Rol onderwijsinspectie moet beperkter
25 juni 2015, initiatiefwetsvoorstel - De Kamer staat in grote lijnen sympathiek tegenover het initiatiefwetsvoorstel van SGP, D66 en CDA over de rol en de taken van de onderwijsinspectie.
Met hun voorstel willen Bisschop (SGP), Van Meenen (D66) en Rog (CDA) de taken van de onderwijsinspectie scherper afbakenen en zo de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. Volgens de Wet op het onderwijstoezicht heeft de onderwijsinspectie twee taken: beoordelen van de kwaliteit en toezien op naleving van de wettelijke voorschriften (deugdelijkheidseisen). De initiatiefnemers vinden dat de inspectie toezien op de kwaliteit ten onrechte als haar primaire taak ziet. Zij stellen het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften weer centraal. Veel kwaliteitseisen van de inspectie zouden volgens hen het pedagogisch-didactische klimaat hinderen en zo de kwaliteit van het onderwijs aantasten.
Horen kwaliteitsaspecten in het toezicht thuis?
De wet stelt deugdelijkheidseisen, maar hoe het onderwijs wordt gegeven bepalen volgens Voordewind (ChristenUnie) de scholen en de ouders. De onderwijsinspectie moet niet op de stoel van de schoolbesturen gaan zitten door aanvullend zelf kwaliteitseisen te stellen, meent ook Keijzer (CDA). Maar volgens Beertema (PVV) is er niks mis met het formuleren van kwaliteitsaspecten "als reflectie van de tijd". Jadnanansing (PvdA) vindt dat scholen op sommige punten, zoals veiligheid en culturele diversiteit, verantwoording moeten afleggen. Het schrappen van de kwaliteitseisen mag van Siderius (SP) niet leiden tot minder toezicht op naleving van bijvoorbeeld de zorgplicht voor leerlingen met een zorgvraag.
Deugdelijkheidseisen zijn de kern van het onderwijstoezicht
De deugdelijkheidseisen zijn wettelijke eisen. Daarom is het volgens Dijkgraaf (SGP) de regering en niet de inspectie die bij wensen of onduidelijkheden in actie moet komen. Als de toezichthoudende taak wordt teruggebracht tot controle op naleving van de wettelijke eisen, dan moet inzicht in die eisen bij schoolleiders worden bevorderd, stelt hij. Zorg ervoor dat die eisen volledig en actueel zijn, voegt Straus (VVD) toe. Ze suggereert om bij de beoordeling van docenten ook feedback van leerlingen mee te nemen.
Het onderscheid tussen beoordelen en stimuleren moet scherper
Keijzer en Verhoeven (D66) wijzen op het verschil tussen beoordelen (toezien op naleving van wettelijke eisen) en stimuleren (adviseren over kwaliteitsverbetering) door de onderwijsinspectie. Het niet naleven van deugdelijkheidseisen kan gevolgen hebben voor de bekostiging van de school, maar het niet voldoen aan de kwaliteitsaspecten niet. Keijzer vindt dat dit onderscheid ook in de inspectierapporten tot uitdrukking moet komen. Met een kleinere rol van de inspectie wordt de verantwoordingsplicht van scholen naar ouders en medezeggenschap groter, benadrukken Keijzer en Verhoeven. Straus wijst erop dat een strenge inspectie nodig blijft om niet alle geboekte kwaliteitswinst verloren te laten gaan.
Het debat wordt op een later moment voorgezet met het antwoord van de initiatiefnemers.
Zie ook:
- Het overzicht van de laatste debatten in het kort
- De geredigeerde woordelijke verslagen van Kamervergaderingen (het stenogram). Deze zijn maximaal vier uur na het uitspreken beschikbaar.