, inwoners en bedrijven;

overwegende dat de rijksoverheid een belang heeft dat de Nederlandse Delta als economisch hart van Nederland blijft kloppen, ook op langere termijn;

overwegende dat het Deltaprogramma geen aandacht heeft voor de problematiek van bodemdaling en slappe bodem, ondanks dat de veiligheid achter de versterkte dijken in deze gebieden onder druk komt te staan als de bodem daalt;

verzoekt de regering, een inventarisatie te doen samen met provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen en het bedrijfsleven om te bezien welke oplossingen noodzakelijk zijn voor het probleem van de slappe bodems en bodemdaling, waarbij kennisdeling, kennisontwikkeling en oplossingen voor de lange termijn centraal staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24, was nr. 12 (34000-J).

In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling c.s. (34000-J, nr. 24, was nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie onderdeel Politie begroting van V en J

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het onderdeel Politie van de begroting van V en J voor 2015,

te weten:

  • de motie-Berndsen-Jansen over een financiële bijdrage aan Interpol voor de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme (29628, nr. 482).

(Zie wetgevingsoverleg van 17 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Berndsen-Jansen (29628, nr. 482) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Berndsen-Jansen, Segers en Kooiman, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering kinderporno en kindersekstoerisme als prioriteit heeft genoemd;

overwegende dat de strijd tegen deze grensoverschrijdende misdaad niet alleen aandacht, maar ook geld en internationale samenwerking behoeft;

overwegende dat Interpol een belangrijke rol speelt in de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme;

verzoekt de regering, een financiële bijdrage aan Interpol te leveren voor de volgende projecten in de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme:

  • analyse en ontwikkeling van training en opleiding op het gebied van slachtofferidentificatie;
  • ontwikkeling van training en opleiding tegen transnationaal kindermisbruik;
  • ontwikkeling van een Internationale verklaring omtrent het gedrag;
  • ontwikkeling van een campagne voor het gebruik van internationale alertering van misbruikers;

verzoekt de regering tevens, de precieze uitwerking hiervan aan de Kamer mee te delen voor het einde van dit jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 495, was nr. 494 (29628).

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Berndsen-Jansen c.s. (29628, nr. 495, was nr. 494).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Sluiting

Sluiting 20.43 uur.